PRIJS
€ 8,50
ONDERZOEKSRAPPORT M52002
GRONDVERBETERINGSTECHNIEI<EN D.M.V. INJECTIE
COB - CENTRUM
ONDERGRONDS
BOUWEN
Het Centrum Ondergronds Bouwen wil als kennisnetwerk oog en oor zijn voor alles wat met ondergronds bouwen te maken heelt. Vanuit de visie dan ondergrond ruimtegebruik en essentiele bijdrage levert aan een mooi, leelbaar en slagvaardig Nederland, stimuleert het COB de dialoog tussen aile mogelijke partijen die een rol spelen bij de verkenning van belemmeringen en mogelijkheden van het bouwen onder de grond. Naast het (mede) uitvoeren van onderzoeken, is het COB actiel op het gebied van communicatie, kennismanagement en onderwijs, onder meer door de ondersteuning van een leerstoel ondergronds bouwen aan de TU Dellt en het lectoraat ondergronds ruimtegebruik aan de Hogeschool Zeeland. Meer dan honderd organisaties uit het bedrijlsleven, de overheid alsmede kennisinstituten bundelen in het COB hun krachten en expertise. Het COB maakt deei uit van het CUR.NET en stemt zijn activiteiten al met andere deelnemers aan dat netwerk, zoals CUR, Habilorum en SKB. Daarnaast heelt het COB een Memorandum 01 Understanding met de Japan Tunneling Association (JTA) en stimuleert het internationale uitwisselingen met andere landen. COB is mede initiatielnemer van het nieuwe onderzoeksprogramma ECON en werkt nauw samen met Dellt Cluster.
COB NA 2003 In 2003 loopt de tweede onderzoeksperiode van het COB al. In nauw overieg met de participanten is een businessplan opgesteld voor de periode 2004-2007. Hierin wordt ook een aangepaste programmeerwijze voorgesteld waarbij een grote nadruk op alstemming tussen vraag en aanbod zal worden gelegd. De in het businessplan genoemde speerpunten, voortgekomen uit een brede consultatie van het COB netwerk, vormen het uitgangspunt voor de programmering van onderzoeksprojecten. De speerpunten bieden een locus voor de programmering en doen recht aan de visie van de komende jaren: 'Samenwerken aan het verantwoord ontwikkelen, bouwen en beheren van ondergrondse ruimte'
Schrijver(s):
Titel en sub-titel: Literatuurstudie injectievloeistoffen
drs. M. Moura ir. D. Pereboom ing. W.H. van der Zon
Datum rapport:
Type rapport:
januari 1998
Definitief
Rapportnummer
COB/M - 520-LIT2-document nummer:
opdrachtnemer:
CO-377650/8
Projectleider(s) opdrachtnemer:
Projectbegeleider ing. P. Kole
ing. W.H. van der Zon Projectbegeleider
opdrachtgever:
opdrachtnemer:
ir. D. Pereboom Naam en adres opdrachtgever: Centrum Ondergronds Bouwen
Naam en adres opdrachtnemer: Grondmechanica Delft Postbus
Postbus 420
69
2628 AB Delft
2800 AK Gouda
Opmerkingen:
Samenvatting
rapport:
Ten behoeve van het onderzoek naar grondveIbeteringstechnieken, welke nodig kunnen zijn ter minimalisering schade als gevolg van zakkingenlzettingen die op kunnen treden tijdens tunnelboring, is een literatuuronderzoek uitgevoerd naar chemische injectievloeistoffen. HieIbij zijn de verschillende injectievloeistoffen gekarakteriseerd. Tevens
is een kostenraming
gemaakt
van de beschikbare
injecties.
Relationele rapporten:
Trefwoorden: injectievloeistoffen,
Verspreiding: chemische
COB-commissie
injectie,
M 520
literatuuronderzoek Classificatie: Intern COB-rapport
Classificatie nee
deze pagina:
opdrachtnemer
Prijs:
Aantal biz:
Namens opdrachtgever
Versie
Datum
Namens
concept
1997.08.28
ing. W.H. van der Zon
ing. P. Kole
definitief
1997.11.23
ing. W.H. van der Zon
ing. P. Kole
Paraaf
Paraaf
van
Author(s):
Title and sub-title:
ing. W.H. van der Zon Date report: januari 1998
Type report: Final-report
Reportnumber contractor: CO-377650/8
COB/-report number:
Project manager(s) contractor: ing. W.H. van der Zon
Project attendant principal: ing. P. Kole
Project attendant contractor: ir. D. Pereboom Name and address contractor: Grondmechanica Delft P.O. Box 69 2600 AB Delft The Netherlands
Name and address principal: Centrum Ondergronds Bouwen P.O. Box 420 2800 AK Gouda The Netherlands
Remarks:
Summary of report: A literature survey of soil improvement techniques has been performed. The survey focussed on the use of chemical injection techniques. The techniques can be used to minimise detrimental effects of settlements caused by drilling large diameter traffic (rail, road) tunnels. Chemical injection fluids have been characterized and ranges of costs per mJ injectable soil have been determined.
Relational reports:
Distribution: COB-committee K 100
Keywords: Bored tunnels, Classification: Internal COB-report
Classification this page: no
Number of pages:
Version
Date
On behalf of contractor
Initials
draft
1997.08.28
ing. W.H. van der Zon
ing. P. Kole
final
1997.11.23
ing. W.H. van der Zon
ing. P. Kole
Price:
On behalf of principal
Initials
-3VOORWOORD
Kennis en ervaring op het gebied van ondergronds bouwen in zachte grond is belangrijk als Nederland de actualiteit wil volgen en de (inter)nationale positie van de Nederlandse ontwerpers en bouwers wil handhaven. Door een breed forum van partijen uit bedrijfsleven, ovemeid en kennisinstituten is in 1994 het Impulsprogramma Kennisinfrastructuur Ondergronds Bouwen opgesteld. Het doel van dit Impulsprogramma is te komen tot een duurzame versterking van de kennisinfrastructuur. De kern van deze kennisinfrastructuur vonnt het Centrum Ondergronds Bouwen (COB), dat onderzoek en ontwikkelingen op het gebied van ondergronds bouwen initieert en coordineert. COB maakt gebruik van de werkwijze en infrastructuur van het Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research en Regelgeving (CUR) te Gouda. De activiteiten van het COB worden uitgevoerd onder de noemer CUR/COB. Een leerstoel "Ondergronds Bouwen" aan de TU Delft is nauw gelieerd aan het COB. In CUR/COB participeert een breed scala aan bedrijven, branche-organisaties, onderzoeksinstellingen, wetenschappelijke instituten en ovemeden. Via een bijdrage van de Interdepartementale Commissie voor het Economisch Structuurbeleid (ICES) in het Impulsprogramma stimuleert de overheid de totstandkoming van deze kennisinfras tructuur. Het onderzoek en ontwikkelingswerk van CUR/COB worden verricht in het kader van een omvattend uitvoeringsprogramma. Dit uitvoeringsprogramma kent in eerste instantie vier thema's, te weten "Boren in zachte grond", "Verkennen, voorspellen en monitoren", "Economische tunnelbouw" en "Construeren, beheren en onderhouden". De thema's worden ingevuld met uit te voeren onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten.
'nadere invulling'
-4De samenstelling van de commissie, die dit rapport heeft voorbereid, was: 'nadere invulling'
Projectbureau Boortunnels, januari 1998
-5INHOUD
SAMENVATIING
. . . . . .. - 7 -
SUMMARY. ... . . .. . . . .. . . . . ... . . .. . .. . ... . . HOOFDSTUK
. . . . .. . . . . ...
- 8-
1
INLEIDING.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. - 9 HOOFDSTUK 2
DOELSTELLING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . - 10HOOFDSTUK
3
OPZETLITERATUURONDERZOEK
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . - 11 -
HOOFDSTUK 4
DOELSTELLING. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . - 12 4.1 Doelstelling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . - 12 HOOFDSTUK 5 SAMENSTELLING INJECTIEVLOEISTOFFEN
5.1 5.2
- 14-
Suspensiesop cementbasis. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . - 14 Chemischeinjecties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . - 15 -
HOOFDSTUK 6
EIGENSCHAPPEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . - 20 6.1 Geleringstijd en viscositeit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . - 20 6.2 Injecteerbaarheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . - 21 6.3 Sterlcteeigenschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . - 22 6.4 Duurzaarnheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . - 25 6.5 Milieuhygienische eigenschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . - 27 6.6 Invloed van omgeving op de injectie - 30 6.7 Toepasbaarheid van de injectievloeistoffen , - 31 6.8 HoudbaarheidIVoorwaardenvoor opslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . - 32 6.9 Gevoeligheid voor mixverl10udingenistabiliteit , - 32 HOOFDSTUK KOSTEN.
7 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . - 34 -
-6HOOFDSTUK 8 CONCLUSIES LITERATUUR
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . - 35 -
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . - 37 -
-7SAM EN V A TTING
Ten behoeve van het onderzoek naar grondverbeteringstechnieken, welke nodig kunnen zijn ter minimalisering van schade als gevolg van zakkingenlzettingen die op kunnen treden tijdens tunnelboring, is een literatuuronderzoek uitgevoerd naar chemische injectievloeistoffen. Hierbij zijn de verschillende injectievloeistoffen gekarakteriseerd. Tevens is een kostenraming gemaakt van de beschikbare injecties.
-8 SUMMARY
A literature survey of soil improvement techniques has been perfonned. The survey focussed on the use of chemical injection techniques. The techniques can be used to minimise detrimental effects of settlements caused by drilling large diameter traffic (rail, road) tunnels. Chemical injection fluids have been characterized and ranges of costs per m3 injectable soil have been detennined.
-9 HOOFDSTUK
1
IN LEIDING
Door CUR/COB is aan Grondmechanica Delft op 22 juli 1997 (opdrachtnummer C 445) opdracht verleend tot het uitvoeren van een literatuurstudie naar injectievloeistoffen, deelonderzoek LIT2 Onderzoekscommissie M-520. Deze literatuurstudie wordt uitgevoerd voor in het kader van het Projectplan: Onderzoek naar grondverbetering middels injectie (R964440.D2) ten behoeve van de Noord/Zuidlijn . In het voorliggend rapport wordt ingegaan op de beschikbare injectievloeistoffen karakterisering daarvan.
en de
- 10 HOOFDSTUK
2
DOELSTELLING
De doelstelling van het in deze literatuurstudie is het inventariseren van de beschikbare injectievloeistoffen. Daarnaast zijn van de injectievloeistoffen een karakterisering gemaakt op basis van een indeling naar prioritaire eigenschappen, secundaire eigenschappen en bijkomende eigenschappen. Bij het vaststellen van deze eigenschappen is het gebmik als grondverbetering centraal gesteld.
- 11 HOOFDSTUK
3
OPZETLITERATUURONDERZOEK De literatuurstudie is als voIgt opgezet:
1.
Inventarisatie van beschikbare injectievloeistoffen volgende injectievloeistoffen onderzocht:
en systemen, hierbij
zijn de
grout systemen op basis van waterglas micro cement systemen op basis van kunstharsen. overige systemen
2.
Karakterisering van de volgende inventarisatie gevonden systemen:
eigenschappen
voor
elk
van
de
nit
de
Per injectievloeistof is getracht de volgende eigenschappen te beschrijven. Prioritaire eigenschappen: * geleringstijd * viscositeit injecteerbaarheid in grond,gerelateerd aan de doorlatendheidlkorreldiagram * kosten * sterlcte en duurzaamheid van uitgehard materiaal * milieuhygienische aspecten tijdens en na veIWerlcing en de invloed op en * van het milieu Secundaire eigenschappen waterdoorlatendheid na uitharding * * mogelijkheden van oplosbaarheid in water Bijkomende eigenschappen houdbaarheidlvoOlWaarden opslag * gevoeligheid voor mixverhoudingen * * beschikbaarheid Ten behoeve van het literatuur onderzoek is gebmikgemaakt van de volgende bronnen: internet productspecificatie bladen van de diverse leveranciers bibliotheek TUD literatnurverslag (A. van der Stoel) eigen bibliotheek Grondmechanica Delft
- 12 HOOFDSTUK
4
DOELSTELLING
4.1
Doelstelling
Verschillende materialen worden toegepast als injectiemiddel, afhankelijk van de doelstelling van de injectie en de eigenschappen van de grond. Cementmengsels (grouts) zijn de eerste toegepaste materialen voor injectie geweest. In de jaren 60 is het beschikbare aantal verschillende soorten injectievloeistoffen sterk toegenomen. Voocal in de organische chemie zijn nieuwe typen injectievloeistoffen ontwikkeld zoals bijvoorbeeld de harde gels en de organische harsen. Deze nieuwe stoffen hebben een lage viscositeit, die dat van water benadert, zodat de toepassing van injectie in grond met fijnere textuur sterk is uitgebreid. In hoofdlijn kunnen de injectievloeistoffen worden ingedeeld in stabiele en niet-stabiele suspensies (type I), wel of niet gestabiliseerde emulsies (type II) en oplossingen (type Ill) [I ]. In niet-stabiele suspensies kunnen de componenten van elkaar worden gescheiden door sedimentatie. De vaste delen zullen zich afzetten, indien de suspensie onvoldoende in beweging wordt gehouden. In kleine porien in de grond, waar het gei"njecteerde middel te langzaam beweegt, worden derhalve vaste delen afgezet en raken deze pori en gauw verstopt. In gestabiliseerde emulsies zullen de componenten zich niet van elkaar scheiden, maar door toepassing van mechanische middelen kunnen deze componenten van elkaar gescheiden worden. Voorbeeld van een instabiele suspensie is een mengsel van water en cement v66r de hydratie plaatsvinden. Cementsuspensies kunnen worden gestabiliseerd door toeslagstoffen, door een intensiever of een speciaal mengproces en door het verwannen van het mengsel. Emulsies breken zodra zij met gronddeeltjes in aanraking komen, tenzij zij zijn gestabiliseerd of overgestabiliseerd door toevoeging van stabilisatiemiddelen.V oorbeelden van. emulsies die worden toegepast in de grouting-technieken zijn emulsies van bitumen en water en emulsies van harsen. In oplossingen worden de componenten volledig in een vloeistof (vaak water) opgelost. De componenten van de oplossingen kunnen mechanisch niet worden afgescheiden. Voorbeelden van oplossingen zijn silikaat-grouten, harsen en andere synthetische producten. Oplossingen kunnen verharden door: direct in aanraking te komen met een reactievloeistof (Joosten procedure) na een bepaalde tijd door een vertraagde reactie met een reeds toegevoegde reactievloeistof of door werking van een katalysator. een bepaalde tijd na contact met het grondwater. Voorbeelden van oplossingen zijn de volgende groepen: waterglas + verschillende reactievloeistoffen. Hierbij hoort onder meer SIROC (Silicagel), MONODUR, MONOSOL en waterglas + calcium chloride (Joosten procedure). oplossingen van lignosulfiet + bichromaat of lignosulfiet en aluminiumchloride.
- 13 organische harsen; hierbij horen Acrylamide (AM9), phenoplasten (resorcine-foonol, Rocagil, Geoseal), gepredeconseerde polymeren (aminoplasten) en gepredeconseerde polymeren (TACSS en DECI). Suspensies op basis van cement zijn tot nog toe de meest toegepaste materialen voor grouting. De eerste chemische grout die met succes is toegepast was een sterke gel samengesteld uit natriumsilikaat en calciumchloride volgens de Joosten-procedure. Later werden silicagels van natriumsilikaat en een vemarder toegepast. Deze componenten werden eerst gemengd, voorafgaand aan het groutingproces. Deze zogenaamde one-shot gels worden het meest toegepast in hoofdzakelijk zand en zandige grind. De andere gels zijn op een basis van acrylamide en lignosulfonaat ontwikkeld. Omdat deze gels een extreem lage viscositeit bezitten, zijn ze geschikt voor toepassing in fijnere siltige bodems. Helaas worden deze gels vanwege de hoge kosten en mogelijke milieubezwaren (acrylamide is giftig) in beperkte mate toegepast. In het algemeen, geven de gels t.O.v. cementhoudende materialen een lagere sterkte. Maar injecties met gels geven een meer homogeen resultaat en leiden daardoor tot een massief met hogere sterkte en lagere doorlatendheid. Harsen en schuimende materialen zijn ook beschikbaar en worden toegepast voor bijzondere doelen. De toepassing van deze materialen wordt eveneens beperkt door de hoge kosten en mogelijke milieubezwaren. Verder worden emulsies van bitumen ook toegepast. Om praktische redenen is de toepassing van deze materialen zeer beperkt. In de literatuur wordt eveneens toepassing gemeld van gas-vloeistof injecties. De combinatie van natriumsilikaat met CO2-gas, Carbo Rock genaamd, zou een makkelijk toepasbaar en milieuvriendelijker injectie leveren [2]. De suspensies, emulsies en oplossingen kunnen worden gecombineerd met klei en bentoniet, waardoor bijvoorbeeld cementsuspensies vloeibaarder worden of de toepassing van organische harsen goedkoper wordt. In het algemeen neemt de sterkte van de product dan af.
- 14 HOOFDSTUK
SAMENSTELLING 5.1
Suspensies
5
INJECTIEVLOEISTOFFEN
op cementbasis
De injectievloeistoffen op basis van cement (grouts) ontlenen hun eigenschappen aan de eigenschappen van de gebruikte cementsoort en de eventueel toegevoegde hulpstoffen. De belangrijkste eigenschap is dekorreldiameter die afhankelijk is van de cementsoort. De korreldiameter is tevens de oorzaak van de beperlcte toepassing van deze suspensies die is beperlct tot bodems met grove textuur en grote porien. Deze grouts gedragen zich als een Binghamse vloeistof en hebben, na uitharding, een hoge sterlcte. am de veIWerlcbaarheid van cementsuspensies te vergroten worden hulpstoffen in de vonn van plastificeerders toegevoegd. Veelal worden super-plastificeerders (gesulfoneerde naftalenen, gesulfoneerde melamines, lignine sulfonaten) toegepast, waardoor het gedrag van de suspensie meer dat van een Newtonse vloeistof benadert. Door toevoeging van stabilisators aan de plastificeerder wordt bleeding van het cement tegengegaan . Microcement Microcement is een cementsoort waarbij door de cementkorrels opnieuw te verlcleinen (malen) de blaine waarde wordt daardoor vemoogd tot circa 12.000 a 15.000 m2/gram. De suspensie gedraagt zich als een Newtonse vloeistof. De grens voor micro cement wordt gelegd bij een d95 van 0,016 mm, fijnere malingen zijn op verzoek ook verlcrijgbaar, de prijsstelling zaI echter hoger zijn. Dit mede in verband met maaItechnische en logistieke omstandigheden. Microcement dient met veel zorg worden behandeld; door de extreem fijnheid van het materiaaI in droge vonn is het zeer gevoelig voor verlcitting door vocht en voor elektrostatische verschijnselen wat het moeilijk maakt te transporteren en op te slaan. In de natte vonn vertoont microcement de tendens om te flocculeren met als gevolg een grotere korrelstructuur. Met de toepassing van hulpstoffen worden deze nadelige effecten tegengegaan. Microcementen zijn in het algemeen een factor vijf tot zes duurder dan gewone cementen. Voorbeelden van het maken van micro cement uit oorspronkelijk CEMILL-proces en het MISTRA-proces [3].
grof cement zijn het
Door toevoeging van bentoniet aan het cement wordt een stabiel mengsel bereikt die als een Newtonse vloeistof zich gedraagt. In het algemeen kan worden aangehouden dat de d95 voor een micro cement circa 5 tot 10 maaI kleiner zaI zijn dan die voor een nonnale cementsoort. De voordelen van micro cement t.o.v. cement zijn:
- 15 betere inzetbaarheid door fijnere samenstelling lagere benodigde pompdrukken kortere verwerldngs- en hardingstijd. In enkele gevaIlen zou micro cement beter toepasbaar zijn dan bepaalde chemische injectie-oplossingen [3]. Dit omdat de cementdeeltjes in wat fijnere zandgronden minder kans hebben om weggespoeld te worden dan chemische (opgeloste) injectie middelen. 5.2
Chemische
injecties
Silicagel
De basiscomponent voor silicagels bestaat uit natriumsilikaat (waterglas) opgelost in water. Ben geschikte natriumsilikaat wordt met een anorganische of een organische vemarder gemengd teneinde een silicagel te vonnen. In het aIgemeen worden natriumaIuminaat (anorganisch) en verschillende esters (organisch) aIs vemarders toegepast. De meeste bekende procedure voor het bereiden van silicagel is de Joosten-procedure. Volgens deze procedure worden natriumsilikaat en caIciumchloride na elkaar ge'injecteerd. Na in contact met elkaar te zijn gebracht reageren deze stoffen onderling en met water. De reactie produceert silicagel, caIciumchloride en natriumchloride (keukenzout). Hierdoor wordt het chloridegehaIte in de grond plaatselijk vemoogd. Hoe hoger het silikaatgehaIte van het toegepaste natriumsilikaat hoe sterker de gevonnde gel is en de ge'injecteerde grond. Tijdens het hardingsproces treedt volumeverlies van de gel op door synerese-effecten (water uitdrijving). Bij een oorspronkelijk natriumsilikaatgehaIte van 60% tot 80% blijken de effecten van synerese dusdanig beperkt dat een redelijk sterk eindproduct, grond met injectiemiddel, (1,5 - 5 MPa) wordt overgehouden. Bij lage concentraties natriumsilikaat blijft de eindsterkte zeer beperkt. De two shot methode is in het algemeen bewerkelijk, omdat het een zeer dicht net van injectielansen en hoge injectiedrukken vereist om een goede kwaIiteit injectielichaam te verkrijgen. Daarom is reeds in 1957 door Soletanche een single shot methode ontwikkeld. Hierbij vindt harding plaats op basis van een reactie met een ester. Deze ester verandert langzaam in ethylaIchohol en azijnznur, welk reageert met het natriumsilikaat. Deze reactie verloopt geleidelijk aan en levert redelijk hoge dmksterkten (2 - 3 MPa) [4]. Silicagel op zich vonnt geen harde of ondoorlatende verbinding met de grondkorrels. Omdit te bereiken moeten een of meer stoffen worden bijgemengd die met het silicagel een polymeer vonnen dat zich aan de korrels bindt of de porien vult. Hiervoor komen verschillende stoffen in aanmerking, die aIle hun voor- en nadelen hebben, te weten: natriumaluminaat: hiennee wordt een gel (Monosol) gevonnd die sterk afdichtende eigenschappen bevat, doch een geringe sterkte (soft-gel); Durcisseur: deze harder bestaat uit een mengsel van drie organische znren, t.W. bamsteenznur, glutarzuur en adipineznur (hard-gel). De toepasbaarheid van deze gels is zeer uitgebreid, doordat silicagel goed te injecteren is in verschillende zandgronden (fijn tot middelgrot).
- 16 Acrylamide
harsen
Deze harsen worden gekenmerkt door een zeer lage viscositeit (2 - 8 mPa.s), het ontbreken van deeltjes in de vloeistof en gedrag confonn een Newtonse vloeistof, met een zeer geringe toename van de viscositeit. Het vonnt een witte poeder, bestaand uit het mengsel van twee organische monomeren. Ammoniumpersulfaat wordt hierbij als katalysator toegepast. Het gel bevat ovelWegend water (80-97%) en het is stabiel in een vochtig milieu en onder water. Het kan krlmpen tot 10% van zijn originele volume wanneer het wordt gedroogd maar het kan weer zwellen wanneer onder water gehouden. Door zijn eigenschappen zijn acrylamide harsen injecteerbaar tot in (niet cohesiet) silt met korrelafmetingen van minimaal een 015 waarde van 10 Ilm. In de literatuur worden korrelverdeling diagram men getoond van met acrylamide harsen (AM9) ge'injecteerde siltige zanden, met 015 waarden van 3 Ilm en 7 Ilm [4]. De sterkte van geYnjecteerde poreuze grond kan een waarde tussen 0,35 en 1,45 MPa bereiken, echter kruipverschijnselen zijn al waameembaar wanneer de spanning 1/4 tot 1/2 van deze waarden bereikt. Acryamdie harsen, waaronder AM9, zijn sterk neurotoxisch en zijn productie is reeds in 1979 gestopt [5]. Ben nieuw product (AC 400) is in de markt gebracht als vervanger van het AM9-mengsel. AC 400 is een mengsel van acrylmonomeren, het heeft een viscositeit van
circa 2 mPa.s en de doorlatendheid van het gel is circa 5 x
10-11 mls.
Dit product is niet
toxisch. Acrylgels zijn duurder dan natriumsilikaatgels en ze worden daarom toegepast wanneer een zeer lage viscositeit is vereist. Lignosulfonaat Lignosulfonaat is een restproduct bij celluloseproductie in de papierindustrie. De samenstelling varieert met het toegepaste houttype en het fabricageproces. Dit restproduct is geconcentreerd en het is beschikbaar in de vonn van een dikke (siroopachtig) vloeistof of in als poeder. Lignosulfonaat wordt voor injectie toegepast, zowel in de oorspronkelijke vloeibare vonn als ook in poedervonn. Door menging van dit product met natriumdichromaat wordt de lignosulfonaat geoxideerd en er ontstaat een geleiachtige waaraan geen sterkte ontleend kan worden. dergelijke systemen worden gebmikt bij het ondoorlatendmaken van grond. Echter het gebmik hiervan is af te raden in verband met het in de bodem brengen van het zware metaal chroom. Lignochroom bevat een zeer lage viscositeit (2 - 8 mPa.s), het vertoont het gedrag van een Newtonse vloeistof en de sterkte vanhet gel is vergelijkbaar met de sterkte van acrylamide injectiemengsels. Lignochroom wordtniet meer gebmikt in verband met het relatief hoge chroom gehalte (7,5 %). Het gel is stabiel maar de toxische dichromaat kan uitlogen en dat kan leiden tot aantasting van het milieu. Bij de chroom-vrije lignosulfonaten is het chroom vervangen door ijzer, deze zijn niet toxisch. Polymeer
harsen.
- 17 Polymeer harsen zijn op basis van hun samenstelling onder te verdelen in een aantal types. Hieronder wordt onderscheid gemaakt in: phenoplasten en aminoplasten epoxy harsen schuimmaterialen (polyurethaan harsen) organische minerale harsen PMA harsen. Phenoplasten en aminoplasten Deze harsen worden gekenmeIkt door hoge steIkte-eigenschappen. In geinjecteerd zand bezitten ze betere steIkte-eigenschappen en gunstiger kruipgedrag dan silicagels (Joostenprocedure
).
Harsen op basis van foonaldehyde en fenol, de zogenaamde phenoplasten, bezitten veel betere steIkte eigenschappen en gunstiger kruipgedrag dan silicagels, terwijl de viscositeit nagenoeg gelijk (laag) is. De toepassing van deze harsen wordt wel bepeIkt door de milieu-omstandigheden omdat een enigszins zuur (pH < 7) milieu is vereist om de chemische reactie te laten verlopen. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan kan silt houdende lagen geinjecteerd worden. Epoxy harsen Epoxyharsen worden bereid uit een mengsel cycloalifatsche amine. Epoxyharsen vinden geotechniek. Slechts daar waar extreem injectielichaam vereist zijn worden ze betonconstmcties. Schuimmaterialen
(polyurethaan
van bifenol A of F-hars met een alifatische over het algemeen weinig toepassing in goede mechanische eigenschappen van toegepast. Ze worden vaak toegepast
of de het bij
harsen)
Schuimmaterialen zijn emulsies van gasbelletjes in polyurethaan (polyurethaan Polyurethanen bestaan uit twee componenten harsen die reageren volgens: Polyol + isocyanaat => polyurethaan.
harsen).
(1)
Door de aanwezigheid van water treedt tevens de volgende reactie op: Isocyanaat + H2O => polycarbamide + CO2 (g).
(2)
Het kooldioxide wordt opgesloten in het polyurethaan waardoor een schuimachtige (foam) substantie ontstaat. Het proces gaat gepaard met een toename van volume. De grootte en de stmctuur van de belletjes worden bepaald door het toegepaste oppervlakte-actief reagens. Een kenmeIk van de schuimmaterialen is dat de diameter van de gasbelletjes klein is (circa 0,9 d tot 1,1 d). De schuimmaterialen worden toegepast in niet cohesieve grond ter verbetering van de cohesie (verhoging tot 5 MPa) en vanwege de hoge graad van penetratie die optreedt door de
- 18.
expansie. Mede door de expansiedrnk (3 tot 10 bar) kunnen bij een relatief lage injectiedrnk porien tot 0,2 mm worden gevuld. De uiteindelijke drnksterkte ligt, afbankelijk van de expansie, tussen de 5 en 30 MPa. Schuimmaterialen zijn zeer geschikt voor het vullen van wijde rnimten, holten en wijde spleten met een lage consumptie van de injectiemassa. Het schuimmateriaal wordt direct stijf na verlaten van de injectiepijp, het wordt niet uitgeloogd in water en het kan worden toegepast in combinatie met injectie van cementsuspensies of mortel. Organiscbe
minerale
barsen
Deze harsen hebben dezelfde chemische basis als de polyurethaan harsen. De reacties treden op volgens het volgende schema: HzO + isocyanaat => polycarbamide + COz (g) (1) natriumsilikaat + COz => silikaat + soda + Hz) (2) Er zijn twee typen beschikbaar: niet expanderende harsen met een zeer hoge drnksterkte van circa 50 MPa (bijv. SikaFix-H) sterk expanderende harsen (factor 20) met een lage drnksterkte van circa 1 MPa (bijv. SikaFix-HS) De sterk expanderende minerale harsen hebben een broos karakter en dus een lage taaiheid [5]. Deze harsen worden toegepast als waterdichting in bouwkundige constrncties. De injecteerbaarheid in grond is niet bekend. PMA harsen PMA harsen zijn sinds kort beschikbaar.. De viscositeit van deze harsen is nagenoeg gelijk aan die van water (5 tot 20 mPa.s) en ze hebben daardoor eenzeer hoog penetratievennogen. Porien met een diameter veel kleiner dan 0,2 mm kunnen zonder problemen worden gelnjecteerd . Qua chemische samenstelling verschillen PMA harsen van andere polymeerharsen. In tegenstelling tot de andere harsen, is de reactie van PMA katalytisch van aard, dat wi! zeggen dat als de verharding eenmaal op gang is deze steeds sneller verloopt. Andere kenmerkende en gunstige eigenschappen van PMA harsen zijn: het volledig behouden van de viscositeit tot het moment van harden, waarbij vrijwel onmiddellijk de eindsterkte optreedt de verschillende mogelijkheden om het hardingsproces te initieren, zoals wannte, straling (b.v. UV- of gammastraling) of een initiator. PMA is een hars op basis van acrylamide. Desgevraagd meldt de leverancier dat deze producten recent (begin oktober 1997) uit de handel genomen zijn, naar aanleiding van berichten uit Zweden en Noorwegen in verband met de toxiciteit tijdens en na verwerking. Dit geldt overigens voor alle injectiemiddelen die op basis van acryamides in de handel zijn. Bitumen
- 19 Het gebruik van bitumen als injectiemiddel in de geotechniek is zeer beperkt. Het meest worden bitumenemulsies toegepast [6]. De bitumenemulsies worden bereid volgens verschillende procedures, de meest bekende zijn het Shellpenn A en B en de Caron procedure. Toepassing vind plaats door persing onder druk van de emulsie in spleten en porien van het te injecteren materiaal. Door toevoeging van een speciale initiator gaat de emulsie stollen en de spleten raken dan verstopt met het injectiemiddel. In de Shellpenn-procedure wordt de stolling van de emulsie chemisch geactiveerd. In de Caron-procedure wordt de stolling gei'nitieerd dooreen agent die het overtollige water van de emulsie extraheert. Het stollingsproces is moeilijk te reguleren en dat is de reden dat de bitumenemulsies in de geotechniek weinig worden toegepast.
- 20 HOOFDSTUK
6
EIGENSCHAPPEN 6.1
Geleringstijd
en viscositeit
De geleringstijd en de viscositeit zijn grotendeels afhankelijk van de mengverhouding en de concentratie van de verschillende toegepaste componenten. De geleringstijd wordt gedefinieerd als zijnde de tijd tussen het begin van het mengen of toevoeging van een katalysator en de vonning van het gel. Het kan varieren van enkele minuten tot uren, maar het is in ieder geval temperatuurgevoelig en bijvoorbeeld bij een toe name van 10 °C wordt de geleringstijd gehalveerd. Bij normale omstandigheden wordt een geleringstijd van 45 tot 90 minuten toegepast. Let wet deze tijd is benodigd voor het totale proces van mengen, pompen en injecteren van het gel. De keuze van de geleringstijd wordt in eerste instantie bepaald door het volume van de te injecteren componenten, de penneabiliteit van de grond, de grondwatercondities en de temperatuur. Afhankelijk van de mengverhouding en de concentratie van de reagenten kan de viscositeit eerst langzaam toenemen en daarna heel snel toenemen tot de eindsterkte van het gel, zodat de beschikbare tijd voor pompen nagenoeg gelijk is aan de geleringstijd. In andere gevallen neemt de viscositeit geleidelijk toe, zodat een deel van de geleringstijd is beschikbaar voor het pompen. Uit resultaten van laboratoriumtesten blijkt dat de viscositeit van silikaatoplossingen verdubbelt ten opzichte van de oorspronkelijke waarde totdat het geleren start, terwijl de viscositeit van harsen nauwelijks hoger wordt. Op het moment dat de geleringcq. kristallisatie start neemt de viscositeit in een keer scherp toe [7]. Figuur I geeft de resultaten van deze laboratoriumtesten weer. t c.
32
>-Vi 0 u
24
VI
w
I +
VI
>
16 11 ) 0/0
B 1
-
I I I-+-. 0
8
1 2) +""1 13 ) . ,+-+---+"'" . .tI
16
32
24
time Figuur I.
40
min-
Change of viscosity of chemical grouts during time, 1 silicate solution, 50% silicate, 5% formamide, 5o/cethyl acetate, 2 10% acrylamide solution, 3 AC400
- 21 Vele vloeibare injectiemiddelen kunnen synerese vertonen. Door synerese wordt water uit het gel gedreven en er kunnen kanalen worden gevonnd waardoor het water kan doors ijpelen. In enkele gevallen kan ontmenging optreden. In cement-bentoniet mengsels is dit verschijnsel niet bekend. In enkele silikaatgels komt synerese wel voor maar door verandering in de mengselsamenstelling (silikaat) en de neutralisatiecoefficient.
6.2
Injecteerbaarheid
De injecteerbaarheid van de chemische mengsels wordt vooral bepaald door de kenmeIken en hetrogeniteit van de te injecteren grond (gelaagdheid, doorlatendheid en korrelgrootte) en door viscositeit van de injectievloeistof. Theoretisch za1 het injectiemengsel sneller door de porien vloeien bij hogere injectiedrukken en gemakkelijker door de porien bewegen, wanneer de viscositeit laag is. Ook de kleine porien zollen gevuld worden wanneer het mengsel voldoende vloeibaar is. Daarbij kunnen ondoorlatende grondlaagjes als het ware omspoeld worden met als gevolg dat deze worden ingekapseld door het injectierniddel. Het injectie middel za1 in geval van inhomogeniteiten van de grond te allen tijde de 'weg van de minste weerstand' opzoeken. Dit kan tot verlies van steIkte leiden. Het verspreiden van het mengsel in de grond kost echter veel tijd. De meeste injectiemiddelen krijgen met de tijd een hoge viscositeit en daardoor kunnen fijnere porien op toenemende afstand van het injectiepunt niet meer worden gevuld. In de praktijk kunnen eventueel ook ontmenging, tixotropie (steIke viscositeitstoename in de tijd voordat het geleringsproces is begonnen) en verdunning van de injectievloeistof met grondwater het vernardeningstijdstip vertragen, waardoor ook op grotere afstanden van het injectiepunt porien makkelijker met meer verdund en ontmengd injectievloeistof worden gevuld. Cementsuspensies, gelnjecteerd onder druk, dringt in spleten en porien door als een visceuse stroperige vloeistof. Onderzoek is uitgevoerd naar het indringingsvennogen van cementkorrels in de ruimtes en porien van een homogeen poreus medium [8]. Door rniddel van filtertest is hierbij aangetoond dat de grootte van de korrels in de cementsuspensie een belangrijke factor vonnt die de injecteerbaarheid en de doordringbaarheid van de suspensie in het medium. Het is gebleken dat de verschillende cementen geschikt zijn voor injectie in zandige gronden met verschillende korreltexturen. In Tabel 1 worden de resultaten van de filtertests aangegeven.
Cemennype
Specifieke oppervlakte (cm2tg)
Penneabiliteit k (mts) grond
d85 cement (Ilm)
D50 van de grond (Ilm)
Portland cement
3.170
2,3 x 10-3
47
870
Cement met hoge druksterkte
4.320
1,3 x 10-3
33
670
colloidal cement
6.270
3.2 x 10-4
19
380
ultrafijn microcement
8.150
3,5 x 10-5
6
120
Tabel 1. Resultaten van filtertests op verschillende cementtypes.
- 22Vloeistoffen die met water reageren, krijgen bij de reactie een hoge viscositeit maar re expanderen tegelijkertijd, waardoor de vloeistof door zijn eigen dmk alsnog in de pori en worth geperst. Op vele manieren is de injecteerbaarheid van vloeistoffen in de grond middels penneabiliteitdiagrammen of fonnules gerelateerd aan de gemiddelde korrelgrootte weergegeven. Caron [4] geeft een samenvatting van welke injectievloeistof geschikt is voor een gegeven korrelgrootte van de grond. In Tabel 2 wordt deze samenvatting weergegeven.
Bodemtype
Grove zanden en grind
Matig fijn tot fijn zand
Siltig of \deiig zand, silt
Bodemeigen schappen: kOlTelgrootte specifiek oppervlakte peITneabiliteit
dlO > 0,5 mm S < 100 an2/gram
O,02
k>lxlO.5 mls
dlO
Type injectiemengsel
Bingham suspensie
Colloidale oplossingen (gels)
Zuivere oplossingen (harsen)
- injectie tb.v.
cement (Ie>lxlOE-2 mls)
hard silicagel: double shot:Joosten (voor k > 10-4mls)
Aminoplasten Phenoplasten
verhoging
k> lx1O'3 mls
druksterkte
S> 1.000 an2/gram k
single shot: Carongel, Glyoxol,Siroc
- injectie
tb.v. verlaging peITneabiliteit
aerated mengsel bentoniet gel \dei gel \dei/cement
Acrylamiden Aminoplasten Phenoplasten
Bentoniet gel Lignochromaat Licht Carongel Soft silicagel vuIkaniseerbare
olien
andere (ferranier)
TaoeI 2 . ToepaSsing injectievfoeistoffen en bodemeigenschappen. Uit tabel 2 blijkt dat in eerste instantie de penneabiliteit van de grond bepalend is voor de selectie van de injectievloeistof (groutability). Voor de keuze van de injectievloeistoffen vonnen de kosten eveneens een belangrijk criterium. 6.3
Sterkte
eigenschappen
De sterkte en stijfheid van een injectiemiddel zijn afhankelijk van de mengvernouding van de diverse componenten en neemt af met toenemende verdunning met water. Chemische injectievloeistoffen, met uitzondering van epoxies, polyesters en enkele polyurethaanmaterialen, vertonen lagere sterkte-eigenschappen dan die van cement. De sterkte-eigenschappen van het injectiemiddel zelf zijn eigenlijk minder relevant dan de sterkte van de ge'injecteerde grond. Injecties die het poriewater volledig verdringen vonnen een continu, open en niet unifonn rooster (netwerk) dat de grondkorrels aan elkaar bindt. Op deze manier vernoogt de
- 23 -
injectievloeistof de weerstand van de korrels in de grond en aldus wordt de schuifweerstand van de grondmassa verhoogd. Injectievloeistoffen die intercalaties (vingerachtige uitstulpingen) en lenzen in de gronden vorrnen, vergroten eveneens de schuifweerstand van de grond een en ander afhankelijk van hoe ver deze intercalaties en lenzen in de grond ingedrongen zijn. Globaal kan worden gezegd dat de chemische injectie van niet cohesive grond leidt tot een toename van de cohesie terwijl de hoek van inwendige wrijving nauwelijks verandert.. In Figuur 2 worden de resultaten van triaxiale proeven op grof en middelgrof zand weergegeven die met silikaatgel zijn geYnjecteerd.
2000
Coarse sand dense 1. C-O.OkN/m2. 1/>-39. Av. R.D.-73%
I
15001 .1000
C-17'2kN/mJ, 0"'0. 2. Av. R.D.-59'"
... 500
e -.. z -'",,;
. .I/)'-.J:.
Unc;fOuted... -. --Grouted
a
swe
:2000
Medium sarid dens.
1.
C-O.OkN/m2,
0-39.5.
Av. R.D.-79.S'"
1500
0-32. 2 . C-S'20kN/m2, Av. R.D.-63.2%
1000 500
l
0
Figuur 2.
Ul19fOUted . . . . . .. .
Grouted 1000
2000 3000 Principal stfesses, kN/mJ
Drained triaxial test results for silicate grouted coarse and medium sands (after Skipp & Renner)
In de literatuur zijn verschillende resultaten weergegeven van triaxiaal testen van gronden die met verschillende injectievloeistoffen zijn behandeld. In de meeste gevallen blijkt dat de grootte van de cohesie afhankelijk is van het type geYnjecteerde vloeistof. In het algemeen blijkt dat de druksterkte toeneemt als de volumieke massa groter en de effectieve korrelgrootte (dlO) kleiner wordt. Fijn zand heeft een groter specifiek oppervlak dan grof zand. mits fijn zand goed wordt gevuld met een injectiemiddel moet dit een grotere vastheid krijgen dan grof zand. Er wordt verwacht dat met afnemende gemiddelde korreldiameter (d50) of maatgevende diameter (dlO - d20) ook de sterkte van geYnjecteerd zand toeneemt.
- 24 Goed gesorteerde gronden vertonen een hogere druksterkte dan slecht gesorteerde gronden met dezelfde korrelgrootte [ 9]. De invloed van mengverhouding en concentratie op de sterkte van met waterglas ge'injecteerd zand is in Figuur 4 aangegeven. Hierbij zijn de druksterkte en e-modulus vastgesteld met drukproeven bij een vervormingssnelheid van 20 mm/min [10].
~.
I
I
:z: 30c01-
~
I
~ 2C00 ~N oE u"" %
]
I
No. IS 5.".. C"JIII.0 III'" "'oil' Cur. .,. 'or. . "Ire...' FOf"'.lIIid. i"
I Tn'
GJ'ou' Mia
12". For.
t
]
1000
I Tn' For. 8 "-
~
z
8 5 ILl a:
;
~ ~.. ~o
. ~e
",~
J I
C..
~
J
0
I
,
,
t
I
I
I
U"e.,,'iI..f COfIIor...i... No.16 So... O~. '.0 "''''. Moilt Cllr.
3
j , Tn'
12 ~'F"l ~
2
c' 0% 2'~
z
~ U ILl lit
0
20
Figuur 4.
,T.., '3T"fI~ I 5"- Fot , a "- For. , ~O 60 70 80 30 .0 P~RCfNT SIUCATE IN GROUT MIX
Effect of silicate content on strength and modulus
De ge'injecteerde grond blijft zich als grond gedragen, hetgeen betekent dat sterkte en stijfheid spanningsafhankelijk zijn. Vergelijking van laboratoriumtesten met veldmetingen in ge'injecteerde gronden hebben aangetoond dat de resultaten van beide testen onderling goed te correleren zijn [11]. Resultaten van correlaties voor grond ge'injecteerd met een Modified Earthfirm (driecomponenten silikaatgel) wordt in Figuur 5 weergegeven.
UO
. ':4. C,lln"." ,."." by aulho,
.
u,
f Cvb.,
. 1
1000
by ov.hot
le'l.d
d by o'h.". Sped",e" Ii,. v"l.nown
...
... > tit lIS lilt IIC-
u-(,)
n
0% .. ...
. I.
Z. -~,. Z
SO
...
.
.
'°0
L.,. ~.. Ox
800
. _.~-_..-_.-.- .'
~;:.-
-------
_..-
"'e "'.£ J6 600 X
lI.,)
RESULTS
Z ... CI:
AOOlf)
.
°V Z ~
100
IS
IS
'0
10
1S
10
IS
40
4S
TIME-DAYS
../..
2400
no
. 2~'" C ylind.,.
te...d
. i Cub.. ,..'.d T.,fed
100
by author
byaulho,
by oth.r,.
Sp.d",.,.
Ih.
e.2000
unknown
.. .85 Cub.. .., > .,. ...
ISO
-.... :( .. 100 '"
I
:.. Z
°uZ ~
~..
.~., . . .
'0
-,..----.
1600 ..
" ... .. - ' ~LA. RESULTS
.
0% v-I) QZ .. w 150 Z=
..
..
A I.AS Cub.
.
1200
"",---,' ..
..-. -.
800
100
S
0
0
'0
IS
10
IS
10
3S
40
4S
TlME- DAYS
Figuur 4.
6.4
C01Telationof field and laboratory strength values for modified Earthfum (50%) chemical grout
Duurzaamheid
De bestaande literatuur bevat niet erg veel infonnatie over de duurzaamheid van chernische injecties, te meer omdat vele injectieproducten nog recentelijk zijn ontwikkeld. De meeste literatuur concentreert zich op de duurzaamheid van injecties die volgens het Joostenprocedure zijn bereid [ 12], [13].
- 26 In 1957 is reeds een rapport gemaakt van een uitgevoerd onderzoek naar de ontwikkeling van de druksterkte van gestabiliseerde grond in een schacht die 30 jaar eerder met silicagel (Joosten) was behandeld. Bepalingen van de druksterkte in grondmonsters leverden waarden van 1,4 tot 2,0 MPa [ 12]. In 1975 is onderzoek uitgevoerd naar een gei'njecteerde zone die 13 jaar eerder grotendeels was behandeld met silikaatgel. De opnieuw gemeten druksterkte in grondmonsters uit die zone bleek gelijk te zijn gebleven (2,5 MPa). De injectie met het silikaatgel heeft toteen stabiele massa geleid, die onder bepaalde voorwaarden duurzaam kan zijn. Deze voorwaarden zijn: hoge alkalische neutralisatie van het injectiemateriaal (80%) geen basische grond- en grondwateromstandigheden (boge zuurgraad) hoge kwaliteitseisen bij de productie en de uitvoering van de injectie. Bij toepassing van injecties om de waterremmende eigenschappen van de grond te verbeteren is de erosiegevoeligheid van de grond een belangrijke parameter om de duurzaamheid en de stabiliteit van de injectie te bepalen. De erosiegevoeligheid wordt in dit geval veroorzaakt doordat grondwater langs, en door, de gei'njecteerde grond stroomt en zodoende een schurend effect geeft op de korrels. Deze vonn van erosie wordt ook wel contacterosie genoemd. Deze erosiegevoeligheid wordt middels penneabiliteitsmetingen vastgesteld. Uit het eerder genoemde onderzoek naar de gei'njecteerde grond uit de schacht [12] blijkt dat de penneabiliteit van de gei'njecteerde grond in een periode van 30 jaar (van 1926 tot 1956) nog dezelfde waarde (k = 2 x IOE-6 tot 3 x 10E-6 mIs) vertoont. Gegevens afkomstig uit onderzoek van gronden gei'njecteerd met meer verdunde gels geven een ander beeld voor de ontwikkeling van de penneabiliteit in de tijd. In 1979 zijn penneabiliteitstesten uitgevoerd in een zand dat met natrium-aluminaat gel was gei'njecteerd [ 14]. De resultaten van deze testen leveren de volgende conc1usies: om een lage penneabiliteit te kunnen behouden, dient het gel 10% van het totale volume aan natriumsilikaat te bevatten; nog beter is 15% natriumsilikaat een constante penneabiliteitscoefficient van circa 1 x IOE-7 mIs wordt bereikt in een tijdsplan van 2 weken de hydraulische gradient (bet quotient van de waterdruk en de laagdikte) mag niet hoger zijn dan 40. Silikaatgels met een gehalte van 15% natriumsilikaat zijn stabiel tot een gradient van 20. in de praktijk blijkt dat de gels, wat betreft de penneabiliteit van de gei'njecteerde grond, stabiel blijven gedurende een peri ode van meer dan 1 jaar. In het algemeen geldt dat chemische injecties, op basis van oplossingen, op den duur in grondwater worden opgelost en de duurzaamheid van de daarmee gei'njecteerde grond wordt aangetast. Hewlett & Hutchinson [15] stellen dat bij toepassing van injecties als waterremmende constructies, de penneabiliteit in de tijd met een factor 1 tot 2 za1 toenemen. Verder concluderen zij dat bij toepassing van injecties als versterking/stabilisatie van de grond, tot
- 27 50% van de gelvonnende componenten verloren kan. gaan. Dat zou een afname van 40% de gelsterkte betekenen . Langzame doorstroming van grondwater door een gel met een gemiddelde penneabiliteit k = lxtOE-10 mls zal enerzijds leiden tot uitloging van het gel en anderzijds zal grondwater met de opgeloste vaste gelcomponenten verzadigd raken. Hiennee wonlt venlere oplossing van het gel afgeremd.
van van het de
Venler onderzoek naar het mechanisme van oplossing van chemische injecties door percolerend grondwater wonlt in de literatuur behandeld. Enkele relevante conclusies uit dit onderzoek zijn: in zachte gels van silikaatloxaIaat en silikaatlcarbonaat wonlt het gel vooral door oplossing van de gel aangetast; hierbij wonlt het gelvolume verkleind (face retraction) in gels van chroomlignosulfoplasten, phenoplasten, amynoplasten en acrylamide vindt vooraI diffusie plaats; de gelstructuur wordt geleidelijk zachter maar het volume blijft constant. Er worden verder aanbevelingen gedaan om geen lignosulfieten in kaIkzand toe te passen en geen waterglas (silikaatgel) en ureum-fonnaIdehyde harsen in te zuur grondwater toe te passen tenzij de grond eerst wordt doorgespoeld [to]. Sommige injectiemiddelen kunnen gedeeltelijk in oplossing gaan inzuurgrondwater (b.v. waterglas) en sommigen in aIkaIisch grondwater, waardoor de sterkte van een ge'injecteerd lichaam met de tijd zal afnemen. Van betonnen leidingen is bekend dat deze verweken wanneer daar zeer zacht water door stroomt. 6.5
Milieuhygienische
eigenschappen
Op dit moment (oktober 1997) zijn aile injectiemiddelen.. op basis van acryamidenuit de handel teruggenomen. Dit in verband met de toxische aspecten die het werken met en verwerking van acrylamdes met zich mee brengt. Het is op dit moment onduidelijk of dit terecht is of onterecht. Vooral chemische injecties die op waterbasis zijn bereid kunnen bij contact met het grondwater worden opgelost. Het mechanisme van oplossing van de injecties bepaalt de duurzaamheid (zie vorige hoofdstuk) en ook de toxiciteit van het injectiemateriaal. De beperkingen in de toepassing van enkele chemische injecties vanwege hun toxiciteit is in het verleden reeds onderzocht. Zo wordt chroomlignoposulfonaat en AM9-gel grotendeels niet meer toegepast. In Japan is het gebruik van chemische injecties in de grond officieel niet meer toegestaan. Slechts natriumsilikaatgels zijn toegestaan [16]. Hewlet en Hutchinson hebben in een artikel getracht richtlijnen te geven voor de classificatie en selectie van injectiemiddelen. In deze richtlijnen wonlen de duurzaamheid, de toxiciteit en kenmerken van de bodem opgenomen. In Tabel 3 wonlt deze richtlijnen opgenomen. In de tabel worden de chemische injecties geclassificeerd volgens het vigerende oplossingsproces, te weten: type 1 (L): oplossing met volume-afname maar met behoud van de bulkeigenschappen (penneabiliteit en sterkte-eigenschappen)
- 28 type 2 (NL): oplossing zonder volume-afname maar wel met verandering van de eigenschappen van het middel. Bij de eerste types worden de silikaatgels ingedeeld en bij het tweede type worden de chroomlignosulfonaten, acrylamiden en harsen opgenomen. De kenmerken van de grond worden in de tabel ook opgenomen: gestratificeerde (5) of nietgestratificeerde gronden (uniform, U). De mogelijke verontreiniging door uitloging van chemische stoffen uit het injectiegel kan worden gekwantificeerd door gebruik van de gegevens over de permeabiliteit en de concentraties van uitloogbare stoffen in het gel. De maximale uitloogconcentratie (Umax)van een component uit het gel zou gelijk zijn aan (Kg x C x lOE6)/ Ksoil, uitgedrukt in ppm.
Umax = waann: Kg
= permeabiliteit
K soil
C
van het gel (cmls)
= permeabiliteit
van de grond (cmls)
= uitloogconcentratie
van de componenten (mg/l). '/
/
/
//'
/
/ / /
: /{ABORATORY/ EVfLU')TlON / PERMANENCE: (/ ,/ / / (WATER STOPPING)
I
I
I
I"
TREATED GROJNO
//
V:
,'I
//
f
~
/
/ /
/
/~HERENT.
GROUT
/
/
~~/ILITY
UNIFORM STATIFIED f" ,~/
(UI (S) kNLOCAlISED lOCALlSED rPE~ENT ~ PEFtot~ SITEINVESTIGATION LL':.':L: -L. .-U.l-
I ,
I,
I
I I
' I
CLASSIFICATION OFGROUTS I i
'
I I I I
I I
I: II
I
I
I,
I
,I
/
v
PERMANENCE
;' .-J:'
I
L£'~-J_~-~ !
, I
'1'1 ~;
I
'1
"'1
~ IiNUS
~
NL/U
LONG TERM (5-5Oyrs)
Tabel
3
:LS
(years)
2 MED, 1 VERY 0
LONG (2-5yrs)
CHROME-
.... TREATME~
~MEal ~
I
TERM TEMP ('-2yrs)(rncnhs) I
I
I
Iuu
~
rRMAN~NCE INDICATOR OF GROOT
S
'11
T -'
, SILICATES
j
LiGNOSULPHONATE & RESINOUS C1...ilieaUon
and s.l.clioD
or ch_Hal
De concentraties kunnen worden berekend en dan vergeleken met de althans geldende milieunormen en toxiciteitsgrenzen van de gebruikte chemicalien. Door een combinatie te
- 29 maken van de toxiciteitsgegevens en de classificatietabel kan een keuze worden gemaakt voor de toe te passen chemische injectie. Onderzoek naar de milieuhygienische effecten van chemische injecties in Duitsland en Oostenrijk hebben geleid tot een beter inzicht naar de impact van chemische injecties op het milieu [17], [18]. Wat betreft de verspreiding van verontreinigende stoffen wordt het volgende opgemerkt: de verspreiding van verontreinigende stoffen is het grootst tijdens het injecteren in de grond, wanneer het injectiemiddel in contact met het grondwater treedt; met het voortschrijden van de tijd nemen de milieu-effecten af. de verspreiding van de verontreinigende stoffen door stroming door en uitloging van de uitgeharde injectie bereikt een maximum na verloop van tijd en daarna neemt het af met de afname van de concentraties opgeloste stof. met de toename van de afstand tot de gelnjecteerde zone wordt het milieu-effect steeds minder waarneembaar. In figuur 6 wordt de verspreiding van de verontreinigende stoffen weergegeven.
. CD
@ 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Figuur 6.
Intensity
of migration
Period of observation Migration
during the grouting operation
Migration
due to seepage through and around the grouting
Summary
at nearby control point
Summary
at remote control point
zone
Temporary migration of chemicals from silicate grouted soils into ground water (after Martak 1988)
In verschillende onderzoeken wordt verder in de literatuur het volgende geconcludeerd: het effect van anorganische gels op de kwaliteit van het grondwater is te verwaarlozen het effect van een sterk organisch geI op de kwaliteit van het grondwater is te verwaarlozen circa 12 tot 36 maanden nadat de injectie is voltooid.
- 30 het effect van injecties met een sterk organisch gel onder constmcties bereikt kort tijd na afronding van de injecties hetzelfde niveau als het natuurlijke concentratieniveau van het omgevende grondwater. Deze resultaten die geldig zijn voor verschillende locaties in het stedelijke milieu zijn wel relevant gezien de hoge concentraties aan reactieve chemicalien die in de injecties zijn toegepast. Verder wordt aangegeven dat nog niet alles bekend is over de milieu-effecten van sterk organische gels. Vooral infonnatie over de effecten op lange tennijn ontbreekt. Aanbevolen wordt om voor ieder afzonderlijke toepassing een evaluatie van de milieu-effecten uit te voeren. 6.6
Invloed
van omgeving
op de injectie
Een belangrijk milieu-aspect dat in de literatuur wordt behandeld zijn de effecten van verontreinigende stoffen uit de omgeving op de chemische injecties zelf [20]. Onderzoek naar vier verschillende types chemische injecties in zand is uitgevoerd. In dit onderzoek is het effect van grondwater met verschillende samenstelling op de gei"njecteerde grond bestudeerd en de resultaten van het uitgevoerde onderzoek luiden als voIgt: het acrylaatgel is stabiel en vertoont geen nadelige effecten in de tijd bij blootstelling aan grondwater met zowel hoge als met lage pH de microcementinjectie vertoont een hoge penneabiliteit bij contact met grondwater met zowel hoge als met lage sulfaatgehalten. de injectie met silikaatgel, met natriumaluminaat als component, heeft een zeer hoge penneabiliteit bij zowellage als bij hoge pH van het grondwater. de injectie met silikaatgel, met ethylacetaat-fonn amide, heeft verschillende penneabiliteit, afhankelijk van de pH-waarde en de hardheid van het percolerende water. Penneatie door water met een hoge pH en/of lage hardheid resulteert in een hogere penneabiliteitscoefficient in de gei"njecteerde grond. Infonnatie over de directe invloed van chemicalien op de penneabiliteit van gei"njecteerde grond is eveneens in de literatuur te vinden. De volgende resultaten worden gerapporteerd: grond gelnjecteerd met acrylaatgel vertoont een zeer lage penneabiliteit in water, het is resistent tegen verf- en olieverontreinigingen en loog; verder is het redelijk resistent tegen invloed van kopersulfaat, ethyleenglycol en xyleen. grond gelnjecteerd meturethaan (CR60) vertoont een lage penneabiliteit in water en het blijft verder redelijk ondoorlaatbaar bij penneatie met aceton, aniline, ethyleenglycol, methanol, verf- en olieverontreinigingen; de gelnjecteerde grond is minder effectief bij penneatie met kopersulfaat en zoutzuur. grond gelnjecteerd met urethaanschuim heeft een relatief lage penneabiliteit voor water en het blijkt resistent te zijn tegen ethyleenglycol en bij lage percolatiesnelheid ook tegen acetoon en IN zoutzuur. de grond gelnjecteerd met silicagel (natriumsilikaat) is in het algemeen wel resistent tegen chemicalien, de penneabiliteit neemt alleen af bij contact met olieverontreinigingen.
- 31
-
Uit de verschillende literatuurbronnen blijkt dat de effecten van chemicalien op de penneabiliteit van chemische injecties wel varieren. Er wordt gesteld dat er een achtergrondconcentratie specifiek voor iedere chemische stof is waarbij weinig of geen effect op de penneabiliteit te verwachten zou zijn. 6.7
Toepasbaarheid
van de injectievloeistoffen
Zoals al eerder is gezegd, is de keuze van een geschikt injectiemiddel voor een bepaalde toepassing afhankelijk van deeigenschappen van de gronden de te bereiken doelstelling van de toepassing. In de literatuur wordt een samenvatting gegeven van de verschillende toepassingen met de bij behorende geschikte injectiemiddelen [5]. In Tabel 4 wordt deze samenvatting weergegeven. Type injectiemiddel
Beschrijving
Toepassingsgebied
Injectiecontrol
Relatieve kosten
cementsuspensies
instabiel, stabiel
gespleten gesteente k >5x1O-smls
voor verzadiging, specifieke druk en tijd
1 4,2
cement-benton iet, bentonietsuspensies
stabiel
grind en zand k = lx1O-3mls
voor verzadiging, specifieke druk en tijd
1 - 1,2
dikke oplossingen verdunde oplossingen
k >lx1O-3mls k> lx1O-smls
specifiek injectievolume
2-6
chemische oplossingen ..-.. .. ..-
... ..
passmgsg '" doorlatendheid van de te injecteren gronden.
...
..
p
p ..
-
10
- 500
g'
In dezelfde publicatie worden verder de toepassingsgebieden van de verschillende injectievloeistoffen als voIgt samengevat: cementsuspensies zijn de meest geschikte voor injectie teneinde de penneabiliteit en de vervonning van gespleten gesteentefunderingen te verlagen cement-klei suspensies met zand en wat bentoniet of andere fillers zijn geschikt om de penneabiliteit van gespleten gesteente te verlcleinen. mortel met cement en fillers zijn geschikt voor injectie van kieren en kleine holen. Cement-bentoniet en bentoniet suspensies zijn geschikt om zeer poreuze materialen zoals grind en grof zand te injecteren chemische oplossingen en harsen zijn geschikt om zandige lagen te injecteren; ze kunnen worden gecombineerd met voorafgaand injectie met cement-bentoniet suspensle. schuimmaterialen en combinaties van schuim, dikke mortel en andere fillers zijn geschikt voor het remmen van waterstromingen door wijde spleten.
- 32 6.8
HoudbaarheidIV
Acrylamide,
oorwaarden
Acrylate
voor opslag
grouts:
Acrylamide oplossingencrylamide solutions dienen in het donker te worden opgeslagen afzonderlijk van metalen, verse beton of cementgrout. Deze werleen als een positieve katalysator waardoor de geleringstijd sterle afneemt wanneer de acrylamide grout er mee in contact komt. De mono-acrylamides en in mindere mate de poly-acrylamides zijn neurotoxic. De acrylamides zijn momenteel niet meer in de handel te verlerijgen. Harders Hardener RlOO (mix van aliphatische esters). Opslaan in goed gesloten vaten in koele goed geventileerde ruimte. Verwijderd houden van open vuur en/of extreme hitte. Verwijderd houden van oxiderende of reducerende stoffen.
Durcisseur is circa 9 maanden houdbaar bij temperaturen tussen 5 °c en 30°C. Silicaten/waterglas Natriumtrisilikaat, in goed gesloten vetpakking bewaren. In schone droge ruimte opslaan. Reageert met aluminium, zink, tin en legeringen van deze metal en onder vonning van waterstofgas welk een explosief mengsel kan vonnen met lucht. Silikaat oplossingen opslaan in tanks van mild steel, stainless steel of gewapend beton. Geen gebruik van aluminium en zink (gegalvaniseerd staal): zie boven. Opslag bij 5 - 50°C, bij voorleeur 20 - 25°C. Silikaat poeders en korrels: niet opslaan in aluminium en zink (gegalvaniseerd staal). De materialen zijn hygroscopisch dus koele en droge opslag. Overige Duraflex (een waterige oplossing van acrylic resins) bij opslag tussen 5 °c en 30°C minimale houdbaarheid van 6 maanden.
een
Grout oplossingen moeten in contact zijn met stainless steel, glas en plastic. Aluminium, koper, messing en ijzer brengen polymerlsatie te weeg en moeten worden voorleomen. 6.9
Gevoeligheid
voor mixverhoudingen/stabiliteit
Silikaatgrouts
Natriumsilikaat grouts kunnen problemen hebben met stabiliteit. Des te meer hardener er in de gel gebruikt wordt, des te hoger is de mate van neutralisatie en dus verbetert de duurzaamheid. Echter, de verwerleingstijd wordt dan korter, tenzij weer specifieke typen harders gebruikt worden die langere geleringstijd opleveren.
- 33 Mengsels van silikaat, fonnamide (hardener), water, CaClz (accelerator)geldt het volgende voor de spanning-rek relatie: bij meer silikaat WORtt bezwijken meer bros van karakter en de vervonningen bij bezwijken zijn kleiner. De pieksterlcte en de stijtbeid nemen toe, zie figuur 4. Het gehalte fonnamide heeft een grote invloed op deze wijzigingen als gevolg van het silikaat gehalte. Bij hoge gehalte silikaat en lage fonnamide is er te weinig reactant om alle silikaat te geleren. Er moet dus aandacht worden geschonken aan de juiste hoeveelheid fonnamide inrelatie tot de silikaat. Microcement
Dispergeenniddelen (sulfo-naftaleen,melamines etc.) hebben invloed op de sterlcte van een microcementgrout. Bij 4% gehalte t.o.V. 1% gehalte is de pieksterlcte nog maar 60%. Er zijn geen effecten op de sterlcteontwikkeling in de tijd (duurzaamheidsaspect) B eschikbaarheid
De in dit literatuurverslag weergegeven injectievloeistoffen zijn, op de acrylamides na, allen beschikbaar via verschillende toeleveranciers en/of producenten.
- 34 HOOFDSTUK
7
KOSTEN De kosten voor de diverse injectiemiddelen zijn globaal in onderstaande tabel weergeven. Hierbij moet worden opgemetkt dat deze kosten afhankelijk zijn van de grootte, bereikbaarheid en grondgesteldheid van de locatie. Ook eventueel wetken in verontreinigde grond heeft grote invloed kunnen hebben op het prijsniveau.
injectievloeistof
richtprijs per m3 te injecteren grond
waterglas/silicaten
500,-- tot 750,--
microcemen ten
500,-- tot 700,--
cementgrouts
400,-- tot 500,--
polymeer/hars
Tabel 5.
etc.
1000,-- tot 1400,--
- 35 HOOFDSTUK
8
CONCLUSIES Uit de literatuur blijkt dat de chemische injecties in drie types kunnen worden onderverdeeld: stabiele- en nietstabiele suspensies, wel of niet gestabiliseerde emulsies en oplossingen. De eigenschappen van het injectiemiddel zelf en de kenmerlcen van de te injecteren grond vonnen de belangrijkstefactoren die de toepasbaarheid van de chemische injecties bepalen. Eventueel kunnen combinaties van chemische injecties met suspensies van cement en/of bentoniet worden toegepast. In het algemeen kan een indeling worden gemaakt van welk injectiemiddel bij welk type grond het meest effectief kan worden toegepast. In de volgende tabel wordt deze indeling weergegeven.
Type bodem (textuur)
Injecti etype
grof zand en grind
suspensies
middelfijn tot fijn zand
colloidale oplossingen (gels en emulsies)
siltig tot kleiig zand, silt
chemische oplossingen (silicaten e.d.)
Tabel 6.
Irldeling van de toepassing van injectietype
Er is genoeg infonnatie bekend over het penneabiliteitsgedrag van injecties onder invloed van de samenstelling van het doorstromend water maar over de invloed op de sterlcte eigenschappen is nog niet voldoende bekend. De milieuhygienische effecten van injecties op het grondwater zijn vooral bij silikaatgels bekend. De effecten worden bepaald door de afgifte van oplosbare componenten door het injectiemiddel. Het blijkt echter dat een maximale verspreiding van verontreinigingen tijdens het injecteren van de grond optreedt; daama neemt de verspreiding af. Voor andere injectiemiddelen is hierover nog niet genoeg bekend. Bij de keuze van het toe te passen injectiemiddel zijn de kenmerlcen van de bodem en de eigenschappen vanhet injectiemiddel maatgevend. Andere factoren die ook de toepassing bepalen zijn de kosten van het injectiemiddel en de milieuhygienische aspecten. Wat de laatste factor betreft, zijn rowel de afgifte van chemische stoffen door de injectie alsook de effecten van aanwezige verontreinigingen in het grondwater van groot belang. Acryl amides zijn momenteel (oktober 1997) uit de handel temggetrokken in afwachting van verder milieu- en humaantoxicologisch onderzoek.
- 36 Aanbevelingen
voor nader onderzoek
Nader onderzoek dient te worden uitgevoerd om de volgende punten te verduidelijken: het effect van de chemische kwaliteit van het grondwater op de sterkte eigenschappen van de injecties. de afgifte van chemische stoffen uit de injecties onder verschillende milieu-{}mstandigheden (pH-gradient, verontreinigende stoffen). de effectiviteit van monitoring van de grondwaterkwaliteit in de directe omgeving van de gei"njecteerdezone als middel om verontreinigingseffecten te. bepalen. Voorafgaand aan de uitvoering van de injectie dient wel een nul-meting van de waterkwaliteit te worden uitgevoerd. effecten van maatregelen die genomen kunnen worden om de afgifte van verontreiniging te beperken zoals bijvoorbeeld afpompen van het grondwater uit de contact zone en/of ontmanteling van het gei"njecteerde lichaam met ander materiaal (o.a cementlbentoniet). toets aan huidige nonnen en richtlijnen (bouwstoffenbesluit en bouwbesluit)
- 37 LITERA TUUR
1.
Kutmer, C. Grouting of Rock and Soil. Rotterdam, Balkema, 1996, pp. 271.
2.
Shimada et al 1992. Development of a gas-liquid reaction injection system. In: Grouting, Soil Improvement and Geosynthetics, Vol. 1, Geotechnical Publication no. 30, ASCE, 1991, pp. 325 - 336.
Special
3.
De Paudi, B. et al. Fundamental observation on cement based grouts (2): Microfine cements and the cemill process. In: Grouting, Soil Improvement and Geosynthetics, Vol. 1, Geotechnical Special Publication, no. 30, ASCE, 1992, pp. 486 - 499.
4.
Caron, C. The development of grouts for the injection of fine sands Symposium, on grouts and drilling mudds in engineering practice, 1963, pp. 136 - 141.
5.
Nonveiller, E. Grouting Theory and Practice, Developments in Geotechnical engineering, 57, Elsevier, 1989, pp. 250.
6.
Cambefort, H. The principles and applications of grouting. Q. Journal Eng. Geot. Vol. to, 1977, pp. 57 - 95.
7.
Baker, W.H. Planning and perfonning Orleans, 1982, pp. 515 - 539.
8.
Sherard, J.L. & LP. Dunningan, Basic properties of sand and gravel filters. JG ASCE, New Yorlc, Vol. 110, no. 6, June 1984, pp. 684 - 750.
9.
Little john, G.S. Chemical Grouting. 2. Ground Engineering, April 1985, pp. 23 - 28.
to.
Grondmechanica Delft. Injectievloeistoffen. Rapport SE-69033012, 1984, pp. 64.
11.
Warner, J. Strength properties of chemically solidified soils. J. Soil Mech. and Found. Division, SM11, November 1972, pp. 1163 - 1185.
12.
Donel, M. Die Haltbarkeit nach dem Joosten-Verfahrer Bodenverfestigungen. Bauplannung-Bautechnik 11, 1957, pp. 252 - 255.
13.
Samol, H. & U.R. Ulrichs. Untersuchungen zur Feststellung der Haltbarkeit eines chemisch verfestigten Kies-sandes. Tiefban, 1976/1977.
14.
Tausch, N. & H. Poremba. Herstellung von Sohldichtungen mittels Weighgelen. Geotechnik 2: DGEG, 1979, pp. 187 - 195.
15.
Hewlett, P.C. & M.T. Hutchinson. Quantifiying chemical grout pennanence potential toxicity. In: Improvement of Ground, Balkema, 1983, pp. 361 - 366.
structural chemical grouting, CGGE, New
herpertellter
and
- 38 16. Yonekura, R. The developing process and the new concepts of chemical grout in Japan. In: Grouting and deep mixing, Balkema, Rotterdam, 1997, pp. 889 - 901. 17.
Muller - Kirchenbauer et al. Verandemng der Gmndwasserbeschaffenheit durch Silikatgelinjektionen. In: Bautechnik 62,41985, S. 130-12.
18.
Martak, L. Erfahmngen mit Injektionesverfahrerbeim DGEG, 1988, pp. 198 - 209.
20.
Siwula, J.M. & R.I. Krizek. Pennanence of grouted sands exposed to various water chemistries. In: Grouting Soil Improvement and Geosynthetics, Vol. 1. Geotechnical .Special Publication, no. 30, ASCE, 1992, pp. 1403 - 1419.
U-Bau in Wien. Geotechnik 11,
PRAKTIJKERVARING MET CHEMISCH INJECTEREN IN BINNEN- EN BUITENLAND
Dit rapport is goedgekeurd in de commissie M 520 en kan dus als definitief gelezen worden.
Praktijkervaring met chemisch injecteren in binnen- en buitenland
Definitief concept
Auteur: Ir M.G.A. van den Elzen, Strukton Namens: Boortunnelcombinatie
BTC
Betonbouw