N I E U W S B R I E F ARCHEOLOGISCH ADVIESBUREAU
Prehistorisch edelhert ontdekt in Limburg
Tijdens werkzaamheden van Waterschap Peel & Maasvallei aan de Tungelroysebeek in Nederweert ontdekten archeologen van RAAP het skelet van een edelhert uit de steentijd. De botten dateren uit circa 9000 voor Chr. Een bijzondere vondst, want organische resten uit de Midden Steentijd in Nederland zijn zeldzaam.
RAAP verzorgt de archeologische begeleiding van de herinrichting van de Tungelroysebeek. Het waterschap zal het inrichtingsplan aanpassen, zodat de vindplaats behouden blijft. Het toeval wil dat er in de omgeving een grootschalig natuurontwikkelingsplan is opgezet, waarvoor als icoon het edelhert is gekozen. Naar een idee van RAAP zal de vondst van het edelhert beleefbaar gemaakt worden in de vorm van een kunstwerk. Vier jeugdige archeologen bij de resten van het edelhert, dat op 2 december gepresenteerd werd.
erfgoedzorg
Vrijwel zeker is het edelhert het slachtoffer geworden van een jachtpartij. Op de locatie zijn ook resten van andere oerdieren gevonden en materiaal dat door mensen is achtergelaten, zoals pijlpunten en schrabbers. De combinatie van vondsten maakt het beekdal bij Mildert tot een buitengewoon interessante archeologische archiefkast. De bewoners van het toenmalige Limburg waren jager-verzamelaars. De informatiebron over jager-verzamelaars bestaat hoofdzakelijk uit anorganisch materiaal: vuurstenen artefacten. Nu is er eindelijk een vindplaats ontdekt met organisch materiaal. Het botspectrum laat zien welk jachtwild hier destijds rondliep: edelherten, wilde zwijnen, wilde paarden, bevers, reeën en oerrunderen. Het bot is gevonden op een plek waar het beekdal versmalt en dieren dus gemakkelijk konden oversteken. Een uitstekende plek ook voor prehistorische jagers, want het wild kwam naar ze toe. Het edelhert blijkt in hartje winter geschoten te zijn, het gewei is namelijk volledig uitgegroeid. Dat wijst erop dat mensen niet allemaal naar het zuiden trokken om de winterse kou te overleven.
Archeologisch onderzoek in het voormalige Concentratiekamp Ameersfoort.
Boeren en archeologie: een kwestie van zoeken naar werkbare oplossingen.
INHOUD
verbeelding archeologische vondst
2010 - 2
Archeologische begeleiding met historisch rendement. Bijvoorbeeld in Brummen.
Niet eerder vertoond: kruipruimteonderzoek of bouwbiografisch onderzoek.
En verder: Wat u moet weten over de MoMo | Raadsels rond een prehistorische pot | Grote bijlen in de Kleine Beerze | RAAP informatiedagen succesvol | Nieuw regiohoofd en teamleider prospectie voor RAAP West-Nederland.
archeologisch onderzoek WO II
ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK IN KAMP AMERSFOORT Begin november hebben archeologen van RAAP een kleine opgraving uitgevoerd in het voormalige Concentratiekamp Amersfoort. Het was voor de eerste maal in Nederland dat archeologen in een concentratiekamp hebben opgegraven. De Stichting Nationaal Monument Kamp Amersfoort had RAAP ingeschakeld om nader onderzoek te doen naar het uitbreidingsgebied van het Nationaal Monument. Hierbinnen liggen loopgraven en stellingen waarvan de functie en datering onduidelijk was. Aan de opgraving ging een uitgebreid bureauonderzoek vooraf waarbij het kamp volledig in kaart is gebracht. Het onderzoek maakt goed duidelijk dat het barakkenkamp waar de gevangenen zaten maar een klein deel van het concentratiekamp vormde. Het barakkenkamp was zo’n 3 hectare groot, terwijl het totale kamp Amersfoort een oppervlakte had van circa 45 hectare. Opvallend is dat het Nationaal Monument, dat zich concentreert om de nog aanwezige schietbaan, maar een zeer klein deel vormt van het gehele kamp. Een groot deel van het kamp is tegenwoordig golfbaan. Ook liggen er op het terrein onder meer een politieschool, dierenasiel en gebouwen van de scouting. Zelfs de A28 doorkruist een deel van het voormalige concentratiekamp. Datering van loopgraaf en stelling Binnen het kamp is een aantal functionele zones te onderscheiden. Zo is er het kamp waar de bewakers van de gevangenen leefden, kamp Amsvorde dat voor de zogenaamde buitenwacht zorgde en waar SS-troepen werden opgeleid, zones waar de gevangenen te werk werden gesteld, bufferzones met bosaanplant, zones met massagraven en een terrein waar waarschijnlijk geoefend werd en licht luchtafweergeschut heeft gestaan. Het veldonderzoek richtte zich op deze laatste zone. Dit terrein ligt direct ten noorden van de in 1943 door de gevangenen gegraven schietbaan. Het veldonderzoek beperkte zich tot de zones waar het inrichtingsontwerp voorzag in de reconstructie van een klein stukje loopgraaf en één stelling. De belangrijkste onderzoeksvragen waren of deze elementen al ten tijde van de Nederlandse mobilisatie zijn te dateren en of de stellingen door de Duitsers zijn hergebruikt of zijn aangelegd. Een andere belangrijke vraag was die naar de aard van het terrein: is het een oefenterrein, een stelling met luchtafweergeschut of een combinatie van beide? Het bureauonderzoek gaf hierover onvoldoende uitsluitsel. Geconcludeerd werd
Gedenken en herinneren Concentratiekamp Amersfoort stond tussen 1941-1945 onder toezicht van de Duitse politie. Meer dan 35.000 mensen hebben er voor korte of langere tijd gevangen gezeten. Een groot deel van hen werd doorgevoerd naar andere kampen. Honderden gevangenen zijn in het kamp door mishandeling, verwaarlozing en geweld om het leven gekomen. In 1943 hebben de gevangenen met de hand een schietbaan gegraven van bijna 350 meter lengte en 8 meter diepte. Deze schietbaan is gebruikt als fusilladeplaats en heeft de status van Nationaal Monument, een plek om te gedenken en te herinneren. De Stichting Nationaal Monument Kamp Amersfoort wil de restanten van het kamp behouden en beschermen en het gebruik van het Nationaal Monument bevorderen. Een deel van het terrein zal ingericht worden voor educatieve doeleinden en de opgraving loopt vooruit op de voltooiing daarvan.
dat het waarschijnlijk een Duits oefenterrein betrof; een relatie met kamp Amsvorde lag voor de hand. Maar alleen veldonderzoek kon uitsluitsel hierover geven. Betonnen bodemplaat voor luchtafweer? En zoals vaker in de archeologie gaf het veldonderzoek op een aantal punten wel duidelijkheid, maar riep het des te meer vragen op. Een deel van de loopgraaf is blootgelegd. Het graafwerk wierp licht op de constructie van de loopgraaf: deze was voorzien van houten wanden die met houten palen werden geschraagd. De sporen hiervan zijn in het zand teruggevonden. Het hout lijkt hergebruikt te zijn, waarschijnlijk kort na de oorlog. In de vulling van de loopgraaf werden onder andere diverse hulzen aangetroffen, waaronder overigens geen enkele van het Nederlandse leger. Op het laatste moment werd een opvallende ontdekking gedaan. In een van de stellingen vonden de archeologen
OP=OP
U
kent ze wel. Die opdringerige reclameborden die je proberen over te halen zo snel mogelijk dit of dat aan te schaffen omdat de voorraad bijna op is. Want OP=OP, en voor u het weet is het te laat en dan bent u een dief van uw eigen portemonnee. En dat willen we niet, toch? Gelukkig voor diezelfde V.l.n.r.: het opmeten van de paalsporen van de portemonnee blijkt het altijd weer mee te vallen en loopgraafconstructie, de loopgraaf in het vlak en de perstoelichting staat er een week later een nieuw bord met OP=OP, bij het profiel van de loopgraaf. met opnieuw echt de allerlaatste exemplaren. Hoe anders is het gesteld met ons erfgoed, of het nu diep verborgen ligt onder het oppervlak, of voor iedereen zichtbaar en beleefbaar. Als dat erfgoed verloren gaat, een betonnen bodemplaat, waarschijnlijk is OP=OP ook echt OP=OP. Het is verdwenen, gewoon weg en wat er rest is een snel voor licht luchtafweergeschut. Vreemd genoeg vervagende herinnering. zijn - tot nu toe - geen sporen van gebruik van Het besef dat het archeologisch erfgoed naast haar betekenis als historische deze stellingen aangetroffen, zoals hulzen en wetenschap, ook een kwaliteitsbepalend onderdeel van onze huidige en toekomstige persoonsgebonden materiaal. De voorzichtige omgeving is (ik citeer hier een uitspraak van Tom Bloemers, voorzitter van de Stichting conclusie luidt daarom dat in het kamp een RAAP), is leidend geweest voor het werk van RAAP. Bij de oprichting, nu en in de klein complex lag dat door de Waffen SS toekomst. Van veel betekenis was het congres in 1990 ter ere van het vijfjarig bestaan werd gebruikt voor de (lucht)beveiliging van van RAAP, dat de veelzeggende titel droeg: ‘Cultuurhistorie en milieu in 2015. Op weg kamp Amsvorde, maar dat waarschijnlijk ook naar een landschap zonder verleden?’. Het was een onmisbare stap in een lange weg voor trainingsdoeleinden werd gebruikt. In die moest leiden naar de ondertekening van het Verdrag van Malta en de herziening Kamp Amsvorde, dat deel uitmaakte van het van de Monumentenwet 1988. Doelstelling van deze wet is het behoud van erfgoed, bij concentratiekamp, werden SS-troepen opgeleid: voorkeur in de bodem. Resultaat is, of zou moeten zijn, een duurzaam archeologischom die reden was het een doelwit. De onthulling van een van de muntmedaillons op 13 juni (boven) en de plaatsinghistorisch landschap. ervan, met op de achtergrond RAAP-projectleider Jan Roymans (onder). Terugkijkend mogen we trots zijn op wat in de Nederlandse samenleving met betrekking Het concentratiekamp Amersfoort is door de tot ons erfgoed bereikt is. Gemeentes hebben op grote schaal gehoor gegeven aan Duitsers opgericht op de plek waar tijdens de de doelstelling van de ‘nieuwe’ monumentenwet en houden inmiddels in een vroeg mobilisatie door de Nederlanders twee kampen stadium van de ruimtelijke ordening rekening met het erfgoed. In het kader van de waren gebouwd, waaronder Amsvorde. Voor de recente modernisering van de monumentenzorg (MoMo) zijn er al meerdere gemeentes theorie dat de loopgraven al in 1939 of 1940 die bij nieuwe bestemmingsplannen naast archeologie ook ruim aandacht schenken door de Nederlanders gegraven kunnen zijn, aan het historisch landschap. En het blijft niet bij aandacht schenken alleen. Meer en werd geen archeologisch bewijs aangetroffen. meer wordt de Belvedere-gedachte van ‘erfgoed gebruiken als inspiratiebron bij de Overwogen wordt nu de archeologische ruimtelijke inrichting’ in praktijk gebracht. In de nieuwsbrieven van RAAP zijn daar vele werkzaamheden voort te zetten, met name om voorbeelden van te vinden. de stellingen beter te kunnen onderzoeken. Toch is de laatste tijd ook kritiek te horen, niet toevallig in een tijd waarin het economisch tegen zit. Met regelmaat wordt de vraag gesteld of door toepassing van het principe ‘de bodemverstoorder betaalt’, de lusten en de lasten wellicht ongelijk RAAP onderzoek naar archeologische worden verdeeld. Anders gezegd: de (kleine) projectontwikkelaar of agrariër betaalt de resten uit de Tweede Wereldoorlog kosten voor archeologisch onderzoek, veelal een opgraving, terwijl de hele Nederlandse Er is een groeiende maatschappelijke samenleving er de vruchten van plukt. Ongetwijfeld zit daar een kern van waarheid in. en wetenschappelijke belangstelling Ongetwijfeld wordt door soms te strikte toepassing van procedures wel eens te weinig te bespeuren voor onderzoek naar het rekening gehouden met de ‘draagkracht’ van een project. oorlogserfgoed. RAAP wordt regelmatig Ik zou daar twee opmerkingen bij willen plaatsen. Allereerst dat het aan de gemeentes gevraagd dergelijk onderzoek uit te voeren. (zelf) is om de afweging te maken wanneer wel of geen archeologisch onderzoek vereist Zo begeleidden specialisten van RAAP is, om vervolgens te bepalen of de eisen aan de bodemverstoorder als er moet worden eind november de berging van een B17 opgegraven billijk en redelijk zijn. Het lijkt me dat deze afweging zonder meer aan de bommenwerper die in de oorlog boven het gemeentes is toe te vertrouwen. Mijn tweede opmerking slaat terug op het begin van Kristalbad in Apeldoorn was neergestort. mijn verhaal. Doelstelling van de Monumentenwet 1988 is behoud van erfgoed in de Samen met de Vrije Universiteit Amsterdam bodem. Pas als dat niet mogelijk is komt opgraven in beeld. Nu, na 15 jaar werken in is RAAP het Odyssee-project ‘Begraven de geest van Malta en in economisch onzekere tijden, is het toepasselijk deze primaire Oorlogsverleden’ van NWO gestart. Doel doelstelling opnieuw onder de aandacht te brengen. Het principe ‘de bodemverstoorder hiervan is de systematische ontsluiting van betaalt’ is juist ingezet om opgravingen en hoge kosten te voorkomen! sporen, vondsten en gegevens uit WO II, Of het nu om rechtse speeltjes of linkse hobby’s gaat doet in dit geval niet ter zake. aangetroffen bij opgravingen tussen 1970Het archeologisch erfgoed, al dan niet zichtbaar in het landschap, is van en vooral voor 2010. Daarbij ligt de nadruk op het bepalen ons allemaal. Duurzame ontwikkeling verdient daarom meer dan ooit onze volledige van de aard, omvang en kwaliteit van het aandacht. Want OP=OP, en er komt geen nieuwe aanbieding! archeologisch erfgoed van de oorlog, de wetenschappelijke informatiewaarde en het bredere cultuurhistorische belang ervan. Voor Marten Verbruggen meer info:
[email protected] directeur RAAP Archeologisch Adviesbureau
archeologische begeleiding
Archeologische begeleiding met historisch rendement Of het nu gaat om de aanleg van een nieuwe riolering, van kabels of leidingen: verbeteringen van gemeentelijke voorzieningen zijn aan de orde van de dag. Daarbij gaan nogal wat meters grond op de schop en dat kan prachtige inkijkjes in de geschiedenis van die plek opleveren. Zoals onlangs in het Gelderse Brummen, waar de historische kern van het dorp bloot kwam te liggen. In het centrum van Brummen zijn afgelopen najaar rioleringswerkzaamheden uitgevoerd en de gemeente liet het graafwerk archeologisch begeleiden door RAAP. De lange strook van drie meter breed en enkele honderden meters lang bood een uitgelezen kans om voor de eerste keer het bodemarchief van de historische dorpskern te bestuderen. Dat daarbij opzienbarende informatie naar boven kwam, was dan ook geen verrassing. “Er is weinig bekend over de oudere geschiedenis van veel dorpen, behalve dat de meeste al vele honderden jaren oud moeten zijn,” zegt senior projectleider Nico Willemse. “Een rioleringssleuf dwars door het historische hart van deze oude dorpen levert bijna altijd belangrijke nieuwe informatie op.” Tijdens de begeleiding ontdekten de archeologen langs de Zutphensestraat nabij de Markt de sporen van een middeleeuwse gracht. Uit aanvullend bronnenonderzoek bleek dat het moest gaan om de omgrachting van een zeer belangrijke middeleeuwse boerderij. Willemse: “De geschiedenis van deze omgrachte boerderij is verbonden met machtige graven en een vooraanstaande abdij. Brummen en zijn kerk zijn in de Vroege Middeleeuwen uit deze boerderij ontstaan. We kunnen het de kiem van het dorp noemen en het is daarom een erg belangrijke vondst.” De graven van Hamaland Deze boerderij, die de naam ‘hof te Brummen’ droeg, was in de Vroege Middeleeuwen (tussen 500-1000 na Chr.) eigendom van het beroemde geslacht van de graven van Hamaland. Zij regeerden over grote delen van Midden- en Oost-Nederland. Eén van de leden van deze familie, Wracharus, verbleef in deze hoeve toen hij in 794 grond in Wichmond schonk aan de missionaris Liudger. ‘Brimnum’, zoals de hoeve en zijn omgeving toen genoemd werden, is ook de oudst bekende vermelding van Brummen in
historische bronnen. Het betekent vermoedelijk ‘nederzetting aan de stroom’, waarmee de IJssel wordt bedoeld. De hoeve lag op de kruising van belangrijke wegen van Arnhem naar Zutphen en van de Veluwe door de IJssel naar de Achterhoek. De graven van Hamaland werden steeds belangrijker en machtiger. Zij verbleven regelmatig in de omwalde stad Zutphen, slechts enkele kilometers van Brummen vandaan. Na de dood van de laatste graaf, omstreeks 974, was de Brummense boerderij onderdeel van een ruzie om de erfenis tussen de machtige Adela van Hamaland en haar zus Liutgard, hoofd van de abdij te Elten, nabij Emmerich. Uiteindelijk trokken Liutgard en haar abdij aan het langste eind. De hof te Brummen werd eigendom van de abdij van Elten. Een groot aantal boeren uit de directe omgeving moest vanaf dat moment op deze hof in opdracht van de abdij een deel van hun jaarlijkse oogst afleveren. Kern van het dorp Grondsporen van de hof te Brummen zijn tot op heden niet gevonden, maar uit historische bronnen en oude kaarten blijkt dat de gracht die nu is gevonden, om deze boerderij moet hebben gelegen. Lang nadat de boerderij was afgebroken en de gracht gedempt, werd een deel van dit terrein bestemd als Marktplein, en zo heet het nog steeds. Bij de aanleg van het Marktplein in 1819 stond het terrein zelfs nog bekend als ‘de Oudenhof’. De hof te Brummen is bepalend geweest voor hoe Brummen er nu uit ziet. De abdij liet namelijk bij haar hof een kerk bouwen, gewijd aan de heilige Pancratius. Aanvankelijk alleen voor de eigen boeren, maar vanaf 1179 toegankelijk voor alle inwoners van de parochie Brummen. De kerk staat er nog steeds, aan de Kerkstraat, maar de oude hof is gesloopt. Door het groeiende aantal inwoners tussen 1600 en 1800 moest het dorp uitbreiden.
Brummen dankt haar bestaan dus feitelijk aan deze boerderij, maar de geschiedenis van het gebied gaat veel verder terug. Willemse: “Bij de begeleiding hebben we ook dierbegravingen met sporen van een nederzetting uit de Romeinse tijd aangetroffen. Dat de kern zo rijk is aan bodemschatten was weliswaar voorspeld, maar zo’n inkijkje levert voor dit vermoeden direct bewijs. Zo zie je maar wat het rendement kan zijn van de begeleiding van dit soort noodzakelijke ingrepen. Zo’n riool trekt een
lang spoor dwars door een gebied, waardoor belangrijke feiten over cultuurschatten kunnen worden verzameld. Als maatschappij willen we daar verstandig en zorgvuldig mee omgaan, en daartoe zijn gegevens die je tijdens een begeleiding kunt verzamelen onontbeerlijk.” Nico Willemse Senior Projectleider RAAP Oost: “Begeleidingen kunnen fraaie inkijkjes in de dorpsgeschiedenis tonen”
beleid
Wat u moet weten over de MoMo Waar staat MoMo voor? Het Ministerie van OCW werkt sinds enige jaren aan de Modernisering Monumentenzorg, ook wel kortweg MoMo genoemd. Waarom moderniseren? De Monumentenwet stamt uit het midden van de vorige eeuw. Het denken over de omgang met monumenten is sindsdien sterk veranderd. Zo is er een verschuiving in het denken van object naar gebied en van behoud naar ontwikkeling. Ook de organisatie van de monumentenzorg is aan verandering toe. Daarom wordt het systeem aangepast. Wat gaat er veranderen? Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Door de MoMo zullen cultuurhistorische belangen voortaan moeten worden meegewogen in de ruimtelijke ordening. Vergelijkbaar met de ontwikkelingen in de archeologische monumentenzorg is de MoMo gebiedsgericht. De MoMo kent nog twee andere pijlers: krachtiger en eenvoudiger regels met betrekking tot rijksmonumenten en het bevorderen van de herbestemming van monumentale panden zonder functie. Wanneer wordt er uitvoering aan de MoMo gegeven? Medio 2011 is de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gepland, waardoor alle cultuurhistorische waarden - dus niet alleen archeologische - moeten worden meegewogen in de ruimtelijke ordening. Wat wordt onder cultuurhistorie verstaan? Cultuurhistorie omvat vanouds de disciplines historische bouwkunde, historische geografie en archeologie. Aardkundige waarden kunnen daar eventueel aan toegevoegd worden. Gemeentes krijgen echter ook de vrijheid om zelf te bepalen, wat ze in hun gemeente onder cultuurhistorie verstaan. Voor wie heeft de MoMo gevolgen? Door de MoMo krijgen vooral gemeentes er een taak bij. Zij moeten hun ruimtelijke plannen ‘cultuurhistorie-proof’ maken. Met name het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen.
Hoe kunt u zich voorbereiden op de MoMo? Gemeentes kunnen cultuurhistorische inventarisaties (laten) maken om hun erfgoed in kaart te brengen en vervolgens te waarderen. Die vormen de basis voor het ontwikkelen van specifiek beleid voor cultuurhistorie en ruimtelijke ordening. Zij kunnen hiervoor de hulp inschakelen van gespecialiseerde adviesbureaus zoals RAAP om het gemeentelijk beleid in de organisatie te operationaliseren en cultuurhistorische waarden in bestemmingsplannen te borgen.
Wilt u meer weten over de MoMo? Als u meer informatie wenst over dit onderwerp dan kunt u het RAAP informatieblad ‘cultuurhistorie op maat’ aanvragen via www.raap.nl of contact opnemen met onze regionale specialisten: regio Noord: Jørgen van Beek, T 0512-589140 regio Oost: Luuk Keunen, T 0575-567876 regio Zuid: Bart Moonen, T 0495-513555 regio West: Petra Kloosterman, T 071-5768118
Petra Kloosterman beleidsmedewerker RAAP west: “Bij RAAP hebben we veel ervaring met het in kaart brengen van landschappelijke cultuurhistorische waarden. We hebben een speciaal stappenplan ontwikkeld dat gemeentes helpt keuzes te maken en de MoMo stapsgewijs in te bedden in het gemeentelijk beleid.” Bart Moonen beleidsmedewerker RAAP zuid: “Niet al het geïnventariseerde erfgoed is even waardevol. Belangrijk is dat de waardering hiervan niet alleen door een erfgoedspecialist wordt bepaald. Om voldoende draagkracht te krijgen is het ook van belang dat er burgers en belangengroepen betrokken worden bij de waardering van het lokale erfgoed.”
“Kruipruimtes onderzoeken: ik wist meteen dat ik dat ook wilde doen!”
postmoderne archeologie
RAAP onderzoeker Jobbe Wijnen over ‘beleefde authenticiteit’ Hij verzamelde zo’n 15 vuilniszakken vol ‘rommel’, streek stapels papiertjes glad en verbleef vele uren in donkere, stoffige ruimtes onder de grond. Jobbe Wijnen, werkzaam bij RAAP als specialist in archeologisch onderzoek naar resten van de Tweede Wereldoorlog, schrikt er niet voor terug om een compleet nieuw soort onderzoek uit te proberen. Hij deed iets waar eigenlijk nog geen naam voor is: kruipruimteonderzoek zou je het kunnen noemen of bouwbiografisch onderzoek. Daarmee legde hij de ziel van een oud pand bloot: een voormalige HBS aan de Generaal Foulkesweg in Wageningen. Niet in opdracht, maar geheel uit eigen interesse. Jobbe Wijnen: “Het idee kwam van een vriend van mij, Hans Timmerman, die ik ken van het Platform Bodemonderzoek Tweede Wereldoorlog. Hij is gespecialiseerd in archiefonderzoek, maar mag ook graag het veld in gaan. Zijn familie heeft binding met het plaatsje Laag Soeren en hij wilde onderzoek doen naar de Duitse eenheden die daar gelegerd waren. Zo vertelde Hans me hoe hij daar de kruipruimte van een badhuis was ingegaan en interessante ontdekkingen had gedaan die tot de oorlog te herleiden waren. Toen we daarover te spreken kwamen, wist ik meteen: dat wil ik ook doen!
te vragen kruipruimtes in te mogen. Ik kreeg gelukkig alle medewerking daarvoor.
Wat wilde je onderzoeken?
Hoewel het misschien als spielerei begon, ben ik meteen gaan nadenken over een goede vraagstelling. Dat was wel nodig, want ik werd overstelpt door vondsten. Zakken vol, een enorme puinhoop. Voor mij was het de vraag of er sporen uit de Tweede Wereldoorlog te vinden waren en wat die kunnen zeggen over het pand in de bezettingstijd. In eerste instantie wilde ik alleen spullen uit de oorlogsperiode meenemen, maar dat bleek al snel geen doen. Er Hoe ben je begonnen? Bij RAAP houd ik me bezig met archeologisch onderzoek naar resten lag zoveel dat in feite ook relevant was. Neem het toegangskaartje voor de Kermesse d’été in Rotterdam uit 1920, zo’n beetje de van de Tweede Wereldoorlog en het was voor mij logisch om in dat oudste vondst. Wie heeft nog zoiets? En heel veel proefwerken, tijdvlak te blijven. Ik wilde kijken of zo’n kruipruimteonderzoek in moet je die dan weggooien? Ik ben dus niet discriminerend te werk Wageningen, waar ik woon, uit te voeren zou zijn. In maart 2010 gegaan. heb ik met de gemeentearchivaris uitgezocht welke Wageningse panden in de oorlog door de Duitsers gevorderd waren. Dat bleek nog knap lastig, maar uiteindelijk kwam ik erachter dat ’t Venster, Hoe is het om te werken in kruipruimtes? een intrigerend kasteelachtig gebouw dat nu dienst doet als creatief Het is allesbehalve comfortabel in zo’n kruipruimte. Het is er centrum, ook gevorderd is geweest. Het pand is in 1897 gebouwd benauwd en smal, het zweet staat in je ogen, maar je kunt het niet als de Hoogere Burgerschool door architect Van Lokhorst, destijds wegpoetsen vanwege de handschoenen die je aanhebt, er liggen rijksbouwmeester en ontwerper van meerdere HBS gebouwen. Het dode beesten en het is er heel stoffig. In het begin droeg ik een ging allemaal heel snel: om drie uur kwam ik erachter dat dit ook gewoon stopkapje, maar dat voldeed niet. Ik heb een goed masker gevorderd was en om vier uur was ik al in het pand om toestemming met losse filters aangeschaft om de kruipruimtes in te gaan.
Wat heb je zoal gevonden? Omdat het een school is geweest, lagen er ontzettend veel kladblaadjes met krabbels, de oudste beschreven met inktpen, de latere met ballpoint. Het was geen doen om alles mee te nemen en uiteindelijk koos ik ervoor alleen papier met tekst te bewaren dat in redelijke toestand verkeerde. Achter al die papieren zitten persoonlijke verhalen. Van één persoon lagen her en der verschillende proefwerken, allemaal dikke onvoldoendes. Geen wonder dus dat ze nooit mee naar huis genomen waren. Een ander setje proefwerken kwam uit 1945. Na een oproep in de krant komt de leerling van toen het binnenkort zelf ophalen! Dat zijn mooie dingen. Zoiets brengt je terug in de tijd, alsof je erbij was. Het onderscheid tussen jezelf en de geschiedenis houdt dan even op. Vanalles heb ik verzameld. Blikjes schoolmelk van Friesch Meisje, boterbriefjes, foto’s van oude popsterren, krijtjes, potloden, sigaren, etenswaren, pakjes sigaretten, zelfs een enorm gipsen beeld in honderd brokken. Ook grappig was een bestellijstje dat waarschijnlijk van bouwvakkers is geweest. Op het plankje stond met potlood de bestelling geschreven: friet, knak, frikadel en bier.
Wat heb je uit de oorlogsjaren ontdekt? Over de hele linie vond ik her en der in hoekjes wel iets uit oudere perioden, maar de bulk kwam uit eind jaren ‘60. De Mammoetwet werd ingevoerd, de school verhuisde en er is een grote verbouwing geweest. De vloeren zijn vernieuwd en eventuele sporen uit de Tweede Wereldoorlog zullen daarbij uit de kruipruimtes verdwenen zijn. Leuk is dat de biografie van het Wageningens onderwijs duidelijk uit de vondsten is af te lezen.
Ik heb ook holle muren onderzocht en de zolder van het gebouw. In de beplanking van het dak hebben veel mensen hun naam achtergelaten, van 1897 tot nu! Ook uit de oorlog vond ik twee inscripties. Een met de tekst ‘H.C. van Putten Dec 44 SS †’ in het hout gekrast en de inscriptie ‘J. Stammes Gymnastiek 4.5.44’. Verder zijn er sporen van granaatvuur aan de buitenkant van het pad gevonden die verwijzen naar de oorlog.
Wat is de waarde van het onderzoek? Die is tweeledig. Ten eerste kan het aanvullend historisch feitenmateriaal opleveren, maar de belangrijkste waarde van dit onderzoek voor mij is wel dat de geschiedenis van die plek tot leven komt. Het effect omschrijf ik graag als ‘beleefde authenticiteit’: het schept een direct contact met de geschiedenis, die van een andere orde is, maar wat mij betreft op gelijk niveau staat met de wetenschappelijke waarden. De berg unieke curiosa biedt eindeloos veel mogelijkheden om in contact te komen met het verleden. Voor de mensen die er nu werken komt hun werkplek tot leven en ik ga er binnenkort ook een lezing geven. Wat ik zelf het belangrijkste vind, is dat er een vervolg komt, het moet een output hebben. Een lezing en een rapport is voor nu het belangrijkste. Het is nog wel de vraag wat er nu met de vondsten moet gebeuren. In de reguliere archeologie is de kernvraag dat je wilt snappen wat er in het verleden gebeurd is en kijken wat je daar nog van terugvind, dat maakt mensen enthousiast. Dat enthousiasme is minstens zo belangrijk als de kennisvragen. Desondanks is het wel ook cultuurhistorisch onderzoek, dus ik ben er zeker niet op tegen om alle oude HBS gebouwen in ons land eens systematisch op deze manier eens te onderzoeken.”
V.l.n.r.: kruipruimtevondsten: poster van jeugdidool Michael Landon, sigarettendoosje, toegangskaartje, melkblik, boterbriefje en inscriptie uit december 1944; het voormalige pand van de Hoogere Burgerschool, thans ’t Venster, in Wageningen en Jobbe Wijnen naast het gerestaureerde gipsen beeld.
geluiden uit het veld
Boeren en archeologie: een kwestie van zoeken naar werkbare oplossingen Met enige regelmaat verschijnen er berichten in de media over boeren die ‘hun buik vol hebben’ van archeologie. Zij zouden op zeer hoge kosten gejaagd worden. Hoe representatief is deze hartenkreet? Er zijn namelijk steeds meer boeren die op de een of andere manier profijt hebben van archeologie. De medewerkers van RAAP komen regelmatig op agrarische bedrijven om archeologisch onderzoek uit te voeren. Sinds de invoering van de Wet op de archeologische monumentenzorg in 2007, krijgt namelijk iedereen die van plan is te bouwen en daarvoor grondverzet moet plegen, met archeologisch onderzoek te maken. Ook boeren. Dat onderzoek moet voorkomen dat archeologische resten ongezien verdwijnen. Sommige boeren weigeren archeologen de toegang, anderen werken welwillend mee. Het meest recente RAAPonderzoek op een boerderij vond onlangs plaats in het Friese Dronrijp. Projectleider Haije Veenstra deed daar een dag booronderzoek: “Deze boer wilde de bestaande ligboxstal uitbreiden op een plek waar deels nog intacte terplagen uit de Late IJzertijd, Romeinse tijd en de Middeleeuwen in de bodem bleken te zitten. De kelder voor de mestafvoer onder de ligbox zou voor een klein deel van het plangebied ten koste gaan van de archeologie. De boer kwam toen met het voorstel om dat deel van de geplande ligbox niet te onderkelderen. Een mooie oplossing waar ook het bevoegd gezag, dat de vergunning zou moeten afgeven, zich in kon vinden.” Enkele weken later blijkt deze boer er nog niet helemaal uit te zijn. Mevrouw Terluin van het maatschap: “We wonen op een terp en dat heeft z’n charme, maar wat we oorspronkelijk wilden kan daardoor niet. Als je een deel niet onderkeldert moet je andere oplossingen zoeken voor de mestopslag, bijvoorbeeld een bovengrondse mestsilo of een mestrobot. Misschien is daar subsidie voor, maar het wordt in elk geval een ander financieel plaatje en daar moeten we goed over nadenken.” Voor boeren zijn de tijden definitief veranderd. In de afgelopen jaren daalde het aantal boerenbedrijven in een rap tempo, volgens het CBS verdwenen een jaar geleden zo’n
elf bedrijven per dag. De concurrentie uit het buitenland neemt toe, het aantal mega-boeren en supertuinders groeit en vooral kleine boerenbedrijven hebben het moeilijk. Als boeren niet kunnen uitbreiden, gaan ze op zoek naar neveninkomsten zoals agrotoerisme en natuurbeheer. Verder wordt de scheiding tussen de stad en het platteland diffuser. Boeren zijn niet meer de enige spelers in het buitengebied. Naast de landbouw strijden functies als recreatie, wonen, industrie en natuur om een plek en ook de zorg voor het archeologisch erfgoed telt mee bij de inrichting van de ruimte.
O
nderzoekskosten Boeren met bouwplannen kunnen te maken krijgen met archeologie: als verstoorder van de bodem dienen ze bij te dragen aan de kosten voor een eventueel archeologisch onderzoek. Die kosten moeten wel in een redelijke verhouding staan tot de kosten die met de investering gemoeid zijn. Een verkennend onderzoek van zo’n 1700 tot 2000 euro op een stal van 100.000 euro wordt niet als onevenredig gezien. Klachten over de kosten van archeologisch onderzoek die ten onrechte voor rekening van de aanvrager van een vergunning zouden zijn, heeft de Raad van State tot nu toe ongegrond verklaard. Afgelopen jaar speelde dat in Westvoorne, Jacobswoude en Eemsmond. Als een archeologisch vervolgonderzoek nodig is en uitmondt in een opgraving, kan de vergunningaanvrager een beroep doen op de excessieve kostenregeling. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft daarvoor bijna twee miljoen euro gereserveerd, maar dit jaar heeft nog niemand daar een beroep op gedaan. Met de belangen van boeren kunnen gemeenten op allerlei manieren rekening houden. Bijvoorbeeld door vrijstellingen te geven, of de afweging te maken om voor agrarische belangen in plaats van archeologie te kiezen. Ze kunnen
ook gebieden aanwijzen waar geen archeologisch onderzoek nodig is, of een deel van de onderzoekskosten betalen. Verder dienen gemeenten duidelijk aan te geven waar archeologische resten in de bodem te verwachten zijn, bijvoorbeeld via archeologische verwachtingskaarten. Als van tevoren al vaststaat dat de bodem verstoord is, of de archeologie diep onder de verstoringslaag ligt, kunnen boeren zonder problemen hun gang gaan.
P
ittige discussies Voor RAAP-projectleider Reinier Ellenkamp gaat het er bij elk onderzoek om goed te communiceren en te denken vanuit de klant: “We kunnen de wet niet aan onze laars lappen, maar we kunnen wel proberen met werkbare alternatieven komen.” Ellenkamp heeft een schoonvader die boer is: “Dat levert soms pittige discussies op als we het over archeologie hebben. Voor een boer kan het lastig zijn rekening te moeten houden met archeologie. Aan de andere kant hebben wij in dit land democratisch besloten dat we waardevolle archeologische resten beschermen en onderzoek doen als dat nodig is. Uiteindelijk is daar ook wel begrip voor.” Reinier Ellenkamp herinnert zich een boer die verkennend onderzoek moest laten uitvoeren omdat hij de grond wilde diepwoelen tot een diepte van 80 cm bij een bouwvoor van maar 40 cm. “Het ging om een landinrichtingsproject en ik heb geadviseerd om het gronddepot uit een nabijgelegen gebied te gebruiken voor de ophoging van zijn land. De kosten daarvan waren ongeveer even hoog als een verkennend onderzoek. De boer was wel gecharmeerd van deze oplossing, want hij zou dan niet het risico van een eventueel vervolgonderzoek lopen als er wat gevonden zou worden. Bovendien is de eventuele archeologie daar ook nog eens bij gebaat, want die ligt beschermd onder een ophogingspakket.” Een ander voorbeeld van creatief meedenken met agrarische ondernemers speelt in de boomteelt. Mensen willen tegenwoordig bomen met een kluit want dat scheelt groeitijd. Als de sierbomen met kluit en al gerooid worden, blijven er diepe gaten in de grond over. De laag teelaarde die eventuele archeologische vindplaatsen in de bodem daaronder beschermt, wordt langzamerhand steeds dunner. Door die gaten dicht te gooien met aarde van elders, bijvoorbeeld met grond die is vrijgekomen bij natuurontwikkeling, blijft die
beschermende buffer bestaan. De vruchtbaarheid van de grond blijft op peil en door de afdekkende laag die je opbrengt, blijven archeologische resten behouden.
B
edrijfsvoering verrijken Boeren hebben de laatste jaren steeds meer creativiteit ontplooid en nieuwe overlevingsstrategieën geïntroduceerd: ze investeren in streekeigen producten, recreatieve voorzieningen, natuurbeheer en ook kinderopvang. Het buitengebied fungeert meer en meer als een recreatieve ruimte voor de stad. Naast het reguliere werk houden boeren er bijvoorbeeld een minicamping of kaasmakerij op na. Ze vormen hun onderneming deels om tot recreatief bedrijf en zijn dan juist gebaat bij archeologie en cultuurhistorie. “Als je daar als archeoloog mooie bouwstenen voor aanlevert, kan het hun bedrijfsvoering verrijken,” zegt RAAP-projectleider Jan Roymans. “De kennis over de streekgeschiedenis, die naar boven komt uit archeologisch onderzoek, kunnen boeren gebruiken om hun eigen streekproducten te promoten.” Een mooi voorbeeld waar Jan Roymans zich hard voor maakt, is de reconstructie van een Romeinse grafheuvel die bekend staat als de Kabouterberg in Hoogeloon. Hier zou de mythische kabouterkoning Kyrie wonen. Roymans: “Een bierbrouwer uit Schijndel is nu bezig Koning Kyrie bier te brouwen en hij is in onderhandeling met lokale boeren om hop en graan te leveren. De cultuurhistorie komt zo tot leven en helpt bij de ‘branding’ van de streek. Cultuurhistorie als uithangbord voor toerisme, daar staat de Reconstructiewet trouwens vol mee.” ‘Boeren in Nederland gaat weer veel leuker worden’, kopte de Telegraaf op 13 november jongstleden boven een artikel waarin de voorzitter van LTO Nederland voorstelt om ‘archeologisch onderzoek te schrappen voor agrariërs die hun stal willen uitbreiden’. Het mag duidelijk zijn dat ons erfgoed daar niet bij gebaat is. Zonder onderzoek zal het archeologisch bodemarchief ongezien verdwijnen en wat eenmaal weg is, is voor altijd weg. Er zijn echter veel creatieve maatwerk oplossingen mogelijk als het gaat om archeologie en boeren in Nederland.
1
De opgraving In 2009 is in Rhenen-Remmerden in opdracht van de provincie Utrecht een opgraving uitgevoerd op de plek waar inmiddels een rotonde is gerealiseerd. Hierbij troffen de archeologen van RAAP volgens verwachting de plattegronden van diverse boerderijen en spiekers aan. Deze zijn te dateren in de Bronstijd en de IJzertijd, in een enkel geval mogelijk nog iets jonger. Oftewel: geen hele grote verrassingen, totdat…
2
De ontdekking Op de laatste dag, jawel, werd een complete en rijk versierde urn gevonden, op z’n kop begraven in een kuiltje. In en onder de pot werd niets bijzonders aangetroffen. Daaromheen werden vijf palen opgetekend. Een vondst die meer vragen oproept dan antwoorden geeft. Besloten werd de pot met inhoud en al te verpakken en te lichten. Aldus geschiedde.
3
De CT-scan De pot reisde eerst naar het Leids Universitair Medisch Centrum, dat zo was vriendelijk hun geavanceerde CT-scanner voor nader onderzoek beschikbaar te stellen. Het leverde onthutsende beelden op èn een lichte teleurstelling. Je ‘vliegt ’ door de pot, maar meer dan zand en grind zit er niet in. De pot is ooit door de ploeg geraakt en op die manier gevuld. Geen meetbare - verrassingen dus.
4
De ‘opgraving’ binnen Vervolgens is de pot door Restaura laag voor laag uitgelepeld en gerestaureerd: puur vakwerk. De pot is rijk versierd met een zogenoemde Kalenderberg-versiering en wordt vooralsnog gedateerd in de Vroege IJzertijd (800-500 voor Chr.). Een klein vlak leek uitgespaard: hier is een figuratieve voorstelling aangebracht. De maker heeft de Kalenderberg-versiering uitgewist en dit figuur op het laatste moment aangebracht.
Foto’s pot: Restaura
verhaal achter een vondst
Raadsels rond een prehistorische pot
5
De pentagone structuur De context is zeer bijzonder te noemen. Zo’n urn wordt zelden in een nederzetting aangetroffen, en zeker niet op z’n kop in een kuil. Een verklaring als bouwoffer lijkt te simpel. En om het raadsel nog wat groter te maken: de pot is in een 5-paalsstructuur aangetroffen. Deze pentagone structuur werd pas naderhand herkend; de pot is op het snijpunt van maar liefst drie putten aangetroffen.
pot
6
De voorstelling En dan de voorstelling op de pot: een paar lijnen, meer is het niet. Een mens, een dier? Een krabbel? De eerste handtekening? Parallellen zijn er niet. In 1962 is in De Lutte (Twente) een kleine urn met daarop vier gestileerde paarden aangetroffen. Het motief op onze pot is veel minder duidelijk, meer gestileerd.
7
Het raadsel Wat stelt dat motiefje nu voor? RAAP vroeg het aan bezoekers van de Reuvensdagen (dé ontmoetingsplek voor archeologen) en kreeg vele suggesties, zoals jager met speer, merkteken van de maker en man met grote penis. Opvallend was dat studenten de meest creatieve opmerkingen hadden, amateurs vaak waardevolle en de prominenten allemaal zonder meer ‘hert’ zeiden. Omdat hert ook het meest genoemd werd, houden we het op een hert.
KORTE BERICHTEN
De goddeloze commerciëlen
In de Kleine Beerze bij het Brabantse Hoogeloon is afgelopen zomer een bijzonder kunstwerk geplaatst, dat herinnert aan een topvondst uit de prehistorie. In oktober 2008 werden tien puntgave bijlen uit de Bronstijd ontdekt bij de aanleg van een ecologische verbindingszone in het dal van de Kleine Beerze. RAAP begeleidde deze graafwerkzaamheden in opdracht van Waterschap De Dommel. De bijlen, die op een vierkante meter bij elkaar lagen, zijn grofweg 3500 jaar oud en komen uit verschillende Europese landen. Waarschijnlijk zijn ze bewust bij elkaar in de bedding van het beekdal achtergelaten en hadden ze een rituele functie. Net als mensen tegenwoordig op sommige plaatsen muntjes in het water gooien om het lot gunstig te beïnvloeden, zo deden mensen dat vroeger ook. De Werkgroep sculptuur Kleine Beerze heeft er hard aan gewerkt om het verhaal van de bijlen zichtbaar en beleefbaar te maken. Het resultaat is een fraai kunstwerk bestaande uit twee grote bijlen van cortenstaal, die in het hart staan van een paddenpoel aan de Kleine Beerze. De plek is bereikbaar via een nieuw wandelpad vanuit de bestaande wandelroute in het beekdal. Het kunstwerk dat de titel ‘de bemiddelaars’ meekreeg, is gemaakt door Huub de Kort uit Bladel. Het kwam tot stand door samenwerking van RAAP en de Werkgroep sculptuur Kleine Beerze, de Stichting ’t Loons Heem, de werkgroep Erfgoed & Landschap Kempen, enkele ondernemers en met provinciale subsidie (Mooi Brabant). Op verzoek van RAAP-projectleider Jan Roymans wierp de kraanmachinist die de bijlen had opgegraven een bijl in de poel als offer aan de goden. Een symbolische daad en queeste naar de subsidiepot: alle ondersteuning vanuit de godenwereld kan namelijk gebruikt worden voor het bijeenbrengen van geld voor de reconstructie van de Kabouterberg in Hoogeloon. Filmbeelden van de onthulling zijn binnenkort te bekijken via de website van RAAP.
Met opgestroopte broekspijpen togen RAAP projectleider Jan Roymans (links) en Bart Beex van de Werkgroep sculptuur Kleine Beerze afgelopen zomer het water van de Kleine Beerze in, om het bijlenkunstwerk van zijn verpakking te ontdoen.
Column
verbeelding van archeologie
Grote bijlen onthuld in Kleine Beerze
A
h, een geluid uit het hart! Mag ik op deze plaats hartgrondig instemmen met de woorden van Riemer Knoop, die mij in een column in Archeologie Magazine op vaardige wijze het gras voor de voeten wegmaait. Vrij vertaald stelt hij dat de commerciële archeologie in een puberale fase verkeert en daarin vooralsnog zal blijven hangen. Van bittere commercie is, zijn inziens, amper een spoor te ontdekken. De geluiden, de bezwaren, tegen de archeologische markt zijn vooral afkomstig van de universiteiten, of beter gezegd, de publieke sector. Als marktarcheoloog voel je je bijna een beetje smerig bij dergelijke geluiden. Wij commerciëlen die alles voor geld doen! Beschaamd kruip je weer onder je steen; onwillekeurig overvalt die sensatie me af en toe. En welja, ergens spoort het niet: op commerciële wijze bedrijven wat een wetenschap heet te zijn. Maar mag ik dan een pleidooi houden voor de evidente voordelen van het systeem, voor het feit dat ook wij commerciëlen een geweten hebben en zonder veel wroeging ’s avonds op de bank neerploffen? Commercieel archeologisch onderzoek levert altijd, maar dan ook echt altijd, een onderzoeksrapport op, en vaak meer dan dat. En in dat vermeende ‘rapportenkerkhof’ zitten parels. Uiteindelijk zijn het toch dezelfde beroepsgekken die daar aan het werk zijn. ‘Ons soort mensen’ is de conclusie die op universiteiten zomaar mentaal zou kunnen indalen. Goed, ik chargeer en laat ik daarbij duidelijk stellen dat er binnen de archeologische markt, zoals elke markt, wel degelijk misstanden voorkomen en fouten worden gemaakt. En toch, en toch, het zelfreinigend vermogen van de markt is ontegenzeggelijk aanwezig. Misstanden zijn vooralsnog te overzien. Pubers hè? En weet je wat nu echt het grote voordeel is van een archeologische markt? Dat we uit onze ivoren toren zijn afgedaald, dat we in de maatschappij staan, met boeren praten, met gemeentes, met iedereen eigenlijk. Waar anders dan in de markt weet je beter wat er daadwerkelijk speelt en leeft onder mensen, welke belangen tegen elkaar moeten worden afgewogen en wanneer je als archeoloog nou eens niet tot het uiterste moet gaan? Met maar één doel: het bewaren en bewaken van het maatschappelijk draagvlak. Dat we daarin puberaal opereren zie ik eerder als een voordeel. Het is wat, de goddeloze commerciëlen als de hoeders van het draagvlak. Wie had dat gedacht? Ivar Schute Senior projectleider bij RAAP
KORTE BERICHTEN RAAP-informatiemiddagen succesvol In het kader van het 25-jarig bestaan organiseerde RAAP dit najaar voor haar klanten vier informatiemiddagen: in Arnhem, Utrecht, Eindhoven en Zwolle. De onderwerpen die daarbij aan de orde kwamen waren de Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo), de toetsing van archeologische rapporten volgens de nieuwe kwaliteitsnorm en Tweede Wereldoorlog archeologie. Uit de evaluatieformulieren bleek dat de bezoekers deze middagen over het algemeen zeer waardeerden. Velen vonden de lezingen informatief, actueel en leerzaam. Gezien de belangstelling denkt RAAP erover ook volgend jaar met deze informatiemiddagen door te gaan. Over de drie besproken onderwerpen zijn informatiebladen gemaakt. U kunt ze aanvragen via www.raap.nl
Nieuw regiohoofd en teamleider bij RAAP West-Nederland Met ingang van 1 januari 2011 wordt Nicole Mulder het nieuwe hoofd van de regionale vestiging van RAAP WestNederland in Leiden. Zij zal tevens toetreden tot het managementteam van RAAP. Nicole studeerde archeologie in Leiden en werkte daarna een aantal jaren in de praktijk als projectleider. Vervolgens bekleedde ze enkele leidinggevende functies in de archeologie bij andere bedrijven. Per 1 december 2010 is Thijs Nales bij RAAP regio west in dienst getreden in de (nieuwe) functie van teamleider Prospectie. Thijs is afgestudeerd als fysisch geograaf in Utrecht, werkte daarna als projectleider en teamleider bij twee andere archeologische bedrijven.
Rectificatie
COLOFON RAAP Nieuwsbrief 2010-2, december 2010 De RAAP Nieuwsbrief is een uitgave van RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2010. RAAP is een zelfstandig en onafhankelijk adviesbureau voor archeologische monumentenzorg en integrale cultuurhistorie, met vestigingen in Leiden, Zutphen, Drachten, Weert en Weesp. Aan dit nummer werkten mee: Reinier Ellenkamp, Petra Kloosterman, Glenn De Nutte, Bart Moonen, Jan Roymans, Ivar Schute, Haije Veenstra, Marten Verbruggen, Jobbe Wijnen en Nico Willemse. Fotografie en cartografie: RAAP (tenzij anders vermeld) Vormgeving: Olav Odé Eindredactie: Caroline Hom Wilt u op de verzendlijst van de RAAP Nieuwsbrief komen te staan (of de nieuwsbrief juist niet meer ontvangen), stuur dan een e-mail naar
[email protected]
RAAP Hoofdkantoor Leeuwenveldseweg 5b, 1382 LV Weesp Postadres: Postbus 5069, 1380 GB Weesp T 0294-491500 | E
[email protected] RAAP Regio Noord-Nederland (Fr, Gr, Dr) De Kiel 11, 9206 BG Drachten T 0512-589140 | E
[email protected] RAAP Regio Oost-Nederland (Gld, Ov) Pollaan 48 E-F, 7202 BX Zutphen Postadres: Postbus 222, 7200 AE Zutphen T 0575-567876 | E
[email protected] RAAP Regio Zuid-Nederland (Li, N-Br) De Savornin Lohmanstraat 11, 6004 AM Weert T 0495-513555 | E
[email protected] RAAP Regio West-Nederland (N-Hl, Z-Hl, Zld, Fl, Ut) Le Pooleweg 5, 2314 XT Leiden Postadres: Postbus 4025, 2301 RA Leiden T 071-5768118 | E
[email protected]
• •
www.raap.nl
25 jaar
• •
•
informatiemiddag Utrecht
In RAAP-nieuwsbrief 2010-1 is een fout geslopen: op de kaart op pagina 5 is Den Haag rood gemarkeerd, maar RAAP heeft geen verwachtings- of beleidsadvieskaart voor de gemeente Den Haag gemaakt.