PREDATORS OVERZICHT PREDATORS*
Verenkleed
Nachtroofvogels
Dagroofvogels
Valkachtigen
Smelleken Boomvalk Torenvalk Slechtvalk
Visarend
-
* In tegenstelling tot prooien
Haarkleed
Sperwerachtigen
Sperwer Havik Buizerd Ruigpootbuizerd Wespendief Kiekendief Zeearend Wouw
Kraaiachtigen (aka tuig)
Woelmuisachtigen
Zwart kraai Ekster Vlaase gaai Bonte kraai Roek Raaf Kauw
Muskusrat
Katachtigen
Hondachtigen
Marterachtigen
Wilde kat Verwilderde kat
Wolf Vos Hond
Wezel Hermelijn Bunzing Fret Boommarter Steenmarter Das
Uilen
Steenuil Ransuil Bosuil Velduil Oehoe Kerkuil
PREDATORS OVERZICHT •
3 rollen 1. Beperken van ongelimiteerde aangroei van hun prooidieren (meewerken aan natuurlijk evenwicht) 2. Selectie: misvormde, gehandicapte (door ongeval) en minder goed uitgeruste worden geslagen 3. Hygiëne: zieke dieren worden geslagen, en populatie wordt opnieuw gezond
•
Predators = carnivoren + insectivoren Prooidieren = herbivoren
•
De voortplantingstijd van de prooi en predator valt bijna gelijktijdig à jonge predator wordt groot met vlees van de jonge prooi •
Argument: jager vervult rol van predator (supra). Hiervoor moet de jager ook jagen als predator •
Gaat op bij grootwild, maar niet bij kleinwild, want alle predatoren zijn nog aanwezig
PREDATORS MARTERACHTIGEN •
Vleeseters, sommigen zijn alleseters (das eet bessen, bladeren, wortels) à hoofdzakelijk muizen, ratten à soms ook jonge vogels, kleinwild, aas
•
♂ - Ram (groter) ♀ - Moer ° - Pups
•
Otter is de grootste, maar wel bijna verdwenen in Europa
•
Boommarter is meer behaard tussen de tenen dan steenmarter (à duidelijker zichtbare sporen)
•
Das woont soms samen met vos
•
Eieren • Aan beide kanten opengevreten • Zadelvormige opening • Schotelvormig
•
à wezel à bunzing (en ook kraai) à rat
Zuigen of drinken geen bloed (legende), maar kunnen het wel oplikken
PREDATORS MARTERACHTIGEN – WEZEL Uitwendige Kenmerken
Levenswijze
Voedsel
Biotoopkenmerken
• • • •
Aka muishondje Kleinste marterachtige, kleinste roofzoogdier (180g – 20 à 25cm lang, 5cm hoog), moertjes zijn kleiner (30g – 14 à 18cm) Rug is Roodbruin; Buik & keel is Wit Onregelmatige scheidingslijn
• • • •
Territoriumgebonden (mannetjesterritorium overlapt territoria v meerder vrouwtjes); Solitair Hol van prooidier Vooral ‘s nachts actief tijdens zomer en winter Roltijd: Februari, Maart à 5 à 6 weken dracht à 4 à 7 blince jongen in April, Mei (bij genoeg eten eventueel 2e worp in Juli/ Augustus) • Geslachtsrijp na 3 à 4 maand (sommige jonge dieren werpen in Augusuts, September van geboortejaar
• Knaagdieren: muizen, mollen, woelmuizen • Vogels, eieren, kleine reptielen • Konijnen en jonge hazen
• Bos, struikgewas, heggen, open veld, akkerland • Ook in stedelijk gebied • Zelden klimmen of zwemmen
Biotoopbeheer
• Nood aan voldoende begroeiing voor dekking (bv aanleg van houtwallen) • Kunstmatige wissels onder de grond onder de weg helpen
Vijanden
• Mens: Landbouwmachines, en verkeer • Natuurljke vijanden: Vos, en verschillende roofvogels
PREDATORS
ZOMER
WINTER
MARTERACHTIGEN – HERMELIJN Uitwendige Kenmerken
Levenswijze
Voedsel
Biotoopkenmerken
• • • •
Familie van wezel, maar groter (100 tot 440g – 25 à 45cm lang), moertjes zijn veel kleiner Zomer: Rug is Roodbruin; Buik & keel is Wit; zwarte staart Winter: Wit; zwarte staart Duidelijke scheidingslijn, itt wezel
• • • •
Territoriumgebonden (mannetjesterritorium overlapt territoria v meerder vrouwtjes); Solitair Hol onder de grond, in een holle boom, of rotsspleten Dag- en nachtactief Roltijd: Februari, Maart à 10 weken dracht à 5 à 12 blinde jongen in April, Mei (bij genoeg eten eventueel 2e worp in Juli/ Augustus) (verlengde dracht mogelijk, dan worden jongen geboren in Februari, Maart = +280d) • Geslachtsrijp na 3 à 4 maand (sommige jonge dieren werpen in Augusuts, September van geboortejaar • Worden in vrije natuur slechts 1,5jaar • • • •
Jaagt meer boven de grond dan onder de grond Knaagdieren: muizen, mollen, ratten Bijschotel: kleinwild, kikkers, slakken, hagedissen, en bessen Eieren en vogeljongen, jonge konijntjes
• Vochtig en laaggelegen gebieden langs sloten
Biotoopbeheer
• Nood aan voldoende begroeiing voor dekking • Kunstmatige wissels onder de grond onder de weg helpen
Vijanden
• Mens: Landbouwmachines, en verkeer • Natuurlijke vijanden: Rivaliserende soortgenoten, vos, en verschillende roofvogels
PREDATORS MARTERACHTIGEN – BUNZING Uitwendige Kenmerken
Levenswijze
Voedsel
Biotoopkenmerken
• • • •
Aka fis (2kg – 40 à 60cm lang), moertjes zijn kleiner (1,5kg) Donkerbruin, met geelachtige donzige ondergrond, poten en onderlijf zwart Wit masker
• • • •
Hol van een prooidier, of verlaten vossenburcht; hol wordt bekleed met gras en mos Roltijd: Februari, Maart à 6 weken dracht à 1 à 10 jongen in April, Mei (1worp/jaar) Worden in vrije natuur gemiddeld 4 tot 5 jaar oud Indien de bunzing in het nauw komt, kan hij stinkend melkachtig vocht uit een klier aan de staartbasis persen (ook voor territoriumafbakening)
• • • •
Knaagdieren 70%: muizen, buirne ratten Bijschotel: kikkers, wormen, slakken, kevers Eieren en vogeljongen (incl. kippen) Konijnen, jonge hazen
• Vochtig omgeving (rivieroevers, slootkanten, drassig land, rietoevers) • Veld • Boerenschuur
Biotoopbeheer
• Nood aan voldoende begroeiing voor dekking (bv aanleg van houtwallen) • Kunstmatige wissels onder de grond onder de weg helpen
Vijanden
• Mens: Landbouwmachines, en verkeer • Natuurlijke vijanden: Rivaliserende mannelijke soortgenoten
PREDATORS MARTERACHTIGEN – FRET Uitwendige Kenmerken
• Rechtstreekse afstammeling van bunzing, bekomen door geleide mutatie • Even groot als bunzing: (2kg – 40 à 60cm lang), moertjes zijn kleiner (1,5kg) à donkerharigen iets kleiner • Donkerharigen lijken sterk op bunzing (maar zijn dus iets kleiner)
• Gehouden in gevangenschap • Roltijd: Februari, Maart à 6 weken dracht à 1 à 10 jongen in April, Mei (1worp/jaar) Levenswijze
• Carnivoor Voedsel
Biotoopkenmerken
• -
Biotoopbeheer
• -
Vijanden
• -
PREDATORS MARTERACHTIGEN – BOOMMARTER Uitwendige Kenmerken
• • • • •
Lang dier met lange volle staart (0,5 à 2,5kg – 50 à 80cm lang, 15cm hoog) Koffiebruine balg met gele onderwol, geelgekleurde keelvlek Sterke beharing op tussen tenen en voetzolen Zwarte neus Te verwarren met steenmarter, enkel anatomisch onderzoek van de onderkaak laat determinatie toe
Levenswijze
• • • • • • •
Solitair, nauwelijks territoriaal Bosbewoner, en zeer behendige klimmer (springt tussen bomen 3 à 4m ver) Kan goed zwemmen Schemer- en nachtactief Meerdere holen/nestplaatsen: holle boom, rotsspleten, verlaten dassenburcht, soms een zolder van schuur, of nestkast bosuil Roltijd: Juli, Augustus à 5,5 à 7 maanden verlengde dracht (eigenlijke dracht: 1maand) à 2 à 4 blinde jongen in April, Mei Worden in vrije natuur gemiddeld 4 jaar oud
Voedsel
Biotoopkenmerken Biotoopbeheer
Vijanden
• Dagelijks 20% van zijn gewicht • Jaagt in bomen: eekhoorns, zangvogeltjes, duiven, spechten • Jaagt op grond: kleine zoogdieren zoals muizen, konijnen, maar ook eieren, kikkers, fruit (bessen), paddestoelen, kevers, aas
• Uitgestrekt bosgebied, natuurparken, al dan niet met rotsachtige omgeving
• Niet alle hout opruimen, na houtkap of stormschade
• Oehoe
PREDATORS MARTERACHTIGEN – STEENMARTER Uitwendige Kenmerken
Levenswijze
Voedsel
Biotoopkenmerken
• • • • •
Aka fluwijn Lang dier met lange volle staart (1,3 à 2,5kg – 65 à 75cm lang, 12cm hoog) Cacaokleurige balg met witte onderwol, witte, gevorkte keelvlek Roze neus (vlezig) Te verwarren met steenmarter, enkel anatomisch onderzoek van de onderkaak laat determinatie to
• • • • •
Meestal solitair Nachtactief, maar soms ook overdag Holen/nestplaatsen: holle boom, rotsspleten Roltijd: Juli, Augustus à 9 maanden verlengde dracht (eigenlijke dracht: 1maand) à 2 à 4 blinde jongen in April, Mei Produceren stankoverlast en veel lawaai (‘s nachts) in hun nestgebied
• • • •
Soms jagen met meerdere soortgenoten tegelijkertijd Kippen worden soms gewoon gedood voor de rust (indien ze hem niet rustig laten eten) Beschadiging van elektrische draden (wagens, motoren,…) Carnivoor: muizen, ratten, jonge vogles, kleinwild, kippen, eieren, fruit, bessen
• Loofwoud, in omgeving van gebouwen (boerderijen, schuren,…) • Boerderijen Komt vaak voor in Vlaanderen • Zelf stedelijk gebied
Biotoopbeheer
• Nood aan voldoende begroeiing voor dekking (bv aanleg van houtwallen) • Kunstmatige wissels onder de grond onder de weg helpen
Vijanden
• Verkeer, bestrijdingsmiddelen (indirect)
PREDATORS MARTERACHTIGEN – DAS Uitwendige Kenmerken
• Zwaargebouwd, middelgroot roofdier (15 à 20kg – schouderhoogte: 30cm; lengte: 1m) • Wigvormig lichaam, met korte stevige poten, lange scherpe nagels, en een korte staart • Vrije kop met zwart-witte banden en een lange snuit
Levenswijze
• • • • • •
Leeft in burcht, vaak samen met de vos (zelfde in- en uitlooppijp, verschillende kamers) Nachtdier Blijft ‘s winters in burcht, maar geen winterslaap (wel winterrust) à wintervoorraad Burchten gaan generaties lang mee, en worden uitgebreid Verplaatst zich relatief langzaam, verdedigt zich met klauwen en gebit Ranstijd: Februari, Oktober (met hoogtepunt in Juli, Augustus) à 7 à 8 weken dracht à 2 à 4 jongen in Februari
Voedsel
• • • • •
Kleine zoogdieren: muizen, ratten, jonge konijnen,… Insecten: regenwormen, kevers, slakken, wespen- en bijennesten Amfibiën: kikkers Planten: fruit, graan, gras, klaver, Wroetschade bij zoeken naar regenwormen en kevers
Biotoopkenmerken
Biotoopbeheer
Vijanden
• Glooiend gebied, loofbossen, grasvelden
• Nood aan voldoende begroeiing voor dekking (bv aanleg van houtwallen, struikgewas, hagen) • Bescherming van dassenburchten • Meestal verplaatsen ze zich via dezelfde paadjes, de zogenaamde dassenwissels • Verkeer
PREDATORS HONDACHTIGEN – VOS Uitwendige Kenmerken
Levenswijze
Voedsel
• • • • •
Een van de grootste roofdieren die nog vrij rondlopen in de BeNeLux (samen met das) gewicht: 5 à 14kg – schouderhoogte: 35 à 40cm; lengte: 60 à 120cm Roodbruine balg (variatie van zilvergrijs tot roodzwart) Oren zijn zwart aan achterzijde, Bovenlip en bef zijn wit
• • • • • •
Mannetje = rekel, vrouwtje = moer Leeft in familiair verband, rekel en moer blijven door het jaar samen, rekel woont samen met een of meerdere moeren Dag- en nachtactief Woont samen met das, of in eigen gegraven hol Verblijft overdag of beschutte plaatsen Ranstijd: Januari, Februari (moer is 1x/jaar loops) à 7 à 8 weken dracht à 4 à 8 blinde en dove jongen in Maart, April à zogen gedurende 6 à 8 weken (na 4 à 5 weken komen jongen uit hol) à zelfstandig na 14 weken à na 6 maanden niet meer te onderscheiden van volwassen dieren (geen grijze vacht, blauwe ogen meer) à blijven bij moer tot September à na 10 maanden geslachtsrijp • Overdragen van hondsdolheid (niet schuw, schuim rond de bek), 3 soorten lintwormen, ook als tussengastheer (zaagworm, hondlintworm, vossenlintworm) à geen wildafval voederen aan hond • Cysticerken = tussenvorm van de volwassen lintworm die in darm leeft
• • • •
Dagelijks 10% van lichaamsgewicht (dit en zijn hoge vruchtbaarheid maken hem onpopulair) Muizen, kleinwild, kevers, weidevogels, aas, kippen, kippeneieren Voorafgaandelijk aan de worp, wordt een voorraad aangelegd In de periode dat moer met jong ligt, jaagt rekel ook voor moer
Biotoopbeheer
• Zowel in bos en natuurgebied, weidekanten m dekking (houtwallen) alsook aan rand v dorp en stad, en soms in bebouwde kom • Meestal verplaatsen ze zich via dezelfde paadjes langs slootkanten en landwegen, de zogenaamde vossenwissels • Komt in Vlaanderen vaak voor • Geen bijzondere maatregelen
Vijanden
• Verkeer
Biotoopkenmerken
PREDATORS KATACHTIGEN – VERWILDERDE KAT • Huiskat (3 à 7 kg – lengte: 70 à 80cm) Uitwendige Kenmerken
Levenswijze
Voedsel
• Heeft huisomgeving geruild voor natuur (stress, verwaarlozing, parachuteren van kat in vrije natuur door vakantie) • Dag- en nachtactief à constante pakdrang • Meerdere paringsperiodes per jaar à 9 à 10 weken dracht à 1 à 8 blinde kittens (meestal op afgelegen plaats in stal, schuur, zolder, houtopslag) • Gebruiken vaste paadjes (wissels) bij jacht
• Muizen, vogeltjes, jonge eenden, fazanten, bodembroeders, jonge konijnen, jonge hazen • Bij uitzondering ratten
Biotoopkenmerken
• Wijdere omgeving van boerderijen, soms ook in woonhuizen • Ook dieper in de natuur of bos • Overdag ook in weiland of berm al jagend
Biotoopbeheer
• Geen bijzondere maatregelen • Checken of ze geen nest heeft à Vangen à Euthanaseren
• Verkeer Vijanden
PREDATORS KATACHTIGEN – WILDE KAT Uitwendige Kenmerken
Levenswijze
Voedsel
Biotoopkenmerken
• Robuuste kop, rechte fijne strepen van rug naar buik, dikke staart met brede zwarte banden en zwarte bloem (staarteinde) • Groter dan de verwilderde huiskat (gewicht: 7 à 9kg, lenge: 1m) • Grijze beharing met gele onderwol
• • • • •
Groot territorium Solitair Schemer- en nachtactief Erg schuw Meerdere paringsperiodes per jaar à 9 à 10 weken dracht à 3 à 4 jongen
• • • •
Knaagdieren, haasachtigen, vogels Soms reptielen, en vissen Soms ook plantaardig voedsel Zelden aas
• Uitgestrekte loofbossen (bv. Ardennen) • Bosranden (jagend)
Biotoopbeheer
• Geen bijzondere maatregelen
Vijanden
• • • •
Verkeer Hybridisatie – Paren met niet-wilde soortgenoten Das en boommarter zijn in staat worp van wilde kat te vernietigen Jager, omdat die denkt dat het een verwilderde kat is (daarom soms vangen ipv schieten)
PREDATORS WOELMUISACHTIGEN – MUSKUSRAT Uitwendige Kenmerken
Levenswijze
Voedsel
Biotoopkenmerken
• • • • • • •
Waterdier Fluweelzachte bruin-zwarte pels van kort vast haar Gewicht: 1,7 à 2,5kg – Lenge: 30 à 35cm (~wild konijn) Stompe kop met nauwelijks zichtbare ogen Sterke, zijdelings afgeplatte staart (20 à 25cm), die dun behaard is à zwemmen (stuwing en roer) Tenen aan achterpoten zijn deels van zwemvliezen voorzien Scheidt muskussmeer af met voorhuid
• • • •
Graaft gangen in de oevers en de dijken Leeft samen met soortgenoten Legt ‘s winters een burcht aan van gras en riet Voortplantingstijd: Maart,November (1 à 3 worpen per jaar) à dracht: 1 maand à 5 à 7 jongen
• Stengels van waterplanten • Vis • Landbouwgewassen • Langs stilstaand en stromend zoet water • Oevers van beken, sloten, kanalen, meertjes, rietkragen
Biotoopbeheer
• Wordt bestreden: schadelijk voor slootkanten, oevers, en dijken à schade moet hersteld worden
Vijanden
• n.a.