Tekst: Wanda Zwart
Deel 3- MARTERACHTIGEN
Intro In mijn werk als bos-natuurbeheerder doe ik er alles aan om onze (vaak bedreigde) roofdiersoorten te beschermen. Toch kan ik, als hobbypluimveehouder, in de visie komen die de meeste mensen van ze hebben. Wat kun je nu zoal doen om je kippen, watervogels of duiven te beschermen? Om te beginnen kun je je eens inlezen over gedrag en leefwijze van roofdieren. Hierdoor kun je ook (vaak) achterhalen welk roofdier nu eigenlijk op bezoek is geweest, zodat je adequate beschermingsmaatregelen kunt nemen. Immers, een stroomdraad trekken voor een vos terwijl er marter op bezoek is geweest, is onnodige moeite. Houd er rekening mee dat dieren niet vanuit emoties handelen; ze gaan instinctief te werk en hebben maar één zaak die van levensbelang is nl.: “Leven en overleven”. Als een dier de kans krijgt om onze huisdieren te pakken te krijgen, dan hebben wijzelf gefaald in het beschermen en kun je er maar één de schuld geven; namelijk jezelf!
Wanda
Foto boven: Wezel En toen was er een marter op bezoek geweest…. maar dat is een erg brede term aangezien dit een diergroep is die meerdere soorten herbergt. Onder de marterfamilie vallen Das, Boommarter, Steenmarter, Bunzing, Otter, Hermelijn, Wezel en de hier niet van nature voorkomende soorten Veelvraat en Nerts.
Wereldwijd bestaat deze familie uit 70 soorten, dus het is wel belangrijk goed te kijken welke marter er bij je geweest zou kunnen zijn. Alle martersoorten (m.u.v. de steenmarter) zijn beschermd door de flora- en faunawet. Surplus-killing Een term die ook op de vos van toepassing is. Dit is een natuurlijke reactie van een roofdier op een onnatuurlijke situatie. Er zijn twee mogelijke verklaringen: A: het dier bijt de prooi dood, maar de overige kippen of duiven fladderen in paniek om hem heen waardoor het dier het idee heeft dat de prooi maar niet dood wil en blijft bijten tot deze dood is en er rust is. B: Het dier ziet een prachtige zeldzame kans om voor langere tijd een voedselvoorraad aan te leggen en dood meer dan het op dat moment nodig heeft. Heeft
het dier de tijd om alle prooien op te halen en te verstoppen/begraven voor later, dan vindt een eigenaar weinig tot niets meer terug. Maar vaak is de ochtend al aangebroken, waardoor een fokker een ravage aantreft.
Boven: Steenmarter. Foto Hugh Jansman, Alterra.
Steenmarter (Martes foina) Lengte dier met staart 50-70 cm. Leefgebied: Steenmarters leven liefst in gemengde bossen en menselijke bewoning met veel schuilmogelijkheden (typische cultuurvolger). Steenmarters hebben meerdere dagrustplaatsen. De grootte van een territorium in steden kan ca 40 HA zijn; daarbuiten tot 200 HA. Dit is afhankelijk van het voedselaanbod. Steenmarters zijn solitaire dieren en dulden dan ook geen soortgenoten. Doordat ze vaak in of nabij woningen leven, kunnen ze nogal eens overlast veroorzaken door stankoverlast van hun latrines of rottende kadavers, geluidsoverlast en mogelijke knaagschade aan bv. isolatiemateriaal of bekabeling in auto’s. (Recent onderzoek heeft achterhaald dat kabels, waarin een soort beendermeel is verwerkt, vanwege de geur aanlokkelijk zijn om op te knagen. Het heeft dus niets met agressie te maken). Voortplanting: De paring heeft plaats in de zomer. Na de bevruchting vindt er een kiemrust plaats en na een uiteindelijke draagtijd van 9 maanden worden er 2 tot 5 jongen geboren (Één worp per jaar). Voedsel: Muizen en ratten staan op de eerste plaats, maar ook eieren kunnen ze niet weerstaan. Daarnaast amfibieën en reptielen, vogels, mollen en insecten. Bij schaarste schakelen ze over op bessen en andere vruchten.
Steenmarters worden vaak aangemerkt als echte kippendoders; dit is echter helemaal niet het geval. Uit wetenschappelijk onderzoek van Alterra, VZZ en het Ministerie van LNV d.m.v. zenders en infraroodcamera is gebleken dat de steenmarter in een kippenhok vaker eieren komt stelen en dan de kippen links laat liggen, waarna in sommige gevallen later een bunzing of nerts kwam huishouden. Uiteraard zijn er wel degelijk steenmarters die een dergelijke kans niet laten liggen, maar dat percentage is bewezen maar zo’n 5 tot 10 procent van de gevallen. Naast onderzoek op levende dieren worden dode dieren verzameld voor maagonderzoek, waaruit men precies kan opmaken wat een dier zo al gegeten heeft. Kip is daarbij zelden tot nooit gevonden.
Boven: Boommarter. Foto: Hugh Jansman, Alterra.
Boommarter (Martes martes) De boommarter is een uitstervend ras in Nederland en het leefgebied beperkt zich ruwweg tot de oudere bosopstanden van formaat, zoals de Veluwe. Hun aanwezigheid kan jammer genoeg voornamelijk d.m.v. het vinden van verkeersslachtoffers vastgesteld worden. De boom- en steenmarter lijken heel erg veel op elkaar en komen soms in overlappend leefgebied voor. De verschillen zijn zo minimaal dat op het eerste gezicht lastig zeggen is met welke je nu te maken hebt. Het meest betrouwbare verschil is de kleur van de ondervacht; bij de boommarter grijs tot koffiebruin en bij een steenmarter licht tot wit van kleur. Rechts: Wist u dat loslopende honden in bosgebieden meer slachtoffers onder boommarters maken dan boommarters onder pluimvee? Dit is een marterjong dat als wees opgroeide in de boommarteropvang www.werkgroepboommarter.nl/ Deze werkgroep, die veel onderzoek doet naar voorkomen en leefwijze e.d. om de soort te helpen kan veel steun gebruiken. Foto: Ben v/d Horn
Verder
hebben
boommarters
een
gelijkwaardig menu als steenmarters en het zijn ook echt opportunisten, dat wil zeggen dat ze alles eten wat er op het moment voldoende te bieden is. Gezien het bijzonder lage aantal boommarters in Nederland komen overlastkandidaten zelden voor, maar het is natuurlijk niet uitgesloten. Voortplanting: Paren in de zomer, draagtijd 8-10 maanden waarbij ook een kiemrust plaatsvindt. Rond April werpt het moertje een nestje van meestal 3 jongen. Één worp per jaar.
Boven: Bunzing. Foto Hugh Jansman, Alterra.
Bunzing (Mustela putorius) De bunzing heeft het typerende gezichtsmasker dat hem in uiterlijk onderscheidt van de boom- en steenmarter. Lengte is 30-47 cm. Het is een typisch nachtdier, maar jaagt soms ook overdag. Bunzingen zijn net als boom- en steenmarter echte opportunisten! Leefgebied: Afwisselende landschappen met zowel naald- als loofbos, open landschappen, maar ook bebouwing, velden en vochtige terreinen. Bewoning in een zelf gegraven hol of verlaten bouw van een ander dier. Voortplanting: Paring (roltijd) in maart-mei; na een draagtijd van 6 weken een worp van 3 tot 11 jongen, één worp per jaar. (Een tweede worp is in een mastjaar niet uitgesloten.) Bijzonderheid: De bunzing heeft geurklieren aan de staartbasis zitten, die gebruikt worden voor territoriumafbakening en verdediging. Deze scheiden een zeer onaangename geur af, die onmiskenbaar te herkennen is. (Vandaar de uitspraak: stinken als een bunzing! De wetenschappelijke naam betekent dan ook ‘stinkende marter’.)
Amerikaanse nerts (Mustela vison) Lengte 35-45 cm. Heeft zwemvliezen tot halverwege de tenen. Een soort die in de jaren twintig naar Europa werd gehaald voor de pelsdierfokkerij. Ontsnapte en vrijgelaten dieren gedijen echter zeer goed en namen al snel de plaats in van de uitgestorven Europese nerts. Zijn aanwezigheid verstoort vestiging van otters. Ze kunnen grote schade aan broedvogelkolonies toebrengen. Leefgebied: De nerts houdt zich het liefst in de buurt van water op (dieren die al langer vrij leven of geboren zijn.) Nertsen die onlangs vrijheid verworven hebben kun je overal aantreffen, ook rond bebouwing. Voedsel: Vis en overige waterdieren (waaronder in enkele gevallen muskusratten), muizen, ratten, vogels, insecten, kikkers en padden. Ondanks dat dit hun natuurlijk menu is, zijn het echte opportunisten, die bij schaarste makkelijk overschakelen op ander voedsel. Vaak zijn ontsnapte nertsen niet bang van mensen, waardoor ze rustig overdag een bezoekje brengen aan je hok of til. Sommigen laten zich dan tijdens het foerageren ook niet verstoren.
Boven: Hermelijn. Foto: Hugh Jansman, Alterra.
Hermelijn (Mustela erminea) Lengte 20-30 cm staart 8-12 cm. De hermelijn heeft een kenmerkend zwart staartpuntje en krijgt in de winter een witte vacht. Het is het felste roofdiertje dat we in Nederland hebben. Ze zijn zowel dag- als nachtactief.
Leefgebied: Open plekken in bossen, duinen, akkers, houtwallen, heideterreinen, parken en graslandschappen. Territorium ca 20 HA. Voortplanting: Paartijd in februari/maart waarna er na een draagtijd van 10 weken 3 tot 8 jongen ter wereld komen. Soms paring in de zomer, waarna er eerst een lange kiemrust plaatsvindt en pas het volgende seizoen de geboorte plaatsvindt. Ook hermelijnen werpen maar één keer per jaar. Jonge hermelijntjes lijken op wezels, maar de zwarte staartpunt onderscheidt hen. Voedsel: Voornamelijk kleine knaagdieren (woelrat- en muis), spitsmuizen, vogels en eieren, maar ook konijnen die tweemaal zo groot zijn worden tot in de pijpen gevolgd en met een beet in de nek gedood. Dat een hermelijn zijn prooi leegzuigt is een fabeltje. Een verse beet wordt vaak schoongelikt, wat doet denken aan bloed opzuigen. Gedode en half opgegeten prooien worden bewaard en soms bij het hol teruggevonden.
Boven: Wezel. Foto Jeroen Baack.
Wezel (Mustela nivalis) Kopromplengte 13 - 23 cm. Staartlengte 3 - 6 cm. Leefgebied: Wezels leven in veel verschillende biotopen, eigenlijk overal waar muizen voorkomen. Ze zoeken graag dekking op, bijvoorbeeld bij bosschages, houtstapels of heggen. Ook bewonen ze vaak oude holen van muizen, ratten en konijnen. Goede schuilmogelijkheden èn de aanwezigheid van voldoende geschikt voedsel zijn de enige eisen die de wezel aan zijn omgeving stelt. Voedsel: Woelmuizen (tot 85% van het menu). Daarnaast eten ze ook wel bosmuizen, ratten, mollen, vogeltjes, eieren, slakken, kikkers, insecten en jonge konijnen en
haasjes, vooral als het aantal woelmuizen beperkt is. De voedselbehoefte is één à twee muizen per dag. Soms bewaart de wezel zijn voedsel, bijvoorbeeld een dode muis of vogeltje, in een holte, om het later weer op te halen. Hij jaagt op reuk en zoekt continu holtes of holletjes af. Prooien worden zo nodig onder de grond achtervolgd en gedood door een beet achter op de kop. Voortplanting: Paring kan gehele jaar plaatsvinden, maar meestal is dat in de periode februari april. De draagtijd is ongeveer zes weken. Meestal worden de jongen in mei geboren, ongeveer vijf tot zeven per worp. Soms is er dan nog een tweede worp. Na twee tot drie maanden zijn de jongen zelfstandig. Zowel hermelijn als wezel hebben vanwege hun kleine postuurtje geen pluimvee op hun menu staan. Bij het overmeesteren van zo’n grote prooi zouden ze immers zeker gewond raken! Onbewaakte kuikens zijn natuurlijk niet helemaal veilig, maar onder een kloek hebben ze niets te vrezen. Herkennen van sporen Uitwerpselen: Steen- en boommarters en nertsen (bunzing soms) maken een latrine (op 1 plaats hun behoefte doen). Typerend voor marterkeutels is dat ze net gevlochten vezels/haren lijken. Keutel van steen- en boommarter heeft zoetige zweem. Bunzingkeutels zijn ook vaak te vinden langs paden of wissels (vast pad waar dieren gebruik van maken). Keutels van de nerts: Duidelijk visachtig luchtje, vaak geleiachtig, soms zijn er schubjes van schaaldieren in terug te vinden. Links: Latrine van boommarter. Foto: Ben v/d Horn, Werkgroep Boommarter.
Prooiresten: Afgeknipte veren (roofvogels plukken hun prooi waardoor de veerschacht intact is) Vaak blijven er grote delen afgekauwd achter; vleugels, schoudergordel etc. worden niet opgegeten, dit in tegenstelling tot de vos. Marters en katten laten nagelsporen na op botten. (vos niet). Gekraakte eieren of prooien laten vaak hoektandperforatie zien. (Lastig i.v.m. overlap van soorten en verschil tussen mannelijke en vrouwelijke dieren) Overige sporen: Pootafdrukken, bijv. in zand. Een klein gat waar een dier zich door naar binnen wurmt heeft vaak haartjes aan de rand. Sterrenschot: Dit is een geleiachtige klont/hoop met zwarte pitjes, dit ontstaat nadat een vrouwelijke kikker/pad is opgegeten. Als dan de eierstokken in aanraking komen met vocht, zwellen deze op en worden d.m.v. braken soms weer naar buiten gewerkt. Krabsporen op hout of stenen wanden.
WAT KUN JE DOEN OM TE WEREN ? In geval van nestlokatie in je woning/schuur: -Wacht tot je zeker weet dat de jongen het nest ook kunnen verlaten. Zodra het gezin op pad is kun je de ingang dichtmaken met gaas zodat ze niet meer naar binnen kunnen. Aangezien ze meerdere dagrustplaatsen hebben, verhuizen ze gewoon zonder ze te schaden. (Houd er rekening mee dat ze genoeg hebben aan 4 à 5 cm om binnen te komen!) -Plaatsen van gladde platen daar waar de marter langs stenen wand (of voegen) omhoogklimt. -Takken die dicht bij de woning hangen, kun je afzagen. -Een boom die dicht langs het huis staat kan worden afgezaagd, maar als dat geen optie is kun je deze voorzien van een kraag, zodat het dier er niet meer langs omhoog kan klimmen. -Aanbieden van alternatief elders in je tuin d.m.v. bijvoorbeeld takkenbossen en/of stro, houtstapels. -Stroomdraden. -Let op draden, scheerlijnen etc. die verbonden zijn aan een muur. -Klimrekken voor rozen en dergelijke weghalen. -Eventueel pergola weghalen of aanpassen (met bijv. kragen). -Struiken/bomen goed snoeien. -Regenpijpen nalopen (en evt. voorzien van een kraag) -Gaten in oude schuurdeuren dichten. -Stalraampjes dichthouden. (in ieder geval ‘s avonds). -Zorg voor deugdelijke kattenluikjes (als het deurtje van zo’n luikje kapot is, komt een roofdier makkelijk binnen). -Overige gaten dichten. (bijv. onder deuren) Rechts: Steenmarter
Voor je kippenhok of til: Zorg voor een stevige ren met dubbeltjesgaas dat liefst iets is ingegraven, of de rand dichtgelegd met bijv. tegels, zodat een dier hier niet onderdoor kan kruipen of graven. Zorg dat het gaas strak gespannen is. Zorg voor een (evt. afsluitbaar) binnenhok; als dit stevig is en geen gaten heeft waar een marter door naar binnen kan, zijn je dieren altijd veilig. Zorg dat een ren overkapt is (marters kunnen geweldig klimmen). Simpel gezegd… maak je verblijf marterproof en alles blijft buiten. Wat werkt niet: -De dieren met lawaai wegjagen werkt maar tijdelijk; zodra het lawaai ophoudt keren ze terug. - Anti-marterspray is geldverkwisting; het werkt niet. - (in geval van Steenmarter) Wegvangen of doden, aangezien andere dieren met territoriumdrang onherroepelijk de plaats komen opvullen. Dankzij de sterke
muskgeur vinden ze met gemak de favoriete plekjes van het verdwenen dier en heb je hetzelfde probleem. - Ultrazone zenders werken alleen als het apparaat aanstaat; zodra het uitgezet wordt komt het dier terug. - Veranderen van de nestlocatie schrikt tijdelijk af, maar zodra gewend aan de nieuwe situatie komt het dier terug. Links: Wezel.
Tot slot Ondanks het schrikbeeld dat pluimvee- en duivenhouders van marters hebben, zijn ze allen uiterst nuttig; zij zijn immers de grootste groep die plaagdieren als ratten en muizen binnen de perken houden. Vaak staat men er niet bij stil dat kippen altijd ratten en muizen aantrekken en zij trekken natuurlijk hún jagers aan. Een goede hygiëne is dus evengoed van belang.
Boven: Hermelijn. Foto: Hugh Jansman, Alterra.
Copyright ©2007 Aviculture-Europe. All rights reserved by VBC