Passies Ze hebben een prachtig vak, vinden ze zelf. Maar hun piekervaringen beleven ze in hun passies: zeilvliegen, schilderen, zeezeilen en filmen. tekst: robert crommentuyn fotografie: norbert voskens
2156 Medisch Contact | 22 december 2006 | 61 nr. 51/52
Koos de Keijzer
(46), GGD-arts en zeilvlieger ‘Ik liep het zeilvliegen per ongeluk tegen het lijf tijdens een vakantie in 1994. Het was liefde op het eerste gezicht. Als kind wandelde ik vaak met mijn ouders door de bergen en dan zag ik met afgunst de vogels langs de wanden vliegen. Nu kan ik het zelf en dat is fantastisch.’
Wat is de aantrekkingskracht? ‘Je loopt een berg af en wordt opgetild, de derde dimensie in. Het is een ongelooflijk lekker gevoel om te zweven. En dat is niet het enige. Je komt tijdens het vliegen op plekken waar je anders echt niet kunt komen. Langs gletsjers aan de voet van de Mont Blanc en over de Australische woestijn. Ook het contact met dieren is fascinerend. Ik heb vaak meegemaakt dat roofvogels met me meedraaien op de thermiek en me aankijken. Het is bijzonder door de vogels als gelijke te worden gezien. Ik ben ook al eens aangevallen door een steenarend. Die liet zich met ingetrokken vleugels en opengesperde klauwen als een baksteen vallen. Gelukkig ging hij op drie meter afstand vol in de remmen. In zo’n situatie ben je een prooi. Wanneer maak je dat als mens nog mee?’ De Keijzer is volledig in de ban geraakt van het delta vliegen. ‘Het is absoluut een verslaving. Als ik opsta, zie ik meteen aan het weer of het vliegbaar is of niet. Of er thermiek onder een wolkje zit of niet. En als het niet vliegbaar is, ga ik aan de filmpjes knutselen die ik tijdens het vliegen maak. Of ik ga mijn materiaal verzorgen.’ Sinds een paar jaar vliegt de GGD-arts ook nationale en internationale wedstrijden. ‘Die beslaan verschei dene dagen. De opdracht hangt af van de weersgesteld heid. Je kunt bijvoorbeeld de opdracht krijgen om zo snel mogelijk van punt A via B naar C te vliegen. Of je moet zo snel mogelijk een zo groot mogelijke afstand afleggen. In Nederland is het bereik zo’n 100 kilometer. Maar in Australië en de Verenigde Staten vlieg je wel 150 tot 200 kilometer.’
Om al die vlieguren te kunnen maken, moet de forensische dienst van de Amsterdamse GGD hem drie maanden per jaar missen. De Keijzer heeft zijn werktijden aan zijn sport aangepast. ‘Ik heb een part timecontract, maar maak meer uren en spaar zo vrije tijd. Zeilvliegen is ook duur door al die reizen. Gelukkig krijg ik een kleine tegemoetkoming van het NOC*NSF. Sinds enkele jaren maak ik deel uit van het Neder landse kernteam: de zes beste vliegers van Nederland. Ik sta al een paar jaar onbedreigd bovenaan en ben drie keer Nederlands kampioen. Maar er komt jong talent aan. Volgend jaar moet ik uitkijken.’
Hoe komt een laatbloeier zo goed? Het zit ‘m in de vliegtechniek. Je moet op het juiste moment de juiste beslissing nemen. Blijf ik in deze thermiekbel of vlieg ik naar de volgende? Als je iets te veel risico neemt, sta je aan de grond. Neem je te weinig risico, dan ga je te langzaam. Ik zie wel jongere vliegers die sneller vliegen, maar die komen niet altijd op het landingspunt aan. Ik wel.’ Voor de absolute wereldtop komt De Keijzer net te kort, maar hij zit er dicht tegenaan. ‘De toptwintig moet volgend jaar mogelijk zijn bij de wereldkampioen schappen in Texas. De beste twintig van de wereld vliegen volledig professioneel. Die zijn testpiloot bij een zeilvliegfabrikant, of geven les in flight parks. Dat laatste heb ik ook overwogen, maar dan houd je weinig tijd over om voor jezelf te vliegen. Bovendien verdient het slecht en ben je niet goed verzekerd. Dan heb ik het eigenlijk het best getroffen. Ik heb een mooi vak en kan het vliegen ernaast doen.’
Met het mes op de keel: forensisch geneeskundige of zeilvlieger? ‘Dan wordt het vliegen. De forensische geneeskunde is een prachtig vak, maar het vliegen doet me meer. Het levert piekervaringen op die je een leven lang bijblijven. Dat zou ik toch niet willen missen.’
‘Ik heb vaak meegemaakt dat roofvogels met mij
meedraaien’ 61 nr. 51/52 | 22 december 2006 | Medisch Contact 2157
passies
2158 Medisch Contact | 22 december 2006 | 61 nr. 51/52
Menno Baars
(45), cardioloog en schilder ‘Eigenlijk heb ik twee fulltimebanen’, zegt Menno Baars, cardioloog in De IJsselmeerziekenhuizen in Lelystad. ‘Vier dagen per week ben ik in het ziekenhuis, drie dagen per week en elke vrije avond in mijn atelier.’ Een hobby kun je het nauwelijks nog noemen. Baars exposeert internationaal. Zijn werk vindt gretig aftrek. Onlangs werd bij Christie’s in Amsterdam een schilderij van hem geveild voor 6000 euro. ‘Inmiddels verdien ik met mijn schilderijen meer dan met het artsenvak.’
Hoe kwam u in aanraking met de schilderkunst? ‘Achteraf gezien heb ik mijzelf een beetje voor de gek gehouden. Ik kom uit een academisch milieu, mijn vader was rechter en mijn broer is ook cardioloog. De keuze voor een universitaire studie was vanzelfsprekend. Maar op de middelbare school had ik altijd negens en tienen voor tekenen. Dat vak heb ik desondanks laten vallen. Tekenen was niet stoer. Tijdens mijn artsenopleiding groeide de drang om zelf iets te creëren. In die periode verhuisden mijn vrouw en ik naar een nieuw, licht huis met veel witte muren. Voor de decoratie daarvan wilde ik een grote kleur rijke afbeelding. Iets van Miró bijvoorbeeld. Maar de benodigde 200 gulden voor een reproductie had ik er niet voor over. Dat kan ik zelf ook, én beter, dacht ik. Toen ik mijn eerste werk had geschilderd, kwam de buurman langs. “Goh, leuk”, zei hij. “Wil je niet exposeren?” Bleek dat die man een grand café aan het
Leidseplein in Amsterdam had. Intussen had ik gemerkt hoe leuk ik het schilderen vond. Van het een is het ander gekomen.’ Baars steekt al zijn vrije tijd in de schilderkunst. Ook al is de vrije tijd van een cardioloog beperkt. ‘Naast het reguliere werk zijn er nog nascholingsbijeenkomsten, voordrachten, dinertjes en wat al niet. Er blijft weinig tijd over. Maar tijdgebrek is ook de kracht van mijn schilderkunst. Ik schilder explosief. Ik wil een idee onmiddellijk in een doek omzetten. Binnen twee à drie uur is een doek af. Ik smijt met verf, want ik heb geen tijd te verliezen.’
Het mes op de keel: cardioloog of schilder? ‘Ik kan helemaal in de verf kruipen. Als ik schilder, verplaats ik me in een andere wereld. Dan ben ik alle spanningen en zorgen kwijt. Als ik echt moet kiezen, zeg ik: schilder. Maar het cardiologievak is ook fantas tisch. Dat gaat over leven en dood. Het vertrouwen dat patiënten mij schenken, waardeer ik nog meer dan de voldoening van een geslaagd schilderij. Als medicus ben ik aan steeds meer regels gebonden. Er is bureaucratie en er zijn behandelvoorschriften. Een schilder is volledig vrij. Als ik vloekende kleuren naast elkaar wil gebruiken, dan doe ik dat. Maar ik denk eigenlijk dat ik de spanning en hectiek van het artsen vak nodig heb om goed te kunnen schilderen. In mijn vakanties zijn de schilderijen ook minder goed.’
‘Ik smijt met verf,
want ik heb geen tijd te verliezen’
61 nr. 51/52 | 22 december 2006 | Medisch Contact 2159
passies
‘In 1997 kochten we de Lotos. Deze haringlogger is in 1910 in Vlaardingen gebouwd. Tot 1929 is er onder zeil vanuit Scheveningen mee gevist. In 1939 is het schip naar Noorwegen verhuisd en heeft daar vijftig jaar als vrachtschip door de fjorden gevaren. Na de aankoop hebben we het in drie jaar volledig gerestaureerd en in zeilende staat teruggebracht. Tegelijkertijd hebben we het schip gemoderniseerd, zodat het voldoet aan de eisen van deze tijd.’ De aankoop van de Lotos betekende een ommekeer in het leven van De Lind van Wijngaarden en zijn vrouw. ‘We zijn op het schip gaan wonen en allebei naar de zeevaartschool gegaan om onze stuurmans papieren te halen. Sinds 2000 wonen we op de Lotos, die een vaste ligplaats heeft in de Rotterdamse Veer haven. In dat jaar zijn we begonnen met het maken van groepsreizen in de zomermaanden. Van juni tot september varen we met maximaal negen gasten langs de kusten van bijvoorbeeld Schotland, Ierland of de Oostzee.’
Vanwaar die ommekeer? ‘Eigenlijk is het gekomen door een ervaring die ik had toen ik studeerde. De vader van een studievriend, ook een arts, overleed een halfjaar na zijn pensionering. Later kreeg ik van het artsenpensioenfonds confron terende gegevens te zien. “Een anesthesioloog die op zijn 65ste stopt, leeft gemiddeld tot zijn 68ste”, zeiden ze. “Een anesthesioloog die op zijn 60ste stopt, leeft gemiddeld nog tot zijn 73ste.” Door die beide voorvallen realiseerde ik mij dat ik tijdig iets anders moest gaan doen.’
En dat was varen? ‘Ik was vroeger apotheekhoudend huisarts, niet ver van de Lauwerszee. Daar is de passie voor het varen geboren. We hadden daar een platbodem waarmee we op de Waddenzee en de Oostzee voeren. Het mooiste aan varen is het ontdekken van nieuwe kusten. Ik ben een echte kustzeiler. Niets mooier dan tussen de kleine eilandjes voor de Schotse kust varen. Het gevoel om bij die natuur te horen is geweldig.’ Dat De Lind van Wijngaarden en zijn vrouw groeps reizen organiseren, heeft ook een praktische reden. ‘Het is leuk om andere mensen mooie dingen te laten zien, maar we hebben die gasten ook nodig. Met z’n tweeën kun je zo’n schip niet varen. We heb ben ook twee bemanningslieden in dienst van de zee vaartschool in Enkhuizen. Daar geef ik trouwens ook les in scheepsgezondheidszorg. En ik bied leerlingen de gelegenheid om op de Lotos vaaruren te maken, dus het is ook nog een opleidingsschip. Alles bij elkaar is het echt een bedrijfje, maar dat is ook de enige manier om dit te kunnen doen.’
2160 Medisch Contact | 22 december 2006 | 61 nr. 51/52
Gaat dat wel samen met het artsenvak?
‘Het is me gelukt om het te combineren. Ik heb vijftien jaar fulltime in een maatschap gewerkt. Daarna was ik nog drie jaar parttime maat in het Leidse Diaconessenhuis. Ik werkte toen 70 procent en had in de zomermaanden vrij. Maar toen ze daar toch weer een voltijds anesthesioloog zochten, ben ik uit de maatschap gestapt. Sindsdien werk ik als waarnemer. Op het moment lekker dichtbij, in het Erasmus MC.’
Met het mes op de keel: anesthesioloog of kapitein? ‘Dan kies ik zonder aarzelen voor het kapiteinsvak. Al zou ik het werk in het ziekenhuis niet willen missen. Ik leer nog elke dag bij en doe het nog steeds met veel plezier. Gelukkig is er genoeg werk als waarnemer, dus die combinatie ga ik nog wel wat jaartjes volhouden.’
Kees de Lind van Wijngaarden
(59), anesthesioloog-intensivist en zeezeiler
‘Ik ben een echte kustzeiler’
61 nr. 51/52 | 22 december 2006 | Medisch Contact 2161
passies
‘Als sinds mijn vroege jeugd ben ik gefascineerd door film en fotografie. Ik heb overwogen naar de filmacademie te gaan, maar dat vonden mijn ouders geen goed idee. Daarmee verdient alleen Bert Haanstra een boterham, zeiden ze. Dus werd het toch medicijnen.’ Ondanks zijn keuze voor de geneeskundestudie zag Hooghoudt kans zijn eerste liefde snel in de praktijk te brengen. ‘Voor een keuzepracticum tijdens mijn opleiding heb ik samen met de audiovisuele dienst van de Medische Faculteit Rotterdam in elf maanden een film gemaakt over orgaantransplantatie. Dat was in de tijd dat Barnard zijn eerste harttransplantatie net had gedaan.’ Daarna heeft het filmen hem niet meer losgelaten. ‘Vanaf het moment dat ik mij in 1982 als cardioloog vestigde, ben ik nascholingsproducties gaan maken. Eerst alleen in Nederland, tegenwoordig internationaal. Dat zijn complete tekstboeken op dvd. Ik heb daar voor een tweemansbedrijfje opgezet dat alles regelt. We schrijven een script, nodigen experts uit voor een interview, nemen de interviews af en monteren alles zelf. Voor die films ben ik producent en regisseur en, als het niet te ingewikkeld is, ook geluidsman. Een cameraman huren we in. Voor de opnamen heb ik een eigen opnamestudio op broadcastniveau. Echt topspul dus.’ De filmgekte gaat zo ver dat Hooghoudt op de zolder van zijn negentiende-eeuwse Nijmeegse huis een bioscoopje heeft gebouwd. ‘Het is niet meer dan een groot scherm en een paar stoelen. Ik heb het gebouwd in Schotse Jugendstil. Een stijl die ik erg interessant vind. De bioscoop dient als pijnbank. Als een dvd een vertoning in die ruimte overleeft, dan doet-ie het overal goed.’
Wat is er zo leuk aan filmen? ‘Wat mij fascineert, is de manier waarop uit een ongelooflijke chaos een helder beeld verschijnt. Tijdens de opnamen struikel je over de lampen en kabels, maar dat ene plekje waar het om gaat, is perfect uitgelicht. En vervolgens kun je van al die heldere beelden in de montagekamer een coherent verhaal construeren. Dat hele proces vind ik buitengewoon boeiend.’ Hooghoudt werkt fulltime in het Nijmeegse CanisiusWilhemina ziekenhuis. Dat bijt niet met zijn passie. ‘In tegendeel. Bij de refereeravonden wordt volop gebruikgemaakt van de interviews met experts die ik heb vastgelegd. En ik ben zojuist een halfjaar bezig geweest met een dvd over pulmonale hypertensie. Daar steek ik inhoudelijk nog veel van op.’
2162 Medisch Contact | 22 december 2006 | 61 nr. 51/52
Hoewel de cardioloog het filmen met zijn vak combi neert, rijken zijn ambities verder. ‘Als ik naar de film academie was gegaan, had ik me op speelfilms gestort. Dat is niet helemaal uit beeld verdwenen. Mijn zoon doet nu de filmacademie en samen met hem en wat vrienden hebben we afgelopen zomer een film in de stijl van de Franse film noir opgenomen. Zelf loop ik ook nog steeds rond met plannen voor een speelfilm, maar daarover wil ik niet al te veel zeggen. Alleen dat het ook een film noir moet worden. Elk jaar tijdens het Rotterdamse filmfestival zeg ik: “Volgend jaar ben ik daar ook.” Maar ik realiseer me dat duizenden mensen die wens hebben en dat bescheidenheid op zijn plaats is.’
Met het mes op de keel: cardioloog of filmer? ‘Dan zou ik nu nog kiezen voor cardiologie. Maar in de komende jaren wil ik mijn artsenbestaan afbouwen en geleidelijk meer tijd steken in de cinematografie. En dan zal ik zeker meer vrije films gaan maken.’ e
Ton Hooghoudt
(58), cardioloog en filmer
‘Volgend jaar sta ik op het Rotterdams filmfestival’ 61 nr. 51/52 | 22 december 2006 | Medisch Contact 2163