Pasen
2009
Heilig Vuur
Programma Witte Donderdag donderdag 9 april 2009, 21.30 uur
Goede Vrijdag vrijdag 10 april 2009, 21.30 uur
Paasnacht zaterdag 11 april 2009, 21.30 uur
Paasmorgen zondag 12 april 2009, 11.15 uur
Bij de afbeelding op de voorkant:
I
Suprematisme (1921-1927?), Kazimir Malevich (1878-1935)
n zijn suprematische werken, zoals dit zwart-rode kruis, wil de Russische-Poolse schilder Malevich afstand nemen van de zienlijke werkelijkheid en zoekt met primaire kleuren en een strenge verdeling van vormen en kleuren de onzienlijke werkelijkheid te verbeelden. Denk daarbij aan iconen, en denk ook aan het werk van Piet Mondriaan. In 1928 wordt zijn werk door de Sovjetautoriteiten decadent verklaard en moet hij het in veiligheid stellen. Een deel ervan komt langs kromme wegen terecht in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Pas in 2008 wordt een en ander recht gezet en wordt hij zowel in Rusland als in het westen gerespecteerd. Zie verder: http://nl.wikipedia.org/wiki/Kasimir_Malewitsj.
Heilig Vuur
3
Heilig Vuur
Want sterk als de Dood is de Liefde en Hartstocht hard als het Graf Zij laait op als een Uitslaande Brand geen Watervloed kan de Liefde blussen
De vieringen van deze Goede Week zijn met elkaar verbonden door het Heilig Vuur. Het Heilig Vuur staat symbool voor onze drijfveren, passies, wat ons beweegt en in ons diepste raakt: Liefde.
Witte Donderdag
Want sterk als de Dood is de Liefde
Een groep vrienden, een stel, de Liefde is aanwezig, maar om haar te behouden, moeten we haar met elkaar delen, koesteren maar bovenal aanwakkeren.
Goede Vrijdag
en Hartstocht hard als het Graf
Ook al lijken nood, schaarste en verlies soms de overhand te nemen, als je in het goede, in de Liefde blijft geloven, is er altijd nog een sprankje, een vonkje Hoop.
Paasnacht
Zij laait op als een Uitslaande Brand
Want Liefde krijgen en Liefde geven is de essentie van Leven.
Paasmorgen
geen Watervloed kan de Liefde blussen
Moge het Water van de Doop het Vuur aanwakkeren van de Liefde waarmee wij onze dopelingen in onze gemeenschap ontvangen, en daarmee de Liefde die wij elkaar en anderen geven. Op Paasmorgen worden Annelin en Hennieke Tretmans, dochters van Berlinda Hoexum en Bert Tretmans, gedoopt.
4
Heilig Vuur
Heilig Vuur
5
Witte Donderdag
Want sterk als de Dood is de Liefde en Hartstocht hard als het Graf Zij laait op als een Uitslaande Brand geen Watervloed kan de Liefde blussen
Voorbereiding De tafel wordt klaargemaakt Douwe zingt: Gerne will ich mich bequemen, Kreuz und Becher anzunehmen, Trink ich doch dem Heiland nach. Denn sein Mund, Der mit Milch und Honig fließet, Hat den Grund Und des Leidens herbe Schmach Durch den ersten Trunk versüßet. (J.S. Bach, Mattheuspassion BWV 244)
Inleiding
6
Witte Donderdag
Openingsgebed Al was ik sprakeloos Dan nog beeldde ik uit Uw woord, dat mij in de mond gelegd werd, Deden mijn handen Al het werk dat U mij overgaf. Al was ik sprakeloos Dan nog zong ik het lied, Hoe u mij aanstak In mij wekte De hartstocht en het vuur In mij ontgon de grond van mijn bestaan. Laat me niet inslapen in zelfvoldaanheid, Maar wakend blijven en onder Uw hoede In gesprek komen met de ander En zo tot nieuwe bloei. Je bent nooit kansloos. Amen (naar Jos brink)
# 4 & 4 œ & &
# #
Tijd
œ
œ
œ
œ
œ
van
vloek
en
tijd
œ
œ
œ
tijd
van
œ
œ
# & œ
œ
dag
& & &
# # #
van
tijd
van
œ
œ
Tijd
van
œ
œ
uur
der
œ toe
# & œ
woord
œ
oog - sten
œ
œ
ste
-
œ
œ
œ
nen
œ œ
komst
œ dat
œ
nacht
œ
œ
œ
œ
van
œ
re - gen
tijd
van
nood
œ
œ
œ.
‰ ‰
van brood.
œ
œ
van
œ
œ
œ
da - gen
œ
ko - men
œ
œ
wa - ken
der
œ -
œ
œ
œ.
dag
ge
ze - gen
œ
œ
œ
œ
œ
œ
die
vol
van
tijd
œ
waar - heid
œ
œ
tijd
œ
œ
œ
œ
van
œ
droog - te
lief - de
œ -
œ
œ
œ
stil - te
œ.
‰
2. Tijd van troosten tijd van tranen tijd van mooi zijn tijd van schamen tijd van jagen nu of nooit tijd van hopen dat nog ooit. Tijd van zwijgen zin vergeten nergens blijven niemand weten tijd van kruipen angst en spijt zee vantijd en eenzaamheid. 3. Wie aan dit bestaan verloren nieuw begin heeft afgezworen wie het houdt bij wat hij heeft sterven zal hij ongeleefd. Tijd van leven om met velen brood en ademtocht te delen wie niet geeft om zelfbehoud leven vindt hij honderdvoud.
is
˙
is.
(VL 795)
Dwaas en Wijs
D
an zal het met het koninkrijk van de hemel zijn als met tien meisjes die hun olielampen hadden gepakt en eropuit trokken, de bruidegom tegemoet. Vijf van hen waren dwaas, de andere vijf waren wijs. De dwaze meisjes hadden wel hun lampen gepakt, maar geen extra olie. De wijze meisjes hadden behalve hun lampen ook olie in kruiken bij zich. Omdat de bruidegom op zich liet wachten, werden ze allemaal slaperig en dommelden ze in. Midden in de nacht klonk er luid geroep: “Daar is de bruidegom! Kom, ga hem tegemoet.” Dat wekte de meisjes en ze brachten hun olielampen in orde. De dwaze meisjes zeiden tegen de wijze: “Geef ons wat van jullie olie, want onze lampen gaan al uit.” De wijze meisjes antwoordden: “Nee, straks is er nog te weinig voor ons en jullie samen. Zoek liever een verkoper en koop zelf olie.”
Heilig Vuur
7
Terwijl zij op olie uit waren, arriveerde de bruidegom, en zij die klaarstonden gingen met hem naar binnen voor het bruiloftsfeest, waarna de deur gesloten werd. Enige tijd later kwamen ook de andere meisjes. Ze riepen: “Heer, heer, laat ons binnen!” Maar hij antwoordde: “Ik ken jullie werkelijk niet.” Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag en op welk tijdstip hij komt. (Mattheus 25)
# & 42 œ &
#
Uit
uw
œ
œ
komt
&
œ
œ
œ
œ
he - mel
œ
œ
zon - der
˙
aan
het
licht,
œ
˙
œ
œ
œ
œ
met
een
naam
en
een
œ œ
˙
e-ven
weer -
-
- loos
œ
œ
tas - tend
œ œ œ œ
œ
gren - zen
œ
Gij
# & œ #
œ
œ œ
3. Als een vuur zijt Gij verschenen, als een ster gaat Gij ons voor, in den vreemde wijst uw spoor, in de dood zijt Gij verdwenen.
ge - zicht
˙
˙
als wij men - sen
2. Als een kind zijt Gij gekomen, als een schaduw die verblindt, onnaspeurbaar als de wind die voorbijgaat in de bomen.
Ó
4. Als een bron zijt Gij begraven, als een mens in de woestijn. Zal er ooit een ander zijn, ooit nog vrede hier op aarde? 5. Als een woord zijt Gij gegeven, als een nacht van hoop en vrees, als een pijn die ons geneest, als een nieuw begin van leven
De Tafel Nodiging Wij vormen een kring rond de gereedstaande Tafel
Gebeden Acclamatie: Laat me niet inslapen in zelfvoldaanheid, Maar wakend blijven en onder Uw hoede
Tafelgebed Onze Vader in de hemel die uw zon doet opgaan en uw regen zendt over mensen kwaad en goed: gezegend om uw Naam ‘Ik zal er zijn’ Gij die alleen voor ons en met ons zijt zolang wij zijn voor mensen en met mensen. Gezegend Gij, dit uur vn ons leven, deze dag die Gij ons geeft om allen die U kennen en eren al doende gerechtigheid die in hun midden de vreemdeling eren zich ontfermen over hun naaste recht doen de armen.
8
Witte Donderdag b & b b 42
O Heer
b &bb ‰ j œ
rijk
b &bb œ b &bb œ 2.
tot
œ
aan
œ
tot
œ
œ
œ
œ
œ
œ
het
dui - zend - ste
œ
œ
œ
œ
œ
œ
‰ œ œ J
trouw
œ
œ
œ œ œ
be-wa-rend lief - de
œ
œ
2
˙
ge - slacht.
œ
œ
dui - zend - ste
œ
œ
lief - de rijk aan
œ
het
œ œ œ
œ
œ
God er - bar - mend ge - na - dig lank - moed-dig
œ œ
1.
j œ œ
œ.
œ
œ
˙
.. 2
˙
ge - slacht.
Gezegend zijt Gij tegen de overmacht der feiten in om zwakheid die kracht wordt om naamloze mensen vervolgd, voortvluchtig, ten dode gefolterd, maar die aan U vasthouden en aan Uw koninkrijk, dat het komen zal. Gezegend Gij om allen die uitzien naar de Stad-met-fundamenten, naar een beter vaderland dan dit daarom schaamt Gij u niet hun God genoemd te worden. Gezegend zijt Gij om het brood dat wij eten en dat wij nog leven tot op vandaag.
b & b b 42 œ
œ
b & b b ‰ œj
œ œ
O Heer
rijk
b &bb œ 1.
tot
b &bb œ 2.
tot
j œ œ
œ.
œ
œ
œ
œ
God er - bar - mend ge - na - dig lank - moed-dig
œ
aan
œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ
dui - zend - ste
œ
œ
œ
œ
dui - zend - ste
œ
œ
lief - de rijk aan
het
het
œ œ œ
œ
œ
‰ œJ œ
trouw
2
˙
ge - slacht.
œ
œ
œ œ œ
be-wa-rend lief - de
œ
œ
œ
˙
˙
.. 2
ge - slacht.
Gezegend zijt Gij om Jezus van Nazareth, die ten einde toe uw weg gegaan is: die in de nacht van overlevering toen hij al wist dat hij lijden moest en sterven zou het brood gebroken heeft en uitgedeeld: neemt en eet, heeft hij gezegd, dit is voor u mijn lichaam.
Heilig Vuur
9 Ook de beker heeft hij ons gereikt: kunt gij de beker drinken die ik drinken moet, heeft hij gezegd; drinkt dan, tot mijn gedachtenis, deze beker van een nieuw verbond met alle mensen, dat wij elkaar behoeden en doen leven. Gij die ons hebt geroepen, doe ons toebehoren aan elkaar. Dat wij niet losgeslagen leven buiten uw bereik bescherm ons tegen onszelf. Dat wij volharden in aandacht dat ons niet begeeft de kracht tot liefde.
b & b b 42 œ
œ.
œ
O Heer
b & b b ‰ œj b œ &bb tot
aan
œ het
œ
œ œ œ
œ
œ
œ
œ
œ
God er - bar - mend ge - na - dig lank - moed-dig
œ
œ œ
rijk
j œ œ œ
œ
œ
lief - de rijk aan
œ
œ
œ
œ
‰ œJ œ
trouw
œ
dui - zend - ste
œ œ œ
be-wa-rend lief - de
œ
œ ge
œ
-
˙
˙
slacht.
(VL 671)
Delen en Gedenken
W
ant wat ik heb ontvangen en aan u heb doorgegeven, gaat terug op de Heer zelf. In de nacht waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd nam hij een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood en zei: ‘Dit is mijn lichaam voor jullie. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken.’ Zo nam hij na de maaltijd ook de beker, en hij zei: ‘Deze beker is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt. Doe dit, telkens als jullie hieruit drinken, om mij te gedenken.’ Dus altijd wanneer u dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat hij komt.
(1 Kor. 11:23 vv)
Tijdens het delen van Brood en Wijn zingt Douwe: Agnus Dei Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, miserere nobis. Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, miserere nobis. Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, dona nobis pacem.
Vertaling Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, geef ons de Vrede.
(W.A. Mozart, Missa in C Major KV 317; Krönungsmesse)
Dankgebed
10
Witte Donderdag
Leeg & Verlaten De Tafel wordt leeggeruimd.
&b c ˙
˙
O
&b Œ
Lief
œ
&b ˙ het
œ
-
œ
œ
de
-
œ
œ
pe
o
œ
˙
œ
œ
stil - ten
b˙
er - barm U
œ
œ
œ
œ
œ
˙
die ver - bor - gen zijt
˙
˙
in die
&b Œ
˙
˙
-
ver
˙
wordt ver - ra - den
˙
eeu - wig-heid,
œ
œ
˙
ons be-staan,
œ
œ
˙
en ver-daan.
2. Hoe achtloos in ons midden wordt het kostbaar mensenbloed gestort en in het onbarmhartig licht het kruis des Heren opgericht.
3. De minsten van de mensen zijn daar uitgestrekt in angst en pijn. Tot aan het eind der wereld lijdt Christus in hun verlatenheid. 4. O Liefde uit de eeuwigheid die met ons mens geworden zijt, wij bidden, laat ons niet alleen in al het duister om ons heen, 5. opdat ook wij o Heer U niet verlaten in uw diep verdriet maar bij U zijn in al uw pijn waarmee de mensen mensen zijn.
Zegenbede
We verlaten de kerk onder begeleiding van pianomuziek.
Op Goede Vrijdag leggen we bloemen rond het kruis. Denk er aan bloemen mee te nemen.
Heilig Vuur
11
Goede Vrijdag
Want sterk als de Dood is de Liefde
en Hartstocht hard als het Graf Zij laait op als een Uitslaande Brand geen Watervloed kan de Liefde blussen
Proloog Inleiding Openingsgebed
12
Goede Vrijdag
Crucifixion 1. Recitative: And they came to a place named Gethsemane And they came to a place named Gethsemane and Jesus saith to his discipels: Sit ye here, while I shall pray. 2. The Agony (Jesus) Could ye not watch with me one brief hour could ye not pity My sorest need? Ah! if ye sleep while the tempests lower surely my friends, I am lone indeed. (disciples) Jesus, lord Jesus, bown in bitter anguish, and bearing all the evil we have done, Oh, teach us, teach us how to love Thee for Thy love; Help us to pray, and watch, and mourn with Thee. (Jesus) Could ye not watch with Me one brief Did ye no say upon Kedron’s slope, ye would not fall into the Tempter’s power? Did ye not murmer great words of hope? (disciples) Jesus, lord Jesus, bown in bitter anguish, and bearing all the evil we have done, Oh, teach us, teach us how to love Thee for Thy love; Help us to pray, and watch, and mourn with Thee. (Jesus) Could ye not watch with me Me? even so: Willing in heart, but the flesh is vain. Back to Mine agony I must go, Lonely to pray in bitterest pain. (evangelist) And they laid their hands on Him, and took Him, and led Him away to the high priest. And the high priest asked Him and said unto Him (priest) Art Thou the Christ, the Son of the Blessed? (evangelist) Jesus said: (Jesus) I am: and ye shall see the Son of man sitting on the right hand of power, and coming in the clouds of heaven. (evangelist) then the high priest rent his clothes, and saith: (priest) What need we any further witnesses? Ye have heard the blasphemy. (evangelist) And they all condemned Him to be guilty of death. And they bound Jesus and carried Him away, and delivered Him to Pilate. And Pilate, willing to content the people, released Barrabas unto them, and delivered Jesus, when he had scourged Him to be crucified. And the soldiers led Him away. 3. Processional To Calvary Fling wide the gates! For the Saviour waits To tread in His royal way; He has come from above, in His power and love, To die on this Passion day. His cross is the sign of a love divine, His crown is the thorn-wreath of woe, He bears His load on the sorrowful road and bends ’neath the burden low. Fling wide the gates.........
(Sir John Stainer 1887)
Heilig Vuur
13
How sweet is the grace of His sacred Face and lovely beyond compare; Though weary and worn, with the merciless scorn Of a world He has come to spare. The burden of wrong, that earth bears along. Past evil, and evil to be, All sins of man since the world began They are laid, dear Lord, on Thee. Then on to the end, my God and my Friend, With Thy banner lifted high! Thou art come from above, in Thy power and love, To endure, and suffer and die. Fling wide the gates! The Saviour waits, He waits, the Saviour waits. Then onto the end, my God and my Friend, to suffer, endure and die. 4. Recitative: And When They Were Come And when they had come to the place called Calvary (vert: Golgotha) there they crucified Him, and the malefactors, one on the right and the other on the left. 5. The Mystery Of The Divine Humiliation Cross of Jesus, cross of Sorrow, Where the blood of Christ was shed, Perfect man on thee was tortured, Perfect God on thee has bled.
b & b b b 42 ˙ b & b bb
˙
Here Cross
˙
˙
the of
King Je -
˙
Robed Per -
b ˙ & b bb
˙
˙
in fect
mor man
˙
Cru - ci Per - fect
all cross
lights blood
˙
-
œ
-
fied God
˙
˙
˙
the of
a - ges, sor - row,
˙
˙
˙
ere of
worlds Christ
could was
be, shed,
˙
˙
tal on
flesh thee
œ
˙
˙
of sus,
œ
œ
Throned in Where the
b & b bb ˙
˙
˙
˙
is did
˙
dy - ing, suf - fer,
˙
˙
˙
w
by on
sin thee
for has
me. bled!
6. Recitative: He Made Himself Of No Reputation He made Himself of no reputation and took upon Him the form of a servant, and was made in the likeness of man; And being found in fashion as a man, He humbled Himself and became obedient unto death, ev’n the death of the Cross. 7. The Majesty Of The Divine Humiliation King ever glorious! The dews of death are gath’ring round Thee; Upon the Cross Thy foes have bound Thee – Thy strength is gone. Not in Thy majesty Robed in Heaven’s supremest splendour, But in weakness and surrender, Thou hangest here.
14
Goede Vrijdag Who can be like Thee? Pilate high in Zion dwelling, Rome with arms the world compelling, Proud though they be? Thou art sublime Far more awful in Thy weakness More than kingly in Thy meakness Thou Son of God. Glory and honour Let the world divide and take them Crouwn its monarchs and unmake them; But thou wilt reign. Here in a basement; crownless, poor, disrobed and bleeding; There in glory interceding, Thou art the King!
8. Recitative: And As Moses Lifted Up The Serpent And as Moses lifted up the serpent in the wilderness, even so must the Son of Man be lifted up; that whosoever believeth in Him should not perish, but have everlasting life. 9. God So Loved The World God so loved the world, that He gave His only begotten Son, That who so believeth, believeth in Him should not perish, should not perish but have everlasting life. For God sent not his Son into the world to condemn the world, But that the world through Him might be saved. God so loved the world...
Intermezzo Zie, de mens Hij was niet gezien, werd in zijn zachtmoedig zwijgen voorbijgegaan, voor gek verklaard en nagewezen. Alleen en verlaten, vertrouwd met verdriet, de pijn in het lijf als toonbeeld van leven, dat die naam niet mag hebben. beschadigd, gewond in het diepst van zijn ziel. En wij maar denken dat zo iemand door God zelf vergeten is, Aan de nacht verloren. Hij was als een lam, rijp voor de slacht; monddood en gebonden, Een zwijgend wachten op de genadeslag. Maar hadden wij Hem aangezien, wij hadden geweten: Hij leed aan óns, aan alle scherven, alle schuld, aan alles waarom ik zou moeten schreien. Hij droeg de pijn van ons leven op zijn nek. Eeuwige, wees ons genadig. Op U hopen we. Wees onze sterkte, iedere dag, onze hulp in tijd van nood
Heilig Vuur
15
10. Litany Of The Passion Holy Jesus, by Thy Passion, By the woes which none can share, Borne in more than kingly fashion, By Thy love beyond compare: Crucified I turn to Thee, Son of Mary, plead for me.
## & # 42 ˙
˙
By By
thy the
## & # ˙
˙
While Love
they for
## & # ˙ ## & #
By By
˙
˙
Thy the
## & # ˙.
## & # ˙. Son
˙
˙
smote hate
Thee and
look so Spi - rit
˙
˙
˙
œ
the midst up - on
˙
low - ly, ren - der
˙
#˙
w
on good
the for
Face, ill,
˙
˙
calm sweet
and and
œ œ
˙
3
of Thy
˙
˙
ho - ly, ten - der,
˙
w
keen dis - grace: mur - d'rers still:
˙
˙
˙
w
ci - fied
I
turn
to
Thee,
œ
˙
˙
˙
w
of
Ma
˙
for
me.
œ -
sweet and which could
pa - tience, mer - cy,
˙
in Poured
Cru
˙
˙
˙
˙
˙
˙
-
ry,
plead
11. Recitative: Jesus Said, ‘Father, Forgive Them’ Jesus said: ‘Father, forgive them, for they know nog what they do’. 12. Duet: So Thou Liftest Thy Divine Petition So Thou liftest Thy divine petition, Pierc’d with cruel anguish through and throuhh; So Thou grievest o’er our lost condition, Pleading, ‘Ah, they do not know what they do’. Oh! was love, in love’s divinest feature, Passing o’er that dark and murd’rous blot, Finding e’en for each low-fallen creature, Though they slay Thee – one redeeming spot. Yes! and still Thy patient Heart is yearning With a love that mortal scarce can bear; Though in Pity, deep, divine and burning, Liftest even for me Thy mighty prayer. So Thou pleadest, even for my transgression Bidding me look up and trust and live; So Thou murmurest Thine intercession, Bidding me look up and trust and live; So thou pleadest, Yea, he knew not – For my sake forgive.
16
Goede Vrijdag
13. The Mystery Of The Intercession Jesus, the Crucified, pleads for me, While He is nailed to the shameful tree, Scorned and forsaken, deridedd and curst, See how His enemies do their worst! Yet, in the midst of the torture and shame, Jesus, the Crucified, breathes my name! Wonder of wonders, oh! how can it be? Jesus the crucified, pleads for me!
b & b b b b 23 ˙
˙
b & b bbb ˙ ˙ ˙ Je - sus is b & b bbb ˙ ˙ ˙ Je - sus
is
b & b bbb ˙
dy - ing,
˙
˙
˙
˙
˙
bowed
Pi - ty
In - car - nate for
b & b bbb ˙
˙
˙
Won - der
˙
˙
˙
˙
˙ of
˙
Je - sus the
it
˙
˙
˙
˙
won - ders
˙
˙
˙
˙
and
w
˙
bear - ing
w.
more,
w.
weight of His
each
is
˙
˙
with
˙
n˙
w.
sore,
˙
more
˙ ˙
Je - sus
˙
˙
w
œ
˙
˙
a - go - ny
with the
˙.
faint
˙
in
is
b & b bbb ˙ b & b bbb
˙
suf - fer - ing
b Je - sus is & b bbb ˙ ˙ ˙ Je - sus
˙
˙
˙
woe,
n˙
w.
˙
bit - ter
˙
˙
˙
all
in
my
stead,
˙
me
˙
he
it
has
e - ver
˙
Cru - ci - fied,
˙
pleads
w
w.
˙ n˙
˙ n˙
throe.
bled;
w.
˙
must
be
˙
w.
for
me!
14. Recitative And One Of The Malefactors And one of the malefactors which were hanged, railed on Him, saying: ‘If Thou be the Christ, save Thyself and us, but the other, answering, rebuked him, saying: ‘Dost thou not fear God, seeing thou art in the same condemnation? And we indeed justify; for we receive the due reward of our deeds; but this man has done nothing amiss’. And he sayth unto Jesus, ‘Lord, remember me when Thou comest in Thy Kingdom. And Jesus said unto him, ‘verily I say to thee, today shalt thou be with Me in Paradise’; 15. The Adoration Of The Crucified I adore Thee, I adore Thee! Glorious ere the world began; Yet more wonderful Thou shinest, Though divine, yet still divinest, in Thy dying love for man.
b & b b 42 ˙ . b &bb b &bb
I I
˙
œ
˙
a - dore a - dore
˙
Thank - full Born of
˙.
I Stained
˙
nœ
˙
Thee, Thee,
˙
at Thy wo - man,
˙
have heard with sins
˙ Thy I
˙.
œ
I I
a - dore a - dore
˙ feet yet
˙
˙
˙
˙
Thee! Thee!
w
to be: Di - vine;
˙
˙
˙
ac - cent thrill - ing, kneel be - fore Thee,
Heilig Vuur
b &bb b &bb
[Title]
˙
˙
Lo! I Sweet - est
˙
Me Make
˙
to me
˙
˙
˙
come, for Je - su,
˙
2
Thou I
˙
par - don, e - ver
˙
n˙
˙
art will - ing im - plore Thee,
˙
˙
e - ven on - ly
w
me. Thine.
16. When Jesus Therefore Saw His Mother When Jesus therefore saw His mother, and the disciple standing by, whom he loved, He saith unto His mother, ‘Woman, behold thy son!’Then saith He to his disciple, ‘Behold thy mother!’ There was darkness over all the land. And at the ninth hour Jesus cried with a loud voice, saying, ‘My God, My God, why hast Thou forsaken Me?’ 17. Is It Nothing To You? Is it nothing to you, all ye that pass by? Behold and see if there be any sorrow like unto My sorrow, which is done unto Me, wherewith the Lord hath afflicted Me in the day of his fierce anger. 18. The Appeal Of The Crucified From the Throne of his Cross, the King of grief Cries out to a world of unbelief: Oh! men and women, afar and nigh, Is it nothing to you, all ye that pass by? I laid My eternal power aside, I came from the Home of the Glorified, A babe in the lowly cave to lie. Is it nothing to you, all ye that pass by? I wept for the sorrows and pains of men, I healed them and helped them and loved them, but then, they shouted against Me, Crucify! crucify! crucify! Is it nothing to You? Behold me and see: pierced thro’and thro’ with countless sorrows, and all is for you; For you I suffer, for you I die. Is it nothing to you, all ye that pass by? Oh, men and women, your deeds of shame, Your sins without reason and number and name, I bear them all on the Cross on high. Is it nothing to you that I bow my head? And nothing to you that my blood is shed? Oh! perishing souls, to you I cry, Is it nothing to you? O come unto Me, by the woes I have borne, by the dreadful scourge and the crown of thorns. By these I implore you, to hear my cry. Is it nothing to you?
17
18
Goede Vrijdag O come unto Me, this awful price, Redemption’s tremendous sacrifice, Is paid for you, Oh! Why will ye die? O Come unto Me, o come unto Me For why will ye die, for why will ye die? Come unto Me!
19. After This, Jesus Knowing That All Things Were Now Accomplished After this, Jesus knowing that all things were now accomplished, saith, ‘I thirst’. When Jesus had received the vinegar, He saith, ‘it is finished Father, into Thy hands I commend My spirit.’ And he bowed His head and gave up the ghost.
Intermezzo Wanneer G’in Holland waart gekruisigd, was, toen Gij stierft op Golgotha, het voorhangsel des tempels niet gebroken. Ook spleet de aarde niet vaneen, maar een westerstorm was opgestoken, de Waal sloeg over haar dijken heen. Toen weende niemand U ter ere, ze snelden aan het kruis voorbij om ‘t water van het land te keren, en keerden ‘t. En toen geloofden zij. (Hélène Nolthenius)
Het Kruis als Teken We komen naar voren met de bloemen en vormen een kring rondom het kruis
‘En na al het gedonder van scheurende aarde en schreeuwende mens is het stil stil als het graf.’
Heilig Vuur
19 Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden, laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel. Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben. Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was. En breng ons niet in beproeving, maar red ons uit de greep van het kwaad. Want aan u behoort het koningschap, de macht en de majesteit tot in eeuwigheid. Amen.
We leggen de bloemen bij het kruis.
20. For The Love Of Jesus All for Jesus, all for Jesus, This our song shall ever be; For we have no hope, no Saviour, If we have no hope in Thee.
## & # # 42 ˙ &
####
All
˙
Strength
to
None
&
for
˙
## & ## ˙
#### ˙
While
˙
˙
˙
Je - sus,
˙
˙
˙
˙
˙
Thou
wilt
give
us,
˙
˙
hour
˙
serve
Thee,
˙
˙
˙
˙
˙
can
move
us
from
Thy
˙
˙
˙
˙
˙
we
trust
Thy
love
All for Jesus, Thou wilt give us, Strength to serve Thee, hour by hour, None can move us from Thy presence, While we trust Thy love and power. All for Jesus, at Thine altar Thou wilt give us sweet content, There, dear Lord, we shall receive Thee In the solemn sacrament. All for Jesus Thou hast loved us, all for Jesus, Thou hast died. All for Jesus, Thou art with us, All for Jesus Crucified.
by
and
w
hour,
˙
˙
pre - sence,
w
power.
20
Goede Vrijdag All for Jesus, all for Jesus, This the Church’s song must be; Till, at last, her sons are gathered One in love and one in Thee. Amen
We verlaten de kerk in stilte
Heilig Vuur
21
Paasnacht
Want sterk als de Dood is de Liefde en Hartstocht hard als het Graf
Zij laait op als een Uitslaande Brand geen Watervloed kan de Liefde blussen
Vuur en Licht Inleiding
We gaan allemaal naar buiten om het Vuur te ontsteken. De Paaskaars wordt aan het Vuur aangestoken We brengen de brandende Paaskaars de kerk binnen onder het zingen van:. [Title] voorzang:
&
##
œ
œ
˙
2
allen:
˙
Licht van Chris - tus!
œ
œ
Heer, wij
œ
œ
dan - ken
˙
U.
22
Paasnacht
We steken ons eigen kaarsje aan de Paaskaars aan, voordat we weer op onze plaatsen gaan zitten. [Title] 1: cantorij; 2: allen
& œ Laat
&Œ & ˙ jui
& ˙
Laat
œ
œ
˙
jui
-
chen
˙
-
chen
œ
œ
˙
- chen om
de
O
œ
˙
laat jui
œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ
heel het koor van Gods ge-meen
œ
œ
œ
œ
œ
œ
2
de trom - pet
œ
œ
œ
-
˙ -
ten
˙
œ
ver - win -
œ
œ
klin - ken
-
te,
œ
œ
˙
Ko
-
ning,
œ
˙
œ
om zo'n gro - te
˙
Œ
- ning!
œ in
œ
˙
het rond!
Verhalen over de Liefde als een Uitslaande Brand Abraham e HEER dacht: Waarom zou ik voor Abraham geheimhouden wat ik van plan ben? Uit Abraham zal immers een groot en machtig volk voortkomen, en alle volken op aarde zullen wensen zo gezegend te worden als hij. Want ik heb hem uitgekozen, hij moet zijn zonen en zijn verdere nakomelingen voorhouden de weg te volgen die ik wijs, door rechtvaardig en goed te handelen. Alleen dan zal ik verwezenlijken wat ik Abraham heb toegezegd. Daarom zei de HEER: ‘Er zijn ernstige beschuldigingen geuit tegen Sodom en Gomorra, hun zonden zijn ongehoord groot. Ik zal ernaartoe gaan om te zien of de klachten die ik over hen heb gehoord gegrond zijn en zij verwoesting over zich hebben afgeroepen. Dat wil ik weten.’ Toen gingen de twee mannen weg, naar Sodom, terwijl Abraham bij de HEER bleef staan. Abraham ging dichter naar hem toe en vroeg: ‘Wilt u dan behalve de schuldigen ook de onschuldigen het leven benemen? Misschien dat er in die stad vijftig onschuldigen zijn. Zou u die dan ook uit het leven wegrukken en niet de hele stad vergeving schenken omwille van die vijftig onschuldige inwoners? Zoiets kunt u toch niet doen, hen samen met de schuldigen laten omkomen! Dan zouden schuldigen en onschuldigen over één kam worden geschoren. Dat kunt u toch niet doen! Hij die rechter is over de hele aarde moet toch rechtvaardig handelen?’ De HEER antwoordde: ‘Als ik in Sodom vijftig onschuldigen aantref, zal ik omwille van hen de hele stad vergeving schenken.’ Hierop zei Abraham: ‘Nu ik eenmaal zo vrij ben geweest de Heer aan te spreken, hoewel ik niets dan stof ben: stel dat er aan die vijftig onschuldigen vijf ontbreken, zou u dan toch vanwege die vijf de hele stad verwoesten?’ ‘Nee,’ antwoordde hij, ‘ik zal haar niet verwoesten als ik er vijfenveertig aantref.’ Opnieuw sprak Abraham hem aan: ‘Stel dat het er maar veertig zijn.’ ‘Dan zal ik het niet doen omwille van die veertig.’ Toen zei hij: ‘Ik hoop dat u niet kwaad wordt, Heer, wanneer ik het waag door te gaan: stel dat het er maar dertig zijn.’ ‘Ik zal het niet doen als ik er dertig aantref.’ Hierop zei hij: ‘Ik ben zo vrij de Heer opnieuw aan te spreken: stel dat het er maar twintig zijn.’ ‘Dan zal ik de stad niet verwoesten omwille van die twintig.’ Abraham zei: ‘Ik hoop dat u niet kwaad wordt, Heer, wanneer ik het nog één keer waag iets te zeggen: stel dat het er maar tien zijn.’ ‘Dan zal ik haar niet verwoesten omwille van die tien.’ Zodra de HEER zijn gesprek met Abraham had beëindigd, ging hij weg. En Abraham keerde terug naar de plaats waar hij woonde.
D
(Genesis 18:17-33)
Heilig Vuur
23
3 &b 4 œ Koor:
œ
Houd mij
&b ˙
œ
&b ˙
in
le
Om - dat
œ
Gij
zijt
want
Steeds
œ
œ
op
U
œ weer
˙
mijn
˙
zo
ik
œ
zoe - ken
j œ œ
-
als
œ
œ
-
mij
œ
˙
œ mijn
le
œ.
o
U.
œ.
j œ œ
-
red
gennaar
œ
-
Gij
zijt:
œ
˙ -
ding.
œ
na
œ
˙.
ven
lang.
gennaar
j œ œ
U.
˙.
j œ œ
ding,
˙.
œ
ge
-
-
j œ œ
˙.
œ
wees
een
red
gennaar
œ
o
œ
œ
wacht
-
œ.
en
œ
œ.
wees Gij mijn
œ
œ
om
œ
o
œ
ven,
zoe - ken
˙
œ
œ.
mijn
œ
œ
naar mij
&b œ
-
œ
wees Gij mijn
œ
œ
œ
&b œ
Allen:
˙
weer
&b œ
zoe - ken
œ
œ
œ
œ
œ œ
Steeds
&b ˙
le - ven,
œ
œ
Houdt mij
zie
in
weer
&b œ
Koor:
˙
œ
steeds
Allen:
œ
-
dig,
˙.
U.
Psalm 25 III (LG I, 20)
De Brandende Doornstruik ozes was gewoon de schapen en geiten van zijn schoonvader Jetro, de Midjanitische priester, te weiden. Eens dreef hij de kudde tot voorbij het steppeland, en zo kwam hij bij de Horeb, de berg van God. Daar verscheen de engel van de HEER aan hem in een vuur dat uit een doornstruik opvlamde. Mozes zag dat de struik in brand stond en toch niet door het vuur werd verteerd. Hoe kan het dat die struik niet verbrandt? dacht hij. Ik ga dat wonderlijke verschijnsel eens van dichtbij bekijken. Maar toen de HEER zag dat Mozes dat ging doen, riep hij hem vanuit de struik: ‘Mozes! Mozes!’ ‘Ik luister,’ antwoordde Mozes. ‘Kom niet dichterbij,’ waarschuwde de HEER, ‘en trek je sandalen uit, want de grond waarop je staat, is heilig. Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.’ Mozes bedekte zijn gezicht, want hij durfde niet naar God te kijken. De HEER zei: ‘Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is, ik heb hun jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord, ik weet hoe ze lijden. Daarom ben ik afgedaald om hen uit de macht van de Egyptenaren te bevrijden, en om hen uit Egypte naar een mooi en uitgestrekt land te brengen, een land dat overvloeit van melk en honing, het gebied van de Kanaänieten, de Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten. De jammerklacht van de Israëlieten is tot mij doorgedrongen en ik heb gezien hoe wreed de Egyptenaren hen onderdrukken. Daarom stuur ik jou nu naar de farao: jij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte wegleiden.’ Mozes zei: ‘Maar wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’ God antwoordde: ‘Ik zal bij je zijn. En dit zal voor jou het teken zijn dat ik je heb gestuurd: als je het volk uit Egypte hebt weggeleid, zullen jullie God bij deze berg vereren.’ Maar Mozes zei: ‘Stel dat ik naar de Israëlieten ga en tegen hen zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft, en ze vragen: “Wat is de naam van die God?” Wat moet ik dan zeggen?’ Toen antwoordde God hem: ‘Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israëlieten: “IK ZAL ER ZIJN heeft mij naar u toe gestuurd.”’ Ook zei hij tegen Mozes: ‘Zeg tegen hen: “De HEER heeft mij gestuurd, de God van uw voorouders, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. En hij heeft gezegd: ‘Zo wil ik voor altijd heten, met die naam wil ik worden aangeroepen door alle komende generaties.’” Laat de oudsten van Israël bij elkaar komen en zeg tegen hen: “De HEER, de God van uw voorouders, is aan mij verschenen, de God van Abraham, Isaak en Jakob, en hij heeft gezegd: ‘Ik heb gezien wat jullie in Egypte wordt aangedaan en ik heb mij jullie lot aangetrokken. Ik heb besloten om jullie uit de ellende in Egypte weg te halen en je naar een land te brengen dat overvloeit van melk en honing, het gebied van de Kanaänieten, de Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten.’”
M
(Exodus 3: 1-17)
24
Paasnacht
œ
œ
˙
œ
˙
Gij
het,
Heer,
die
ko
3 &b 4 œ Koor:
&b
œ
Zijt
of
&b
œ
moe - ten
œ
Heer,
&b Allen:
&b
œ
œ
mijn
Houdt mij
˙
Steeds
wij
œ
œ œ œ
een
an - der
œ
œ
œ
œ
˙
God,
ik
œ
˙
in
le - ven,
œ weer
œ œ
œ
zoe - ken
œ
œ
œ
œ
Gij
mijn
mijn
zal,
˙ -
˙
œ
œ.
men
ver
ze
œ
˙.
œ
ben
wees
-
-
œ
ker
œ
wach - ten?
œ
˙.
van
U.
œ. j œ
red
œ
o - gen naar
-
j œ œ
ding.
˙.
U.
Psalm 25 III (LG I, 20)
Vuur uit de hemel badja zocht Achab op en vertelde hem dat Elia eraan kwam. Achab ging Elia tegemoet, en zodra hij hem in het oog kreeg riep hij uit: ‘Bent u het, Elia? U, die Israël in het ongeluk hebt gestort?’ Elia antwoordde: ‘Ik heb Israël niet in het ongeluk gestort, dat hebt u zelf gedaan, u en het koningshuis van uw vader, omdat u de geboden van de HEER naast u hebt neergelegd en de Baäls bent gaan vereren. Welnu, laat heel Israël naar mij toe komen, bij de Karmel. Laat alle vierhonderdvijftig profeten van Baäl bij me komen, en ook alle vierhonderd profeten van Asjera, die door Izebel aan het hof zijn opgenomen.’ Achab stuurde boden naar alle stammen van Israël en liet ook alle profeten bij de Karmel bijeenkomen. Daar sprak Elia het volk als volgt toe: ‘Hoe lang blijft u nog op twee gedachten hinken? Als de HEER God is, volg hem dan; is Baäl het, volg dan hem.’ De Israëlieten zeiden niets. Toen zei Elia: ‘Ik ben de enige profeet van de HEER die nog over is. De profeten van Baäl zijn met vierhonderdvijftig man. Breng ons twee stieren. Zij mogen als eersten een stier uitkiezen. Laten ze die in stukken snijden en op een brandstapel leggen, maar ze mogen het hout niet aansteken. Ik zal de andere stier gereedmaken en op een brandstapel leggen, maar ik zal het hout niet aansteken. U moet de naam van uw god aanroepen, en ik zal de naam van de HEER aanroepen. De god die antwoordt met vuur, is de ware God.’ Heel het volk stemde met dit voorstel in. ‘Begint u maar, u bent met velen,’ zei Elia tegen de profeten van Baäl. ‘Kies maar een dier en maak het gereed voor het offer. Roep dan de naam van uw god aan, maar steek het hout niet in brand.’ De profeten namen een van de twee beschikbare stieren en maakten die voor het offer gereed. De hele morgen lang riepen ze Baäl aan: ‘Baäl, geef ons antwoord!’ Maar het bleef stil en niemand gaf antwoord, hoe ze ook dansten en sprongen rond het altaar dat daar was opgericht. Toen het middaguur aanbrak, begon Elia hen te honen: ‘Roep zo hard u kunt! Hij is toch een god? Hij heeft zeker iets anders te doen. Ik denk dat hij zich even moest afzonderen. Is hij soms op reis gegaan? Misschien slaapt hij, en moet u hem wekken!’ De profeten riepen uit alle macht en brachten zichzelf, zoals hun gewoonte was, met zwaarden en lansen verwondingen toe tot het bloed over hun lijf stroomde. In vervoering bleven ze schreeuwen, maar ook toen het middaguur allang voorbij was en het uur voor het graanoffer aanbrak, was er nog steeds geen enkele reactie gekomen: het bleef stil, niemand gaf antwoord. Elia zei tegen de Israëlieten dat ze naar hem toe moesten komen. Toen ze bij hem waren komen staan, bouwde hij het verwoeste altaar van de HEER weer op. Hij nam twaalf stenen, evenveel als het aantal stammen van Israël, de nakomelingen van de zonen van Jakob, tot wie de HEER had gezegd: ‘Israël is je nieuwe naam.’ Met die twaalf stenen maakte hij een altaar ter ere van de HEER, en daaromheen liet hij een geul graven met een lengte van tweehonderd el. Hij stapelde het brandhout op, sneed de stier in stukken en legde die op de brandstapel. Toen zei hij: ‘Vul vier kruiken met water en giet die over het offer en het brandhout uit.’ Toen dat gebeurd was, liet hij het nog een tweede en een derde keer doen. Het water liep over het altaar heen en de geul eromheen kwam vol water te staan. Toen het uur voor het graanoffer was aangebroken, trad de profeet Elia op het altaar toe en zei: ‘HEER, God van Abraham, Isaak en Israël, vandaag zal blijken dat u in Israël God bent, en dat ik u dien en dit alles in uw opdracht gedaan heb. Geef mij antwoord, HEER, geef antwoord. Dan zal dit volk beseffen dat u, HEER, God bent en dat u het bent die hen tot inkeer brengt.’ Het vuur van de HEER sloeg in en verteerde het brandoffer met brandhout, stenen, as en al; zelfs het water in de geul likte het op. Alle Israëlieten zagen het, en allen vielen op hun knieën en riepen: ‘De HEER is God, de HEER is God!’
O
(I Koningen 18:20-39)
Heilig Vuur
25
œ
œ
˙
œ
geeft
uw
woord
aan
3 &b 4 œ Koor:
œ
&b
Gij
Gij
&b
œ
œ
zijt
mijn
naar
&b
U
Steeds
Allen:
Houdt mij
&b
gaat
œ
Steeds
de
ver
˙
in
le - ven,
˙.
gen,
Heer.
j œ
˙.
œ
œ
œ
œ.
Gij
mijn
red
œ
œ.
mijn
œ
vreug - de,
o - gen naar
wees
zoe - ken
˙ œ
œ.
œ
œ
œ
-
˙
we - reld,
mijn
lan
mijn
œ
œ
œ
˙
œ
zoe - ken
œ
œ van
-
œ
œ
weer
œ
œ
œ
de - ze
God
mijn
œ
˙
œ
œ
weer
œ
&b
lied,
œ
˙
œ
œ
œ
˙
˙
˙
j œ
U.
-
j œ œ
ding.
˙.
œ
o - gen naar
U.
Psalm 25 III (LG I, 20)
Het Vuur van de Geest oen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.
T
(Handelingen 2:1-4)
2 &b 2
˙
œ
1. Licht
&b ˙ voor
-
dat
œ
&b ˙ licht
&b ˙ Dat
&b ˙ niet
&b ˙ en
œ
licht waar - in
œ
œ
een voor
een,
en
œ
œ
œ
œ
nœ
œ
ik
niet
mij, vuur
uit - val,
wij
˙
œ de
Œ
˙.
staan
˙
œ
˙
mij
œ
nœ
˙
dat
wij
al
œ
nœ
œ
˙.
en
droe
-
vig
als
wij
zijn
œ
œ
œ
˙
uit
œ
el - kaars
œ
doel - loos
œ
en
ge - na - de
œ
œ
œ
on - vind - baar
Œ
-
œ œ
gen,
aan.
œ œ
-
˙.
œ
œ œ
˙
mor - gen,
on - ge - bor
œ
œ
œ
œ
œ
o - ver - dek
œ
œ
aan-stoot in
œ
œ
œ
&b ˙ zwaar
ons
œ
tij - dig
&b ˙ koud,
œ
œ
œ
œ
nœ
len
zo
Œ ˙
val
-
len
w
zijn.
(VL 925)
Het Licht schijnt voluit in de kerk.
26
Paasnacht
Lofzang op de Liefde l sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal. Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn. Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar trots op zijn – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.
A
De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze. De liefde zal nooit vergaan. Profetieën zullen verdwijnen, klanktaal zal verstommen, kennis verloren gaan – want ons kennen schiet tekort en ons profeteren is beperkt. Wanneer het volmaakte komt, zal wat beperkt is, verdwijnen. Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter me gelaten. Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben. Ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde. (I Korinthiërs 13:1-13)
2 &b 2
˙ 2. Licht,
&b ˙ aan
-
&b ˙ Va
&b
-
˙ draag
van
œ
œ
œ
œ
mijn
œ
der - lijk
œ
mij,
œ
œ
ik
ben
œ
œ
nœ
œ
œ
Licht,
kind
in
mij,
kijk
œ
œ
œ
gens
al
&b ˙ er
&b
-
˙ waar
&b ˙ en
de
men - sen
elk
œ
œ
zijn
œ
œ
nœ
uit
mijn
kij - kend
œ œ
waar - dig
œ
naam
œ
in
kind.
˙
œ nœ
o - gen of
Œ
daagt
œ
le - ven
œ
Œ
˙.
˙.
we - reld
œ
˙
schou - der,
œ
nœ
œ
œ
œ
œ
˙
œ
jouw
˙
&b
Œ
o - ver - wint.
œ
œ
˙
˙.
œ
licht, stee - vas - te
œ
˙
œ
ste - de - hou - der,
œ
licht dat
œ
œ
œ
stad de
œ
hou - dend
œ
œ
œ
vre - de
˙
˙
mo - gen
w
draagt.
3. Alles zal zwichten en verwaaien wat op het licht niet is geijkt. Taal zal alleen verwoesting zaaien en van ons doen geen daad beklijft. Veelstemmig licht, om aan te horen zolang ons hart nog slagen geeft. Liefste der mensen, eerstgeboren, licht, laatste woord van Hem die leeft. (VL 925)
Heilig Vuur
27
Oproep tot Liefde aat uw liefde oprecht zijn. Verafschuw het kwaad en wees het goede toegedaan. Heb elkaar lief met de innige liefde van broeders en zusters en acht de ander hoger dan uzelf. Laat uw enthousiasme niet bekoelen, maar laat u aanvuren door de Geest en dien de Heer. Wees verheugd door de hoop die u hebt, wees standvastig wanneer u tegenspoed ondervindt, en bid onophoudelijk. Bekommer u om de noden van de heiligen en wees gastvrij. Zegen uw vervolgers; zegen hen, vervloek hen niet. Wees blij met wie zich verblijdt, heb verdriet met wie verdriet heeft. Wees eensgezind; wees niet hoogmoedig, maar zet uzelf aan tot bescheidenheid. Ga niet af op uw eigen inzicht. Vergeld geen kwaad met kwaad, maar probeer voor alle mensen het goede te doen. Stel, voor zover het in uw macht ligt, alles in het werk om met alle mensen in vrede te leven. Neem geen wraak, geliefde broeders en zusters, maar laat God uw wreker zijn, want er staat geschreven dat de Heer zegt: ‘Het is aan mij om wraak te nemen, ik zal vergelden.’ Maar ‘als uw vijand honger heeft, geef hem dan te eten, als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken. Dan stapelt u gloeiende kolen op zijn hoofd’. Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.
L
(Romeinen 12:9-21)
De cantorij zingt: Zion hört die Wächter singen, Das Herz tut ihr vor Freuden springen, Sie wachet und steht eilend auf. Ihr Freund kommt vom Himmel prächtig, Von Gnaden stark, von Wahrheit mächtig, Ihr Licht wird hell, ihr Stern geht auf. Nun komm, du werte Kron, Herr Jesu, Gottes Sohn! Hosianna! Wir folgen all Zum Freudensaal Und halten mit das Abendmahl. (uit: Cantate 140, J.S. Bach)
Delen en Vieren Brood en Wijn worden naar voren gebracht en de Tafel wordt gereed gemaakt. We vormen een kring rond de Tafel. Ook als je niet wilt nemen van Brood en Wijn, ben je welkom in de kring.
Gebeden Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden, laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel. Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben. Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was. En breng ons niet in beproeving, maar red ons uit de greep van het kwaad. Want aan u behoort het koningschap, de macht en de majesteit tot in eeuwigheid. Amen.
28
Paasnacht
Vredegroet Allen: & b 43 Ó œ
˙
œ
œ
˙
œ
œ
&b œ
œ œ œ
œ
&b œœ œ
œ
œ œ
œ œœ œ
œ œ
˙ œ
œ
˙
&b Œ
˙
œ
licht en
œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ
Volk dat in
&b
œ œ œ
stem, uw
Koor:
&b
œ
˙
˙.
e - ven - beeld
œ
duis-ter - nis
˙
œ
gaat,
Œ
&b œ
œ
œ
&b
œ
œ
œ
œ
& b n˙. Hij,
&b Œ
Allen:
&b œ
dat
zij weer
œ
œ
glan - zen
als
˙
œ
Van
licht
en
stem
zult
Gij
ons
œ
œ
œ
œ
˙
e - ven - beeld.
œ
œ
œ
œ
Niet meer be - klemd en ver - deeld
&b
œ
˙
œ
œ
œ œ
Œ
stem
zult
Gij
ons
œ
ta - fel der
Ó
&b Ó Œ
œ
œ
niet meer in
œ
en
œ œ œ
e - ven - beeld.
œ
œ
œ
stoel van het
˙
Ik
kom
˙
œ
œ
œ
˙
Ó
œ
œ
œ
œ
n˙. lam,
˙.
zegt
œ
œ
zal staan de
œ
œ
Œ œ
dag van het
haas - tig,
œ
Œ
œ
ar - men, dan is de
œ
˙
recht, daar
œ œ œ
œ
œ œ
˙.
Hij.
œ œ œ
œ
Van grond en vuur zult Gij ons ma - ken, hoog
&b œœ œ
œ
œ œ
œ œ
œ
œœ œ
˙ œ
˙.
˙
˙
œ
op rot - sen, aan levend wa - ter, van geur en smaak,van
œ
˙.
licht
˙
Allen:
œ
˙.
Van
&b œ œ œ
zie,
˙
œ œ œ
œ
Daar staat de
nieuw.
œ
œ
˙
&b œ
˙.
˙
ma - ken, uw
&b
œ
œ
Œ œ
Koor:
œ
œ
œ
œ
stom-heid ge - sla - gen, het zal ge - schie-den, zegt
˙.
zijn.
˙
œ
œ
œ
ik
œ
œ
Koor:
men - sen met
œ œ
œ
Ó
œ
zal
˙
ma - ken, uw
œ
˙.
œ
Œ
˙
œ
mens
œ
Œ
Allen:
op rot - sen,aan levend wa - ter, van geur en smaak,van
&b
œ
œ
ein - de - lijk
Van grond en vuur zult Gij ons ma - ken, hoog
œ œ
&b
˙
œ
licht en
˙
œ
stem, uw
œ œ œ
e - ven - beeld
Œ
Ó
Œ
n˙.
woor-den ge - van - gen een en ge - kend en be - vrijd
(VL 910)
Tafelgebed
Delen van Brood en Wijn
Dankgebed
Heilig Vuur
29
Slotlied Het zal in alle vroegte zijn als toen
Daarachter, kristal geworden, verblindend, de zee die haar doden teruggaf.
De steen is weggerold Ik ben uit de grond opgestaan. Mijn ogen kunnen het licht verdragen. Ik loop en struikel niet. Ik spreek en versta mijzelf. Mensen komen mij tegemoet wij zijn in bekenden veranderd.
P j œ œ
# ## 9 & # 8 Œ &
Het zal
####
&
####
Pj œ œ
Œ
De och - tendmist
œ œ J
scho - ven zie
# ## & # œ ‰ œ œ
waar-in
## f & # # œ.
œ
&
####
Bo
Heu - vels
&
####
œ. œ.
-
men
œ.
œ.
œ
op - waarts
œ œ J
zien.
j œ œ.
œ.
œ.
ren
Œ
œ.
j œ œ.
œ
ver - te in,
œ
j œ
j œ ‰ ‰
om-randden het bouw - land.
gol-ven de
& &
#### f
&
####
œ
j œ œ œ
j œ œ
œ
en wor - den
œ.
‰
F ‰ œ œ
berg-
œ
j œ
j œ œ
œ
œ œ. J
œ.
j œ ˙.
# ## & # & &
#### ####
-
-
œ
ven.
Dan
zal
ik
œ
Dan
zal
j œ ˙. ik
-
-
˙.
œ.
˙.
f
˙. le
œ J
œ
zal ik
œ. -
ven.
œ.
- ven.
œ
Dan
˙.
2. più
˙.
œ.
le -
..
f
Dan
˙.
j œ
œ
Œ ‰ .. ˙ .
œ.
‰
œ
en toe - naam
1.
pen.
Wij
licht.
œ J
œ
œ J
˙.
œ.
eer - ste
bij naam
˙.
heeft ge-roe
le
œ
j œ
ons
j œ
poco cresc.
het
œ
Als - of ie - mand
œ
j œ. Œ œ
œ.
œ
o - ver-nach - ten in el-kaars scha-duw.
j œ
œ
# ## & # ˙.
zwelt.
œ
œ œ œ
Wij
####
Ik
œ
-
˙.
de kor - rel
f
Vol - le
hal - men, a
œ J
œ
‰
poco
œ
œ
ik, lan - ge
j œ œ
œ J
trekt op.
œ J œ œ œ
j œ nœ
‰ Œ
˙.
dacht een dor - re vlak-te te
# ## & # œ
Œ
poco cresc.
j œ œ œ œ œ œ œ
œ
‰
als
# # # 9poco f & # 8 j œ
wor - den wak - ker van
j œ
j œ œ
j œ
œ
vroeg - te zijn
œ.
toen.
j œ œ.
œ
in al - le
œ.
˙.
## & ## Œ
j œ
j œ œ
Wij overnachten in elkaars schaduw. Wij worden wakker van het eerste licht. Alsof iemand ons bij naam en toenaam heeft geroepen.
j œ ˙.
zal ik
œ.
œ.
le -
2
-
-
ven.
˙.
wolk - ken.
(LG II, 47)
Zegen De Eeuwige zal u zegenen en behoeden. De Eeuwige zal u zijn stralend gelaat toewenden en u genadig zijn. De Eeuwige zal zijn blik op u gericht houden en u vrede schenken. Amen
Er is gelegenheid om elkaar een zalig Pasen te wensen onder het genot van een glas wijn.
30
Paasnacht
Heilig Vuur
31
Paasmorgen
Want sterk als de Dood is de Liefde en Hartstocht hard als het Graf Zij laait op als een Uitslaande Brand
geen Watervloed kan de Liefde blussen In deze dienst worden gedoopt:
Annelin
en
Hennieke
Tretmans
dochters van Berlinda Hoexum en Bert Tretmans
Voorbereiding Inleiding Openingsgebed De nieuwe dag die ik ontvangen heb Ligt open voor me, Moet nog worden ingekleurd Met groen van hoop en rood van hartstocht, Met paars van rouw en wit van vrolijkheid, Met zwart van dood en het goud Van God bewaar me. Ontsta in mij, Begin in mij, De kiem van goed Het groeibegin van liefde Ontvangen als een Nieuwbegonnen dag. Laat mij U niet ontlopen.
32
Paasmorgen
Introïtus b & b b b 42
Voorzang:
œ œ
œ
œ
œœ œ œ
Mijn God, Gij peilt
b & b b b œj œ
Allen:
4
‰
mij.
œ
Mijn God,
bb &bb œ œ œ œ
œ
Gij
mij.
œ
œ
œ
gen ver-bor - gen
œ
œ
‰
œ
b & b bb
Voorzang:
‰
œ
trouwd.
bb &bb œ aan
b & b bb
uw
œ
bb j &bb œ ‰ œ al.
b & b bb œ
32
bb &bb
œ œ œ œ
œ œ
j œ œ
œ œ œ
daal ik af in
ook.
œ j œ
de aar - de,
œ
œ
œ
Daar vind ik
U
œ
ook.
En
Allen:
œ
œ
œ
œ
-
œ œ œ
œ œ
œ
œ œ
God,
œ
œ
œ
œ
œ
œ
zand
aan de
zee,
œ œ
œ œ
b & b bb œ
œ
bb &bb
œ
75
œ
œ
vlieg ik
Allen:
œ
œ œ
œ œ
der hel -
œ
œ
œ
œ œ
Œ
œ
mach - tig ge - heel.
œ œ
œ Œ
œ
œ
œ œ
œ œ
ze zijn zo tal
œ
œ
œ
en dan
Œ Œ œ
œ
rijk als het
œ
Œ
Œ Œ
nog
œ œ
œœ œ œ
œ Œ
œ œ
œœ œ œ
œ Œ
dan weet ik al - tijd nog niets
79
œ
-
mach - tig ge - heel.
œ œ Œ œ
Ook
œ œ œ
œ œ œ
œ
Ga ik ze tel - len,
œ
‰
zijn uw ge - dach - ten voor
wat een
œ
j œ
Allen:
pen.
mij ver
œ
œ
b & b bb œ œ œ œ bb &bb
œ
Hoe moei - lijk
œ
œ
- der hel
hand
œ
Voorzang:
71
œ œ
œ
- pen.
67
daar vind ik u
Œ
œ
uw
-
Mijn God, wat een
œ œ œ
Voorzang:
œ
ik
œ
zal
œ
œ
Voorzang:
bb &bb Œ
zijt in de
œ
tot aan het ui-ter-ste
ook daar zal uw hand
œ
b & b b b œ œ ‰ œj
62
œ œ œ œ
mel, Gij
œ
mij. Mijn
Gij ziet mij o-ver-
œ œ œ
j œ ‰
œ
œ
œ
58
œ
œ
œ ‰ œ J
-
Allen:
œ
Allen:
Be - klim ik de he
Œ
œ
œ
œ
b & b bb œ
œ
œ
œ
mij ver -
54
ooit ont - ko - men
ziet mij o-ver - al.
œ
he-mel,
36
‰ œj
zee,
œ œ œ
œ
œ
Œ ‰ œj
œ Œ
œ
van de
œ
daar
œ
œ
bb &bb œ b & b bb
zijt er - mee ver -
œ
œ œ
51
Gij
œ
en waar-heen zou
œ
œ
œ
Voorzang:
œ
Geest
vluch - ten, Gij 28
ik
œ
œ
œ
zou
œ
œ œ
48
j ‰ œ
doe,
œ œ œ œ
œ
strand
œ œ
œ
œ
œ
œ
b & b bb œ
voor uw o -
œ
Gij
œ
Hoe
21
24
j œ
œ
j œ
Allen:
œ
zijt er - mee ver - trouwd
18
œ œ
œ
mee met het mor - gen-rood
mijn hart
en wat ik ook
15
œ
peilt
œ
44
œ
œ
In mij is niets
j œ œ ‰
11
b & b bb œ
œ œ
j œ œ œ ‰ œ œ œ
en Gij kent
b & b bb œ œ
en Gij kent
Voorzang:
7
-
mijn hart
œ
œ
b & b bb
40
œ œ œ œ
Dan weet ik al - tijd nog niets
van U.
van U.
(GvL 139)
Kyrie Loflied [Title]
&b
b
œ
1. Kon
b &b ‰ &
bb
œ J
œ
b œ
God
œ
œ
œ
het
ju
œ
œ
œ
laat het
doe
&b
œ
digt
2
œ
-
œ
œ
œ
de wind - stre - ken
œ
het
de
œ
œ
heeft ons
œ
œ aar
-
œ we
-
˙
œ
be - lend aan,
œ
ho
-
ren,
˙
œ
de
œ
ver - staan:
œ
œ
der - ge - bo
-
œ
ren!
2. Zingt met een juichende stem, ademt weer opgetogen, dit is Jeruzalem, ere zij God in den hoge! 3. Hier heeft de Heer ons geleid, hier doet Hij Israël wonen uit de ellende bevrijd, God zal het lijden ons lonen.
Heilig Vuur
33
4. Wandelend in de woestijn hebben wij water gevonden springende als een fontein, bronnen geslagen als wonden.
6. daaruit ontspringt ons bestaan, zo zijn wij wedergeboren! Kondigt het jubelend aan, laat het de wereld horen!
5. Overvloed, overvloed Gods, sprengen van water en leven, bloed uit de flank van de rots, water en bloed om het even; (LB 224)
Doop Inleiding Doopvraag Bert en Berlinda, Willen jullie dat jullie kinderen gedoopt worden? Met welke namen willen jullie dat ze bij God en mensen genoemd worden/ bekend zijn?
Geloofsbelijdenis Ik geloof in God, die niet van steen is, maar die hart heeft voor mensen. Ik geloof in God, die ik niet kan zien, maar die zichtbaar wordt als ik me liefdevol inzet voor anderen. Ik geloof in God, die niet sterk is, die lijden en geweld niet kan verhinderen, maar die wel wil dat wij mensen die lijden ondersteunen, dat wij zoeken naar vrede en gerechtigheid. Ik geloof in God, die mild en ruimhartig is, maar streng voor ieder die mensen uitsluit, wegstoot vanwege huidskleur, afkomst of geslacht. Ik geloof in God die ons een eigen verantwoordelijkheid heeft gegeven en die wil dat wij deze aarde leefbaar maken. Ik geloof in God die mensen aanmoedigt om het goede te doen. Ik geloof dat vanwege Jezus Christus, die ons heeft laten zien wat echte liefde is en wiens Geest nog altijd onder ons doorwerkt.
Doopgebed God van mensen, U die dezelfde bent voor mensen van jong en oud U heeft ons uw naam meegegeven voor onderweg. Uw naam die ons zegt: Ik zal er zijn voor jou. Ook voor Annelin en Hennieke zult U er zijn. Wij bidden om mensen, een gemeenschap die met alle kleine en grote gelovigen op weg wil gaan, Onderweg tranen drogen wil, meezoekt naar antwoorden op veel vragen. Opgestane Heer, zo bidden wij: trek ons steeds opnieuw door de duisternis en het water heen En breng ons aan het licht als op deze paasdag. Amen.
34
Paasmorgen
De Doop Vraag aan de ouders Deze kinderen mogen teken zijn van jullie liefde en trouw. Zij vragen om medemensen - moeder en vader - om samen op weg te gaan door de zee van het leven, om een hand die het vasthoudt op de eerste schreden; een hand die ook los kan laten en die ruimte geeft om zelf verder te gaan. Beloven jullie je dochters trouw te blijven, hen de hand boven het hoofd te houden, en hen op te voeden met humor, hoop en goede moed - steeds indachtig dat jullie kind uit God geboren is? Wat is daarop jullie antwoord, Bert en Berlinda? Ja, dat beloven wij.
Dooplied
[Title]
&
#
œ
œ
œ
˙
1. Jouw le - ven
# & œ
œ
het
# & œ &
#
het
œ
œ
œ
˙
is
zo
weer
weet
het
be - gin,
˙
œ
œ
her
-
-
in - ne - ring,
œ
œ
œ
loos
en
zo
klein,
œ
˙
niet
œ
˙
˙
œ
nog
œ
aan
˙
heeft nog geen
œ
œ
˙
staat
œ
œ
je
2
hoe
œ
het
zal
œ
zijn.
[Title]
2
Refrein 2
& 3
&
# œ #
œ
œ
˙
O Heer, be - ves
œ
˙
noem ons
œ bij
-
œ
˙
tig
˙
on
ons
-
˙
ze
˙
œ
be - staan,
w
naam.
2. Jij weet nog niet wat leven is, wat liefde is en wat gemis. Jij weet nog niet van nee en ja van ondergang en gloria. Refrein.
Doopkaarsen
Œ
3. Je huilt nog van verwondering, maar jij hoort hier, in onze kring. Het water wacht die diepe zee geeft jou een taal, een teken mee. Refrein. 4. Dat teken is een heilgeheim: God wil met jou verbonden zijn. Hij is nabij waar jij ook bent, omdat Hij je bij name kent. Refrein. 5. Zo komt jouw leven aan het licht, zo krijgt het zin, zo krijgt het zicht. Gods adem heeft je aangeraakt en jou tot bondgenoot gemaakt. Refrein.
Heilig Vuur
35
De Schriften Projectlied Kindernevendienst
4 &b 4
œ
œ
œ
œ
1. Veer-tig nach-ten,
&b œ
œ
œ
œ
Le-vend tus - sen
&b œ
œ
œ
# & # 46 œ &
##
j œ œ
veer-tig da-gen
j œ. œ œ
œ
j œ. œ œ
œ
wil - de die-ren;
œ
En Hij wor-stelt
Refrein
j œ. œ œ œ
met de vra-gen
j œ
œ œ
˙
œ
om
j œ œ
j œ œ
œ œ
œ
van Je - zus iets te le - ren
œ
œ
œ
o - ver wat zijn
j œ œ
œ
Niet te vol- gen? Dat is waar.
œ
œ
˙
de woes-tijn.
œ. œ J
tus - sen leeu-wen
œ œ
œ
is de Heer in
œ
œ
œ
œ
œ œ
œ
œ
tus - sen gie-ren.
œ
œ
n # # 46
˙
weg zal zijn.
j œ
œ
œ œ
œ
7. Zeg, hoe kan Maria weten dat de Heer het leven geet? Terwijl tranen haar verblinden, dwaalt zij om haar Heer te vinden. En wie kan haar blijdschap meten nu zij weet dat Jezus leeft! Refrein
Maar we kun - nen toch pro-be - ren
œ en
œ œ J
j œ œ
te le - ven in
œ
œ
zijn naam.
De kinderen gaan naar de kindernevendienst en nemen het vuur van de paaskaars mee
Mijn Lief ij Mijn lief is van mij, en ik ben van hem. Hij weidt tussen de lelies. Nu de dag weer ademt en het duister vlucht – ga nu weg, mijn lief. Spring als een gazelle, als het jong van een hert over de geurige bergen.
Z
Hooglied 2:16 en 17
Het lege graf aria stond bij het graf en huilde. Huilend boog ze zich naar het graf, en daar zag ze twee engelen in witte kleren zitten, een bij het hoofdeind en een bij het voeteneind van de plek waar het lichaam van Jezus had gelegen. ‘Waarom huil je?’ vroegen ze haar. Ze zei: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze hem hebben neergelegd.’ Na deze woorden keek ze om en zag ze Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. ‘Waarom huil je?’ vroeg Jezus. ‘Wie zoek je?’ Maria dacht dat het de tuinman was en zei: ‘Als u hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u hem hebt neergelegd, dan kan ik hem meenemen.’ Jezus zei tegen haar: ‘Maria!’ Ze draaide zich om en zei: ‘Rabboeni!’ (Dat betekent ‘meester’.) ‘Houd me niet vast,’ zei Jezus. ‘Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader. Ga naar mijn broeders en zusters en zeg tegen hen dat ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.’ Maria uit Magdala ging naar de leerlingen en zei tegen hen: ‘Ik heb de Heer gezien!’ En ze vertelde alles wat hij tegen haar gezegd had.
M
(Johannes 20: 11-18)
36
Paasmorgen
Thea Bakker en Douwe Dillingh zingen een duet. Mein Freund ist mein, Und ich bin dein, Die Liebe soll nichts scheiden. {Ich will, du sollst} mit {dir,mir} in Himmels Rosen weiden, Da Freude die Fülle, da Wonne wird sein.
(J.S. Bach, Cantate 140)
Verkondiging Het zal in alle vroegte zijn als toen
Daarachter, kristal geworden, verblindend, de zee die haar doden teruggaf.
De steen is weggerold Ik ben uit de grond opgestaan. Mijn ogen kunnen het licht verdragen. Ik loop en struikel niet. Ik spreek en versta mijzelf. Mensen komen mij tegemoet wij zijn in bekenden veranderd. P # ## 9 j j j & # 8 Œ j œ œ œ œ. œ œ œ œ
&
Het zal
####
&
####
œ.
˙.
## & ## Œ
in al - le
Pj œ œ
Œ
De och - tendmist
&
####
œ œ J
scho - ven zie
œ ‰ œ œ
waar-in
## f & # # œ.
œ
Bo
&
####
Heu - vels
&
####
œ. œ.
-
men
œ. œ
œ.
op - waarts
œ œ J
zien.
j œ œ.
œ.
œ.
ren
Œ
œ.
j œ œ.
œ
ver - te in,
œ
j œ
j œ ‰ ‰
om-randden het bouw - land.
gol-ven de
& &
#### f
&
####
œ
j œ œ œ
j œ œ
œ
j œ
œ
œ œ. J
j œ
j œ œ
œ
en wor - den
œ.
‰
F œ ‰ œ
berg-
œ.
j œ ˙.
# ## & # &
####
&
####
-
-
˙.
œ
ven.
Dan
zal
ik
œ
Dan
zal
j œ ˙. ik
-
-
.. ˙ .
œ.
˙.
˙. le
zal ik
œ. -
ven.
œ.
j œ ˙.
zal ik
œ.
œ J
œ
- ven.
œ
Dan
˙.
f
˙.
œ.
le -
2. più
Dan
œ.
˙.
f
Œ ‰ .. ˙ . œ J
j œ
œ
en toe - naam
1.
pen.
‰
œ
licht.
œ J
œ
Wij
œ.
eer - ste
bij naam
˙.
heeft ge-roe
le
œ
j œ
ons
j œ
poco cresc.
het
œ
Als - of ie - mand
œ
j œ. Œ œ
œ.
œ
o - ver-nach - ten in el-kaars scha-duw.
œ
# ## & # ˙.
zwelt.
œ
œ œ œ
Wij
####
Ik
œ
-
˙.
de kor - rel
f
Vol - le
hal - men, a
œ J
œ
‰
poco
œ
œ
ik, lan - ge
j œ œ
œ J
trekt op.
œ J œ œ œ
j œ nœ
‰ Œ
˙.
dacht een dor - re vlak-te te
# ## & # œ
Œ
poco cresc.
j œ œ œ œ œ œ œ
œ
‰
als
# # # 9poco f & # 8 j œ
wor - den wak - ker van
j œ
j œ œ
j œ
œ
vroeg - te zijn
œ.
toen.
Wij overnachten in elkaars schaduw. Wij worden wakker van het eerste licht. Alsof iemand ons bij naam en toenaam heeft geroepen.
œ.
le -
2
-
-
ven.
˙.
wolk - ken.
(LG II, 47)
Delen en Vieren Collecte De collecte is voor Roxana Carbonero Rosales, eerstejaars studente geneeskunde in Léon in Nicaragua. Haar ouders en vijf broertjes en zusjes wonen op het idyllische, maar erg arme en afgelegen eiland Solentiname in het meer van Nicaragua. De inkomsten van haar ouders komen uit visserij en houtsnijwerk. Dit is absoluut onvoldoende om Roxana te laten studeren. Daarom is financiële steun hard nodig. Via rekeningnr 7411389 t.n.v. J.M. Hoexum en/of L.J. Bandringa te Leeuwarden, o.v.m. “Roxana”.
Heilig Vuur
37
Brood en Wijn worden naar voren gebracht en de Tafel wordt gereed gemaakt. We vormen een kring rond de Tafel. Ook als je niet wilt nemen van Brood en Wijn, ben je welkom in de kring.
Voorbeden Acclamatie: Want sterk als de Dood is de Liefde en Hartstocht hard als het Graf Zij laait op als een Uitslaande Brand geen Watervloed kan de Liefde blussen Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden, laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel. Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben. Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was. En breng ons niet in beproeving, maar red ons uit de greep van het kwaad. Want aan u behoort het koningschap, de macht en de majesteit tot in eeuwigheid. Amen.
Vredegroet Gij die geroepen hebt ‘licht’ en het licht werd geboren, en het was goed, het werd avond en morgen, tot op vandaag. Gij die geroepen hebt ‘ o mens’ en wij werden geboren, Gij die mijn leven zo geleid hebt tot hiertoe dat ik nog leef.
f b & b b 44 œ Refrein
b &bb œ
œ
œ
œ
˙
œ
Om-dat Gij het zijt
œ
œ
œ ˙
die mij hebt ge-zien
œ
œ
œ
˙
gro - ter dan ons hart
œ œ
œ
œ œ œ
œ Œ Ó
eer ik werd ge-bo-ren.
Gij die liefde zijt, diep als de zee, flitsend als weerlicht, sterker dan de dood, laat niet verloren gaan één mensenkind. Gij die geen naam vergeet, geen mens veracht, laat niet de dood die alles scheidt en leegmaakt, laat niet de tweede dood over ons komen. Refrein Voor allen die gekruisigd worden, wees niet niemand, wees hun toekomst ongezien. Voor mensen die van U verlaten zijn, voor allen die hun lot niet kunnen dragen,
voor hen die weerloos zijn in de handen van de mensen. Voor uw naamgenoten in ons midden: vluchtelingen, vreemden, wees niet niemand. Voor hen die kracht uitstralen, liefde geven, recht doen, dat zij staande blijven in ons midden. Refrein Gij die tegen alle schijnbaar noodlot in ons vasthoudt, Gij die vreugde schept in mensen, Gij die het woord tot ons gesproken hebt
38
Paasmorgen dat onze ziel vervult: laat ons niet leeg en verloren en zonder uitzicht, doe ons open gaan voor het visioen van vrede dat sinds mensenheugenis ons roept.
Zoals een hert reikhalst naar levend water, doe ons verlangen naar de dag dat wij, nu nog verdeelde mensen, in uw stad verzameld zijn, in U verenigd en voltooid, in U vereeuwigd.
Refrein
Gedenk uw mensen dat zij niet vergeefs geboren zijn.
Verhaast de dag van uw gerechtigheid. Zie het niet langer aan dat her en der in deze wereld mensen gemarteld worden, kinderen gedood; dat wij de aarde schenden en elkaar het licht ontroven.
Refrein
(LG II, 4)
Delen van Brood en Wijn Dankgebed Mededelingen...
Slotlied b & b 22 ˙ &b
b œ
œ
De
œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ
˙.
œ œ
œ
toe-komst van de Heer is daar en voor zijn voe-ten uit gaan
œ
œ
œ
œ
vre - de en recht - vaar-dig-heid als
œ
œ œ
brui - de - gom
œ œ en
˙
Ó
bruid.
2. De trouw zal bloeien als een roos en zie, gerechtigheid zal uit de hemel moeiteloos neerdalen in de tijd.
5. Want groot zijt Gij en daden groot zijn door uw hand gedaan; het graan ontkiemt ternauwernood, het sterft om op te staan.
3. Voorwaar, het heil is nu nabij, uw goedertierenheid. En vol verwachting zingen wij: God roept de vrede uit!
6. Gij hebt de groeve toegedekt waarin de korrel viel om weer te worden opgewekt: Adam met hart en ziel.
4. Sta op, o God, en maak het waar wat heel uw kerk bezingt: dat heel uw schepping weer ontwaakt uit haar betovering.
7. Nu is de dag van oogsten daar, het hoogste van de tijd; een koning als een korenaar staat op in majesteit. (LB 199)
Zegen De Eeuwige zal u zegenen en behoeden. De Eeuwige zal u zijn stralend gelaat toewenden en u genadig zijn. De Eeuwige zal zijn blik op u gericht houden en u vrede schenken. Amen
Heilig Vuur werd aangestoken en brandende gehouden door: Aafke Stalman André Meter Annemiek Hilberink Barbara Varassi Bart van der Veer Berlinda Hoexum Bert Tretmans Annelin Tretmans Hennieke Tretmans Boukje Boersma Bram Luteijn Douwe Dillingh Edon van Huizen Erik de Groot Gera op den Kelder Gerard Bart Gerdien Goudappel Gré Kruijff - van Urk Hans van der Wiel Harry Pasterkamp Herman van Rooijen Ido de Boer Ineke van Beelen Ineke van Santbrink Johan Wesseling Klaas Luteijn Lourdes Gallastegui Maria Salomons Marianne Koppenaal Mechteld van Doorninck Nathan op den Kelder Pieter Bots Renske Oldenboom Rosemarijn van Limburg Stirum Ruben Biallosterski Ruud op den Kelder Thea Bakker Tineke Ruigh Ton Meijknecht Yvette van Norden
Vormgeving & Opmaak: Johan Wesseling voor
Images in Words
© 2009, Oecumenische Gemeenschap Delft & Images in Words