Praktijkonderzoek
Partnerschap in de ondersteuning van mensen met verstandelijke beperkingen M. Sliepen, M.A. Maaskant en W. Buntinx
1 Inleiding
dat het de taak van professionele ondersteuners
Na het defect-model en het ontwikkelingsmo-
is om mensen met VB zodanig te ondersteunen
del is tegenwoordig het burgerschapsmodel
dat zij kunnen participeren aan de samenle-
(Van Gennep, 2001) leidend. Het defect-model
ving, maar waar nodig is dat ook de taak van
stelde professionele zorgverleners nadrukkelijk
hun sociale netwerk.
voorop: het primaat van ondersteuning lag bij gespecialiseerde en vooral gesegregeerde voor-
Naast veranderende visies spelen ook econo-
zieningen. Familieleden en andere vertegen-
mische factoren een rol in de visie op onder-
woordigers werden geacht zich terughoudend
steuning. De stijgende kosten van de AWBZ
op te stellen ten aanzien van de zorg voor hun
gefinancierde zorg maken kostenbeheersing
verwanten, waardoor - zeker in de residentiële
noodzakelijk, ook in de VG-sector. Dit heeft
zorg - weinig gebruik werd gemaakt van deze
geleid tot een andere bekostigingssystema-
belangrijke bron van ondersteuning. In het ont-
tiek. Zo is o.a. huishoudelijke hulp vanuit de
wikkelingsmodel bleef het primaat bij professi-
AWBZ overgeheveld naar de WMO. Daar-
onele ondersteuning, maar het bracht wel weer
naast wordt via zorgzwaartepakketten on-
enige erkenning voor het primaire netwerk van
dersteuning individueel vergoed op basis van
personen met verstandelijke beperkingen (VB)
toekenning door het Centrum Indicatiestelling
(Van Gennep, 2001). Deze ondersteuning werd
Zorg (CIZ). Voor overige gewenste ondersteu-
als aanvullend, maar niet als noodzakelijk be-
ning moet beroep gedaan worden op andere
schouwd. Pas in de laatste twee decennia, met
bronnen, zoals het sociale netwerk van be-
de opkomst van het burgerschapsmodel, wordt
trokkenen en generieke voorzieningen.
meer nadruk op participatie van diverse partijen gelegd en krijgt het sociale netwerk van
Dit alles is van invloed op de rollen en verhou-
mensen met VB een andere rol in het leven van
dingen tussen de betrokkenen: mensen met
mensen met VB (Smit en Van Gennep, 2008).
VB, hun familie/vertegenwoordigers en pro-
Zo stellen Schuurman en van de Zwan (2009)
fessionele ondersteuners. Rollen en rolopvat-
192
NTZ 3-2011
M. Sliepen, M.A. Maaskant en W. Buntinx
tingen in het algemeen worden mede bepaald
tegenwoordigers en professionele ondersteu-
door de historische en sociale context (erva-
ners een mogelijk model. In dergelijk partner-
ringen in het verleden, inclusief de sociaal-cul-
schap zijn gelijkwaardigheid, samenwerking
turele context) en de interpretatie van deze er-
en meerwaarde voor alle partijen essentiële
varingen (Saha, 2008) en door wederzijdse ac-
elementen (McWilliams & Ward, 2006). De
tie en reactie (Masolo et al., 2004). Zo vonden
professionele ondersteuner is dan slechts één
Blumenthal, Lavendar en Hewson (1998) bij
van de partners, echter niet zonder meer de
professionele werkers in de gezondheidszorg
belangrijkste (Herps, Buntinx en Curfs, 2011).
een sterke relatie tussen veranderende rollen
Daarnaast moeten afspraken voor alle partij-
enerzijds en stress en onzekerheid anderzijds.
en waardevol zijn en het belang van partner-
Echter, ook voor ouders, overige familie en
schap onderstrepen (Sava & Scholtes, 2005).
vertegenwoordigers van personen met VB zijn
Volgens Broerse en Spreij (2009) gaat suc-
veranderende rollen complex (Egberts, 2007).
cesvol partnerschap met een gezamenlijk doel
Voor ouders is het extra moeilijk wanneer hun
over drie basis elementen: relaties (deel uit
kinderen zich van hen losmaken en onafhanke-
maken van een systeem), autonomie (zelfbe-
lijk van hen gaan leven, vooral wanneer deze
schikking) en competentie (mogelijkheid).
kinderen wegens hun VB in een woonvoorzie-
Deze drie aspecten zijn ook de factoren en
ning gaan wonen. Deze ouders moeten leren
domeinen van kwaliteit van bestaan (zie tabel
omgaan met het feit dat de ondersteuning van
1) en dus ook kernelementen in de ondersteu-
hun kinderen wordt gedeeld met professionele
ningscirkels (zie figuur 1). Partnerschap houdt
ondersteuners. Ook voor de personen met VB
ook onderhandeling in en een onderlinge af-
zijn er ingrijpende veranderingen wanneer zij
hankelijkheid van rechten en mogelijkheden
verhuizen naar een woonvoorziening. Naast
van de betrokken partijen. Daarom is eendui-
hun familie zijn ook professionele ondersteu-
digheid ten aanzien van het gezamenlijke doel
ners bij hen betrokken. Dit is vooral complex
essentieel, in dit geval de kwaliteit van bestaan
wanneer de afspraken tussen familie en profes-
van mensen met VB. Een van de middelen om
sionele ondersteuners over rollen en verant-
dit doel te bereiken is in partnerschap onder-
woordelijkheden niet duidelijk zijn (Egberts,
steuning bieden aan mensen met VB. Bij part-
2007).
nerschap in de VG-sector speelt het sociale netwerk van mensen met VB een belangrijke
Belangrijke aspecten van het burgerschaps-
rol. Dit sociale netwerk bestaat niet alleen
model zijn: een zo groot mogelijke autonomie
uit onder andere familie en de professionele
van mensen met VB, toegang tot de samenle-
ondersteuners. Ook algemene diensten en de
ving en individuele ondersteuning in functie
infrastructuur van landelijke en lokale over-
van behoeften. Om dit te bereiken is partner-
heden zijn van belang (Kröber, 2008; Herps,
schap tussen mensen met VB, hun familie/ver-
Buntinx en Curfs, 2011).
NTZ 3-2011
193
Partnerschap in de ondersteuning van mensen met verstandelijke beperkingen
Om kwaliteit van bestaan van mensen met
2 Methode
VB te verhogen moeten partijen op diverse
De vraagstelling werd beantwoord via een ex-
gebieden samenwerken, onder andere in de
ploratief kwalitatief onderzoek. Door middel
ondersteuning aan mensen met VB. Binnen
van semi-gestructureerde diepte-interviews en
professionele
ondersteuningsorganisaties
heterogene focusgroep interviews werden de
moet vooreerst partnerschap op strategisch
meningen van de betrokken partijen geïnven-
niveau (tussen het management en de cliënten-
tariseerd, geanalyseerd en beschreven. Kwali-
raad) gestalte krijgen. Vervolgens kunnen op
tatief onderzoek wordt vooral toegepast wan-
operationeel niveau, in bijvoorbeeld persoon-
neer nog maar weinig informatie beschikbaar
lijke ondersteuningsplannen (OP), afspraken
is en verder inzicht in de fenomenen gewenst
gemaakt worden over de feitelijke invulling
is (Baarda & Goede, 2001) en dat was in deze
van het partnerschap (McWilliams & Ward,
situatie het geval.
2006). Om onduidelijkheden te voorkomen zullen de organisaties samenwerking met
2.1 Participanten
eerder genoemde externe partijen moeten
De deelnemers aan dit onderzoek waren ver-
vorm geven (Kröber, 2008; Herps, Buntinx en
tegenwoordigers van de drie eerder genoemde
Curfs, 2011).
partijen. In overleg met hun begeleiders werden drie cliënten geselecteerd op grond van
Deze studie is een exploratief onderzoek in
ingeschatte mogelijkheden de vragen te begrij-
een instelling voor mensen met VB. Deze in-
pen en te beantwoorden. Via hun zorgcoördi-
stelling wil in het licht van de veranderende
nator werden deze cliënten benaderd met de
visie op het bieden van ondersteuning de drie
vraag om deelname en zij werden, waar nodig,
partijen ‘cliënt, vertegenwoordiger, professio-
bij het interview ondersteund door deze zorg-
nele ondersteuners’ nadrukkelijker erkennen
coördinator.
als partners in de ondersteuning en aan deze
De voorzitters van de cliëntenraad en de fa-
beleidsdoelstelling uitvoering geven. Onduide-
milievereniging en twee verwanten werden ge-
lijk is echter hoe dit partnerschap vorm moet
vraagd deel te nemen aan deze verkenning als
krijgen. De onderzoeksvraagstelling luidt dan
vertegenwoordigers van cliënten. Daarnaast
ook:
werden ook in totaal 8 professionele onder-
‘Welke zijn de huidige rolopvattingen van
steuners uit twee organisatielagen (strategisch
personen met VB, hun vertegenwoordigers en
en operationeel) benaderd. Het ging daarbij
de professionele ondersteuners binnen deze
specifiek om een lid van de raad van bestuur,
residentiële instelling ten aanzien van het bie-
een lid van het management team, drie clus-
den van ondersteuning en welke rolopvattin-
terhoofden zorg en drie zorgcoördinatoren.
gen van partnerschap worden nagestreefd?’
Via e-mail werd het onderzoek toegelicht en werd hen gevraagd deel te nemen aan het on-
194
NTZ 3-2011
M. Sliepen, M.A. Maaskant en W. Buntinx
derzoek. Alle benaderde personen zegden hun
van de geïnterviewden meteen duidelijk wor-
medewerking toe.
den. Daarnaast leveren focusgroep interviews
In totaal namen 15 personen aan het on-
informatie die mogelijk niet beschikbaar komt
derzoek deel. Er werden zeven individuele
in een-op-een interviews (Morgan, 1997). Er
diepte-interviews gehouden met een cliënt,
is bewust gekozen voor heterogene groepen
twee cliëntvertegenwoordigers en vier profes-
omdat juist de diversiteit aan inzichten en
sionele ondersteuners, waarvan twee uit het
perspectieven die in heterogene groepen ver-
strategisch niveau en twee uit het operationeel
wacht mogen worden voor het onderzoek van
niveau. Daarnaast vonden twee focusgroep
belang zijn. (Wester, Renckstorf en Scheepers,
interviews plaats met in totaal twee cliënten,
2006).
twee vertegenwoordigers, twee zorgcoördi-
Leidraad voor de diepte-interviews en voor
natoren en twee clusterhoofden. Dit waren
de focusgroep gesprekken was een onderwer-
andere personen dan degenen die aan de in-
penlijst gebaseerd op de acht domeinen van
dividuele interviews deelnamen. In kwalita-
kwaliteit van bestaan (Schalock et al., 2007;
tief onderzoek ligt de nadruk op het bestude-
tabel 1) en de vijf cirkels van ondersteunings-
ren van de aard van verschijnselen. Daarom
bronnen van de AAIDD (Schalock et al.,
wordt veelal volstaan met een relatief kleine
2010; figuur 1). Het AAIDD-model is binnen
onderzoeksgroep, waarbij al na een beperkt
de organisatie waar het onderzoek plaatsvond
aantal respondenten data saturatie kan optre-
leidend in het beleid en de praktijk van onder-
den (Sandolowski, 1995; Maso, 1989; Nies-
steuning aan mensen met VB. In het OP van
wiadomy, ter Mate & de Lange, 2006)
de cliënten wordt in de context van deze domeinen onderzocht of en welke ondersteuning
2.2 Interviews
noodzakelijk c.q. wenselijk is. Daarnaast vor-
Er is gekozen voor individuele diepte-inter-
men de ondersteuningscirkels een hulpmiddel
views waarin onderwerpen in detail kunnen
om de ondersteuningsbronnen van mensen
worden onderzocht (Pope & Mays, 1995,
met VB te identificeren. Voor meer informatie
blz. 43). Hierdoor kunnen respondenten me-
over het AAIDD-model wordt verwezen naar
ningen, argumenten en gevoelens uiten die
Schalock et al. (2010).
relevant zijn voor exploratief onderzoek (Ritchie & Lewis, 2003). Daarnaast hebben via
2.3 Data-analyse en -interpretatie
heterogene focusgroepen interviews plaats-
De interviews werden digitaal opgenomen en
gevonden: zorgvuldig geplande discussies in
daarna uitgeschreven. Met de onderwerpen-
een toegankelijke, niet-bedreigende omgeving
lijst als leidraad werden de transcripten geco-
(Kreuger, 1988). Door interacties in de focus-
deerd en geanalyseerd aan de hand van Nvivo
groep interviews mag worden verwacht dat
(QSR International). Dit maakte het mogelijk
overeenkomsten en verschillen in de meningen
om gedurende de analyse de bronnen van de
NTZ 3-2011
195
Partnerschap in de ondersteuning van mensen met verstandelijke beperkingen
Tabel 1: Factoren en domeinen van kwaliteit van bestaan (Schalock et al., 2007)
Figuur 1: Hulpbronnen voor ondersteuning (Schalock et al., 2010) coderingen keer op keer te controleren (Dud-
van de drie betrokken partijen met betrekking
wick et al., 2006). Door het kritisch beoorde-
tot de huidige en toekomstige ondersteuning
len van de data en zoeken naar de essentie en
in termen van kwaliteit van bestaan van per-
mogelijke structuur, werden overeenkomsten,
sonen met VB in residentiële instellingen.
verschillen, hoofd- en bijzaken duidelijk. Zo
Data triangulatie is toegepast door de variatie
werd inzicht verkregen in de rolopvattingen
in geïnterviewden en door de resultaten van
196
NTZ 3-2011
M. Sliepen, M.A. Maaskant en W. Buntinx
de interviews onderling te vergelijken (Maso,
Het blijkt echter dat de huidige formele visie
1989).
van de organisatie niet aangepast is aan de ontwikkelingen zoals die de laatste twee de-
3 Resultaten
cennia hebben plaatsgevonden, waardoor een
Gebaseerd op de interviewvragen, die voort-
gemeenschappelijk referentiekader ontbreekt.
vloeien uit de onderwerpenlijst, worden me-
Mede hierdoor is partnerschap op het opera-
ningen van de drie betrokken partijen op drie
tionele niveau geen structureel onderwerp in
hoofdthema’s weergegeven: (1) de visie op on-
bijvoorbeeld de OP’s. Volgens de professionele
dersteuning, de definitie van partnerschap en
ondersteuners en de vertegenwoordigers moet
het belang van partnerschap; (2) rolopvattin-
juist in OP’s partnerschap per individuele cli-
gen in het licht van de ondersteuningscirkels
ënt worden ingevuld. Daarnaast stellen de on-
van de AAIDD en de huidige en toekomstige
dervraagden dat er nog een vierde belangrijke
invulling van partnerschap; (3) de huidige en
partner is: namelijk externe partijen zoals
toekomstige mogelijkheden van de betrok-
overheden, publieke en private organisaties.
kenen met betrekking tot partnerschap in de
In dit kader zijn zij essentieel voor het proces
acht domeinen van kwaliteit van bestaan.
van decentralisatie en vermaatschappelijking en daardoor ook betrokken bij partnerschap.
3.1 Visie, definitie en belang van partnerschap Er is overeenstemming tussen de drie deelnemende partijen over de visie op het verlenen
Rolopvattingen, de 3.2 ondersteuningscirkels en de mogelijkheden van partnerschap
van ondersteuning. Kernwaarden zijn soci-
De AAIDD onderscheidt vijf ondersteunings-
ale inclusie en het ondersteunen van cliënten
cirkels, te weten: (1) de persoon zelf, (2) fami-
naar zelfstandigheid, waarbij de kwaliteit van
lie en vrienden, (3) informele contacten (zoals
bestaan van de cliënt centraal staat. Ook ten
medeleerlingen, collega’s, huisgenoten, leden
aanzien van partnerschap is er overeenstem-
van verenigingen), (4) algemene diensten en
ming: partnerschap is het samenwerken op
(5) gespecialiseerde diensten (zie figuur 1). De
basis van gelijkwaardigheid met als resultaat
opvattingen over de mogelijkheden tot part-
dat de partijen elkaar versterken. Dit moet
nerschap van deze cirkels verschillen.
uiteindelijk leiden tot het versterken van de positie van cliënten. Een van de professionele
De geïnterviewde cliënten zijn over het alge-
ondersteuners verwoordt dit als volgt:
meen tevreden over de huidige rolverdeling.
‘Sociale inclusie is een onderdeel van de
Vooral in de rolverdeling tussen de cliënt, de
visie van de organisatie en kan alleen gere-
vertegenwoordigers en de directe begeleiders.
aliseerd worden in samenwerking met het
Een van hen zegt hierover:
netwerk van de cliënt’, professionele onder-
‘Ik vind het goed zo. Soms willen de bege-
steuner op strategisch niveau’.
NTZ 3-2011
leiders dat ik meer doe, maar dan geef ik
197
Partnerschap in de ondersteuning van mensen met verstandelijke beperkingen
aan dat ik niet meer wil. En dan is het goed’
voorkeur aan de gespecialiseerde diensten die
(cliënt).
meer kennis hebben over en ervaring hebben met mensen met VB. Een van de cliëntverte-
Vertegenwoordigers zijn sceptisch over de
genwoordigers zegt tijdens het interview:
mogelijkheden van cirkel twee en drie: respec-
‘Zet de gespecialiseerde diensten maar dicht
tievelijk familie/vrienden en informele contac-
bij de cliënt. Die algemene diensten zijn niet
ten. De huidige gezinssamenstellingen en de
zo geïnteresseerd in mensen met VB’ ( cli-
eisen van de samenleving maken het voor bij-
ëntvertegenwoordiger).
voorbeeld broers en zussen niet eenvoudig om partners in de ondersteuning te zijn. Vaak zijn
Professionele ondersteuners op strategisch
alleen de ouders, vanuit hun eigen rolopvat-
niveau daarentegen zijn optimistischer over
tingen, bereid en in staat om een substantiële
de mogelijkheden van de cirkels twee tot en
bijdrage te leveren aan de ondersteuning van
met vier. Maar professionele ondersteuners op
hun kind met VB.
operationeel niveau ervaren beperkingen. De
Een cliëntvertegenwoordiger schetste de si-
mogelijkheden van familie/vrienden en infor-
tuatie in het gezin als volgt:
mele contacten (cirkel twee en drie) zijn na-
‘Mijn dochter werkt en heeft haar eigen ge-
melijk divers, dus is de invulling dat ook. Zo
zin, waardoor er weinig ruimte overblijft
heeft het systeem (AWBZ) eerder de contacten
voor partnerschap voor haar zus. Er is een
ontmoedigd, zoals beschreven in de inleiding,
spanningsveld tussen goed partnerschap en
en moeten de professionele ondersteuners
de ontwikkelingen in de samenleving waar-
juist nu cirkel twee en drie stimuleren en on-
door partnerschap door ouders wordt in-
dersteunen in hun nieuwe rol.
gevuld, juist vanwege hun rolopvattingen’
‘We moeten de familie betrekken bij de on-
(cliëntvertegenwoordiger).
dersteuning van de cliënt’ (professionele ondersteuner op operationeel niveau).
Bovendien heeft hij geen hoge verwachtingen van cirkel drie:
Daarnaast geeft hij aan dat de informele con-
‘De informele contacten zijn meestal niet
tacten (cirkel drie) nog moeten groeien. Door
echt geïnteresseerd in de personen die on-
vermaatschappelijking ontstaan er wel buurt-
dersteuning nodig hebben’ (cliëntvertegen-
contacten, maar ook hier moeten de professi-
woordiger).
onele ondersteuners sturen om deze contacten uit te breiden en te onderhouden.
Ook met betrekking tot de samenwerking met
In woonvormen in de wijk wordt gebruikt
cirkel vier (algemene diensten) zijn de verte-
gemaakt van algemene diensten zoals huisarts
genwoordigers pessimistisch. Ze verwachten
en tandarts. Over hun betrokkenheid zeggen
weinig interesse van deze diensten voor men-
de professionele ondersteuners:
sen met VB. Vertegenwoordigers geven de
198
NTZ 3-2011
M. Sliepen, M.A. Maaskant en W. Buntinx
‘Wanneer een cliënt, vanwege een complexe
‘Er kan weerstand zijn tegen veranderingen
ondersteuningsvraag, gespecialiseerde dien-
omdat alle partijen het vertrouwde los moe-
sten nodig heeft, moet hij daarvan gebruik
ten laten. Nadat zij eerst gevraagd werden
kunnen maken. In alle andere gevallen vol-
zich terug te trekken vinden vooral oudere
doen de algemene diensten’ (professionele
ouders het moeilijk om deze eerdere, soms
ondersteuner op operationeel niveau).
opgedrongen, afstandelijke rol los te laten. Doordat jongere ouders minder geschiede-
Zorgcoördinatoren vinden echter dat de or-
nis met de organisatie hebben claimen zij
ganisatie hen meer moet ondersteunen in het
eerder en gemakkelijker hun rol en verant-
vinden van coöperatieve algemene diensten.
woording in de driehoek ‘cliënt, vertegen-
Volgens hen communiceren de diensten uit cir-
woordiger, professional’ (professionele on-
kel vier en vijf, als collegae, onderling beter en
dersteuner op operationeel niveau).
gemakkelijker waardoor de bereidwilligheid van de algemene diensten om een bijdrage te
Alle geïnterviewden geven aan dat scholing
leveren aan de ondersteuning van mensen met
en sturing noodzakelijk zijn om de verschillen
VB zal toenemen. Daarnaast geven zij aan dat
in rolopvattingen te overbruggen. Daarnaast
ondersteunende diensten van de organisatie,
zien alle partijen betere informatie en commu-
zoals bijvoorbeeld de administratie, sterk cen-
nicatie tussen en binnen de drie groepen, als
traal georganiseerde werkprocessen hebben
een voorwaarde voor een succesvolle intro-
welke het proces van vermaatschappelijking
ductie van veranderingen in het algemeen en
en partnerschap belemmeren.
de herdefinitie en uitvoering van partnerschap
‘Waar wij heel erg tegen aan lopen is dat
in het bijzonder. Vertegenwoordigers zien
de organisatie er toch nog niet genoeg op
zich vaak geconfronteerd met besluiten van
toegerust is dat de ondersteuning buiten de
de organisatie waarbij zij niet of nauwelijks
organisatie gezocht wordt. We zijn er bij-
betrokken zijn, zoals met de besluitvorming
voorbeeld lang mee bezig geweest dat de re-
rondom de deconcentratie en de nieuwe idee-
kening van de tandarts naar de cliënt en niet
ën rondom partnerschap. Door onvoldoende
naar de administratie gestuurd kan worden’
communicatie ervaren zorgcoördinatoren een
(professionele ondersteuner op operationeel
discrepantie tussen het strategisch niveau (be-
niveau).
leid) en het operationeel niveau (uitvoering). Hierdoor ervaren zij moeilijkheden om het ge-
Zowel professionele ondersteuners als verte-
definieerde beleid te vertalen naar de praktijk.
genwoordigers hebben soms moeite met het
In een van de focusgroepen werd duidelijk
vinden van de juiste rol ten aanzien van het
dat binnen de organisatie niet alleen werkers
veranderende partnerschap. Een professionele
in het primaire proces, maar ook alle onder-
ondersteuner op het operationele niveau geeft
steunende diensten hun rol en dus hun manier
dit als volgt weer:
van werken moeten inrichten op het nieuwe
NTZ 3-2011
199
Partnerschap in de ondersteuning van mensen met verstandelijke beperkingen
partnerschap. Momenteel voelen cliënten
mate gedeeld gaat worden met algemene dien-
en ondersteuners in het primaire proces zich
sten (cirkel vier) en verwanten en informele
belemmerd in het uitvoeren van het nieuwe
contacten (cirkel twee en drie).
partnerschap. Zij geven daarmee aan dat hierdoor het proces van vermaatschappelijking vertraagd wordt.
4 Conclusie Er is consensus over de visie en de definitie van partnerschap: samenwerking op basis van
3.3 De huidige en toekomstige invulling
gelijkwaardigheid die moet leiden tot verster-
van partnerschap in de acht domeinen
king van de positie van mensen met VB in
van kwaliteit van bestaan
alle domeinen van kwaliteit van bestaan. Met
Alle partijen zijn het er over eens dat binnen
name vertegenwoordigers denken dat part-
alle acht domeinen van kwaliteit van bestaan
nerschap door cirkel twee en drie (familie/
(zie figuur 1) partnerschap mogelijk is. Hoe
vrienden en informele contacten) kwetsbaar
partnerschap wordt ingevuld verschilt, vol-
is, omdat het afhankelijk is van de mogelijk-
gens de participanten, per individuele cliënt
heden en bereidwilligheid van betrokken par-
en per domein, afhankelijk van de behoeften
tijen. Daarnaast zijn er, vooral bij de vertegen-
en wensen van de cliënt.
woordigers, twijfels over de mogelijkheden en
Vooral vertegenwoordigers zijn ongerust
bereidwilligheid van de algemene diensten: zij
over de toekomst. Zij zijn bezorgd over wie
denken dat mensen met VB meer gebaat zijn
hen zal vervangen als niet alleen de cliënt,
bij gespecialiseerde diensten. In tegenstelling
maar ook zijn broers of zussen niet of minder
tot de ouders/vertegenwoordigers zijn pro-
in staat zijn om hun familielid te ondersteu-
fessionele ondersteuners optimistischer over
nen.
de mogelijkheden van cirkels twee (familie/
‘Als mijn kind 80 jaar is, zijn de broers en
vrienden), drie (informele contacten) en vier
zussen ook op leeftijd. Wie zullen hen ver-
(algemene diensten).
vangen als zij niet meer in staat zijn iets te
Ook wordt aangegeven dat men openstaat
betekenen?’ (cliënt vertegenwoordiger).
voor partnerschap, maar dat implementatie hiervan goede communicatie en informatie
Professionele ondersteuners daarentegen zien
vereist. Vertegenwoordigers voelen zich ge-
wel mogelijkheden voor uitbreiding van part-
confronteerd met organisatiebesluiten waarbij
nerschap. Voorwaarde hiervoor is echter dat
zij onvoldoende betrokken zijn. Voor profes-
de professionele ondersteuners zich bewust
sionele ondersteuners veroorzaakt de gebrek-
zijn van hun veranderde rol en hun acties
kige informatie en communicatie een kloof
daarop baseren waardoor partnerschap in
tussen het strategisch en operationeel niveau
de onderscheidende domeinen besproken en
in de organisatie, waardoor het moeilijk is het
ingevuld kan worden. Zij realiseren zich dat
gedefinieerde beleid te vertalen naar de prak-
de ondersteuning van cliënten in toenemende
tijk. Verder is het van belang dat niet alleen het
200
NTZ 3-2011
M. Sliepen, M.A. Maaskant en W. Buntinx
primaire proces steunt op partnerschap. Ook
worden ervaren door de participanten en mo-
de ondersteunende diensten in de gespeciali-
gelijk hebben zij hun mening niet voluit ge-
seerde zorg moeten hun werkprocessen hierop
ventileerd. Het is niet uitgesloten dat discussie
inrichten, om zo het primaire proces te facili-
anders zou zijn verlopen in homogene groe-
teren in het uitvoeren van hun taak. Scholing,
pen. De gesprekken in de heterogene groepen
training en sturing zijn dus van belang voor
zijn echter als openhartig ervaren, waardoor
alle organisatieonderdelen. Daarnaast moeten
de kans op vertekening van de resultaten klein
professionele ondersteuners zich realiseren
wordt geacht.
dat ook vertegenwoordigers behoefte hebben
Na de diepte interviews en de focusgroep
aan ondersteuning in dit proces.
interviews kwam er geen nieuwe informatie
De geïnterviewden achten partnerschap
meer: data-saturatie was bereikt. Er was dus
mogelijk in alle acht domeinen van kwaliteit
geen aanleiding tot het uitbreiden van het
van bestaan. Dit moet flexibel ingevuld wor-
totale aantal van zeven diepte-interviews en
den, passend bij de behoefte en de wensen van
twee focusgroep interviews.
de cliënt. Hoewel professionele ondersteuners
Tijdens de interviews werden sommige cli-
positief zijn over de mogelijkheden voor de
ënten ondersteund door hun zorgcoördinator.
toekomst zijn ouders hier ongerust. De cliën-
Deze zorgcoördinatoren verhelderden soms
ten zijn over het algemeen tevreden met de si-
hetgeen de cliënten vertelden aan de intervie-
tuatie. Wanneer zij de geboden ondersteuning
wer, waarbij meer informatie werd verschaft
als storend ervaren, accepteren ze dit omdat ze
dan de cliënt letterlijk had gezegd. Het is be-
het zien als de verantwoording van de profes-
kend dat de mening van dergelijke woord-
sionele ondersteuners.
voerders afwijkend kan zijn van de mening van degenen die zij vertegenwoordigen (Cum-
5 Beschouwingen
mins, 2002). Voor dit onderzoek moet dus
5.1 Reflectie op het onderzoek
rekening gehouden worden dat er mogelijk
In dit onderzoek werden meningen van drie
enige vertekening van die bevindingen is. Er
betrokken partijen (cliënten, vertegenwoordi-
is desalniettemin uitdrukkelijk gekozen voor
gers en professionele ondersteuners) binnen
deze constructie. De verkregen informatie,
een residentiële instelling gehoord met betrek-
met weliswaar mogelijke vertekening, is zeer
king tot de huidige en gewenste situatie van
waardevol en veruit te verkiezen boven geen
partnerschap. Bestudering van relevante lite-
informatie.
ratuur en de variatie in geïnterviewden zorg-
Het aantal deelnemers was gering en de
den voor inzicht in het onderwerp. Naast de
deelnemers zijn geselecteerd op basis van bij
diepte-interviews verschaften de discussies in
hun functie c.q. rol passende te verwachten
de heterogene focus groepen extra inzichten.
kennis ten aanzien van het onderwerp. Er is
Mogelijk vormt een heterogene focus groep
dus geen sprake van een aselecte groep deel-
een nadeel. De diversiteit kan als bedreigend
nemers. Het onderzoek richt zich echter op de
NTZ 3-2011
201
Partnerschap in de ondersteuning van mensen met verstandelijke beperkingen
aard en niet op de frequentie van het bestu-
en cliëntenraad, onvoldoende gedefinieerd in
deerde thema en geeft daarom waardevolle in-
een gezamenlijk referentiekader en formele
formatie voor verder kwantitatief onderzoek
visie van de organisatie. Door het ontbreken
en de ervaringen kunnen geëxtrapoleerd wor-
van formeel beleid kan de volgende stap, part-
den naar vergelijkbare situaties (Yin, 1994).
nerschap opnemen in OP’s, niet gezet worden. Ook is er onvoldoende aandacht voor
5.2
Discussie en aanbevelingen
de ‘vierde partner’: externe partijen die een
Het blijkt dat partnerschap nog een hoog
prominente rol hebben in het proces van de-
abstractieniveau heeft. In de praktijk is de
centralisatie. Juist in het burgerschapsmodel
vertaalslag naar daadwerkelijk handelen nog
is vermaatschappelijking een essentiële factor
niet volledig gemaakt, ook omdat er op het
die door partnerschap gestimuleerd en onder-
operationele niveau kennis en vaardigheden
steund kan worden.
ontbreken om partnerschap in de praktijk te
Aanbevolen wordt derhalve om partner-
brengen. Daarnaast belemmert de huidige,
schap op strategisch niveau op te nemen in de
centrale organisatiestructuur van de stichting
visie van de organisatie, waarna het opgeno-
waar het onderzoek plaatsvond de uitbreiding
men kan worden in OP’s. Daarnaast moeten
van partnerschap.
alle partners betrokken worden in dit proces:
Het hoge abstractieniveau van het onder-
behalve de direct betrokkenen ook externe
werp blijkt bovendien deels uit de inhoudelij-
partners, zoals overheidsinstellingen en parti-
ke respons. De keuze om cliënten in het onder-
culiere bedrijven. Het is echter de vraag of dit
zoek te betrekken is weliswaar weloverwogen
mogelijk is binnen de huidige organisatorische
gemaakt, maar de diepgang van de door hen
structuren en cultuur. Indien dat het geval
geleverde informatie is beperkt. Dit moet ge-
mocht zijn, is het aanpassen van de structuren
zien worden in het licht van de ernst en om-
en cultuur van wezenlijk belang hiervoor.
vang van hun verstandelijke beperkingen en bijkomende problematieken. Ook bij vertegen-
Vertegenwoordigers zijn over het algemeen
woordigers was de mate van diepgang, ook na
pessimistischer dan de professionele onder-
doorvragen, wisselend per onderwerp. In de in-
steuners over de mogelijkheden en betrok-
terviews hebben zij zich vooral uitgelaten over
kenheid van de diverse ondersteuningscirkels.
het fenomeen partnerschap zonder concreet in
Om deze kloof tussen theorie (de wenselijke
te gaan hoe dit gestalte kan krijgen.
situatie) en de praktijk (de werkelijke situatie)
Ondanks deze constateringen heeft het on-
te dichten moeten professionele ondersteuners
derzoek relevante informatie opgeleverd over
zich bewust zijn van de zorgen en twijfels van
partnerschap.
vertegenwoordigers. Mogelijke problemen die rolveranderingen van vertegenwoordigers met
Partnerschap is binnen de onderzochte stich-
zich mee brengen moeten herkend en erkend
ting op strategisch niveau, tussen organisatie
worden. Dit betekent dat naast de cliënten
202
NTZ 3-2011
M. Sliepen, M.A. Maaskant en W. Buntinx
ook vertegenwoordigers ondersteund moeten
Vermaatschappelijking kan belemmerd wor-
worden door de professionele ondersteuners
den door de centrale organisatiestructuur. De
(Egberts, 2007). Om professionele ondersteu-
daaraan gerelateerde werkprocessen van on-
ners op het operationele niveau hiervoor be-
dersteunende diensten zijn niet ingericht op de
ter toe te rusten moet er meer aandacht zijn
nieuwe inzichten met betrekking tot partner-
voor scholing, sturing en training. Hierbij kan
schap. Het is mogelijk dat door een sterke na-
‘Partnerschap. Methode voor naastbetrokke-
druk op het primaire proces er onvoldoende
nen’ (Zomerplaag, 2001) als richtlijn gebruikt
aandacht is voor de rol van deze ondersteu-
worden bij de invulling van partnerschap op
nende diensten. Niet alleen moeten zij meer in
individueel cliënt-niveau. Verwacht mag wor-
het veranderingsproces naar nieuw partner-
den dat hierdoor de samenwerking tussen par-
schap worden betrokken, een heroverweging
tijen ondersteund wordt. Daarnaast is het van
van de organisatiestructuur wordt wenselijk
belang dat het netwerk van cliënten geïnven-
geacht.
tariseerd wordt, bijvoorbeeld met behulp van een sociale netwerk kaart (Robertson et al.,
De behoefte aan goede communicatie en in-
2002). Hierdoor wordt duidelijk of en zo ja
formatie liep als een rode draad door alle ge-
waar uitbreiding noodzakelijk is.
sprekken. Het is van belang dat de organisatie zich bewust is van de onvrede hierover bij alle
De twijfels van vertegenwoordigers over de
partijen. De basis voor implementatie van ver-
bereidwilligheid en mogelijkheden van cirkel
anderingen en dus ook partnerschap is juist
vier, de algemene diensten worden bevestigd
dat alle partijen goed geïnformeerd zijn. Het
door de bevindingen van Wullink et al. (2007)
betrekken van de partijen bij ontwikkeling,
en Van Otterloo (2010): naast positieve erva-
implementatie en evaluatie van partnerschap
ringen worden ook moeilijkheden verwacht
is essentieel, omdat zo eventuele bijstellingen
bij de overgang van speciale diensten naar al-
tijdig mogelijk zijn. Een dialoog is noodzake-
gemene diensten. Zij bevestigen dat moeilijk-
lijk om partnerschap goed in te vullen (Herps,
heden in de communicatie met mensen met
Buntinx en Curfs, 2011).
VB worden ervaren en dat specifieke kennis over de doelgroep ontbreekt bij de algemene
Al eerder in de discussie werd gezegd dat con-
diensten en adviseren richtlijnen te geven om
crete invulling van partnerschap zonder voor-
deze diensten te ondersteunen. Daarom wordt
behoud door alle betrokkenen mogelijk wordt
aanbevolen dat vooral de gespecialiseerde
geacht in alle acht domeinen van kwaliteit van
diensten van de organisatie de professionele
bestaan. Hoe dat praktisch kan worden uit-
ondersteuners en de algemene diensten struc-
gewerkt bleef, ondanks doorvragen, helaas
tureel ondersteunen in de overgang van gespe-
onderbelicht. Dit is opvallend omdat juist
cialiseerde diensten naar algemene diensten.
deze invulling alle partijen direct raakt. Hoe de domeinen worden ingevuld is namelijk niet
NTZ 3-2011
203
Partnerschap in de ondersteuning van mensen met verstandelijke beperkingen
alleen afhankelijk van de wensen en behoeften
Correspondentie- adres: Drs. M. Sliepen, Stich-
van cliënten, maar ook van de ideeën en mo-
ting Pergamijn, Postbus 40, 6100 AA, Echt
gelijkheden van de diverse partners. Behoeften
[email protected]
en wensen van cliënten en vertegenwoordigers Noot
kunnen sterk verschillen van de mogelijkheden van de professionele ondersteuners. Zij
1
Stichting Pergamijn te Echt
zijn immers gebonden aan de mogelijkheden van het toegekende ZZP. Een vervolgonderzoek naar de mogelijke overeenkomsten en verschillen in de invulling van de acht domeinen van kwaliteit van bestaan wordt dan ook geadviseerd. Dit is noodzakelijk om te komen tot een gezamenlijk overeengekomen invulling van partnerschap. Hoewel duidelijk is dat alle partijen partnerschap onderschrijven en bereid zijn hieraan mee te werken, moeten hiervoor ook de juiste voorwaarden worden gecreëerd. De voorgestelde acties zijn noodzakelijk om het nieuwe partnerschap succesvol te implementeren en om zo te komen tot een volwaardige ondersteuning die personen met VB recht doet. Auteurs Drs. Mieke Sliepen is stafmedewerker zorg bij Stichting Pergamijn, Echt Dr. Marian Maaskant is onderzoekscoördinator bij Stichting Pergamijn en senior onderzoeker bij Dpt. Health Services Research Maastricht University, t.b.v. het Gouverneur Kremers Centrum, Maastricht University Dr. Wil Buntinx is senior onderzoeker bij het Gouverneur Kremers Centrum, Maastricht University
204
Literatuur Baarda, D.B. & Goede, M.P.M. de (2001). Basisboek methoden en technieken: handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Groningen: WoltersNoordhoff. Blumenthal, S., Lavender, T., & Hewson, S. (1998). Role clarity, perception of the organization and burnout amongst support workers in residential homes for people with intellectual disability: a comparison between a National Health Service trust and a charitable company. Journal of Intellectual Disability Research, 42, 2, 409-417. Broerse, A. & Spreij, L. (2009). Parameters in de dynamiek van educatief partnerschap. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 48, 483-492. Cummins, R.A. (2002). Proxy responding for subjective well-being: a review. International review of research in mental retardation, 25, 183-207. Dudwick, N., Kuehnast, K., Jones, V.N., & Woolcock, M. (2006). Analyzing Social Capital in Context: A Guide to Using Qualitative Methods and Data. Washington: The International Bank for Reconstruction and Development/The World Bank. Egberts, C. (2007). Ouders op hun plek. Samenwerken in de driehoek cliënt, ouders en begeleider. Utrecht: Uitgeverij Agiel. Gennep, A.T.G. van (2001). Begeleiding van mensen met verstandelijke beperkingen in de nabije toekomst. Vademecum Zorg voor Verstandelijk Gehandicapten, 4020: 1-20. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Gennep, A. van, Calis, W., & Wibaut, A. (2006). Spin in het web. Verslag onderzoek naar het effect van projecten sociale netwerken voor mensen met verstandelijke beperkingen. Utrecht: LKNG. Herps, M.A., Buntinx, W.H.E., & Curfs, L.M.G. (2011). Ondersteuningsplannen in de gehandicaptenzorg: beschouwingen en perspectief. Nederlands Tijdschrift voor de Zorg aan mensen met verstandelijke beperkingen, 37, 2, 110-117. Kreuger, R.A. (1988). Focus groups: A practical guide for applied research. London: Sage Publications.
NTZ 3-2011
M. Sliepen, M.A. Maaskant en W. Buntinx
Kröber, H.R.T. (2008). Gehandicaptenzorg, inclusie en organiseren. Proefschrift Universiteit voor Humanistiek. Rotterdam: Pameijer. Maso, L. (1989). Kwalitatief onderzoek. Meppel: Boom. Masolo, C., Vieu, L., Bottazzi, E., Catenacci, C., Ferrario, R., Gangemi, A., & Guarino, N. (2004). Principles of Knowledge Representation and Reasoning: Proceedings of the Ninth International Conference (KR2004). Whistler: AAAI Press. McWilliam, C.L. & Ward-Griffin, C. (2006). Implementing organizational change in health and social services. Journal of Organizational Change Management, 19, 2, 119-135. Morgan, D. L. (1997). Focus Groups as Qualitative Research. Qualitative Research Methods series 16. London: Sage. Nieswiadomy R.M., Mate, A.. ter, & Lange, I. de, (2006). Verpleegkundige onderzoeksmethoden. Amsterdam: Pearson Education. Otterloo, P van. (2010). Onderzoek naar de bereidheid en bekwaamheid van fysiotherapeuten in relatie tot het behandelen van mensen met verstandelijke beperkingen binnen de eerste lijn. Nijmegen: Hogeschool Arnhem Nijmegen. Pope, C. & Mays, N. (1995). Qualitative research: reaching the parts other methods cannot reach: an introduction to qualitative methods in health and health services research. British Medical Journal, 311, 42-45. Ritchie, J. & Lewis, J. (2003). Qualitative research practice: a guide for social science students and researchers. London: Sage Publications. Robertson, J., Emerson, E., Gregory, N., Halton, C., Kessissologou, S., Hallam, A., & Linehan, C. (2001). Social networks of people with mental retardation in residential settings. Journal on Mental Retardation, 39, 201-214. Saha, A. (2008). Role perception: The Role it Plays. Human Resource Management Review, 29-33. Sandolowski, M. (1995). Sample Size in Qualitative Research. Research in Nursing & Health, 18, 179183. Sava, N.D. & Scholtes, S. (2005). Real Options in Partnership Deals: the Perspective of Cooperative Game Theory. Discussion Paper at the 9th Annual Conference of Real Options. Retrieved 30 March, 2010, from http:// www.eng.cam.ac.uk/~ss248/publications Schalock, R.L., Gardner, J.F., & Bradley, V.J. (2007). Quality of Life for People with Intellectual and Other Developmental Disabilities. Applications across individuals, organizations, communities, and systems. Washington: AAIDD.
NTZ 3-2011
Schalock, R.L., Borthwick-Duffy S.A., Bradley, V.J., Buntinx, W.H.E., Coulter, D.L., Craig, E.M., Gomez, S.C., Lachapelle, Y., Luckasson, R., Reeve, A., Shogren, K.A., Snell, M.E., Spreat, S., Tassé, M.J., Thompson, J.R., Verdugo-Alonso, M.A., Wehmeyer, M.L. & Yeager, M.H. (2010). Intellectual Disability: Definition, Classification, and Systems of Supports (Eleventh edition). Washington: AAIDD. Schuurman M. & Zwan, A. van der (2009). Inclusie - Zeggenschap - Support. Op weg naar een samenleving waarin iedereen welkom is. Utrecht/Apeldoorn: Perspectief/Garant. Smit, B. & Gennep, A. van (2008). Netwerken van mensen met een verstandelijke handicap. Utrecht: NIZW. Thompson, R., Bradley, V., Buntinx, W., Schalock, R., Shogren, K., Snell, M., et al. (2009). Conceptualizing Supports and Support Needs of People With Intellectual Disabilities. Intellectual and Developmental Disabilities, 47, 135-146. Wester, F., Renkstorf, K., & Scheepers, P. (2006). Onderzoekstypen in de communicatie wetenschap. Alphen aan de Rijn: Kluwer. Wullink, M., Schrojenstein Lantman - de Valk, H. van, Akker van den, M., Metsemakers, J., & Dinant, G-J. (2007). Improving the transfer of care to general practice for people with intellectual disabilities. Development of a guideline. Journal of Policy and Practice in Intellectual Disabilities, 4, 241-247. Yin, R.K. (2003). Case Study Research - Design and Methods. Thousand Oaks: Sage Publications. Zomerplaag J. (2001). Partnerschap. Methode voor naastbetrokkenen. Utrecht: NIZW/WOI.
205
Partnerschap in de ondersteuning van mensen met verstandelijke beperkingen
Samenvatting Door veranderende visies op ondersteuning van mensen met verstandelijke beperkingen veranderen de rollen van personen zelf, hun vertegenwoordigers en professionele ondersteuners. Via individuele interviews en focusgroep interviews met eerder genoemde partijen is onderzocht welke rolopvattingen aangaande partnerschap door hen worden nagestreefd. Er is overeenstemming over de inhoud van partnerschap, maar betrokkenen verschillen van mening over de mate van bereidheid van andere dienstverleners om ondersteuning te bieden. In de beschouwing wordt gepleit voor meer goede communicatie, scholing en coaching voor alle betrokken partijen.
206
NTZ 3-2011