Participatie
onderwerp
Inwonerszaken
dienst
Participatie door empowerment
Meedoen werkt
‘Meedoen dat doe je zelf’: participatiecoaches ‘Arnhem in beweging’: groepsgewijze empowerment Participatie door Empowerment in gemeente Arnhem
Maart 2010
Eefke Cornelissen (Kennisnetwerk Achter de Voordeur), Mark Rouw (Partners+Pröpper), Rob Bogman (Partners+Pröpper), Susan Place (Partners+Pröpper), Peter Brouwer (TNO) en Pim Piek (TNO). Met medewerking van: Imka Broekhuijsen, Dennis Janssen, Maaike Mulder en Chris Smallenbroek.
Managementsamenvatting Participatie door Empowerment in gemeente Arnhem Aanleiding en doelstelling De gemeente Arnhem wil haar bewoners motiveren en in staat stellen om duurzaam zelfstandig te participeren op het niveau dat past bij de behoeften en mogelijkheden van de stad en de burger. Voorop staat het ondersteunen van mensen in het verwerven van een eigen inkomen door regulier werk. Voor sommige burgers is dat niet haalbaar en dan is het gewenst dat ze zoveel mogelijk maatschappelijk kunnen participeren. Maatschappelijke participatie kan ook een springplank zijn richting betaald werk. In de experimenten met de participatiecoaches en de activeringsteams wordt hier concreet invulling aan gegeven.
Korte introductie van de projecten: ‘Meedoen dat doe je zelf’ en ‘Arnhem in beweging’ Onder de noemer ‘Meedoen dat doe je zelf!’, een experiment met participatiecoaches, kiest Arnhem voor individuele coaching van bewoners met de focus op participatie en werk. De coach helpt om helder te krijgen wat iemands kwaliteiten en mogelijkheden zijn. Begeleid door de participatiecoach gaat de bewoner zelf zijn eigen ontwikkelplan maken richting participatie of werk. De coach ondersteunt bij het nemen van stappen die in het ontwikkelplan staan beschreven. Het project ‘Arnhem in beweging’ is een groepsgewijze aanpak. Belangrijk uitgangspunt is ‘voor en door bewoners’: wijkbewoners worden geactiveerd en gestimuleerd om andere wijkbewoners te activeren. Per wijk start een groep met voornamelijk WWB-ers, die in hun eigen wijk bewoners interviewen tijdens een campagne en huisbezoeken. Vragen die zij stellen zijn bijvoorbeeld: ‘Waar bent u trots op in de wijk, wat kan er beter en wat zou u daar zelf aan willen bijdragen?’
Methodiek Project participatiecoaches: ‘Meedoen dat doe je zelf’ De uitgangspunten van de methodiek: - ‘Empowerment’: de eigen inbreng en verantwoordelijkheid van de bewoner staat centraal. De eigen kracht wordt aangesproken en door het ervaren van succes wordt tegelijkertijd gewerkt aan het versterken daarvan. - ‘Achter de voordeur’: de participatiecoaches komen niet alleen achter de voordeur, zij denken en werken ook vanuit de situatie die zij achter de voordeur aantreffen. Zij stellen de leefwereld centraal. - ‘Nee bestaat niet’: het hele team daagt elkaar uit om te denken in mogelijkheden in plaats van belemmeringen. - ‘Frontlijnsturing’: het team is een spiegel voor met name de eigen organisatie, omdat het denkt vanuit de bewoner. Het doel is niet alleen voor die ene bewoner succes te boeken maar ook om structurele veranderingen op gang te brengen binnen de eigen organisatie.
Project activeringsteams: ‘Arnhem in beweging’ De uitgangspunten van de methodiek: - ‘Groepsempowerment’: aan de activeringsteams ligt de methodiek van groepsgewijze empowerment ten grondslag. Een proces van versterking waarbij individuen, gemeenschappen en organisaties zelf greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving. - ‘Door bewoners, voor bewoners’: een van de basisprincipes van de groepsgewijze aanpak is dat wijkbewoners, vaak langdurig werklozen, zelf andere wijkbewoners activeren. - ‘Lokaal maatwerk: de groepsgewijze aanpak wordt afgestemd op de situatie in de verschillende wijken in Arnhem waar de aanpak wordt ingezet. Er wordt actief de samenwerking opgezocht met organisaties die al in de verschillende wijken actief zijn.
Succesfactoren Project participatiecoaches: ‘Meedoen dat doe je zelf’ Succesfactoren: - De gemeente organiseert bij de start van het project actief regie op de wijk. - De werkwijze van de coaches staat niet vast. Er is ruimte om een eigen werkwijze te ontwikkelen. - Het project wordt naar buiten toe uitgedragen door middel van weekimpressies en succesrecepten. - De participatiecoaches gaan vraaggericht te werk waarbij zij de leefwereld van de bewoner centraal stellen. In deze benadering van bewoners gaan zij uit van hoe zij zelf door anderen benaderd zouden willen worden. - De participatiecoach geeft de bewoner alle ruimte en vertrouwen en houdt de bewoner (indien nodig) een spiegel voor. - Oplossingsgericht coachen: niet denken in oorzaken en problemen, maar in mogelijkheden en oplossingen.
Project activeringsteams: ‘Arnhem in beweging’ Succesfactoren: - Bewoners die als interviewer optreden kennen de eigen buurt en kunnen inspelen op onderwerpen die daar specifiek spelen. - Door het werken in een groep wordt de kracht van individuele bewoners versterkt. Bewoners herkennen elkaars verhalen en kunnen elkaar inspireren en aanvullen. - De activeringsteams bieden een veilige omgeving waarin bewoners werknemersvaardigheden leren. - Aansluiten op de competenties van de bewoner door maatwerk te leveren. - Verantwoordelijkheid geven aan de bewoners. - Participerende partners doen ervaring op en leren werken met de methodiek van groepsgewijze empowerment.
Procesevaluatie: resultaten Project participatiecoaches: ‘Meedoen dat doe je zelf’ Enkele resultaten: - De drempel is laag, participatiecoaches hebben geen enkele moeite om met bewoners in contact te komen en zelfs om ‘achter de voordeur te komen’.
-
-
-
De uitvoering van huisbezoeken verloopt voorspoedig. Inmiddels zijn 472 bezoeken afgelegd en 139 persoonlijke ontwikkelplannen opgesteld. Vastgelopen dossiers zijn losgetrokken en wachtlijsten zijn doorbroken. Bij de organisaties waar ‘wordt ingebroken’ bestaat nog onvoldoende stimulans om de interventie als een belangrijk en waardevol signaal op te vatten, bijvoorbeeld om het aanbod voor bewoners met specifieke omstandigheden anders te gaan organiseren, om verder te ontkokeren en de regeldruk voor burgers te verminderen. Betrokken partnerorganisaties die eveneens actief zijn in de wijk zijn beter in staat om in te spelen op de behoeften van de bewoner door het toegenomen zicht op hun situatie. Bewoners zijn positief over het project. Alle bewoners geven aan dat zij zonder tussenkomst van de participatiecoach niet in staat waren geweest stappen vooruit te zetten.
Project activeringsteams: ‘Arnhem in beweging’ Enkele resultaten: - De werving en selectie van bewoners met een bijstandsuitkering loopt bij aanvang van het project voorspoedig. - De wijkcampagnes in de vijf wijken zijn een succes. 31 bewoners houden in vijf wijken gezamenlijk meer dan 1.000 interviews met andere wijkbewoners. - De toenemende betrokkenheid van de bewoners werkt ook door in de sociale cohesie, de leefbaarheid en veiligheid in de wijken. - Het samenspel met andere wijkorganisaties is niet altijd optimaal. Hierdoor ontstaan enkele conflicten bij wijkorganisaties die zich onvoldoende raad weten met de activeringsteams. - Er zijn signalen dat enkele activeringsteams in onvoldoende mate hun bezetting rond krijgen. Door het gebrek aan capaciteit wordt met onvoldoende slagkracht gewerkt aan de activiteiten en diensten. - Door de opstartproblemen in de uitvoering wordt het centrale uitgangspunt van groepsgewijze empowerment in nog onvoldoende mate ervaren door bewoners.
Ervaren effecten in de wijken De belangrijkste conclusies uit de monitoringsessies met stakeholders in de wijken (TNO): -
-
-
-
De partcipatiecoaches zijn aanvullend op bestaande initiatieven en professionals in de wijken. Zij zorgen voor verbindingen en een betere benutting van bestaande voorzieningen. Coaches zoeken mensen actief op en komen achter de voordeur. Hierdoor ontstaat meer zicht op problemen, ook problemen die eerder niet in beeld kwamen. Het actief opzoeken is ook echt nodig. Er komt nog weinig initiatief uit de mensen zelf. Wel constateren de professionals een toenemende betrokkenheid van de bewoners, bijvoorbeeld bij activiteiten die georganiseerd worden. De toenemende betrokkenheid werkt ook door in de sociale cohesie en de leefbaarheid en veiligheid in wijken. Deze effecten zijn (zeker nu nog) bescheiden. De vraag is of het mensen straks zelf lukt om (blijvend) actief te participeren of dat actieve inzet van professionals en coaches noodzakelijk blijft.
Gemeten effecten Resultaten uit effectenonderzoek (TNO): -
-
Algemeen beeld is dat de participatiecoaches eerst vertrouwen moeten winnen van de bewoners, alvorens problemen in beeld komen. Bepaalde problematiek (met name op het gebied van schulden, gezondheid en taal) komt normaliter pas na verloop van tijd boven tafel, bijvoorbeeld omdat de betreffende bewoner zich schaamt voor de situatie waarin hij en/of zijn gezin verkeerd. Als problemen bekend zijn, kan worden ingegrepen en instrumenten worden ingezet. In de periode van het project ligt de nadruk vooral op het in kaart brengen van problemen. Enkele positieve effecten, gerelateerd aan de inzet van instrumenten, zijn al wel gemeten. Hierbij gaat het in het bijzonder om toeleiding naar (vrijwilligers)werk en scholing.
Inhoud Deel 1 Methodiekbeschrijving en Procesevaluatie ......................................1 1
Inleiding ....................................................................................... 3
1.1 1.2 1.3 1.4
‘Participatie door Empowerment’ ................................................................ 3 De Arnhemse situatie.................................................................................. 4 De vijf Arnhemse wijken .............................................................................. 6 De Arnhemse projecten: een korte introductie ........................................... 10
2
Projectorganisatie ........................................................................ 13
2.1 2.2 2.3
De opstart van de projecten ...................................................................... 13 Inbedding, aansturing en personele inzet .................................................. 13 Registratie, monitoring en evaluatie .......................................................... 18
3
Methodiek participatiecoaches ‘Meedoen dat doe je zelf!’ ............ 23
3.1 3.2 3.3
Methodiekontwikkeling: ‘Wij gaan het anders doen’ .................................. 23 Werkwijze van de participatiecoaches........................................................ 24 Uitgangspunten van de methodiek ............................................................ 30
4
Methodiek groepsgewijze aanpak ‘Arnhem in beweging’ .............. 37
4.1 4.2 4.3
Inleiding .................................................................................................. 37 De werkwijze ............................................................................................ 37 Uitgangspunten methodiek ...................................................................... 40
5
Procesevaluatie ........................................................................... 45
5.1 5.2 5.3 5.4
Wat er aan vooraf ging: een visie en twee projectideeën ............................. 45 Project participatiecoaches: ‘Meedoen dat doe je zelf’ ................................ 46 Project activeringsteams: ‘Arnhem in beweging’ ........................................ 69 Conclusies ............................................................................................... 78
Bijlage 1
Vacaturetekst participatiecoach ......................................... 83
Bijlage 2
Persoonlijk Ontwikkelplan ................................................. 85
Bijlage 3
Rondje Werkvormen .......................................................... 89
Bijlage 4
Profielschets Activeringsmedewerker .................................. 91
Bijlage 5
Arnhem in Beweging: vragenlijst Broek en Malburgen ....... 93
Bijlage 6
Uitwerking Empowermentmethodiek op wijkniveau .......... 97
Bijlage 7
Opzet en aanpak van het onderzoek................................... 99
Bijlage 8
Respondentenlijst ............................................................ 103
Bijlage 9
Kijk op je leven ................................................................. 105
Deel 2 Monitoringsessies en Effectevaluatie........................................... 117 6
Monitoring Arnhem .................................................................... 118
6.1 6.2
Effecten in de wijk ................................................................................... 119 Malburgen .............................................................................................. 119 6.2.1 Uitgangsituatie van de wijk .......................................................... 119 6.2.2 Ontwikkelingen in de wijk ........................................................... 120 6.2.3 Rol participatiecoaches ............................................................... 123 ’t Arnhemse Broek .................................................................................. 123 6.3.1 Uitgangssituatie van de wijk ........................................................ 123 6.3.2 Ontwikkelingen in de wijk ........................................................... 124 6.3.3 Rol participatiecoaches ............................................................... 127
6.3
7
Effecten van de participatieaanpak in Arnhem ............................. 129
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8
Inleiding ................................................................................................ 129 Dossiers ................................................................................................. 130 Persoonsgegevens................................................................................... 131 Beweging op de participatieroos ............................................................. 134 Inzet instrumenten ................................................................................. 135 Werk en inkomen ................................................................................... 136 Belemmeringen bij participatie ............................................................... 139 Subjectieve kenmerken............................................................................ 141
7.9
Conclusie............................................................................................... 145
Bijlage 1 ............................................................................................... 147 Bijlage 2
Resultaten kwalitatieve vragenlijsten ................................ 167
Deel 1 Methodiekbeschrijving en Procesevaluatie
1
2
1
Inleiding
1.1
‘Participatie door Empowerment’
‘Initiatieven ondersteunen die ertoe leiden dat gemeenten iedereen (ongeacht wel of geen uitkering) actief in staat stelt op de arbeidsmarkt of maatschappelijk te participeren. Arbeidsparticipatie staat voorop, maar meedoen moet breder worden opgevat. Als regulier, betaald werk niet direct of langdurig niet tot de mogelijkheden behoort, moeten mensen de mogelijkheid geboden krijgen om op een andere manier maatschappelijk te participeren.’ Dit is het doel van de programmalijn ‘werk en maatschappelijke participatie’ in het Innovatie Programma Werk en Bijstand (IPW). De gemeenten Arnhem en Leeuwarden onderstrepen deze brede opvatting van het begrip participatie en willen binnen hun gemeenten innovatieve methoden ontwikkelen om mensen te laten meedoen aan de samenleving. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (in samenwerking met VNG en Divosa) heeft IPW-subsidie toegekend, om als trekker op te treden in het kader van IPW. Arnhem en Leeuwarden willen onder de noemer ‘Participatie door Empowerment’ via een intensieve aanpak uitkeringsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden activeren. Beide gemeenten hebben Eefke Cornelissen van het Kennisnetwerk Achter de Voordeur opdracht gegeven om de methodieken die binnen het project ‘Participatie door Empowerment’ centraal staan te beschrijven en te evalueren (de evaluatie wordt uitgevoerd in samenwerking met TNO). Zowel Arnhem als Leeuwarden hebben geheel eigen innovatieve methoden ontwikkeld om mensen te laten meedoen in de samenleving. Deze zijn niet één op één te vergelijken met elkaar. Dit is ook de reden dat voor beide gemeenten een aparte rapportage wordt opgeleverd.
Leeswijzer Dit rapport is op de volgende wijze opgebouwd. In hoofdstuk 1 wordt de participatievisie van gemeente Arnhem geïntroduceerd en worden de vier krachtwijken en de ontwikkelwijk Geitenkamp kort beschreven. Aan het eind van het hoofdstuk vindt een eerste kennismaking met de twee projecten: ‘Meedoen dat doe je zelf!’en ‘Arnhem in Beweging’ plaats. Hoofdstuk 2 beschrijft de projectorganisatie van beide projecten. In hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 wordt uitgebreid stilgestaan bij de methodiekontwikkeling van de projecten. In hoofdstuk 5 wordt de procesevaluatie van beide projecten beschreven. Paragraaf 5.4 gaat in op de conclusies van de procesevaluatie van beide projecten.
3
1.2
De Arnhemse situatie
Visie op participatie ‘Meedoen, dat geldt voor iedereen!’ is de titel van de overkoepelende participatievisie van gemeente Arnhem. Hierin worden twee vormen van participatie onderscheiden: - Arbeidsparticipatie: betaald werk met of zonder ondersteuning, werken met behoud van uitkering; - Maatschappelijke participatie: onbetaald werk en deelname aan activiteiten en voorzieningen. Beide vormen zijn in de visie van Arnhem volwaardige vormen van participatie. Voorop staat het ondersteunen van mensen in het verwerven van een eigen inkomen door regulier werk. Voor sommige burgers is dat niet haalbaar en dan is het gewenst dat ze zoveel mogelijk maatschappelijk kunnen participeren. Maatschappelijke participatie kan ook een springplank zijn richting betaald werk. PARTICIPATIEVISIE GEMEENTE ARNHEM Gelet op het grote belang van participatie voor zowel de individuele burger als de stad, willen wij onze burgers motiveren en in staat stellen om duurzaam zelfstandig te participeren op het niveau dat past bij de behoeften en mogelijkheden van de stad en de burger. Hiertoe: - investeren wij in de competenties en vaardigheden die onze burgers nodig hebben om te kunnen participeren en/of om hun participatieniveau te vergroten; - creëren wij werk- en werkervaringsmogelijkheden en ondersteunen wij mantelzorg en vrijwilligerswerk; - nemen wij belemmeringen weg die burgers verhinderen te participeren. Daarbij gaat het onder andere om armoede, discriminatie en achterblijvende emancipatie. BRON: ‘MEEDOEN: DAT GELDT VOOR IEDEREEN; PARTICIPATIEVISIE ARNHEM’, JUNI 2009, GEMEENTE ARNHEM
De participatieroos Gemeente Arnhem streeft ernaar om iedere Arnhemse burger die behoefte heeft aan ondersteuning om te gaan participeren, die ondersteuning ook op maat te bieden. Omdat de problematiek van waaruit de ondersteuningsbehoefte voortkomt vaak multicausaal is, heeft gemeente Arnhem ‘de participatieroos’ ontwikkeld. Hierin worden acht participatiedomeinen onderscheiden, zie hieronder. Burgers kunnen op al deze domeinen belemmeringen ondervinden om te participeren. Om deze belemmeringen weg te nemen en om competenties te versterken zijn activiteiten en voorzieningen nodig die het participatieniveau kunnen vergroten. De rol van de gemeente en inzet van middelen verschilt per domein.
4
Participatie - Roos Gemeente Arnhem Werk/Inkomen Veiligheid
Onderwijs/ NL taal
Opvoeding/ combineren werk en zorg
Vrijetijdsbesteding
Wonen/ Runnen huishouding
Vrijwilligerswerk Gezondheid/ Welzijn
De krachtwijken in Arnhem De gemeente Arnhem kent vijf zogeheten ontwikkelwijken, waarvan er vier aangewezen zijn als krachtwijken (Het Arnhemse Broek, Klarendal, Malburgen en Presikhaaf). In de wijkactieplannen is de doelstelling opgenomen dat per wijk het aantal bijstandsklanten met in totaal 30% zal verminderen. Dit betekent dat ook de harde kern van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt moet worden bereikt via een vindplaatsgerichte aanpak. Uitgangspunt is dat werk hét middel is om te participeren in de maatschappij. Het gaat dan om regulier werk (eventueel met plaatsingsubsidie) en participeren met behoud van uitkering. De gemeente heeft besloten om de vijfde ontwikkelwijk Geitenkamp te benaderen als ware het een krachtwijk. Dit om een eenduidig en consistent beleid voor de wijken neer te zetten.
5
1.3
De vijf Arnhemse wijken
De vijf wijken in Arnhem PROBLEEMANALYSE Uit de studie die de gemeente Arnhem in 2007 voorafgaand aan het project liet uitvoeren, blijkt Arnhem extreem hoog te scoren op sociaaleconomische achterstanden. De samenstelling en sociaal economische positie van de bevolking is in Arnhem de belangrijkste achtergrond van de leefbaarheidsproblemen. Arnhem heeft relatief veel werklozen, een hoge jeugdwerkloosheid, veel segregatie, veel niet-westerse allochtonen en weinig hogere inkomensgroepen. De werkloosheid concentreert zich in enkele wijken in de stad. BRON: MARLET, G., WOERKENS, C., VAN (2007) LEEFBAARHEID DOORGROND, LEEFBAARHEID IN ARNHEM IN KAART GEBRACHT, VERKLAARD EN VERGELEKEN, STICHTING ATLAS VOOR GEMEENTEN. In Arnhem leven van de 144.000 inwoners meer dan 6.000 mensen van een uitkering Wet Werk en Bijstand (WWB), bijna 9.000 mensen van een UWV uitkering (WIA, WAO, Wajong) en krijgen meer dan 2.000 mensen een WW-uitkering. Relatief gezien heeft een groot aantal Arnhemmers aanzienlijke achterstanden, onder andere op het gebied van werk, inkomen en onderwijs. Een belangrijk deel van de mensen in een achterstandspositie woont in de vier krachtwijken Malburgen, Presikhaaf, Arnhemse Broek, Klarendal, en in de ontwikkelwijk Geitenkamp. In deze Arnhemse wijken ligt het werkloosheidspercentage aanmerkelijk hoger dan het landelijk gemiddelde. Veel inwoners hebben een grote afstand tot werk en maatschappij. De problemen spelen zich af op meerdere terreinen: - gebrek aan sociale vaardigheden; - gezondheidsproblemen; - psychosociale problemen; - taalproblemen; - lage opleiding; - weinig werkervaring; - gebrek aan zelfwaardering en -vertrouwen. UITGANGSSITUATIE - Ruim 9% van de beroepsbevolking in de bijstand. - Bijstandsniveau Arnhem hoger dan gemiddeld door: o Groot aantal niet-westerse allochtonen onder beroepsbevolking. o Tekort aan bereikbare banen in en vanuit Arnhem voor zowel laag als hoog opgeleiden. AMBITIE - Ambitie (bestuursakkoord): 25% WWB-reductie in vier jaar tijd. - In de wijkactieplannen extra ambitie: 30% WWB-reductie én meer personen doen actief mee.
6
Via het bestaande aanbod van re-integratiebedrijven lukt het onvoldoende om deze groep naar werk te leiden. Inwoners en hun problemen zijn niet altijd even goed in beeld bij instanties, door een te grote kloof met de instellingen of wantrouwen bij de doelgroep. De lastige bereikbaarheid en verborgen problematiek vragen om een naarbuiten-tredende aanpak achter de voordeur. Hieronder volgt een schets van de vijf wijken waar de twee Arnhemse projecten actief zijn.1 Het Arnhemse Broek Het Arnhemse Broek, een volkswijk met 5.800 inwoners nabij de binnenstad, is een van de vier krachtwijken in Arnhem. Het grootste deel van de woningen in de wijk is sociale huurwoning en dateert van voor de oorlog. Sociale problematiek in het Arnhemse Broek is al decennia aanwezig. De inspanningen van actieve bewoners en professionals gericht op het verbeteren van het wonen, samenleven en veiligheid zijn echter onvoldoende beklijfd. Eerdere repressieve maatregelen (eind jaren 90) vanuit Politie/Justitie hebben geen duurzaam effect gehad. Ook de afgeronde herstructurering in het hart van de buurt het Arnhemse Broek aan de Rietlanden, met een mix van huur- en koopwoningen en de realisatie van de eerste Brede School in Arnhem brengen niet de beoogde verandering in het samenleven in de buurt. Het Arnhemse Broek wordt verder gekenmerkt door: - een zwakke en kwetsbare sociale structuur; - een laag gemiddeld inkomen; - hoge langdurige werkloosheid; - laag opleidingsniveau met veel aandachtsleerlingen in basis- en voortgezet onderwijs; - uitval van leerlingen is hoger dan elders; - een derde van de inwoners behoort tot een etnische minderheid, waarvan Turken de grootste groep (19 %) vormen; - groepen van verschillende etniciteit leven sterk langs elkaar heen in de wijk. Klarendal Klarendal, een wijk met 7555 inwoners, kan met recht de meest kleurrijke en roerige wijk van Arnhem genoemd worden. De van oorsprong eind 19e eeuwse wijk, met zijn ligging dicht bij het stadscentrum trekt studenten, kunstenaars en creatieve ondernemers en herbergt van oorsprong een slag zelfbewuste en eigenzinnige bewoners. Tegelijkertijd is het een wijk die kwetsbaar is: veel sociale huurwoningen en veel bewoners met lage inkomens. Bijna veertig procent van de inwoners behoort tot een etnische minderheid, Turken vormen de grootste groep van allochtone afkomst (15%). Ondanks uitgebreide stadsvernieuwing in de jaren zeventig raakt de wijk in de afgelopen decennia behoorlijk in het slop. In toenemende mate maken criminelen de dienst uit en bepalen drugshandel, verloedering in de openbare ruimte en teloorgang van de ooit rijkelijk met winkels gevulde assen van de wijk het straatbeeld. Eind jaren negentig is voor bewoners de maat vol. Zij geven de aanzet tot de verbetering die in de afgelopen 1
Voor deze schets is gebruik gemaakt van teksten uit de vier wijkactieplannen en het ‘Masterplan Wonen Welzijn Zorg Arnhem-Noord’ 2006.
7
periode onder de vlag van Klarendal Kom Op is bereikt. In die periode is het vertrouwen in de beheerders (gemeente, woningcorporatie en politie) hersteld, heeft de bewonersorganisatie nieuw elan gekregen en zijn zichtbare successen behaald. Door de woningcorporatie Volkshuisvesting wordt op dit moment fors geïnvesteerd in de combinatie van wonen en werken voor jonge modeondernemers en in de versterking van de economische assen (Modekwartier Klarendal). Bijzondere aandachtspunten op het terrein van de criminaliteit zijn de drugsproblematiek (onder meer door moeilijk aan te pakken Turkse drugsondernemingen), huisjesmelkers, criminaliteit en overlast in 10 tot 15 straten die alleen door een gezamenlijke aanpak van organisaties in de stad goed te bestrijden is en overlast van een relatief beperkte groep jeugd (subcultuur van weinig leren, weinig werken en over veel geld willen beschikken). Malburgen Malburgen (16.500 inwoners) is een typische vijftigerjarenwijk gelegen aan de Rijn, grenzend aan een natuurgebied en het stadscentrum op loopafstand. De wijk heeft de eigenschappen en kansen om tot een prachtwijk uit te groeien. Tegelijkertijd maken andere kenmerken, zoals het woonbestand dat voornamelijk uit sociale huurwoningen bestaat (hierdoor zijn er weinig mogelijkheden voor wooncarrière in de wijk) en het sociaaleconomische profiel van de bevolking (lage inkomens), het tot een kwetsbare wijk. Malburgen is in de afgelopen decennia stevig in de vervalspiraal terecht gekomen en heeft momenteel ook de slechtste scores in de stad. Bijna veertig procent van de inwoners behoort tot een etnische minderheid. Voor sommige subbuurten is dit percentage hoger. In Immerloo ligt het percentage allochtonen op 56%. Turken en Marokkanen vormen de grootste etnische groepen (resp. 10 en 8 %). Opvallend is ook de grote groep overige niet-westerse allochtonen (15%). Maar de wijk heeft veerkracht, potentie en herbergt optimisme en verbeten inzet bij bewoners. Zeker ook door het samengaan van oude (gevestigde) en nieuwe bewoners. Bewoners staan aan de bron van de huidige wijkvernieuwing. Bewoners hebben zich beijverd voor een sociaal programma, gekoppeld aan de fysieke herstructurering. Zij zijn dan ook een essentiële partner in de Malburgse wijze van samenwerken. In de afgelopen 7 jaar is op deze grondslag een sociaal programma uitgevoerd als onderdeel van het Ontwikkelingsplan Malburgen (1998). Investeren in samenleven, participatie, ontmoeting, ruimte voor jeugd en benutten van wijkeconomische kansen zijn de belangrijke pijlers van dat programma. Een van de onderdelen van het Ontwikkelingsplan Malburgen is het zorgen voor een gedifferentieerd aanbod van woningen (met als doel mogelijkheden te bieden voor een wooncarrière in de wijk en een gemengde bevolkingssamenstelling). Presikhaaf Presikhaaf (15.000 inwoners) is de jongste van de Arnhemse krachtwijken. Gebouwd, in de jaren 50-70 van de vorige eeuw, rondom een winkelcentrum met een krachtige bovenwijkse functie en uitstraling naar stad en regio. Indertijd een nieuw concept dat van meet af aan een positief stempel aan de wijk verleent. Eenzijdigheid en gebrekkige kwaliteit van woningen, vooral de hoogbouw, zijn de wijk op den duur parten gaan spelen. In de jaren 80 wordt de vervaltrend ingezet. De trots van bewoners wordt in
8
toenemende mate vermengd met bezorgdheid en onvrede over de zichtbaar negatieve ontwikkeling. Verloedering, veranderingen in leefstijlen en werkloosheid verlenen hieraan een bittere lading. Dit leidt tot de onvermijdelijke herstructurering die momenteel gaande is. Bouwen van nieuwe woningen en voorzieningen van hoge kwaliteit, zoals een in het oog springend Multifunctioneel Centrum maken de wijk opnieuw aantrekkelijk, ook voor nieuwe bewoners. Bijna veertig procent van de inwoners behoort tot een etnische minderheid (Arnhem 17%). Turken vormen de grootste etnische groep van allochtone afkomst (16%), Marokkanen 5%. Wenselijk is dat de wijk nieuw elan en extra kleur krijgt. In de wijk is ruimte voor het inbrengen van nieuwe functies, bijvoorbeeld in de vorm van kleinschalige bedrijvigheid en initiatieven gericht op scholing en toeleiding naar werk. De aanwezigheid van het winkelcentrum, dat onder de vleugels van de herstructurering wordt vergroot en opgewaardeerd, het complex van de Hoge School Arnhem Nijmegen en het tegen de wijk gelegen moderne industrie- en business park IJsseloord bieden in dat opzicht een kansrijk perspectief. De in 2003 in gang gezette herstructurering van Presikhaaf wordt doorgezet. Er wordt echter een verschuiving van de problematiek in Presikhaaf geconstateerd. In de delen van Presikhaaf waar geen fysieke ingrepen plaatsvinden, wordt een concentratie van problemen geconstateerd. Dit heeft te maken met de bestaande bevolkingssamenstelling en de nieuwe instroom van bewoners door onder meer verhuizing bij sloop. Geitenkamp Geitenkamp heeft 4470 inwoners en is een karakteristieke jaren ’20 wijk in het NoordOosten van Arnhem. De wijk is aangewezen als beschermd stadsgezicht en heeft veel kenmerken van een tuinstad. De wijk is te karakteriseren als relatief hecht. Op buurtniveau is de nodige gemeenschapszin aanwezig. Het woningbestand van de Geitenkamp bestaat voor bijna 100% uit betaalbare huurwoningen. Het eenzijdige woningbestand maakt de Geitenkamp kwetsbaar in sociaal opzicht. De mogelijkheden voor een wooncarrière in de wijk zijn beperkt. Met name voor ouderen is het aanbod minimaal. De wijk is aan het vergrijzen, om die reden wordt verwacht dat ouderen de wijk zullen verlaten. Er zijn relatief veel bewoners werkloos en er is sprake van veel sociale problematiek in de wijk. Er wonen relatief weinig allochtonen. De leefbaarheid in de wijk staat de laatste jaren onder druk. Er spelen problemen met armoede, lage inkomens, ongezonde leefstijlen, een relatief hoge werkloosheid, een afkalvend voorzieningenniveau, een zekere mate van zwerfvuil en een verwaarloosde aanblik van tuinen. Geitenkamp is een GSO-III wijk. Dit betekent dat de provincie Gelderland vanuit het Gelderse Stedelijk Ontwikkelingsbeleid (GSO) extra geld beschikbaar heeft gesteld voor deze wijk.
9
1.4
De Arnhemse projecten: een korte introductie
De Arnhemse aanpak bestaat uit twee projecten: - ‘Meedoen dat doe je zelf!’: participatiecoaches; - ‘Arnhem in Beweging’: groepsgewijze empowerment.
Project Participatiecoaches Meedoen, dat doe je zelf! Korte introductie Onder de noemer ‘Meedoen dat doe je zelf!’, een experiment met participatiecoaches, kiest Arnhem voor individuele coaching van bewoners met de focus op participatie en werk. De participatiecoach komt bij de bewoners thuis op bezoek en gaat met hem2 in gesprek: wat wil je? wat kun je? en vooral hoe kun je dat bereiken? De coach helpt om helder te krijgen wat iemands kwaliteiten en mogelijkheden zijn. Begeleid door de participatiecoach gaat de bewoner zelf zijn eigen ontwikkelplan maken richting participatie of werk. Hierin staan de doelen voor de toekomst en de stappen die iemand hiervoor wil zetten. De coach ondersteunt bij het nemen van die stappen door bijvoorbeeld mee te gaan naar afspraken, aan te moedigen en een spiegel voor te houden en de verbinding te leggen met instanties. Doelstelling en doelgroep Het doel is om bewoners te stimuleren actief te worden in de maatschappij, te participeren. En, als dat mogelijk is, om aan het werk te gaan. Het project richt zich op alle bewoners in de vijf Arnhemse wijken. En met name die mensen die er ondanks een aantrekkende arbeidsmarkt niet in zijn geslaagd om zichzelf te verbeteren. Op basis van eerdere ervaringen weet gemeente Arnhem dat dit mensen zijn die: - laag, elders, te lang geleden of in het geheel niet zijn opgeleid; - de neiging hebben de schuld voor problemen buiten zichzelf te leggen (externaliseren van problemen); - weinig vertrouwen hebben in instanties (maar wel door veel instanties worden benaderd) en geen vertrouwen in de overheid en ‘de politiek’; - vaak beperkt bereid zijn in zich zelf te investeren om hogerop te komen; - schuldenproblemen hebben als gevolg van hun ‘streven om direct behoeften te bevredigen’; - soms overlast in wijken veroorzaken. De bewoners hoeven geen uitkering te hebben om ondersteuning te krijgen van een participatiecoach.
2
In verband met de leesbaarheid van de tekst is ervoor gekozen om ‘hij’ te gebruiken in dit rapport. Waar ‘hij’ staat kan ook ‘zij’ gelezen worden.
10
De groepsgewijze aanpak: ‘Arnhem in beweging’ Korte introductie Het tweede project is ‘Arnhem in beweging’, een groepsgewijze aanpak. Belangrijk uitgangspunt is ‘voor en door bewoners’: wijkbewoners worden geactiveerd en gestimuleerd om andere wijkbewoners te activeren. Per wijk start een groep met voornamelijk WWB-ers, die in hun eigen wijk bewoners interviewen tijdens een campagne en huisbezoeken. Zij stellen positieve en doeltreffende vragen: ‘Waar bent u trots op in de wijk, wat kan er beter en wat zou u daar zelf aan willen bijdragen?’. Deze WWB-ers, allen al langere tijd in een uitkeringssituatie en vaak als ‘niet bemiddelbaar’ beschouwd, nemen in korte tijd ruim 1000 interviews af, zowel tijdens de campagne als door middel van huisbezoeken. Dit resulteert per wijk in een bedrijfsplan, met hierin de vijf speerpunten per wijk. Vervolgens starten per wijk activeringsteams om hun bedrijfsplannen te realiseren. Alle deelnemers van de activeringsteams worden individueel begeleid door een participatiecoach. De betrokken organisaties en deelnemers vinden het belangrijk dat de koppeling met de participatiecoaches blijft bestaan. Doelstelling en doelgroep3 De activeringsteams willen door het bieden van stimulerende vormen van begeleiding aan ‘inactieve’ wijkbewoners (langdurig uitkeringsgerechtigden, maar ook niet uitkeringsgerechtigden4) enerzijds actieve deelname en betrokkenheid van deze wijkbewoners bevorderen, en anderzijds activiteiten en diensten uit laten voeren waar vanuit de wijk behoefte aan is. Hiermee is duidelijk dat hoewel het primaire doel is mensen op een ontwikkelpad te krijgen ook het vergroten van de leefbaarheid van buurten en wijken een belangrijk einddoel is van de activeringsteams. CENTRALE ONDERDELEN METHODIEK ‘ARNHEM IN BEWEGING’ 1 Het stimuleren van empowerment en persoonlijk leiderschap; 2 Het versterken van eigen verantwoordelijkheid; 3 Het verbeteren van de toegankelijkheid van bestaande 4 (gemeentelijke en aanverwante) voorzieningen; 5 Het organiseren van ontmoetingen van mensen in een vergelijkbare situatie of met een vergelijkbare problematiek, én; 6 Het, waar mogelijk, combineren van leren en werken. BRON: RADAR, BEDRIJFSVOERINGPLAN ARNHEMSE ACTIVERINGSTEAMS, JANUARI 2009
3
4
Deze tekst is afkomstig uit Radar, Bedrijfsvoeringplan Arnhemse activeringsteams, januari 2009 Om tot een goede opzet en uitvoering te komen van de activeringsteams is het van belang bij de concrete opbouw van de teams in de wijken er voor te zorgen dat de kern wordt gevormd door mensen met een WWB-uitkering. Alleen dan kan immers de financiering via het Participatiebudget (het vroegere w-deel) plaatsvinden.
11
De doelgroep van de activeringsteams is te beschrijven als: - Woonachtig in Arnhem (primair in de wijken); - Tussen de 18 en 65 jaar; - Uitkeringsgerechtigden; - Inactieve niet-uitkeringsgerechtigden; - Mindere kans tot een ‘normale’ toegang tot de arbeidsmarkt.
12
2
Projectorganisatie
2.1
De opstart van de projecten
In oktober 2007 worden vier Arnhemse wijken benoemd als krachtwijk (Klarendal, Presikhaaf, Het Arnhemse Broek en Malburgen). De gemeente Arnhem gaat samen met partners in de stad aan de slag met wijkactieplannen. Binnen het thema ‘werk’ is het volgende doel gesteld: ‘reductie van het aantal uitkeringsgerechtigden van 30% in vier jaar’. Een tweede doel is om ‘meer mensen te laten meedoen, te laten participeren’. Het ‘hoe’ van deze doelstellingen moet op dat moment nog ingevuld worden. Naast de reguliere inzet en het re-integratieaanbod van de sector Werk en Inkomen (W&I) wil gemeente Arnhem extra inzet plegen in de krachtwijken (inclusief Geitenkamp), door twee projecten gericht op activeringsteams en participatiecoaches. Om deze ideeën te financieren wordt gemeente Arnhem (samen met gemeente Leeuwarden) een IPWsubsidie toegekend in februari 2008. In mei 2008 worden beide projecten gepresenteerd in een startbijeenkomst. Onder de noemer ‘Participatie door empowerment’ stelt de gemeente een projectleider aan, die samen met de betrokken beleidsmedewerker de opstart van beide projecten voorbereidt. Collega’s en partners in de stad worden verrast door de slagvaardigheid van beide projecten. Het project ‘Meedoen dat doe je zelf’ is een experiment met participatiecoaches in samenwerking met het UWV-werkbedrijf. Na de werving en selectie van de participatiecoaches gaat het project begin augustus 2008 van start. Het tweede project ‘Arnhem in Beweging’ is een groepsgewijze aanpak waarbij empowerment van de deelnemers het voornaamste doel is. RadarAdvies (een adviesbureau voor sociale vraagstukken) is door gemeente Arnhem gevraagd om te ondersteunen bij de opzet van dit project. RadarAdvies heeft ervaring opgedaan met activeringscentra in meerdere steden in Nederland. Gemeente Arnhem wil graag een Arnhemse variant, waarbinnen nog ruimte is voor maatwerk per wijk. RadarAdvies levert een extern projectleider voor de ontwikkeling van dit project en begin juni 2008 start de eerste campagne van de groepsaanpak.
2.2
Inbedding, aansturing en personele inzet
Meedoen dat doe je zelf! Inbedding Het project is een samenwerking van de gemeente Arnhem met het voormalige CWI en UWV, inmiddels gefuseerd tot UWV-werkbedrijf. De gemeente Arnhem fungeert als hoofdopdrachtgever van de participatiecoaches en levert een groot deel van de personele capaciteit. UWV-werkbedrijf is medeopdrachtgever en levert een deel van de formatie.
13
Organisatorisch is het team participatiecoaches ondergebracht bij de sector Publieke Dienstverlening van de Dienst Inwonerszaken (IZ). Dit is een bewuste keuze omdat het team zodoende als een ‘buitenboordmotor’ kan fungeren. Bovendien is een optimale aansluiting op gemeentebrede dienstverlening daarmee geborgd. Alle participatiecoaches zijn in dienst van de gemeente of daar volledig gedetacheerd en worden aangestuurd door de projectleider. Werving en selectie team De projectleider heeft het profiel van de participatiecoaches opgesteld en de werving in gang gezet. PROFIEL VAN DE PARTICIPATIECOACH DE COACH: - kijkt vanuit het gezichtspunt van de klant; - stelt de vraag wat de klant nodig heeft voor participatie, (beter) werk, inburgering, reductie van armoede, etc; - kijkt samen met de klant naar het (niet) gebruiken van diensten, naar belemmerende of vertragende factoren (geen kinderopvang, veel schulden) en regelingen; - bepaalt samen met de klant wat nodig is om de belemmeringen op te heffen; - ondersteunt de klant bij het verkrijgen van medewerking van instanties en functioneert hierbij in de rol van dienstenmakelaar; - werkt aan het realiseren van de doelstellingen van de deelnemende organisaties en heeft daarbij een onafhankelijke en bepalende positie. VAARDIGHEDEN: - ondernemend; - besluitvaardig; - integer en onafhankelijk; - oplossingsgericht; - geen 9 tot 5 mentaliteit; - gericht op samenwerken; - overtuigingskracht. Voor de volledige vacaturetekst zie bijlage 1. Voor de werving van de participatiecoaches is actief geworven binnen de dienst IZ van de gemeente, UWV en CWI. Enkele organisaties in de stad zijn uitgenodigd om ook mee te doen en medewerkers te detacheren voor de volledige periode van het project. Uiteindelijk is hiervan geen gebruik gemaakt. De selectieprocedure gaat anders dan anders. Zo moeten de kandidaten zichzelf o.a. in drie minuten presenteren aan de hand van een voorwerp (ze zijn vooraf gevraagd deze mee te brengen naar het gesprek). Vooral tijdens die presentaties valt op hoe authentiek de kandidaten zijn en hoe verschillend. Deze verschillen wil de projectleiding graag terug zien in het team.
14
Bij de selectie gaat de projectleiding op zoek naar mensen die geloven in het project en willen pionieren; naar mensen met lef, passie en creativiteit. En met een gedrevenheid om van dit project een succes te maken. Het geselecteerde team bestaat uit totaal 15 personen (12 participatiecoaches, 2 projectmedewerkers en 1 projectleider). Niet te klein en kwetsbaar, en niet te groot, waardoor er voldoende aandacht en ruimte is voor de ontwikkeling van ieder teamlid, alsook van de methodiek. De participatiecoaches zijn mensen met diverse achtergronden: casemanager Werk & Inkomen, werktoeleider Werken voor de Stad, casemanager Inburgering, wijkmanager, loopbaanadviseur, CWI medewerker, re-integratiecoach van het UWV. Alle teamleden voegen wat toe aan het team: kennis, netwerk en vooral kwaliteiten en competenties. Hierdoor is er sprake van een kleurrijk en slagvaardig team, dat veel te bieden heeft. Het startprofiel voor participatiecoaches wordt in de praktijk verder uitgewerkt, op basis van ontwikkelingen in de werkwijze en opgedane ervaringen in het werkveld. Aansturing ‘Practice what you preach’ Bij een andere manier van werken hoort ook een andere manier van aansturen. Vanuit die gedachte experimenteert de projectleider met wat in de praktijk werkt, zonder kaders en regels. Ze gaat samen met het team op weg als één van de groep en is tegelijkertijd ook degene die focust, de uitgangspunten bewaakt en stuurt op verantwoordelijkheid en betrokkenheid (niet-hiërarchisch leidinggeven). Ook in de aansturing van het team staat empowerment centraal. Iedereen wordt uitgedaagd om mee te denken, oude patronen en werkwijzen los te laten, stappen te zetten, oplossingen aan te dragen, lef te tonen. De projectleider is ondersteunend aan dit proces en gaat open in gesprek met het team en ieder teamlid afzonderlijk. Zoals iedere participatiecoach zijn bewoners coacht, coacht de projectleider ook de teamleden. Ieder schrijft zijn eigen Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) en gaat aan de slag met zijn doelen. In de (voortgangs)gesprekken wordt gebruik gemaakt van verschillende methodieken die de participatiecoaches ook gebruiken of door hen gebruikt kunnen worden (bijv. coachingskaartjes, foto, schaalvraag). Het beoordelingsgesprek past in de lijn van deze coaching en wordt als een evaluatiemoment gebruikt, waarbij het vooral gaat om hoe iemand op zijn eigen proces terugkijkt en wat hij als successen en aandachtspunten ziet. De stijl van leidinggeven heeft raakvlakken met het concept van ‘Het Nieuwe Werken’ bij het Rijk.
15
Het Oude Werken - Identificatie met de eigen afdeling - Vrijheid op basis van functiegrenzen - Indekken (bijvoorbeeld iedereen cc en) - Status door rang - Inperken professionele vrijheid - Georganiseerd in kokers en taken - Kennis via hiërarchische lijnen
Het Nieuwe Werken - Identificatie met de hele organisatie - Flexibiliteit & vertrouwen - Verantwoordelijkheid nemen - Status door toegevoegde waarde - Professionele vrijheid & ruimte - Thematisch georganiseerd - Altijd en overal toegang tot relevante informatie
-
Polderen, afstemmen
-
Gericht op samenwerken of constructief concurreren
-
Standaardoplossing in arbeidsrelaties Regie ligt bij leidinggevende Beoordeling achter gesloten deuren Alleen beloning voor bijdragen aan eigen organisatie
-
Individueel maatwerk Regie ligt bij de medewerker Open en transparante beoordelingen Ook beloning voor bijdragen aan Rijk en samenleving
-
Vaste werkplek Alleen werken op kantoor van 9 tot 5 Iedere medewerker dezelfde middelen Proces centraal
-
Ontmoetingsplekken Overal werken, verspreid over de dag Middelen op maat; wat heb je nodig? Medewerker centraal
Arnhem in Beweging Inbedding en aansturing Het opdrachtgeverschap voor de ontwikkeling van de activeringsteams ligt bij de Dienst IZ. RadarAdvies is door IZ gevraagd de ontwikkeling ter hand te nemen en als kwartiermaker te fungeren. Een projectleider van RadarAdvies is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de activeringsteams. De begeleidingscommissie (bestaande uit diverse ambtenaren, de projectleiders en externe partijen) begeleidt en bewaakt de uitvoering. Het Management Team (MT) van de dienst IZ heeft besloten om de komende jaren de activeringsteams verder te ontwikkelen. Inmiddels zijn deze activeringsteams ingebed in de Arnhemse structuur, binnen Rijnstad (Welzijnsorganisatie) en 2Switch (sociaal maatschappelijk werkgever), met behoud van het gedachtegoed (empowerment en ‘voor en door bewoners’). Teamleden Een activeringsteam kent in de operationele fase de volgende samenstelling: - Projectmedewerker (Rijnstad) en trajectmanager (2Switch); - Activeringmedewerkers; - Assistent-Activeringmedewerkers; - Vrijwilliger. Het streven is dat elk activeringsteam uit ongeveer 20 bewoners bestaat.
16
Projectleider (coördinatie overall) De activeringsteams zijn min of meer zelfstandig actief in de verschillende wijken maar wel volgens dezelfde methodiek. Belangrijk is dat er voldoende samenwerking en afstemming is tussen de teams onderling en de verschillende medewerkers van Rijnstad en 2Switch maar ook met de participatiecoaches van de gemeente en de professionals in de wijken. Om dit te bewerkstelligen is er een projectleider die de nodige aansluitingen tot stand kan brengen en die aanspreekpunt is voor alle betrokkenen: - Afstemmen samenwerking; - Rijnstad/2Switch/participatiecoaches; - Projectoverleg organiseren; - Bewaken methodiek en doelstelling; - Aanspreekpunt voor externe partijen en Arnhemse activeringsteams; - Contactpersoon voor gemeente (opdrachtgever) en werkgever (Opstapbanen); - Beheer exploitatiekosten. Projectmedewerker en trajectmanager Rijnstad en 2Switch zijn samen verantwoordelijk voor het functioneren van de activeringsteams. Beide partijen leveren voor ieder activeringsteam een medewerker die samen hun rollen en verantwoordelijkheden op elkaar afstemmen. De projectmedewerker (Rijnstad) richt zich vooral op de groepsactiviteiten, kent de wijk en kan koppelingen tot stand brengen. Het wijkbedrijfsplan is daarbij het uitgangspunt. De belangrijkste taken zijn: - Het bewaken van de kwaliteit van dienstverlening van het activeringsteam; - Organisatie van de uit te voeren activiteiten en diensten; - Ondersteunen en faciliteren van de (ass)activeringmedewerkers bij de gezamenlijke activiteiten en diensten; - Ondersteunen en faciliteren van de (ass)activeringmedewerkers bij hun individuele traject. De trajectmanager (2Switch) richt zich meer op de individuele ontwikkeling van de medewerkers (trajectplan) en zal zowel individueel als groepsgewijs alles omtrent scholing, trainingen en werk organiseren. Beide medewerkers werken met en vanuit de methodiek van groepsgewijze empowerment en dragen dit uit. Zij zijn zich voortdurend bewust dat de te ondernemen activiteiten van het activeringsteam in het teken staan van de ontwikkeling van de medewerkers en deelnemers. Zij stimuleren en faciliteren de uitvoering van diensten en activiteiten. Beide medewerkers voeren hun taken in nauwe samenwerking met de activeringsmedewerkers uit. Activeringsmedewerker In een activeringsteam zijn een aantal activeringsmedewerkers actief (zie bijlage 4 voor profiel). Zij hebben de training ‘Ik als activeringsmedewerker’ afgerond, zijn minimaal 20 uur beschikbaar en werken op basis van een arbeidsovereenkomst.
17
De belangrijkste taken van de activeringsmedewerkers zijn: - Het stimuleren van anderen om actief te worden. - Het organiseren en coördineren van de activiteiten en diensten. - Het ondersteunen van de mensen die meewerken bij het uitvoeren van de activiteiten en diensten (assistent-activeringsmedewerkers, vrijwilligers). Zelf functioneren ze als ‘meewerkend voorman/vrouw’ in de teams. De manier waarop en de mate waarin deze taken worden verdeeld is afhankelijk van de kwaliteiten, vaardigheden en ontwikkelwensen van de medewerker. Assistent-activeringsmedewerker en vrijwilliger Voor de uitvoering van het dienstenaanbod van het activeringsteam wordt gebruik gemaakt van een grotere groep wijkbewoners. Dit kunnen uitkeringsgerechtigden zijn die voor een paar uur tot een paar dagen per week actief zijn. Zij werken op basis van een contract met het team met behoud van uitkering (en ontvangen een bonus zoals op basis van de Eurojobregeling). Het perspectief van deze groep is in principe doorgroei, maar dit zal niet voor iedereen realistisch zijn. Actief zijn vanuit een participatiedoelstelling blijft dan over. Daarnaast kan deze groep ook bestaan uit vrijwilligers (niet- uitkeringsgerechtigd). Bij deze groep is de participatiedoelstelling dominant. Begeleiding Activeringsmedewerkers en assistent-activeringsmedewerkers krijgen individuele begeleiding en coaching vanuit de participatiecoaches. Een ieder maakt een POP waarin de te volgen stappen worden vastgelegd (afspraken, opleiding, meten vorderingen etc.).
2.3
Registratie, monitoring en evaluatie
Registratie, monitoring en evaluatie staan onder meer in het teken van het doelgericht werken met de bewoner, het zicht houden op de resultaten en doorontwikkelen van de werkwijze. Een belangrijk uitgangspunt bij de opzet hiervan is dat de medewerkers hun werk zo goed mogelijk kunnen doen en dat de administratieve last waar mogelijk wordt beperkt. De participatiecoaches gebruiken het Registratie- en InformatieSysteem Achter de Voordeur (RIS AdV). Met dit registratiesysteem kan informatie worden bijgehouden op persoons- en groepsniveau en gegevens worden verwerkt tot managementinformatie en onderzoeksgegevens. Gedurende de uitvoering van het IPW-project ‘Participatie door Empowerment’ voert TNO een effectonderzoek uit. Daarnaast verzorgt het Kennisnetwerk Achter de Voordeur de methodiekbeschrijving en de procesevaluatie (in samenwerking met TNO) van het project.
18
Effectonderzoek TNO Het effectonderzoek is een belangrijk en integraal onderdeel van het IPW-project. Dit onderzoek biedt inzicht in de meerwaarde van de nieuwe aanpak, die is ontwikkeld en geïmplementeerd. Het doel van het effectonderzoek is niet om verantwoording af te leggen over al dan niet bereikte doelen, maar dient vooral als middel om te leren. Wat het effectonderzoek met name beoogd, is het opleveren van concrete en betrouwbare gegevens over daadwerkelijk behaalde resultaten. Dit in aanvulling op de beelden en ideeën die er bij de betrokkenen zelf leven over de opbrengsten. Gezamenlijk vertelt dit het verhaal over de bereikte resultaten tot nu toe. De informatie voor het effectonderzoek wordt verzameld tot eind 2009 (peildatum 15 november 2009). Gegevensverzameling Om uitspraken te kunnen doen, over gerealiseerde effecten worden gedurende de uitvoering van het project gegevens verzameld. In overleg met de gemeente en de participatiecoaches stelt TNO vast welke effecten beoogd worden en welke informatie verzameld moet worden om zicht te krijgen op deze effecten. TNO vertaalt dit in een informatiemodel. Het informatiemodel bevat de verschillende onderwerpen/leefgebieden waarop effecten bij bewoners worden nagestreefd. TNO formuleert hierbij zo veel mogelijk concrete vragen, inclusief antwoordcategorieën, om de informatieverzameling zo praktisch mogelijk te maken. Omdat onderzocht wordt welke effecten optreden, gaat de aandacht met name uit naar de dingen die veranderen in de situatie van mensen. Bij de verzameling en analyse van de informatie wordt dan ook gefocust op twee ijkpunten: een nul- en een éénmeting. De nulmeting heeft betrekking op de start van het traject en de situatie waarin de bewoner zich bevindt op het moment dat de eerste gesprekken met de participatiecoach plaatsvinden. De éénmeting gaat over het moment dat het traject beëindigd wordt, of het moment dat de meting voor het effectonderzoek stopt (afhankelijk van welk moment eerder valt). In het informatiemodel wordt onderscheid gemaakt tussen feitelijke informatie en meer subjectieve gegevens. Feitelijke informatie is informatie die de participatiecoaches in de gesprekken achterhalen en tijdens (of na afloop) van het bezoek vastleggen. Het gaat bijvoorbeeld om de vraag of iemand werkt, een opleiding volgt of vrijwilligerswerk doet. Ook registreren de coaches hoeveel tijd bewoners per week aan dergelijke activiteiten besteden. Bij de feitelijke informatie gaat het ook om de afspraken voor vervolgacties die gemaakt worden en de concrete instrumenten die ingezet worden om mensen verder te helpen. Veranderingen in de feitelijke gegevens worden door de coaches gemonitord in de vervolgcontacten, die zij met bewoners hebben. Naast de bovengenoemde feitelijke gegevens, is er ook aandacht voor de effectrealisatie van de wat meer subjectieve aspecten. Het gaat er daarbij om hoe personen zelf ergens tegenaan kijken. Dit zijn aspecten die direct aan de bewoner zelf gevraagd moeten worden. TNO heeft hiervoor een (beknopte) vragenlijst ontwikkeld, die bestaat uit enkele gevalideerde schalen. De schalen hebben betrekking op: zelfbeeld, kijk op het leven, sociale steun, buurtverbondenheid en sociale druk. De vragenlijst wordt door de participatiecoaches op twee momenten aan de personen voorgelegd om een nul- en éénmeting te krijgen. De nulmeting wordt vaak afgenomen op het moment dat er
19
concrete afspraken (bijv. in de vorm van een trajectplan of POP) met de persoon worden gemaakt. Dit is veelal nog niet bij het eerste bezoek. Monitoringsessies Veranderingen op individueel niveau en veranderingen in wijken en buurten zijn afhankelijk van vele factoren. Het is daarom lastig om een volledig gecontroleerd effectonderzoek uit te voeren, waarin voor alle mogelijke invloeden gecorrigeerd wordt. Om toch grip te krijgen op de invloed van externe factoren en wat de eigenlijke toegevoegde waarde van de participatiecoaches is, vinden gedurende het project enkele monitoringsessies plaats. Het doel van deze monitoringsessies is vooral om inzicht te krijgen in belangrijke gebeurtenissen en ontwikkelingen in de wijken en de invloed daarvan op de resultaten van het project en de interventies. Ook de rol van de participatiecoaches bij het behalen van de resultaten komt in de sessies expliciet aan de orde. Per wijk worden daartoe drie monitoringsessies georganiseerd in de periode eind 2008 tot eind 2009. Voor deze sessies worden, naast de participatiecoaches zelf, diverse professionals en organisaties uitgenodigd die in de wijk actief zijn. In de sessies wordt aan de aanwezigen gevraagd om hun beeld van de ontwikkelingen in de wijk te geven. De nadruk ligt vooral op ontwikkelingen in de betrokkenheid van bewoners, sociale cohesie, leefbaarheid en veiligheid en de aanwezigheid van voorzieningen. De input uit de monitoringsessies stelt TNO in staat om een algemeen (kwalitatief) beeld te schetsen van de belangrijke ontwikkelingen in de wijken in de afgelopen periode. Zo kan de rol van en de bereikte effecten met de participatieaanpak in perspectief worden geplaatst.
Methodiekbeschrijving en procesevaluatie Kennisnetwerk Achter de Voordeur Methodiekbeschrijving Naast het effectonderzoek van TNO is het Kennisnetwerk Achter de Voordeur (KAdV) betrokken bij de ontwikkeling en beschrijving van de methodiek voor de twee projecten: ‘Meedoen dat doe je zelf!’ en ‘Arnhem in Beweging’. De methodieken worden ontwikkeld en beschreven in samenspel met de projectteams van de twee projecten. Naast beschrijven neemt het KAdV ook actief deel aan de ontwikkeling van beide methodieken door gedurende de looptijd van de projecten ‘mee te lopen’ om de ontwikkelingen te volgen, maar ook om als gesprekspartner en adviseur een rol te spelen in het ontwikkelingsproces. Deze vorm van ‘meelopen’ en coaching is tevens directe input voor de procesevaluatie. Procesevaluatie In aanvulling op het effectonderzoek van TNO voert Partners+Pröpper, netwerkpartner van het KAdV, een procesevaluatie uit van de twee projecten. De procesevaluatie zal bestaan uit het verkrijgen van inzicht in ‘hoe de projecten nu precies verlopen zijn’ en ‘hoe dit door de relevante betrokkenen beleefd wordt’. Tijdens deze procesevaluatie kijkt Partners+Pröpper in het bijzonder naar een aantal vraagstukken die samenhangen met dit type projecten. In sommige gevallen zijn het bij-producten van het actief zijn in de
20
frontlijn en achter de voordeur, zoals de innovatieve ideeën en de vele vervolgacties die een huisbezoek oplevert. In andere gevallen zijn het noodzakelijke randvoorwaarden zoals een goedlopende backoffice en informatievoorziening. Het in kaart brengen van deze vraagstukken levert inzicht op in wat nodig is om deze projecten (in de toekomst) goed te laten functioneren.
21
22
3
Methodiek participatiecoaches ‘Meedoen dat doe je zelf!’
MISSIE Meedoen, dat doe je zelf! Door inspirerende gesprekken en coaching aan de hand van hun dromen en mogelijkheden de bewoners van de Arnhemse krachtwijken hun eigen plan laten opstellen gericht op het inzetten van hun kracht en kwaliteit voor de maatschappij.
3.1
Methodiekontwikkeling: ‘Wij gaan het anders doen’
Het team participatiecoaches begint blanco, er zijn geen werkprocessen en taakomschrijvingen. Het team heeft alleen de opdracht gekregen om ‘het anders te gaan doen’: - iets toevoegen aan alles wat er al is; - zonder alles vooraf vast te leggen; - laten ontstaan vanuit de praktijk zelf, vanuit de bewoners zelf; - bewoners in hun kracht zetten, hen empoweren; - De professional heeft de ruimte om het werk goed te doen. Om te komen tot een methodiek stellen de participatiecoaches zichzelf verschillende vragen zoals: Wat gaan wij doen? Waar moeten wij beginnen? Wat is onze rol? Met deze vragen gaan zij vanaf de eerste dag aan de slag. Bij de methodiekontwikkeling is het van belang dat het team niet de gangbare paden gaat bewandelen maar dat zij doet wat nodig is in het belang van de bewoner. Een belangrijk uitgangspunt is dat de coaches het de bewoner vooral zelf laten doen: hem in zijn kracht laten komen, ondersteunen, stimuleren, zodat hij stappen gaat zetten. Alleen als de bewoner er zelf niet door komt gaat een coach namens de bewoner voor ‘de Ja’, soms dwars door alle processen e.d. heen. Met ‘de Ja’ van het MT en later ook het Directie Team (DT) ‘in de achterzak’ (zie ook paragraaf 3.3 uitgangspunten (frontlijnsturing)).
23
3.2
Werkwijze van de participatiecoaches ‘Eén persoon kan het verschil maken’
Locatie De participatiecoaches hebben het stadskantoor verlaten en zijn de wijken in gegaan op huisbezoek bij bewoners. Ze werken vanuit diverse locaties in de wijken: wijkwinkels, wijkcentra, locaties van partners of de eigen locatie, waarvan de deur voor iedereen openstaat. Ze zijn zichtbaar in de wijk en worden inmiddels steeds meer herkend. Ze zijn nu al zover, dat bewoners ook zelf aankloppen om begeleid te worden of om een buurtbewoner aan te melden. De participatiecoaches zijn over de wijken verdeeld, zodat iedere wijk zijn eigen, vaste aanspreekpunten heeft.
Aanmelding Het project ontvangt vanaf de start veel aanmeldingen via doorverwijzingen. Bij aanvang van het project is de intentie om huis-aan-huis aan te bellen in de wijken. Deze huis-aanhuis bezoeken hebben tot op heden slechts op zeer beperkte schaal plaatsgevonden. Dit betekent dat er mogelijk nog een deel van de doelgroep niet is bereikt. Er zijn wel aanmeldingen van het Vernieuwingsproject van welzijnsorganisatie Rijnstad (in dit project vinden huis-aan-huisbezoeken plaats). De meeste aanmeldingen komen vanuit de gemeente (WWB-bestand, Werken Aan de Stad en overig), welzijnsorganisatie Rijnstad. En bewoners die zich op eigen initiatief aanmelden bij het project. Deelname aan het project is vrijwillig en staat voor alle bewoners van de betreffende wijken open. Mensen kiezen er zelf voor om mee te doen. Deze vrijwillige deelname is de grote motor achter hun motivatie. Ze gaan ervoor. Als iemand eenmaal mee doet is het niet vrijblijvend: het gaat om een investering in zichzelf waarbij de grootste inspanning van de bewoner zelf verwacht wordt. De participatiecoaches ondersteunen daarbij.
Het eerste gesprek Het eerste gesprek vindt plaats bij de bewoner thuis. Tenzij de bewoner dat niet wil, dan vindt het gesprek plaats in de wijk, bijvoorbeeld in de wijkwinkel of het wijkgebouw of op het stadskantoor. De gesprekken vinden in ieder geval nooit in een spreekkamer plaats. Twee participatiecoaches voeren samen het eerste gesprek. Hiervoor is gekozen in verband met de veiligheid van de coaches en omdat je op deze manier meer maatwerk kunt bieden. De bewoner mag na dit gesprek zelf kiezen met welke participatiecoach hij het liefste verder wil, met andere woorden met wie hij het meeste ‘klikt’. Af en toe voert een participatiecoach het eerste gesprek samen met een ‘verwijzer’. Bij het eerste gesprek staat het winnen van vertrouwen en de leefwereld van de bewoner centraal. De participatiecoaches stellen zich open en blanco op. De bewoner krijgt de gelegenheid om zijn verhaal te vertellen. De inhoud van het gesprek is erg afhankelijk van de situatie: zijn er specifieke of juist algemene vragen? Zijn er zaken die met urgentie moeten worden opgepakt (zoals een dreigende huisuitzetting)?
24
Aan het einde van het eerste gesprek besluiten de participatiecoaches gezamenlijk met de bewoner of er een traject wordt gestart en zo ja, met welke coach. Bij het starten van een traject plannen de coaches meteen op korte termijn de tweede afspraak (meestal binnen een week). Tussen deze afspraken in legt de participatiecoach, in het geval van reeds lopende trajecten bij andere organisaties, contact met deze organisaties.
Het vervolg Hoe het vervolg eruit ziet, is bij elke bewoner anders. De gesprekken vinden meestal bij de bewoner thuis plaats, maar soms ook bewust elders (bijv. wijkcentrum, werkplek participatiecoach in de wijk, UWV-Werkplein) om al beweging in gang te zetten. De gesprekken verdiepen zich, om de situatie van de bewoner en zijn gedrag helder te krijgen. Vooral voor de bewoner zelf. Inzicht in het hier en nu is de basis om verder te gaan en de coachingsvraag helder te krijgen. Om dit te bewerkstelligen zet de participatiecoach gesprekstechnieken in, alsook andere werkvormen, zoals coachingskaartjes, collages, mindmaps, tekenen en schilderen en de schaalvraag. SCHAALVRAAG ‘EVALUATIE’ De participatiecoach vraagt aan de bewoner: ‘Op een schaal van 0 tot 10, waarbij 0 staat voor “het startpunt van het aanpakken van je problemen”, en 10 staat voor “je ideale toekomstbeeld of -droom”, waar bevind jij je dan op dit moment?’. Het getal dat door de bewoner wordt genoemd wordt vervolgens als volgt bevraagd: ‘Wat zit er allemaal in die 5 die jij noemde? Wat nog meer? Wat nog meer?’ De antwoorden bieden een basis om verder te bouwen richting een oplossing. Vervolgens wordt verkend wat er aanwezig is als de bewoner op de 10 zal zijn. Ten slotte verkent de participatiecoach met de bewoner wat de eerste kleine stap zal zijn richting de gewenste situatie. Eigen verantwoordelijkheid van de bewoner staat centraal. De participatiecoaches hebben niet de antwoorden c.q. oplossingen, maar kunnen de bewoner ondersteunen om die boven tafel te krijgen en eigen keuzes te maken. Het streven is dat de bewoner binnen twee maanden een eigen POP opstelt, waarin hij doelen stelt met de focus op participatie en werk. Als hulpmiddel is hiervoor een format ontwikkeld (zie bijlage 2). De praktijk moet uitwijzen of de bewoner hiermee uit de voeten kan. De POP wordt door zowel de bewoner als de participatiecoach ondertekend. Hiermee committeren beiden zich aan het traject en de investering (o.a. tijd, inspanning, geld) die daarbij hoort. De coaching richt zich vanaf dat moment op het concreet maken en bereiken van die doelen. Aan het eind van het traject of na één jaar evalueert de bewoner zijn eigen traject. Hij benoemt de beginsituatie en de stappen die hij vanaf dan gezet heeft. Daarna kijkt hij vooruit naar de stappen die hij nog wil zetten.
25
Rollen Het traject dat de participatiecoach en de bewoner samen afleggen bestaat voor een groot deel uit maatwerk. Hierdoor vervult de participatiecoach per bewoner (soms zeer) verschillende rollen en daarmee werkzaamheden. Hieronder zijn de verschillende rollen beschreven die de participatiecoach kan vervullen: De Coach - Coachen: luisteren, bevragen, reflecteren, stimuleren, complimenteren, confronteren, evalueren. - Bewoner zelf stappen laten zetten. De Regelaar - Het regelen van simpele tot zeer complexe zaken in het leven van de bewoner. - Puinruimen, orde op zaken stellen na het eerste gesprek als er sprake is van chaotische omstandigheden. De Regisseur - Organiseren en afstemmen van samenwerking op casusniveau. - Afspreken wie regierol heeft. - Naleven en bewaken van samenwerkingsafspraken. - Partners aanspreken op de samenwerking en de dienstverlening aan de bewoner. - Zorgwekkende signalen rondom bewoner bespreken met experts uit het netwerk. De Ondersteuner - Oefenen. - Voor- en nabespreken. - Meegaan. - Herinneren aan afspraken. - Helpen bij invullen formulieren. De Toeleider/Dienstenmakelaar - Wijzen op de mogelijkheden op het gebied van voorzieningen, participatie en reintegratie, hulpverlening, wonen etc. - Doorverwijzen naar andere organisaties (inclusief warme overdracht).
Afronding van het traject Een traject wordt afgerond als: - Iemand geen POP wil maken of er nog niet aan toe is. Dit kan de bewoner beslissen, de coach of gezamenlijk; - De resultaten behaald zijn en/of de bewoner eraan toe is. Er kan ook sprake zijn van een vervolg-doelstelling: ‘ik heb werk gevonden en ik wil het graag houden’. Als de behoefte bestaat kan de participatiecoach betrokken blijven bij het vervolgtraject; - Er sprake is van toeleiding naar passende dienstverlening; - De bewoner verhuist of overlijdt.
26
Overleg, intervisie en reflectie Overleg Op een vaste ochtend per twee weken heeft het team een drie uur durend teamoverleg. Dit overleg staat in het teken van werkafspraken en inhoudelijke afstemming. In dit overleg wordt tijd ingeruimd voor gastsprekers vanuit het netwerk die specifieke kennis en ervaring delen met participatiecoaches, waarmee naast deskundigheidbevordering gewerkt wordt aan het versterken van de samenwerking. Intervisie Eén keer per maand overlegt het team participatiecoaches een volledige dag. Dit overleg begint standaard met ‘Hoe zitten we erbij?’. Hierbij krijgt ieder teamlid de gelegenheid om in drie minuten te vertellen hoe het gaat en wat hem bezighoudt, zowel werk als privé. Er wordt gebruik gemaakt van een ‘talking stone’; alleen degene met de steen praat, de rest luistert. Dit begin van het overleg heeft meerdere functies: aandacht voor elkaar en loskomen van de waan van de dag. Een werkwijze die veel professionele ruimte laat aan de participatiecoach vraagt om voortdurende intervisie. Juist ook door het werken in een complex uitvoeringsveld, met relatief zware doelgroepen en probleemsituaties. Een groot deel van het overleg wordt daarom besteed aan intervisie en casuïstiek. Er is gekozen voor verschillende manieren van intervisie en casuïstiekbespreking omdat het niet alleen gaat om het bespreken van de casus, maar ook om het verder ontwikkelen van technieken en het oefenen van werkvormen (bijv. gebruik coachingskaartjes, mindmappen, hot seat). HOT SEAT 1) 2) 3) 4)
Eén van de teamleden gaat op de hot seat zitten en benoemt zijn hulpvraag of dilemma. De overige teamleden stellen om de beurt een vraag aan die persoon. Als de situatie duidelijk is voor iedereen, geeft ieder teamlid advies. De sessie eindigt met positieve feedback naar de persoon op de hot seat.
Spelregels - Stel open vragen (vragen beginnend met Wie, Wat, Waar, Waarom, Waardoor, Waarmee, Hoe, Met wie). - Elke vraag moet aansluiten op het antwoord van de vorige vraag. - Beperk het antwoord tot de gestelde vraag. - Geef geen waardeoordelen maar ondersteun de persoon die in de hot seat zit. - Iedereen doet mee. - Benoem een procesbegeleider die toeziet op de spelregels.
Ook worden er thema’s besproken onder de noemer ‘Rondje ...’(Rondje coaching, lef, creativiteit, dienstverlening, resultaten). De manier waarop het thema wordt uitgewerkt verschilt. Zie bijlage 3 voor de uitwerking van ‘Rondje Werkvormen’.
27
Reflectie De teamleden maken weekimpressies, succesrecepten en interviewverslagen. Op deze manier reflecteren de teamleden niet alleen op hun ervaringen, ze maken er andere geïnteresseerden ook deelgenoot van. Inmiddels worden deze stukken breed verspreid, zowel binnen de organisatie als daarbuiten. Daarnaast vertellen de teamleden binnen en buiten Arnhem over het project tijdens presentaties. Op deze manier nemen zij anderen mee in waar zij mee bezig zijn, wat dat oplevert en wat het met de bewoners en met hen doet. Elke impressie en presentatie levert de teamleden ook weer wat op: zinvolle reacties, kennis en zelfreflectie.
Samenwerking In de wijken Vanaf het begin heeft het project ook ingezet op de samenwerking in de wijken. Allereerst met welzijnsorganisatie Rijnstad, en dan met name met de medewerkers van het Vernieuwingsproject die ook ‘achter de voordeur’ komen. Hiermee is de afspraak gemaakt om elkaar niet als concurrenten te zien maar als collega’s. En vooral niet bij dezelfde voordeur aan te bellen: één belt aan en komt ook namens de ander en betrekt de ander erbij als zijn expertise nodig is. Daarna volgen andere partners: met wie en hoe die samenwerking er uit ziet is per wijk verschillend. Er is behoefte aan verdere ontwikkeling van de samenwerking, ook na 2009. Met organisaties rond werk en inkomen Binnen het project is samenwerking gezocht met organisaties rond werk en inkomen. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat de participatiecoaches samenwerken met de casemanagers van de Dienst IZ van de gemeente. Bij de start van het project zijn een aantal werkafspraken gemaakt met de sector Werk & Inkomen.
1. Wie kunnen er meedoen aan de participatieprojecten? Iedere bewoner die in een van de krachtwijken (incl. Geitenkamp) van Arnhem woont kan deelnemen aan ons project, tenzij: er een actief reïntegratie- of participatietraject via IZ of UWV loopt; het een uitkeringsgerechtigde betreft die direct bemiddelbaar is; er binnen IZ of UWV een lopend fraudeonderzoek gaande is. In die ‘tenzij gevallen’ zal de participatiecoach contact zoeken met de medewerker die verantwoordelijk is voor de bewoner of voor het traject om te overleggen en om af te stemmen. De participatiecoach beslist na een zorgvuldige, professionele afweging o.b.v. de informatie die verkregen is, of de dienstverlening aan de bewoner zal worden gestart (de ‘tenzij gevallen’ zijn dus geen uitsluitinggrond). Als de betreffende medewerker van IZ (of UWV) het niet eens is met deze beslissing kan er een “stop” ingelast worden. De situatie zal dan voorgelegd worden aan de leidinggevende van de betreffende medewerker en de projectleider van de participatiecoaches, die samen beslissen.
28
2. Wat doet de casemanager aan doelmatigheid als de participatiecoach een bewoner begeleidt? Als de participatiecoach een bewoner begeleidt wordt dit gemeld aan de casemanager en door de participatiecoach in Stratech geregistreerd. De participatiecoach zorgt voor een trajectplan, zodat de kosten van het traject uit het W-deel gefinancierd kunnen worden(binnen het project werken wij met een deelnemersovereenkomst en een POP). De casemanager houdt zich vanaf dat moment op de achtergrond en onderneemt geen actie op het gebied van doelmatigheid, tenzij de participatiecoach bij de casemanager aanklopt met een trajectvoorstel gericht op participatie/reïntegratie en schuldhulpverlening . Van de casemanager wordt verwacht dat hij of zij ‘ja’ zegt tegen dit voorstel en zich volledig inzet om het voorstel zo snel en zo goed mogelijk tot uitvoering te brengen (dit komt overeen met afspraken die de gemeente en andere organisaties die actief zijn in de wijken met elkaar gemaakt hebben om de uitvoering van de wijkactieplannen optimaal te ondersteunen). De participatiecoach zal de casemanager op de hoogte brengen als de dienstverlening stopt. In eerste instantie duurt de begeleiding van de participatiecoach een half jaar. Als de begeleiding voortgezet moet worden na dit half jaar zal de casemanager op de hoogte gesteld worden.
3. Doet de participatiecoach ook aan rechtmatigheid? De casemanager blijft degene die verantwoordelijk is voor alle uitkeringszaken (hercontrole, mutaties, fraudesignalen, e.d.). De participatiecoach kan indien gewenst wel met de bewoner mee gaan op gesprek. Of dat ook in de praktijk ingezet zal worden en of dat van toegevoegde waarde en werkbaar is zal in de experimentfase bekeken worden. Hoe de participatiecoach zal omgaan met fraudesignalen is ook nog een vraag. In ieder geval zal de participatiecoach de bewoner wijzen op zijn verantwoordelijkheid en de consequenties van zijn gedrag. Alle (vermoedens van) fraude wordt binnen het team van de participatiecoaches ingebracht en besproken. Gezamenlijk zal dan afgewogen worden of de fraude gemeld zal worden (zal alles te maken hebben met de mate van fraude). De projectleider bespreekt hierbij aanwezige twijfelgevallen met het sectorhoofd. Maatregelweging door de casemanager o.b.v. het stopzetten van deelname aan de participatieprojecten vindt niet plaats. Het gaat immers om een dienstverlening waarvan men vrijwillig gebruik kan maken. Als dit in de toekomst anders wordt is dit expliciet een besluit dat op directieniveau wordt genomen. Gedurende de experimentperiode wordt de relatie participatiecoach-casemanager gevolgd en waar nodig worden aanvullende afspraken gemaakt. Ook is in de opstartfase UWV in de samenwerking betrokken. UWV is medeopdrachtgever van de participatiecoaches en draagt bij aan het project door personele capaciteit en financiële middelen te leveren. De participatiecoaches hebben een vast aanspreekpunt bij elke vestiging van het UWV-werkplein (Noord en Zuid). Deze contactpersonen leveren de participatiecoaches iedere week de nieuwste vacatures aan en stemmen met elkaar af welke passend zijn om mee te nemen in de wijk. Afstemmen en samenwerken met andere sociale partners is een wezenlijk onderdeel van de werkwijze, vanaf de voorbereiding van de huisbezoeken tot en met het einde van de coaching en de zorg daarna.
29
In de periode dat de participatiecoach doorverwijst naar een casemanager of andere partner is de coach terughoudend in zijn eigen acties om deze niet voor de voeten te lopen. Binnen de gemeente Het project werkt binnen de gemeente nauw samen met diverse afdelingen, sectoren en diensten. Vooral met de sector W&I, vanwege de focus op participatie en werk. Zij melden bewoners aan bij het project voor begeleiding en de participatiecoaches leiden bewoners naar hen toe voor bemiddeling, trajecten richting zelfstandig ondernemerschap, inburgering of voor een aanvraag WWB. Ook heeft het team veel contact met diverse collega’s uit de sector Publieke Dienstverlening (PD). Het gaat dan vooral om zaken die de weg vrij moeten maken om tot participatie of werk te komen, zoals een schuldhulpverleningstraject, inzet preventiemedewerker, aanvraag bijzondere bijstand of langdurigheidstoeslag, om zaken die het traject naar werk juist ondersteunen, zoals een financieel arrangement van de stadsbank en om signalen over het verbeteren van de dienstverlening aan de burger. Verder wordt het team binnen de gemeente betrokken bij zaken die gelinkt zijn aan enerzijds het werken in de wijk (onder andere uitvoering wijkactieplannen, Startpunten WMO, Centra voor Jeugd en Gezin) en anderzijds aan de doelgroep (onder andere armoedebestrijding, Aanval op de Uitval). Het team heeft niet de intentie om op de stoel van de ander te zitten. Soms schuurt zij er wel tegenaan en dat is misschien niet altijd even prettig, maar dat lost zich ook weer op. Door met elkaar in gesprek te gaan en te blijven. Belangrijk in de samenwerking is de afspraak, dat ze ‘ja’ zeggen tegen elkaar als ze bij elkaar aankloppen samen met of namens die bewoner. Dat betekent in de praktijk niet altijd dat verzoeken of voorstellen zonder meer worden overgenomen, maar wel dat er mee gedacht en gewerkt wordt om tot een oplossing te komen in het belang van het totale traject van de bewoner.
3.3
Uitgangspunten van de methodiek ‘Wat ik aandacht geef, dat groeit.’
Empowerment De belangrijkste grondslag van het project is het begrip ‘empowerment’. Het uitgangspunt van empowerment is de vraag van de persoon zelf. De eigen kracht wordt aangesproken en door het ervaren van succes wordt tegelijkertijd gewerkt aan het versterken daarvan. De eigen inbreng en verantwoordelijkheid staan centraal. Waar wil jij naartoe, waar ga je mee aan de slag? Een eerste stap richting werk en participatie kan concreet variëren van het structuren van je administratie, het regelen van oppas voor je kind of het organiseren van een buurtactiviteit, tot computerles, een taalcursus of oriëntatie op zelfstandig ondernemerschap.
30
Het effect van de nadruk op empowerment binnen de werkwijze uit zich op verschillende manieren. Zo empoweren de participatiecoaches niet alleen de bewoners die zij begeleiden. Door de stappen die de bewoners zetten, komt ook hun sociale omgeving (partners/kinderen/buren/kennissen) in beweging. En het team empowert ook zichzelf. Door het ontbreken van een kader is de wereld groter. Ervaren zij meer vrijheid én meer verantwoordelijkheid. Het team verlegt haar grenzen, vergroot haar creativiteit en ziet en benut kansen. Ook binnen haar eigen netwerk en organisatie ziet zij beweging op gang komen. Daarnaast is het team gestart met een ontwikkeltraject. De projectleider beschrijft de aanleiding voor de start van dit ontwikkeltraject als volgt: ‘Want ‘anders doen’ en ‘empoweren’ klinkt wel simpel, maar het is alles behalve dat! Opeens kan je je niet meer verschuilen achter een functie, regels, processen; dat maakt best onzeker en kwetsbaar: je brengt vooral jezelf mee. En je mag daarbij niet gaan invullen, opdragen e.d., nee je laat het vanuit de bewoner komen: dus achterover op de stoel, niet de reddende engel of helper willen zijn…..dat valt nog niet mee hebben wij gemerkt.’ Het team is met elkaar een ‘empowermentcoachingstraject’ gestart onder deskundige begeleiding van Isis Saris van de Life Design Academy uit Arnhem. Een traject waarin de teamleden leren wat empowerment is, hoe zij anderen kunnen empoweren en waarin zij ook zichzelf en elkaar empoweren. Dit traject is interactief en op maat. De coaches zelf bepalen voor een groot deel, in overleg met de coach/trainer en de projectleider, wat ze willen leren. De coach/trainer faciliteert dit proces. Het leertraject bestaat voor 20-30% uit theorie en voor ruim 70% uit ervaringsoefeningen, opdrachten en terugkoppelingen. De participatiecoaches ontwikkelen tijdens de training hun eigen empowermentprofiel, op basis van hun eigen visie en hun omgang en ervaringen met de bewoners en het team. Tevens wordt er gewerkt aan het bij elkaar brengen van de ‘best practices’: wat werkt het beste in de praktijk en waarom? Een greep uit de theorie die aan de orde komt: - Wat is persoonlijke/professionele empowerment? - Basis Coachingsvaardigheden, coaching vanuit empowerment. - Empowerment en teambuilding. - Wat is persoonlijke kracht (zelfverantwoordelijkheid) en hoe ontwikkel je dat? - Wat zijn de zes gebieden waarin een persoonlijk empowermentproces bij iemand plaatsvindt? - Hoe schep je een empowerende omgeving waarin mensen zelf verantwoordelijkheid gaan oppakken? - Waar bestaat de kunst van empowerment uit? Hoe faciliteer ik het? - Het leren stellen van empowerende vragen. Welke vragen zet mensen in beweging? Welke vragen werken er voor jou?
31
-
Welke basishouding, of grondhouding is nodig voor empowerment? Wat heb je zelf nodig om dit werk te kunnen doen? Hoe zorg je dat je zelf empowerd blijft? Het ontwikkelen van authentieke communicatie als coach. Behandeling van instrumenten om (een) visie (een positief toekomstbeeld) te kunnen genereren.
Daarnaast krijgt het team de mogelijkheid om gecoacht te worden door studenten van de tweejarige beroepsopleiding voor coaches van de Life Design Academy (LDA). De coaching is bedoeld om hun persoonlijke ontwikkeling verder te stimuleren. Ook is het goed dat de coaches zelf ervaren hoe het is om gecoacht te worden. De eigen POP is het startpunt van de coaching, samen met een aantal zelfgeformuleerde coachvragen. In een periode van vier maanden vinden er vier tot zes coachingsgesprekken van ongeveer anderhalf uur per gesprek plaats.
Achter de Voordeur ‘Als ik klant van onze gemeente zou zijn, zou ik dan door mij zelf geholpen willen worden?’ De participatiecoaches komen niet alleen achter de voordeur, zij denken en werken ook vanuit de situatie die zij achter de voordeur aantreffen. Met andere woorden: zij stellen de leefwereld centraal. In deze benadering van bewoners gaan zij uit van hoe zij zelf door anderen benaderd zouden willen worden. Dit doen zij door tijd en aandacht voor de bewoner te nemen, voor zijn verhaal. Zijn verhaal moet eerst verteld worden voordat je met elkaar verder kan en over de toekomst kan praten. Soms kan het gesprek pas over participatie of werk gaan nadat er eerst andere zaken zijn opgelost: zorgen dat water of stroom weer is aangesloten, een dreigende huisuitzetting ongedaan is gemaakt, een schuldhulpverleningstraject is opgestart, etc. De participatiecoach geeft de bewoner alle ruimte en vertrouwen. Hij toont oprechte interesse in en respect voor de bewoner zoals hij is: iedereen is de moeite waard. De participatiecoach luistert vooral heel goed en vraagt, confronteert, spiegelt, complimenteert, stimuleert en ondersteunt, gaat mee waar nodig. Hij staat ‘naast de bewoner’. Gedurende het contact ziet de participatiecoach de bewoner groeien: het zelfvertrouwen neemt toe, hij gaat bij zichzelf mogelijkheden en kwaliteiten zien. Iedereen wil eigenlijk heel graag vooruit, merkt het team op. De bewoners maken allemaal hun eigen POP, met de focus op participatie en werk. Dit is voor bewoners nieuw: ze zijn gewend dat anderen voor hen denken en dingen invullen. De bewoners maken hun plan in hun eigen taal, in hun woorden, op hun manier; het is hun plan en zij moeten dit kunnen begrijpen. En als het plan er eenmaal is, zien de coaches vaak een versnelling en zien zij mooie dingen gebeuren: bewoners gaan stappen zetten; elke stap wordt als een succes gezien.
32
ACHTER DE VOORDEUR Een van de kenmerken van Achter de Voordeurprojecten is: Op basis van het huisbezoek wordt gezocht naar een integrale oplossing van de sociale problemen van een huishouden. Het gaat niet (alleen) om een vooraf gedefinieerde en afgebakende taak, maar om de bij het bezoek geconstateerde of opgeworpen kluwen van vragen. BRON: CORNELISSEN, E.M.H. EN T. BRANDSEN (2007), HANDREIKING ‘ACHTER DE VOORDEUR’, SEV.
Nee bestaat niet ‘Problemtalk creates problems, solution talk creates solutions’
5
Het hele team daagt elkaar uit om te denken in mogelijkheden: Wat kan wel? Hoe is dat te realiseren? Ze gaan er op af, ze gaan er doorheen, ze gaan voor het grotere belang; zij kijken naar het totale traject. Als bij het eerste deel al ‘nee’ gezegd wordt stagneert immers alles, terwijl een ‘ja’ zoveel meer oplevert dan alleen de ‘ja’ voor dat deel (kostenbaten analyse). De participatiecoaches accepteren geen wachtlijsten als dat het totale traject in de weg staat. Ze gaan voor de versnelling als bestaande processen het traject dreigen te vertragen. Bij deze benadering past oplossingsgericht coachen. Kenmerkend voor oplossingsgericht coachen is dat er weinig tot geen aandacht besteed wordt aan de oorzaken van een probleem. In plaats daarvan wordt direct uitgegaan van mogelijkheden en oplossingen. BASISPRINCIPES OPLOSSINGSGERICHT COACHEN 1. Vertrouwen in de potenties en hulpbronnen van de coachee; 2. Vertrouwen in het realiseren van gestelde doelen van de coachee; 3. Respect voor het wereldbeeld van de coachee (onvoorwaardelijk volgen van de coachee); 4. Focus altijd op wat er wel goed gaat; 5. De kaart is niet het gebied (perceptie ≠ werkelijkheid); 6. Begin met kleine veranderingen; 7. Er bestaat geen mislukking, alleen maar feedback; 8. Flexibiliteit genereert succes. BRON: GARSSEN, B., OPLOSSINGSGERICHT COACHEN, IMPULS ORGANISATIEADVIES, TRAINING EN BEGELEIDING; UIT: HET HANDBOEK VOOR COACHING DEEL I, LIFE UNIVERSITY, HAARLEM, FEBRUARI 2006
5
Uitspraak van Steve de Shazer, zie Garssen, B., Oplossingsgericht Coachen, Impuls Organisatieadvies, training en begeleiding, pagina 7; uit: het handboek voor coaching Deel I, Life University, Haarlem, februari 2006.
33
De participatiecoaches hebben ter ondersteuning een training gevolgd in ‘oplossingsgericht coachen’ bij Impuls Organisatieadvies, training en beleid, waarbij zij geoefend hebben in het gebruik van verschillende concrete instrumenten om in te zetten tijdens een coachingstraject.
Frontlijnsturing ‘Fouten maken mag, zolang je er maar van leert.’ Het team is een spiegel voor met name de eigen organisatie: het team denkt vanuit de bewoner (voelt soms ook de onmacht, frustratie en angst van de bewoner) en koppelt terug wat hen hierbij opvalt. Niet alleen om voor die ene bewoner een succes te boeken, maar ook om structurele verandering op gang te brengen. Dit vraagt wel om een proactieve houding, tactisch inzicht en een dosis lef. Want het is in een gemeentelijke organisatie nog niet zo gebruikelijk als iemand ‘je keuken in komt’ en feedback geeft op jouw dienstverlening. Binnen de organisatieontwikkeling worden de participatiecoaches met hun manier van werken en de wijze van aansturing als voorbeeld gebruikt. Het draagvlak van het MT en het DT speelt hierin een belangrijke rol. Juist omdat het team geen kaders heeft en ze de gangbare paden verlaten heeft, hebben zij de steun nodig van het MT en het DT. Er zijn situaties waarin het team dit inzet om tot een doorbraak te komen. Het team heeft een vrije, neutrale rol binnen de organisatie, waardoor zij optimaal kan aansluiten op de leefwereld van bewoners en zaken binnen de gemeente kan signaleren, aanjagen, voor elkaar krijgen, kortom: oplossingsgericht bezig kan zijn. Voor bewoners is het belangrijk dat zij wel van de gemeente zijn, maar niet ‘van de sociale dienst’. Als vertegenwoordigers van de gemeente zijn zij werkzaam en zichtbaar in de wijk. Ze zijn een schakel in de keten. De lijnen zijn kort en zij weten elkaar goed en snel te vinden. Leemtes in de dienstverlening vullen zij tijdelijk op en zij zoeken tegelijkertijd naar een structurele oplossing.
34
SPANNING TUSSEN FRONTLIJNSTURING EN BELEIDSSTURING ‘Frontlijnsturing is de sturingspraktijk baseren op de kenmerken en de dynamiek van de kleinst mogelijke ‘handelingseenheid’ in het openbaar bestuur, namelijk de directe interactie tussen uitvoerende professionals en burgers’ Binnen de gemeentelijke organisatie zal rekenschap moeten worden gegeven van de effecten die het kijken vanuit een frontlijnperspectief heeft op de interne organisatie. De belangrijkste spanningen tussen frontlijn en taakorganisatie zijn als volgt te omschrijven: - Men blijft eerder in structuren denken dan in concrete samenwerking; - Het ‘domeindenken’ overheerst (‘eigen domein eerst’); - Verticale verantwoordingseisen doorkruisen horizontale samenwerkingspatronen; - Niet de burger/cliënt staat centraal maar het belang van de betrokken organisaties. BRON: HARTMAN, C EN P. TOPS (2005), FRONTLIJNSTURING; UITVOERING OP DE PUBLIEKE WERKVLOER VAN DE STAD, UNIVERSITEIT VAN TILBURG.
35
36
4
Methodiek groepsgewijze aanpak ‘Arnhem in 6 beweging’
4.1
Inleiding
Naast de individuele benadering worden wijkbewoners groepsgewijs gestimuleerd deel te nemen aan (de organisatie van) activiteiten in de wijk. RadarAdvies heeft in samenwerking met de projectleider de methode van de activeringsteams toegeschreven naar een Arnhemse variant en dit uitgewerkt in een bedrijfsvoeringplan. Hieronder volgt (op basis van dit bedrijfsvoeringplan) een korte beschrijving van de methode van ‘Arnhem in beweging’. De gemeente Arnhem experimenteert middels dit project met een methode om bewoners, met name uitkeringsgerechtigden, in wijken te laten participeren, ten behoeve van de wijk. In de kern gaat het om ‘groepsgewijze empowerment’ van mensen: mensen in hun kracht zetten zodat ze zich actief inzetten voor de wijk of stad en zelf daardoor actief deelnemen aan de maatschappij. Om empowerment van bepaalde doelgroepen te realiseren is het van belang daarvoor een omgeving te creëren waarin het proces van het (her)ontdekken van eigen kracht en kwaliteiten in gang wordt gezet. Het project ‘Arnhem in beweging’ kan gezien worden als een voorbeeld van het creëren van een dergelijke omgeving.
4.2
De werkwijze
In de vijf Arnhemse wijken wordt in fasen naar een activeringsteam gewerkt door een groep wijkbewoners. Hieronder volgt een korte schets van de fasen zoals deze in Arnhem zijn vormgegeven.
Fase 1 In mei 2008 start het project met het organiseren van wijkcampagnes, in nauwe samenwerking met de participatiecoaches. Zij werven op basis van een profiel per wijk vijf bewoners die als interviewer aan de slag gaan. In eerste instantie zijn bewoners benaderd die al enige tijd een WWB-uitkering ontvangen en een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Per wijk formeren de bewoners een groep onder leiding van een kwartiermaker van RadarAdvies. Zij krijgen gezamenlijk een interviewtraining en maken een draaiboek: met welke vragen gaan we de wijk in? Waar gaan we staan? Wat hebben we nodig? De uiteindelijke campagnevragen zijn: 1 Op wat bent u trots in de wijk? 2 Wilt u ook mee(r) doen? 3 Wat zou u willen doen?
6
De tekst uit dit hoofdstuk is grotendeels afkomstig uit Radar, Bedrijfsvoeringplan Arnhemse activeringsteams, januari 2009.
37
De resultaten van de wijkcampagne worden door de deelnemers zelf gepresenteerd aan diverse wethouders, de begeleidingscommissie, wijkplatforms, wijkmanagers etc. Het zelf presenteren maakt onderdeel uit van het empowermentproces en maakt de deelnemers meer betrokken en verantwoordelijk. De specifieke uitkomsten van de campagne zijn hieraan ondergeschikt. Daarnaast zijn de toehoorders getuige van de groei van de bewoners. Uitkomsten wijkcampagne Presikhaaf 1. Zwemmen − Zwembad in de wijk − Zwemmen voor allochtone vrouwen − Aan Arnhem-card gelijke korting voor zwemles kinderen in Velp 2. Park − Activiteiten − Ontmoeting (eten, drinken, toilet) 3. Activiteiten voor − Uitbreiding van bestaande faciliteiten (ruimte of vervoer naar elders) jongeren (14-20 jaar) en kinderen − Speelgelegenheid in eigen woonomgeving 4. Verbinding tussen − Gemeente (plannen bouw Cruijffveld, speelplaatsen, afval en hondenpoep op straat) wijkbewoners en − Sita (afvalinzameling) organisaties − Kledingbank − Politie − Wijkagent − Connexion − Basisscholen 5. Bevorderen − Multicultureel sociale contacten − Ontmoeting in de wijk − Vrouwen/allochtone vrouwen/ allochtone mannen
Fase 2 Voor de volgende fase wordt de interviewgroep uitgebreid van vijf naar tien deelnemers. Deze fase staat in het teken van verdiepend wijkonderzoek door de bewoners zelf. Hiervoor ontwikkelen zij zelf hun eigen wijk-vragenlijst (zie bijlage 5 voor de vragenlijst). Gedurende vier weken gaan de interviewers met de vragenlijst de wijk in op huisbezoek. Samen werken zij de vragenlijsten uit. Het resultaat is een lijst van geconstateerde behoeften in de wijk rond dienstverlening, activiteiten en wat wijkbewoners hebben aangegeven zelf te willen doen voor hun wijk en/of medewijkbewoners. Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt door een activeringsteam een wijkbedrijfsplan opgesteld. In dit wijkbedrijfsplan wordt per activeringsteam aangegeven: 1 Soorten activiteiten; 2 Bemensing en werkwijze; 3 Doelgroepen; 4 Positionering in bestaande infrastructuur per wijk; 5 Samenwerking met externe partners; 6 Financiering/investeringen/exploitatie/benodigde communicatie/huisvesting/etc.
38
Per wijk wordt een top vijf van diensten en activiteiten samengesteld waaraan de wijkbewoners behoefte hebben. Deze worden gekoppeld aan de capaciteiten en affiniteit van de groepsleden. Vervolgens wordt geïnventariseerd wat nodig is om vraag en aanbod bij elkaar te brengen, welke trajecten nodig zijn, wie de afnemer is, hoe de financiering eruit ziet etc. Het uitgewerkte wijkbedrijfsplan wordt vervolgens voorgelegd aan en vastgesteld door de begeleidingscommissie. De interviewers presenteren hun wijkbedrijfsplan in de wijk. DIENSTENPAKKET UIT WIJKBEDRIJFSPLAN ACTIVERINGSTEAM HET ARNHEMSE BROEK 1. Ondersteunen bij zelfstandig ondernemerschap (in de wijk). 2. Dienst Buurtservice 1: Klussen huis en tuin en Toezicht schoon, heel en veilig. 3. Dienst Buurtservice 2: Infopunt en Meedenkfunctie. 4. Organiseren activiteiten voor jongeren. 5. Organiseren activiteiten voor ouderen. BRON: WIJKBEDRIJFSPLAN ACTIVERINGSTEAM HET ARNHEMSE BROEK, ARNHEM, DECEMBER 2008.
Fase 3 In deze fase gaat het activeringsteam echt aan de slag met de goedgekeurde wijkbedrijfsplannen. Het begint met de benoeming van activeringsmedewerkers en –assistenten. Daarna volgt het vinden van een geschikte locatie en een openingsfeest om de bekendheid in de wijk te vergroten. Naast het opstarten van de diensten en activiteiten conform het wijkbedrijfsplan, leggen zij verbinding met het netwerk in de wijk, bijvoorbeeld door aanwezigheid op wijkdagen. De gemeente benut de activeringsteams als laagdrempelige ingang tot de wijk. In samenwerking met het Budget AdviesCentrum (BAC) volgen de activeringsmedewerkers een aantal workshops. Het doel is dat de activeringsmedewerkers meer weten over de werkzaamheden van het BAC, zodat zij mensen uit de wijk kunnen informeren over het BAC, hen kunnen stimuleren om hulp te vragen en eventueel door te verwijzen. De activeringsteams volgen de cursus ‘Ik als activeringsmedewerker’. Ook wordt de AKAopleiding aangeboden. Naast het groepproces loopt het individuele traject van iedere deelnemer aan het activeringsteam door. Onder begeleiding van de trajectmanager wordt, in samenwerking met de participatiecoach, het maximaal haalbare op het gebied van participatie en werk nagestreefd.
39
DE BASISPRINCIPES VAN DE ARNHEMSE ACTIVERINGSTEAMS ZIJN: 1 Langdurig werklozen en andere wijkbewoners activeren zelf andere werklozen en ze gaan actief op zoek naar activiteiten waar burgers / buurten behoefte aan hebben; 2 De werkomgeving komt overeen met die van betaald werk: het gaat om afspraken maken en nakomen, op tijd komen, elkaar helpen etc.; 3 Er wordt samengewerkt met de organisaties die in de wijk al diensten aanbieden. Het gaat vaak om het clusteren en uitbreiden van bestaande activiteiten, per wijk zal maatwerk geleverd moeten worden; 4 Met de Dienst IZ worden duidelijke afspraken gemaakt over eventuele re-integratie van een deelnemer, als blijkt dat een ontwikkeling richting betaald werk aan de orde is. BRON: RADAR, BEDRIJFSVOERINGPLAN ARNHEMSE ACTIVERINGSTEAMS, JANUARI 2009. Naast de behoeften van de wijk en de mogelijkheden van de activeringsmedewerkers zijn er ook andere aandachtspunten die het uiteindelijke succes kunnen bepalen, bijvoorbeeld: - Voorkom valse concurrentie; - Overleg met eventuele ondernemers en instellingen die op een te kiezen deelgebied actief zijn, overleg welk deel van hun dienstverlening blijft liggen, of probeer een samenwerking te zoeken of juist ondersteunende werkzaamheden te ontwikkelen; - Zoek vaste afnemers (woningcorporaties, gemeente, sportclubs, zorginstellingen, politie), om continuïteit te creëren; - Houd rekening met de hoogte van de startinvesteringen van een bepaalde dienst; - Maak afspraken met bedrijfsleven en ROC’s over leerwerktrajecten.
Toekomst Er is goedkeuring voor een periode van twee jaar, met optie op verlenging. Mogelijk worden de activeringsteams op een bepaald moment afgebouwd of gaan op in een ander initiatief.
4.3
Uitgangspunten methodiek
Groepsempowerment Aan de activeringsteams ligt de methodiek van groepsgewijze empowerment ten grondslag. Een proces van versterking waarbij individuen, gemeenschappen en organisaties zelf greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving. Een essentieel uitgangspunt van empowerment is dat de doelgroep de bron van kennis, ideeën en oplossingen voor vraagstukken is. Het gaat niet om de ‘beste’ oplossing voor een vraagstuk maar om het proces van op eigen kracht vraagstukken te benoemen, mogelijke oplossingen te bedenken, de meest passende oplossing te kiezen en zich hieraan te verbinden middels een plan van aanpak. Het gaat erom mensen in hun kracht te zetten zodat ze weer in staat zijn regie te voeren over hun eigen leven (persoonlijk leiderschap).
40
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat een aantal gedragsmechanismen ‘empowerment’ bevorderen: – actief leren; – bekrachtigen van effectief gedrag; – anticiperen op obstakels en tegenslagen bij het bereiken van doelen; – oplossen van problemen bij het bereiken van doelen; – organiseren van sociale steun onder deelnemers; – planmatige benadering. BRON: UNIVERSITY OF MICHIGAN, TNO KWALITEIT VAN LEVEN. Mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben vaak het geloof in zichzelf verloren, kennen hun eigen kracht niet meer en hebben de moed opgegeven ooit nog eens werk te vinden. Juist dit geloof in eigen kracht en kunnen is cruciaal voor de motivatie om weer actief te worden, creatief te zijn, zelf de regie weer te voeren en verantwoordelijk te zijn voor eigen handelen. Door het werken in een groep wordt de kracht van individuele bewoners versterkt. Bewoners herkennen elkaars verhalen en kunnen elkaar inspireren en aanvullen. Bewoners die als interviewer optreden doen iets nuttigs voor de eigen wijk. Hun actieve betrokkenheid helpt hen om het geloof in zichzelf terug te vinden, meer eigen verantwoordelijkheid te nemen, zin in werk te krijgen en een beeld te krijgen van hun toekomstmogelijkheden. De activeringsteams bieden een veilige omgeving waarin bewoners werknemersvaardigheden leren (afspraken maken en nakomen, op tijd komen, elkaar helpen etc.). Bewoners doen binnen het activeringsteam stap voor stap dingen waarvan zij niet (meer) wisten dat zij daartoe in staat waren. Nagenoeg alle stappen in dit proces worden genomen door de bewoners zelf, en er vindt in elk van deze stappen empowerment plaats. De steun die ze in dit proces krijgen van hun groepsgenoten, maakt het makkelijker om met alle veranderingen om te gaan en om vol te houden als het even tegenzit. De bewoners krijgen (zelf)vertrouwen door het ervaren van successen en met dat vertrouwen benaderen en motiveren ze weer de andere bewoners.
Door bewoners, voor bewoners Een van de basisprincipes van de groepsgewijze aanpak is dat wijkbewoners, vaak langdurig werklozen, zelf andere wijkbewoners activeren. Ze gaan actief op zoek naar activiteiten waar bewoners/buurten behoefte aan hebben. Ze onderzoeken de sociale kwaliteit van de wijk, de ervaringen van wijkbewoners met de ondersteuning die de voorzieningen en de gemeente hen biedt. Het gaat dan om de belangrijke terreinen van werk, inkomen, zorg, gezondheid, ondernemerschap, participatie en leefbaarheid. Dat zijn zaken die er toe doen, niet alleen voor bewoner/interviewer zelf maar ook voor de wijk waarin hij of zij woont.
41
Het doel is de bewoners per wijk aan elkaar te koppelen om zo gezamenlijk teams te vormen die voorzien in behoeften die in de wijk spelen. Dit heeft een aantal voordelen: - Bewoners die als interviewer optreden kennen de eigen buurt en kunnen inspelen op onderwerpen die daar specifiek spelen. - Bewoners vertellen elkaar vaak méér dan ze aan professionals zouden vertellen. - Bewoners die al vanaf de inventarisatie betrokken zijn bij een project of methodiek zijn niet langer ‘passieve’ klanten, maar ‘actieve’ partners bij het oplossen van de problemen. In het voortraject dénken ze mee; in de uitvoering dóen ze mee. De activeringsteams werken in principe wijkgericht, en willen door het bieden van stimulerende vormen van begeleiding aan ‘inactieve’ wijkbewoners enerzijds actieve deelname en betrokkenheid van deze wijkbewoners bevorderen, en anderzijds activiteiten en diensten uit laten voeren waar vanuit de wijk behoefte aan is. In de kern brengt deze aanpak twee maatschappelijke uitdagingen samen. Enerzijds de toenemende maatschappelijke vraag van mensen met beperkingen naar zorg- en welzijnsdiensten in de wijk (het Wmo perspectief). Anderzijds de noodzaak mensen met een uitkering activering en re-integratie te bieden. De inzet van uitkeringsgerechtigden in buurtgebonden dienstverlening beantwoordt aan beide uitdagingen.
Lokaal maatwerk Voor de groepsgewijze aanpak is RadarAdvies gevraagd voor de uitvoering. Zij hebben ruime ervaring met een activeringsaanpak bij andere gemeenten. RadarAdvies is nadrukkelijk gevraagd om hun ervaringen aan te passen aan de Arnhemse situatie en zelfs aan de verschillende wijken. Daarbij komen de volgende vragen naar voren: - Hoe kunnen de activeringsteams worden ingepast binnen de bestaande sociale infrastructuur en aansluiten op de bestaande activerings- en reintegratieinstrumenten in Arnhem? - Hoe kunnen de activeringsteams daadwerkelijk inspelen op de vragen en behoeften van de doelgroep? - Hoe kan er een verbinding worden gemaakt tussen de bijzondere kwaliteiten van de wijk en de stad en de kwetsbare groepen (zie voor een uitwerking ook bijlage 6)? Bij de planvorming en bij de campagnes worden relevante partners in de stad betrokken zodat medewerking en draagvlak onder professionals ontstaat. Relevante partners zijn o.a. de woningcorporaties, Rijnstad, de ROC’s, 2Switch en andere gemeentelijke diensten. De activeringsteams zoeken actief de samenwerking met de organisaties die in de wijk al diensten aanbieden. Het is belangrijk dat zij aansluiten bij het bestaande aanbod en dit versterken met hun input en/of inzet.
42
Om de groepsgewijze aanpak te borgen, heeft de gemeente in een vroeg stadium twee Arnhemse partners (2Switch en Rijnstad) bereid gevonden om te participeren. Met deze participatie worden een drietal doelen nagestreefd: 1 met de activeringsteams aansluiten bij stedelijke ontwikkelingen; 2 participerende partners doen ervaring op en leren werken met de methodiek van groepsgewijze empowerment; 3 de gemeente wordt (op basis van een evaluatie) in staat gesteld te bepalen of bij betrokken partner de aanpak groepsgewijze empowerment voldoende is gewaarborgd (ook op langere termijn).
43
44
5
Procesevaluatie
5.1
Wat er aan vooraf ging: een visie en twee projectideeën
Een harde kern van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt is nog niet toe aan betaald werk en het lukt de gemeente onvoldoende deze groep via het bestaande reintegratieaanbod succesvol te activeren. De gemeente gaat experimenteren met twee nieuwe, onorthodoxe projecten. Mensen worden optimaal geprikkeld om aan de slag te gaan met participatie of werk. De gemeente Arnhem wil bij de aanpak samenwerken en nadrukkelijk op zoek naar de grenzen van de wet- en regelgeving om zo veel mogelijk te voorkomen dat deze een barrière vormen.
DE HANDEN INEEN SLAAN Wethouder Barth van Eeten (Sociale Zaken): “We gaan allerlei manieren beproeven om mensen te bereiken, in de buurt, dichtbij huis en achter de voordeur. Zij kloppen niet altijd zelf tijdig aan voor hulp en advies. Door er vroeg bij te zijn, kunnen we helpen problemen te voorkómen. Vrijwilligers in de wijk en gemeente slaan de handen ineen. Dat doen we samen met instellingen die in de wijk actief zijn, zoals de welzijnsstichting Rijnstad en de woningcorporaties.”
Project participatiecoaches: ‘Meedoen dat doe je zelf’ De gemeente zet in op een ‘naar-buiten-tredende aanpak’.7 Tien (later twaalf) participatiecoaches worden in de wijken ingezet. Het doel is bewoners te stimuleren actief te worden in de maatschappij, te participeren en als dat mogelijk is, om aan het werk te gaan. De coaches krijgen de taak mee om in de genoemde periode vijfhonderd huisbezoeken af te leggen. “Andere organisaties blijven soms binnen hun kaders werken, en dan maken wij de stap over de kaders heen om dan toch het gewenste resultaat te bereiken. Wij hebben niet te maken met bepaalde doelstellingen en wij hebben dus ook de ruimte om verder te gaan” (groepsgesprek met de participatiecoaches). Het algemene doel van het project is een toename van participatie, doorstroom naar werk of scholing en een afname van uitkeringsafhankelijkheid. Het projectplan sluit daarmee aan bij een aantal belangrijke doelstellingen van de gemeente Arnhem op het terrein van participatie en werk.
Project activeringsteams: ‘Arnhem in beweging’ Naast de meer individueel gerichte benadering zet de gemeente Arnhem ook een groepsgewijze benadering in.8 Het projectplan laat ruimte om zelf invulling te geven aan een werkwijze.
7
8
Vergelijk: Gemeente Arnhem, Meedoen: dat doe je zelf! Beslisdocument participatiecoaches, april 2008. Zie: RadarAdvies, Bedrijfsvoeringplan Arnhemse Activeringsteams, januari 2008.
45
Het ambitieniveau is hoog, maar in het plan wordt benadrukt “vooral realistisch te blijven”. Hoewel de afstand van de doelgroep tot regulier werk groot is, wil de gemeente een doorstroom naar regulier werk realiseren.9 Maar, zo is in het plan te lezen, het model van de Activeringsteams biedt ook ruimte voor mensen waarvoor dit perspectief binnen afzienbare tijd te hoog gegrepen is. ‘GRANIETEN BESTANDEN’ “Het zijn denk ik toch voornamelijk mensen uit het ‘granieten-bestand’. Van die mensen weet de gemeente vaak niet meer hoe ze hen verder kan helpen. En uiteindelijk blijkt het dan toch genuanceerder te liggen wanneer je met zo’n groep gaat werken. Ik vind het ook wel belangrijk dat het niet alleen om het scoren gaat. Ik vind het mooi dat je in een groep van tien mensen één bewoner ziet waarover je heel sceptisch bent, maar dat juist die persoon stapjes gaat zetten. Dat heb ik dus liever dan dat je er een paar selecteert waarvan je zeker weet dat het gaat lukken en dat je ook gaat scoren. Ik haal veel meer voldoening uit de echte granieten bestanden” (interview met kwartiermakers).
Onderzoek Voor de procesevaluatie is gebruik gemaakt van documentatie die gedurende de projectperiode door de onderzoekers is verzameld. Daarnaast zijn diverse professionals en bewoners geïnterviewd. In bijlage 7 is de opzet en aanpak van het onderzoek opgenomen.
5.2
Project participatiecoaches: ‘Meedoen dat doe je zelf’
Regie Startbijeenkomst Een belangrijke voorwaarde voor succes is de samenwerking met organisaties in de wijk. De gemeente geeft hier vanaf de start actief invulling aan. Zo neemt zij initiatief voor het organiseren van een bijeenkomst met diverse maatschappelijke partners.10 Doel van de bijeenkomst was een gezamenlijk urgentiegevoel te ontwikkelen voor de problematiek en een daarbij passende aanpak. Resultaat van de bijeenkomst was breed gedragen steun voor een nieuwe werkwijze en het ontwikkelen van een gezamenlijke methodiek.
9 10
Bron: interviews. Bron: diverse interviews. Het gaat daarbij met name om de zorg- en welzijnsinstellingen, woningbouwcorporaties, onderwijsinstellingen en diverse andere partners.
46
CREËREN VAN VOORWAARDEN VOOR SAMENWERKING “Vervolgens kwam de boel bij elkaar, en heeft de gemeente een bijeenkomst georganiseerd en daarin kwam ook de systeemwereld vs. de menswereld aan de orde. En ook voor mij kwam zo’n beetje alles bij elkaar, om te zeggen nu kunnen we duiden wat de vraagstukken zijn en nu weten we ook hoe het anders moet. En daar is ook gezegd: ‘als we aan de slag gaan met de participatiecoaches, verbinden jullie [UWV, woningbouwcorporatie, et cetera] je er ook aan? En dan krijg je te horen van; ‘ik heb ook mijn productietaakstelling.’ ‘Nee! Verbind jij je aan dit project?’ En dat waren hele mooie momenten. En toen is er eigenlijk de voorwaarde gecreëerd om hiermee aan de slag te gaan” (uit: interview met een vertegenwoordiger van een woningbouwcorporatie). Met deze bijeenkomst neemt de gemeente actief regie op de wijk en voldoet daarmee aan drie belangrijke voorwaarden voor effectieve regievoering: 11 zij draagt bij aan het afbakenen van het vraagstuk en de betrokken partijen; de gemeente bevraagt betrokkenen op alle relevante informatie ten behoeve van het verkrijgen van een goed en omvattend beeld van de situatie; de gemeente mobiliseert, enthousiasmeert en inspireert betrokkenen bij te dragen aan het geheel, de gemeente koppelt betrokkenen aan elkaar. In de interviews wijzen betrokkenen over de gehele linie op de noodzaak voor effectieve regievoering en met name op afbakenen en het overzicht verkrijgen over het geheel. Daarbij wordt vaak verwezen naar het begrip “projectencarrousel”: een situatie waar iedereen langs elkaar heen werkt en projecten stoppen voordat zij tot duurzame resultaten kunnen leiden. “Bij de Vogelaarwijken wordt wel eens geroepen dat het een projectencarrousel is geworden, en iedereen is met van alles en nog wat bezig en wat is het nu in het geheel? En ja, er is een projectcarrousel, maar we hebben wel een aantal projecten op elkaar afgestemd.” (interview met een vertegenwoordiger van een woningbouwcorporatie).
11
“Regie is een bijzondere vorm van sturen, namelijk doelgerichte beïnvloeding ten aanzien van een vooraf afgebakend geheel. Een goede regisseur heeft overzicht over de situatie en is in staat het handelen van verschillende actoren af te stemmen tot een samenhangend geheel om zodoende de beoogde doelen te realiseren”, uit: Partners+Pröpper, Lokale regie uit macht of onmacht? Onderzoek naar de optimalisering van de gemeentelijke regiefunctie, in opdracht van het ministerie van BZK, 2004. Met dat onderzoek zijn ook de prestatievelden voor effectieve regie ontwikkeld: 1) afbakenen van het geheel, 2) overzicht verkrijgen, 3) beleidslijnen uitzetten, 4) samenwerking organiseren, 5) verantwoording afleggen.
47
“Af en toe zie ik het even niet meer, doordat er zoveel projecten zijn. Dan denk ik: ‘wie doet nou wat?’. Er gebeurt wel heel erg veel. En het is goed dat er veel gebeurt, maar coördineer het dan en weet van elkaar wie wat doet. En zorg ervoor dat je niet allemaal met hetzelfde bezig bent. En dat gebeurt nog al eens. De gemeente met dit, woningcorporaties met dat en weer een ander met dat. Maar met de coördinatie gaat het steeds beter, gezien de gemaakte plannen. (…) De gemeente moet het overzicht hebben. Die moet exact weten wat er speelt en welke initiatieven er lopen” ( interview met een vertegenwoordiger van Rijnstad). Samenwerken De samenwerking gaat niet vanzelf en niet vanzelf goed, maar ‘regelt zich gaandeweg in’. In het beginstadium bestaat er soms onduidelijkheid over de taakverdeling tussen de participatiecoaches en collega-professionals van andere instanties. Hierover zijn nadere afspraken gemaakt en is een vruchtbare taakverdeling ontstaan waarmee is voorkomen dat de professionals elkaar in de wielen rijden. De samenwerkingsrelaties tussen de participatiecoaches en de diverse partners zijn gerealiseerd. Het gaat daarbij met name om zorg- en welzijnsinstellingen, woningbouwcorporaties, onderwijsinstellingen en diverse andere partners. Uit de interviews blijkt dat de verschillende teams daarin complementair zijn omdat goed zicht bestaat op de specifieke deskundigheden en doelgroepen:12 “Dat is een samenwerking van ‘jij doet dat en ik doe dat’ dus hele korte lijntjes. (…) Zij [de participatiecoaches] zijn toch specifieker wat werk en inkomen betreft en daarin gespecialiseerd. Zij kennen al die netwerken, en daar hebben zij ook weer die korte lijnen” (interview met een vertegenwoordiger van Rijnstad). “We hebben in het begin aangegeven dat wij de wijsheid niet in pacht hebben en dat wij nog niet exact voor ogen hadden hoe we het zouden gaan doen, en dat wij hierover graag met hun in gesprek wilden treden. Deze manier van benaderen heeft er naar mijn mening voor gezorgd dat wij zo snel werden geaccepteerd door collega’s van andere organisaties.” (groepsgesprek participatiecoaches) Er zijn meer voorbeelden waar de participatiecoaches goed aansluiten op initiatieven van andere partijen.
12
Rijnstad voert in opdracht van een woningbouwcorporatie een Achter de Voordeur project uit (waaronder het Vernieuwingsproject van Rijnstad) en het project Straatwijs. In Straatwijs wordt geëxperimenteerd met het inzetten van sturende instrumenten en dwang, bijvoorbeeld door inschakeling van de politie.
48
CASUS VAN EEN PROFESSIONAL: ‘NIET IN BEELD OF OP ZIJN BEST VERDWAALD IN HET SYSTEEM!’ “Ik zie resultaten. Bijvoorbeeld die jongens die helemaal verdwaald zijn of geen werk hebben, zijn nu aan de betere hand. En jongens die in depressie schieten omdat alles moeilijk is, ze hebben niks. Vaak geen onderdak, geen geld, geen werk, geen verzekeringen. En deze problemen worden gemakkelijk gemaakt. (…) Want op het moment dat jij een uitkering gaat aanvragen of je bij het UWV laat inschrijven en je hebt geen geld. Dan blijven ze allemaal rond cirkelen en dan raak je die persoon weer kwijt. (…) En wat ga je dan doen? Je valt binnen een milieu waar je geen leven hebt. En dan kan die persoon van alles gaan doen en waar komt hij dan terecht? In de gevangenis? En wat bied de gevangenis aan? Ja, je wordt opgesloten. Dat kost niet alleen heel veel geld, maar de jongeren komen ook nog in aanraking met de verkeerde mensen. En dan komt hij er niet meer gezond uit. (…) Maar met behulp van die participatiecoach lopen ze niet tegen die muur van regels aan. Maar wordt hun moed als het ware groter. Er wordt als het ware naar geluisterd, je geeft de ruimte, je biedt die persoon vertouwen, en dan voelt hij zich ook geaccepteerd. En dan krijgt hij ook zelfvertrouwen. Dat is te danken aan die participatiecoaches. (…)Ik kan je zeggen, ik heb het niet gemakkelijk gemaakt voor de participatiecoaches. Ik heb allemaal moeilijke doelgroepen, tussen de tien en twintig jongeren, doorgestuurd waar jongens in zitten die eigenlijk niets hebben. En daarom waren ze ook helemaal uit beeld.” (Interview met de eigenaar van Omar Gym). De samenwerking wordt tijdens de interviews door professionals getypeerd met begrippen als “hecht” en “korte lijnen”. Ook wordt in de interviews door respondenten gewezen op de goede vertrouwensbasis tussen de professionals van de verschillende betrokken organisaties. Zo vindt er bijvoorbeeld frequent overleg plaats tussen de participatiecoaches en medewerkers van Rijnstad om de voortgang van cliënten te bespreken. Er ontstaat gaandeweg een ketensamenwerking tussen de partijen die in de wijk vaak met dezelfde bewoners werken. Bijzonder is de samenwerking met het UWV. Zij doet intensief mee door de inzet van drie participatiecoaches, die de aanpak binnen het UWV uitdragen. Deze coaches brengen vraag en aanbod van beide partijen dichterbij elkaar. “De lijnen zijn zo kort, binnen ons team zitten veel mensen uit verschillende disciplines. De kennis van de gemeente had ik niet en heb ik nu ook maar beperkt. Maar als ik bij het UWV ben en iemand heeft wat nodig bij de gemeente dan kan ik hem via mijn netwerk wel op weg helpen. Al is het maar een naam en een nummer, dat is meestal voldoende. Ik kwam pas een arbeidsdeskundige tegen bij het UWV die ik helemaal niet kende, maar hij zei jij bent toch participatiecoach, ik heb iemand nodig van Werken voor de Stad. Ik zoek een nummer op, speel dat door zodat ze met elkaar in contact kunnen komen. Ik ken ze allebei amper, maar dat maakt niet uit, want ik ben wel de missing link en daar gaat het om. Ik kom nog regelmatig op de UWV vestiging en dat is wel zo handig. Ik ken misschien niet iedereen, maar ik heb wel een lijstje van de directie met bijbehorende telefoonnummers en als ik wat nodig heb dan kan ik dat zo regelen. Dat kan anders weken duren. Korte lijntjes helpen mij dus enorm.” (interview participatiecoach)
49
De participatiecoaches en de werkcoaches van het UWV weten elkaar in de praktijk steeds beter te vinden. SAMENWERKEN MET… UWV ‘De laatste jaren is in ons werkveld veel veranderd. Waar vroeger langdurig werklozen afgeschreven werden en ‘met rust’ werden gelaten, wordt nu activering en participatie centraal gesteld. Tegelijkertijd zien we dat de afstand tussen instanties en klanten groter is geworden. We hebben gemerkt dat onze organisatie, door tijdgebrek en andere prioriteiten, niet altijd in staat is om klanten met complexe problemen te begeleiden naar werk. In die gevallen kunnen we nu voor een aantal Arnhemse wijken de participatiecoach inschakelen. Doordat de coaches vanuit de leefomgeving ondersteuning bieden aan bewoners, kunnen zij de hele situatie van iemand overzien.()Hierdoor lukt het hen in zulke gevallen vaak wel om mensen stappen te laten zetten richting participatie en werk. In de afgelopen maanden hebben we al een aantal mensen succesvol naar de coaches doorverwezen. Om een voorbeeld te geven: Een 50-jarige vrouw was 30 jaar lang huishoudelijk medewerkster op een architectenkantoor, maar werd werkloos door een reorganisatie. Ze kon haar ontslag moeizaam verwerken, voelde zich machteloos en raakte in een sociaal isolement. Na anderhalf jaar werkloosheid is ze dankzij het contact met de participatiecoach weer toekomstgericht gaan denken. Ze is eerst begonnen met vrijwilligerswerk en is sinds kort opnieuw bij ons in beeld. Ze is weer klaar voor de arbeidsmarkt en wij gaan nu re-integratieondersteuning voor haar inkopen. Zo doen we allemaal waar we goed in zijn! De klant staat centraal bij deze aanpak en dat geeft mensen vertrouwen. We zien in de praktijk dat het werkt. BRON: INTERVIEW NIEUWSBRIEF PARTICIPATIECOACHES 1, OKTOBER 2009 Ook zijn er gezamenlijk activiteiten opgepakt, zoals informatiebijeenkomsten voor de activeringsteams. De activeringsmedewerkers, maar ook de kwartiermakers en de participatiecoaches konden horen en ervaren wat het UWV en het Bemiddelingsteam van de gemeente voor bewoners kunnen betekenen. De bijeenkomsten diende meerdere doelen: ondersteunen bij hun eigen zoektocht naar werk, kennisdelen om andere wijkbewoners die werk zoeken van informatie te kunnen voorzien en mee te gaan naar het Werkplein en hen vragen (als klankbord) of de dienstverlening van het UWV voldoende laagdrempelig en uitnodigend is. (Bron: Weekimpressie 29, 2009)
50
Externe regie vraagt om interne regie Om extern een goed samenwerkingspartner te zijn is interne organisatie vereist: ofwel externe regie vraagt om interne regie.13 Dat geldt voor álle betrokken organisaties en in het bijzonder voor de gemeente. De gemeente geeft immers actief invulling aan de regierol ten behoeve van het geheel van de opgave, de betrokken partijen en het proces. Hoewel de samenwerking met afdelingen binnen de gemeente inmiddels beter verloopt, ging dit niet vanzelf. Zeker bij aanvang van het project bestond er bij sommige interne afdelingen en teams enige weerstand tegen het project Participatiecoaches: “in dit project kan en mag alles en zij beschikken over alle middelen” (bron: interviews). De participatiecoaches zijn in gesprek gegaan met collega’s van andere afdelingen om hun manier van werken te introduceren. Dit vond onder meer plaats aan de hand van concrete cases. Inmiddels is er meer begrip ontstaan voor de werkwijze van de participatiecoaches en worden zij vanuit de organisatie regelmatig uitgenodigd om mee te denken of advies te geven over een klant. Om de bewoners te ondersteunen en te stimuleren stappen te zetten richting participatie en werk is het soms noodzakelijk door processen en regelgeving heen te breken. De participatiecoaches moeten hiervoor voldoende mandaat hebben. De betrokkenen definiëren dit als het halen van de ‘Ja’ (bron: interviews). “Waar de participatiecoach mensen doorverwijst of afspraken maakt met de casemanager, wordt van de casemanager een proactieve houding verwacht en maximale medewerking aan eventuele gevraagde en benodigde maatwerkoplossingen voor individuele gevallen (bron: Meedoen: dat doe je zelf! Beslisdocument participatiecoaches, april 2008).” De projectleider heeft actief werk gemaakt van het halen van de ‘ja’ bij zowel de gemeente als andere partners. Vanuit het management- en directieteam van de gemeente is bijvoorbeeld binnen de organisatie gecommuniceerd wat het mandaat inhield en welk gedrag daarbij hoort. Daarmee is voldoende commitment georganiseerd. Het mandaat zorgt er in de praktijk voor dat de participatiecoaches de mogelijkheden hebben om snel en daadkrachtig te kunnen opereren zonder belemmerd te worden door procedures en regels: “De gemeente Arnhem en de andere betrokken instanties hebben de participatiecoach een zekere doorzettingsmacht gegeven om adequaat problemen te kunnen oplossen” (interview met de projectleiding). Dit mandaat biedt de participatiecoaches de mogelijkheid deuren te openen waar die normaal gesloten zijn. Het mandaat fungeert in die zin als een breekijzer.
Werkwijze van de participatiecoaches De methodiek van de huisbezoeken wordt vanaf de start van het project ‘werkenderweg’ ontwikkeld. Dit is een continue proces.
13
Vergelijk: Partners+Pröpper, Lokale regie uit macht of onmacht? Onderzoek naar de optimalisering van de gemeentelijke regiefunctie, in opdracht van het ministerie van BZK, 2004.
51
Aanmelding De huisbezoeken zijn onder meer afgelegd op basis van aanmeldingen van diverse organisaties die actief zijn in de wijk, zoals jeugdwerkinstellingen, sportscholen, het UWV et cetera. De huisbezoeken vinden alleen plaats op basis van vrijwillige deelname van de desbetreffende bewoner(s). Het projectplan biedt ruimte aan de participatiecoaches om zelf invulling te geven aan hun werkwijze en deze te ontwikkelen. Zo hebben de coaches in onderling overleg bepaald hoe zij te werk zouden gaan en hoe zij de bewoners zouden benaderen. “De vraag waar we in het begin heel erg mee zaten was van hoe bellen we aan, wat zeggen we tegen de bewoner. Maar op het moment dat het eerste huisbezoek was gedaan, was dit helemaal geen issue meer. Dat ging helemaal vanzelf” (uit: groepsgesprek met de participatiecoaches). Opvallend is hoe eenvoudig de participatiecoaches binnenkomen bij de bewoners. “We hebben allemaal altijd een legitimatie bij ons, maar ik heb deze nog nooit gebruikt. Daar is ook nog nooit naar gevraagd” (groepsgesprek participatiecoaches). Hoewel veel respondenten wijzen op de meldingen via collega-overheden zoals het UWV, ontvangen de participatiecoaches ook signalen uit geheel andere hoeken. Omar Gym is daarvan een voorbeeld. Vanuit een geheel eigen, pedagogische visie geeft een sportleraar (kickbox)les aan ondermeer (probleem)jongeren. Dit doet hij door de ouders bij de activiteiten van hun kinderen te betrekken en jongeren ook buiten de sportschool te volgen. “Mensen gaan denken, ‘Omar geeft alleen maar training in kickboxen’, maar Omar geeft geen kickboxen. Omar gebruikt kickboxen om jongens te bereiken, want het spreekt heel veel jongeren aan.” Desnoods neemt hij contact op met hun school of gaat hij zelf op straat op onderzoek uit: “Ik kom gewoon jongeren of ouderen tegen die totaal niet in beeld waren, ze zijn verdwaald, bijvoorbeeld geen uitkering, geen verzekering, schulden, geen school, geen werk. Die jongens zaten al in een milieu waar je gewoon niet blij van werd en het wordt alleen maar erger”. In die gevallen weten Omar en de participatiecoaches elkaar inmiddels goed te vinden. Omar verwijst regelmatig jongeren aan de participatiecoach door: “Uiteindelijk gaat het vooral om ondersteuning, als ze er zelf niet uitkomen. Dan zal ik samen met de coach bekijken wat er nodig is. Vaak is de drempel hoger, omdat ze verwachten dat ze iets moeten gaan doen en daar schrikken ze al voor terug. Dus ik geef ook richting die participatiecoach aan dat hij vooral moet luisteren naar die jongens en niet te veel van hun moet verwachten. Je moet ze niet te veel grote opdrachten geven, kleine opdrachten daarentegen zijn wel goed. Want als er te veel opdrachten zijn, zal het niet lukken.”
52
CASUS VAN EEN BEWONER: ‘AANGEMELD DOOR RIJNSTAD EN NU EEN TOEKOMSTPERSPECTIEF!’ “Ik werd door Rijnstad gewezen op het project participatiecoaches en werd gevraagd of ze een keer bij mij langs mochten komen. En daar zijn hele goede dingen uit naar voren gekomen. Toen is ook ter sprake gekomen wat ik nu precies wil. Ik was daar heel duidelijk in. Ik wilde een opleiding nagelstyliste gaan doen, maar ik was daar eigenlijk ook te oud voor. Dat kon ik tussen de regels door wel merken. Toen zei de participatiecoach dat het wel mogelijk is. Toen moest ik een aantal formulieren invullen en toen kon het wel. De enige voorwaarde was dat ik naar een ondernemingsprogramma ging en dat heb ik dus ook gedaan en vandaar uit ben ik verder gegaan. En nu zit ik in mijn laatste fase. Mijn opleiding heb ik over drie weken afgerond. En daarna is het afwachten. En naast die opleiding heb ik een bedrijfsplan geschreven voor mijn eigen bedrijf. Op dit moment volg ik drie dagen in de week een opleiding. Als je drie keer nul op rekest krijgt denk je dat het niet meer gaat lukken. En in een keer kan het wel. Voor de arbeidsmarkt ben ik niet meer de jongste, dus ik zag toen eigenlijk geen perspectief meer. Ik heb nu dus weer een heel ander toekomstperspectief.” De participatiecoaches zijn blij dat de aanmeldingen vanuit diverse bronnen komen. Zij beschouwen met name het stijgende aantal aanmeldingen van bewoners zelf of via familie en buurtbewoners als een succes. Belangrijke factor in dit succes is de snelheid en de wijze waarop deze aanmeldingen zijn opgepakt. Om dit waar te blijven maken, heeft het team ervoor gekozen om niet teveel op eigen initiatief bewoners te benaderen. Daarnaast zijn er in elke wijk ‘achter de voordeur’-projecten actief (of actief geweest), die huis aan huis bewoners benaderen, waarmee is afgesproken dat zij de participatiecoaches inschakelen waar nodig. Dankzij deze projecten zijn er bewoners aangemeld bij de participatiecoaches die zich waarschijnlijk niet op eigen kracht zouden hebben aangemeld. Dit, gecombineerd met de vele rechtstreekse aanmeldingen, zorgde voor voldoende bewoners om mee aan de slag te gaan. Het team heeft zichzelf de vraag gesteld: bereiken we op deze manier de mensen die we zouden moeten bereiken? In 2010 gaat zij zich meer richten op groepen die nog onvoldoende zijn bereikt. Zo blijkt bijvoorbeeld dat het team relatief weinig Turkse mensen bereikt heeft. Het team is inmiddels in overleg met drie Turkse bewoners die succesvol zijn begeleid. Aan hen wordt gevraagd het project uit te dragen binnen de Turkse gemeenschap. Op die manier ontstaat olievlekwerking. Tijdens de projectperiode is het beoogde uitvoeringsresultaat, te weten 500 aanmeldingen met 472 nagenoeg gerealiseerd. “Er staat in het projectplan dat we 500 mensen moesten bereiken. Op een gegeven moment hebben we gezegd: ‘hoeveel hebben we er nu, we hebben nog drie maanden de tijd, gaan we dit halen’? We hebben dit goed afgewogen. Gaan we er voor of hebben we een goed argument om het niet te halen. Willen we het sowieso halen? Dat had gekund, die 500 haal je altijd wel of willen we het ook kwalitatief halen? Toen hebben we met elkaar gezegd: ‘we gaan ervoor maar met kwaliteit’” (interview met de projectleiding).
53
POP Gedurende het traject hebben bewoners hun Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) opgesteld, in totaal 139 plannen (bron: RIS AdV). De praktijk leert dat een bewoner toe moet zijn aan het maken van de POP. Bewoners ervaren het als lastig om zelf te bepalen wat ze willen; om hun droom, idealen of wensen concreet te maken. De coach ondersteunt en stimuleert de bewoner om de POP te maken, maar dwingt niet. Hij laat het initiatief bij de bewoner (uit: interviews participatiecoaches en samenwerkingspartners). De trainer van het participatieteam vat de werkwijze als volgt samen: “Wat je gaat doen is kennismaken, je hebt interesse om de achtergrond van die persoon te leren kennen. Maar de POP pak je pas wanneer het er tijd voor is. Maar dat hoeft niet direct in het eerste gesprek. Want empowerment werkt via het organische principe; iedere mens of organisatie kent vier seizoenen. Dus je moet altijd kijken wanneer is iemand klaar om te gaan bloeien. Je moet wachten op het juiste moment. En mensen worden daarin getraind; de softskills en die zijn heel belangrijk. Omdat je daarmee echt een ingang kunt krijgen bij mensen.” Het Arnhemse aanbod De participatiecoaches hebben in het contact met bewoners de focus gehouden op meedoen aan de maatschappij; op participatie en werk. Dit is altijd maatwerk, wat samen met de bewoner wordt vormgegeven. In totaal hebben zij 128 bewoners begeleid naar een vorm van participatie, 54 naar een re-integratietraject en 102 naar werk, terug naar school of zelfstandig ondernemerschap (bron RIS AdV). Uit de interviews blijkt dat de participatiecoaches goed uit de voeten kunnen met de instrumenten en projecten die vanuit de gemeente Arnhem, UWV en andere partners beschikbaar zijn en zich richten op participatie en werk. Het is in het kader van dit onderzoek niet mogelijk om een sluitend overzicht te geven van alle instrumenten en projecten die door de participatiecoaches gebruikt kunnen worden. Helder is wel dat op alle 8 leefdomeinen van de participatieroos er voldoende mogelijkheden zijn om instrumenten in te zetten. Zo is er bijvoorbeeld een scala aan instrumenten beschikbaar om stappen te zetten op het gebied van werk. Dit varieert van het inzetten van loonkostensubsidies (bijvoorbeeld individuele plaatsingssubsidies of opstapbanen) of faciliteiten om te kunnen werken met behoud van uitkering (zogenaamde regeling Werken voor de Stad). Ook zijn er leerwerkprojecten speciaal voor jongeren, zoals Scoren door scholing en New Arts. De meerwaarde van de participatiecoaches is dat zij de beschikbare instrumenten op de verschillende leefdomeinen van de participatieroos in samenhang kunnen inzetten. De participatiecoaches brengen immers de situatie van de bewoner op al deze domeinen in kaart en zetten van daaruit de benodigde instrumenten in. Op deze wijze zijn zij in staat
54
om over de grenzen van het aanbod van afzonderlijke organisaties en afdelingen heen te kijken. De participatiecoaches hebben ook een signalerende functie. Mocht toch blijken dat voor een bepaalde doelgroep het beschikbare instrumentarium onvoldoende is of onvoldoende op elkaar aansluit, dan signaleren de participatiecoaches dit bij de gemeente of de betreffende organisatie. Dit kan leiden tot het aanpassen van bestaand of het ontwikkelen van een aanvullend participatie-/re-integratieaanbod of tot het inkopen van een dergelijk aanbod. Op deze wijze wordt geborgd dat voldoende instrumenten beschikbaar zijn en dat deze sluitend ingezet kunnen worden. Er zijn diverse voorbeelden waar het gebruik van voorzieningen door bewoners is toegenomen dankzij de inzet van de participatiecoaches. Er zijn ook eerste signalen dat een grotere groep wijkbewoners wordt bereikt dan voorheen. Mensen die zich eerder onttrokken aan het bestaande aanbod melden zich nu onder begeleiding van een participatiecoach bijvoorbeeld wél aan voor een cursus. Daarbij speelt mee dat door het overzicht van de participatiecoaches het aanbod beter wordt afgestemd op de vraag in de wijk. CASUS VAN EEN PROFESSIONAL: ‘GROTER BEREIK!’ “Er zijn bewoners die niet weten hoe ze de dag moeten volbrengen. Ze hebben geen structuur in hun leven. (…) Van de participatiecoaches hoorden we dat er veel behoefte was aan een computercursus. Heel veel mensen konden niet goed met een computer omgaan. Toen zijn we daarmee gestart. Daar hebben we ook veel cursussen voor gegeven, voor vier of vijf groepen. (…)Er is een groot verschil met nu en het verleden toen er nog geen participatiecoaches waren. De mensen die via de participatiecoaches binnenkomen zijn wat minder zelfstandig. Zij komen binnen via de hulp en motivatie van de participatiecoach. Anders komen ze hier niet binnen. (…) We bereiken nu dus ook mensen die we eerst niet bereikten. (…)Ik bepaal niet welke behoefte een bewoner heeft, dat doet de participatiecoach. Hierdoor krijgen we wel nieuwe cursussen. Bijvoorbeeld de training hoe krijg je structuur in je leven, die hadden we daarvoor nog niet. (…) Wij evalueren op het eind en daarin komt naar voren dat de mensen er tevreden over zijn. Vooral omdat de cursussen zo praktisch zijn. Na tien lessen kunnen ze wat met een computer. Niet iedereen haalt een hoog niveau. Maar de eerste angst is weg” (interview met een vertegenwoordiger van Rijn IJssel). Terugblik met de bewoner Bij de voorbereiding van het project bestond veel aandacht voor het inrichten van een registratiesysteem om de bewoner te kunnen volgen. Het registreren maakt in toenemende mate onderdeel uit van de dagelijkse werkzaamheden van de participatiecoaches. Hier is gedurende het project op ingespeeld met extra inzet op de begeleiding en ondersteuning van de coaches ten behoeve van een structurele registratie. Daarin heeft de projectmedewerker het voortouw genomen. Belangrijk uitgangspunt bij de wijze van registratie was dat het belang van de bewoner boven het belang van het onderzoek wordt gesteld waarvoor deze informatie eveneens dient. Gedurende de projectperiode concludeert het team dat dit onvoldoende gelukt is. Daarnaast is het de vraag of de stappen die een bewoner zet, voldoende zichtbaar
55
worden uit de registratie. Naast de feitelijke stappen, gaat het ook om de subjectieve beleving van de bewoner. Voelt iemand zich in zijn kracht gezet, is er sprake van empowerment? In aanvulling op het registratiesysteem hebben de particpatiecoaches daarom een instrument ingezet om met een bewoner terug te kijken, successen te vieren en de volgende stap te plannen: de schaalvraag. De ervaring van de participatiecoaches is dat de schaalvragen niet alleen een persoonlijk meetinstrument zijn, maar tevens de stappen markeren die een bewoner zet zodat de voortgang zichtbaar en tastbaar wordt gemaakt. Ook sluit dit goed aan bij de belevingswereld van de bewoner. De schaalvragen zijn nu een veelgebruikt instrument door de coaches. TOEPASSING VAN SCHAALVRAGEN: EEN VOORBEELD UIT DE PRAKTIJK 1
2
3 4 5 6
7
8 9 10
Niets liep goed, ik had geen uitkering, durfde niemand onder ogen te komen, ik deed de deur niet open, liet hulpverlening voor de deur staan en hield iedereen voor de gek. Iedere dag moest ik maar kijken of we ’s avonds te eten hadden. Begonnen met P-coach Situatie was hetzelfde als hierboven, maar door een dreigende uithuiszetting en met hulp van de buurvrouw ben ik toch hulp gaan zoeken Ik werd bij de hand gepakt en heb weer een uitkering aangevraagd. Ik kreeg hulp met de kinderen van KYRA en het werd rustiger thuis. De aanvraag van de uitkering was rond. De kinderen gingen weer naar school. Het BAC was rond en ik kreeg iedere week leefgeld. Hier zit ik nu De dingen zijn nu wel op orde. De kinderen gaan iedere dag naar school, J. blijft over. Ik red het financieel met 100 euro leefgeld, ik kan zelfs 5 euro opzij leggen. Ik leg nu de verantwoordelijkheid bij mezelf. Ik heb meer rust voor mezelf en heb de puntjes op de i gezet. Kleine extra dingen regelen gaan nu ook goed, zoals de post op tijd naar het BAC sturen, zelf dingen regelen. Alles rondom mijn kinderen is geregeld. Ik heb therapie voor mezelf en ik ben van de overleefstand naar de leefstand gegaan. Jeugdzorg is afgerond, KYRA is dan weg en ik kan het gezin zelf draaien. Ik ga naar school of doe in ieder geval iets voor mezelf en het gaat goed met mijn kinderen. Ik heb een leuke baan, mijn kinderen hebben het leuk. Ik verdien zelf mijn geld en ik ben schuldenvrij.
Kijk op je leven Het terugblikken met bewoners wint aan kracht als de nul-situatie goed in beeld is gebracht. Ook zou een goede nul-meting de stap naar het maken van de POP kunnen vergemakkelijken.
56
De voor het onderzoek gebruikte nul- en één-meting van TNO sloten op twee vlakken onvoldoende aan: Bewoners hadden moeite met de abstracte vraagstelling. Het dekte voor de coaches niet alle leefgebieden. De participatiecoaches hebben werkendeweg een eigen meetinstrument ‘Kijk op je leven’ ontwikkeld (zie bijlage 9) die vanaf half februari 2010 wordt ingezet als nulmeting. Vervolg en afronding De begeleiding van een participatiecoach stopt pas, wanneer de bewoner weer in staat is om op eigen benen te staan. Hoe lang dit duurt, is sterk afhankelijk van de bewoner. Waar de ene bewoner een snelle ontwikkeling doormaakt, daar heeft de andere bewoner behoefte aan een langdurig hulpverleningstraject. In het laatste geval is het aan de participatiecoach om de bewoner te begeleiden naar de juiste hulpverlening. Belangrijk uitgangspunt is immers dat de participatiecoach niet het werk van bestaande hulpverleners overneemt, maar juist fungeert als intermediair en dienstenmakelaar (bron: interview groepsgesprek participatiecoaches). De geïnterviewde bewoners zijn positief over de toegevoegde waarde van de participatiecoaches. Zij ervaren met name de volgende meerwaarde en resultaten: het gemotiveerd blijven door ondersteuning van de coaches; het loodsen van bewoners door de bureaucratie van de gemeenten en haar partners; het vinden van de juiste middelen zoals bijvoorbeeld een taalcursus of een plek binnen de activeringsteams; het respect dat ze ontvangen van de coaches: “Je wordt weer als mens behandeld”. In de interviews met bewoners is eigenlijk nog geen sprake van afronding, integendeel. Het blijkt juist dat de participatiecoaches actief de contacten met bewoners onderhouden. In die zin is er sprake van een langdurige relatie die actief wordt onderhouden: “Vastpakken en niet meer loslaten voordat er resultaten zijn geboekt. Waar de gemeente een dossier afsluit omdat een cliënt zijn afspraken niet is nagekomen, daar houdt de participatiecoach het dossier open en gaat hij verder met de cliënt waar ze gebleven zijn”. Een bewoner is toegeleid naar betaald werk en een andere bewoner rond binnenkort haar opleiding af waarna zij een eigen bedrijf wil starten. Alle bewoners geven aan dat zij zonder tussenkomst van de participatiecoach niet in staat waren geweest stappen vooruit te zetten. Ook is de zelfredzaamheid van deze bewoners toegenomen. Zij hebben meer zelfvertrouwen en kennen beter de weg naar de verschillende instanties en voorzieningen. Professionals in de wijk onderschrijven deze signalen. Een voorbeeld hiervan is het groeiende aantal bewoners dat zich al dan niet na interventie van de participatiecoach aanmeldt voor een cursus Nederlands of een computercursus (bron: interviews).
57
CASUS VAN EEN BEWONER: ‘EEN GROTE STAP VOORUIT!’ “Binnen drie maanden heb ik een contract gekregen. Ik heb ook heel veel geleerd. Bijvoorbeeld hoe je moet communiceren met andere mensen. Ik heb ook geleerd te lezen en schrijven, ik heb hiervoor namelijk nooit op school gezeten. Ik heb altijd gedacht dat ik moest starten zoals anderen het zeiden. Maar nu moest ik ook zelf dingen bedenken en doen. Je moet dus meer op eigen benen staan. Ik weet nu dat ik zonder hulp ook activiteiten kan starten. Dat is voor mij zelf een hele grote stap” (interview met een bewoner). Overleg, intervisie en reflectie Bij de start van het project is door de projectleiding fors geïnvesteerd in het zichtbaar maken van het project zowel binnen de gemeentelijke organisatie als daarbuiten. Naast gesprekken, workshops en presentaties zijn hiervoor twee instrumenten ingezet, namelijk de “weekimpressies” en de “succesrecepten”. Met behulp van de succesrecepten worden de successen benoemd en intern en extern gedeeld. Op deze manier wordt eveneens een bijdrage geleverd aan kennisverspreiding en borging.
58
VOORBEELD: SUCCESRECEPT Behaald Succes: Bewoonster heeft zelf de regie in handen genomen. Het Recept (wat ging er aan het succes vooraf): Bewoonster heeft in de eerste 3 maanden van het project “Arnhem in Beweging” veel stappen gezet. Ze gaat een taalcursus volgen bij het Universitair Taalcentrum in Nijmegen en stage lopen via Werken voor de Stad bij Rijnstad in het peuterwerk. Al een succes op zich! In verband hiermee is er buitenschoolse opvang nodig. Hiermee kwamen ook de problemen, want iedereen maakte zich zorgen of dit wel mogelijk was, of het wel verstandig was, of ze het wel aankon, of er wel een plekje bij de buitenschoolse opvang beschikbaar was en kwam met voorstellen, ideeën enz. O.a. de trajectbegeleider van Rijnstad waar ze stage loopt, de Werktoeleider van Werken voor de Stad, de mensen die vanuit de gemeente verantwoordelijk zijn voor de kinderopvang. Op een gegeven moment zagen zowel de bewoonster als ikzelf door de bomen het bos niet meer. Vervolgens heb ik dit verhaal met Imka besproken en zij gaf mij het volgende advies: Ga terug naar de basis, het moet vanuit de bewoner komen. Dit ook zo voorgelegd aan de bewoonster: Maak gebruik van je eigen kracht en vaardigheden, probeer je onafhankelijk van hulpverleners te maken. Binnen 2 dagen heeft zij vervolgens binnen haar eigen omgeving een oplossing gezocht en gevonden! Haar vriendin (ook in de uitkering) wil nl. als gastouder optreden. Dit heeft een soort sneeuwbaleffect, want beide bewoonsters zijn zich nu samen aan het oriënteren hoe je dit gastouderschap kunt formaliseren. Belangrijkste ingrediënt(en) (succesfactor(en)): Trouw blijven aan ons basisprincipe! Dus niet betuttelen, alles willen regelen, de regie in handen willen hebben enz. Ga uit van de kracht en kwaliteiten van de bewoner, laat de bewoner deze gebruiken en ontdekken dat je zelf de regisseur van je eigen leven kunt zijn.
De recepten geven het behaalde succes aan, een beschrijving van de situatie (het recept) en de benodigde ingrediënten, zoals: ‘draag de doelen van je bewoners uit’; ‘wees creatief en coach creatief’; ‘luister en straal positiviteit uit’; ‘draag geen oplossingen aan, maar stimuleer de bewoner om naar de juiste oplossingen te zoeken’; niet sturen; ervan bewust blijven dat ik niet de oplossingen moet aandragen maar dat dit uit de bewoner moet komen (alert blijven op onze missie van het project).14 De participatiecoaches schrijven ook zelf de weekimpressies. Daarmee maakt het team van participatiecoaches voor alle geïnteresseerden inzichtelijk welke ontwikkelingen het 14
Illustratie van succesfactoren uit diverse Succesrecepten van de participatiecoaches.
59
project doormaakt en tegen welke verwonderingen en knelpunten zij in de praktijk aanlopen. Ook geven de weekimpressies een beeld van de leefwereld van de bewoners waarmee de participatiecoaches in aanraking komen. De weekimpressies ondersteunen daarmee tevens de interne kennisdeling en intervisie: het geeft de participatiecoaches niet alleen inzicht in de eigen ontwikkeling maar ook in de ontwikkeling van de andere participatiecoaches (bron: interviews). LESSEN UIT DE PRAKTIJK ‘Een stapje terug doen’ “Sinds oktober 2008 coach ik een alleenstaande vrouw met een tweeling van vijf jaar oud. Het leven van deze vrouw kenmerkt zich door chaos, zowel in het huishouden als in de opvoeding van haar dochters. Ik kwam direct met een plan. Opvoedingsondersteuning, time management, haar huis opruimen en opknappen, ik wist direct wat er moest gebeuren, maar al gauw bleek deze bewoner nog lang niet zo ver te zijn. Niemand mocht zich bemoeien met de opvoeding van de kinderen en bovendien ging ze haar opleiding afmaken en starten met werken. Tja, en dat zijn hele andere doelen en ik werd dus even terug gefloten. En terecht, ze moet zelf de regie nemen over haar leven en niet ik. Zij moet in beweging komen en ik kan haar daarbij ondersteunen en zo nodig een spiegel voorhouden.” (BRON: WEEKIMPRESSIE 6.) ‘Laatst stelde iemand de vraag: “Zou je als je een klant was door jezelf geholpen willen worden?” Een geniale vraag. Alleen als je daar oprecht “ja” op kan antwoorden ben je naar mijn mening echt klantvriendelijk bezig. Dat is iets wat ik meeneem en een vraag die ik mezelf zal blijven stellen, totdat ik met pensioen ga (en dat duurt nog wel even) en als ik daar ooit nee op moet antwoorden dan ben ik het aan mijzelf en mijn klanten verplicht om een nieuwe baan te gaan zoeken. (BRON: WEEKIMPRESSIE 7) De lezerskring van de weekimpressies en succesrecepten neemt snel in omvang toe. Regelmatig hebben lezers gereageerd dat de stukken hen inspireren. In sommige situaties heeft de weekimpressie tot concrete acties geleid, met name als er knelpunten beschreven werden. Ook worden de weekimpressies gebruikt in het opleidingstraject van nieuwe werktoeleiders en consulenten van de sector Werk & Inkomen. Omdat de werkwijze en methodiek nog ontwikkeld moesten worden, was de projectperiode intensief voor alle teamleden. Daarom was het belangrijk om regelmatig met elkaar in overleg te gaan en voldoende tijd te maken voor intervisie. Dit hield iedereen scherp, op het eigen functioneren en het trouw blijven aan de uitgangspunten van het project.
60
HOTSEAT Eenmaal in de hotseat stelden mijn collega’s zoals afgesproken vragen. Maar niet degene waarop ik zat te wachten. Bijna kwam er een irritatie bij mij. Warm kreeg ik het in ieder geval zeker. Totdat ik het inzicht kreeg wat zij mij probeerden te vertellen! Namelijk dat ik volledig op een verkeerd spoor zat. Mevrouw was in bewoordingen wel bereidwillig, maar legde alle actie bij mij. Dit had zij bij al mijn voorgangers ook steeds gedaan, met teleurstelling om de uitblijvende resultaten als enige opbrengst. Ik was degene die het hardste aan het werk was. Het inzicht was er. Best verwarrend en confronterend, maar erg verhelderend en bruikbaar. Omdat ik deze mevrouw aangemeld kreeg door het UWV wilde ik scoren, en daar ging ik fout! Ik bleef niet bij het project en zeker niet bij mezelf. Door de ogenschijnlijk assertieve manier van doen van de bewoonster, was ik in een oude valkuil getrapt. Met dit inzicht ben ik haar opnieuw gaan opzoeken. Ik ben de confrontatie aangegaan en dat leverde een mooi nieuw uitgangspunt op. Ze begreep dat het haar traject en dus ook haar inspanning moet zijn. Niemand levert de oplossing op een presenteerblaadje aan, ik dus ook niet. Ook herkende en erkende ze haar ontwijkende gedrag (spontaan over iets anders beginnen als het onderwerp niet bevalt). Er is een helder beeld voor haar en mij als coach. We zijn eigenlijk nu pas begonnen. Wat mijn voorgangers hebben gestart kan ik nu afmaken door het haarzelf te laten doen. Belangrijkste ingrediënt(en) (succesfactor(en)): Raad durven vragen/jezelf laten zien; De ‘hotseat’ gebruiken (intervisiemethode); Inzicht krijgen in de situatie en je eigen handelen; Collega’s die kritisch kijken en vragen stellen; Trouw blijven aan het project en jezelf. BRON: SUCCESRECEPT 15-07-09
Uitgangspunten voor het project Belangrijke uitgangspunten voor het project zijn ‘empowerment’, ‘achter de voordeur’,‘frontlijnsturing’ en ‘nee bestaat niet’. Tussen deze uitgangspunten bestaat een grote samenhang. In de praktijk blijken ze van grote waarde te zijn voor het denken en handelen van de professionals. Empowerment “Empowerment kent veel definities. “Zoals ik ermee werk heb ik een document opgesteld met wel 25 definities, maar ik hou het altijd graag kort dus het is: “mensen in hun kracht brengen”.15
15
Uitspraak van Isis Saris, de in New York getrainde empowermentdeskundige en trainer van het participatieteam.
61
Het gehele team heeft ter voorbereiding op de start van het project een empowermentcoachingstraject gevolgd. Het traject was mede gericht op het verhelderen van het begrip empowerment en de betekenis ervan in de benadering van bewoners. Belangrijk in de benadering van de bewoner is immers het centraal stellen van HET EFFECT VAN TIJD EN AANDACHT zijn of haar belevingswereld, niet te snel op een oplossing aan te “Een stap die uit een mens zelf komt is veel sturen en een oordeelsvrije krachtiger dan iets wat je wordt opgelegd. Het opstelling te hebben. De feit dat daar ruimte voor is, is de eerste winst. participatiecoach stimuleert Daarnaast de ruimte om zelf en in je eigen daarmee dat de bewoners zelf tempo uit te zoeken wat bij je past. Ik had de naar oplossingen zoeken.16 Over goede wil en ook wel de kwaliteiten, maar mistte de gehele linie wordt het nog de juiste ingang om hiermee aan de slag te handelen vanuit empowerment gaan. Die vond ik bij dit project.” als een waardevol uitgangspunt beschouwd. Enkele citaten BRON: INTERVIEW BEWONER, JULI 2009 illustreren dit: “Bewoners worden mondiger, ze durven meer voor zichzelf op te komen. Eerst waren ze vooral afhankelijk van anderen en voelden ze zich soms niet serieus genomen. Nu zijn ze zich meer bewust wat ze zelf willen bereiken. Dat wordt niet bereikt na één gesprek, maar vaak wel na een aantal gesprekken” (groepsgesprek met participatiecoaches). “De participatiecoaches kijken verder dan hun neus lang is. Ze kijken naar achtergronden en niet naar de regels. Ze vragen aan de cliënt(en) om zelf ook mee te denken waar het fout kan zijn gegaan. En dat is het verschil” (interview met een vertegenwoordiger van Rijnstad). In de praktijk blijkt dat empowerment een olievlekwerking kent: “Als je met een cliënt aan de slag gaat, dan zie je meestal het hele gezin omhoog klimmen. Het hele gezin trekt zich dan op aan de stapjes die één bewoner maakt. Ook zie je vaak dat een bewoner die we hebben geholpen ook andere bewoners naar ons door verwijst. Op die manier helpen we niet alleen één bewoner, maar komen we ook in contact met andere bewoners die hulp behoeven” (interview wijkteam participatiecoaches Malburgen). Ook in de stijl van leidinggeven klonk empowerment door. Iedereen werd uitgedaagd mee te denken, oude patronen en werkwijzen los te laten, stappen te zetten en lef te tonen (bron: interviews). In de diverse interviews is dit zeer positief gewaardeerd. Een van de participatiecoaches beschrijft het effect van deze stijl op zijn eigen functioneren als volgt: “Meedoen dat doe je zelf, en dat geld voor iedereen, op alle niveaus. En door haar stijl van leidinggeven weet zij mij en anderen in mijn kracht te zetten waardoor ik doe waar ik goed in ben.
16
Bron: Gemeente Arnhem, Verslag empowermenttraining 20 en 21 oktober 2008.
62
En als ik kan doen waar ik goed in ben, kan ik het makkelijk en goed waardoor ik voldoening heb. Een win win aan alle kanten.” [1] “Chemie is het belangrijkste. Er moet chemie zijn tussen de trainer, het gedachtegoed en de groep die dat gedachtegoed gaat omarmen. Doordat de projectleider empowerment in haar DNA heeft ontstond er een enorm effect. Het allerbelangrijkste is dat de projectleider alles continueert in de dagelijkse werkzaamheden. Als de projectleider dit niet zo goed had opgepakt, was het nooit zo’n groot succes geworden. (…) En het grappige is, als je mensen zelf resultaten laat neerzetten, zijn die altijd hoger, door het enthousiasme, dan wanneer je als organisatie resultaten aan je medewerkers vraagt. Dat is heel rationeel. (…) Als ze het zelf mogen zeggen, dan gaat er een wereld open en worden mensen heel enthousiast en nemen ze hun verantwoordelijkheid. Dat is heel bijzonder. En dat heeft ook te maken met die vrijheid. Je moet als manager kunnen loslaten. Laat het op hun manier gebeuren, jij als manager moet enkel aansturen.”
Achter de voordeur De participatiecoaches geven aan dat bij mensen achter de voordeur komen, van toegevoegde waarde is. De staat van het huis geeft zoveel meer inzicht dan iemand in een spreekkamer zien. De woning is vaak een afspiegeling van de situatie of beleving van de bewoner. Gordijnen gaan open “Bewoner is een 25-jarige vrouw met dochter van 9 jaar. Bij het eerste bezoek viel het mij al op dat de gordijnen aan de voorkant van haar huis dicht waren. Ook de volgende huisbezoeken was dat het geval. Zij vertelde ook niemand te kennen in de buurt en ook haar dochter speelde nooit buiten, had geen vriendinnetjes in de wijk. Aangaande traject naar activering/werk ben ik met haar naar het CWI geweest om de mogelijkheid voor een opleiding te bezien en heb ik haar aangemeld bij Werken voor de Stad. Ook heb ik haar gevraagd of zij als wijkinterviewer in haar wijk mee wilde doen, met als doel haar de deur uit te krijgen en mensen uit de wijk te ontmoeten. De eerstvolgende keer dat ik bij haar op huisbezoek kwam waren de gordijnen open! Het is alsof zij vanaf nu de blik naar buiten richt. Voor haar dochter heeft dit ook een positief effect.”(Bron: Succesrecept 11-12-08) De contacten tussen bewoners en coaches zijn intensief; het is voor bewoners makkelijker om zichzelf te zijn in hun eigen omgeving, waardoor gesprekken aan diepte winnen en er meer zaken op tafel komen. De coaches kunnen in deze omgeving beter aansluiten bij de bewoner. Zij krijgen een completer beeld van de bewoner, wat ten goede komt aan het traject, doordat voorgesorteerd wordt op datgene wat op dat moment belangrijk is.
[1]
Bron: verslag participatiecoach.
63
Onderstaande casus is een voorbeeld van een situatie waar andere zaken eerst opgelost moeten worden, voordat het onderwerp participatie of werk aan de orde kan komen. “Mijn bewoner is een jonge alleenstaande moeder met 2 jonge kinderen. Sinds vorig jaar april(!) is zij afgesloten van water. Probeer het je voor te stellen, water hebben we nodig voor eten, wassen en hygiëne. Ik vroeg haar hoe zij zich staande hield. Ze beschreef een scenario dat ik me zo moeilijk voor kan stellen. Ze koopt flessen water, maar voor het grootste deel haalt zij overal water vandaan: ze heeft een aantal jerrycan’s die zij dagelijks bij een kennis vult. De kinderen gaan één soms twee keer in de week onder de douche (ook bij een kennis). Voor de rest heeft zij thuis een aantal teiltjes: voor echt schoon water, voor wat minder schoon en voor de WC.”(Bron: Weekimpressie 3 -2009) De participatiecoaches gaan erop af en geven niet snel op: “Hij negeerde na het eerste gesprek, alle contact. Door aan te houden (ik ben 4 keer langs geweest, heb aangebeld, op de ramen geklopt) gaf hij uiteindelijk toe en opende de deur. Dat was het begin van een aantal lange gesprekken. In die gesprekken kwam vooral naar voren dat hij er zelf niet meer uitkwam. De schulden waren zo hoog, dat hij niet wist wat hij moest doen, welke kant hij uit moest. Zijn antwoord: hij ging in bed liggen, met de dekens over zich heen.” (Bron: Succesrecept 30-01-2009) Door de laagdrempelige aanpak van de participatiecoaches en hun zichtbaarheid in de wijk, gaan voor hen deuren open die voor anderen gesloten blijven. “Ik kwam bij een gezin voor een eerste gesprek, een moeder met vier kinderen. Zij had geen inkomen meer, had haar brief niet ingeleverd en van alles ging er fout. Ze had helemaal niets, enkel huur- en zorgtoeslag en kindertoeslag, dat wel. Daar kwam ik niet meer, daar heb ik toen de sociale raad naar toegestuurd, het schuldenteam, maar iedereen liet ze voor de deur staan. Maar ik heb haar wel steeds in de gaten gehouden. Ik dacht er moet wel iets gebeuren, de huurschuld liep op. Dus ze moest haar huis uit en dat was de manier om daar binnen te komen. En toen zat de participatiecoach daar en is daar toen mee bezig gegaan. Ondermeer met die schulden. En nu zit ze in inkomensbeheer, het geld is geregeld. Er is toezicht geregeld voor die kinderen en die gaan nu naar school. En nu is het zover dat er wat rust komt en dat er ook wordt gekeken of ze wat wil. Daar had je driekwart jaar geleden niet mee aan hoeven komen, als er geen eten of drinken is” (vertegenwoordiger van Rijnstad over resultaten van de participatiecoaches). Bij de start van het project rees de vraag ‘Hoe gaan we om met fraude?’ Het team heeft afgesproken dit vanuit de praktijk te ervaren. Binnen het team zijn concrete (mogelijke) fraudesituaties besproken. Dit zijn er niet veel geweest. Hun eerste inzet is de bewoner confronteren en aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid. Laten inzien wat de
64
consequenties van het gedrag zijn. De coaches verwachten van de bewoners dat zij zelf in actie komen. Dat is ook gebeurd. Bewoners hebben bijvoorbeeld samenwoning doorgegeven of zijn gestopt met bepaalde activiteiten. Wat de coaches gaandeweg hebben geleerd is om explicieter te benoemen dat als de bewoner zelf er niets mee doet zij dat wel doen; er melding van maken. Dit geeft meer duidelijkheid naar twee kanten. Zo hebben zij in een situatie waarbij geen sprake was van fraude maar wel van een dreiging aan het adres van het koningshuis dit uiteindelijk doorgespeeld aan de politie. Ook is deze melding doorgesproken met de bewoners zelf. Zij waren eerst boos toen de bewoner van het bed was gelicht door de politie maar kunnen de inzet van de coaches nu waarderen en het traject wordt gecontinueerd. ‘Nee bestaat niet!’ De participatiecoaches, maar ook de collega-professionals en de bewoners zien de handelingsvrijheid en doorzettingsmacht van de participatiecoach als een belangrijke voorwaarde om deze aanpak tot een succes te maken. Belangrijk uitgangspunt is dat geen genoegen wordt genomen met een ‘nee’.
“Een ambtenaar moet zich realiseren wat een ‘nee’ voor een bewoner betekent en welke impact dat heeft op het gehele gezin” (groepsgesprek participatiecoaches).
DE KADERS LOSLATEN Mijn bewoner O. is een jongen die een Wajong-uitkering heeft. Ter voorbereiding op een niveau 4 opleiding, wil hij de éénjarige opleiding “podium evenementen techniek” volgen via New Arts. Het enige probleem is dat hij voor deze opleiding geen studiefinanciering krijgt. Het UWV vindt het prima als hij een opleiding gaat volgen, maar financiert dit niet. Via New Arts kan O. beginnen met de opleiding maar niet zonder financiering. Een patstelling waar geen beweging in komt als iedereen het vanuit zijn bekende kader blijft benaderen. Ik heb het UWV, New Arts en O. uitgenodigd voor een gesprek. Wat betekent het als hij een vooropleiding gaat volgen en daardoor kan doorstromen naar een opleiding op niveau 4 met meer kansen op werk dat hij graag zou willen doen? Als je niets doet, blijft hij zeker in de uitkering. Ik heb UWV duidelijk gemaakt dat het soms lijkt dat het veel geld kost maar als je het op termijn bekijkt dan kost het juist minder. De opleiding wordt nu aangeboden als training en zo kan het UWV het wel financieren. Ik ben trots dat we dit met elkaar bereikt hebben. BRON: SUCCESRECEPT 05-11-2009 In veel gevallen is de coach in staat om bewoners snel door te geleiden. Hij weet via korte lijnen de bewoner door het woud aan bestaand aanbod te loodsen. Vaak lukt het daarbij zelfs om voorrang te regelen op bestaande wachtlijsten bij diverse bestaande loketten. De coach kan zo in een korte tijd maatwerk leveren passend bij het traject van de bewoner. Deze aanpak heeft wel een belangrijke consequentie: andere wachtenden wachten langer.
65
Een respondent zegt dit als volgt: “Ze [de participatiecoaches] zitten nu in een hele luxe positie. Mijn ervaring is dat ze snel kunnen verwijzen, ze hebben snel afspraken, Dat moet je wel proberen te behouden, maar tegelijkertijd zie ik waar zij snel een doorbraak kunnen hebben heeft het gewone maatschappelijk werk te maken met lange wachtlijsten voor inkomensbeheer van 4 of 5 maanden.” Volgens andere respondenten is dit echter een bewuste keuze: “het gaat om een aantal cases waarin we echt vastlopen”. De participatiecoaches worden daarbij vooral ervaren als versnellers en ‘deurenopeners’: “Met de gemeente is er de afspraak dat zij deuren kunnen openen die voor ons gesloten blijven. Dus je steekt meteen hoger in. Zoals schuldverlening. Formeel moet je een lange weg bewandelen. En zij [de participatiecoaches] hebben het voor elkaar gekregen om in korte tijd in kaart te brengen waar die schulden zitten en wat het bedrag is.(…) Zij zijn de echte motivator / motor achter die jongeren om juist door te gaan. En dat vind ik een hele grote winst” (interview met een vertegenwoordiger van Pactum Rijnside). De snelle doorverwijzing door de participatiecoaches wordt binnen en buiten de gemeente wel met kritische blik aanschouwd. Een interventie van de participatiecoaches leidt in een dergelijke situatie tot versnelling, maar blijkbaar is dat nog een onvoldoende voorwaarde voor een verandering van het systeem waarin de interventie plaatsvindt. De interventie staat nog vooral op zichzelf en wordt gedreven vanuit de specifieke behoefte op dat moment: inbreken op bestaande regels, procedures en wachtlijsten. Bij de organisaties waar ‘wordt ingebroken’ bestaat vervolgens nog onvoldoende stimulans om de interventie als een belangrijk en waardevol signaal op te vatten, bijvoorbeeld om het aanbod voor bewoners met specifieke omstandigheden anders te gaan organiseren, om verder te ontkokeren en de regeldruk voor burgers te verminderen(bron: interview met een samenwerkingspartner). De participatiecoaches zien overigens wel vooruitgang bij de samenwerkingspartners: “De samenwerkingspartners zijn meer dan in het verleden bereid om een stap extra te zetten voor een klant, ze zijn flexibeler geworden, zijn eenvoudiger te benaderen, verzoeken worden over het algemeen sneller afgehandeld en ten slotte denken en handelen zij meer vanuit het uitgangspunt van de klant.”
66
Over de hele linie van geïnterviewden wordt de kracht van het uitgangspunt ‘Nee bestaat niet’ onderschreven: “Je krijgt normaal te horen dat het niet mogelijk is, ‘want ik zit vast aan een budget et cetera’. Maar nu zeggen de coaches, ‘we gaan kijken wat er mogelijk is’. En dat is een compleet andere houding die een heel ander effect heeft op de relatie met de burger en op de omgeving en het geheel. En dat zorgt voor de participatiecoaches dat het moeilijker is om dingen voor elkaar te krijgen. Want zij moeten op meerderde schijven tegelijk bezig zijn. En ze werken vaak met het onmogelijke, ze gaan over grenzen heen waar de meeste ambtenaren gewoon binnen blijven. (…) Er is een ja-cultuur.” (interview met een empowerment-deskundige, trainer van het participatieteam). “Wij hebben gekozen om aandacht aan mensen te geven om daarmee resultaten te behalen. En in een aantal gevallen hebben wij het initiatief genomen om projecten te doen, waar we dwars ingingen tegen de regels van welzijnswerk en maatschappelijk werk en aan de slag zijn gegaan. We hebben daarmee resultaten geboekt doordat wij mensen aanspraken op hun kwaliteiten en ons niet richten op hun problemen, ondanks dat deze wel aanwezig waren. Maar kwaliteiten staan voor ons voorop. En ik denk dat dit ook de weg is naar een nieuwe samenleving” (uit: interview met een vertegenwoordiger van een woningbouwcorporatie). Kortom, ‘nee bestaat niet’, maar ‘ja zeggen’ kent wel zijn grenzen. Hier ligt een (potentieel) risico, ziet ook de empowermentdeskundige die het team traint: “Het gevaar van empowerment is dat je te veel ‘ja’ gaat zeggen.” Het team is zich hiervan bewust en neemt dit mee in de intervisie. Frontlijnsturing: kijk eens wat vaker in de spiegel! AL DIE REGELS EN PROCEDURES We zijn nu een half jaar bezig met het project en ik begin me goed thuis te voelen. Ook binnen IZ raak ik aardig ingeburgerd maar aan sommige dingen wil ik niet wennen. Al die regels en procedures! Ik kan er woest om worden omdat ze vaak een traject stagneren. De bewoners die ik spreek hebben hun ontwikkelplan gemaakt, zijn enthousiast en willen nu hun leven weer op orde krijgen en aan hun toekomst werken. Door alle formaliteiten en het lange wachten raken ze gedemotiveerd. BRON: WEEKIMPRESSIE 12-2009 Het team heeft in de eerste maanden veel tijd geïnvesteerd in het leggen van de verbinding met andere afdelingen. Als de verbinding eenmaal gelegd was, kon er verder gepraat worden over signalen en verbeterpunten. De participatiecoaches zijn vooral op casus-niveau de dialoog aangegaan, waarbij ze niet schroomden om feedback te geven aan collega’s. De projectleider en –adviseur hebben vooral de meer structurele knelpunten en voorstellen ter verbetering besproken met middenkader en leden van het management- en directieteam.
67
Daarnaast zijn regelmatig bewoners zelf aan het woord geweest om te vertellen hoe zij de dienstverlening van de gemeente ervaren. Deze persoonlijke verhalen zijn concreet en verhelderend en hebben meer effect op de gesprekspartner dan welk rapport of powerpointpresentatie dan ook. Een mooi voorbeeld hiervan is een bijeenkomst met bewoners, werktoeleiders en participatiecoaches, waarbij bewoners vertelden hoe zij de dienstverlening van de sector Werk & Inkomen ervaren en die van de participatiecoaches. Verder zijn er onder andere gesprekken geweest tussen bewoners en de klantenraad, wethouders en het directieteam. Inmiddels wordt het team gemeentebreed regelmatig gevraagd om mee te denken bij nieuwe ontwikkelingen en over verbetering van de dienstverlening. CASUS VAN EEN PROFESSIONAL: ‘PARTICIPATIECOACH ALS WEGWIJZER BINNEN BUREAUCRATIE!’ “Wij hebben een categorie van 18-plussers waar we eigenlijk niks meer mee konden. In die zin dat ze bij alle gemeentelijke instanties waren geweest en niet geholpen konden worden. En dat zijn meestal mensen met een vrij kort lontje. Laag geletterd, mensen die compleet het spoor bijster zijn. Zo hebben we met de participatiecoach de cases doorgenomen. Van ‘oké wat kunnen we ermee?’. Het zijn mensen uit die doelgroep waar we toch weer een deel uit proberen te halen. En het voordeel van een participatiecoach is dat zij de vrije hand gekregen hebben en hier veel beter de weg wisten. (…) Als een jongere niet op een afspraak komt houdt de coach het dossier open: ‘Laten we ermee aan de gang gaan’. En insteken waar ze gebleven zijn. En daar was de gemeente heel resoluut in: niet geweest? ‘Afsluiten’. En bepaalde families hadden al een slechte naam, en gebeurde er iets, stond het rode kruis er gelijk. Maar het zijn toch ook mensen. Nu is de wet veranderd doordat ze een inspanningsverplichting hebben. Maar als ze niets willen, dan schiet het nog niet op. Maar daar hebben we toch weer jongeren zover gekregen dat ze op hun pootjes terecht zijn gekomen. En dat hebben we dan toch weer voor elkaar gekregen. (…) Het zou mij niet gelukt zijn binnen het gemeentelijk apparaat. Want zij [de participatiecoaches] kennen de weg daarbinnen beter dan ik” (interview met een vertegenwoordiger van Pactum Rijnside).
Toekomst Uit een tussenevaluatie van het project in april 2009, bleek dat de inzet van de participatiecoaches toen al erg gewaardeerd werd. Niet alleen door de wijkbewoners, maar ook door professionals. De inspirerende werkwijze en het enthousiasme van de wijkbewoners hebben er toe bijgedragen dat het Management Team van Inwonerszaken besloten heeft om door te gaan. Voor onbepaalde tijd, want dat geeft alle betrokkenen vertrouwen.
68
PARTICIPATIECOACHES MOGEN DOOR! ‘Er is een aantal redenen voor ons besluit: -
Investeren voor langere tijd om duurzame resultaten te behalen; Aansluiten bij de leefwereld; Vertrouwen winnen van bewoners; Aanpak werkt voor mensen waarbij het reguliere aanbod niet volstaat; Kans voor gemeente om te leren over eigen dienstverlening; Coaches zijn een noodzakelijke schakel.
In Arnhem zijn we al een aantal jaren bezig om werk te maken van de prachtwijken. In het begin hadden de bewoners het gevoel dat ze lang aan hun lot waren overgelaten. Dat is geen goede basis voor rigoureuze veranderingen. We zijn begonnen met naar mensen te luisteren en vertrouwen te geven. Het concept van de participatiecoaches past hier goed bij. Het werkt om aan te sluiten bij de leefwereld van mensen: de wijk in, achter de voordeur, echt luisteren naar het verhaal. Daaruit ontstaat beweging: bij de mensen zelf én bij instanties. Er zijn de nodige individuele succesverhalen. Die inspireren, die geven de burger moed! Dat hebben we met z’n allen ook nodig. De problemen in deze wijken zijn voor een groot deel van generatie op generatie ontstaan. Die los je dus niet in korte tijd op. Een methodiek begint te ontstaan en uitstroomresultaten worden zichtbaar. De coaches koppelen signalen van bewoners over onze dienstverlening terug aan de organisatie. Ze houden ons de spiegel voor hoe het is om klant van ons te zijn en ze denken mee hoe het anders kan. De coaches hebben al behoorlijk wat in beweging gezet in de wijken. Maar dat betekent niet dat ze er al zijn. Vooral om het vertrouwen van de bewoners niet te verliezen, is het belangrijk dat zij inspanningen blijven verrichten. Want als je het vertrouwen eenmaal kwijt bent, dan heb je dat niet zomaar teruggewonnen’. BRON: INTERVIEW NIEUWSBRIEF PARTICIPATIECOACHES 1, OKTOBER 2009.
5.3
Project activeringsteams: ‘Arnhem in beweging’
Samenhang met het project Participatiecoaches Er bestaat samenhang tussen het project Participatiecoaches en het project Arnhem in beweging. Beiden zijn immers gericht op het activeren van mensen en het verhogen van hun participatiegraad in de samenleving. Het grootste onderscheid tussen de beide projecten is de aanpak. De participatiecoaches richten zich op individuele bewoners en de activeringsteams zetten in op een groepsgewijze benadering. De participatiecoaches spelen wel een actieve rol bij de activeringsteams: zij spelen bijvoorbeeld een rol bij de selectie van uitkeringsgerechtigde deelnemers aan de
69
teams en het toeleiden van mensen. Ook begeleiden zij de deelnemers individueel. Wanneer een bewoner gaandeweg het groepstraject stopt, dus uit het activeringsteam stapt, dan blijft de individuele begeleiding door de participatiecoach in overleg met de bewoner doorlopen. In ’t Arnhemse Broek en Malburgen waren nog geen participatiecoaches actief op het moment dat de activeringsteams werden ingericht. In de overige drie wijken was dit wel het geval. Dit biedt een interessante vergelijkingsbasis en de kwartiermakers van de activeringsteams merken een verschil op tussen de wijken waar de participatiecoaches al actief waren en de wijken waar zij nog niet actief zijn: In de wijken waarin de coaches actief waren nemen de kwartiermakers waar dat er eerder persoonlijke ontwikkelingsplannen met de bewoners worden opgesteld en de cursussen sneller worden afgenomen. Zij treffen met andere woorden een actievere groep bewoners aan (bron: interviews).
Werkwijze DE WIJK IN! “We zijn echt met onze rooie jasjes en badges mensen gaan benaderen. We zijn gewoon op ze afgestapt en hebben de vraag gesteld wat er leeft in de wijk, wat er eventueel beter zou kunnen en of zij zich zelf wilde inzetten. Aan de hand van die uitslagen hebben we adressenlijsten gemaakt van de mensen die iets wilde betekenen. En uiteindelijk zijn we die mensen gaan benaderen. En hebben we een diepte-interview bij hun thuis gedaan en nog meer informatie verzameld. Aan de hand daarvan hebben we het bedrijfsplan in elkaar gezet. Dat hebben we gedaan met het hele team, en vandaar uit is het wijkbedrijfsplan ingediend en goedgekeurd” (interview met een bewoner). Werving In mei 2008 is het project ‘Arnhem in beweging’ gestart met de werving van wijkbewoners die gebruik maken van de bijstand (WWB) en een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben of zelfs als niet bemiddelbaar worden beschouwd. Per wijk zijn vijf wijkbewoners geselecteerd. Per team is de coördinatie in handen van een professionale kwartiermaker. JE MÁG MEEDOEN! ‘Ik wist echt niet wat ik moest verwachten, toen ik werd benaderd voor een afspraak over het project. Maar ik ben nieuwsgierig én altijd op zoek naar nieuwe manieren om met mensen in contact te komen, dus ik liet het maar over me heenkomen. Daarna was ik eigenlijk vrij snel enthousiast. Ik mócht meedoen, het hoefde niet en daardoor durfde ik het wel te proberen.’ BRON: INTERVIEW BEWONER, AUGUSTUS 2009 Na een korte training zijn de teams in hun eigen wijk aan de slag gegaan met de wijkcampagne.
70
De wijkcampagnes VRAGEN AAN INWONERS TIJDENS DE WIJKCAMPAGNES De vijf teams voeren elk in hun eigen wijk een wijkcampagne uit. Een wijkcampagne is het beste te omschrijven als een ‘activerend’ onderzoek via Doet u ook mee? het voeren van gesprekken door en onder de Vul nu in: bewoners. Tijdens de wijkcampagne werden 1 Op wat bent u trots in de wijk? bewoners door de bewoners uit het wijkteam 2 Wilt u ook mee(r)doen? geïnterviewd aan de hand van een eenvoudig 3 Wat zou u willen doen? format met drie vragen (zie tekstkader). Ook is gevraagd aan welke diensten en activiteiten de wijkbewoners behoefte hebben. De gesprekken vonden plaats op straat, bijvoorbeeld op de markt in Malburgen en aan de voordeur van diverse woningen. MALBURGEN
HET ARNHEMSE BROEK
PRESIKHAAF
KLARENDAL
GEITENKAMP
Interviews met 146 102 238 > 300 179 17 bewoners Tabel 1: aantal gevoerde gesprekken door de wijkactiveringsteams tijdens de vijf wijkcampagnes in de periode mei tot en met september 2008. Tijdens de wijkcampagnes is er ook contact met diverse organisaties die in de wijk werkzaam zijn. Tijdens de wijkcampagne in het Arnhemse Broek zijn bijvoorbeeld vertegenwoordigers van vijftien organisaties aanwezig, waaronder: Stichting Pleyade (wonen, zorg en welzijn) Stichting Rijnstad (welzijn) Volkshuisvesting (woningbouwcorporatie) ATC (Arbeidstrainingscentrum Presikhaaf) 2Switch (Kringloopbedrijf)
Politie/wijkagenten Kerken Sportbedrijf Wijkwinkel Pactum Rijnside (jeugdzorg)
Na de wijkcampagnes worden ook een aantal diepte-interviews gehouden door de teams. Zo voeren de interviewers in Malburgen uiteindelijk 75 diepte-interviews uit. Het totaal aantal interviews van beide fases wordt door de respondenten van de procesevaluatie als een groot succes ervaren. Tijdens de fase van de diepte-interviews is door de kwartiermakers een streefaantal voor de interviews per wijk benoemd. Dit bleek in de praktijk – zeker voor de kleinere wijken een te hoge ambitie waardoor de energie bij de teams weglekte. Daarom heeft de projectleiding van de participatiecoaches de druk verminderd; het gaat niet om het aantal interviews, maar om empowerment van de groep en de focus op wat wel goed gaat. Deze interventie was nodig om de teams weer te enthousiasmeren. Tegelijkertijd was het een leerervaring voor de professionals over het trouw blijven aan empowerment in de praktijk.
17
Bronnen: Verslag van de Participatiecoaches, gemeente Arnhem, d.d. 06-10-2008; Powerpointpresentatie, Capmpagne het Arnhemse Broek en Mulburgen, 24 juni 2008.
71
De kwartiermakers geven in interviews aan dat de activeringsteams een groot bereik hebben, ook onder bewoners die tot dan toe vaak buiten beeld bleven, zoals allochtone vrouwen en autochtone moeders. Een aantal bewoners is zelfs zo enthousiast dat ze zich naar aanleiding van de interviews aanmelden voor het activeringsteam. “Het werd duidelijk dat allochtone vrouwen en hun kinderen de aansluiting met de wijk missen, waardoor ze ook niet weten wat er in de wijk Malburgen allemaal te halen is. Als mensen niet weten wat er allemaal mogelijk is, dan komen ze de deur ook niet uit. Dit speelt met name bij allochtone vrouwen op middelbare leeftijd. Hen moet je echt motiveren om weer te gaan participeren in de maatschappij. Wat zou jij kunnen en leuk vinden om te doen waardoor je weer de deur uit gaat en je beter in je vel komt te zitten? Zodat je weer aansluiting krijgt met de wijk met allochtone bewoners, maar ook met autochtone bewoners” (interview groepsgesprek wijkteam participatiecoaches Malburgen). De wijkbedrijfsplannen Vervolgens zijn de uitkomsten van de wijkgesprekken door de teams uitgewerkt en gepresenteerd tijdens een aantal bijeenkomsten aan medewerkers van de gemeente en organisaties die werkzaam zijn in de wijk. Ook hebben zij gezamenlijk de resultaten in een werksessie onder begeleiding van de kwartiermaker uitgewerkt in een wijkbedrijfsplan. Hierin staat ondermeer opgenomen wat het doel is van het activeringsteam, welke diensten en activiteiten ze gaan opleveren en op welke wijze het team hier invulling aan gaat geven. Het team gaat aan de slag met de 5 meest genoemde diensten en activiteiten uit de interviews. Er is daarbij afstemming geweest met partners in de wijk zodat de producten en diensten aansluiten op hun aanbod. De wijkbedrijfsplannen bevatten een exploitatie voor twee jaar. VOORBEELD: VERTALING WIJKCAMPAGNE MALBURGEN NAAR WIJKBEDRIJFSPLANNEN Te realiseren doelen en activiteiten: 1 Ondersteunen bij het zoeken naar betaald werk. 2 Ondersteunen bij het opzetten van een eigen onderneming. 3 Organiseren van activiteiten voor jeugd en jongeren. 4 Bevorderen van sociale contacten in de wijk. 5 Verbindende schakel tussen wijkbewoners en organisaties (gemeente, politie, woningbouwcorporaties en scholen). (BRON: WIJKBEDRIJFSPLAN ACTIVERINGSTEAM MALBURGEN) De activeringsteams De activeringsteams zijn eerst in het Arnhemse Broek en Malburgen en later in de andere wijken van start gegaan. De bedoeling is dat de wijkteams tijdens de uitvoering gaan groeien, dat er meer wijkbewoners aansluiten om de uitvoering van activiteiten en diensten ondersteunen.
72
“Dat betekent dus dat er een soort sneeuwbaleffect zal ontstaan waarmee ze eigenlijk een spil voor bepaalde diensten zijn. Als voorbeeld: als je een boodschappendienst hebt voor senioren en er zijn 20 senioren waar je dat voor doet een week lang, elke dag de boodschappen, dan kan je dat niet alleen maar heb je meer mensen daarvoor nodig en die mensen schakel je daarbij in” (interview met een medewerker van een activeringsteam). Bij start van de activeringsteams hebben 14 bewoners van het eerste uur een contract gekregen als activeringsmedewerker. Het gaat hierbij om een Opstapbaan voor 1 jaar; gesubsidieerde arbeid als opstap naar een reguliere baan. De anderen zijn als assistent activeringsmedewerker of vrijwilliger aan de slag gegaan. De grootte van de wijkteams is nog een punt van aandacht. Zo kampt zeker één van de wijken met een te lage bezetting van het activeringsteam. Daartoe worden voorgenomen activiteiten nog niet opgepakt. “We zijn gestart, met ongeveer zeven of acht mensen. We zijn wat mensen kwijtgeraakt en er zijn wat mensen bijgekomen. En toen hadden we weer een team van zeven a negen personen en dat is weer helemaal teruggevallen tot vier nu. Waarvan eentje niet altijd aanwezig kan zijn. Ja we zijn met z’n drieën. (…)Dus ja ik zit vol met plannen en ideeën, maar ik kan dat natuurlijk niet alleen. Het clubje is zo klein. Ik denk dat er toch wel heel veel op die mensen is afgekomen, ik zit namelijk in hetzelfde schuitje. (…)En het is best wel lastig, want ik zit vanaf 2004 al thuis en ik heb heel veel wilskracht. Ik wil heel graag, en dan kom je na bijna anderhalf jaar in dit project en sta ik qua dingen die we doen nog op hetzelfde punt. Wij zijn nog steeds mensen aan het werven en aan het overleggen en vergaderen. Persoonlijk ben ik wel heel erg gegroeid, dus dit participatieproject heeft mij wel heel erg goed gedaan, en ik ben daardoor wel 70 a 80% veranderd en sterker geworden. Maar voor mijn loopbaan en voor mijn werk zit ik nog steeds hetzelfde te doen” (interview met een bewoner). Overdracht en afbouw De activeringsteams zijn inmiddels overgedragen aan twee Arnhemse organisaties, Kringloopbedrijf 2Switch en Stichting Rijnstad. Gezamenlijk dragen zij de verantwoordelijkheid voor de 5 teams, waarbij ieder zijn expertise inzet. Uitgangspunten blijven ‘groepsempowerment’ en ‘voor en door bewoners’. “Wat een belangrijk element is binnen deze aanpak, is dat er ook een overdracht plaats vindt. Wij hebben vanaf het allereerste begin samen met de gemeente gekeken naar partners (…) En de gemeente heeft aangegeven dat de partner in staat moet zijn om die methodiek ook te borgen in de organisatie. Maar dat kun je eigenlijk pas over een jaar zeggen. Gevoelsmatig zeg ik dat het zeker kan slagen. Maar waar het hem in zit is of de organisaties er zelf ook kans in zien om deze methodiek niet alleen voor de activeringsteams, maar ook in hun eigen aanpak te gaan praktiseren. En dan pas zeg ik van, ja dan hebben we bereikt wat er bereikt zou moeten worden” (interview met kwartiermakers).
73
In de interviews geven bewoners aan dat zij in enkele gevallen veel last hebben gehad van de wisseling van de wacht op het moment dat de kwartiermakers van het externe adviesbureau zijn opgevolgd door nieuwe projectleiders. Dat leidde tot onrust aangezien de nieuwe mensen onvoldoende zijn gebrieft en toegerust om deze rol goed over te nemen. Dat heeft tijd gekost. Een bewoner: “Het begint nu goed te werken, omdat we weer bij nul zijn begonnen eigenlijk”. Zowel bewoners als professionals in de wijk waarschuwen dat de stap naar regulier werk nog niet binnen handbereik is. Daarvoor is de looptijd (nog) te kort. Tijdens de interviews zijn bewoners ook bang voor teleurstellingen: “het is mogelijk dat ik dadelijk na mijn Opstapbaan bij het activeringsteam weer in de bijstand zit”. Een andere bewoner probeert om die reden via andere wegen zo veel mogelijk uit het project te halen (zie tekstkader). “Voor mij is het de vraag of ik hier blijf of dat ik mij ergens anders op ga richten. Een opstapbaan tekenen binnen het activeringsteam zie ik eerlijk gezegd niet meer zo zitten. Omdat er te veel tegenslagen zijn [in het team] heb ik nog geen beslissing genomen. (…) Ik heb bewust mijn contract nog niet getekend, niet omdat ik het niet zou kunnen, maar omdat ik geen zin heb om als dat jaar straks in gaat in tijdnood te komen. (…) Je moet wel realistisch blijven” (interview met een bewoner). Ook de begeleiders waarschuwen dat het risico op teleurstelling groot is als deelnemers dadelijk terugkeren in de bijstand. Zij geven aan dat er nog onvoldoende zicht is op een vervolg: “Malburgen was al een heel eind, want de contracten van die mensen lopen 31 maart af, dus dat is al vrij snel. Mensen zijn al in de wijk bezig met het uitzetten van activiteiten. Wat nog niet staat is hun eigen wens: ‘wat hierna?’. Dus dat is eigenlijk waar we nu heel hard aan moeten werken om dat nog vorm te geven. Dat is hollen, moet ik zeggen” (interview met een vertegenwoordiger van 2Switch). “Het is helaas zo dat je niet voor iedereen een gesubsidieerde baan kan maken en dus moet er enige doorstroming op. Je moet dus iets anders zien te verzinnen en daar moet je nazorg voor bieden” (interview met de directeur Inwonerszaken van de gemeente Arnhem). Dat wil niet zeggen dat deze deelnemers geen stappen hebben gezet en zelfs al met werk als resultaat. Zo heeft een deelnemer in de kinderopvang en zijn twee deelnemers een eigen zaak begonnen.
Uitgangspunten methodiek Groepsempowerment Hét centrale uitgangspunt voor de aanpak van de activeringsteams is empowerment van de groep en de individuele deelnemers. Een voorbeeld waar empowerment wordt ervaren door een bewoner blijkt uit de onderstaande casus.
74
‘KWALITEITEN IN JEZELF ONTDEKKEN!’ “Ik heb een presentatie gegeven waar heel veel mensen waren. En op dat moment word ik heel klein en verlegen want daarna word ik continu overladen met complimenten: ‘heb je daar niet eens een opleiding voor gedaan’, ‘je staat zonder een briefje’, ‘jij was de enige die te verstaan was’. Een week later stopte er een politieauto net toen ik de straat wilde oversteken. Ik dacht dat ik wat fout had gedaan. De wijkagent stapte uit en die was dus ook bij de presentatie, en toen zei hij dus dat hij mij ook een compliment wilde geven. Daar word je dan toch wel heel verlegen van, je bent dat niet gewend. En dat zijn dus ook kwaliteiten die ik bij mijzelf ontdek en waar ik dus ook heel veel waardering voor krijg en daar groei ik dus ook in” (interview met een bewoner). In de interviews voor deze procesevaluatie geven respondenten voorbeelden van groei dankzij participatie aan het project. “De stappen daar naartoe zijn eigenlijk het allerbelangrijkste. Want die nemen mensen zelf, en wij zijn vooral diegene die het proces faciliteren. En daarin groeien en ontdekken mensen hun eigen kwaliteiten, komen in hun kracht te staan en krijgen ook steeds meer regie op hun eigen leven. En daar zit de duurzaamheid ook in: als je iets zelf opbouwt. Het is van jou zelf en je gaat het straks ook zelf uitvoeren” (interview met kwartiermakers). “Ik ben ook heel erg gegroeid, veel zekerder geworden. Dat komt ook door het afnemen van die interviews. Ik merkte dat ik daar helemaal geen schroom voor heb en dat andere mensen dat toch wel moeilijk vonden. Dus natuurlijk heeft het project mij wel dingen geleerd en dat ik anders naar mijzelf moest kijken” (interview met een bewoner) De teams hebben gezamenlijk, met hulp van een externe deskundige hun eigen beeldmerk en naam ontwikkeld. Een mooi voorbeeld van groepsempowerment; alle wijkteams zijn hiervoor bij elkaar gekomen en het is helemaal vanuit de groep ontstaan.
75
Voor en door bewoners Met het activeringsteam willen ze een laagdrempelige ingang zijn voor wijkbewoners naar voorzieningen van de gemeente. ’Veel van de voorzieningen en informatie waar behoefte aan is in de wijk, bestaan al. Mensen weten het alleen niet te vinden, of weten niet hoe zij er zelf gebruik van kunnen maken. Bewoners stappen niet zo snel naar de gemeente als ze vragen hebben. Doordat wij zelf ook wijkbewoners zijn en in de wijk bereikbaar zijn, verwachten we dat mensen makkelijker met hun vragen naar ons toestappen.’ ‘Er zijn veel mensen die in dezelfde situatie zitten als ik een aantal jaren geleden. Ik wil mijn ervaringen gebruiken om anderen te helpen. Als mijn adviezen het voor hen makkelijker kunnen maken, dan is het allemaal toch nog ergens goed voor geweest. Het zou helemaal mooi zijn als ik hier uiteindelijk mijn werk van zou kunnen maken.’ BRON: INTERVIEW MET BEWONER VOOR NIEUWSBRIEF IZ, JULI 2009 De deelnemende bewoners zijn enthousiast. Tegelijkertijd geven zij aan dat het lastig is om concreet aan de slag te gaan en activiteiten van de grond te krijgen. ZAKEN VAN DE GROND KRIJGEN! “We zitten nu in een heel mooi proces. We willen in eerste instantie een ouderproject gaan aanpakken. Volkshuisvesting heeft nu voor ons een woning beschikbaar gesteld voor ongeveer een half jaar. En nu willen we gaan kijken hoe we kunnen samenwerken, wat we kunnen doen met alle krachten samen. En een voorstel van ons activeringsteam is nu, en dat leek mij heel erg leuk, om ouderen een ochtend of middag in de week voor te lezen. En dan, met een clubje ouderen, dat zou ik best graag willen doen, en daar zijn wij eigenlijk mee bezig. En donderdag hebben wij weer een bespreking en dan gaan we weer verder, afspraak maken en kijken of we het in ieder geval van de grond kunnen krijgen. (…) Er is echter nog te weinig te doen. We weten ook niet hoe we het met een klein clubje van de grond af moeten krijgen. (…) We horen van iedereen ook wel dat er al zo vaak iets geprobeerd is. Een ontmoetingsplek, een koffie-inloop maar er is bijna geen animo voor, de mensen komen niet. Dus waar we eigenlijk nog steeds mee bezig zijn is promoten, nieuwe mensen werven. En we gaan die ouderenvoorleesdag opstarten. Ja en daarnaast zijn we toch bezig om weer flyers te maken, en een algemene flyer voor het ouderenproject”(interview met een bewoner). Ondanks de korte uitvoeringstijd zijn er voorbeelden van geslaagde activiteiten door de teams, zoals zwemlessen voor allochtone vrouwen, een hardloopgroep, diverse cateringopdrachten, kookles voor mannen, en de organisatie van een poppenkastmiddag en een bingo. Via deze activiteiten is het bereik van de activeringsteams verder vergroot (bron: interviews). Als er puur gekeken wordt naar de doelen en activiteiten uit de wijkbedrijfsplannen dan blijkt een deel onvoldoende realistisch en uitvoerbaar. De kwartiermakers geven aan dat dit mogelijk tot teleurstelling bij de bewoners kan leiden:
76
“Het kan natuurlijk zo zijn dat iets niet lukt en dat kan ook best een teleurstelling zijn. Maar dan zijn daarmee de redenen waarom iets niet kan wel duidelijk geworden. Die waren dan blijkbaar onvoldoende duidelijk of noem maar op. (…) En het is nu eenmaal zo dat je niet alles krijgt wat je vraagt. Dus dat is ook iets wat ze zullen moeten leren” (interview met de kwartiermakers). Zo blijkt een van de doelstellingen van het wijkbedrijfsplan ’t Arnhemse Broek niet haalbaar te zijn. Een aantal bewoners zou met de jongeren in de wijk gaan optrekken. Gaandeweg het project bleek dat een aantal deelnemers niet goed met elkaar door een deur konden, waardoor de samenwerking in het team onvoldoende van de grond kwam. Dat leidde tot een teleurstelling (interviews). Bij andere voorbeelden blijkt het doel dermate ambitieus dat de realisatie in onvoldoende mate aansluit bij de mogelijkheden van de teamleden. Het ‘terugbrengen van een markt in Klarendal’ klinkt als een haalbaar doel, maar daarachter gaat een complexe opgave schuil die niet altijd aansluit op de belevingswereld en de capaciteiten van de bewoner. Vanuit het empowermentuitgangspunt worden bewoners gestimuleerd om zelf naar oplossingen te zoeken. Het is echter de vraag of dat bij dergelijke lastige onderwerpen mogelijk is. COMPLEXE OPGAVEN VOOR DE ACTIVERINGSTEAMS “In Klarendal was altijd markt, een prachtige plek, maar die markt is weg. Dat vinden de bewoners ontzettend jammer. Dus dat team heeft gezegd: ‘wij gaan zorgen dat die markt weer terug komt’. Nou hoe, dat is fase twee, maar het stond boven aan de lijst. (…) En dan ligt er ergens in eens een rapport waarom die markt is weggegaan. En dan krijg je niet alleen de bewoners in beweging, maar zet je daarmee ook andere instanties aan het denken. We moeten dan toch eens gaan kijken hoe dat nu zit.” Lokaal maatwerk De samenwerking met andere organisaties verloopt moeizaam. Er zijn wijkorganisaties die het moeilijk vinden om de teams goed te ondersteunen. In de interviews wordt regelmatig aangegeven dat de samenwerking met de activeringsteams niet van harte gaat. In tegenstelling tot het project Participatiecoaches zijn er diverse signalen dat regie ontbreekt: “Ze wilden mensen uit de wijk aan ons koppelen. De mensen uit de wijk wilden graag met jongeren werken. (…) . We hebben dat als last ervaren en daar hebben we dus tegen geageerd. (…) Wij hadden namelijk het voornemen dat er geen mensen vanuit de wijk als vrijwilliger in het wijkcentrum kunnen werken. (…) Wij willen wel met die mensen aan de slag, maar men heeft niet in de gaten gehad welke beperking wij daarvan krijgen. Nu gaan ze ergens anders naartoe. (…)Ik snap echt niet waarom ze nooit met ons overlegd hebben. Het was zo van ik moet wat met jullie en jullie wat met mij, dit is de methodiek” (interview met een vertegenwoordiger van Pactum Rijnside over een situatie in het wijkcentrum).
77
Goede samenwerking is echter een basisvoorwaarde voor succes op langere termijn. De bedoeling is namelijk dat de diensten en activiteiten van de activeringsteams uiteindelijk worden uitgevoerd door bewoners en organisaties in de wijk. De activeringsteams zijn in die zin een aanjager maar hun rol moet op den duur overbodig worden voor het aanbod waarvoor zij zich inzetten.
5.4
Conclusies
De conclusies worden voor beide projecten gesteld. Hoewel dit onderzoek niet is gericht op een vergelijking tussen beide projecten kan op dit moment wél worden vastgesteld dat het project Participatiecoaches: ‘Meedoen dat doe je zelf’ in ongeveer dezelfde tijdspanne en in dezelfde omgeving tot betere ontplooiing en resultaten is gekomen dan het project Activeringsteams: ‘Arnhem in beweging’.
Conclusies voor project participatiecoaches: ‘Meedoen dat doe je zelf’ Regie en samenwerking 1 De gemeente organiseert bij de start van het project actief regie op de wijk. De startbijeenkomst (mei 2008) speelt daarbij een belangrijke rol. Met deze bijeenkomst geeft de gemeente invulling aan drie belangrijke voorwaarden voor effectieve regievoering: - zij draagt bij aan het afbakenen van het vraagstuk en de betrokken partijen; - de gemeente bevraagt betrokkenen op alle relevante informatie ten behoeve van het verkrijgen van een goed en omvattend beeld van de situatie; - de gemeente mobiliseert, enthousiasmeert en inspireert betrokkenen bij te dragen aan het geheel. De gemeente koppelt betrokkenen aan elkaar. 2
De samenwerken met andere organisaties in de wijk gaat niet vanzelf en niet vanzelf goed, maar ‘regelt zich gaande weg in’. Bij aanvang van het project bestaat er onduidelijkheid over de taakverdeling tussen de participatiecoaches en collegaprofessionals van andere instanties. Hierover zijn nadere afspraken gemaakt en is een vruchtbare taakverdeling ontstaan waarmee is voorkomen dat de professionals elkaar in de wielen rijden. Ook sluiten de coaches goed aan op initiatieven van andere organisaties.
3
Interne regie als voorwaarde voor extern optreden is goed gevestigd. Om extern een goed samenwerkingspartner te zijn is interne organisatie vereist: ofwel externe regie vraagt om interne regie. - Daartoe hebben de coaches een ruim mandaat van het management en de directie van de gemeente. Dit geldt ook voor andere organisaties die in de wijk werken. Dankzij dit mandaat kunnen de participatiecoaches snel en daadkrachtig opereren zonder belemmerd te worden door procedures en regels.
78
Werkwijze 4 De drempel is laag. Participatiecoaches hebben geen enkele moeite om met bewoners in contact te komen en om ‘achter de voordeur te komen’. 5
De uitvoering van huisbezoeken verloopt voorspoedig. Inmiddels zijn 472 bezoeken afgelegd en 139 persoonlijke ontwikkelplannen opgesteld. In totaal hebben de participatiecoaches 128 bewoners begeleid naar een vorm van participatie, 54 naar een re-integratietraject en 102 naar werk, terug naar school of zelfstandig ondernemerschap.
6
De werkwijze van de coaches staat niet vast. Er is ruimte om een eigen werkwijze te ontwikkelen. De participatiecoaches benutten deze ruimte met het gebruik van een schaalvraag. De schaalvraag biedt mogelijkheden om met een bewoner terug te kijken, successen te vieren en de volgende stap te plannen. Met dit instrument willen de coaches beter aansluiten bij de belevingswereld van de bewoner. De ervaring van de participanten is dat de schaalvragen niet alleen een persoonlijk meetinstrument zijn, maar tevens de stappen markeren die een bewoner zet zodat de voortgang zichtbaar en tastbaar wordt gemaakt. Op basis van deze ervaring is een eigen meetinstrument ontwikkeld ‘kijk op je leven’ die vanaf half februari 2010 wordt ingezet als nulmeting.
7
Coaches zijn in staat effectief ‘in te breken’ op bestaande wachtlijsten. Zij weten via korte lijnen de bewoner door het woud aan bestaand aanbod te loodsen. Vaak lukt het daarbij zelfs om voorrang te regelen op bestaande wachtlijsten bij diverse bestaande loketten. - Bij de organisaties waar ‘wordt ingebroken’ bestaat nog onvoldoende stimulans om de interventie als een belangrijk en waardevol signaal op te vatten, bijvoorbeeld om het aanbod voor bewoners met specifieke omstandigheden anders te gaan organiseren, om verder te ontkokeren en de regeldruk voor burgers te verminderen. - Deze interventie heeft wel een belangrijke consequentie: andere wachtenden wachten langer. Volgens andere respondenten is dit echter een bewuste keuze: “het gaat om een aantal cases waarin we echt vastlopen”.
8
Bij de start van het project is door de projectleiding fors geïnvesteerd in het zichtbaar maken van het project zowel binnen de gemeentelijke organisatie als daarbuiten. Hier zijn met name twee instrumenten voor ingezet, namelijk de “weekimpressies” en de “succesrecepten”. - Daarmee maakt het team van participatiecoaches voor alle geïnteresseerden inzichtelijk welke ontwikkelingen het project doormaakt en tegen welke knelpunten zij in de praktijk aanlopen. - Ook geven de weekimpressies een beeld van de leefwereld van de bewoners waarmee de participatiecoaches in aanraking komen. - De Weekimpressies en succesrecepten ondersteunen tot slot de interne kennisdeling en intervisie: de participatiecoaches krijgen niet alleen inzicht in de eigen ontwikkeling maar ook in de individuele ontwikkeling van de andere participatiecoaches (bron: interviews).
79
Uitgangspunten voor het project 9 De uitgangspunten voor het project stimuleren een goede werkwijze en het bereiken van resultaten. Het gaat daarbij niet om één van de uitgangspunten in het bijzonder, maar om de combinatie van uitgangspunten: Empowerment, achter de voordeur, frontlijnsturing, ‘nee bestaat niet’. Deze uitgangspunten zijn goed in het denken en handelen van de coaches verankerd. Bewoners ervaren de resultaten van deze uitgangspunten en ervaren concreet dat naar oplossingen wordt gezocht, dat zij op hun eigen kracht worden aangesproken en verkokering wordt beslecht. Resultaten 10 Het project is ‘slechts’ anderhalf jaar onderweg en dat is inclusief de opstartfase. Betrokkenen zijn het er in de interviews allemaal over eens dat een duurzame aanpak tijd nodig heeft. Resultaten zijn op de korte termijn nog vaak ‘broos’ en de relatie met bewoners vraagt veel tijd en onderhoud. Als het project bij wijze van spreken morgen ophoudt, zijn de resultaten ook weer snel verdwenen. Professionals zien dit al te vaak gebeuren in de wijk, zij verwijzen daarbij naar het begrip ‘projectencarrousel’: de financiering van projecten stopt vaak voordat duurzame resultaten worden geboekt en continuïteit in beleid en aanpak is vaak ver te zoeken. 11
Na anderhalf jaar kunnen diverse voorbeelden van resultaten worden opgetekend: a Bewoners zijn positief. Alle bewoners geven aan dat zij zonder tussenkomst van de participatiecoach niet in staat waren geweest stappen vooruit te zetten. Zij noemen als concrete resultaten: het gemotiveerd blijven door ondersteuning van de coaches; het loodsen van bewoners door de bureaucratie van de gemeente en haar partners; het vinden van de juiste middelen zoals bijvoorbeeld een taalcursus of een plek binnen de activeringsteams; het respect dat ze ontvangen van de coaches: “Je wordt weer als mens behandeld”. b
Professionals zijn positief over de resultaten, zij pleiten voor een continuering waarin de resultaten verder kunnen toenemen en verduurzamen. Zo noemen zij diverse resultaten: De veiligheid in de wijk is op onderdelen vergroot door gerichte inzet op probleemjongeren door de coaches. De participatiebereidheid van bewoners is toegenomen. Het gebruik van voorzieningen door bewoners is vergroot. Vastgelopen dossiers zijn los getrokken. Andere organisaties in de wijk kunnen beter inspelen op de behoeften van bewoners door het toegenomen zicht op de situatie.
Conclusies voor project Activeringsteams: ‘Arnhem in beweging’ 1
De werving en selectie van bewoners met een bijstandsuitkering loopt bij aanvang van het project voorspoedig onder andere doordat de deelname op vrijwillige basis plaatsvindt.
80
2
De wijkcampagnes en de huisbezoeken in de vijf wijken zijn een succes. 31 bewoners houden in vijf wijken gezamenlijk meer dan 1.000 interviews op straat, op de markt, in supermarkten en gedeeltelijk ook aan de deur. De interviews verschaffen onder meer zicht op diensten en activiteiten waaraan bewoners behoefte hebben. Ook spreken interviewers wijkgenoten aan op eigen inbreng: wilt u ook mee(r)doen? Tijdens de wijkcampagnes is er ook contact met een groot aantal organisaties die in de wijk werkzaam zijn.
3
Aan de hand van de uitkomsten van de wijkcampagnes worden wijkbedrijfsplannen opgesteld. De bewoners worden hierbij begeleidt door kwartiermakers van een extern bureau. De bewoners stellen per wijk een top vijf samen van te realiseren doelen en activiteiten voor de activeringsteams.
4
De wijkbedrijfsplannen worden in alle vijf wijken in uitvoering genomen. Daartoe worden de activeringsteams bemenst met wijkbewoners met gesubsidieerde banen, of die werken met behoud van uitkering ( Eurojob) of vrijwilligers.
5
De uitvoering verloopt moeizaam: a Het samenspel met andere wijkorganisaties is niet altijd optimaal. Hierdoor ontstaan enkele conflicten bij wijkorganisaties die zich onvoldoende raad weten met de activeringsteams. Goede samenwerking is echter een basisvoorwaarde voor succes op langere termijn. b Er zijn signalen dat enkele activeringsteams in onvoldoende mate hun bezetting rond krijgen. Deelnemers haken af en de teams moeten nieuwe mensen blijven werven. Door het gebrek aan capaciteit wordt met onvoldoende slagkracht gewerkt aan de activiteiten en diensten. c Een positieve ontwikkeling is de adoptie van de activeringsteams door kringloopbedrijf 2Switch en welzijnsorganisaties Rijnstad.
6
De resultaten van het project blijven vooralsnog beperkt door de individuele groei die deelnemers en professionals bij deelnemers waarnemen, zoals het ontdekken van eigen kwaliteiten en het zetten van stappen die ook ten goede komen aan het hele gezin. Daarnaast zijn er voorbeelden van activiteiten die gerealiseerd zijn.
7
De realisatie van doelen en diensten blijft nog achter doordat activeringsteams nog onvoldoende op volle sterkte draaien. Daarnaast speelt mee dat diverse doelen en diensten in onvoldoende mate haalbaar en realiseerbaar zijn. Daar is van te voren in onvoldoende mate op gestuurd. Dit leidt bij deelnemers ook tot teleurstellingen.
8
De stap naar regulier werk is (nog) niet in zicht. De eerste opstartbanen lopen in april 2010 af. Zowel bewoners als professionals vrezen een teleurstelling wanneer mensen in plaats van door te stromen, via de WW terugvallen in de bijstand. Er is voor de meeste deelnemers nog onvoldoende zicht op doorstroming of nazorg. Er zijn echter ook al successen behaald.
81
82
Bijlage 1 Vacaturetekst participatiecoach Participatiecoach Pilot Aanpak in de Wijken De gemeente Arnhem is op zoek naar mensen die zich als participatiecoach willen inzetten voor de mensen in de vijf Arnhemse krachtwijken.
Wat gaan wij doen? In Arnhem wonen bijna 6.000 mensen van een WWB-uitkering, ongeveer 9.000 mensen met een UWV uitkering (WIA, WAO, Wajong) en meer dan 2.000 mensen met een WWuitkering. Een belangrijk deel van deze mensen woont in onze vier krachtwijken (Malburgen, Presikhaaf, Arnhemse Broek, Klarendal) en in de ontwikkelwijk Geitenkamp. De gemeente Arnhem gaat in samenwerking met UWV / CWI in de periode augustus 2008 tot en met december 2009 op experimentbasis tien participatiecoaches inzetten in de wijken. Deze participatiecoaches gaan ‘achter de voordeur’ samen met de mensen aan de slag om hen, daar waar dit mogelijk is, in beweging te krijgen richting werk, arbeidsparticipatie of maatschappelijke participatie. Het motto van de aanpak is: meedoen, dat doe je zelf. Mensen worden ‘in hun kracht gezet’ (empowerment) en er is ruimte voor eigen inbreng en verantwoordelijkheid van de burger. De gemeente Arnhem kiest voor een wijk- en buurtgerichte aanpak. Zo zijn we zichtbaar, herkenbaar en gemakkelijk benaderbaar voor de burger; kunnen we beter zicht en grip krijgen op de woon- en leefomgeving, de bedreigingen maar vooral ook de kansen om tot participatie te komen. De gemeente doet dit niet alleen. Er zal een brede samenwerking worden aangegaan met professionele en niet professionele organisaties; instellingen die stedelijk werken en instellingen die al in de wijken werkzaam zijn, en onze ketenpartners op het gebied van werk en inkomen. In teams met mensen van o.a. de gemeente, UWV en CWI en in samenwerking met o.a. woningbouwcorporaties, welzijn- en zorginstellingen en onderwijsinstellingen gaan wij in de wijken aan de slag om: - de uitkeringsafhankelijkheid te verminderen; - de participatie te verhogen; - het ongebruikt laten van bestaande voorzieningen te verminderen; - de leefbaarheid in de wijk te vergroten.
Wanneer en hoe lang? De voorbereidingen voor de pilot zijn in volle gang. Vanaf april gaan we het team formeren. De pilot start op 1 augustus 2008 en duurt tot eind 2009. In de loop van deze periode zal duidelijk worden of en hoe deze experimentele aanpak een vervolg krijgt.
83
Welke mensen hebben wij nodig? De participatiecoach is een van de nieuw te ontwikkelen instrumenten die een bijdrage leveren aan de nieuwe wijk- en vraaggerichte aanpak. Deze coach benadert mensen in de thuissituatie (“achter de voordeur”). De coach: kijkt vanuit het gezichtspunt van de klant; stelt zich de vraag wat de klant nodig heeft voor participatie, voor (beter) werk, voor inburgering, voor reductie van armoede, etc.; kijkt samen met de klant naar het (niet) gebruiken diensten, naar belemmerende factoren (geen kinderopvang, veel schulden) en regelingen die belemmerend of vertragend werken; bepaalt samen met de klant wat nodig is om de belemmeringen op te heffen; ondersteunt de klant bij het verkrijgen van medewerking van instanties en functioneert hierbij in de rol van dienstenmakelaar; werkt aan het realiseren van de doelstellingen van de deelnemende organisaties en heeft daarbij een onafhankelijke en bepalende positie. Gezien het gevraagde profiel zijn we vooral op zoek naar professionals met lef die “in” zijn voor een onorthodoxe aanpak. Concreet zijn we op zoek naar tien mensen.
Over welke kwaliteiten moet je beschikken? Als participatiecoach weet je het vertrouwen van mensen te winnen en ben je in staat om een betekenisvolle relatie met mensen aan te gaan. Je bent in staat om situaties snel te beoordelen en beschikt over de nodige creativiteit om de rol als dienstenmakelaar/coach optimaal te vervullen. Je hebt een sterke interesse in mensen met een grotere afstand tot de reguliere arbeidsmarkt en je beschikt over de vaardigheden om mensen te ondersteunen in het maken van keuzes rondom werk. Andere vaardigheden die van pas komen zijn: - ondernemend; - besluitvaardig; - integer en onafhankelijk; - oplossingsgericht; - geen 9 tot 5 mentaliteit; - gericht op samenwerken; - overtuigingskracht. Ruime ervaring met directe klantcontacten is een voorwaarde, bijvoorkeur op één of meerdere gebieden: uitvoering WWB, Inburgering, BAC etc.
Wat bieden we je ? -
alle mogelijkheden voor een eigen inbreng in het ontwikkelen van een innovatieve methodiek om burgers/doelgroepen te verleiden om te participeren; een dynamische werkomgeving, waar veel te leren valt; een geweldige kans op persoonlijke groei en ontwikkeling; een uitgebreid netwerk; goede begeleiding en ondersteuning.
84
Bijlage 2 Persoonlijk Ontwikkelplan
18
Persoonlijk ontwikkelplan (POP)
Samen met mijn participatiecoach heb ik deze POP gemaakt. Ik ga actief aan de slag met de actiepunten om mijn doelen te halen. Het uiteindelijke doel is werk. Ik word hierbij ondersteund door mijn participatiecoach en kan indien nodig een beroep doen op het participatiebudget. De voortgang van mijn persoonlijk ontwikkelproces bespreek ik met mijn participatiecoach in POP-voortgangsgesprekken. Datum:
Datum:
Handtekening bewoner
Handtekening participatiecoach
A. Persoonsgegevens Naam bewoner : ……………….……………..………..…………………………………. Adres
:.…………………….………..………..…………………………………. : ………………………..……..………..………………………………….
BSN-nummer : ………………………….…..………..…………………………………. Participatiecoach: ……………………………..……Wijk..………………………………. Datum 1e gesprek: ..…………………………..………..…………………………………. B. Doelen & acties Ik wil het volgende bereiken: Doel 1. ………………………..………..…………………………………………………………
18
Meedoen? Dat doe je zelf! is een initiatief van Gemeente Arnhem
versie 1.0 25-11-2008
85
Waarom wil ik dit: …………….……………………..………..……………………………………………… ……………….……………………………………………………..………..…………… Om mijn doel(en) te bereiken ga ik het volgende doen: e
1 actie: ..……………………………………………………..………..…………………………… ………………....……………………………………………………..………..………… Wat heb ik nodig om van deze actie een succes te maken: …………..……………………………………………………..………..………………… …………………………..…………..…………………………………………………….. Deze actie heb ik afgerond voor:…………………………………………………………………(datum/maand)
Ik wil het volgende bereiken: Doel 2. ………………………..………..………………………………………………………… Waarom wil ik dit: …………….……………………..………..……………………………………………… ……………….……………………………………………………..………..…………… Om mijn doel(en) te bereiken ga ik het volgende doen: 1e actie: ..……………………………………………………..………..…………………………… ………………....……………………………………………………..………..………… Wat heb ik nodig om van deze actie een succes te maken: …………..……………………………………………………..………..………………… …………………………..…………..…………………………………………………….. Deze actie heb ik afgerond voor:…………………………………………………………………(datum/maand)
Ik wil het volgende bereiken:
86
Doel 3. ………………………..………..………………………………………………………… Waarom wil ik dit: …………….……………………..………..……………………………………………… ……………….……………………………………………………..………..…………… Om mijn doel(en) te bereiken ga ik het volgende doen: e
1 actie: ..……………………………………………………..………..…………………………… ………………....……………………………………………………..………..………… Wat heb ik nodig om van deze actie een succes te maken: …………..……………………………………………………..………..………………… …………………………..…………..…………………………………………………….. Deze actie heb ik afgerond voor:…………………………………………………………………(datum/maand)
C. Aanvullende opmerkingen
87
88
Bijlage 3 Rondje Werkvormen
89
90
Bijlage 4 Profielschets Activeringsmedewerker Activeringsmedewerker De belangrijkste overall taak van de medewerkers activering en stagiairs is het stimuleren en activeren van andere bijstandgerechtigden. Gewenste kwaliteiten: - Sterke motivatie; - Verantwoordelijkheid kunnen en durven nemen; - Samenwerkingsgericht; in teamverband kunnen werken; - Contact kunnen maken met anderen; - Oog voor kwaliteiten van anderen; - Zorgvuldig omgaan met gevoelige en/of persoonlijke informatie van anderen; - Uit kunnen dragen waar het project voor staat; - Gemaakte afspraken nakomen; - Afstand kunnen nemen van de eigen problematiek; - Geïnteresseerd zijn in en betrokken zijn bij de doelgroep. Rol en Taken: - Activeren van wijkbewoners; - Coördinatie van de activiteiten en diensten; - Organiseren en begeleiden van de aangeboden activiteiten en diensten; - Activiteiten en/of diensten kunnen uitvoeren; - Samenbrengen van vraag en aanbod van activiteiten en diensten; - Gastvrouw/-heer functie; - Verzorgen van de interne en externe communicatie over resultaten en successen van het project; - Projectregistratie (hoeveel en welke mensen zijn actief, welke activiteiten en diensten worden uitgevoerd en aantal mensen die daarvan gebruikmaken). Functie-eis: - Afgeronde training medewerker activering; - Minimaal 20 uur beschikbaar zijn.
91
92
Bijlage 5 Arnhem in Beweging: vragenlijst Broek en Malburgen PERSOONLIJKE GEGEVENS - Naam:
...................................................................................
- Adres:
...................................................................................
- Telefoon:
...................................................................................
- E-mail:
...................................................................................
- Geboortedatum:
...................................................................................
- Geboorteplaats:
...................................................................................
- Kinderen / Gezin:
...................................................................................
- Inkomen: □ werk
□ uitkering UWV
□ uitkering gemeente
WOONOMGEVING Waar bent u trots op? □ woonruimte □ veiligheid □ groen □ sfeer □ speelplaatsen □ sportgelegenheid □ winkels □ bereikbaarheid diensten □ anders, namelijk: .......................................................................................................... Hoe ervaart u de woonomgeving? □ geen mening / weet niet □ voldoende
□ zeer goed □ slecht
□ goed □ zeer slecht
Wat kan beter? □ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ Wat zou uw bijdrage kunnen zijn? □ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................
93
VOORZIENINGEN EN DIENSTEN Per voorziening /dienst waardering Waardering Dienst / voorziening Geen mening / weet niet Welzijn / Rijnstad Onderwijs Politie Gemeente Winkels Sportgelegenheid Speelplaatsen Groen Overig
++
+
0
-
--
Wat kan er beter? □
Naam organisatie:................................................................................. Wat kan er beter?:................................................................................ ……….. ................................................................................................
□
Naam organisatie:................................................................................. Wat kan er beter?:................................................................................ ……….. ................................................................................................
Zou u een bijdrage kunnen leveren aan de verbetering? Zo ja, welke? ........................................................................................................................................ Vind u de communicatie / huidige informatievoorziening voldoende? (Wijkkrant, weekbladen, websites, posters e.d.) Zo nee, wat kan er beter? ........................................................................................................................................ EIGEN ACTIVITEITEN Activiteit Eigen onderneming Betaald werk Vrijwilligerswerk Mantelzorg Zorg voor kinderen Hobby’s Sociale contacten Opleiding / cursus Overig
Heb ik
Wil ik (meer)
94
Toelichting ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… Heeft u ondersteuning nodig? Bijvoorbeeld op het gebied van financiën of het bereiken van een voorziening? □ Zo ja, toelichting: ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ Vind u het goed dat vanuit een centrum in de wijk ondersteuning wordt geboden? Dat wij dat samen met u oppakken? □ Zo ja, eventueel toelichting: ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ Zijn er belemmerende factoren die u van de activiteiten "weghouden" bijvoorbeeld tijd, geld, omstandigheden [ziek, verveeld, verlegen, te druk]? □ Zo ja, eventueel toelichting: ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ WIJKTHEMA’S In de campagne zijn de onderstaande thema’s genoemd □ Speelgelegenheid/ activiteiten voor kinderen □ Activiteiten voor jongeren □ Activiteiten voor volwassenen □ Activiteiten voor ouderen □ Onderhoud van voorzieningen □ Hulp aan ouderen Waar bent u goed in? Waaraan zou u een bijdrage kunnen leveren? Goed in: …………………………………………………………………………………. Bijdragen aan: ………………………………………………………………………… Toelichten: ……………………………………………………………………………………………………………………… Welke cijfer geeft u aan de wijk? □1 □3 □5 □2 □4 □6
□7 □8
□9 □ 10
Toelichting: ........................................................................................................................................
95
AFSLUITING Bedankt voor het meedoen aan het interview. Wat gaan we doen met de resultaten van het onderzoek? Met de resultaten maken we een plan met activiteiten die we willen gaan oppakken en uitvoeren. Ook hoe we dat het beste kunnen organiseren. Als we dan toestemming krijgen van de gemeente gaan we het dus uitvoeren. We houden u op de hoogte met nieuwsbrieven en krantjes zoals de Rijnrepoorter. Hoe vond u het om aan dit interview mee te doen? Antwoord: ………………………………………………………… Toelichting: ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… Wilt u een direct een vervolgafspraak met iemand van ons team of een afspraak met de participatiecoach ? Ja / Nee Zo ja, ik zal het regelen. Nogmaals bedankt voor de medewerking.
96
19
Bijlage 6 Uitwerking Empowermentmethodiek op wijkniveau In vijf Arnhemse wijken (Geitenkamp, Klarendal, Presikhaaf, Het Arnhemse Broek en Malburgen) wordt in stappen naar een locale variant van een activeringsteam gewerkt; door een groep wijkbewoners met een WWB-uitkering. Onder de titel ‘Arnhem in beweging’ zijn zij in hun eigen wijk aan de slag gegaan. Hieronder worden alle stappen om te komen tot een operationeel Activeringsteam op een rij gezet. In fase 1a vindt empowerment plaats bij de stappen 6 t/m 11.In fase 1b gebeurt dat bij de stappen 2 t/m 11.
Stappen in fase 1a 1 2 3
Startbijeenkomst voor betrokken partijen en partners van de gemeente Arnhem. Projectteam wordt geïnstalleerd. Werving wijkbewoners (interviewers) met een WWB-uitkering door casemanagers/pcoaches. 4 Selectiegesprekken door casemanager/p-coach en externe adviseur (kwartiermaker). 5 Het activeringsteam (interviewers, wijkmanager, participatiecoach, kwartiermaker) wordt geïnstalleerd. 6 Interviewers van de wijken worden getraind en voorbereid op de 3 daagse wijkcampagne. 7 Interviewers voeren campagne in de eigen wijk en gaan in gesprek met medewijkbewoners en organisaties en instellingen. 8 Tijdens en na afloop van de campagne staan interviewers de media te woord. 9 Van alle stappen in de eerste fase wordt een film gemaakt waarin wordt getoond op welke wijze interviewers te werk gaan; ook worden zij getraind om zelf onderdelen in de film op te nemen. 10 Interviewers werken de resultaten van de wijkgesprekken met elkaar uit. 11 Interviewers presenteren resultaten van de wijkcampagne aan het projectteam en betrokken ambtenaren en wethouder en sluiten daarmee de eerste fase af.
Stappen in fase 1b 1 2 3 4 5 6
19
Door middel van een tweede werving wordt de interviewgroep uitgebreid van vijf naar tien deelnemers. Interviewers worden getraind in het voeren van intensieve gesprekken met medewijkbewoners. Interviewers geven input op de standaard vragenlijst en maken deze op maat voor de eigen wijk. Het Activeringsteam stelt het aantal te voeren wijkgesprekken vast en elke interviewer geeft aan hoeveel wijkgesprekken hij/zij gaat voeren. Interviewers voeren gedurende vier weken alle wijkgesprekken (gestart wordt met het houden van een interview met de wijkwethouder) en werken deze dagelijks uit. Interviewers werken de resultaten van alle wijkgesprekken met elkaar uit.
Bron: Radar, Bedrijfsvoeringsplan Arnhemse activeringsteams, december 2008
97
7
Interviewers stellen een shortlist op van geconstateerde behoefte in de wijk rond dienstverlening, activiteiten en wat wijkbewoners hebben aangegeven zelf te willen doen voor hun wijk en/of medewijkbewoners. 8 Interviewers presenteren resultaten van de wijkgesprekken en de shortlist aan projectteam, betrokken ambtenaren. 9 Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt door het Activeringsteam het wijkbedrijfsplan opgesteld en vervolgens vastgesteld door het projectteam (begeleidingscommissie). 10 Als laatste stap in fase 2 presenteren de interviewers het wijkbedrijfsplan aan het wijkplatform en vindt besluitvorming plaats 11 Gedurende geheel fase 2 informeren interviewers op verschillende momenten de media (o.a. in de vorm van interviews) en wijkbewoners via nieuwsbrieven over de voortgang 12 Er wordt een film geproduceerd die het proces en methodiek van groepsgewijze empowerment laat zien, van begin tot eind, in de verschillende wijken. Ook in deze film spelen de interviewers en p-coaches een dominante rol.
Stappen in fase 2 Deze stappen zijn nog niet bekend. Dat wordt pas duidelijk nadat het definitieve wijkbedrijfsplan is vastgesteld en besluitvorming heeft plaatsgevonden. Een mogelijk scenario ziet er globaal als volgt uit: 1 2 3 4 5 6
Geselecteerde interviewers krijgen een contract als Activeringsmedewerker aangeboden; Activeringsmedewerkers worden getraind om hun rol als activeringsmedewerker goed in te kunnen vullen; Activeringmedewerkers gaan in gesprek met organisaties en instellingen waarmee een samenwerking voor de hand ligt en maken daarover afspraken; Activeringsmedewerkers openen het centrum en presenteren de voorgenomen diensten en activiteiten aan de wijk; Activeringsmedewerkers voeren de afgesproken diensten uit in of vanuit het Activeringsteam; Activeringsmedewerkers werven/activeren, naast de instroom via casemanagers en participatiecoaches, nieuwe deelnemers om met hen samen de diensten en activiteiten uit te voeren.
Gebruikmakend van de stappen die activeringsmedewerkers en andere deelnemers met een uitkering hebben gezet en de empowerment die heeft plaatsgevonden, richt de begeleiding (p-coaches, casemanagers) van de medewerkers en deelnemers zich op aansluiting met het reguliere re-integratie instrumentarium dan wel direct werk.
98
Bijlage 7 Opzet en aanpak van het onderzoek Doel van de evaluatie Deze evaluatie dient inzicht te geven in: a Hoe het project precies verlopen is en door relevante betrokkenen is beleefd. b Wat nodig is om dit project (in de toekomst) goed te laten functioneren. Dit is van belang als er sprake is van mogelijke uitbreiding, verdieping en structurele inbedding van het project in de toekomst. 20
Vraagstelling De procesevaluatie bestaat drie onderzoeksvragen die zich richten op de voorbereiding, de uitvoering, de resultaten en de succes- en faalfactoren rond twee projecten. 1 Hoe is de uitvoering verlopen en is deze conform de werkwijze en uitgangspunten zoals in de methodiek beschreven? 2 Welke resultaten in termen van doelen en effecten worden met de projecten gerealiseerd en ervaren? 3 Welke lessen en succesfactoren zijn tijdens de voorbereiding en uitvoering van de projecten opgedaan?
Aandachtspunten bij de beantwoording Bij de beantwoording van de vragen worden een aantal aandachtspunten gehanteerd om het onderzoek te richten. De aandachtspunten bieden een focus of bril waarmee naar de praktijk van de twee projecten wordt gekeken. Uitvoering (Aandachtspunten bij de beantwoording van vraag 1) a De uitvoering is conform de werkwijze en de uitgangspunten van de methodiek, op veranderende omstandigheden wordt goed ingespeeld. Concrete aandachtspunten worden ontleend aan de methodiek (zie tekstkader).
20
Bron: offerteverzoek voor dit onderzoek aan de gemeente Arnhem.
99
PARTICIPATIECOACHES: ´MEEDOEN DAT DOE JE ZELF’ – Werkwijze (zie paragraaf 3.2): locatie/aanmelding, gesprek, vervolg, afronding, overleg/intervisie/reflectie, samenwerking (binnen de wijk, binnen de gemeente). – Uitgangspunten (zie paragraaf 3.3): Empowerment (inzet op eigen inbreng en verantwoordelijkheid van bewoners/eigen kracht), Achter de Voordeur (leefwereld centraal stellen), Frontlijnsturing (handelen vanuit de burger), Nee bestaat niet (denken in mogelijkheden, niet in problemen). ACTIVERINGSTEAM: ‘ARNHEM IN BEWEGING’ – Werkwijze (zie paragraaf 4.2): a) organiseren van wijkcampagnes, b) verdiepend wijkonderzoek en opstellen bedrijfsplannen, c) implementatie wijkbedrijfsplannen, d) afbouw. – Uitgangspunt (zie paragraaf 4.1 en paragraaf 1.3): Empowerment en persoonlijk leiderschap. Resultaten (Aandachtspunten bij de beantwoording van vraag 2) b De projecten voorzien in de beoogde projectdoelen en -effecten. PARTICIPATIECOACHES: ´MEEDOEN DAT DOE JE ZELF’ Doel: bewoners te stimuleren actief te worden in de maatschappij, te participeren. En, als dat mogelijk is, om aan het werk te gaan (zie paragraaf 1.3). ACTIVERINGSTEAMS: ‘ARNHEM IN BEWEGING’ Doel: actieve deelname en betrokkenheid van wijkbewoners bevorderen (mensen op ontwikkelpad krijgen) en anderzijds activiteiten en diensten uit te laten voeren waar vanuit de wijk behoefte aan is (bevorderen leefbaarheid). (zie paragraaf 1.3): 1 Het versterken van eigen verantwoordelijkheid; 2 Het verbeteren van de toegankelijkheid van bestaande (gemeentelijke en aanverwante) voorzieningen; 3 Het organiseren van ontmoetingen van mensen in een vergelijkbare situatie of met een vergelijkbare problematiek, én; 4 Het, waar mogelijk, combineren van leren en werken. c
De projecten voorzien in de prestatiecriteria die het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt in de IPW-beschikking (zie tekstkader).
100
PRESTATIECRITERIA IPW-SUBSIDIEBESCHIKKING MINISTERIE VAN SZW De aanpak draagt bij aan: 1 Een beschrijving van een methodische individuele en groepsgewijze empowerment benadering van uitkeringsgerechtigden en niet uitkeringsgerechtigden. 2 Een beschreven methode om doelgroepen te verleiden om actief te worden. 3 Een beschreven werkwijze voor goede samenwerking van sociale diensten, UWV, zorgaanbieders en hulpverlenende instellingen. 4 Een beschreven werkwijze om bestaande re-integratie- en participatie instrumenten sluitend in te zetten. 5 Zicht op belemmerende regelingen en tekorten in het zorgaanbod. 6 Een instrument om het omslagpunt tussen werk en participatie in kaart te brengen. BRON: IPW-BESCHIKKING AAN GEMEENTE ARNHEM DOOR HET MINISTERIE VAN SZW. Lessen en succesfactoren (Aandachtspunten bij de beantwoording van vraag 3) d Professionals en bewoners ervaren tijdens de uitvoering lessen en succesfactoren die een verklaring kunnen bieden voor het optreden (of uitblijven) van resultaten.
Aard van het onderzoek Het kwalitatieve onderzoeksdoel is deels descriptief (beschrijvend) en draagt bij aan een weergave van het verloop van de projecten. Het onderzoek is ook deels interpretatief. De situatie en het verloop van de projecten wordt geïnterpreteerd aan de hand van ervaringen en belevingen van betrokken professionals en wijkbewoners.
Afbakening De procesevaluatie richt zich op twee projecten: 1 ‘Meedoen dat doet je zelf’: een individuele aanpak door inzet van participatiecoaches. 2 ‘Arnhem in beweging’: een groepsgewijze aanpak door de inzet van activiteringsteams. De periode waarop dit onderzoek zich richt loopt van mei 2008 tot en met 2009.
Aanpak Het kwalitatieve onderzoek is uitgevoerd door Partners+Pröpper, denkers en doeners voor de publieke zaak.21 In januari 2010 is een groot aantal interviews uitgevoerd met relevante professionals van diverse organisaties en met enkele wijkbewoners. Daarnaast zijn relevante documenten bestudeerd. Op basis van deze informatie is het onderzoeksverslag opgesteld en besproken met de opdrachtgever.
Selectie van respondenten De gemeente Arnhem heeft de selectie van bewoners en professionals voorbereid.
21
Partners+Pröpper is tevens netwerkpartner van het Kennisnetwerk Achter de Voordeur.
101
Selectie van bewoners Uitgangspunt bij de selectie van bewoners is dat de geïnterviewden een goede weerspiegeling zijn van de totale groep. De participatiecoaches hebben per wijk een aantal bewoners geselecteerd die zij in staat achten om mee te werken aan de evaluatie. Deze selectie hebben zij doorgegeven aan de projectmedewerker. Vervolgens heeft zij hieruit per wijk 1 bewoner geselecteerd. Bij haar keuze heeft zij steeds gekeken naar een goede verdeling qua: – man/vrouw; – allochtoon/autochtoon; – participatiecoach (PCH)/groepsaanpak (AT); – leeftijd; – gezinssamenstelling. De uiteindelijke selectie ziet er als volgt uit: geslacht leeftijd herkomst project gezinssamenstelling vrouw 36-45 allochtoon AT/PCH Samenwonend paar met kinderen vrouw 26-35 allochtoon PCH Samenwonend paar met kinderen vrouw 26-35 autochtoon AT/PCH Alleenstaand vrouw 36-45 allochtoon PCH Alleenstaande ouder man < 25 autochtoon PCH Alleenstaande ouder * man 55+ allochtoon PCH Alleenstaand man 36-45 allochtoon PCH Alleenstaand** *Het gesprek met deze bewoner is uiteindelijk op de dag zelf niet doorgegaan vanwege ziekenhuisopname van zijn kind. ** Uiteindelijk is het niet gelukt om met deze bewoner een gesprek te plannen op de interviewdagen. AT= project Activeringsteam, PCH = project Participatiecoaches
Selectie van professionals Bij de selectie van professionals binnen en buiten de gemeente was het uitgangspunt dat de geïnterviewden in de projectperiode veel hebben samengewerkt met de participatiecoaches, zodat zij veel feedback over de praktijk kunnen geven. Om die reden hebben heeft de gemeente veelal professionals uit de uitvoering gevraagd om mee te werken. Deze selectie is aangevuld met twee leidinggevenden: de directeur van Volkshuisvesting en de directeur van de dienst Inwonerszaken van gemeente Arnhem (opdrachtgever van de participatieprojecten). In bijlage 8 is een overzicht van de geïnterviewde professionals opgenomen.
102
Bijlage 8 Respondentenlijst Naam respondent Gerrit Breeman Isis Saris Henk Nieuwhoff Marion Bussink Liesbeth Kruijsen Jolanda Sinnema Omar Ahbouk Chris Smallenbroek Alies Willemien van Dockum Jan Hof Hanneke Ulrich Henk Teunissen Ulco Wieringa Dick Sterk Imka Broekhuijsen Wijkteam Malburgen Mirjam de Vries Menice Oruc Sandy Korendijk Mevlin Esseboom Hinri Ratrika Ria Klaver
Functie Directeur Trainer/coach Projectmedewerker Vernieuwingsproject Kwartiermaker Activeringsteam Kwartiermaker Activeringsteam Medewerker Participatie Eigenaar Projectleider Arnhem in Beweging Kwartiermaker Presikhaaf/Malburgen Adjunct-Vestigingsmanager participatiecoach Jongerenwerker Directeur dienst Inwonerszaken participatiecoach projectleider particpatieprojecten participatiecoaches Adviseur participatieprojecten bewoner bewoner bewoner bewoner bewoner
Organisatie Volkshuisvesting Life Design Academy Rijnstad Rijnstad 2Switch RijnIJssel Kickboxclub Omar Gym RadarAdvies RadarAdvies UWV UWV Pactum Rijnside Gemeente Arnhem Gemeente Arnhem Gemeente Arnhem Gemeente Arnhem Gemeente Arnhem nvt nvt nvt nvt nvt
103
104
Bijlage 9 Kijk op je leven
KIJK OP JE LEVEN PERSOONSGEGEVENS Naam bewoner:
…………………………..………..………………………………….
Adres:
…………………………..………..…………………………………. …………………………..………..………………………………….
Participatiecoach:
…..……………………………..……..Wijk..……………………….
Uitleg Deel 1 Graag wil ik samen met jou een ‘foto’ maken van hoe jouw leven er nu uit ziet en hoe je graag zou willen dat het eruit ziet. Er zijn 8 onderwerpen (en 1 blanco). Jij mag de volgorde van de onderwerpen kiezen, ik schrijf. Ieder onderwerp nemen we op dezelfde manier door: - We bespreken wat er bij je opkomt/waar je aan denkt bij dit onderwerp. - Je ziet een schaal van 0 tot 10 waarbij 0 slecht is en 10 goed. Jij geeft aan waar je nu staat op de schaal. We bespreken waarom je voor dit cijfer hebt gekozen. e - Bij de 2 schaal geef je aan waar je in de toekomst uit wilt komen. Vervolgens bespreken we wat dit cijfer voor je betekent. - Samen gaan we kijken wat je eerste stap wordt voor dit onderwerp. - Als er nog extra dingen zijn die je kwijt wil over dit onderwerp, dan kun je dat aangeven. Als de 8 onderwerpen besproken zijn, kan het zo zijn dat jij of ik nog een ander onderwerp wil bespreken. Hiervoor gebruiken we het blanco formulier.
105
Deel 2 Als alle onderwerpen behandeld zijn, vatten we het hele gesprek kort samen. Daarna vullen we dit schema in. Jij mag aangeven hoe belangrijk de verschillende onderwerpen voor je zijn. Meerdere onderwerpen mogen even belangrijk zijn! Onderwerp Werk Leren Gezin Wonen Soc.contacten Geld Taal Gezondheid Blanco
Huidige schaal
Gewenste schaal
Hoe belangrijk is het van 1 tot 8?
Ik zet deze gegevens in een grafiek, die we in ons volgende gesprek bespreken.
106
GEZIN Wat komt er bij je op als we over jouw gezin praten? Waar denk je aan? ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
Huidige situatie: Op een schaal van 0 tot 10 waar sta je nu als het over gezin gaat? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat maakt dat je voor dit cijfer kiest? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Gewenste situatie: Op een schaal van 0 tot 10 waar wil je in de toekomst op uitkomen als het over gezin gaat? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat betekent dit cijfer voor je? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Wat wordt je 1e stap? ……………………………………………………………………………………………… Wil je ten slotte nog iets kwijt over dit onderwerp? ………………………………………………………………………………………………
107
GELD Wat komt er bij je op als we over geld praten? Waar denk je aan? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Huidige situatie: Op een schaal van 0 tot 10 waar sta je nu als het over geld gaat? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat maakt dat je voor dit cijfer kiest? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Gewenste situatie: Op een schaal van 0 tot 10 waar wil je in de toekomst op uitkomen als het over geld gaat? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat betekent dit cijfer voor je? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Wat wordt je 1e stap? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Wil je ten slotte nog iets kwijt over dit onderwerp? ………………………………………………………………………………………………
108
WERK Wat komt er bij je op als we over werk praten? Waar denk je aan? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Huidige situatie: Op een schaal van 0 tot 10 waar sta je nu als het over werk gaat? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat maakt dat je voor dit cijfer kiest? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Gewenste situatie: Op een schaal van 0 tot 10 waar wil je in de toekomst op uitkomen als het over werk gaat? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat betekent dit cijfer voor je? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Wat wordt je 1e stap? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Wil je ten slotte nog iets kwijt over dit onderwerp?
109
TAAL Wat komt er bij je op als we over taal praten? Waar denk je aan? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Huidige situatie: Op een schaal van 0 tot 10 waar sta je nu als het over taal gaat? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat maakt dat je voor dit cijfer kiest? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Gewenste situatie: Op een schaal van 0 tot 10 waar wil je in de toekomst op uitkomen als het over taal gaat? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat betekent dit cijfer voor je? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Wat wordt je 1e stap? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Wil je ten slotte nog iets kwijt over dit onderwerp? ………………………………………………………………………………………………
110
SOCIALE CONTACTEN (ACTIVITEITEN OF HOBBY’S)
Wat komt er bij je op als we over sociale contacten praten? Waar denk je aan? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Huidige situatie: Op een schaal van 0 tot 10 waar sta je nu als het over sociale contacten gaat? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat maakt dat je voor dit cijfer kiest? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Gewenste situatie: Op een schaal van 0 tot 10 waar wil je in de toekomst op uitkomen als het over sociale contacten gaat? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat betekent dit cijfer voor je? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Wat wordt je 1e stap? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Wil je ten slotte nog iets kwijt over dit onderwerp? ………………………………………………………………………………………………
111
LEREN Wat komt er bij je op als we over leren praten? Waar denk je aan? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Huidige situatie: Op een schaal van 0 tot 10 waar sta je nu als het over leren gaat? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat maakt dat je voor dit cijfer kiest? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Gewenste situatie: Op een schaal van 0 tot 10 waar wil je in de toekomst op uitkomen als het over leren gaat? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat betekent dit cijfer voor je? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Wat wordt je 1e stap? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Wil je ten slotte nog iets kwijt over dit onderwerp?
112
GEZONDHEID Wat komt er bij je op als we over jouw gezondheid praten? Waar denk je aan? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Huidige situatie: Op een schaal van 0 tot 10 waar sta je nu als het over je gezondheid gaat? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat maakt dat je voor dit cijfer kiest? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Gewenste situatie: Op een schaal van 0 tot 10 waar wil je in de toekomst op uitkomen als het over je gezondheid gaat? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat betekent dit cijfer voor je? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Wat wordt je 1e stap? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Wil je ten slotte nog iets kwijt over dit onderwerp?
113
WONEN
Wat komt er bij je op als we over jouw woonsituatie praten? Waar denk je aan? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Huidige situatie: Op een schaal van 0 tot 10 waar sta je nu als het over wonen gaat? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat maakt dat je voor dit cijfer kiest? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Gewenste situatie: Op een schaal van 0 tot 10 waar wil je in de toekomst op uitkomen als het over wonen gaat? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat betekent dit cijfer voor je? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Wat wordt je 1e stap? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Wil je ten slotte nog iets kwijt over dit onderwerp? ………………………………………………………………………………………… 114
BLANCO Waar wil je nog iets over kwijt? Wat betekent dat voor jou? ………………………………………………………………………………………………
Huidige situatie: Op een schaal van 0 tot 10 waar sta je nu als het over dit onderwerp gaat? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat maakt dat je voor dit cijfer kiest? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Gewenste situatie: Op een schaal van 0 tot 10 waar wil je in de toekomst op uitkomen als het over dit onderwerp gaat? 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Wat betekent dit cijfer voor je? ………………………………………………………………………………………………
Wat wordt je 1e stap? ………………………………………………………………………………………………
Wil je ten slotte nog iets kwijt over dit onderwerp? ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
115
116
Deel 2 Monitoringsessies en Effectevaluatie
117 117
118
6 6.1
Monitoring Arnhem
Effecten in de wijk
In de periode van december 2008 tot en met november 2009 zijn in de wijken Malburgen en ’t Arnhemse Broek drie monitorsessies georganiseerd met een klankbordgroep van vertegenwoordigers uit de wijk. Dit betroffen onder andere vertegenwoordigers van een woningcorporatie, Stichting MEE, het Budget Advies Centrum (BAC), jongerenwerk, het team voortijdig schoolverlaters, participatiecoaches en wijkagenten. Met de monitorsessies konden we gedurende het onderzoek de ontwikkelingen in de wijk volgen. Dit biedt ons de mogelijkheid om de effecten op de participatie van individuele bewoners in perspectief te plaatsen. Ook krijgen we hiermee een idee of het project effecten heeft op de sociale samenhang en leefbaarheid in de wijken. De eerste monitorsessies hebben we gebruikt om een beeld te krijgen van wat goed gaat, minder goed gaat en zorgpunten zijn binnen de wijken en wat indicatoren zijn voor de ontwikkelingen in de wijk. Tevens hebben we vastgesteld of er andere ontwikkelingen in en rond de wijk speelden die van invloed zouden kunnen zijn op de participatie en betrokkenheid van de bewoners. De tweede en derde monitorsessies met de klankbordgroepen hebben we gebruikt om te bepalen of op wijkniveau ontwikkelingen zichtbaar werden en in welke mate deze te verklaren waren uit (dan wel inwerken op) de participatieaanpak.
6.2
Malburgen
6.2.1
Uitgangsituatie van de wijk
In paragraaf 1.3 is al een korte beschrijving van de kenmerken van de wijk gegeven. In de eerste monitoringsessie hebben we gekeken welke positieve ontwikkelingen en welke zorgpunten de klankbordgroep in de wijk ziet. De klankbordgroep gaf daarbij aan dat er diverse positieve ontwikkelingen ten aanzien van de wijk waren. Men was onder andere positief over: de bouw van nieuwe (koop)woningen, waardoor meer hogere inkomens zullen instromen en waarvan de hele wijk van kan profiteren; activiteiten voor vooral de allochtone bevolking en jongeren die in ontwikkeling waren, zoals het jongerencentrum Remix, het wijkcentrum Prisma (een bewonersinitiatief) en een alfabetiseringcursus als opstap voor inburgering; maatregelen van de woningbouwcorporatie om de veiligheid bij de flats in de wijk te verbeteren; het project ‘vertrouwenspersoon huiselijk geweld’. De belangrijkste zorgpunten van de klankbordgroep ten aanzien van de wijk waren de ‘disbalans’ allochtonen/autochtonen en de overlast van jongeren. Er wonen inmiddels zoveel allochtonen in de wijk dat het er on-Nederlands is geworden en de autochtonen hebben de neiging om zich steeds meer op zichzelf terug te trekken. Een zorgpunt van een andere orde was dat er veel partijen zijn die iets voor de bewoners kunnen en willen 119
betekenen, maar dat mensen de weg niet weten te vinden. Ook voor professionals is het niet altijd duidelijk. De klankbordgroep zag de inzet van participatiecoaches en de groepsgewijze empowerment als een belangrijke verbindende schakel tussen allerlei initiatieven in de wijk. De toegenomen samenwerking tussen betrokken partijen werd als zeer positief gezien, maar vormde tevens een blijvend aandachtspunt.
6.2.2 Ontwikkelingen in de wijk In mei en december 2009 vonden in Malburgen de tweede en derde monitorsessie plaats met de klankbordgroep. De ontwikkelingen die tijdens deze sessies (en tijdens de monitorsessies bij de andere wijken) in kaart werden gebracht, bleken in te delen naar vier categorieën: betrokkenheid bewoners, sociale cohesie, leefbaarheid en veiligheid en voorzieningen. Tussen de categorieën is een samenhang te onderkennen, waarbij ontwikkelingen in de ene categorie ook weer effect hebben op de andere. Ruwweg komen de effecten op de volgende manier tot stand: Afbeelding 1
Sociale Sociale cohesie cohesie
Leefbaarheid Leefbaarheid en en veiligheid veiligheid
Voorzieningen Voorzieningen
Betrokkenheid Betrokkenheid bewoners bewoners
Dit betekent dat met de ontwikkelingen in eerste instantie de betrokkenheid van (individuele) bewoners in de wijk wordt vergroot. Door een toenemende betrokkenheid van de bewoners ontstaat meer sociale cohesie. Meer sociale cohesie moet uiteindelijk leiden tot een verbetering van de leefbaarheid en veiligheid in de wijk. Diverse voorzieningen in de wijk kunnen bijdragen aan het veranderingsproces en het realiseren van effecten. Voordat we per categorie de ontwikkelingen en effecten beschrijven, schetsen we eerst een aantal ontwikkelingen die tijdens het project in Malburgen plaatsvonden.
Ontwikkelingen in de wijk In de monitoringsessies zijn door de aanwezigen enkele ontwikkelingen in de wijk naar voren gebracht. De volgende weergave betreft geen volledige opsomming van alle ontwikkelingen in de wijk, maar wel die ontwikkelingen, die door de klankbordgroep specifiek benoemd zijn tijdens de sessies.
120
Tijdens het project zijn een nieuw woonzorgcentrum en het Bruishuis geopend. Binnen het Bruishuis staat de keten hobby, leren en werken centraal. Wijkbewoners kunnen er terecht om te sporten, iets te doen op het gebied van kunst of multimedia. Verschillende partijen bieden vanuit het Bruishuis opleidingen en cursussen aan en kunnen bewoners op weg helpen naar werk of andere activiteiten. Er is een programmamanager Malburgen die bewonersavonden organiseert waar bewoners met ideeën, kritiek etc. kunnen komen. Deze zorgt voor follow-up in de vorm van bewonersinitiatieven/werkgroepen. De participatiecoaches leggen hier verbindingen mee. Ook het activeringsteam ‘Arnhem in beweging’ is actief in de wijk. Het activeringsteam draagt bij aan het aanvullen en verbeteren van competenties van mensen en onderhoudt bovendien goede contacten met onder andere Inburgering, Rijnijssel en de participatiecoaches. Daarnaast loopt het Vernieuwingsproject van Rijnstad, waarbij in opdracht van een woningcorporatie huisaan-huis-bezoeken worden afgelegd in een gedeelte van de wijk. Verder is er een kwartiermaker van de Regionale Instelling voor Beschermd Wonen (RIBW) actief in de wijk. In het algemeen constateerde de klankbordgroep dat de diverse partijen die in de wijk actief zijn elkaar inmiddels beter weten te vinden en dat er meer afstemming/samenwerking plaatsvindt. Bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe gezamenlijke projecten of doorverwijzingen van de participatiecoaches naar het BAC. Het feit dat partijen elkaar beter/sneller weten te vinden, waardoor mensen beter worden bediend, werd als grootste winstpunt gezien. Uit de klankbordgroepen bleek tevens dat men de indruk had dat de drempel om naar organisaties te gaan, lager is geworden voor bewoners. Ook komen nu mensen in beeld, die niets hebben: geen huis, geen inkomen, etc. Op individueel niveau gaan de participatiecoaches nu met deze mensen aan de slag. Overigens wordt wel aangetekend dat het bereik van de participatiecoaches (als percentage van het totale aantal wijkbewoners) nog beperkt is.
Ontwikkelingen in betrokkenheid Volgens de klankbordgroep heeft de betrokkenheid van de wijkbewoners zich positief ontwikkeld. Projecten die vooral de betrokkenheid stimuleren zijn: de participatiecoaches, die goed doorschakelen naar andere partijen; vertrouwenspersonen huiselijk geweld, waar veel vrijwilligers van verschillende achtergronden bij betrokken zijn; inburgeringstrajecten, waar veel bewoners al gebruik van hebben gemaakt; het initiatief ‘Arnhem in beweging’, waarbij deelnemers zelf weer voor nieuwe deelnemers zorgen en dus sprake lijkt van een olievlekwerking het initiatief ‘Hart van de wijk’, waarbij de deelnemers zelf activiteiten kunnen opzetten. Men is onder andere positief omdat met de huidige initiatieven bewoners van allochtone afkomst (85%) worden bereikt. Aandachtspunt daarbij is dat de focus op de allochtone doelgroep er niet toe moet leiden dat de autochtone bewoners worden vergeten. Mensen zijn vooral betrokken bij hun eigen groep. De uitdaging is juist om de groepen in activiteiten nog meer te verbinden (zie ontwikkelingen sociale cohesie). Dat zou onder andere kunnen door ruimten voor een multifunctioneel centrum of brede school in te
121
zetten, gericht op gezamenlijk gebruik. Ook een betere communicatie naar bewoners zou de betrokkenheid verder kunnen stimuleren.
Ontwikkelingen in sociale cohesie De sociale cohesie in de wijk moet nog verder groeien. Zoals reeds genoemd, zijn bewoners vooral nog betrokken bij en georiënteerd op de eigen culturele groep. De klankbordgroepleden merken nog veel onderscheid tussen autochtone en allochtone bewoners, bijvoorbeeld op bewonersavonden waar het vooral autochtonen zijn die zich laten horen en zien. Ook bij jeugdoverlast signaleert men een duidelijke tweedeling, waarbij deels vooroordelen ten aanzien van allochtone jongeren een rol spelen. De klankbordgroep is er van overtuigd dat initiatieven als het lentefestival, het Bruishuis, een wijkdag en diverse vrouwenfeesten bijdragen aan een positieve ontwikkeling. Dat geldt ook voor zogenaamde ‘maatjesprojecten’ (onder andere taalmaatjes waarbij autochtone bewoners en allochtone bewoners heel direct aan elkaar worden gekoppeld), die qua idee goed zijn, maar qua uitvoering nog wel verbetering behoeven (de koppeling van ‘maatjes’ duurt lang).
Ontwikkelingen in leefbaarheid en veiligheid Uit de monitorsessies met de klankbordgroep bleek dat het Vernieuwingsproject van Rijnstad (in het kader van de stedelijke vernieuwing) de afgelopen jaren tot verbetering in leefbaarheid heeft gezorgd. De effecten lagen echter vooral op individueel niveau: mensen hebben minder problemen in eigen huis. Effecten op wijkniveau kon men nog niet aanwijzen. Door ontwikkelingen in het laatste jaar signaleerde de klankbordgroep in de laatste monitorsessie wel een verbetering in de leefbaarheid en de veiligheid in de wijk. Deze had te maken met de uiterlijke opknapbeurt van de wijk (hoewel dit alleen nooit voldoende is), maar vooral ook de aandacht die aan de jeugdoverlast is geschonken. Onder andere met de inzet van Watchteams van de Koppel en Gelredome en het Omar Gymproject wordt op een aansprekende manier aan de begeleiding van jongeren gewerkt. De klankbordgroep geeft echter ook aan dat hiermee de problemen (met jongeren) nog niet zijn opgelost. Er blijft nog een groep jongeren met negatief gedrag die zich niet laat aanspreken. Met name bij de jeugd onder de twaalf jaar wordt gesignaleerd dat het al misgaat. Ouders nemen niet altijd hun verantwoordelijkheid en onduidelijk is wie dit probleem wel oppakt. De klankbordgroep suggereert dat voor scholen hier een rol in zouden kunnen spelen. Tot slot wordt opgemerkt dat onveiligheidsgevoelens nog steeds bestaan onder bewoners in de wijk, vooral in de avond.
Ontwikkelingen in de voorzieningen De inrichting van een gezondheidscentrum, het organiseren van een afstemmingsoverleg voor alle initiatieven gericht op vrouwen en de komst van het Bruishuis zijn belangrijke positieve ontwikkelingen in de voorzieningen voor de wijk. Ook constateert de klankbordgroep dat voorzieningen beter worden benut (bijvoorbeeld Bijzondere Bijstand), doordat er goede afspraken en korte lijnen tussen de organisaties zijn. Er wordt ook meer doorverwezen naar het BAC (toename van 50%). De betere benutting van dergelijke voorzieningen vindt men vooral van belang, omdat mensen hierdoor hun zaken op orde krijgen en daarmee ruimte in hun hoofd voor eventuele vervolgstappen. Tegelijk met de positieve nieuwe ontwikkelingen constateert de klankbordgroep echter dat een steunlocatie in Immerloo, waar twee keer per week spreekuren plaatsvonden
122
weer opgeheven en dat een apotheek het veld heeft moeten ruimen. De klankbordgroep betreurt dit, omdat het gebrek aan continuïteit in voorzieningen en initiatieven slecht is voor vaak moeizaam opgebouwde relaties met en vertrouwen in professionele dienstverleners in de wijk. De klankbordgroep constateert verder dat voorzichtig vanuit de bewoners zelf ideeën beginnen te komen. Belangrijke zorgpunten ten aanzien van de voorzieningen die uit de monitorsessies naar voren kwamen, zijn: het risico van een ‘overkill’ aan voorzieningen (diensten) waar niemand het overzicht nog over heeft, zodat overlap, inefficiëntie en eventueel averechtse effecten op de loer liggen; onduidelijkheid over de continuïteit en de nazorg nadat mensen hebben deelgenomen aan projecten of diensten; risico is dat mensen daarna weer terugvallen; het gebrek aan één loket in de wijk. Voorzieningen als WMO, CJG, Consultatiebureau en Wijkwinkel zijn te versnipperd over de wijk.
6.2.3 Rol participatiecoaches De participatiecoaches hebben al een groot aantal bewoners (bij de derde monitoringsessie betrof het 100 mensen) bereikt die vervolgens heel actief zijn geholpen. Onder andere door ze naar voorzieningen toe te leiden waar anders geen gebruik van zou zijn gemaakt (zoals schuldhulp en Bijzondere Bijstand) of door ze op weg te zetten naar werk of participatie. Bewoners die de weg naar de gemeente niet wisten te vinden worden nu wel bereikt, zo is de indruk van de klankbordgroep. De participatiecoaches worden door mensen, die de hoop al hadden opgegeven, met open armen ontvangen. Op het grotere geheel zijn de participatiecoaches wellicht slechts een ‘druppel’. De klankbordgroep is wel van mening dat de participatiecoaches een wezenlijke schakel vormen naar andere dienstverleners die actief zijn in de wijk. Andersom geven de dienstverleners ook aan dat zij, doordat ze mensen kunnen doorverwijzen naar de participatiecoaches, zelf meer ruimte hebben om andere mensen te helpen.
6.3
’t Arnhemse Broek
6.3.1
Uitgangssituatie van de wijk
In paragraaf 1.3 is al een korte beschrijving van de kenmerken van de wijk gegeven. Bij de eerste monitorsessie met de klankbordgroep werd aangegeven, dat in de afgelopen twee jaar al veel is veranderd in positieve zin; er werd gesproken van een ‘cultuurverandering’ in de wijk. Deze ontwikkelingen werden op een aantal punten geëxpliciteerd: Bewoners zijn erg betrokken en willen graag wat doen. Er zijn verschillende ‘tafels’ opgezet waar mensen elkaar leren kennen en informatie uitwisselen. Er zijn veel mensen professioneel actief in de wijk, die nadrukkelijk de samenwerking zoeken. De bewoners weten daardoor waar ze terecht kunnen. Het buurtbeheer in de wijk is sterk verbeterd, vooral ook omdat de woningbouwcorporatie bij overlast zich niet alleen richt op de overlastgever (maatregelen), maar ook veel aandacht schenkt aan de klager.
123
-
De jeugdoverlast is verminderd (waarbij niet valt uit te sluiten dat dit deels is verplaatst naar andere wijken). De politie is nadrukkelijker ‘aanwezig’ in de wijk en politie en jongeren (die inmiddels ook wat ouder zijn geworden) ‘verstaan elkaar’ beter.
Wat ook meespeelt, is dat er meer inzet is gekomen van professionele krachten, bijvoorbeeld bij het jongerenactiviteitencentrum. De nieuwe aanwas van jongeren in de wijk is bovendien anders van samenstelling dan voorheen. Voorheen was bij de jongerenpopulatie een tweede generatie woonwagenbewoners dominant en nu zijn het meer allochtone jongeren. De allochtone jongeren zorgen niet specifiek voor problemen ze lijken zich goed te mengen met autochtone leeftijdsgenoten in de wijk. Jeugdhulpverlening heeft verder geconstateerd dat meer ouders om hulp/ondersteuning vragen. Blijkbaar weten zij de loketten en beschikbare diensten beter te vinden. Naast de positieve ontwikkelingen leefden er bij de start van het project ook een aantal zorgpunten in de wijk. Een belangrijk zorgpunt had te maken met het sociale klimaat in de wijk. Er is een sterke binding binnen bepaalde groepen. Wie niet binnen de groep past, loopt kans op uitsluiting en angst. Voor mensen binnen de groep is het juist moeilijk om ervan los te komen en zich aan de sociale druk te ontworstelen. Sommige families kunnen invloed hebben op de hele straat. Een wens van de klankbordgroep was daarom dat de cultuur in de wijk opener zou worden, zodat ook mensen van buiten zonder problemen in de wijk kunnen integreren. Een tweede zorgpunt betrof de veiligheid in de wijk. Het toegenomen toezicht is belangrijk, maar ook de meldingsbereidheid moet nog omhoog. De hoop van de klankbordgroep was daarbij gevestigd op het multidisciplinaire meldpunt in de wijk, dat voor bewoners veel laagdrempeliger blijkt dan het politiebureau. Een derde zorgpunt dat expliciet werd genoemd is de ‘veiligheid achter de voordeur/in gezinnen’. Dit blijkt een probleem in de wijk dat nog heel moeilijk aan te pakken is. Een verbeterpunt is, ten slotte, de verbinding tussen allochtone en autochtone bewoners. Er is geen sprake van discriminatie, maar mensen spreken elkaar minder aan, onder andere door taalproblemen. Hierdoor is het voor allochtonen moeilijk om deel te nemen aan platforms van buurtbewoners.
6.3.2 Ontwikkelingen in de wijk In mei en november 2009 vonden in ’t Arnhemse Broek de tweede en derde monitorsessie plaats met de klankbordgroep om de ontwikkelingen binnen de wijk in kaart te brengen. Net als bij Malburgen, paragraaf 6.2.2, beschrijven we de ontwikkelingen aan de hand van de vier samenhangende categorieën: betrokkenheid bewoners, sociale cohesie, leefbaarheid en veiligheid en voorzieningen (zie afbeelding 1). We schetsen echter eerst een aantal ontwikkelingen tijdens het project in ’t Broek, die in de monitoringsessies expliciet zijn benoemd.
Ontwikkelingen in de wijk Volgens de klankbordgroep is gedurende de monitorperiode een aantal nieuwe initiatieven gestart. Jongerenwerk Pactum Rijnside is betrokken bij een ‘multiproblem systeem’, in eerste instantie gericht op één familie, bestaande uit vijf gezinnen met veel problemen. Het systeem focust op zwaardere zorg- en handhavingproblemen dan waar de participatiecoaches normaal gesproken mee te maken hebben. Er vindt wel overleg plaats met de participatiecoaches. Ook is in mei 2009 ‘activeringsteam ’t Arnhemse 124
Broek’ gestart, vanuit het project ‘Arnhem in Beweging’. Het activeringsteam werkt met twee medewerkers, die inmiddels uit de uitkering zijn en drie medewerkers die met behoud van uitkering werken. Het project werkt volgens een groepsgewijze aanpak en stemt waar mogelijk af met de individuele begeleiding door de participatiecoaches. Ook wordt nauw samengewerkt met Rijnstad.
Ontwikkelingen in betrokkenheid De klankbordgroep ziet positieve ontwikkelingen in de betrokkenheid in de wijk. Men verklaart deze mede door de betere samenwerking tussen organisaties en professionals in de wijk die leidt tot meer openheid en verbinding. Hoewel steeds beter informatie wordt gedeeld, weet men nog lang niet alles van elkaar. Aan de ‘sociale tafels’ komen de meeste organisaties samen. Niemand binnen de klankbordgroep heeft echter een compleet overzicht van alle overleggen, die bestaan. De enige die dat op dit moment zou kunnen hebben is de wijkmanager. De toegenomen betrokkenheid onder de wijkbewoners komt vooral tot uiting in: meer aanmeldingen bij organisaties voor deelname aan activiteiten, ondersteuning of het zelf vervullen van een actieve rol; een grote groep vrijwilligers die actief is in de wijk. Dit betreft in het bijzonder de groep allochtonen die nieuw is in de wijk; een groeiende belangstelling voor wijkintensieve gezinsbegeleiding. Het eigen initiatief van bewoners is nog wel beperkt. De mensen stellen zich voornamelijk afwachtend op en melden zich pas aan als professionals het voortouw nemen. Een deel van de bewoners, in het bijzonder de groep ‘oude’ autochtone buurtbewoners (ca. 20% van de wijkbewoners), haakt niet aan en heeft weerstand tegen deelname aan weer een onderzoek, enquête of project (men spreekt wel over ‘gezeur aan de deur’).
Ontwikkelingen in sociale cohesie De klankbordgroep ziet de sociale cohesie groeien, vooral doordat er steeds meer verbinding ontstaat tussen groepen in de wijk. Eerder in het project was de klankbordgroep nog erg sceptisch over de sociale cohesie. Men zag vooral betrokkenheid bij de eigen groep. De verschillende groepen – in het bijzonder bij jongeren – komen echter steeds beter tot elkaar. Men is vooral positief over het activeringsteam waarin mensen van verschillende achtergronden/nationaliteiten actief zijn. Het team heeft uitstraling en vervult een soort voorbeeldfunctie. Begeleiding van professionals blijft nog wel nodig om sommige groepen bij elkaar te brengen, die nog steeds erg sceptisch tegenover elkaar. Voor deze groepen geldt nog steeds dat betrokkenheid van de ene groep, de betrokkenheid van de andere groep kan belemmeren.
125
Ontwikkelingen in leefbaarheid en veiligheid De klankbordgroep geeft aan dat gedurende de monitorperiode de overlast van jongeren verder is afgenomen. Hier ziet men meerdere verklaringen voor, onder andere de gezamenlijke aanpak van ‘raddraaiers’ en de demografische ontwikkeling: er zijn momenteel weinig jongeren in de leeftijd 14-18 jaar, een groep die potentieel voor overlast zou kunnen zorgen. Volgens de klankbordgroep geven bewoners zelf ook nadrukkelijk aan dat de leefbaarheid is verbeterd. Andere ontwikkelingen op grond waarvan men stelt dat de leefbaarheid en veiligheid zijn toegenomen, zijn: het succes van een wijkschoonmaakactie die mede vanuit het activeringsteam is georganiseerd; een verschuiving van meldingen van overlast bij de politie naar meldingen bij Vivare (woningbouwcorporatie). Men vindt het blijkbaar niet meer nodig om een zwaarder handhavingsapparaat in te zetten. Een punt dat zorgen baart is dat drugsgebruik en overlast op steeds jongere leeftijd (basisschool) beginnen te spelen bij de jeugd. Relatief veel ouders hebben problemen met het handhaven van hun kinderen.
Ontwikkelingen in de voorzieningen Behoudens de constatering dat er nog steeds weinig voorzieningen zijn voor ouderen in de wijk, is de klankbordgroep positief over de ontwikkelingen en het voorzieningenniveau. Er is weer een supermarkt in de wijk, die ook dienst doet als ontmoetingsplek voor buurtbewoners. Pactum Rijnside is zeer actief met projecten, in het bijzonder met de eerder genoemde aanpak van een probleemfamilie in samenwerking met Rijnstad. De wijkwinkel functioneert goed. Ook lopen mensen nu makkelijker binnen bij het spreekuur van de politie. Elk kind in Arnhem kan, gefinancierd door de gemeente, aan minstens 1 activiteit (sport, kunst, etc.) meedoen. Dit is zo succesvol dat er inmiddels wachtlijsten zijn voor deelname. Deze voorziening geldt echter alleen voor mensen die onder een bepaalde inkomensgrens vallen. De zogenaamde ‘working poor’ komen niet in aanmerking. De diensten en activiteiten die het activeringsteam aanbiedt, vormen feitelijk een extra voorziening die bovendien bijzonder laagdrempelig is. Niet alleen het voorzieningenniveau is gestegen, maar ook de mate waarin gebruik wordt gemaakt van de voorzieningen. Het BAC bijvoorbeeld had een toename (x 2,5) van het aantal adviesgesprekken om problematische schulden te voorkomen. Meerdere oorzaken, waaronder de economische crisis, zijn denkbaar, maar niet als zodanig te onderscheiden. De participatiecoaches spelen een belangrijke rol in het beter benutten van de voorzieningen. Een verbeterpunt dat de klankbordgroep ten slotte nog zag op het gebied van de voorzieningen is de beperkte gerichtheid op mannen. Rijnstad heeft geconstateerd dat de inburgering vooralsnog vooral op vrouwen gericht is. Rijnstad wil nu ook meer aandacht voor mannen hebben, bijvoorbeeld door participatie van allochtone mannen in vrijwilligerswerk te bevorderen.
126
6.3.3 Rol participatiecoaches In ’t Arnhemse Broek zijn veel dienstverlenende partijen actief. De participatiecoaches vormen één van deze partijen. De rol van de participatiecoaches in de beschreven ontwikkelingen op wijkniveau is niet precies aan te geven, maar de algemene indruk binnen de klankbordgroep is dat ze hier zeker aan bijdragen (veelal in samenwerking met andere partijen). De individuele benadering van de participatiecoaches ondersteunt onder andere ook de ‘groepsgewijze empowerment’ van het project ‘Arnhem in beweging’ en is tegelijkertijd een belangrijk wervingskanaal hiervoor. De belangrijkste toegevoegde waarde van de participatiecoaches is dat zij achter de voordeur komen. Zij kunnen vanuit deze situatie problemen signaleren die anders verborgen blijven en zorgen voor toeleiding naar voorzieningen of het inschakelen van instanties, zoals schuldhulpverlening. De indruk van de aanwezigen is dat de participatiecoaches de lijntjes goed weten te verbinden en voor nazorg zorgen. Mensen worden hierdoor beter bediend; worden niet van het kastje naar de muur gestuurd. Volgens de klankbordgroep zou de rol van de participatiecoaches nog wel meer preventief ingevuld mogen worden.
6.4 Conclusie De participatieprojecten in de Arnhemse wijken Malburgen en ’t Arnhemse Broek zijn zeker niet de enige initiatieven die in deze wijken zijn gestart. Hoewel de nadruk vooral ligt op activering en het weer op weg helpen naar werk, zorgen ze ook duidelijk voor een betere verbinding naar andere dienstverleners en benutting van voorzieningen. Indirect lijken ze daarmee in belangrijke mate bij te dragen aan de positieve ontwikkelingen in de wijken op het gebied van betrokkenheid, sociale cohesie en leefbaarheid. In ’t Arnhemse Broek lijkt men iets positiever dan in Malburgen over de verbeteringen op het gebied van de sociale cohesie en het doorbreken van een eenzijdige oriëntatie op de eigen groep, maar over het algemeen zijn de ontwikkelingen in de wijken redelijk vergelijkbaar, evenals de initiatieven in de wijken. Een beeld dat ook in beide wijken terugkomt, is dat het initiatief nog weinig vanuit bewoners zelf komt. Het ‘opzoeken’ van de mensen is belangrijk. De bestendigheid van de positieve ontwikkelingen is nog allerminst zeker. De klankbordgroep betwijfelt ten zeerste of het überhaupt op enig moment te verwachten is dat bewoners helemaal zelf of met onderlinge steun het soort problemen kunnen oplossen of activiteiten kunnen initiëren zoals dat nu door de participatiecoaches gebeurt. Het project en de werkwijze van de participatiecoaches hebben een hoog ‘doe-gehalte’. Belangrijk is wel om de continuïteit van de aanpak te waarborgen zodat de winstpunten niet verloren gaan. Zonder de huidige aanpak is het de vraag of mensen worden bereikt die tot nu toe veelal buiten beeld bleven. Ook is het de vraag of de bewoners uiteindelijk zodanig empowerd zullen zijn dat het ook zelfstandig lukt zonder de inzet van participatiecoaches.
127
Bijlage: betrokken partijen Tijdens de monitoringsessies waren vertegenwoordigers aanwezig van de volgende partijen/organisaties: -
Budget Advies Centrum (BAC) Gemeente Arnhem Inburgering Kennisnetwerk Achter de Voordeur MEE Gelderse Poort Participatiecoaches (PCH) Politie Radar Rijnside Rijnstad RijnIJssel Team Voortijdig Schoolverlaten (VSV) TNO Vivare Wijkintensieve gezinsbegeleiding
128
7
Effecten van de participatieaanpak in Arnhem
7.1
Inleiding
Wat zijn nu de daadwerkelijk zichtbare effecten van de gekozen aanpak? Uit de procesevaluatie en de monitoringsessies is al een beeld ontstaan van de effecten die in de afgelopen periode in de wijken zijn gerealiseerd en wat de rol van de participatiecoaches hierin is. Om hardere uitspraken te kunnen doen over gerealiseerde effecten, zijn gedurende de uitvoering van het project een groot aantal gegevens verzameld en geregistreerd. Deze gegevens bieden de mogelijkheid om de effecten ook te kwantificeren en direct te relateren aan de activiteiten van de participatiecoaches. Omdat we onderzoeken welke effecten optreden, zijn we vooral geïnteresseerd in de dingen die veranderen in de situatie van mensen. De verschillende leefgebieden waarop effecten bij bewoners worden nagestreefd met de gekozen aanpak, zijn aan het begin van het project benoemd. Op basis hiervan heeft TNO een informatiemodel geformuleerd. In het informatiemodel hebben we gedefinieerd welke informatie gedurende het project moest worden vastgelegd om een effectonderzoek mogelijk te maken. De informatie is gedurende het project geregistreerd in het systeem RIS AdV, waarin de leefgebieden zijn onderscheiden naar 8 dimensies. Bij de analyse van de informatie focussen we op twee ijkpunten: een nul- en een éénmeting. De nulmeting heeft betrekking op de start van het traject en de situatie waarin de bewoner zich bevond op het moment dat de eerste gesprekken met de participatiecoach plaatsvonden. Vóór deze nulmeting in RIS AdV is vastgelegd, hebben bewoners vaak al een heel traject afgelegd. Dit geldt met name voor de deelnemers aan Arnhem in Beweging. De éénmeting gaat over het moment dat het traject met de participatiecoach beëindigd wordt, of het moment dat de meting voor het effectonderzoek is gestopt (afhankelijk van welk moment eerder valt). De tijdspanne tussen de nul- en éénmeting kan variëren tussen personen. In de analyses kijken we naar de veranderingen de tussen de nul- en éénmeting. Vervolgens kijken we of er een relatie is tussen de waargenomen veranderingen en het werk van de participatiecoaches. Hierbij beperken we ons tot de invloed van concrete instrumenten die de coaches inzetten. In de analyses onderzoeken we of er verschillen zijn tussen de groepen mensen bij wie wel en bij wie geen instrument is ingezet door de participatiecoaches. We analyseren primair het algemene beeld per dimensie. De participatiecoaches hebben namelijk geregistreerd of een dimensie speelt of niet, of dat er twijfel bestaat of de dimensie speelt. We gaan na of er op individueel niveau sprake is van een beweging op de dimensie tussen de nul- en éénmeting. We kunnen met de gegevens uit RIS AdV vooral aangeven of een dimensie minder of meer is gaan spelen tussen de nul- en de éénmeting. Een dimensie kan minder gaan spelen bij de éénmeting als deze bij mensen niet meer speelt, terwijl deze bij de nulmeting wel speelde of er twijfel was. Ook als er bij de éénmeting twijfel is, terwijl de dimensie bij de nulmeting wel speelde, zeggen we dat de dimensie minder speelt. Een dimensie gaat meer spelen als deze bij de éénmeting bij mensen wel speel, of er twijfel is terwijl de dimensie bij deze
129
personen eerder niet speelde. Ook als er nu twijfel is, terwijl de dimensie eerder niet speelde, speelt de dimensie meer. Behalve bewegingen binnen de dimensie in algemene zin, analyseren we concrete veranderingen op inhoudelijke punten binnen de dimensies. Het verschilt per dimensie op welke punten dit relevant is. Het kan bijvoorbeeld gaan om het aantal uren dat iemand werkt of hoe gezond men zich voelt. In aanvulling op de gegevens in RIS AdV, hebben we ook de effecten onderzocht op een aantal meer subjectieve aspecten. Het gaat er daarbij om hoe personen zelf ergens tegenaan kijken. Dit zijn dan ook aspecten die we direct aan de bewoners zelf hebben gevraagd, met behulp van een vragenlijst die bestaat uit enkele gevalideerde schalen. De schalen hebben betrekking op: zelfbeeld, kijk op het leven, sociale steun, buurtverbondenheid en sociale druk. De vragenlijst is door de participatiecoaches op twee momenten aan de personen voorgelegd om ook hier een nul- en éénmeting te krijgen. De nulmeting is veelal afgenomen op het moment dat er concrete afspraken (bijv. in de vorm van een trajectplan of POP) met de persoon zijn gemaakt. Dit is dus veelal nog niet bij het eerste bezoek. De belangrijkste resultaten van de metingen met deze vragenlijst komen afzonderlijk aan bod.
7.2
Dossiers
In het onderzoek gebruiken we gegevens van 139 dossiers, zoals deze in het systeem RIS AdV zijn ingevuld door de participatiecoaches. Deze 139 dossiers zijn een a-selecte steekproef van alle dossiers van de participatiecoaches, waarvan ten behoeve van het onderzoek alle beschikbare gegevens zo veel mogelijk in RIS zijn gecompleteerd. De gemiddelde duur tussen de nul- en éénmeting van deze dossiers bedraagt iets meer dan een half jaar. De omvang van de steekproef is voldoende groot om representatieve uitspraken te doen. De bewoners zijn via verschillende kanalen in contact gekomen met de participatiecoaches. Wat het meest voorkomt (een kwart van de gevallen) is dat de gemeente mensen met een WWBuitkering doorverwijst. Ook een substantiële groep (14%) meldt zich uit eigen initiatief. Verder komen mensen via diverse verwijzers in contact met de participatiecoaches: Rijnstad (o.a. via het vernieuwingsproject), de activeringsteams, UWV, Werken voor de Stad en ook via familie, vrienden en kennissen. Met 89 van de 139 personen (64%) hebben met de participatiecoach een persoonlijk ontwikkelplan (POP) opgesteld. 46 personen (30%) nemen, naast de individuele begeleiding door de participatiecoach ook deel aan de groepsgewijze aanpak Arnhem in beweging. In onderstaande tabel staat de status op het moment dat het bestand is opgemaakt. Het grootste deel is nog actief en er is feitelijk contact geweest. Een deel (13%) is inmiddels ook al succesvol afgesloten.
130
Tabel 1 – status dossiers Aantal Actief
percentage
5
3,6
98
70,5
Inactief (dossier geparkeerd tot later tijdstip)
1
,7
Inactief (er bestaan onvoldoende mogelijkheden
3
2,2
Inactief (geen interesse)
6
4,3
Inactief (niet bereikt)
3
2,2
Inactief (onbewoond)
1
,7
18
12,9
4
2,9
139
100,0
Actief (feitelijk contact geweest)
om de juiste hulp te bieden)
Inactief (succesvol afgesloten) Inactief (zelfredzaam) Totaal
De verdeling over wijken is als volgt: Tabel 2 – verdeling over wijken Aantal
percentage
Broek
19
13,7
Geitenkamp
30
21,6
Klarendal
27
19,4
Malburgen
34
24,5
Presikhaaf
28
20,1
1
,7
139
100,0
Missing Totaal
7.3
Persoonsgegevens
In deze paragraaf geven we kort enkele achtergrondkenmerken van de bewoners weer, om een idee te geven van de kenmerken van de bezochte personen. Er zijn iets meer vrouwen dan mannen bereikt: 56% tegen 44%. Leeftijden variëren van 18 – 67 en zijn redelijk verdeeld over de diverse leeftijdscategorieën tot 55 jaar.
131
Tabel 3 - leeftijdscategorieën Frequency
Valid Percent
18 tot 25 jaar
16
11,6
25 tot 35 jaar
33
23,9
35 tot 45 jaar
42
30,4
45 tot 55 jaar
36
26,1
55 tot 65 jaar
8
5,8
65 jaar of ouder
3
2,2
Missing
1
Totaal
139
Over de hoogst genoten opleiding is geen informatie ingevuld in het systeem. Het merendeel van de bewoners (59%) is van Nederlandse afkomst. De overige personen hebben een andere etnische achtergrond, in het bijzonder Turks of Marokkaans. Tabel 4 – herkomst Aantal
Percentage
Afghanistan
2
1,4
Afrika
4
2,9
Antillen
2
1,4
Egypte
1
,7
Europa
6
4,3
Ghana
1
,7
Indonesië
1
,7
Irak
1
,7
Marokko
9
6,5
Nederland
82
59,0
Onbekend
1
,7
Overige
15
10,8
Turkije
14
10,1
Totaal
139
100,0
Dit zien we ook terug als we naar de nationaliteit van mensen kijken. Bijna driekwart (73%) heeft de Nederlandse nationaliteit.
132
Tabel 5 - nationaliteit Aantal
Percentage
Anders
17
12,5
Duitse
1
,7
Ghanees
2
1,5
Marokkaanse
8
5,9
Nederlandse
99
72,8
Poolse
1
,7
Turkse
8
5,9
Missing
3
Totaal
139
Bijna de helft van de mensen is alleenstaand en ruim één op de vijf is gehuwd Tabel 6 – burgerlijke staat Aantal
Percentage
Alleenstaand
68
48,9
Gehuwd
30
21,6
7
5,0
Gescheiden
18
12,9
Onbekend
14
10,1
2
1,4
139
100,0
Geregistreerd partnerschap
Weduwe of weduwnaar Totaal
De meest voorkomende leefsituaties zijn éénouderhuishoudens (27%) en éénpersoonshuishoudens (26%). Ook samenwonende paren met kinderen komen relatief vaak voor (17%). Tabel 7 – leefsituatie Aantal
percentage
Eénouderhuishouden
37
26,6
Eénpersoonshuishouden (alleenwonend)
36
25,9
Anders
11
7,9
Inwonend bij ouders
4
2,9
12
8,6
Overig meerpersoonshuishoudens
4
2,9
Samenwonend paar met kind(eren)
23
16,5
Samenwonend paar zonder kinderen
12
8,6
139
100,0
Onbekend
Totaal
133
7.4
Beweging op de participatieroos
Zoals in de inleiding aangegeven, is de informatie gedurende het project geregistreerd in het systeem RIS AdV. In dit systeem zijn de leefgebieden onderscheiden naar 8 dimensies. Deze 8 dimensies vormen gezamenlijk de zogenaamde ‘participatieroos’. De participatieaanpak is er nu juist op gericht om bewegingen op deze leefgebieden te realiseren bij mensen. We kijken daarom in de eerste plaats hoe de participatieroos er globaal uitziet bij de nul- en de éénmeting en welke ontwikkelingen we daarin kunnen zien (zie onderstaande figuur).
Figuur 1 – participatieroos (8 dimensies) bij 0- en 1-meting (% mensen bij wie de dimensie speelt)
taalvaardigheid en integratie 100% 80% werk veiligheid 60% 40% 20% sociale participatie en 0% opvoeding, vrije tijd en opleiding levensbeschouwing
wonen en gezin
inkomen gezondheid en welzijn
speelt bij nulmeting
speelt bij éénmeting
Wat direct opvalt, is dat de dimensie ‘werk’ heel duidelijk de dimensie is, die het meeste speelt: zowel bij de nulmeting als bij de éénmeting speelt de dimensie bij ongeveer 85% van de mensen. Dit is geheel volgens verwachting, aangezien het project zich in Arnhem vooral op de groep mensen zonder werk richt. Hiermee samenhangend, zien we ook dat de dimensie ‘inkomen’ bij meer dan de helft van de mensen speelt. Bijna 60% van de mensen, waar de participatiecoaches contact mee hebben, ontvangt een bijstandsuitkering. De andere dimensies spelen voor een beperktere groep van de bezochte bewoners. Opvallend hierbij is wel dat we zien dat vrijwel al deze dimensies meer zijn gaan spelen bij de éénmeting. Dit geldt vooral voor de dimensie ‘opvoeding, vrije tijd en opleiding’: bij de nulmeting speelde de dimensie bij 1 op de 5 mensen, bij de éénmeting bij 1 op de 3.
134
Het feit dat een dimensie speelt, betekent dat, naar het oordeel van de participatiecoach, er problemen of belemmeringen zijn die van invloed zijn op de participatiemogelijkheden van mensen. Dit zijn dan de zaken, die de bewoner met de participatiecoach kan gaan oppakken. Dat er bij de éénmeting meer dimensies spelen dan bij de nulmeting, wil echter niet zeggen dat de problemen van mensen zijn toegenomen. Het kan ook zijn dat de bewoners en de participatiecoaches gaandeweg de (omvang van) problemen beter gaan zien. Dit is bijvoorbeeld zeer aannemelijk als het gaat om zaken als taalvaardigheid, schulden en gezondheid. Eventuele problemen zullen namelijk niet altijd in een eerste contact (of eerste contacten) duidelijk zijn, maar kunnen gedurende het traject wel zichtbaar worden. In dit geval kunnen we het als een positieve ontwikkeling zien dat de problemen door de coaches worden gesignaleerd en herkend. Alleen wanneer de problemen duidelijk zijn, kan de bewoner hier ook met de participatiecoach mee aan de slag gaan. Naar verloop van tijd moet dit er dan uiteraard wel toe leiden dat de problemen verminderen en dimensies weer minder gaan spelen.
7.5
Inzet instrumenten
Wanneer bewoners met hun participatiecoaches problemen of belemmeringen signaleren, kunnen zij hier met de bewoner concreet mee aan de slag gaan. Behalve de gesprekken met de bewoners, kunnen de participatiecoaches ook verschillende instrumenten inzetten om mensen verder te helpen. Dit kan gaan om het geven van advies aan bewoners, doorverwijzen naar relevante instanties of toeleiden naar specifieke trajecten. Welke instrumenten ingezet worden, hangt uiteraard af van de geconstateerde belemmeringen en kan ook sterk verschillen tussen de dimensies. Onderstaande figuur laat voor de 8 dimensies zien bij welk percentage van de mensen er instrumenten zijn ingezet bij de nulmeting en bij de éénmeting.
135
Figuur 2 – inzet instrumenten op de 8 dimensies bij 0- en 1-meting (% mensen bij wie een instrument wordt ingezet)
taalvaardigheid en integratie 80% 60%
werk
veiligheid
40% 20% sociale participatie en levensbeschouwing
0%
opvoeding, vrije tijd en opleiding
wonen en gezin
inkomen gezondheid en welzijn
instrumenten bij nulmeting
instrumenten bij éénmeting
Wat onmiddellijk opvalt, is dat bij alle dimensies, met uitzondering van de dimensie ‘veiligheid’ er bij de éénmeting beduidend meer instrumenten worden ingezet dan bij de nulmeting. Als we deze figuur vergelijken met de voorgaande figuur (% mensen bij wie de dimensie speelt), zien we ook dat instrumenten vooral worden ingezet binnen de dimensies die het meest spelen. Dit geldt vooral bij de inzet van instrumenten bij de éénmeting. Deze constatering ondersteunt de gedachte dat de participatiecoaches eerst zicht krijgen op de dimensie die bij de bewoners spelen en hier vervolgens op inspringen met de inzet van concrete instrumenten. In de rest van dit hoofdstuk zoomen we in op de meest in het oog springende ontwikkelingen die we op de afzonderlijke dimensies waarnemen. We besteden daarbij ook aandacht aan de relatie van deze ontwikkelingen met de inzet van instrumenten binnen deze dimensies. In de bijlage zijn voor alle dimensies gedetailleerde gegevens opgenomen over of de dimensies spelen, de inzet van instrumenten en de relatie tussen de inzet van instrumenten en geconstateerde bewegingen binnen de dimensie.
7.6
Werk en inkomen
De participatieaanpak moet er toe leiden dat mensen volwaardig participeren. Van groot belang daarbij is dat mensen in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Dit betekent dat het verdienen van een eigen inkomen door middel van betaald werk een belangrijke doelstelling is. De participatiecoaches helpen de mensen om zich in de richting van de arbeidsmarkt te bewegen. In sommige gevallen kan dit daadwerkelijk betekenen dat mensen aan het werk gaan, maar het kan ook zijn dat er eerst bepaalde belemmeringen weggenomen moeten worden,
136
voordat de stap naar werk gemaakt kan worden. Ook kunnen andere vormen van (maatschappelijke) participatie meer aan de orde zijn.
Betaald werk Gegeven het belang van betaald werk, als (eind)doel van de participatieaanpak, is het heel positief om te constateren dat bij de éénmeting beduidend meer mensen betaald werk hebben dan bij de nulmeting het geval was (zie onderstaande tabel). Tabel 8 – betaald werk bij 0- en 1-meting (aantallen) 0-meting Geen betaald werk
1-meting
102
82
2 tot 4 uur per week
2
3
Meer dan 4 uur en minder dan 8 uur per week
1
2
16 uur of meer per week
8
27
Missing
26
25
Totaal
139
139
Niet alleen hebben meer mensen betaald werk gekregen. In de meeste gevallen gaat het ook om banen van 16 uur of meer per week. Zeker tegen de achtergrond van de economische crisis in 2009 is dit een zeer positieve ontwikkeling. Om de rol van de participatiecoaches bij deze ontwikkeling te kunnen duiden, kijken we naar de relatie van de geconstateerde bewegingen met de inzet van instrumenten door de participatiecoaches. We kijken hiervoor naar de veranderingen tussen de nul- en éénmeting en of dit verschilt tussen groepen bij wie wel en bij wie geen instrument is ingezet. We bekijken hierbij of er bij de 0- en/of 1-meting is aangegeven, dat ten minste één instrument is ingezet. In dit geval zien we dat mensen bij wie instrumenten zijn ingezet, inderdaad vaker aan het werk zijn bij de éénmeting of meer uren werken, dan mensen bij wie geen instrumenten zijn ingezet. De inzet van instrumenten door de participatiecoaches draagt daarmee bij aan het aan het werk helpen van mensen. Tabel 9 - verandering werk naar inzet instrument bij 0- en/of 1-meting Verandering Minder werk Geen
Aantal
instrument
%
Wel
Aantal
Instrument
%
Totaal
Aantal %
Gelijk
Meer werk
Totaal
1
34
2
37
2,7%
91,9%
5,4%
100,0%
3
77
22
102
2,9%
75,5%
21,6%
100,0%
4
111
24
139
2,9%
79,9%
17,3%
100,0%
137
Interessant in het kader van het werk van de participatiecoaches is dat we ook zien dat de mensen met een POP vaker (meer) gaan werken dan de mensen zonder POP.
Inkomen Wanneer mensen betaald werk krijgen, hoeven zij veelal geen (of minder) aanspraak meer te maken op een uitkering, omdat zij in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. We verwachten dan ook dat bij de mensen bij wie de participatiecoaches instrumenten hebben ingezet meer mensen geen uitkering meer ontvangen dan bij de mensen bij wie geen instrument is ingezet. En inderdaad is dat wat uit de analyses blijkt (zie onderstaande tabel). Tabel 10 - verandering uitkering naar inzet instrument bij 0- en/of 1-meting Verandering Uitkering gaan ontvangen Geen
Aantal
instrument
%
Wel
Aantal
Instrument
%
Totaal
Aantal %
Geen uitkering Gelijk
Totaal
meer
2
64
1
67
3,0%
95,5%
1,5%
100,0%
9
55
8
72
12,5%
76,4%
11,1%
100,0%
11
119
9
139
7,9%
85,6%
6,5%
100,0%
Tegelijkertijd zien we echter dat de mensen bij wie instrumenten worden ingezet ook juist vaker een uitkering zijn gaan ontvangen, dan de mensen bij wie geen instrument is ingezet. Participatiecoaches kunnen mensen die niet rond kunnen komen namelijk ook helpen bij het aanvragen van een uitkering bij de gemeente. Dit sluit aan bij de waarneming dat het aanvragen van een WWB-uitkering bij de gemeente bij de éénmeting regelmatig als ingezet instrument is geregistreerd. Een ander aspect, wat met inkomen samenhangt, is de schuldenproblematiek, die bij een substantieel deel van de bezochte mensen speelt. We zien in de gegevens een samenhang tussen de inzet van instrumenten en de hoogte van de schulden: bij mensen bij wie instrumenten zijn ingezet wordt de schuldenproblematiek bij de éénmeting groter ingeschat. Waarschijnlijk is dit omdat het voor de participatiecoaches veelal pas na verloop van tijd duidelijk wordt wat de hoogte van de schulden is en dat het noodzakelijk is om in te grijpen. In de onderzochte periode is het nog niet bij veel mensen gelukt om de schuldenlast substantieel terug te brengen. Schuldhulpverleningstrajecten duren in de regel ook beduidend langer dan de onderzochte periode. Wel zien we dat meer mensen hulp krijgen van de gemeente of de stadsbank om iets aan hun schulden te doen.
138
Opleiding Voor mensen die geen werk hebben, en soms een tijd lang niet gewerkt hebben, is een opleiding vaak een goede stap richting betaald werk. We zien in de gegevens ook dat aanzienlijk meer mensen ten tijde van de éénmeting een opleiding volgen dan bij de nulmeting (19 tegenover 6 personen). Het gaat bij deze opleidingen voornamelijk om Nederlandse taalles of een vakopleiding op ROC/MBO. Tabel 11 – volgen opleiding bij 0- en 1-meting (aantallen) 0-meting Nee
1-meting
114
94
Ja, 1 tot 2 uur per week
1
1
Ja, 2 tot 4 uur per week
1
12
Ja, meer dan 8 uur en minder dan 16 uur per
2
3
2
3
Missing
19
26
Totaal
139
139
week Ja, 16 uur of meer per week
Interessant om te zien is, dat de toename van het aantal mensen dat een opleiding volgt en van het aantal uren dat zij per week aan de opleiding besteden vooral zichtbaar is bij de mensen bij wie een instrument is ingezet. De inzet van de participatiecoaches en de instrumenten die zij inzetten is succesvol als het gaat om mensen ertoe te bewegen (weer) een opleiding te gaan volgen. Tabel 12 – volgen opleiding naar inzet instrument bij 0- en/of 1-meting Verandering Teruggang Geen
Aantal
instrument
%
Wel
Aantal
Instrument
%
Totaal
Aantal %
7.7
Gelijk
Vooruitgang
Totaal
1
84
4
89
1,1%
94,4%
4,5%
100,0%
0
40
10
50
,0%
80,0%
20,0%
100,0%
1
124
14
139
,7%
89,2%
10,1%
100,0%
Belemmeringen bij participatie
Behalve de schuldenproblematiek zien we dat vooral op de gebieden van taalvaardigheid en gezondheid mensen problemen ervaren, die een belemmering vormen bij hun participatie. De participatieaanpak en de inzet van de participatiecoaches is er sterk op gericht om zicht te krijgen op dergelijke belemmeringen en hier op in te grijpen.
139
Taalvaardigheid Een minimale beheersing van de Nederlandse taal is een noodzakelijke voorwaarde om volwaardig te kunnen participeren in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Wanneer hier belemmeringen optreden is het van belang om deze op te lossen, zodat mensen daadwerkelijk in staat zijn te participeren. In een handvol gevallen is er sprake van analfabetisme in het Nederlands (5 personen) en/of de moedertaal (4 personen). Ook als er geen sprake is van analfabetisme, kunnen mensen echter moeite hebben met de Nederlandse taal. De participatiecoaches zijn daarom nagegaan of mensen moeite hebben met Nederlands luisteren, spreken, lezen en schrijven. Hieruit blijkt dat een substantiële groep personen dit moeilijk of heel moeilijk vindt. Voor ongeveer eenderde van de mensen leveren Nederlands lezen en schrijven moeilijkheden op. Omdat mensen de meeste moeite ervaren bij het Nederlands schrijven, kijken we daar specifiek naar. Bij de personen, bij wie een instrument is ingezet, zien we zowel dat mensen vaker meer moeite als minder moeite met het Nederlands schrijven hebben gekregen tussen de nul- en de éénmeting. Een mogelijke verklaring is dat de ingezette instrumenten weliswaar werken (waardoor mensen minder moeite krijgen), maar dat bij veel mensen eerst duidelijk moet worden in hoeverre zij moeite hebben met het schrijven voordat de participatiecoach een instrument in kan zetten. In dat laatste geval is het aannemelijk dat bij de mensen bij wie een instrument is ingezet ook tussen de nul- en éénmeting meer moeite met het Nederlands schrijven wordt geconstateerd door de coaches. Tabel 13 - verandering Nederlands schrijven naar inzet instrument bij 0- en/of 1-meting Verandering Meer moeite Geen
Aantal
instrument
%
Wel
Aantal
Instrument
%
Totaal
Aantal %
Gelijk
Minder moeite
Totaal
6
96
1
103
5,8%
93,2%
1,0%
100,0%
4
29
3
36
11,1%
80,6%
8,3%
100,0%
10
125
4
139
7,2%
89,9%
2,9%
100,0%
Gezondheid Een goede gezondheid is veelal een noodzakelijke voorwaarde voor participatie. Mensen kunnen klachten en aandoeningen hebben waarvoor zij onder behandeling zijn en/of medicijnen krijgen. Daarnaast is ook vooral relevant wat de gezondheidsbeleving van mensen zelf is. Een vijfde tot een kwart van de mensen vindt de eigen gezondheid (heel erg) slecht. Er zijn wel wat verschuivingen waarneembaar in de gezondheidsbeleving van mensen tussen de nul- en de éénmeting (zie onderstaande tabel).
140
Tabel 14 – gezondheidsbeleving 0- en éénmeting (percentages) 0-meting
1-meting
Heel erg slecht
2,6
4,2
Slecht
22,4
17,5
Gaat wel
25,0
30,8
Goed
44,8
43,3
Heel erg goed
5,2
4,2
N=
116
120
Vrij veel mensen zijn onder behandeling voor lichamelijk of psychische klachten. Ook is er een aantal mensen dat niet onder behandeling is, maar dit wel zou willen. Bijna 1 op de 4 (23%) van de mensen gebruikt medicijnen. We zien bij de gezondheidsbeleving een vergelijkbaar fenomeen, als bij de moeite die mensen hebben met Nederlands schrijven. Bij mensen bij wie instrumenten zijn ingezet, zien we zowel vaker dat zij zich gezonder zijn gaan voelen als minder gezond. Ook hier zou dit mogelijk verklaard kunnen worden doordat instrumenten juist vaker worden ingezet bij de groep, waar de gezondheid achteruitgaat. Dit is statistisch echter niet te toetsen, vanwege de te beperkte aantallen personen waarvoor we een vooruitgang of teruggang in de gezondheidsbeleving waarnemen (11 respectievelijk 13 personen). Tabel 15 - verandering gezondheidsbeleving naar inzet instrument bij 0- en/of 1-meting Verandering Minder gezond Geen
Aantal
instrument
%
Wel
Aantal
Instrument
%
Totaal
Aantal %
7.8
Gelijk
Gezonder
Totaal
3
93
4
100
3,0%
93,0%
4,0%
100,0%
10
22
7
39
25,6%
56,4%
17,9%
100,0%
13
115
11
139
9,4%
82,7%
7,9%
100,0%
Subjectieve kenmerken
In aanvulling op de gegevens in RIS AdV, hebben we ook naar een aantal meer subjectieve aspecten gekeken. Om hier effecten op te kunnen waarnemen, hebben de mensen op twee momenten een vragenlijst ingevuld, die bestaat uit een aantal wetenschappelijk gevalideerde schalen. Op deze manier is het mogelijk om ook uitspraken te doen over veranderingen van dergelijke subjectieve aspecten. We lichten hier de meest in het oog springende resultaten eruit. In de bijlage zijn de complete resultaten opgenomen.
141
Eigenwaarde Eén van de kenmerken, waar we naar kijken met de vragenlijst, is de eigenwaarde van mensen. Aan de hand van de antwoorden van mensen op de stellingen in de vragenlijst, kunnen we een inschatting geven van de eigenwaarde van mensen. We delen dat globaal in, in weinig, redelijk of veel eigenwaarde. Wat opvalt, is dat de mensen, die de vragenlijst hebben ingevuld, bij de nulmeting vrijwel allemaal redelijk of veel eigenwaarde hebben. De eigenwaarde, die dus al hoog is bij de nulmeting is bovendien nog verder toegenomen bij de éénmeting (zie onderstaande figuur). Figuur 3 – eigenwaarde (0- en 1-meting) eigenwaarde (0-met ing)
eigenwaarde (1-met ing)
weinig
weinig
redelijk
veel
redelijk
veel
Sociale druk Mensen kunnen sociale druk vanuit hun omgeving ervaren om (meer) te participeren. Deze sociale druk ontstaat door een combinatie van twee factoren: 1. Hoe belangrijk mensen in de omgeving het vinden dat iemand actief is. 2. Hoe belangrijk men de mening van de mensen in zijn of haar omgeving vindt. Deze sociale druk kan zowel stimulerend als belemmerend werken. De omgeving van vrijwel alle mensen vindt het ten minste deels belangrijk dat men actief in het leven staat. De meeste mensen hechten ook waarde aan de mening van hun omgeving. In het zeldzame geval dat de omgeving het niet belangrijk vindt dat men actief in het leven staat, wordt deze mening niet belangrijk gevonden door door de bewoner.
142
Tabel 16 – sociale druk (0-meting) Sociale norm in 3 categorieën
belang
Mening van
mening
omgeving
omgeving
helemaal niet
omgeving
omgeving
omgeving
vindt actief in
vindt actief in
vindt actief in
het leven
het leven
het leven
staan niet
staan deels
staan
belangrijk
belangrijk
belangrijk
totaal
1,8%
1,8%
3,6%
5,5%
belangrijk Mening van
1,8%
omgeving niet belangrijk Mening van
21,8%
9,1%
30,9%
16,4%
20,0%
36,4%
5,5%
20,0%
25,5%
49,1%
49,1%
100,0%
omgeving neutraal Mening van omgeving wel belangrijk Mening van omgeving erg belangrijk Totaal
1,8%
Ten opzichte van de nulmeting is de omgeving het bij de éénmeting belangrijker gaan vinden dat men actief in het leven staat. Bovendien hecht men (nog) meer waarde aan de mening van de omgeving. De omgeving lijkt daarmee dus voldoende stimulerend te zijn voor de personen, die door de participatiecoaches begeleid worden. Er lijken in ieder geval geen belemmeringen op te treden bij het doen van activiteiten door een sterke negatieve sociale druk uit de omgeving.
143
Tabel 17 – sociale druk (1-meting) Sociale norm in 3 categorieën
belang
Mening van
mening
omgeving
omgeving
helemaal niet
omgeving
omgeving
omgeving
vindt actief in
vindt actief in
vindt actief in
het leven
het leven
het leven
staan niet
staan deels
staan
belangrijk
belangrijk
belangrijk
5,8%
totaal
5,8%
belangrijk Mening van
1,9%
1,9%
15,4%
11,5%
26,9%
11,5%
26,9%
38,5%
3,8%
23,1%
26,9%
36,5%
63,5%
100,0%
omgeving niet belangrijk Mening van omgeving neutraal Mening van omgeving wel belangrijk Mening van omgeving erg belangrijk Totaal
144
7.9
Conclusie
De resultaten van het effectonderzoek laten zien, dat er op een aantal punten inderdaad al duidelijke effecten zijn bereikt. Op andere punten is er nog vooral sprake van het in beeld brengen van de problemen, zodat hierop ingespeeld kan worden. Het belangrijkste positieve resultaat is dat aanzienlijk meer mensen aan het werk zijn gegaan, of meer uren zijn gaan werken. Het effectonderzoek laat ook zien dat de inzet van instrumenten door de participatiecoaches hier positief aan heeft bijgedragen. Ook het opstellen van een POP met de bewoners heeft een positief effect op het (weer) aan het werk gaan van deze mensen. Een ander positief effect is dat, mede door de inzet van instrumenten door de participatiecoaches, meer mensen een opleiding zijn gaan volgen. Met name wat betreft taalvaardigheid, schulden en gezondheid van mensen, zien we dat er gaandeweg meer problemen geconstateerd worden door de participatiecoaches. Bovendien zien we dat er een verband is tussen een toename van de geconstateerde problemen en de inzet van instrumenten. Dit duidt erop dat de participatiecoaches op deze gebieden gaandeweg de (omvang van) problemen gaan zien en hier op in kunnen spelen met de inzet van instrumenten. Als de inzet van instrumenten daadwerkelijk effectief is, zouden de problemen vervolgens weer af moeten nemen en in ieder geval niet toenemen. De periode van het huidige effectonderzoek is te beperkt om deze effecten al waar te nemen. Als de ontwikkeling van deze mensen ook de komende periode gemonitord wordt, en veranderingen geregistreerd in RIS AdV, kan de effectiviteit op deze dimensies ook nader geanalyseerd worden. Uit het onderzoek naar de meer subjectieve kenmerken van mensen, valt vooral de eigenwaarde van mensen op. Deze is bij de nulmeting al hoog en is gaandeweg nog verder toegenomen. Ook zien we een positieve ontwikkeling in de sociale druk die mensen ervaren om daadwerkelijk actief te zijn in hun leven. De omgeving van de mensen vindt dit belangrijk en men vindt de mening van hun omgeving ook belangrijk. Deze combinatie is een gezonde stimulans voor mensen om daadwerkelijk activiteiten op te pakken.
145
146
Bijlage 1 Dimensie 1: taalvaardigheid en integratie Dimensie 1 heeft betrekking op taalvaardigheid en integratie. Dit zijn noodzakelijke voorwaarden om te kunnen participeren in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Wanneer hier belemmeringen optreden is het van belang om deze op te lossen, zodat mensen daadwerkelijk in staat zijn te participeren. In één op de vijf gevallen speelt dimensie 1 bij de nulmeting, bij 7% is er twijfel. Deze dimensie speelt bij de éénmeting bij meer mensen dan bij de nulmeting: Tabel 18 – dimensie 1 speelt 0-meting Aantal Ja 30
1-meting Percentage
Aantal
percentage
22,6
38
28,6
Twijfel
10
7,5
8
6,0
Nee
93
69,9
87
65,4
Missing Totaal
6
6
139
139
Bij de nulmeting wordt nog slechts een beperkt aantal instrumenten ingezet op dit vlak. Het gaat met name om instrumenten die via de gemeente/inburgering worden aangeboden. Bij de éénmeting worden meer instrumenten ingezet. Tabel 19 – inzet instrumenten dimensie 1 0-meting
1-meting
Aantal Nee Ja Totaal
Percentage
Aantal
percentage
126
90,6
109
78,4
13
9,4
30
21,6
139
100,0
139
100,0
De informatie binnen deze dimensie heeft voornamelijk betrekking op de taalvaardigheid/taalbeheersing van mensen. In een handvol gevallen is er sprake van analfabetisme in het Nederlands (5 personen) en/of de moedertaal (4 personen). Ook als er geen sprake is van analfabetisme, kunnen mensen moeite hebben met de Nederlandse taal. De participatiecoaches zijn daarom nagegaan of mensen moeite hebben met Nederlands luisteren, spreken, lezen en schrijven. Hieruit blijkt dat een substantiële groep personen dit moeilijk of heel moeilijk vindt. Vooral lezen en schrijven leveren moeilijkheden op. Dat bij de éénmeting de dimensie bij meer mensen speelt en er meer instrumenten worden ingezet, duidt erop dat taalproblemen soms pas in een later stadium door de participatiecoaches is gesignaleerd. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer men samen met een bewoner naar post 147
of formulieren kijkt. Zo wordt analfabetisme (in Nederlands en/of moedertaal) bij iets meer mensen geconstateerd. Ook wordt de beheersing van de Nederlandse taal bij iets meer mensen als problematisch ingeschat bij de éénmeting. Tabel 20 – Nederlands luisteren 0-meting
1-meting
Aantal
percentage
Heel moeilijk
Aantal
Percentage
3
2,4
3
2,4
Moeilijk
16
12,6
17
13,4
Makkelijk
40
31,5
41
32,3
Heel makkelijk
62
48,8
60
47,2
6
4,7
6
4,7
Niet aan de orde geweest Missing Totaal
12
12
139
139
Tabel 21 – Nederlands spreken 0-meting
1-meting
Aantal
percentage
Heel moeilijk
Aantal
percentage
6
4,5
6
4,5
Moeilijk
19
14,3
22
16,5
Makkelijk
39
29,3
38
28,6
Heel makkelijk
63
47,4
61
45,9
Niet aan de orde geweest
6
4,5
6
4,5
Missing
6
6
139
139
Totaal
Tabel 22 – Nederlands lezen 0-meting
1-meting
Aantal Heel moeilijk
percentage
Aantal
percentage
8
6,0
6
4,5
Moeilijk
32
24,1
39
29,3
Makkelijk
30
22,6
28
21,1
Heel makkelijk
55
41,4
52
39,1
Niet aan de orde geweest
8
6,0
8
6,0
Missing
6
6
139
139
Totaal
148
Tabel 23 – Nederlands schrijven 0-meting
1-meting
Aantal
percentage
Aantal
percentage
Heel moeilijk
12
9,0
13
9,8
Moeilijk
35
26,3
38
28,6
Makkelijk
32
24,1
30
22,6
Heel makkelijk
46
34,6
44
33,1
Niet aan de orde geweest
8
6,0
8
6,0
Missing
6
6
139
139
Totaal
Relatie inzet instrumenten en veranderingen Wij kijken naar de veranderingen tussen de nul- en eenmeting en of dit verschilt tussen groepen bij wie wel en bij wie geen instrument is ingezet. We bekijken hierbij of er bij de 0- en/of 1-meting is aangegeven, dat ten minste één instrument is ingezet. Vooruitgang is als een dimensie niet meer speelt, wanneer deze eerder wel speelde of er twijfel was. Ook als er nu twijfel is, terwijl de dimensie eerder wel speelde is er sprake van vooruitgang. Teruggang is als een dimensie wel speel, of er twijfel is terwijl de dimensie eerder niet speelde. Ook als er nu twijfel is, terwijl de dimensie eerder niet speelde, is er sprake van teruggang. Bij de personen bij wie een instrument wordt ingezet, zien we vaker een teruggang optreden. Zoals we al eerder constateerden, kan het ook zijn dat problemen binnen deze dimensie pas later ontdekt worden in het contact tussen participatiecoach en bewoner, en dat vervolgens instrumenten worden ingezet. Tabel 24 - verandering dimensie 1 naar inzet instrument bij 0- en/of 1-meting Verandering Speelt meer Geen
Aantal
instrument
%
Wel
Aantal
Instrument
%
Totaal
Aantal %
Gelijk
Speelt minder
Totaal
7
94
2
103
6,8%
91,3%
1,9%
100,0%
6
30
0
36
16,7%
83,3%
,0%
100,0%
13
124
2
139
9,4%
89,2%
1,4%
100,0%
Bij het Nederlands schrijven zien we dat de dimensie zowel vaker meer als minder is gaan spelen, bij de personen bij wie een instrument wordt ingezet.
149
Tabel 25 - verandering Nederlands schrijven naar inzet instrument bij 0- en/of 1-meting Verandering Meer Minder Totaal moeite Gelijk moeite Geen Aantal 6 96 1 103 instrument % 5,8% 93,2% 1,0% 100,0% Wel
Aantal
Instrument
%
Totaal
Aantal %
4
29
3
36
11,1%
80,6%
8,3%
100,0%
10
125
4
139
7,2%
89,9%
2,9%
100,0%
Dimensie 2: veiligheid Dimensie 2 heeft betrekking op de veiligheid en de wijken en de veiligheidsbeleving bij de bewoners. Deze dimensie speelt slechts bij een beperkt aantal mensen bij de nulmeting. De dimensie speelt bij de éénmeting bij iets meer mensen dan bij de nulmeting. Tabel 26 – dimensie 2 speelt 0-meting Aantal Ja 6 Twijfel 4 Nee 122 Missing Totaal
1-meting Percentage
Aantal
percentage
4,5
10
7,6
3,0
5
3,8
92,4
116
88,5
7
8
139
139
Er worden ook maar weinig instrumenten ingezet binnen deze dimensie, zowel bij de nulmeting als bij de éénmeting. Als instrument wordt voornamelijk advies gegeven. Tabel 27 – inzet instrumenten dimensie 2 0-meting
1-meting
Aantal Nee Ja Totaal
percentage
Aantal
percentage
132
95,0
134
96,4
7
5,0
5
3,6
139
100,0
139
100,0
Relatie inzet instrumenten en veranderingen Het aantal ingezette instrumenten (in totaal bij 10 mensen bij de 0- en/of 1-meting) is te klein om uitspraken te kunnen doen over de relatie tussen de inzet van instrumenten en veranderingen in de dimensie veiligheid.
150
Dimensie 3: opvoeding, vrije tijd en onderwijs Dimensie 3 heeft voornamelijk betrekking op de activiteiten, waarmee mensen dagelijks bezig zijn. In het bijzonder wordt gekeken naar het volgen van een opleiding en de activiteiten die mensen als vrijetijdsbesteding ontplooien. Deze dimensie speelt bij bijna 1 op de 5 mensen bij de nulmeting, bij 8% is twijfel. Bij de éénmeting speelt deze dimensie vaker dan bij nulmeting; bij ongeveer 1 op de 3 mensen. Tabel 28 – dimensie 3 speelt 0-meting
1-meting
Aantal
percentage
Aantal
percentage
Ja
27
20,5
44
33,3
Twijfel
11
8,3
4
3,0
Nee
94
71,2
84
63,6
Missing Totaal
7
7
139
139
Er worden enkele verschillende instrumenten ingezet. Het gaat dan hoofdzakelijk om advies en cursus/training. Bij de éénmeting worden wel beduidend meer instrumenten ingezet. Tabel 29 – inzet instrumenten dimensie 3 0-meting Aantal Nee Ja Totaal
1-meting percentage
Aantal
percentage
128
92,1
95
68,3
11
7,9
44
31,7
139
100,0
139
100,0
We zien dat aanzienlijk meer mensen ten tijde van de éénmeting een opleiding volgen dan bij de nulmeting (19 tegenover 6). Het gaat met name om Nederlandse taalles of een vakopleiding op ROC/MBO. Tabel 30 – volgen opleiding 0meting
1-meting percentag
Aantal Nee
e
Aantal
percentage
114
95,0
94
83,2
Ja, 1 tot 2 uur per week
1
,8
1
,9
Ja, 2 tot 4 uur per week
1
,8
12
10,6
Ja, meer dan 8 uur en minder dan 16 uur per week
2
1,7
3
2,7
Ja, 16 uur of meer per week
2
1,7
3
2,7
151
Missing Totaal
19
26
139
139
Als activiteiten, die mensen in hun vrije tijd kunnen doen, is expliciet gekeken hoe vaak zij sporten, de krant lezen en gebruik maken van internet/e-mail. Sporten en de krant lezen doet men niet erg veel. Internet/e-mail wordt wel vaker als (dagelijkse) activiteit genoemd. Bij de éénmeting zien we dat iets meer mensen zijn gaan sporten en dat men wat vaker de krant leest. Internet/e-mail-gebruik is redelijk vergelijkbaaar gebleven. Tabel 31 – sporten 0-meting
1-meting
Aantal (bijna) nooit
percentage
Aantal
Percentage
70
53,0
72
54,5
1 keer per week
4
3,0
12
9,1
2 of 3 keer per
8
6,1
8
6,1
Dagelijks
2
1,5
4
3,0
Een paar keer per
4
3,0
3
2,3
44
33,3
33
25,0
week
maand Niet aan de orde geweest Missing Totaal
7
7
139
139
Tabel 32 – krant lezen 0-meting
1-meting
Aantal (bijna) nooit
Percentage
Aantal
Percentage
43
32,6
42
31,8
1 keer per week
6
4,5
6
4,5
2 of 3 keer per
13
9,8
13
9,8
Dagelijks
9
6,8
17
12,9
Een paar keer per
3
2,3
2
1,5
58
43,9
52
39,4
week
maand Niet aan de orde geweest Missing Totaal
7
7
139
139
152
Tabel 33 – internet/e-mail 0-meting Aantal (bijna) nooit 20 1 keer per week 10 2 of 3 keer per 9 week Dagelijks 49 Een paar keer per 2 maand Niet aan de orde 42 geweest Missing 7 Totaal 139
1-meting percentage
Aantal
Percentage
15,2
24
18,2
7,6
9
6,8
6,8
12
9,1
37,1
52
39,4
1,5
4
3,0
31,8
31
23,5
7 139
Relatie inzet instrumenten en veranderingen Bij de mensen bij wie een instrument is ingezet, is de dimensie zowel vaker meer als minder is gaan spelen. Tabel 34 - verandering dimensie 3 naar inzet instrument bij 0- en/of 1-meting Verandering Speelt meer Geen
Aantal
instrument
%
Wel
Aantal
Instrument
%
Totaal
Aantal %
Gelijk
Speelt minder
Totaal
6
80
3
89
6,7%
89,9%
3,4%
100,0%
17
30
3
50
34,0%
60,0%
6,0%
100,0%
23
110
6
139
16,5%
79,1%
4,3%
100,0%
De toename van het aantal mensen dat een opleiding volgt en van het aantal uren dat zij per week aan de opleiding besteden is vooral zichtbaar bij de mensen bij wie een instrument is ingezet. De inzet van de participatiecoaches en de instrumenten die zij inzetten is dus succesvol als het gaat om mensen ertoe te bewegen (weer) een opleiding te gaan volgen.
153
Tabel 35 – volgen opleiding naar inzet instrument bij 0- en/of 1-meting Verandering Teruggang Gelijk Vooruitgang Geen Aantal 1 84 4 instrument % 1,1% 94,4% 4,5% Wel Aantal 0 40 10 Instrument % ,0% 80,0% 20,0% Totaal
Aantal %
Totaal 89 100,0% 50 100,0%
1
124
14
139
,7%
89,2%
10,1%
100,0%
Dimensie 4: inkomen Dimensie 4 betreft het inkomen en de financiële situatie van mensen. Deze dimensie speelt, zowel bij de nulmeting als bij de éénmeting, bij ruim de helft van de mensen. Bijna 60% van de mensen ontvangt een bijstandsuitkering. Tabel 36 – dimensie 4 speelt 0-meting
1-meting
Aantal Ja Twijfel Nee Missing Totaal
percentage
Aantal
percentage
70
51,5
73
53,7
6
4,4
5
3,7
60
44,1
58
42,6
3
3
139
139
Er worden bij de éénmeting beduidend meer instrumenten ingezet dan bij de nulmeting. De instrumenten bestaan vooral schuldhulpverlening door BAC en het aanvragen van een WWBuitkering bij de gemeente. Tabel 37 – inzet instrumenten dimensie 4 0-meting
1-meting
Aantal
percentage
Aantal
percentage
Nee
117
84,2
78
56,1
Ja
22
15,8
61
43,9
139
100,0
139
100,0
Totaal
Gegevens over bruto danwel netto inkomen is voor geen van de personen bekend. Waarschijnlijk is dit in de gesprekken met de participatiecoaches niet aan de orde geweest. Met het merendeel van de personen is wel gesproken over de hoogte van de schulden. Van deze mensen heeft de helft daadwerkelijk schulden. In veel gevallen betreft dit ook een fors bedrag.
154
Tabel 38 – schulden 0-meting
1-meting
Aantal Geen
percentage
Aantal
percentage
50
49,5
45
42,5
7
6,9
13
12,3
1.000 tot 5.000 euro
17
16,8
16
15,1
5.000 tot 10.000 euro
9
8,9
8
7,5
10.000 tot 20.000 euro
12
11,9
18
17,0
6
5,9
6
5,7
Minder dan 1.000 euro
20.000 euro of meer Missing Totaal
38
33
139
139
Een deel van de mensen krijgt wel financiële hulp van gemeente/stadsbank of familie/vrienden. Relatie inzet instrumenten en veranderingen Bij de mensen bij wie een instrument is ingezet door de participatiecoaches zien we vaker dat deze dimensie meer is gaan spelen. Het is aannemelijk dat ook voor deze dimensie geldt dat de participatiecoaches gedurende het traject erachter komen dat er financiële problemen spelen en hierop reageren door de inzet van instrumenten. Tabel 39 - verandering dimensie 4 naar inzet instrument bij 0- en/of 1-meting Verandering Speelt meer Geen
Aantal
instrument
%
Wel
Aantal
Instrument
%
Totaal
Aantal %
Gelijk
Speelt minder
Totaal
1
61
5
67
1,5%
91,0%
7,5%
100,0%
12
54
6
72
16,7%
75,0%
8,3%
100,0%
13
115
11
139
9,4%
82,7%
7,9%
100,0%
De mensen bij wie instrumenten worden ingezet zijn zowel vaker wel als geen uitkering van de gemeente gaan ontvangen tussen nul- en eenmeting. Dat mensen, die eerst wel een uitkering ontvangen, geen uitkering meer ontvangen omdat zij in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien, is het gewenste effect. Participatiecoaches kunnen mensen die niet rond kunnen komen echter ook juist helpen bij het aanvragen van een uitkering bij de gemeente. Dit sluit ook aan bij de waarneming dat het aanvragen van een WWB-uitkering bij de gemeente bij de éénmeting regelmatig als ingezet instrument is geregistreerd.
155
Tabel 40 - verandering uitkering naar inzet instrument bij 0- en/of 1-meting Verandering Geen Totaal Uitkering gaan uitkering ontvangen Gelijk meer Geen Aantal 2 64 1 67 instrument % 3,0% 95,5% 1,5% 100,0% Wel
Aantal
Instrument
%
Totaal
Aantal %
9
55
8
72
12,5%
76,4%
11,1%
100,0%
11
119
9
139
7,9%
85,6%
6,5%
100,0%
Juist bij mensen bij wie instrumenten zijn ingezet zien we de hoogte van de schulden toenemen. Waarschijnlijk is dit omdat bij deze mensen het noodzakelijk is om in te grijpen. In de onderzochte periode is het nog niet bij veel mensen gelukt om de schuldenlast substantieel terug te brengen. Schuldhulpverleningstrajecten duren in de regel ook langer. Tabel 41 - verandering schulden naar inzet instrument bij 0- en/of 1-meting Verandering Meer
Minder
schulden Geen
Aantal
instrument
%
Wel
Aantal
Instrument
%
Totaal
Aantal %
Gelijk
Totaal
schulden
1
65
1
67
1,5%
97,0%
1,5%
100,0%
11
58
3
72
15,3%
80,6%
4,2%
100,0%
12
123
4
139
8,6%
88,5%
2,9%
100,0%
Dimensie 5: gezondheid en welzijn Een goede gezondheid is veelal een noodzakelijke voorwaarde voor participatie. Mensen kunnen klachten en aandoeningen hebben waarvoor zij onder behandeling zijn en/of medicijnen krijgen. Daarnaast is ook relevant wat de gezondheidsbeleving van mensen zelf is. Het blijkt dat deze dimensie bij bijna een derde van de mensen speelt bij de nulmeting. Bij nog eens 10% is er twijfel. Deze dimensie speelt bij de éénmeting bij iets meer personen dan bij nulmeting.
156
Tabel 42 – dimensie 5 speelt 0-meting Aantal Ja 43 Twijfel 14 Nee 79 Missing Totaal
1-meting percentage
Aantal
Percentage
31,6
50
36,8
10,3
8
5,9
58,1
78
57,4
3
3
139
139
Bij 1de éénmeting wordt bij meer mensen een instrument ingezet dan bij de nulmeting. Advies is het meest ingezette instrument. Tabel 43 – inzet instrumenten dimensie 5 0-meting
1-meting
Aantal Nee Ja Totaal
percentage
Aantal
Percentage
125
89,9
106
76,3
14
10,1
33
23,7
139
100,0
139
100,0
Aan de bewoners is door de participatiecoaches gevraagd, wat zij van hun eigen gezondheid vinden. Ongeveer een kwart van de mensen vindt de eigen gezonde (heel erg) slecht. Tabel 44 – gezondheidsbeleving 0-meting Aantal Heel erg slecht 3 Slecht 26 Gaat wel 29 Goed Heel erg goed Missing Totaal
1-meting percentage
Aantal
Percentage
2,6
5
4,2
22,4
21
17,5
25,0
37
30,8
52
44,8
52
43,3
6
5,2
5
4,2
23
19
139
139
Vrij veel mensen zijn onder behandeling voor lichamelijk of psychische klachten. Ook is er een aantal mensen dat niet onder behandeling is, maar dit wel zou willen. Ongeveer één op de vier mensen gebruikt medicijnen.
157
Tabel 45 – gebruik medicijnen 0-meting Aantal Ja 31 Nee 60 Niet aan de orde 45 geweest Missing 3 Totaal 139
1-meting percentage
Aantal
percentage
22,8
34
25,2
44,1
63
46,7
33,1
38
28,1
4 139
Meer dan een kwart van de bewoners heeft last van een of meer langdurige ziekten, aandoeningen of handicaps. Tabel 46 – langdurige ziekten, aandoeningen, handicaps 0-meting Aantal Percentage Ja 36 26,5
1-meting Aantal
Percentage 40
29,6
Nee
67
49,3
72
53,3
Niet aan de orde
33
24,3
23
17,0
geweest Missing Totaal
3
4
139
139
Voor bijna 1 op de tien zijn bij de nulmeting alcohol en/of drugs een belemmering bij het doen van activiteiten of het hebben van betaald werk. Bij de éénmeting is dit bij iets minder mensen een probleem. Tabel 47 – gebruik alcohol/drugs 0-meting
1-meting
Aantal
percentage
Aantal
Percentage
Geen gebruik van middelen
54
40,0
65
48,5
Nee, geen belemmering
35
25,9
38
28,4
Ja, een beetje
10
7,4
6
4,5
Ja, een grote belemmering
2
1,5
3
2,2
Niet aan de orde geweest
34
25,2
22
16,4
Missing Totaal
4
5
139
139
158
Relatie inzet instrumenten en veranderingen Bij de mensen bij wie instrumenten zijn ingezet, zien we zowel meer vooruitgang als meer teruggang met betrekking tot het spelen van deze dimensie. Tabel 48 - verandering dimensie 5 naar inzet instrument bij 0- en/of 1-meting Verandering Speelt meer Gelijk Speelt minder Totaal Geen Aantal 5 91 4 100 instrument % 5,0% 91,0% 4,0% 100,0% Wel Aantal 9 27 3 39 Instrument % 23,1% 69,2% 7,7% 100,0% Totaal
Aantal %
14
118
7
139
10,1%
84,9%
5,0%
100,0%
Bij mensen bij wie instrumenten zijn ingezet, zien we vaker dat men zich gezonder is gaan voelen. Ook zien we dat de mensen, bij wie een instrument wordt ingezet, zich vaker minder gezond gaan voelen. Dit kan ook verklaard worden doordat instrumenten juist vaker worden ingezet bij de groep, waar de gezondheid achteruitgaat. Dit is statistisch echter niet te toetsen, wegens de te beperkt aantallen personen waarvoor we een vooruitgang of teruggang in de gezondheidsbeleving waarnemen (11 respectievelijk 13 personen). Tabel 49 - verandering gezondheidsbeleving naar inzet instrument bij 0- en/of 1-meting Verandering Minder
Totaal
gezond Geen
Aantal
instrument
%
Wel
Aantal
Instrument
%
Totaal
Aantal %
Gelijk
Gezonder
3
93
4
100
3,0%
93,0%
4,0%
100,0%
10
22
7
39
25,6%
56,4%
17,9%
100,0%
13
115
11
139
9,4%
82,7%
7,9%
100,0%
Dimensie 6: wonen en gezin Dimensie 6 heeft betrekking op de woonsituatie van mensen. Bij ruim een kwart van de personen speelt deze dimensie bij de nulmeting. Deze dimensie speelt bij de éénmeting bij iets minder mensen.
159
Tabel 50 – dimensie 6 speelt 0-meting Aantal Ja 37 Twijfel 4 Nee 92 Missing Totaal
1-meting Percentage
Aantal
Percentage
27,8
32
24,1
3,0
5
3,8
69,2
96
72,2
6
6
139
139
Bij de éénmeting zijn aanzienlijk meer instrumenten ingezet, dan bij de nulmeting het geval was. Tabel 51 – inzet instrumenten dimensie 6 0-meting
1-meting
Aantal Nee Ja Totaal
Percentage
Aantal
Percentage
128
92,1
114
82,0
11
7,9
25
18,0
139
100,0
139
100,0
Het overgrote deel (meer dan 80%) van de mensen woont in een huurwoning. Tabel 52 - woningeigendom (0-meting) Aantal Huurwoning
Percentage 98
81,7
Kamer
7
5,8
Koopwoning
1
,8
Woningzoekende
5
4,2
Anders, namelijk
2
1,7
Niet aan de orde geweest
7
5,8
Missing Totaal
19 139
Klachten over de woonomgeving zijn niet vaak aan de orde geweest. Bij voorkomende klachten heeft het vooral met onveiligheid te maken. Relatie inzet instrumenten en veranderingen Bij de mensen bij wie instrument zijn ingezet, zien we dat de dimensie zowel vaker meer als minder is gaan spelen.
160
Tabel 53 - verandering dimensie 6 naar inzet instrument bij 0- en/of 1-meting Verandering Speelt meer Gelijk Speelt minder Totaal Geen Aantal 1 104 2 107 instrument % ,9% 97,2% 1,9% 100,0% Wel Aantal 3 23 6 32 Instrument % 9,4% 71,9% 18,8% 100,0% Totaal
Aantal %
4
127
8
139
2,9%
91,4%
5,8%
100,0%
Dimensie 7: sociale participatie en levensbeschouwing Deze dimensie heeft betrekking op of mensen actief zijn bij sociale activiteiten in hun buurt en hoe zij hierin staan. Deze dimensie speelt bij bijna eenderde van de mensen, wat betekent dat het goed zou zijn als zij meer zouden participeren. De dimensie speelt bij de éénmeting bij nog iets meer mensen dan bij de nulmeting. Tabel 54 – dimensie 7 speelt 0-meting
1-meting
Aantal Ja Twijfel Nee Missing Totaal
Percentage
Aantal
Percentage
44
32,6
47
34,8
4
3,0
1
,7
87
64,4
87
64,4
4
4
139
139
Binnen deze dimensie wordt vooral Arnhem in Beweging regelmatig als instrument ingezet. Tabel 55 – inzet instrumenten dimensie 7 0-meting
1-meting
Aantal Nee Ja Totaal
Percentage
Aantal
Percentage
118
84,9
113
81,3
21
15,1
26
18,7
139
100,0
139
100,0
Relatie inzet instrumenten en veranderingen Bij de mensen bij wie instrumenten zijn ingezet bij de 0- en/of de 1-meting zien dat de dimensie zowel vaker meer als minder is gaan spelen als bij de mensen bij wie geen instrument is ingezet.
161
Tabel 56 - verandering dimensie 7 naar inzet instrument bij 0- en/of 1-meting Verandering Speelt meer Gelijk Speelt minder Totaal Geen Aantal 8 86 5 99 instrument % 8,1% 86,9% 5,1% 100,0% Wel Aantal 7 26 7 40 Instrument % 17,5% 65,0% 17,5% 100,0% Totaal
Aantal %
15
112
12
139
10,8%
80,6%
8,6%
100,0%
Als we alleen kijken naar de groep mensen bij wie bij de nulmeting al een instrument is ingezet, zien we bij deze mensen de dimensie vaker minder gaat spelen, dan bij degenen bij wie geen instrument is ingezet. Deze resultaten ondersteunen daarom het idee dat instrumenten vooral ook worden ingezet bij mensen waar gaandeweg belemmeringen worden waargenomen en dat de inzet van instrumenten wel degelijk een gunstig effect heeft. Tabel 57 - verandering dimensie 7 naar inzet instrument bij 0-meting Verandering Speelt meer Geen
Aantal
instrument
%
Wel
Aantal
Instrument
%
Totaal
Aantal %
Gelijk
Speelt minder
Totaal
14
98
6
118
11,9%
83,1%
5,1%
100,0%
1
14
6
21
4,8%
66,7%
28,6%
100,0%
15
112
12
139
10,8%
80,6%
8,6%
100,0%
Dimensie 8: werk Dimensie 8 is de laatste dimensie waar we naar kijken en heeft betrekking op werk. Deze dimensie speelt voor het overgrote deel van de mensen. Dit is geheel volgens verwachting, aangezien het project zich in Arnhem vooral op deze groep richtte. Tabel 58 – dimensie 8 speelt 0-meting
1-meting
Aantal Ja Twijfel Nee Missing Totaal
Percentage
Aantal
Percentage
118
86,8
114
84,4
4
2,9
3
2,2
14
10,3
18
13,3
3
4
139
139
162
Binnen deze dimensie wordt door de participatiecoaches een verscheidenheid aan instrumenten ingezet, waaronder ook weer Arnhem in Beweging. Er worden bij de éénmeting bij beduidend meer mensen instrumenten ingezet dan bij de nulmeting. Tabel 59 – inzet instrumenten dimensie 8 0-meting
1-meting
Aantal Nee Ja Totaal
Percentage
Aantal
Percentage
104
74,8
48
34,5
35
25,2
91
65,5
139
100,0
139
100,0
Het merendeel van de personen (90%) heeft bij de nulmeting geen betaald werk. Slechts 7% werkt 16 uur of meer per week. Bij de éénmeting hebben beduidend meer mensen betaald werk. Het gaat bovendie vaak om banen van 16 uur of meer per week. Zeker tegen de achtergrond van de economische crisis in 2009 is dit een zeer positieve ontwikkeling. Tabel 60 – betaald werk 0-meting
1-meting
Aantal Geen betaald werk
Percentage
Aantal
Percentage
102
90,3
82
71,9
2 tot 4 uur per week
2
1,8
3
2,6
Meer dan 4 uur en minder dan 8 uur
1
,9
2
1,8
8
7,1
27
23,7
per week 16 uur of meer per week Missing Totaal
26
25
139
139
Een deel van de mensen doet wel vrijwilligerswerk. Bij de éénmeting zij dit er iets meer dan bij de nulmeting, bovendien doet een grotere groep nu 16 uur of meer vrijwilligerswerk per week.
163
Tabel 61 – vrijwilligerswerk 0-meting
1-meting
Aantal Nee
Percentage
Aantal
Percentage
93
82,3
91
79,1
Ja, 1 tot 2 uur per week
5
4,4
3
2,6
Ja, 2 tot 4 uur per week
4
3,5
7
6,1
Ja, meer dan 4 uur en minder dan 8 uur per
5
4,4
2
1,7
2
1,8
3
2,6
4
3,5
9
7,8
week Ja, meer dan 8 uur en minder dan 16 uur per week Ja, 16 uur of meer per week Missing Totaal
26
24
139
139
Behalve betaald werk en vrijwilligerswerk, kunnen mensen ook tijd besteden aan mantelzorg. Wanneer dit het geval is, is dit vaak ook een substantieel aantal uren per week (16 uur of meer). Tabel 62 – mantelzorg 0meting Aantal Nee Ja, 1 tot 2 uur per week
1-meting Percentage
Aantal
Percentage
103
77,4
104
80,0
1
,8
1
,8
2
1,5
Ja, 2 tot 4 uur per week Ja, meer dan 4 uur en minder dan 8 uur per week
3
2,3
3
2,3
Ja, meer dan 8 uur en minder dan 16 uur per week
2
1,5
1
,8
Ja, 16 uur of meer per week
9
6,8
7
5,4
Ja, aan de orde geweest maar niet bekend
1
,8
2
1,5
14
10,5
10
7,7
Niet aan de orde geweest Missing Totaal
6
9
139
139
Relatie inzet instrumenten en veranderingen Wat betreft het spelen van deze dimensie zien we een lichte aanwijzing voor een positief effect van de inzet van instrumenten. Bij de mensen bij wie een instrument is ingezet zien we zowel dat de dimensie minder vaak meer gaat spelen en wat vaker juist minder gaat spelen.
164
Tabel 63 - verandering dimensie 8 naar inzet instrument bij 0- en/of 1-meting Verandering Speelt meer Gelijk Speelt minder Totaal Geen Aantal 3 32 2 37 instrument % 8,1% 86,5% 5,4% 100,0% Wel Aantal 4 91 7 102 Instrument % 3,9% 89,2% 6,9% 100,0% Totaal
Aantal %
7
123
9
139
5,0%
88,5%
6,5%
100,0%
Mensen bij wie instrumenten zijn ingezet, zijn inderdaad wel vaker aan het werk bij de éénmeting of werken meer uren, dan mensen bij wie geen instrumenten zijn ingezet. Tabel 64 - verandering werk naar inzet instrument bij 0- en/of 1-meting Verandering Minder
Totaal
werk Geen
Aantal
instrument
%
Wel
Aantal
Instrument
%
Totaal
Aantal %
Gelijk
Meer werk
1
34
2
37
2,7%
91,9%
5,4%
100,0%
3
77
22
102
2,9%
75,5%
21,6%
100,0%
4
111
24
139
2,9%
79,9%
17,3%
100,0%
Interessant in het kader van het werk van de participatiecoaches is dat we ook zien dat bij de mensen met een POP vaker vooruitgang wordt geboekt op het gebied van werk dan bij de mensen zonder POP. Tabel 65 - verandering werk naar wel/geen POP Verandering Minder
Totaal
werk Geen POP
Aantal %
Wel een
Aantal
POP
%
Totaal
Aantal %
Gelijk
Meer werk
2
42
6
50
4,0%
84,0%
12,0%
100,0%
2
69
18
89
2,2%
77,5%
20,2%
100,0%
4
111
24
139
2,9%
79,9%
17,3%
100,0%
Bij de mensen bij wie instrumenten zijn ingezet, gaat een vergelijkbaar percentage (meer) vrijwilligerswerk doen, als bij de mensen waar geen instrument is ingezet. Bij de mensen bij wie
165
een instrument is ingezet gaat ook een deel juist minder vrijwilligerswerk doen. Dit kan komen doordat deze mensen juist betaald werk zijn gaan doen. Tabel 66 - verandering vrijwilligerswerk naar inzet instrument bij 0- en/of 1-meting Verandering Minder
Meer
vrijwilligerswerk Geen
Aantal
instrument
%
Wel
Aantal
Instrument
%
Totaal
Aantal %
Gelijk
vrijwilligerswerk
Totaal
0
35
2
37
,0%
94,6%
5,4%
100,0%
5
92
5
102
4,9%
90,2%
4,9%
100,0%
5
127
7
139
3,6%
91,4%
5,0%
100,0%
166
Bijlage 2 Resultaten kwalitatieve vragenlijsten Sociale steun Op het gebeid van sociale steun zien we een voorzichtige positieve ontwikkeling tussen de nulen éénmeting. Bij de nulmeting ervaren bijna alle mensen redelijk tot veel sociale steun. Slechts een handjevol mensen geeft aan weinig sociale steun te hebben. Bij de éénmeting zijn er geen mensen meer die weinig sociale steun ervaren. Tabel 67 – sociale steun 0-meting
1-meting
Aantal
percentage
Aantal
percentage
weinig
3
4,6
redelijk
41
63,1
43
66,2
veel
21
32,3
22
33,8
Totaal
65
100,0
65
100,0
Figuur 4 – sociale steun (0-meting)
167
Figuur 5 – sociale steun (1-meting)
Mastery/kijk op het leven Vrijwel niemand geeft bij de nulmeting aan veel controle op het eigen leven te hebben. Het gevoel van controle op het eigen leven is bij de éénmeting over de gehele linie wat afgenomen. Tabel 68 – controle op het leven 0-meting
1-meting
Aantal
percentage
Aantal
percentage
weinig
16
24,6
19
29,2
redelijk
48
73,8
46
70,8
1
1,5
65
100,0
65
100,0
veel Totaal
168
Figuur 6 – controle op het leven (0-meting)
Figuur 7 – controle op het leven (1-meting)
Buurtverbondenheid De meeste mensen voelen zich redelijk tot sterk verbonden met de buurt. Een groep van 17% heeft echter weinig buurtverbondheid. Zowel de categorie ‘weinig’ als ‘veel’ is bij de éénmeting afgenomen. Tweederde heeft bij de éénmeting een redelijke buurtverbondenheid t.o.v. de helft bij de nulmeting.
169
Tabel 69 – buurtverbondenheid 0-meting Aantal weinig 11 redelijk 33 veel 21 Totaal
1-meting percentage
65
Aantal
percentage
16,9
5
7,7
50,8
44
67,7
32,3
16
24,6
100,0
65
100,0
Figuur 8 – buurtverbondenheid (0-meting)
Figuur 9 – buurtverbondenheid (1-meting)
170
Eigenwaarde Vrijwel alle mensen hebben bij de nulmeting redelijk of veel eigenwaarde. De eigenwaarde is nog verder toegenomen bij de éénmeting. Tabel 70 – eigenwaarde Aantal
percentage
weinig
Aantal
percentage
1
1,5
redelijk
36
55,4
35
53,8
veel
28
43,1
30
46,2
Totaal
65
100,0
65
100,0
Figuur 10 – eigenwaarde (0-meting)
Figuur 11 – eigenwaarde (1-meting)
171
Sociale druk Nulmeting De omgeving van vrijwel alle mensen vindt het ten minste deels belangrijk dat men actief in het leven staat. De meeste mensen hechten ook waarde aan de mening van hun omgeving. In het zeldzame geval dat de omgeving het niet belangrijk vindt dat met actief in het leven staat, wordt deze mening niet belangrijk gevonden door door de bewoner. Tabel 71 – sociale druk (0-meting) Sociale norm in 3 categorieën
belang
Mening van
mening
omgeving
omgeving
helemaal niet
omgeving
omgeving
omgeving
vindt actief in
vindt actief in
vindt actief in
het leven
het leven
het leven
staan niet
staan deels
staan
belangrijk
belangrijk
belangrijk
totaal
1,8%
1,8%
3,6%
5,5%
belangrijk Mening van
1,8%
omgeving niet belangrijk Mening van
21,8%
9,1%
30,9%
16,4%
20,0%
36,4%
5,5%
20,0%
25,5%
49,1%
49,1%
100,0%
omgeving neutraal Mening van omgeving wel belangrijk Mening van omgeving erg belangrijk Totaal
1,8%
Eenmeting Ten opzicht van de nulmeting is de omgeving het belangrijker gaan vinden dat men actief in het leven staat en hecht men bovendien (nog) meer waarde aan de mening van de omgeving. De omgeving lijkt daarmee dus voldoende stimulerend te zijn voor de personen, die door de participatiecoaches begeleid worden. Er lijken in ieder geval geen belemmeringen op te treden bij het doen van activiteiten door een sterke negatieve sociale druk uit de omgeving.
172
Tabel 72 – sociale druk (1-meting) Sociale norm in 3 categorieën
belang
Mening van
mening
omgeving
omgeving
helemaal niet
omgeving
omgeving
omgeving
vindt actief in
vindt actief in
vindt actief in
het leven
het leven
het leven
staan niet
staan deels
staan
belangrijk
belangrijk
belangrijk
5,8%
totaal
5,8%
belangrijk Mening van
1,9%
1,9%
15,4%
11,5%
26,9%
11,5%
26,9%
38,5%
3,8%
23,1%
26,9%
36,5%
63,5%
100,0%
omgeving niet belangrijk Mening van omgeving neutraal Mening van omgeving wel belangrijk Mening van omgeving erg belangrijk Totaal
173