PALESTINA-BULLETIN Jrg. 1, Nr. 22 Redactie en uitgave: Henk Franken, Ben Otker Oplage 1600 exx., 8 pagina's Verschijnt lx per 14 dagen
11 januari 1968 Postbus 2311 Den Haag telegr. adres Cables: PALBUL
gironr. 16 23 077 t.n.v. adm. Palestina-Bulletin ___________________________________________________________________________ De vos en de passie. In de laatste week van 1968 kwam de fraaiste uitspraak inzake de beschieting van het El-Al vliegtuig in Athene, van de Grieks Kolonelsregering. De heer Pattakos wenste wel dat beide partijen zich van ridderlijker strijdmethodes zouden bedienen. Zo, zo. Hij wel. Maar ziet, zijn uitspraak haalt de pers. Meneer wordt geciteerd als de 'vice-premier van de Griekse Regering'. Plotsklaps geen 'kolonelsregering' meer, geen 'sneers' meer, in de democratische pers. Nou ja, tenslotte zijn Spanje en Portugal ook gewaardeerde Westerse bentgenoten. ---Ofschoon de aanslag in Athene en de weerwraak in Beyrouth uit en te na zijn en worden besproken in de grote pers, kunnen wij niet nalaten er het onze aan toe te voegen. Wel niemand zal bepaald gelukkig' zijn met de aanslag op het El-Al toestel. Het valt niet zo lekker als twee kerels een aanslag doen tegen mensen of dingen die zelfs geen kans hebben zich te verdedigen. Net schokt ons knusse T.V.-genot, we hadden toch al last van onze maag na de Kerst-beproevingen en zelfs de tastbare zekerheid van ieders zeer besloten-huisje-op-wielen, het rollende verlengstuk van de behaaglijke binnenkamertjes, raakt in het geding. Wat vandaag een El-Al-toestel in Athene overkomt, is morgen het lot van een auto in Den Haag.... Laten we eerlijk zijn, ook onze eerste reactie was: een rotstreek. En is dat nou zo, of, is dat nou helemaal zo? De eersten die wij dan moeten bekijken, zijn de bedrijvers van de aanslag. Beiden zijn Palestijn, beiden oud genoeg om als hun werkelijkheid de barre ellende van het vluchtelingenkamp te hebben ervaren. Om dat tot in hun botten te hebben gevoeld. Wat ze ook gezien hebben, is een stroom van uiterst beschaafde toeristen in glanzende auto's, logerende in luxueuze hotels. Ze hebben er hun graantje van meegepikt. Tenslotte is elke westerling per definitie 'Amerikaan' en derhalve schatrijk. Ze zagen ook de pelgrims. Met vliegtuigladingen vol. Het was lang niet altijd een verheffend gezicht. De vertoning op het herdersveld in Bethlehem (stad van het brood of van het vlees; het hangt er van af of U de Arabische of de Hebreeuwse vertaling kiest) de vertoning daar was minder vroom dan de Christenheid thuis zich dat voorstelt. Er waren dan ook nogal wat dominees en priesters die het ronduit vertikten daar heen te trekken. Het valt niet mee Christus te belijden tussen een menigte, gelardeerd met flitslichtende 'Amerikanen', die na de inzet van Christmas-eve, Heiligabend of Noël, in een van licht tot zware roes hun sentimenten kwamen uitgalmen onder de stille sterrenhemel. Overdreven? Vals geschilderd? Te zwaar aangezet? Ach, de K.R.O. organiseerde een vlucht naar het Heilig Land. Een reporter was zo vriendelijk ons te laten meegenieten..... via een interview. Een aardige, onnozele dame komt voor de microfoon. Het goeie mens is erg getroffen door de sfeer. Die van heiligheid blijkbaar. Dat kunnen wij ons thuis ook zo goed indenken als we die twee christenen horen vertellen dat ze via een groot televisiescherm de H.Dienst meebeleven..... nog beter als we met de gezangen van de H. Mis als achtergrond de reporter horen vragen of de dame te spreken is over de verzorging, het hotel, de maaltijden. Nou dat was ze. Ze zagen meer, die twee Palestijnen. Ze waren namelijk niet dom. Ze behoorden tot dat deel van de Arabisch sprekende volkeren, dat tot het meest ontwikkelde gerekend mocht worden, zeker niet in de laatste plaats dank zij de invloed van het onderwijs dat christelijke zendelingen, priesters en kloosterlingen er gebracht hadden. Zo waren zij in staat te zien dat een deel van hun landgenoten, taalgenoten, geloofsgenoten (christenen zowel als mohammedanen), goed overweg konden met de westerlingen. Het waren toch al lieden die van oudsher, hetzij in stamverband,
2 hetzij in bestuurlijk opzicht, hetzij in religieus verband, hetzij in vermengingen van dat alles, de eerste viool hadden gespeeld. Ze zagen hoe die lieden rijker en machtiger werden. Hoe die lieden op voet van gelijkheid behandeld werden door de blanke broeders. Hoe die lieden het land bestierden en als westersgezind te boek kwamen te staan, waardoor hun landen datzelfde epitheton verwierven. Libanon voorop, dan Tunesië en ook Jordanië. Ze kregen méér door. Zo bemerkten ze dat het zelfstandig ondernemerschap toch niet meer werd dan loonslavernij als ze zich bij voorbeeld wierpen op het lucratieve taxibedrijf. Die westersgezinde patriarchen, regenten en potentaten waren n.l. erg welwillend in het verstrekken van leningen aan hun naar zelfstandigheid hakende landskinderen. Door rente en aflossing werd dat ondernemertje een risicodragende loonknecht. En dat geldt natuurlijk niet alleen voor de taxi-mannen, waarvan overigens een deel wel onafhankelijk kon worden. Die Palestijnen hadden terecht veel begrip voor de moeilijkheden van hun Regeringsautoriteiten. Terecht, want het valt niet mee een staat te besturen, die vrijwel vanaf zijn totstandkoming het hoofd moest bieden aan een influx van westerlingen die het beu waren telkens weer het mikpunt te zijn van racisme en discriminatie in Europa. Maar terwij1 de Palestijnen, evenzeer terecht, van hun Regering verwachtten dat die zorg zou dragen voor het herstel in rechten die hun ontnomen waren door de ontrechten uit Europa, bleek dat die Regering er niet op gebrand was de Palestijnen anders dan in subalterne rangen toe te laten in het leger, de politie, de overheid. Goed zij kregen hun eigen burgemeesters, lagere autoriteiten, ze kregen zelfs hun ministers, maar wel altijd dan wanneer die medePalestijnen de toch al welgestelden waren. Zelfs de in het westen afgestudeerde Palestijnse 'Habe-nichts', kon niettegenstaande de onmiskenbare behoefte aan zijn kennis niet veel meer bereiken dan een matig postje. Wierp hij zich van de weeromstuit op de handel - hetzelfde wat die andere ontrechten in Europa hadden gedaan - dan wekte dat na-ijver op. Daarin en vooral daarin dient men de herhaalde en steeds weer benadrukte verklaringen te herkennen en te erkennen van zegslieden der Palestijnse verzetsbewegingen, die, zoals Aziz Yafi dat doet in Free Palestine van december 1968, stellen: 'In onze strijd tegen het zionisme en tegen Israël streven wij niet naar het toebrengen van dezelfde behandeling aan de Hebreeuwssprekende bevolking van Palestina als wij ontvingen van de kant der zionisten. Ons doel is een democratisch, vooruitstrevend Palestina, vrij van racisme, religieuze kwezelarij, politieke onderdrukking en economische uitbuiting. Dat Palestina is bereikbaar bij afwezigheid van chauvinisme en zionisme waarvan de Israëlische soevereiniteit de bekronende verwezenlijking en het symbool is.' Méér hebben de Palestijnen begrepen. N.l. dat zij van geen enkele staat in de Arabisch sprekende wereld werkelijke en effectieve steun te verwachten hadden. Men kan niet zeggen dat zulks in eerste aanleg te wijten is aan die staten of aan de regeringen van die staten. Ook wij in het westen zullen met de Palestijnen dienen toe te geven dat vooral sinds de tachtiger jaren, terwijl de Arabische wereld begint te ontwaken uit de sluimer en de lethargie onder de Ottomaanse overheersing, de westelijke wereld er belang bij heeft een ontwikkeling tegen te houden. Een Arabische Renaissance wordt beschouwd als een bedreiging voor het industriële Europa, het koloniale Europa. Europa, (en later Amerika) zoeken hun machtspositie te beveiligen op elke andere manier dan het, tot ontwikkeling brengen van de Arabische wereld. Hij heeft het zeker niet als eerste ingezien, maar er wel als eerste praktisch gebruik van gemaakt: Theodor Herzl. Hij begrijpt dat het nodig is de kiemen van het Arabisch zelfbewustzijn te smoren, niet alleen het Arabische, nee, driekwart van de wereldbevolking moet in ondergeschikte positie gehouden worden. Hij werpt het zionisme op als de verdediger van een Europese beschaving, dezelfde beschaving die hem en zijn geloofsgenoten vervolgde en zou blijven vervolgen tot een zes-miljoenvoudige moord toe. Hij schreef in 1895 in de laatste twee maanden van zijn verblijf in Parijs: 'Der Judenstaat', waarin in het hoofdstuk 'Palästina oder Argentinien?' de volgende passage voorkomt: 'Wenn Seine Majestät der Sultan uns Palästina gäbe, könnten wir uns dafür anheischig machen, die Finanzen der Türkei gänzlich zu regeln. Für Europa würden wir dort ein Stück des Walles gegen Asien bilden, Dit is een ingescande kopie van het origineel
3 'wir würden den Vorpostendienst der Kultur gegen die Barbarei besorgen.' (Theodor Renzi, Gesammelte zionistische Werke, Band I, s. 45, Hozaah Ivrith Co. Ltd., Tel Aviv, 1934). Wat we vervolgens moeten bezien zijn de staten. De westelijke machten en we laten in het midden of het hun ging om een al of niet gerechtvaardigde drang tot zelfbehoud, dan wel om een bewuste neiging tot overheersing - de westelijke machten zijn er in geslaagd het Arabische nationalisme te ontkrachten. Dat ging des te gemakkelijker door de uitgesproken individualistische aanleg van wat we gemakshalve 'de' Arabieren noemen, een aanleg die sterker of zwakker tot uitdrukking komt naarmate de erfenis van het nomadenverleden nog in de bevolkingsgroepen aanwezig is, een individualisme dat zeker niet alleen van dat nomadisme afhankelijk mag heten, maar er wel sterk door bevorderd en gecontinueerd is. Hoe dan ook, het individualisme maakt dat een koning, een president, een regering, in het denken van Arabieren en in de volksopvatting niet die plaats innemen, die in tijden van tegenslag toch de continuïteit en de eensgezindheid waarborgen. Het familieverband en -voor zover dat van toepassing is het stamverband- zijn er veel belangrijker factoren gebleven dan in het Westen. Het maakte het voor agitatoren, agenten en mandatarissen niet al te moeilijk verdeeldheid te zaaien waar zij dat nodig vonden. De zwaarste klap die Westerse politici aan de Arabische eenheid weten toe te brengen, is ongetwijfeld 'Het tevéé1 Beloofde Land' (Titelblad van Internationale Perspektieven, Reggestraat 26, Amsterdam). Het 'perfide Albion' belooft op de meest dubbelzinnige wijze Palestina aan het zionisme, met geen ander doel dan het verwerven van de steun der joodse bankiers die Herzl had willen inschakelen ter sanering van de financiën van het stervende Ottomaanse Rijk. Tegelijkertijd spiegelt het aan Arabische leiders de nationale zelfstandigheid voor als zij zich maar met de Geallieerden willen inzetten tegen de Duits-Oostenrijks-Turkse kleine Entente. Wat er na de Eerste Wereldoorlog in feite tot stand komt, is, nadat Frankrijk en Engeland elkaar nog eens beduveld hebben, niets anders dan een door de Volkenbond gelegitimeerd kolonialisme, waarvan tenslotte na de Tweede Wereldoorlog een aantal vrij willekeurig en kunstmatig in elkaar geschroefde Arabische staten overblijven. Men behoeft er de liniaalrechte grenzen maar op aan te zien om te beseffen hoe kunstmatig die wel zijn moeten. Van die staten, pasgevormd, intern verdeeld, onderling verdeeld, verscheurd door partijschappen, religieuze belangengroepen, stamverbanden, en door het individualisme van hun bewoners en in niet mindere mate door de weerstand van feitelijk overleefde feodale structuren en bezittersklassen, kan in 1948 geen enkel georganiseerd en effectief verzet worden verwacht tegen het vestigen van een nieuwe staat. Een staat die behalve volledige westerse steun ook de onmiddellijke sympathie en rijke wapenhulp van het communistische Rusland genoot. Op de toevloed van Westers intellect en kapitaal, van 'blanke' wapenen, van effectief optreden, hebben de kersverse en tegelijk in zekere zin 'oude' Arabische staten geen antwoord. Zij konden het ook niet hebben. Zij hebben het vandaag de dag nog niet. Hoe luid het zionisme en het Westen ook mogen schreeuwen over de gruwzame bedreiging van die arme, vlijtige joodse landbouwers door massale en wrede Arabische legers, in feite blijkt er telkens weer maar één overwinnaar-op-allefronten te zijn. De zionistische staat. Er blijkt, eveneens in feite, telkens maar één verliezer te zijn. De Palestijnse bevolkingsgroep. Maar in plaats van onder te gaan, blijkt het lijden hun weerstand te hebben gestaald. Door het Westen verkocht en verraden, nauwelijks gesteund door zwakke Arabische regeringen, tegengewerkt door westersgezinde Arabische regeringen, vinden zij alleen steun in de gekwetste, beledigde gevoelens van de Arabische volkeren. Zo krachtig groeit die steun dat geen enkele regering het kan wagen op eigen kracht de verzetsbewegingen de nek om te draaien. Ook Libanon kan dat niet, hoe graag dat bolwerk van westers kapitaal, bankier van het MiddenOosten, dat zou willen.
Dit is een ingescande kopie van het origineel
4 Zoals Israël wordt afgeschilderd als het landje dat door zijn vrienden in de steek gelaten, op eigen kracht moet vertrouwen, zo kan de Palestijnse verzetsbeweging alleen op eigen vrij zwakke kracht vertrouwen. Het simpelste voorbeeld van de tegenwerking die de Palestijnen in Libanon ondervinden, lijkt ons tevens het krachtigste bewijs daarvoor: geen enkele van de in Libanon gevestigde Palestijnse voorlichtings- en propaganda-organen is zelfs maar gerechtigd tot het ontvangen van aangetekende stukken. Dit met uitzondering van de Fifth of June Society. Er zit veel meer dan alleen een grond van waarheid in de bewering van de Palestijnse verzetsbewegingen dat de Arabische regeringen niet betrokken zijn bij hun acties. Het past alleen niet in de westerse Israël-propaganda om dat te erkennen. In deze sfeer van wanhoop en verlatenheid, van wantrouwen onderling en ook ten opzichte van Westerlingen die zich als vrienden der Palestijnen beschouwen of voordoen, ontstaan wanhoopsdaden als het kapen en beschieten van Israëlische vliegtuigen. Of wij hem erom beschimpen of niet, de Palestijn ziet en ervaart nu eenmaal de Israëlische bezetting niet anders dan wij de Duitse destijds. Maar als wij in het Westen tussen de Kerstkalkoen en de oliebollen in, geschokt, menen die twee Palestijnen te mogen veroordelen, dan zouden wij ons toch wel mogen afvragen, of al ónze verzetsdaden -zo we die al bedreven- de 'ridderlijke' trekken hadden, die we nu van die Palestijnen menen te mogen eisen. Zij beiden zijn er zich terdege van bewust geweest, dat zij na de actie geen enkele kans hadden op een veilig terugtrekken. Het beste wat hun te wachten zou staan, was een langdurige detentie in een Griekse gevangenis. Wat dat betekent, kunnen we weten uit de beschrijvingen in o.a. de Nederlandse pers vóórdat die zich uit NATO-verbondenheid weer genoopt voelde te spreken over de 'vice-premier van de Griekse Regering' in plaats van 'kolonelsregering'. ---Israël heeft geretalieerd. U weet er alles van. Was het goed? We laten een Palestijn aan het woord. Het was in december 1967 op de dag vóór de parade, die men in Israël de 'Dag wan de Politie' noemt en die jaarlijks een paramilitair vertoon oplevert. We zaten, in een koffiehuis dicht bij de oude stadsmuur, in Jerusalem. De zaak zat vol, ook met Israëlische toeristen en met twee heren in burger, joodse Arabieren die zich in niets onderscheidden van nietjoodse Arabieren of het moest dan zijn dat ondefinieerbare sfeertje waardoor overal ter wereld 'stille politie-agenten' zo onopvallend zijn. Op een gegeven ogenblik ratelde er een lange colonne pantserwagens langs. De hele klandizie werd doodstil en wachtte gespannen af, ook de buffetbediende. Toen de laatste wagen voorbij was, barstte hij los: 'Laat ze maar gaan, laat ze maar, laten ze Amman maar veroveren, laten ze Damascus en Baghdad maar bombarderen en bezetten. Arabieren moeten nog veel meer op hun donder hebben voordat ze begrijpen....'I Hij maakte zijn zin niet af. Iedereen had hem best begrepen, hoe slecht zijn Engels er ook uitgegooid werd. Wel, dat is wat Israël bereiken zal met elke volgende retaliatie. Israël heeft nog meer bereikt. De Israëlische verzekeringsmaatschappijen, samenwerkend in de P.O.L. Luchtvaartassurantie Organisatie zullen dekking moeten bieden tot een bedrag van $ 150.000.- in de 'schade' die in Beirut is toegebracht. Zoals bekend, weigert de Staat Israël de schade te vergoeden, maar de Israëlische verzekeraars, die een aandeel hadden in de Lloyds-polissen, zitten nu voor het blok. Overigens is dit voorbeeld tekenend voor het web van internationale financiële belangen dat dwars door nationale tegenstellingen heenloopt. Het is wellicht ook de werkelijke grond waarop de unanieme veroordeling door de Veiligheidsraad zo onverwacht bereikt werd. Wat in bijna 21 jaar lijden van vluchtelingen niet bereikt kon worden, kan opeens wel als internationale financiële belangen geschaad worden. Een goede reden om op te houden met leuteren over 'onze nationale luchtvaartmij., onze nationale zus-en-zo industrie'. Ondernemingen en bedrijven van enige betekenis zijn allang over het stadium 'nationaal' heen, terwijl locale politici nog niet aan b.v. een verenigd Europa toe zijn. Het lukt ons niet, zelfs niet als we er ruimte voor hadden, op alle argumenten in te gaan die ter verdediging van de retaliatie worden aangevoerd. We pikken er een paar uit:
Dit is een ingescande kopie van het origineel
5 Een daarvan is het verhaal dat 'Israël geen vrienden heeft in de UNO of in de Veiligheidsraad. Het werd in een door Henk van Stipriaan bijeengeroepen forum gehanteerd door Ben Sijes, samen met Henk Kolb (U weet nog wel, de man die zo onder de indruk was van Ben Goerion en diens superioriteit, zie PB - 17, p. 6'). Kijk zegt Ben Sijes, Israël heeft in de Veiligheidsraad 7 stemmen vóór en 8 tegen. Daarom kan Israël nooit iets bereiken in de Veiligheidsraad. In allerlei toonaarden wordt dit argument gebruikt, uitgebreid en zwaarder gemaakt door veel van de verdedigers. Wij roepen in herinnering paragraaf 11 van de Resolutie 194 (III) van 11 december 1948 door de Algemene Vergadering der Verenigde Naties genomen: 11. Besluit dat aan de vluchtelingen die naar hun huizen wensen terug te keren om in vrede te leven met hun naburen dient te worden toegestaan zulks te doen op de vroegst-uitvoerbare datum en dat vergoeding behoort te worden betaald voor het eigendom van hen die verkiezen niet terug te keren, alsmede voor verlies van of schade aan eigendom, hetwelk onder de vigeur van internationaal recht of naar billijkheidsrecht behoort te worden vergoed door de verantwoordelijke Regeringen of autoriteiten. Sindsdien is jaarlijks Israël opgeroepen de terugkeer van de vluchtelingen toe te staan of hen schadeloos te stellen. Blijkbaar heeft Israël zo machtige vrienden dat het 19x die Resoluties van de V.N. naast zich neer kon leggen. Ongestraft. En dan: méér stemmen tegen dan voor Israël? Goed, maar wat doet dat argument ertoe als de stemming UNANIEM is? En dat was-ie.. Een ander argument: de vergelding was 'clean'. Geen mensenlevens werden ermee gemoeid. Het is puur toeval dat elk van beide redacteuren van Palbul het anders heeft meegemaakt. De een was persoonlijk getuige van de aanval op het dorp Kerameh in november 1967 en zag de Arabische burgerslachtoffers na afloop daarvan. De ander was in de stad Salt op zondag 4 augustus 1968, toen 4 uur lang de omgeving met napalm bestookt werd. Er waren tientallen doden onder de burgerbevolking en honderden gewonden, tegen 7 gedode El Fatah strijders. Scherpe veroordelingen komen los nu buitenlands kapitaal en internationaal verkeer in het geding komen. De wereld heeft b.v. niet zo scherp geprotesteerd toen - 2 jaar geleden, tegen Kerstmis - een aantal Arabische burgers in Es Samu werd vermoord in een represailleactie, door een afdeling van het Israëlische leger. Nederland heeft in 1949 z'n Kerstmis-politionele actie gehad en in Amerika zingt Tom Lehrer op honderdduizenden grammofoonplaten over de National Brotherhood Week ('duurt toch maar een week')....'and everybody hates the Jews!' Wij hebben in Nederland - op veilige afstand - de Arabier, met spotplaatjes die aan 'der Stürmer' ontleend kunnen zijn, die het anti-semitisme uitlaat biedt in ketterjagende kranten als Het Parool. En geruststellende artikels die de lezer verzekeren dat Israël het goed maakt, omdat men dat graag wil. Maar dan moet de Arabier wel een onnozele hals, een misdadiger, een terrorist, een potentiële presidentenmoordenaar zijn. De Arabier, de misleide, doodarme Arabier, de arrogante Arabier, de schreeuwlelijk, (Jarring kan wel inpakken) de sluipschutter. De jood, oppermachtig in 't luchtruim, de vliegende soldaat die landt op een onverdedigd vliegveld, of es-Salt, enz. De jood ? Niks daarvan. Gewoon een goed getraind leger, niets typisch. De Duitsers haalden Mussolini van zijn gevangenisrots. Cubanen vliegen rechtstreeks in Amerikaanse toestellen met behulp van een pistool naar Cuba. Nog een argument: 'Nog even en je mag weer openlijk anti-semiet zonder dat je buurman er aanstoot aan neemt'. Deze woorden waren de dag-opening door Henk van Stipriaan op de ochtend na de veroordeling door de Veiligheidsraad. Op veel andere plaatsen is het als argument gebruikt. O.a. door Minister Eban die meende dat er verband bestond met 'de traditionele houding van de niet-joodse jegens de joodse wereld'. Wij betreuren dat, omdat het als argument niet zuiver is. Het is notoire nonsens op deze wijze de suggestie te wekken dat de resolutie een uiting is van anti-joods zijn. Israël is een staatkundige eenheid. Wanneer het als zodanig handelend optreedt, moet het verwachten als zodanig be- of veroordeeld te worden, bewonderd of verguisd te worden. Wie argumenten van dit type wil gebruiken, met goedvinden dat openlijke afkeuring van Portugal's daden achterwege blijft, omdat men anders antipapisme bedrijft, of elke kritiek op Pakistan verzwijgen omdat men dan anti-moslim is. Dit is een ingescande kopie van het origineel
6 In 'Die Presse' (onafh. Weens dagblad) schrijft Ludwig Marton 4/5-1-1969 in een Israël verdedigend betoog: 'Het zou voor een zo goed georganiseerd land als Israël gemakkelijk zijn kleine terreurgroepen te vormen en de ene daad met eenzelfde daad te vergelden. Israël heeft deze weg niet betreden, maar steeds als Staat gehandeld en daarmee de voile verantwoordelijkheid voor zijn daden op zich genomen tegenover de wereld'. Daar zijn we het mee eens. Israël heeft ook geen veroordeling gekregen voor de be1icopter-acties in het binnenland van Egypte en Jordanië. Moet Israël dan weerloos blijven tegen aanvallen van Palestijnse fedayien? Zeker niet. Er is een verdedigingsmiddel dat onmiddellijke stopzetting van alle aktie zal opleveren: de terugkeer c.q. schadeloosstelling toestaan van de Palestijnse vluchteling conform art. 11 van Resolutie 194 (III). ---Lamerhav, 3-1-1969, bevat een interview van de verslaggever Chaim Goeri met de heer Pinellas Sapir, de Secretaris-Generaal van Mapai. De heer Sapir zou volgens dat verslag verklaard hebben alles in het werk te zullen stellen om bij de komende verkiezingen te verhinderen dat generaal Moshe Dayan premier zou worden. Ofschoon de heer Sapir ernstige bezwaren had tegen sommige plannen van Minister Yigael Allon, zou hij toch aan deze de voorkeur geven boven generaal Dayan. Zelf zou hij het premierschap niet ambiëren. De bezwaren van de Mapai secretaris-generaal gaan o.m. uit tegen de plannen van generaal Dayan tot het stichten van zuster-nederzettingen grenzend aan bestaande Arabische steden in het bezette Jordaanse gebied. 'Wat nut is het er nog een stuk bergland bij te hebben', zo vroeg de heer Sapir zich af, en als een verklaring voegde hij er aan toe 'geef mij maar 1 Sinaï in de plaats van 40 'West-Banks'. In een Sinaï kunnen we misschien olie vinden'. ---ONTVANGEN op giro M.E.F., dH P.C.V., A J.J., G E.T., H C.P., E A.T.S.C, N N.N., A N.N., H A.C.N., D E.P.G., V
16 23 077 f 10," 25."100." 7,50 "500." 10."250." 5." 5." 10.-
ONTVANGEN
per kas
H.A., W
f 25.-
R&H,
" 10.-
dH
N.N., L
" 25.-
---Sociologische Gids, 15e jrg., no. 61 p. 392 - 401. Drs.S.C.N de Jong: onderwijzers en onderwijsplanning in Tunesië. Het artikel geeft in kort bestek een beeld van wat stellig de worsteling genoemd mag worden om door middel van het massa-onderwijs te komen tot kadervorming voor de te moderniseren en tot economische ontwikkeling te brengen staat Tunesië. Nadat in 1956 Tunesië zijn politieke onafhankelijkheid had verkregen werd een 10-jarenplan opgesteld voor de hervorming van het onderwijssysteem. Twee jaar na afloop van het Franse protectoraat bezocht slechts 38% (88.400)van de kinderen in de leeftijdsklassen van 6 - 14 jaar een lagere school. In 1967 was het aantal gestegen tot 810.800. De moeilijkheden waarvoor de regering Bourguiba zich gesteld ziet bij de recrutering van leerkrachten kan alleen al uit die toename blijken. Zij worden nog begrijpelijker door de verwachting van de Tunesische regering dat de bevolking zich door de modernisering van het onderwijs zou afwenden van de traditionele theocentrische cultuur en van het Arabisme. Op zichzelf al revolutionaire veranderingen. (uitgave Boom, Meppel)
Dit is een ingescande kopie van het origineel
7 Universiteit en Hogeschool, jrg, 15, nr. 4 geeft in de Nuffic-kroniek vermelding van hervormingsplannen die worden geëntameerd door de raad van de universiteit van Tunis. Voorzitter is de staatssecretaris voor planning, nationale economie en nationaal onderwijs, Ahmed es-Salah. De voor ons merkwaardige combinatie van onderwijs met economie en planbureau wordt in het citaat niet toegelicht. Het eerdergenoemde artikel in de Sociologische Gids zegt daarover: 'Na aansluiting bij het departement van het Plan en de Nationale Economie zijn enige hervormingen aangebracht, Het doel hiervan was volgens de nieuwe staatssecretaris een meer direkte afstemming van planning'. En voorts: 'De onderwijzer dient een draaipunt te worden tussen het kind en de maatschappij'. Hoezeer ook de internationaal-politieke opvattingen van Bourguiba mogen afwijken van vele andere Arabische staten, niet kan worden ontkend dat de door Tunesië gekozen weg een duidelijk krachtige doorbraak kan opleveren naar een vooruitstrevende maatschappij. ---Aan New Outlook, Middle East Monthly, nov.-dec. 1968 (abonnementen $ 10.-per jaar: New Outlook, Julianalaan 155, Delft) ontlenen wij een ingezonden brief. 'Onderhandelen met Palestijnen. Sta mij toe commentaar te geven op enige opmerkingen van de Minister van Buitenlandse Zaken Abba Eban. Onder de vele vragen die de Minister gesteld werden over het vraagstuk van vrede in ons gebied, was er een waarop ik mijn tegengestelde repliek zou willen geven. De vraag luidde" 'waarom zouden we om onderhandelingen vragen met de Arabische landen, als we allen de toestand der Arabische regeringen kennen, en speciaal die van Koning Hoessein, met een Al Fatah die zijn land bestuurt. In plaats daarvan zouden we het probleem gemakkelijker kunnen oplossen met de belanghebbende partij, dat is de Palestijnse.' Het antwoord van de Minister was: 'wij onderhandelen met staten'. Ook ik zou menen dat het verkieslijk was met staten te onderhandelen als ik kan zien dat een dergelijke stap de vrede nader zou kunnen brengen, maar wij zitten te wachten op een telefoontje of op de intrekking van de besluiten van Khartoem, waarvan ik niet geloof dat ze in de voorzienbare toekomst verwacht kunnen worden. Toen de mogelijkheid van vrede nabij scheen, kort na de zesdaagse oorlog, werd de vraag opgeworpen met wie we moesten onderhandelen, de mening van de meerderheid in Israël was dat we rond de tafel moesten gaan zitten met de Palestijnse bewoners. Verschillende groeperingen die kennelijk belang hebben bij een vasthouden aan het gebied, de spanning hoog te houden en vrede terzijde te schuiven, begonnen onmiddellijk geruchten te verspreiden: 1. de bewoners van de (bezette) gebieden zijn er op gesteld deel uit te maken van het Hasjemietisch Koninkrijk. 2. de meeste Palestijnen zijn te vinden buiten de (bezette) gebieden en er is daarom niemand om mee te praten. 3. daar Koning Hoessein de grote verliezer was in de oorlog, zou het mogelijk zijn een vredesovereenkomst met hem te bereiken, met de indirecte hulp van Engeland en de Verenigde Staten. Al de;e geruchten zijn vals gebleken: 1. de bewoners van de bezette gebieden zijn niet in Hoessein geïnteresseerd; bewijs: nergens gedurende de recente,demonstraties heeft iemand om Hoessein geroepen, aan de andere kant riep iedereen 'Nasser ; Nasser ; 2. de geruchten dat Nasser verondersteld werd goed te keuren dat zijn Minister van Buitenlandse Zaken Riad onderhandelingen voerde via Ambassadeur Jarring zijn gebleken onwaar te zijn. 3. de burgemeesters en de gematigde notabelen zijn in de bezette gebieden gebleven. Intussen zijn de conclusies gepubliceerd van het door Professor Sabin uitgevoerde onderzoek naar de standpunten van de Arabische leiders na de zesdaagse oorlog, waarbij zij het bestaan-zelf van Israël verwerpen. Met het oog op dit alles meen ik, dat we zouden moeten ophouden naar onderhandelingen te streven met de Arabische regeringen en de hoop op een akkoord met hen opgeven, daar geen enkele overeenkomst stand zal houden zonder de deelneming en goedkeuring der Palestijnen.'
Dit is een ingescande kopie van het origineel
8 Tot zover deze brief van A.Aviram uit Tel Aviv. Datgene, waarin wij met hem instemmen is de erkenning van de verdrevenen als gesprekspartner. Het is allerminst uitgesloten dat die partijen elkaar als verdrevenen herkennen en vinden. Politiek en volkenrechtelijk is het geen' eenvoudige zaak overeenkomsten te sluiten anders dan tussen Regeringen. Toch zou het wel eens kunnen zijn dat het de meeste Arabische staten niet onwelkom zou zijn als zij zich aldus op een eervolle wijze - want het Palestijnse volk zelf heeft het zo gewild - ontheven zouden zien van de dure plicht Palestina te bevrijden. --Het hiernaast afgedrukte kaartje is ontleend aan 'Facts about Israël/1963', uitgave van het Israëlische Ministerie van Buitenlandse Zaken, afdeling Voorlichting. In de legenda wordt bij de dikke lijn vermeld dat deze de 'international boundaries' aanduidt. De 'internationale grenzen van Israël blijken dan in 1963 reeds getrokken te zijn langs ..... de Jordaan die pas in juni 1967 de grens van het veroverde gebied zou gaan markeren. Op het origineel is de Jordaanse West-oever gearceerd (in de kopie niet reproduceerbaar) zodat het geheel de schijn wekt het door Jordanië bezette Israëlische gebied te zijn. Was dit In 1963 het werk van de afdeling Voorlichting of van de afdeling Planning? --Bij J.W.H. Heuvelink, Hilversum, giro 15 01 009 is door overschrijving van f 2.- te bestellen 'Internationale Perspektieven' juni 1968, nr. 1. Het levert naast interessante beschouwingen van W. Soulima een zeer lezenswaardige tekst van wijlen Isaac Deutscher over de Israëlische oorlog. ---
Dit is een ingescande kopie van het origineel