Ouderenzorg
Het beeld van de samenleving over ouderenzorg
Opleiding: Personeel & Arbeid Versnelde route Begeleiders: Marian Tunnissen, Ben Fruytier Vak: Methoden en Technieken van Onderzoek
Barry van Ede Jorrit Harder Adriaan de Heer Paulien Jansen Michael Schuur
1602736 1601161 1615166 1588056 1608573
Ouderenzorg
Het beeld van de samenleving over ouderenzorg
Opleiding: Personeel en Arbeid Versnelde Route Begeleiders: Marian Thunnissen, Ben Fruytier Vak: Methoden en Technieken van Onderzoek
Barry van Ede Jorrit Harder Adriaan de Heer Paulien Jansen Michael Schuur
1602736 1601161 1615166 1588056 1608573
1
Samenvatting In opdracht van de Hogeschool Utrecht en lector dr. Ben Fruytier, hebben wij onderzoek gedaan naar het beeld dat de samenleving heeft over ouderenzorg. Aan de hand van een mondelinge enquête werden 217 respondenten bevraagd in Utrecht en Arnhem. 105 mannen en 112 vrouwen beantwoordden de enquête. Nederland vergrijst: de Nederlandse bevolking bestaat voor een steeds groter wordend deel uit mensen boven de 65 jaar. De toenemende vergrijzing zal de kosten in de zorg doen stijgen, immers het grootste deel van de zorgkosten wordt gemaakt in de laatste levensjaren. Ouderenzorg staat daardoor al enige tijd in de belangstelling van media, politiek en literatuur. Door de toenemende vergrijzing, zullen bepaalde factoren binnen de ouderenzorg veranderen. In het onderzoek zullen wij antwoord geven op de hoofdvraag; wat is het beeld van de Nederlandse samenleving over ouderenzorg. Ouderen zijn mensen vanaf 65 jaar, de leeftijd waarop men AOW gerechtigd is. De zorgverlening aan ouderen, ouderenzorg, bestrijkt het brede domein van ondersteuning, begeleiding, huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging en verpleging. Het is dienstverlening aan ouderen van zowel sociale als commerciële aard en omvat aspecten als wonen, zorg en diensten, maar ook de onderlinge afstemming daarvan. In dit onderzoek richten wij ons op de VVT, of terwijl de verpleeghuizen, verzorgingshuizen en thuiszorginstellingen. Als eerste verwacht men dat de kwaliteit van zorg goed is. Dit is een belangrijk punt voor het oordeel van de samenleving over ouderenzorg. De consument stelt immers hoge eisen en heeft recht op een kwalitatief goed „product‟. Om de kwaliteit van zorg te waarborgen zijn er twee wetten in Nederland aangesteld. Een voor de zorginstellingen en een voor de mensen die werkzaam zijn in de zorg. Deze wet houdt in dat zorginstellingen verplicht hun eigen kwaliteit moeten bewaken, beheersen en verbeteren. Door de overheid zijn er meerdere maatregelen ingevoerd voor een actiever kwaliteitsbeleid. Partijen worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid. De kwaliteit van zorg wordt namelijk voor het overgrote deel bepaald door de directe relatie tussen zorgvrager en zorgverlener. Kwaliteit is dus zaak van zowel de instelling als de zorgvrager en de zorgverleners. Dit betekent dat niet elke zorginstelling op dezelfde wijze geleid wordt. Op de vraag of de beleidsmakers zelf ook in de zorg moeten hebben gewerkt, wordt door bijna alle respondenten positief beoordeeld. Men verwacht dat in de toekomst, door toename van het aantal patiënten, dat de werkdruk van de zorgmedewerkers zal toenemen. Daarnaast is er een grote groep die denkt dat de kwaliteit van de zorg zal teruglopen. Een mogelijke wijze om kwaliteit te bewaken in de zorg is het inzichtelijk maken van hoe instellingen functioneren. Op de vraag of daar iets aan gedaan moet worden is er een grote groep mensen die het hier mee eens is. Dit geeft aan dat mensen behoefte hebben aan duidelijkheid over hoe het er in de zorg momenteel aan toe gaat. Dan de stijgende kosten van de zorg. De kosten voor de ouderenzorg zijn het afgelopen decennium gemiddeld met 4 procent per jaar gestegen. Oplossingen om de kosten te drukken zijn verhogen van eigen bijdrage, het beperken van bureaucratie, afschaffen van de marktwerking of wellicht zelf de kosten van zorg bekostigen in de laatste levensfase. Maar er kan ook worden gedacht om de verantwoordelijkheid bij de burger zelf te leggen. Wanneer de burger bijvoorbeeld gezond leeft en weinig zorg nodig heeft kan een lager premiebedrag worden gevraagd dan wanneer burgers ongezond leven. Uit het onderzoek blijkt dat het merendeel van de respondenten vindt dat mensen die een ongezonde leefstijl hebben, meer premie zouden moeten betalen. Een poging van de overheid om de zorg betaalbaar te houden en niet een te grote last op de begroting te drukken is het privatiseren van de zorg. Er is onder de respondenten een aanzienlijk aantal dat zegt dat de zorg in combinatie met de overheid door private bedrijven gedaan kan worden. Slechts een kleine groep vindt dat de zorg compleet uit handen van de overheid kan worden genomen. Dan is er nog een aanzienlijke groep die vindt dat de zorg een zaak voor de overheid is en alleen door de overheid uitgevoerd kan worden. 2
Ten derde de kwaliteit van de medewerkers die de wensen overlaat. De besturing van de organisaties veranderen, waarbij op strategisch niveau vaak weinig kennis aanwezig is van het primaire proces. Zorg wordt tegenwoordig niet meer gezien als proces, maar als product. Kwaliteit van zorg wordt niet meer gezocht in mensen, maar in systemen. Daarnaast wordt de werkdruk van zorgmedewerkers steeds hoger en complexer. Maar aan gediplomeerde medewerkers heerst een „chronisch‟ tekort. Uit de resultaten blijkt dat het merendeel van de respondenten vindt dat zorgmedewerkers moeten zorgen voor tijd en aandacht. Toch wordt deze kernwaarde moment als onvoldoende beoordeeld. Dit is in lijn met het beeld dat leeft onder bevolking over hoe hard de zorgmedewerkers moeten werken. Een oplossing om de werkdruk te verlichten zou het aannemen van personeel zonder mbo-diploma kunnen zijn. Deze oplossing zou door meer dan de helft van de respondenten niet als een probleem ervaren worden. Toch zou er ook veel weerstand zijn. Het laatste punt is de bereidheid tot zorg. Een ideale oplossing om de kosten van de zorg te drukken en de kwaliteit van zorg te waarborgen zou mantelzorg zijn. Maar de bereidheid om voor iemand te zorgen neemt af naarmate de band met de betrokkene kleiner is. Voor een kind en partner is er nog een hoge bereidheid tot het geven van zorg, maar daarna neemt de bereidheid af. Uit de resultaten blijkt dat respondenten zelf verzorgd willen worden door hun naasten. Ook is een percentage bereid om zijn of haar ouders in huis te nemen. Hiertegenover staat wel dat deze vorm van zorg fiscaal beloond moet worden door de overheid. Al deze factoren samen hebben geleid tot het antwoord op onze hoofdvraag; „welk beeld heeft de samenleving over ouderenzorg‟. De uitkomsten zijn overwegend positief. Het algemene beeld is positief, maar toch blijft er een grote groep respondenten met een negatieve houding ten opzichte van de zorg. De respondenten verwachten dat de kwaliteit van zorg zal verslechteren in de toekomst. Er staat volgens de respondenten al veel druk op de zorgmedewerkers, ze moeten immers hard werken. De mensen zijn niet snel bereid om zelf in de zorg te gaan werken. Dit heeft te maken met het imago dat ouderenzorg heeft. Er is overigens wel animo om voor ouders of naasten te zorgen. Dit zou extra gestimuleerd kunnen worden door een fiscale beloning. Een aanbeveling die we doen is op landelijke schaal introduceren van ketenzorg. Een tweede aanbeveling zou buurtzorg zijn. Hierdoor staat zowel de zorg als de cliënt centraal. Zowel ketenzorg als buurtzorg is betere zorg tegen lagere kosten. Het is aan aantrekkelijk perspectief voor cliënt, professional en verzekeraar.
3
Voorwoord Na hard werken ligt het onderzoeksrapport hier voor u klaar. Wat ons betreft was dit eerder geweest, maar het empirische onderzoek en met name de dataverzameling stond dit helaas niet toe. Toch zijn wij tevreden over het resultaat. Iedereen die op welke manier dan ook een bijdrage heeft geleverd aan het tot stand komen van dit onderzoek willen wij hartelijk bedanken. Speciale woorden van dank voor onze docent Marian Thunissen en lector Ben Fruytier die ons de mogelijkheid hebben gegeven om dit onderzoek uit te voeren. Ook hartelijk dank voor de hulp, ondersteuning en raad bij het opstellen van de onderzoeksenquête. Verder willen wij via deze weg nogmaals de personen bedanken die hebben deelgenomen aan de interviews. Zij hebben er tijd voor vrijgemaakt en zonder hen was dit onderzoek niet mogelijk geweest. Wij wensen iedereen veel leesplezier tijdens het bekijken van dit onderzoeksrapport! Barry, Jorrit, Adriaan, Paulien en Michael
Juni 2012
4
Inhoudsopgave Inhoud Samenvatting ...................................................................................................................................................................................... 2 Inhoudsopgave .................................................................................................................................................................................. 5 Inleiding ........................................................................................................................................................................................... 6 1.
Doelstelling en probleemstelling ...................................................................................................................................... 8
2.
Literatuurverkenning Ouderenzorg in Nederland .................................................................................................... 9 2.1 Ouderenzorg in Nederland ............................................................................................................................................... 9 2.2 Kwaliteit zorg ....................................................................................................................................................................... 10 2.3 Kosten van de ouderenzorg ........................................................................................................................................... 12 2.4 Kwaliteit van de medewerkers ..................................................................................................................................... 13 2.5 Bereidheid tot zorg ............................................................................................................................................................ 14 2.6 Variabelenmodel................................................................................................................................................................. 14
3. Methode van onderzoek .......................................................................................................................................................... 16 3.1 Participanten in Utrecht en Arnhem .......................................................................................................................... 16 3.2 Onderzoeksaanpak ............................................................................................................................................................ 17 3.3 Afname voorgestructureerde enquête ...................................................................................................................... 18 3.4 Onderzoekslocatie.............................................................................................................................................................. 18 3.5 Kwantitatief onderzoek ................................................................................................................................................... 18 3.6 Analyse.................................................................................................................................................................................... 18 3.7 Kosten...................................................................................................................................................................................... 19 3.8 Logboek .................................................................................................................................................................................. 19 4. Resultaten ..................................................................................................................................................................................... 22 4.2 Kwaliteit van de zorg ........................................................................................................................................................ 26 4.3 Kosten van de zorg............................................................................................................................................................. 27 4.4 De kwaliteit van de medewerkers in de ouderenzorg ........................................................................................ 31 4.5 Bereidheid tot zorg ............................................................................................................................................................ 34 5. Conclusies ..................................................................................................................................................................................... 36 6. Discussie en aanbevelingen ................................................................................................................................................... 38 6.1 Discussie................................................................................................................................................................................. 38 6.2 Aanbevelingen ..................................................................................................................................................................... 39 Literatuur ........................................................................................................................................................................................... 40 Bijlage A .............................................................................................................................................................................................. 42
5
Inleiding Ouderenzorg Nederland vergrijst: de Nederlandse bevolking bestaat voor een steeds groter wordend deel uit mensen boven de 65 jaar. De toenemende vergrijzing zal de kosten in de zorg doen stijgen, immers het grootste deel van de zorgkosten wordt gemaakt in de laatste levensjaren (www.rivm.nl ). De laatste maanden staat ook ouderenzorg steeds vaker in de belangstelling. Het is een hotitem. Niet alleen in de media wordt aandacht aan de zorg besteedt, maar ook in de literatuur. Veel mensen hebben er een mening over. Is het niet in positieve zin, dan wel in negatieve zin. Wanneer je naar de toekomst kijkt, dan merk je dat er binnenkort een tekort aan zorgverleners zal ontstaan. Ouderenzorg heeft te maken met een imagoprobleem. Werken in de zorg is vies werk, zwaar, weinig uitdagend en geen carrièremogelijkheden. Maar mensen die zorgbehoevend zijn hebben recht op goede kwaliteit van zorg en aandacht (www.minvws.nl). We mogen er van uitgaan dat elke medewerker zorg wil bieden van goede kwaliteit die is afgestemd op de persoonlijke behoefte van de cliënt. Iedereen verstaat echter iets anders onder kwaliteit van zorg. De World Health Organisation, WHO, omschrijft kwaliteit van zorg als volgt: “het meest optimale resultaat van zorg, gezien de risico‟s en kansen” (www.wemos.nl). Toch worden de laatste tijd vaker vraagtekens geplaatst bij het algemene beeld van zorg, de kwaliteit van zorg, de kosten van de zorg en de kwaliteit van de medewerkers. Deze vraagtekens waren de aanleiding om een onderzoek te doen naar het beeld dat de samenleving heeft over ouderenzorg. Wat moet in de toekomst veranderen om ook het beeld te doen laten veranderen over ouderenzorg? Bovendien wilde de opdrachtgever een beeld schetsen over het standpunt van de samenleving tussen inwoners van steden en van platteland en tussen het standpunt van de jongere en oudere generatie.
Aanleiding onderzoek Onze directe opdrachtgever voor dit onderzoek is Ben Fruytier. Hij is universitair hoofddocent aan de Faculteit Managementwetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen. Daarnaast is hij lector Organisatieconfiguraties en Arbeidsrelaties aan onze eigen faculteit, namelijk de Faculteit Maatschappij en Recht van de Hogeschool Utrecht. Ben voert dit onderzoek uit in samenwerking met Fieke van den Wijngaarden (masterstudent aan de Universiteit Utrecht) in opdracht van Actiz, de brancheorganisatie in de zorg. Algemeen doel van het onderzoek is inzicht krijgen in de attitude die bestaat jegens de ouderenzorg in Nederland. In dit onderzoek gaan wij op zoek naar de beelden die leven over de ouderenzorg in Nederland. Het is van belang om te weten hoe in de samenleving over de ouderenzorg gedacht wordt, maar inzicht in deze beelden kan ook van betekenis zijn voor de inrichting van de zorg en de zorgorganisaties en het arbeidsmarktbeleid dat instellingen moeten ontwikkelen om voldoende goed gekwalificeerde medewerkers te werven. Het artikel dat hieruit moet voortvloeien zal, indien van voldoende kwaliteit, aan het Ministerie van Volksgezondheid worden voorgelegd. Zij kunnen vervolgens een beleid gaan schrijven die is gericht op de toekomst van de ouderenzorg, dus op andere vormen van zorg, het organisatiebeleid en het personeelsbeleid. Voordat wij de onderzoeksmethode zullen bespreken, schetsen wij eerst met behulp van een literatuuronderzoek een beeld van de ouderenzorg in Nederland en van wat reeds bekend is over de mening van burgers ten aanzien van de ouderenzorg.
6
De onderzoeksvraag Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) heeft de afgelopen jaren verschillende onderzoeken uitgevoerd naar factoren die van invloed zijn op het gebruik van en de vraag naar verpleging en verzorging (Timmermans et al., 1997; Van Gameren & Van Campen, 2003; De Klerk, 2004; Woittiez & Timmermans, 2004). Er is echter nooit concreet onderzoek gedaan naar het beeld dat de samenleving heeft over ouderenzorg. Wij zullen in dit onderzoek daarom niet alleen het beeld van de samenleving schetsen dat zij hebben over de ouderenzorg, maar zullen ook vragen naar de kwaliteit van de zorg, de kosten die ermee gemoeid zijn, de kwaliteit van de medewerkers en ten slotte de bereidheid tot zorg voor naasten. Deze subthema‟s zijn relevant om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Deze subthema‟s vloeien voort uit de literatuur en uit de diepte-interviews die we vooraf in de voorbereidende fase hebben gehouden. Het literatuuronderzoek en de oriënterende diepte-interviews hadden beide als doel het opstellen van een theoretisch kader en een variabelenmodel. Deze informatie was nodig om een enquête te ontwikkelen. In dit onderzoek beantwoorden wij de hoofdvraag; welk beeld hebben Nederlanders over de ouderenzorg? Deze vraag zullen wij beantwoorden aan de hulp van een aantal deelvragen, namelijk; „Welk beeld hebben Nederlanders over de kwaliteit van de ouderenzorg in Nederland?‟, „Welk beeld hebben Nederlanders over de kosten van de ouderenzorg in Nederland?‟, „Welk beeld hebben Nederlanders over de kwaliteit van de medewerkers in de ouderenzorg in Nederland?‟ en „Hoe is het gesteld met de bereidheid tot zorg onder Nederlanders?‟
De opbouw van het onderzoek Na dit inleidende hoofdstuk zal vervolgens de opbouw van dit onderzoek kort worden toegelicht. In het tweede hoofdstuk zullen de centrale vraagstelling en de definitieve deelvragen worden beschreven, welke aan de hand van de literatuurstudie werden geformuleerd. In het derde hoofdstuk zal een theoretische onderbouwing van het onderzoek volgen. In het vierde hoofdstuk vindt u de methode van onderzoek. In het vijfde hoofdstuk zal het onderzoek worden beschreven en de resultaten daarvan. In het zesde hoofdstuk worden de conclusies weergegeven. Deze conclusies worden getrokken op grond van de theoretische analyse en de resultaten van het onderzoek. Daarna volgt een discussie met betrekking tot deze conclusies en het onderzoek. In het zevende hoofdstuk worden aanbevelingen gedaan op basis van de conclusies. In de literatuurlijst wordt tenslotte een overzicht gegeven van de geraadpleegde literatuur. Dan volgen bijlagen, in de tekst is verwezen naar deze bijlagen.
7
1. Doelstelling en probleemstelling De doelstelling van het onderzoek is het in kaart brengen van het beeld van de ouderenzorg, zoals dat leeft bij Nederlanders in vijf verschillende leeftijdscategorieën uit de steden Utrecht en Arnhem die niet in de zorg werkzaam zijn. De keuze voor deze twee steden is gemaakt omdat Arnhem een relatief „grijze‟ stad is (veel 65>) en Utrecht een relatief jonge stad. Naar verwachting ontstaat op deze manier en relatief evenwichtig beeld.
Hoofdvraag „Welk beeld hebben Nederlanders over de ouderenzorg in Nederland?‟ Met behulp van de literatuurverkenning komen wij op de volgende subvragen. Deelvragen - „Welk beeld hebben Nederlanders over de kwaliteit van de ouderenzorg in Nederland?‟ - „Welk beeld hebben Nederlanders over de kosten van de ouderenzorg in Nederland?‟ - „Welk beeld hebben Nederlanders over de kwaliteit van de medewerkers in de ouderenzorg in Nederland?‟ - „Hoe is het gesteld met de bereidheid tot zorg onder Nederlanders?‟ Onderzoekseenheden en variabelen - Algemeen beeld: Waar denkt u aan? Zijn er bekenden die het gebruikt hebben? Belangrijkste zorg Algemene houding - Kwaliteit zorg: Manager Toekomstbeeld vergrijzing Transparantie zorg - Kosten zorg: Ouderenzorg zaak overheid/privaat Maatregelen overheid Meer dan een kostpost Ongezonde mensen meer betalen - Kwaliteit medewerkers: Verwachting van de zorgmedewerkers Hard werken Diploma nodig - Bereidheid tot zorg: familie voor jou zorgen? Zelf verzorgen verkiezen boven zorginstelling Jij voor familie zorgen? Financiële beloning
8
2. Literatuurverkenning Ouderenzorg in Nederland 2.1 Ouderenzorg in Nederland Ouderenzorg is door de toenemende vergrijzing een actueler en politieker thema dan ooit. In onze moderne samenleving besteden we de zorg voor ouderen uit, maar dat wordt straks misschien wel te duur. De vergrijzing zal gevolgen hebben voor de betaalbaarheid van (basis-) voorzieningen zoals de AOW, het pensioenstelsel en voor de (zorg-)voorzieningen (AWBZ). Volgens CBS waren op 1 januari 2012 2,6 miljoen mensen 65 jaar en ouder (15,6% van de totale beroepsbevolking) en dat zullen er in 2040 naar verwachting 4,6 miljoen (25,6 % van de totale beroepsbevolking ) zijn. Dit betekent dat het aantal 65-plussers de komende dertig jaar met ruim 10% zal toenemen. Het aandeel van de potentiële beroepsbevolking zal de komende jaren steeds kleiner worden. Als gevolg van de demografische verschuivingen zullen het stelsel van collectieve oudedagsvoorzieningen, de pensioensystemen en de gezondheidszorg steeds duurder worden. Rond 2050 zal het grootste deel van de generatie babyboomers zijn overleden, waardoor de verhouding tussen de diverse leeftijdsgroepen weer evenwichtiger zal zijn. Er is dus sprake van een tijdelijk fenomeen (Huisman & van Wissen, 2000). Volgens het SCP zal tussen 2006 en 2030 zal de vraag naar zorg toenemen met 34%. Dit is minder dan de groei van het aantal 65-plussers. Een verklaring hiervoor is dat de ouderen van morgen over het algemeen voor hun zorg minder snel aankloppen bij de overheid. De vraag naar verblijf in een verpleeg- of verzorgingstehuis zal tot 2030 groeien met 40%, de vraag naar thuiszorg met 32%. Deze groei wordt voornamelijk veroorzaakt door de vergrijzing. Het feitelijk gebruik van verpleeg- en verzorgingshuiszorg is lager dan de vraag, omdat veel ouderen ervoor kiezen om langer zelfstandig te blijven wonen met hulp van thuiszorg (SCP). Van de meer dan 2,6 miljoen Nederlanders van 65 jaar en ouder wonen er ruim 100.000 in een verzorgingshuis en ruim 50.000 in een verpleeghuis. Nederland telt bijna 1700 verzorgings- en verpleeghuizen (SCP). In het algemeen verstaat men onder „ouderen‟ mensen vanaf 65 jaar, de leeftijd waarop men AOW gerechtigd is (VWS, 2003). Maar wat is ouderenzorg eigenlijk? De zorgverlening aan ouderen, ouderenzorg, bestrijkt het brede domein van ondersteuning, begeleiding, huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging en verpleging. Het is dienstverlening aan ouderen van zowel sociale als commerciële aard en omvat aspecten als wonen, zorg en diensten, maar ook de onderlinge afstemming daarvan (Vroom, 2003). Ouderen maken net als de rest van de bevolking gebruik van andere zorgvoorzieningen, zoals ziekenhuizen, medicijnen en hulpmiddelen. In dit onderzoek zullen wij ons richten op de VVT, of terwijl de verpleeghuizen, verzorgingshuizen en thuiszorginstellingen. De VVT zijn de voornaamste leveranciers van de ouderenzorg. Er gaan al tijden discussies over ouderdom, ouderenzorg en de vergrijzing. Ouderenzorg heeft geen positief imago in de samenleving. Dit heeft te maken met de algemene beeldvorming over het ouder worden in onze samenleving. Hierbij moet men denken aan de kosten die ouder worden met zich meebrengt voor de samenleving. Dit zijn voornamelijk de kosten voor gezondheidsvoorzieningen. Ouder worden levert immers gebreken op en aangezien de gemiddelde leeftijd van de mens steeds hoger wordt, zullen er steeds meer gebreken moeten worden behandeld. Kosten voor gezondheidszorg stijgen dus evenredig met de toename van de gemiddelde leeftijd (Hoogerheide & Jongh, 2011).
9
2.2 Kwaliteit zorg 2.2.1 Goede zorg Mensen die zorg nodig hebben, vertrouwen er op dat de zorg goed is. Dit is een belangrijk punt voor het oordeel van de samenleving over de ouderenzorg, want de consument stelt hoge eisen en heeft recht op een kwalitatief goed „product‟. Goede zorg kent naast zorgzame en verzorgde zorg, nog een aspect (Baart, 2010). Goede zorg is namelijk zorgvuldig. Dat wil zeggen: goede zorg wordt trouw van het begin tot eind afgemaakt en niet „opgedeeld'. Zowel de cliënt als zijn omgeving willen zich gehoord en gezien voelen. Hierdoor kan de zorgverlener optimaal bijdragen aan een waardevol leven van de cliënt. Om te kunnen realiseren wat de cliënt wil, is een goede zorgrelatie noodzakelijk. Daarbij is optimale aandacht ook voor de positie van de zorgverlener essentieel. Dat wat de cliënt nodig heeft, is waar de zorgverlener naar streeft. Een volwaardige zorgrelatie in ons zorgstelsel: dat is waar verschillende partijen mee bezig zijn om te kunnen garanderen. Allereerst de zorgverleners die samen met cliënten en hun naasten iedere dag bezig zijn om goede zorg te realiseren. Dat is ook de kern van de zorg (Vos, 2012). Het management, de cliëntenraad en de raad van toezicht hebben een belangrijke functie bij het verbeteren van de zorg. Ook externe partijen leveren een bijdrage aan goede zorg, zoals de verzekeraar die goede zorg inkoopt en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), die toezicht houdt op goede zorg. Ook de toekomstige cliënt, die een keuze maakt voor een bepaalde zorgorganisatie, heeft een belangrijke functie ( Vos, 2012). 2.2.2 Kwaliteitswet Zorginstellingen Wat is goede kwaliteit? Die vraag is niet altijd meetbaar en te vangen in getallen. Er zijn twee wetten in Nederland die de zorg moeten waarborgen, namelijk één voor de zorginstellingen en één voor de mensen die werkzaam zijn in de zorg. Iedere zorginstelling in Nederland valt onder de Kwaliteitswet Zorginstellingen (KWZ). Deze wet houdt in dat zorginstellingen verplicht hun eigen kwaliteit moeten bewaken, beheersen en verbeteren. De wet noemt vier kwaliteitseisen waaraan een instelling moet voldoen, namelijk verantwoorde zorg, op kwaliteit gericht beleid, het opzetten van een kwaliteitssysteem en het maken van een jaarverslag (Kwaliteitswet Zorginstellingen, 1996). De Kwaliteitswet Zorginstellingen lijkt dus vooral te gaan over de instellingen. Toch is de wet ook van groot belang voor de zorgverleners zelf, want zij leveren immers de zorg en daarmee bepalen ze voor een belangrijk deel de kwaliteit van die zorg. ABVAKABO FNV vindt daarom dat de medewerkers in zorgfuncties moeten worden betrokken bij het opstellen van het kwaliteitsbeleid, zodat zij kwaliteit kunnen leveren. Wanneer dat niet gebeurt, kan dat leiden tot opdrachten die in de praktijk moeilijk uitvoerbaar blijken te zijn. Dit kan weer leiden tot stress en ontevredenheid, waardoor de kans op fouten alleen maar toeneemt, waardoor de kwaliteit juist onder druk komt te staan (Pijpen, 2005). 2.2.3 Maatregelen overheid Sinds de invoering van de KWZ in 1997 is die wet reeds geëvalueerd. In 2001, vijf jaar na de inwerktreding, in de KWZ geëvalueerd. Toch heeft het kwaliteitsbeleid bij de meeste zorginstellingen veel vertraging opgelopen. Een belangrijke conclusie is dat relatief veel aandacht wordt besteedt aan het ontwikkelen van allerlei instrumenten en processen rond het begrip kwaliteit, maar dat het ontbreekt aan aandacht voor de resultaten van deze processen en instrumenten. In zijn algemeenheid is dan ook geconstateerd dat de garantie voor kwaliteit in de zorg nog steeds onvoldoende is. Weliswaar wordt zichtbaar dat binnen de zorg een omslag gaande is van aanbodgericht werken naar vraaggericht werken, maar dit effect is nog lang niet sterk genoeg (Pijpen, 2005). De overheid heeft daarom een aantal maatregelen getroffen en initiatieven genomen voor een actiever kwaliteitsbeleid, namelijk het aanspreken van partijen op hun verantwoordelijkheid. De overheid mag van de partijen in de zorg eisen dat zij hun wettelijk vastgelegde verantwoordelijkheden waarmaken. Ten tweede: meer ruimte in het veld. Dus minder regels en meer zorg leveren. Als derde punt moet er meer duidelijkheid komen en moet verantwoording worden afgelegd. Zorgaanbieders, verzekeraars, patiënten- en consumentenorganisaties en de industrie moeten transparant zijn en in het openbaar duidelijk maken welke bijdrage zij ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid leveren. Daarnaast moet als 10
vierde punt de kwaliteit van de zorg worden gewaarborgd. Bij bijvoorbeeld grote missers en grove nalatigheden moet het door het management aan de inspectie worden gemeld. Ten slotte moeten de opleidingen en het kwaliteitsbeleid goed worden ingebed in de modernisering van de beroepenstructuur.
11
2.2.4 Transparantie Moet de zorg transparanter worden? Onderzoek naar kwaliteit van zorg en prestatie-indicatoren heeft een belangrijke impuls gegeven aan het streven naar transparantie. Niet alleen vanuit kwaliteitsmanagement, maar ook wegens publieke verantwoording (Nederlandse Zorgautoriteit, 2009). Transparantie is nodig omdat instellingen en beroepsbeoefenaren moeten laten zien hoe zij collectieve middelen besteden. Het tweede punt is vanuit het oogpunt van de patiënt. Transparantie is nodig omdat patiënten er recht op hebben te weten hoe het gesteld is met de kwaliteit van zorg in instellingen en beroepsgroepen. Zij willen de beste zorg krijgen. Tot slot is transparantie goed voor de Marktwerking. Transparantie is een voorwaarde voor het functioneren van de drie deelmarkten in de zorg: de zorgmarkt, verzekeringsmarkt en de zorginkoopmarkt (Delnoij, 2009). De kwaliteit van zorg wordt dus voor het overgrote deel bepaald door de directe relatie tussen zorgvrager en zorgverlener. Het is daarom zeer belangrijk dat de zorgverlener deskundig is en deskundig blijft. Hij of zij moet kritisch naar zichzelf en de eigen werkmethode durven kijken, maar ook naar die van collega‟s. Zorgverleners moeten goed met de zorgvrager communiceren om knelpunten te kunnen signaleren (Pijpen, 2005). Dit betekent dat toekomstige zorgverleners goed toegerust zouden moeten zijn om de kwaliteitszorg te bevorderen. Kwaliteit is namelijk zaak van zowel de instelling als de zorgvrager en de zorgverleners.
2.3 Kosten van de ouderenzorg 2.3.1 De kosten Maar betekent dat bij een betere kwaliteit van zorg, ook de prijzen van zorg omhoog gaan? De kosten voor de ouderenzorg zijn het afgelopen decennium gemiddeld met 4 procent per jaar gestegen. De economische groei is echter achtergebleven: deze steeg gemiddeld met 2 procent per jaar (Bakas, 2011). In de instellingen wordt steeds meer gewerkt met ondergekwalificeerd personeel terwijl het gekwalificeerde personeel steeds meer bezig is met het invullen van papierwerk. Het resultaat hiervan is dat als er ook maar iets tegenzit de kwaliteit van de zorg ver onder de maat is. Van de ouderen vindt 40 procent dat er te weinig tijd en aandacht aan hen besteed wordt. Bezuinigen op deze sector lijkt dan ook niet mogelijk, maar hoe houden we de zorg dan betaalbaar? 2.3.2 Privatisering In Nederland wordt steeds vaker gediscussieerd over de kwaliteit van de zorg. De meeste landen die veel aan gezondheidszorg uitgeven zijn geprivatiseerd in de zorg. Zweden is een bekend voorbeeld. De privatisering van de gezondheidszorg is echter geen oplossing om de kosten te laten dalen. Op 4 april jl. maakte onderzoeksinstituut Nyfer bekend dat de zorgkosten in Nederland sinds 2000 zijn verdubbeld (Nyfer, 2012). De gemiddelde zorgkosten per Nederlander komen dit jaar uit op ongeveer 5600 euro. De overheid zegt dat de explosieve stijging van de zorgkosten het gevolg is van de vergrijzing van de bevolking. Dit is slechts 15%. Volgens het onderzoeksbureau heeft dit dus niets te maken met de vergrijzing, maar alles met niet-doelmatig beleid van de zorgaanbieders en zorginstellingen. Zij hebben weinig belang bij doelmatigheid, omdat hun inkomsten afhankelijk zijn van geleverde zorg en niet van de bijdrage aan gezondheid of de kwaliteit van het leven (Nyfer, 2012). Privatisering heeft alle zorg veel duurder gemaakt, doordat concurrentie er toe leidde dat alle zorgverzekeraars veel geld gingen uitgeven aan reclame, overbodige zorg om extra klanten te trekken, tussenpersonen, financieel deskundigen, marktstrategen, etc. In de publieke opinie werd altijd gedacht dat een geprivatiseerde gezondheidszorg de kosten drukt, maar dit is onjuist. Het onderzoek van Nyfer toont aan dat sinds de zorg in Nederland is geprivatiseerd, de kosten ervan aanzienlijk zijn gestegen (Nyfer, 2012). Een commerciële gezondheidszorg streeft winstmaximalisatie na en niet zo „gezond‟ mogelijke patiënten. Elk commercieel bedrijf streeft elk jaar naar meer omzet en dus meer winst. De mentaliteit van de commerciële bedrijven moet dus worden veranderd. 12
2.3.3 Mogelijke oplossingen Een aantal opties wordt regelmatig genoemd: Het verhogen van de eigen bijdrage, het beperken van de bureaucratie, het afschaffen van de marktwerking of het zorgen voor „echte marktwerking‟. Daarnaast zijn het vergemakkelijken van euthanasie, het zelf betalen van palliatieve zorg gedurende de laatste levensfase en het vereenvoudigen van de zorg interessante thema‟s om de kosten binnen de perken te houden (Hoogerheide & De Jongh, 2010; Bakas, 2011). Het invoeren van de marktwerking heeft ertoe geleid dat zorginstellingen elkaars concurrenten werden. De bewoners werden klanten en het persoonlijke karakter van de zorg verdween langzaam naar de achtergrond (Hoogerheide & De Jongh, 2010). Daarentegen kan het zorgen voor echte marktwerking de kosten juist drukken. Doordat in Brazilië medische onderzoekslaboratoria beursgenoteerd zijn kosten deze slechts 5% van wat ze in Nederland kostten. De overheadkosten zijn lager en er wordt vele malen minder vergaderd (Bakas, 2011). 2.3.4 De burger De verantwoordelijkheid kan verder ook meer worden neergelegd bij de burger zelf. Wanneer de burger gezond leeft en weinig zorg nodig heeft kan een lager premiebedrag worden gevraagd dan wanneer burgers ongezond leven. De ongezond etende roker zou dan meer betalen dan de gezond etende sporter. Dit systeem is omstreden omdat mensen aangetast worden in hun privacy en de verzekeraar dan veel persoonlijke informatie nodig heeft om een goed beeld te schetsen. Bovendien lijkt dit systeem niet te kloppen. Rokers zijn gemiddeld genomen juist goedkoper dan mensen die niet roken. Een roker lijdt vaak aan hartfalen en longkanker, ziektes die kortdurend zijn en daardoor goedkoop (Brouwer, 2010; Bleichrodt & De Vries, 2010). Mensen die erfelijk obesitas hebben kunnen hier niks aan doen en zouden dan ook meer moeten gaan betalen. De kosten worden echter wel gedragen door de “vervuiler” wat op zichzelf natuurlijk logisch lijkt. Een belangrijke stelling die wij aan de respondenten voorleggen is of mensen met een ongezonde leefstijl meer premie zouden moeten betalen. 2.3.5 De cijfers De totale zorg kostte in 2009 €5069 per hoofd van de bevolking, ofwel 14.1% van het BBP. Bij elkaar is dit een bedrag van 83.8 miljard euro. Van deze 83.8 miljard euro was 15,466 miljard euro voor verstrekkers van de ouderenzorg. Dit is 18.5% van de totale uitgave. Al met al gaat dus een groot deel van de totale zorgkosten naar de ouderenzorg. In deze berekening zijn nog geen kosten als geneesmiddelen en hulpmiddelen meegenomen (CBS, 2010).
2.4 Kwaliteit van de medewerkers 2.4.1 Management top In de top van de zelfstandige instellingen is door de directies steeds vaker plaats gemaakt voor Raden van Bestuur. De besturing van de organisaties veranderen, waarbij op strategisch niveau vaak weinig kennis aanwezig is van het primaire proces. De zorginstellingen werden voorheen bestuurd op economische en de medische discipline, maar sinds de marktwerking wordt er vooral gefocust op het economische deel. De zorg wordt tegenwoordig niet meer gezien als een proces, maar als product. De nieuwe bestuurders zoeken de kwaliteit van de zorg primair niet meer in mensen, maar in systemen. Dit verschijnsel zorgt ervoor dat de kwaliteit van het personeel en de zorg ernstig achteruit gaat (Hoogerheide & Jongh, 2011). Een belangrijke vraag die hier naar boven komt is; „Kan de kwaliteit van de zorg worden verbeterd door ervoor te zorgen dat een manager in de top van een zorgorganisatie zelf in de zorg moet hebben gewerkt?‟ 2.4.2 Werkdruk De medicijnen worden steeds beter en de geneeskunde blijft zich sterk ontwikkelen. Hierdoor worden mensen steeds ouder. Dit betekent dat de verzorging van die mensen ook steeds complexer wordt. In de verpleeghuizen zitten tegenwoordig veel mensen die fysiek en/of geestelijk niet meer in staat zijn voor zichzelf te zorgen. Deze mensen zijn sterk afhankelijk van de verzorgers. Het probleem is echter dat er bijna geen gediplomeerde werknemers meer aan het werk zijn binnen die 13
verpleeghuizen. De gediplomeerde werknemers die er nog zijn krijgen vaak een leidinggevende functie, waardoor zij bijna niet meer aan het bed komen. Daarnaast zijn er ook veel gediplomeerde medewerkers die juist afstand doen van hun functie, zodat zij minder verantwoordelijkheden hoeven dragen. Daar komt bij dat veel instellingen werken met een groot aantal uitzendkrachten die niet geschoold zijn en geen ervaring hebben in de zorg. Veel werkzaamheden mogen alleen gedaan worden door medewerkers die daarvoor opgeleid zijn, denk daarbij aan het toedienen van medicijnen. De werkdruk van het personeel van de zorginstellingen is dan ook veel te hoog en dit komt de kwaliteit niet ten goede (VARA, 2011).
2.5 Bereidheid tot zorg 2.5.1 Mantelzorg “Een derde van de Nederlanders verwacht dat er in de toekomst steeds minder mensen bereid zijn tot het verlenen van mantelzorg. Tweederde van de Nederlanders die verwachten dat er steeds minder mensen bereid zijn de rol van mantelzorger te vervullen (65%) denken dat dit komt doordat mantelzorg niet te combineren is met een baan of gezin” (VGZ). Volgens de zorgbarometer 2010 neemt de bereidheid om voor iemand te zorgen af naarmate de band met de betrokkene kleiner is. Voor een kind en partner is er nog een hoge bereidheid tot het geven van zorg. De bereidheid neemt daarna af. De werkgelegenheid bij de zorg neemt al jaren gestaag toe, in de afgelopen 10 jaar met 38%. Dit geeft aan dat er genoeg werk is in de zorg: zoveel zelfs dat er een tekort aan personeel zal ontstaan binnen nu en 2015. Er zijn nu twee verschillende scenario‟s gemaakt door het AZW, één is een laag ingeschat tekort en één is een hoog ingeschat tekort. Volgens de lage schatting hebben we in 2015 een tekort van 8.000 werknemers en volgens de hoge schatting is er sprake van een tekort van 26.000 werknemers. Het is van belang om te weten waarom mensen er voor kiezen om niet in de zorg te werken. Volgens het zorgpersoneel is het nodig om de arbeidsvoorwaarden te veranderen om jonger personeel aan te trekken. De werkdruk moet ook worden verlaagd: mensen die nu in de zorg werken zijn om zich heen aan het kijken of er geen andere baan te vinden is.
2.6 Variabelenmodel Samenvattend, met betrekking tot de beeldvorming over de ouderenzorg zijn de subthema‟s; het algemene beeld, de kwaliteit van de zorg, de kwaliteit van de medewerkers, het beeld over de kosten van de zorg en de bereidheid tot zorg relevant. Deze thema‟s zullen verder onderzocht worden. Welke subthema‟s daarbij horen staat in ons variabelenmodel. In het onderzoek wordt het variabelenmodel gehanteerd als een ordeningskader voor het onderzoeksmateriaal. Door elke variabele met een subvariabele te beschrijven in het model, kunnen verbanden worden gelegd.
14
Welk beeld hebben Nederlanders over de ouderenzorg in Nederland? Waar denkt u aan? Vr6 Zijn er bekenden die het gebruikt hebben? Vr 7 Belangrijkste zorg? Vr 8 Algemene houding? Vr 13 Algemeen beeld
Kwaliteit zorg
Kosten van de zorg
Kwaliteit medewerkers
Bereidheid tot zorg
Manager (stelling) 20 Toekomstbeeld vergrijzing? Vr 11 Transparantie zorg (stelling) 24
Ouderenzorg zaak overheid/privaat vr 10 Maatregelen overheid? 12 Meer dan een kostenpost (stelling) 21 Ongezonde mensen meer betalen (stelling) 22
Verwachting van de zorgmedewerkers?vr 9 Hard werken (stelling) 18 Diploma (stelling)19
Familie voor jou zorgen? Vr 14 Zelf verzorgen verkiezen boven zorginstelling? Vr 15 Jij voor familie zorgen? Vr 16 In de zorg werken? Vr 17 Financiële beloning (stelling) 23
15
3. Methode van onderzoek In dit hoofdstuk zullen wij de gebruikte methoden toelichten waardoor wij antwoord hebben gekregen op onze hoofdvraag en deelvragen.
3.1 Participanten in Utrecht en Arnhem Voor dit onderzoek zijn twee gemeenten uitgekozen, namelijk Utrecht en Arnhem. De keuze voor deze gemeenten is in samenspraak gegaan met Ben Fruytier. De keuze is gemaakt omdat Arnhem een relatief „grijze‟ stad is en Utrecht een relatief jonge stad. Naar verwachting ontstaat op deze manier en relatief evenwichtig beeld. Wij hebben een casus voorgelegd aan 217 personen, met een minimum leeftijd van 15 tot en met 65 jaar of ouder. Hierbij waren 112 vrouwen en 105 mannen betrokken. Er is voor een minimum leeftijd van 15 jaar gekozen, omdat zij al een beeld hebben bij ouderenzorg. Er is geprobeerd participanten te rekruteren in verschillende leeftijdscategorieën en met verschillende opleidingsniveaus. Hierdoor heeft de steekproef een evenredige spreiding in leeftijd en opleidingsniveau.
Frequency Valid
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
Utrecht
106
48,8
48,8
48,8
Arnhem
111
51,2
51,2
100,0
100,0
100,0
Total 217 Tabel 1. Percentages respondenten Utrecht en Arnhem
Leeftijd 15<21 Woonachtig in
21<36
36<51
51<65
Totaal
65 +
Utrecht
21
22
20
22
21
106
Arnhem
20
28
22
20
21
111
41
50
42
42
42
217
Totaal
Tabel 2. Leeftijdcategorie respondenten in Utrecht en Arnhem
Geslacht Man Woonachtig in
Totaal
Vrouw
Utrecht
50
56
106
Arnhem
55
56
111
105
112
217
Totaal Tabel 3. Geslacht respondenten in Utrecht en Arnhem
16
In het onderzoek naar ouderenzorg zijn inwoners van twee gemeenten in Nederland geïnterviewd, te weten Arnhem en Utrecht. In Arnhem woonden op 1 januari 2011 in totaal 148.073 inwoners. Hiervan zijn 18.821 inwoners ouder dan 65 jaar. Dat is 12,7% van de totale bevolking. In totaal wonen er 35.982 inwoners van 55 jaar en ouder. Op 1 januari 2011 telde Utrecht in totaal 311.405 inwoners. Hiervan zijn 31.140 inwoners ouder dan 66 jaar. Dit is 10% van de totale bevolking. In totaal wonen er 56.053 inwoners die 55 jaar of ouder zijn. Het verschil tussen Utrecht en Arnhem is 12.319 inwoners die 65 jaar en ouder zijn. De percentages liggen echter wel dicht bij elkaar. Daar is slechts een verschil van 2,7% ouder dan 65 jaar en ouder.
Figuur 1: aantal ouderen ( 55-plussers ) in Nederland, 1970-2030 ( in absolute aantallen ) (CBS)
3.2 Onderzoeksaanpak Om meer inzicht te krijgen in de motieven die individuen binnen de ouderenzorg hebben, is een literatuuronderzoek gedaan. Deze is reeds verwerkt in hoofdstuk 3. Hierop is een theoretisch kader gevormd. In het theoretisch kader is een literatuuronderzoek meegenomen, zodat we een betere basiskennis zouden hebben over de ouderenzorg in Nederland. Tevens hebben wij een aantal oriënterende diepte-interviews uitgevoerd. Met behulp van het literatuuronderzoek en de oriënterende diepte-interviews zijn het theoretisch kader en het variabelenmodel opgesteld. Via verschillende wegen hebben wij gezocht naar literatuur om het theoretisch kader van dit onderzoek vorm te geven. Hiervoor hebben wij gebruik gemaakt van de zoekmogelijkheden op het internet, namelijk Google en Google Scholar®. Daarnaast is ook gebruikgemaakt van de databanken Web of Knowledge®, Scirus® en OvidSP®. Hiervoor hebben wij de volgende termen, „keywords‟, gebruikt: ouderen en toekomst ouderenzorg en visie ouderenbeleid imago kwaliteit van zorg verpleeghuis en kwaliteit van zorg We hebben ernaar gestreefd om zoveel mogelijk recente artikelen en onderzoeken te gebruiken.
17
3.3 Afname voorgestructureerde enquête De interviews zijn afgenomen in Arnhem en Utrecht. Het interview duurde ongeveer 12 minuten per respondent. Wij hebben dit van te voren getoetst bij een aantal proefpersonen in onze naaste omgeving. Hierdoor hadden wij een beter idee hoeveel tijdsbestek het interviewen van de respondenten zou duren. De interviews waren semigestructureerd. Het was de bedoeling dat de respondenten hun eigen ervaringen en bevindingen gaven over de ouderenzorg. Door middel van gestructureerde vragen kreeg de respondent voldoende ruimte voor zijn of haar eigen opvattingen. Om het interview een goede vorm te geven, is gebruikt gemaakt van de randvoorwaarden die in het boek van Baarda en de Goede (2006) en Boeije, t‟Hart en Hox (2009) vermeld zijn. Deze randvoorwaarden zijn; De inhoud van het gesprek ligt min of meer vast De manier waarop de vragen gesteld worden liggen min of meer vast De volgorde waarin de vragen gesteld worden kan al dan niet variëren De mogelijke antwoorden zijn door ons van te voren bepaald of zijn open. De open vraag was of er nog relevante onderwerpen waren die niet vermeld waren in de vragenlijst, maar die wel moesten worden meegenomen in het onderzoek naar ouderenzorg Geënquêteerden hebben beknopte informatie over het doel van het onderzoek ontvangen. Voorafgaand aan het onderzoek is er niet inhoudelijk op het onderzoek ingegaan om bias te voorkomen. De participanten hebben mondeling toestemming geven voor deelname aan het onderzoek. Het onderzoek vond eenmalig plaats door middel van een interview. De deelnemers konden elk moment gedurende het onderzoek stoppen met de vragenlijst. Ook is er vertrouwelijk omgegaan met de privacy van de deelnemer.
3.4 Onderzoekslocatie De uitvoering van het onderzoek heeft plaatsgevonden in de openbare ruimte, namelijk in de trein, openbare gebouwen en op straat. Hiervoor is gekozen omdat bij enquêtering in het openbaar vervoer en op straat de bereikbaarheid van (potentiële) participanten groot is. Tevens maken mensen, in de opgestelde leeftijdscategorieën, hiervan gebruik zodat het onderzoek representatief is voor onze samenleving. De keuze voor de trein als onderzoekslocatie is gebaseerd op het idee dat men in de trein makkelijker in een leeftijdscategorie valt in te schatten. Ook heb je veel tijd, waardoor niemand je echt kan negeren of van je weg kan lopen. Dit is een belangrijk voordeel van het benaderen van mensen in de trein t.o.v. op straat. De respondenten zijn spontaan benaderd.
3.5 Kwantitatief onderzoek D e reden voor de keuze voor het doen van kwantitatief onderzoek is dat deze vorm van onderzoek doen goed geschikt is om een diepgaande studie te verrichten naar de redenen en motieven van individuen binnen de ouderenzorg. Het is de meest geschikte methode om antwoord te krijgen op de verschillende vragen die wij gesteld hebben aan onze respondenten.
3.6 Analyse De resultaten van de respondenten zullen als gegevens worden ingevoerd in SPSS. Er moet worden getoetst of er een verband bestaat tussen de verschillende deelonderwerpen. Hiervoor hebben wij crosstabs, Pearson Chi-Square Tests en Cramers V gebruikt. Aan de hand van deze toetsen onderzoeken wij het significantie niveau en de mate van samenhang tussen de variabelen. Bij Cramer‟s V ligt de uitkomst altijd tussen 0 en 1. Een waarde van 0 betekent dat er geen samenhang is: de waarden van de ene variabele liggen evenredig verspreid over de waarden van de andere variabele. De waarde van 1 betekent dat er een perfecte samenhang is.
18
3.7 Kosten De kosten die wij hebben gemaakt bestonden vooral uit printkosten. Er zijn geen reiskosten gemaakt, omdat wij het onderzoek hebben uitgevoerd op dagen dat de OV-kaart geldig was.
3.8 Logboek Wanneer
Bijeenkomst Hoeveel
Wat
Hoelang
Totaal
14-122012
1 persoon
Verzoek gemaild naar bedrijf (Fonq)
0,5 uur
0,5 uur
23-122012
1 persoon
Mailcontact (Fonq)
0,5 uur
0,5 uur
05-012012
5 personen
2 uur
10 uur
22-022012
2 personen
Ideeën voor eventueel vervolgonderzoek bij Fonq Bedrijven acquireren
5,5 uur
11 uur
22-022012
2 personen
1,5 uur
3 uur
24-022012
2 personen
Verzoeken gemaild naar bedrijven en organisaties Bedrijven acquireren
4 uur
8 uur
24-022012
2 personen
0,5 uur
1 uur
29-022012
1 persoon
Verzoeken gemaild naar bedrijven en organisaties Oude middelbare school bezocht
1 uur
1 uur
05-032012
1 persoon
Oude middelbare school bezocht
1 uur
1 uur
16-032012
5 personen
Introductie onderzoek van Marian
0,5 uur
2,5 uur
19-032012
1 persoon
Oriënterend gesprek met Ben en Fieke
1,5 uur
1,5 uur
13-042012
1
4 personen
Opdracht bespreken
3,5 uur
14 uur
17-042012 18-042012
2
5 personen
4 uur
20 uur
3
5 personen
7 uur
35 uur
19-042012 25-042012 26-042012
4
5 personen
2 uur
10 uur
5
5 personen
7 uur
35 uur
6
4 personen
Planning maken & ideeën opdracht Taakverdeling maken en literatuuronderzoek doen Literatuuronderzoek doen Literatuuronderzoek & opzet vragenlijst Literatuuronderzoek & interview met Ben
5,5 uur
22 uur 19
07-052012 08-052012 09-052012 15-052012 16-052012 21-052012 21-052012 22-052012 23-052012 24-052012 25-052012 29-052012 05-062012 06-062012 07-062012 08-062012 11-062012 12-062012 13-062012 14-062012 15-062012
7
5 personen
Onderzoeksplan
4 uur
20 uur
8
4 personen
4 uur
16 uur
9
5 personen
7 uur
35 uur
10
4 personen
7 uur
28 uur
11
5 personen
7 uur
35 uur
1,5 uur
4,5 uur
1 uur
4 uur
4 uur
16 uur
7 uur
35 uur
12
4 personen
13
5 personen
Opzet vragenlijst uitwerken Literatuuronderzoek & onderzoeksplan Literatuuronderzoek & onderzoeksplan Vragenlijst & onderzoeksplan Gesprek met Ben en Fieke Voortgangsgesprek met Marian Onderzoeksplan bijwerken Literatuuronderzoek
2 personen
Diepte-interview
1 uur
2 uur
2 personen
Diepte-interview
1 uur
2 uur
14
5 personen
Vragenlijst
7 uur
35 uur
15
5 personen
6 uur
30 uur
5 personen
Conceptueel model & vragenlijst Enquêtes afnemen
8 uur
40 uur
5 personen
Enquêtes afnemen
7,5 uur
37,5 uur
4 personen
Enquêtes afnemen
7 uur
28 uur
5 personen
Enquêtes afnemen
4 uur
20 uur
4 personen
Enquêtes afnemen
4,5 uur
18 uur
5 personen
Enquêtes afnemen
8 uur
40 uur
16
3 personen
Data invoeren
4 uur
12 uur
17
4 personen
6 uur
24 uur
18-062012
18
5 personen
4,5 uur
22,5 uur
19-062012 19-052012 20-062012
19
5 personen
Nieuwe planning & samenwerkingsverslag uitwerken Data invoeren & onderzoeksplan bijwerken Onderzoeksrapport samenstellen Diepte-interview
7,5 uur
37,5 uur
1 uur
1 uur
Onderzoeksrapport samenstellen, resultaten verwerken
8 uur
40 uur
3 personen 4 personen
1 persoon 20
5 personen
20
21-062012 22-062012
21
5 personen
8 uur
40 uur
8 uur
32 uur
8 uur
32 uur
8 uur
40 uur
6 uur
30 uur
5 personen
Resultaten verwerken en conclusies trekken Afspraak met Marian over voortgang onderzoek. Resultaten en feedback verwerken. Resultaten verwerken, discussie schrijven Discussie schrijven, samenwerkingsverslag Onderzoek afronden en presentatie voorbereiden Presentatie Marian
22
4 personen
25-062012 26-062012 27-062012
23
4 personen
24
5 personen
25
5 personen
28-062012 29-062012
26
1,5 uur
7,5 uur
27
4 personen
Presentatie Ben
1,5 uur
6 uur
190,5 uur p.p.
952,5 uur
21
4. Resultaten 4.1 Het algemene beeld van de ouderenzorg Aan het begin van het interview hebben we eerst gevraagd naar het algemene beeld over de ouderenzorg. We hebben de volgende vragen gesteld: - Waar denkt u aan bij „ouderenzorg‟? - Heeft iemand in uw directe omgeving wel eens gebruik gemaakt van één van deze diensten? - Welke zorg is naar uw mening het belangrijkst in de ouderenzorg? - Wat is uw algemene houding t.o.v. de zorg momenteel? - „Er zou elk jaar een lijst moeten verschijnen van alle zorginstellingen waarin te zien is hoe die zorginstellingen functioneren‟ Uit de onderstaande tabel blijkt dat de respondenten bij de ouderenzorg vooral denken aan thuiszorg (55,3%), bejaardenhuis(51,6%), een verzorgingshuis (51,2%) en verpleging (43,8%). In mindere mate dekt men aan palliatieve zorg (10,6%), maatschappelijke ondersteuning (17,1%) en tafeltje-dek-je (18,4%).
Gedachten ouderenzorg & woonplaats Utrecht denkt aan verpleging denkt aan aanleunwoningen denkt aan mantelzorg denkt aan verzorgingshuis denkt aan tafeltje-dek-je denkt aan palliatieven zorg denkt aan thuiszorg denkt aan maatschappelijke ondersteuning denkt aan bejaardenhuis
Woonachtig in Arnhem
Gemiddeld
39,6% 21,7% 27,4% 51,9% 19,8% 9,4% 55,7% 12,3%
47,7% 26,1% 25,2% 50,5% 17,1% 11,7% 55,0% 21,6%
43,8% 24,0% 26,3% 51,2% 18,4% 10,6% 55,3% 17,1%
51,9%
51,4%
51,6%
Vervolgens hebben we gevraagd of de respondenten in hun omgeving mensen kennen die gebruik maken van een van de bovenstaande diensten. Uit de resultaten bleek dat 17.9% van de mensen in Utrecht en 16.2% van de mensen in Arnhem geen bekende in de directe omgeving had die gebruik maakt van een van deze diensten. In de meeste gevallen gaat het om de grootouder (38,7%). Ook zegt 24% dat er een ouder en 15% een kennis gebruik maakt van de ouderenzorg.
22
Gebruik directe omgeving & woonplaats
Utrecht grootouder ouder broer/zus oom/tante collega vrienden kennissen partner
Woonachtig in Arnhem
40,6% 18,9% 5,7% 7,5% 2,8% 3,8% 17,9% 2,8%
Gemiddeld
36,9% 28,8% 9,0% 2,7% 1,8% 9,0% 12,6% 3,6%
38,7% 24,0% 7,4% 5,1% 2,3% 6,5% 15,2% 3,2%
Bij de vraag naar het algemene beeld over de zorg, komt duidelijk naar voren dat de meerderheid een positief beeld heeft over de zorg. Echter is er ook een behoorlijk grote groep negatief tot zeer negatief. Algemene houding t.o.v. zorg & woonplaats
Utrecht beeld naar de zorg in het algemeen
zeer negatief negatief positief zeer positief geen mening
Woonachtig in Arnhem Gemiddeld
3,8%
5,4%
4,6%
39,6% 55,7% 0,0% 0,9%
30,6% 58,6% 3,6% 1,8%
35,0% 57,1% 1,8% 1,4%
Vervolgens hebben we gevraagd wat mensen de belangrijkste vorm van zorg vinden. Uit de resultaten is gebleken dat men medische zorg met een gemiddelde van 51,7% het belangrijkst vind. Sociale zorg (23,9%) wordt in de tweede instantie genoemd en hulp bij aankleden, wassen en opstaan (21,1%) komt op de derde plaats te staan.
23
Verschil tabel Utrecht 70 60 Beeld naar zorg algemeen
50 40
Beeld naar zorg Sociale zorg
30 Beeld naar zorg Medische zorg
20 10
beeld naar zorg hulp bij aankleden etc
0 zeer negatief
negatief
postief
zeer positief
geen mening
Verschil tabel Arnhem 80 70 60
Beeld naar zorg algemeen
50 Beeld naar zorg Sociale zorg
40 30
Beeld naar zorg Medische zorg
20 beeld naar zorg hulp bij aankleden etc
10 0 zeer negatief
negatief
postief
zeer positief
geen mening
24
Welke zorg is het belangrijkst & woonplaats
Utrecht medische zorg
sociale zorg
hulp bij aankleden
Meest belangrijk Belangrijk Minst belangrijk geen mening Meest belangrijk Belangrijk Minst belangrijk geen mening Meest belangrijk Belangrijk Minst belangrijk geen mening
Woonachtig in Arnhem
Gemiddeld
53%
56%
55%
27% 16% 4% 24%
25% 17% 3% 19%
26% 16% 3% 22%
31% 41% 4% 19%
32% 46% 3% 22%
32% 44% 3% 21%
38% 39% 4%
40% 35% 3%
39% 37% 3%
We hebben gevraagd naar de algemene houding van de Utrechtse en Arnhemse bevolking t.o.v. zorg. Voor onderstaande grafieken hebben we het algemene beeld van de zorg momenteel gecombineerd met de belangrijkste soort zorg. De grafieken (hierboven) laten zien dat er kleine verschillen zitten tussen het algemene beeld en het beeld wat men heeft wanneer één van de drie „soorten‟ zorg als belangrijkste gekozen is.
25
4.2 Kwaliteit van de zorg Om te voldoen aan een compleet beeld over de zorg is het ook nodig de algemene houding over kwaliteit van de zorg te onderzoeken. Om de kwaliteit te waarborgen moet er een goed beleid gevoerd worden. De vraag is dan ook moeten de beleidsmakers ervaring met het primaire proces hebben opgedaan, met andere woorden: moeten de topmanagers zelf in de zorg gewerkt hebben? De meerderheid van de respondenten is het hiermee eens (82%) en ongeveer één derde is het hier zelfs helemaal mee eens. Slechts een klein gedeelte is het hiermee oneens (14,8%).
Managers moeten ervaring hebben op operationeel vlak & woonplaats
„Managers zelf in de zorg‟
helemaal mee oneens oneens eens helemaal mee eens geen mening
Woonachtig in Utrecht Arnhem Gemiddeld 1,0% 0,9% 0,9%
12,4% 46,7% 34,3%
15,3% 46,8% 36,0%
13,9% 46,8% 35,2%
5,7%
0,9%
3,2%
Zoals het er nu naar uitziet zal het in de toekomst door de vergrijzing in de ouderenzorg nog drukker worden in de zorgsector. Dit zal ongetwijfeld invloed hebben op de kwaliteit van de ouderenzorg. Wij waren benieuwd hoe de respondenten hierover dachten. Elke categorie is wel door meerdere mensen gekozen maar het grootste gedeelte van de respondenten (47,7%) dacht dat de werkdruk op de zorgmedewerkers toe zal nemen. Een goede tweede plaats is weggelegd voor het verlies aan kwaliteit gekozen door bijna een derde van de ondervraagde (29,5%).
Invloed van de vergrijzing &woonplaats
Invloed vergrijzing op de kwaliteit van de zorg
meer aandacht voor de zorg effectiever en efficiënter werken kwaliteit van zorg zal teruglopen werkdruk zorgmedewerkers zal toenemen geen mening
Woonachtig in Utrecht Arnhem Gemiddeld 8,4% 12,2% 10,4% 7,4%
15,3%
11,4%
30,5%
28,6%
29,5%
52,6%
42,9%
47,7%
1,1%
1,0%
1,0%
26
4.3 Kosten van de zorg Als derde subonderzoeksvraag wilden wij weten hoe de respondenten aankeken tegen de kosten van de ouderenzorg. Allereerst hebben we hiervoor de respondenten gevraagd of zij bekend waren met de maatregelen die de overheid voor in petto heeft voor de zorg in de toekomst. 31% van de respondenten gaf aan op de hoogte te zijn van de maatregelen. Het percentage van respondenten dat aangeeft de maatregelen te kennen neemt significant toe wanneer men ouder is. Uit de tabel is dit ook al enigszins af te lezen. Van de jongste leeftijdscategorie respondenten geeft 12% aan de maatregelen te kennen. Van de twee oudste leeftijdscategorieën, vanaf 51 jaar, zegt 45% van de maatregelen op te hoogte te zijn.
Kennis over de maatregelen & woonplaats *
Kennis over de maatregelen
ja nee geen mening
Woonachtig in Utrecht Arnhem 34% 29% 65% 69% 1% 2%
Gemiddeld 31% 67% 1%
Kennis over de maatregelen & leeftijd *
Kennis over de maatregelen
ja nee geen mening
15<21 21<36 12% 24% 88% 72% 0% 4%
Leeftijd 36<51 51<65 31% 45% 69% 52% 0% 2%
65 + Gemiddeld 45% 31% 55% 67% 0% 1%
Pearson Chi-Square Tests *
Kennis over de maatregelen
Chi-square
Leeftijd 20,460
df Significant
8 0,009
Cramer’s V * Value Nominal by Nominal Phi Cramer's V N of Valid Cases
0,307
Approx. Sig. 0,009
0,217
0,009
217
In tegenstelling tot de bekendheid met de maatregelenvoor de ouderenzorg per woonplaats, is er bij de bekendheid van de maatregelen per leeftijdscategorie wel een significante samenhang te vinden. Deze samenhang is echter zwak (Cramer‟s V 0.217). 27
Overheid, privatisering of combineren & woonplaats *
privatisering vs overheid
overheid private instelling combinatie geen mening
Woonachtig in Utrecht Arnhem 37,7% 36,7% 4,7% 6,4% 56,6% 0,9%
54,1% 2,8%
Gemiddeld 37,2% 5,6% 55,3% 1,9%
De meeste respondenten vinden dat de verantwoordelijkheid van de zorg niet volledig in handen gelegd kan worden van private zorginstellingen. Gemiddeld 55.3% van de respondenten uit beide steden vindt dat deze verantwoordelijkheid een combinatie moet zijn tussen de overheid en de private zorginstellingen. De overige 37.2% van de respondenten vind dat de verantwoordelijkheid van de ouderenzorg volledig in handen moet zijn van de overheid.
Overheid, privatisering of combineren & leeftijd *
leeftijd
15<21 21<36 36<51 51<65 65 +
overheid 13% 15% 15% 28% 30%
privatisering vs overheid private instelling combinatie 25% 23% 17% 29% 17% 22% 25% 13% 17% 13%
geen mening 25% 0% 25% 25% 25%
Chi-Square Tests *
Pearson ChiSquare Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 22,362
df 12
Asymp. Sig. (2-sided) 0,034
23,354
12
0,025
15,003
1
0,000
215
Cramer’s V *
Value Nominal by Nominal Phi Cramer's V N of Valid Cases
0,323 0,186 215
Approx. Sig. ,034 ,034
28
In tegenstelling tot de mening omtrent de privatisering van de ouderenzorg per woonplaats, is er bij de respondenten gesorteerd op leeftijdscategorie wel een significante samenhang te vinden. Deze samenhang is echter zwak (Cramer‟s V 0.186).
Transparantie van zorginstellingen & woonplaats Woonachtig in „De instellingskwaliteit helemaal mee moet openbaar oneens worden gemaakt‟ oneens
Utrecht 1,0%
Arnhem Gemiddeld 2,7% 1,9%
3,8%
5,4%
4,6%
eens
51,4%
56,8%
54,2%
helemaal mee eens geen mening
41,0%
32,4%
36,6%
2,9%
2,7%
2,8%
Over deze stelling waren de meeste respondenten het eens. In totaal 90.8% van de ondervraagden was het er mee eens dat de kwaliteit van de instellingen openbaar gemaakt moest worden. Van deze 90.8% was 36.6% het hier “helemaal mee eens”. Wanneer we kijken naar de verschillen tussen de steden zijn deze wederom minimaal.
Ouderenzorg is meer dan een kostenpost & woonplaats
„Ouderenzorg is meer dan een kostenpost‟
helemaal mee oneens oneens
Woonachtig in Utrecht Arnhem Gemiddeld 1% 2% 1% 2%
3%
2%
eens
50%
44%
47%
helemaal mee eens geen mening
40%
46%
43%
7%
5%
6%
Ook bij deze stelling was er een eenduidig beeld. Respondenten uit beide steden waren het er mee eens dat ouderenzorg meer is dan alleen een kostenpost. Gemiddeld was 47% het eens met de stelling en 43% was het helemaal eens met de stelling.
29
Hogere premie voor ongezonde levensstijl & woonplaats
„Mensen die een ongezonde leefstijl hebben moeten meer betalen‟
helemaal mee oneens oneens eens helemaal mee eens geen mening
woonachtig in Utrecht Arnhem Gemiddeld 15,2% 10,9% 13,0% 26,7% 34,3% 19,0%
31,8% 37,3% 14,5%
29,3% 35,8% 16,7%
4,8%
5,5%
5,1%
De derde en laatste stelling omtrent de kosten voor de zorg is: „mensen met een ongezonde leefstijl moeten meer premie betalen‟. In Arnhem is men iets voorzichtiger met het doen van uitspraken omtrent deze stelling. Maar wanneer we eens en helemaal mee eens bij elkaar optellen is er in beide steden een kleine meerderheid voor deze stelling; Utrecht 53.3% en Arnhem 51.8%.
30
4.4 De kwaliteit van de medewerkers in de ouderenzorg Uit de onderstaande tabel blijkt dat de meeste respondenten tijd en aandacht (62,7%) voor de mensen belangrijker vind dan verstand van zaken (34.9%) van de zorgmedewerkers.
Wat wordt er verwacht van de zorgmedewerkers & woonplaats
Utrecht Wat wordt er volgens u verwacht van zorgmedewerkers
verstand van zaken tijd en aandacht geen mening
Woonachtig in Arnhem Gemiddeld
30,1%
39,4%
34,9%
68,9%
56,9%
62,7%
1,0%
3,7%
2,4%
Uit de resultaten kan worden geconcludeerd dat zowel Utrecht als Arnhem de kernwaarde „verstand van zaken‟ als voldoende beoordelen, met een gemiddelde van 42,1% en maar liefst 20,8% beoordeelde het als goed. Uit de resultaten blijkt echter dat de kernwaarde „tijd en aandacht‟ met een onvoldoende wordt beoordeeld, namelijk 53,2% en zelfs 10,6% geeft aan het slecht te vinden.
Beoordeling kwaliteit van de kernwaarden & woonplaats Woonachtig in Utrecht Verstand van zaken
Tijd en aandacht
slecht
Arnhem
Gemiddeld
1,9%
4,5%
3,2%
onvoldoende
29,2%
15,5%
22,2%
voldoende
40,6%
43,6%
42,1%
goed
17,0%
24,5%
20,8%
geen mening
11,3%
11,8%
11,6%
slecht
14,3%
7,2%
10,6%
onvoldoende
50,5%
55,9%
53,2%
voldoende
22,9%
16,2%
19,4%
goed
6,7%
12,6%
9,7%
geen mening
5,7%
8,1%
6,9%
31
Verstand van zaken slecht leeftijd 15<21 21<36 36<51 51<65 65 + Total
onvoldoende voldoende 0 9 18 0 3 1 3 7
5 12 8 14 48
goed 13
geen mening 1
Total 41
14 6 4 8 45
5 5 6 8 25
50 42 41 42 216
26 16 22 9 91
Chi-Square Tests * Value 32,814
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
16
Asymp. Sig. (2sided) 0,008
16 1
0,002 0,439
df
37,355 0,598 216
Cramer’s V * Value Nominal by Nominal N of Valid Cases
Phi
0,390
Approx. Sig. 0,008
Cramer's V
0,195
0,008
216
In tegenstelling tot de mening over de kwaliteit van verstand van zaken per woonplaats, is er bij de beoordeling per leeftijdscategorie wel een significante samenhang te vinden. Deze samenhang is echter zwak (Cramer‟s V 0.195).
32
Een andere factor die invloed kan hebben op de kwaliteit van de medewerkers in de zorg is hoe hard zij moeten werken. Daarom hebben we aan de respondenten gevraagd of zij vinden dat de zorgmedewerkers hard moeten werken. Uit de resultaten blijkt dat het overgrote gedeelte van Utrecht & Arnhem vind dat mensen in de zorg hard moeten werken (91,2%). Van de twee steden is de helft van de respondenten het eens met deze stelling en maar liefst 41,2% is het er helemaal mee eens.
Zorgmedewerkers werken hard & woonplaats
„mensen die in de zorg werkzaam zijn moeten hard werken‟
helemaal mee oneens oneens eens helemaal mee eens geen mening
Woonachtig in Utrecht Arnhem Gemiddeld 1,0% 1,8% 1,4% 4,8% 49,5% 41,9%
3,6% 50,5% 40,5%
4,2% 50,0% 41,2%
2,9%
3,6%
3,2%
Het opleidingsniveau kan een indicatie zijn voor de kwaliteit van de zorgmedewerkers. Daarom hebben wij de mensen uit Utrecht en Arnhem de volgende stelling voorgelegd: „Iedereen die in de zorg werkt moet minimaal een mbo-diploma hebben‟. Uit de resultaten blijkt dat meer dan de helft van de respondenten (55,3%) het eens is met de stelling. Daar staat wel een groep tegenover (40,9%) die het duidelijk niet eens is met de stelling.
Minimaal mbo opleidingsniveau & woonplaats
„zorgmedewerker minimaal mbo geschoold‟
helemaal mee oneens oneens eens helemaal mee eens geen mening
Woonachtig in Utrecht Arnhem Gemiddeld 1,9% 6,4% 4,2% 34,3% 40,0% 20,0%
39,1% 34,5% 16,4%
36,7% 37,2% 18,1%
3,8%
3,6%
3,7%
33
4.5 Bereidheid tot zorg Uit de gegevens kan worden opgemaakt dat 78% van de respondenten denkt dat de naaste familie voor hen zou willen zorgen als dat nodig zou zijn. Er is geen groot verschil tussen de steden Utrecht (82%) en Arnhem (75%).
Zorgen voor naaste familie & woonplaats
Denkt u dat uw naasten familie voor u zou willen zorgen als dat nodig zou zijn
ja nee geen mening
Woonachtig in Utrecht Arnhem 82% 75% 9% 14% 10% 12%
Gemiddeld 78% 11% 11%
57% van de respondenten verkiest het zelf verzorgen van hun naasten boven het laten verzorgen in een zorginstelling. De respondenten in Utrecht geeft met 61% aan meer bereid te zijn om zelf voor hun naasten te zorgen dan de respondenten in Arnhem (53%).
Zelf verzorgen verkiezen boven zorginstelling & woonplaats
Zou u voor uw naasten ja zorgen nee geen mening
Woonachtig in Utrecht Arnhem 61% 53% 30% 38% 10% 9%
Gemiddeld 57% 34% 9%
Van de respondenten is 46% bereid om zijn of haar ouders in huis te nemen. 37% van de respondenten geeft aan dat zij niet bereid zijn om hun ouders in huis te nemen en 17% heeft geen mening over deze kwestie.
Bereid om ouders in huis te nemen & woonplaats
Zou u bereid zijn uw ja ouders in huis te nemen nee geen mening
Woonachtig in Utrecht Arnhem 45% 48% 37% 37% 18% 15%
Gemiddeld 46% 37% 17%
34
De eerste twee leeftijdscategorieën, 15-20 jaar en 21-35 jaar, hebben wij gevraagd of zij zelf in de zorg zouden willen werken. Uit de resultaten van die respondenten blijkt dat 67% niet in de zorg wil werken. Slechts 22% zou wel in de zorg willen werken.
Zelf in de zorg willen werken & woonplaats
Zelf willen werken in de ja zorg nee geen mening
Woonachtig in Utrecht Arnhem Gemiddeld 19% 25% 22% 72% 63% 67% 9% 13% 11%
Het merendeel (77%) van de respondenten vindt dat mantelzorg door de overheid fiscaal beloond zou moeten worden.
Mantelzorg zou fiscaal beloond moeten worden door de overheid & woonplaats
„Mantelzorg moet fiscaal beloond worden‟
helemaal mee oneens oneens eens helemaal mee eens geen mening
Woonachtig in Utrecht Arnhem Gemiddeld 1% 1% 1% 13% 65% 16%
20% 59% 14%
17% 62% 15%
5%
6%
6%
35
5. Conclusies In dit hoofdstuk zullen wij een conclusie en discussie geven met betrekking tot het onderzoek. Deelvraag 1: ‘Welk beeld hebben Nederlanders over de kwaliteit van de ouderenzorg in Nederland?’ Het zorgbeleid wordt in Nederland niet alleen door de overheid bepaald; de zorginstellingen hebben hier zelf ook inspraak in. Dit betekent dat niet elke zorginstelling op dezelfde wijze geleid wordt. Op de vraag of de beleidsmakers zelf ook werkervaring in de zorg moeten hebben, wordt door bijna alle respondenten positief gereageerd. Men verwacht dat in de toekomst, door toename van het aantal patiënten, de werkdruk van de zorgmedewerkers toe zal nemen. Daarnaast is er een grote groep die denkt dat de kwaliteit van de zorg zal teruglopen. Een mogelijke wijze om kwaliteit te bewaken in de zorg is het inzichtelijk maken van hoe instellingen functioneren. Op de vraag of daar iets aan gedaan moet worden, wordt door een grote groep mensen instemmend geantwoord. Dit geeft aan dat mensen behoefte hebben aan duidelijkheid over hoe het er in de zorg momenteel aan toe gaat. Deelvraag 2: ‘Welk beeld hebben Nederlanders over de kosten van de ouderenzorg in Nederland?’ In het Kunduz- akkoord zijn veel bezuinigingen op de zorg opgenomen. Desondanks leeft dit niet bij de respondenten: tweederde is hiervan niet of onvoldoende op de hoogte. een kanttekening hierbij is dat er is een significant verband is gevonden tussen leeftijd en bekendheid met de maatregelen: hoe ouder men wordt, hoe meer men met de maatregelen bekend is. Desondanks is de groep die de maatregelen kent, kleiner dan de groep die er niet bekend mee is. Een poging van de overheid om de zorg betaalbaar te houden en niet als een te grote last op de begroting te drukken is het privatiseren van de zorg. Er is onder de respondenten een aanzienlijk aantal mensen dat zegt dat de zorg in combinatie met de overheid door private bedrijven gedaan kan worden. Slechts een kleine groep vindt dat de zorg compleet uit handen van de overheid kan worden genomen. Dan is er nog een aanzienlijke groep die vindt dat de zorg een zaak voor de overheid alleen is. Wanneer men op de stelling over een aan levensstijl gekoppeld premiestelsel voor gezondheidszorg moet reageren, is een kleine meerderheid het hiermee eens. Zij vinden dus dat mensen die ongezond leven, meer moeten betalen. Het beeld is dat mensen die ongezond leven duurder zijn voor de gezondheidzorg. Een stelling die door bijna iedereen hetzelfde werd beantwoord is de stelling: “ouderenzorg is meer dan alleen een kostenpost.” Van de groep mensen die het hiermee eens was, was ongeveer de helft het er helemaal mee eens. Dat betekent dat mensen de zorg meer dan alleen een kostenpost vinden en dat het zo ook behandeld moet worden. Deelvraag 3: „Welk beeld hebben Nederlanders over de kwaliteit van de medewerkers in de ouderenzorg in Nederland?’ Als we terugkijken op onze bevindingen op het gebied van kwaliteit van zorgmedewerkers zien we duidelijk een negatieve tendens. De kernwaarde die het belangrijkst geacht wordt in de ogen van beide steden („tijd en aandacht‟) wordt in de ogen van de inwoners van Utrecht en Arnhem als onvoldoende beoordeeld. Dit is in lijn met het beeld dat leeft onder bevolking over hoe hard de zorgmedewerkers moeten werken. Een oplossing om de werkdruk te verlichten zou het aannemen van personeel zonder mbo-diploma kunnen zijn. Deze oplossing zou door meer dan de helft van de inwoners niet als een probleem ervaren worden. Toch zou er ook veel tegenstand tegen zijn.
36
Deelvraag 4: ‘Hoe is het gesteld met de bereidheid tot zorg onder Nederlanders?’ Zoals eerder aangehaald denkt men dat de werkdruk zal toenemen in de toekomst. Zorgt dit er dan ook voor dat mensen meer bereid zijn tot het zelf geven van zorg? Voor mensen is er een verschil tussen wie men moet verzorgen. Er bestaat een verschil tussen het aantal mensen dat in de zorg wil werken en de groep die voor zijn of haar naasten wil zorgen. Daarnaast is de groep die zijn ouders in huis wil nemen ook groter dan de groep die bereid is om in de zorg te gaan werken. Hier aan is af te lezen dat mensen wel onderscheid maken tussen het zorgen voor naasten en het zorgen voor onbekenden. Daarnaast is een meerderheid van de ondervraagde bevolking het erover eens dat mantelzorg op een bepaalde manier financieel beloond moet worden. Tot slot de hoofdvraag. Welk beeld hebben Nederlanders over de ouderenzorg?
De respondenten hebben aangegeven dat ze de medische zorg de belangrijkste vorm van zorg vinden. Dit is door meer dan de helft van de respondenten gekozen. Daarnaast wordt zorg over het algemeen als positief beoordeeld. Er is wel een grote groep die een negatieve algemene houding t.o.v. de zorg heeft. Als je kijkt naar de antwoorden op andere vragen in de deelvragen, blijkt dat er weinig bereidheid is om zelf iets aan de situatie te veranderen. De wil van mensen om zelf in de zorg te werken, ontbreekt of is zeer gering. De enige mensen voor wie veel respondenten zouden willen zorgen zijn hun naasten en dan met name de ouders. De respondenten vinden momenteel de zorg op het gebied van tijd en aandacht te kort schieten. Verstand van zaken wordt wel als voldoende beoordeeld. De negatieve houding richting de tijd en aandacht rijmt met het idee dat er een hoge werkdruk heerst onder zorgmedewerkers. Mensen verwachten ook dat dit alleen maar toe zal nemen.
37
6. Discussie en aanbevelingen 6.1 Discussie Met dit onderzoek is inzicht verkregen in het begrip ouderenzorg en de factoren die daar van invloed op zijn. Daarmee is de doelstelling van ons behaald. Maar er zijn wel kanttekeningen te plaatsen. Dit is een onderzoek dat niet eerder is gedaan in Nederland. Niet eerder was er onderzoek gedaan naar het beeld dat de samenleving had over ouderenzorg. Natuurlijk was er wel onderzoek gedaan naar de kwaliteit van ouderenzorg, de kosten van ouderenzorg en de kwaliteit van de medewerkers in de ouderenzorg. Die onderzoeken hebben ons ook geholpen bij het beantwoorden van onze hoofdvraag. Ook valt er een kanttekening te plaatsen bij de steden waarin wij onderzoek hebben gedaan. Er is nu alleen gekozen voor de steden Arnhem en Utrecht. Daardoor is dit onderzoek niet compleet generaliseerbaar, omdat het onderzoek slechts heeft plaatsgevonden in twee steden. Om het meer generaliseerbaar te maken, moet het onderzoek ook nog in minimaal twee dorpen gedaan worden, waarbij het ene dorp een relatief jonge bevolking is en het andere dorp relatief grijs is. Dat gedeelte staat nog wel op planning en zal ook meegenomen worden bij de uiteindelijke resultaten. Tijdens dit onderzoek zijn wij erachter gekomen dat het vrij moeilijk was om de „allochtone‟ Nederlanders te bereiken. Het bleek nogal lastig om allochtonen bereid te krijgen om mee te willen werken aan onze enquête. Wij hebben sterk de indruk gekregen dat de taalbarrière hét grote probleem was. Voor een eventueel vervolgonderzoek is het wellicht een punt waar serieus naar gekeken kan worden. Misschien door een onderzoeksgroep samen te stellen waarin verschillende culturen vertegenwoordigd zijn, zodat de taalbarrière wellicht niet langer een probleem hoeft te zijn. Als laatste discussiepunt voeren wij aan dat er in de resultaten die wij uit het onderzoek hebben verkregen weinig verbanden schuilen. Het gaat hierbij met name om significante verbanden. De verbanden die wij bij de resultaten hebben geconstateerd, zijn allemaal zwakke verbanden. Wij denken dat dit te maken heeft met het aantal respondenten in de verschillende leeftijdscategorieën. Als het onderzoek uitgezet zou worden over een groter aantal respondenten denken wij dat de significante verbanden sterker zullen zijn en dat er minder uitkomsten berusten op toeval.
38
6.2 Aanbevelingen Een oplossing om de kwaliteit van de zorg in Nederland te waarborgen zou ketenzorg zijn. Ketenzorg is een samenhangend geheel van zorginspanningen dat door verschillende zorgaanbieders onder een herkenbare regiefunctie wordt geleverd, waarbij het cliëntproces centraal staat. De cliënt staat centraal en de zorg wordt ingericht op basis van geldende richtlijnen en standaarden, zodat de juiste zorg op de juiste plaats door de juiste persoon wordt geleverd (Kroon). In de ketenzorg worden de landelijke richtlijnen van beroepsgroepen nageleefd. In situaties waarbij meerdere zorgverleners betrokken zijn, wordt één medische eindverantwoordelijke aangewezen. Dit kan de huisarts, de specialist ouderengeneeskunde, een GGZ-arts/geriater, verpleegkundig specialist of een medisch specialist zijn. Deze hoofdbehandelaar is inhoudelijk verantwoordelijk. Daarnaast wordt er één coördinator aangewezen. Deze coördinator heeft een belangrijke verantwoordelijk als het gaat om coördineren van de zorguitvoering, afstemming en samenwerking. Dit kan een verpleegkundige of een eerste verantwoordelijk verzorgende zijn (Vos, 2012). Een tweede aanbeveling zou buurtzorg zijn. Bij buurtzorg draait het om zorgverlening waarbij wordt gestreven naar betere oplossingen voor de cliënt. Door de zorgverlening volledig door hoog opgeleide wijkverpleegkundigen en wijkziekenverzorgenden in kleine autonome 'buurtzorgteams' in te laten vullen wordt het oplossend vermogen en de professionaliteit van medewerkers ten volle benut. Hierdoor blijft de kwaliteit van de medewerkers in de zorg hoog. De buurtzorgteams worden ondersteund door een landelijke organisatie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van moderne ICTtoepassingen waardoor de administratieve kosten tot een minimum worden beperkt. De kosten van management en overhead worden zo beperkt mogelijk gehouden. Kortom: betere zorg tegen lagere kosten; een aantrekkelijk perspectief voor cliënt, professional en verzekeraar. Daarnaast zal het de kwaliteit van de zorg ten goede komen, want de effectiviteit van de zorg staat immers centraal. Er wordt niet meer zorg geleverd dan nodig en ook niet langer dan nodig is. Om het verzorgen van naasten te bevorderen en de ouderenzorg te ontlasten zou het een idee zijn om mantelzorg te belonen. Meer dan de helft van de respondenten heeft aangegeven dat ze van mening zijn dat mensen die naasten verzorgen financieel beloond zouden moeten worden. Dit gecombineerd met gebrek aan intentie tot het verzorgen van mensen zou mensen die nu nog twijfelen motiveren hier toch tijd in te gaan steken.
39
Literatuur Berg Jeths, A van den., Timmermans, J.M., Hoeymans, N., Woittiez, I.B. (2004). Ouderen nu en in de toekomst gezondheid, verpleging en verzorging 2000 – 2020. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Bilthoven. Baarda, D. en Goede, D.M. de (2006). Basisboek Methoden en Technieken: Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwantitatief onderzoek. Groningen: Wolters-Noordhoff. Baart, A.J. (2010). De gevoelstemperatuur van goede zorg, over zorgkwaliteit die zich nog onvoldoende. Lezing voor stuurgroep en projectgroep kwaliteitskader VVT 29 okt 2010. Bakas, A. (2011). Zorg moet en kan 70% goedkoper! http://www.bakas.nl/2011/06/06/zorgmoet-en-kan-70-goedkoper/ Beerenschot, L. en Geest, L. van der, (2012). Integrale zorg in de buurt. Nyfer, Utrecht. http://www.nyfer.nl/documents/integralezorgindebuurtsamenvatting.pdf Bleichrodt, H. en Beaufort, I. de (2010). De buren verklikken als ze weer vet barbecuen? http://vorige.nrc.nl/opinie/article2478272.ece Centraal Bureau Statistiek (2010). Groei van de uitgaven aan zorg blijft hoog. http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/F5F32F89-F844-45DF-8A7C-B376666544C5/0/pb10n039.pdf CBZ (2005). Monitoring gebouwkwaliteit in de verpleging en verzorging 2005. Utrecht: College bouw ziekenhuisvoorzieningen. Delnoij, D. (2009). Zicht op kwaliteit. Transparantie in de zorg vanuit patiëntenperspectief. Universiteit van Tilburg. Hart, '. H., Boeije, H., en Hox, J. (2005). Onderzoeksmethoden. Den Haag: Boom onderwijs. Heuvel van den, W. (1997) policy towards the eldery: twenty-five years of dutch experience. Journal of aging studies, Vol 11 nr 3. Hoogerheide, H. en Jongh, A. de (2011). Wie zorgt er straks voor mij. http://www.wiezorgterstraksvoormij.nl/index.php Hoogerheide, H. en Jongh, A. de (2010). Zo hou je ouderenzorg betaalbaar. Zorg en Welzijn: Platform voor sociale professionals. http://www.zorgwelzijn.nl/web/Meningen/Opinie/Opiniepagina/Zo-hou-je-ouderenzorgbetaalbaar.htm Huisman, C. en Wissen, L. van (2000). Vergrijzing in de regio. Demos, jrg. 16, nr. 7, p. 5556. Kwaliteitswet Zorginstellingen (1996). http://wetten.overheid.nl/BWBR0007850/geldigheidsdatum_16-05-2012 Nederlandse Zorgautoriteit (2009). Visiedocument transparantie: helderheid over transparantie. http://www.nza.nl/104107/10057/Visiedoc_transparantie.pdf Pijpen. J, van (2005). Zorgen voor kwaliteit. ABVAKABO FNV. http://www.abvakabofnv.nl/PDF/downloads/brochures-sector-zorg/192973/.pdf 40
Toekomstige ouderenzorg; kernwaarden, opbrengsten en perspectief. De visie van CSO, NFU en ZonMw. Januari 2012. http://www.ouderenorganisaties.nl/ Vos, P. (2012). Kwaliteitsdocument. Verpleging, verzorging en Zorg Thuis. De Inspectie voor de Gezondheidszorg. http://igz.nl/Images/Kwalitetsdocument%20VVT%202012_tcm294-329148.pdf Vroom, V.A.J.M. (2003). Toekomstige ouderenzorg. De vraag aan bod of vangt de oudere bot? Stichting ZuidOostZorg Verpleeg- en reactiveringscentrum Bertilla, Drachten. VWS, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2003). Plan van aanpak. Visie op vergrijzing en het integrale ouderenbeleid. Den Haag. http://www.nationaalkompas.nl/preventie/gericht-op-doelgroepen/ouderen/wie-behoort-tot-dedoelgroep-ouderen/b www.wemos.nl, Structurele verbetering van gezondheid, (2004) http://www.wemos.nl/nl-NL/Content.aspx?type=Themas&id=1514 Westert, G.P. en Verkleij, H. (2006). Zorgbalans. De prestaties van de Nederlandse gezondheidszorg in 2004. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2006). De verzorgingsstaat herwogen. Over verzorgen, verzekeren, verheffen en verbinden. Amsterdam University Press, Amsterdam.
41
Bijlage A Wij (Barry van Ede, Jorrit Harder, Michael Schuur, Paulien Jansen en Adriaan de Heer) zijn studenten aan de Hogeschool Utrecht en doen, in opdracht van brancheorganisatie Actiz, onderzoek naar het beeld van de langdurige zorg, ook wel ‘ouderenzorg’ in Nederland. Hiertoe hebben wij een vragenlijst opgesteld die de mening van respondenten meet op drie deelgebieden, te weten: algemeen beeld over de zorg, kwaliteit van de zorg, kostenbeeld en bereidheid tot zorg. Op basis van dit onderzoek wordt verslag uitgebracht aan het Ministerie van Volksgezondheid. Het meewerken aan dit onderzoek is vrijblijvend en neemt slechts een paar minuten in beslag. Voelt u zich vrij om, indien u vragen heeft, deze aan ons te stellen. De verkregen gegevens worden uiteraard volledig anoniem verwerkt. Wij willen u graag hartelijk danken voor uw medewerking! ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------1. 2. 3. 4.
In welke stad woont u? Bent u werkzaam in de zorg? Geslacht In welke leeftijdscategorie valt u? 15-20
21-35
Utrecht Ja M
/ / /
36-50
Arnhem Nee V 51-65
>65
5. Wat is uw hoogst afgeronde opleiding? Basis
VMBO MAVO
HAVO
VWO
MBO
HBO
Atheneum
MTS
HTS
WO
Algemeen beeld 6. Waar denkt u aan bij ‘ouderenzorg’? (meerdere antwoorden mogelijk) Verpleging Verzorgingshuis Thuiszorg
Aanleunwoningen ‘Tafeltje-dek-je’ Maatschappelijke ondersteuning
Mantelzorg Palliatieve zorg Bejaardenhuis
Anders, nl:…………………………………………………………………………………… (Volgend introducerend stukje tekst alleen prijsgeven indien ondervraagde geen goed beeld heeft van ouderenzorg) Onder de ouderenzorg in Nederland valt onder andere verpleging, Tafeltje-dek-je, verzorgingshuizen, maatschappelijke ondersteuning, thuiszorg, mantelzorg, aanleunwoningen en palliatieve zorg. Heeft u zo een duidelijk(er) beeld ? 7. Heeft iemand in uw directe omgeving wel eens gebruik gemaakt van een van deze diensten?
42
Grootouder Vrienden
Ouder Kennissen
Broer/zus Geen
Oom/Tante Partner
Collega
Anders, nl:…………………………………………………………………………………………………………… 8. Welke zorg is naar uw mening het belangrijkst in de ouderenzorg? Zet de volgende soorten zorg in de juiste volgorde van belangrijk (1) naar minder belangrijk (3) Medische zorg Sociale zorg Helpen aankleden, wassen, opstaan etc.
Geen mening
9. Wat wordt naar uw mening vooral verwacht van zorgmedewerkers? Maak uw keuze. Verstand van zaken Tijd en aandacht
Geen mening
9b. Hoe is het naar uw mening in het algemeen gesteld met de kwaliteit van deze zorg? (Verstand van zaken) Slecht
Onvoldoende
Voldoende
Goed
Geen mening
Voldoende
Goed
Geen mening
(Tijd en aandacht) Slecht
Onvoldoende
10. Is ouderenzorg een zaak van de overheid of kan die verantwoordelijkheid in handen gelegd worden van private zorginstellingen, zoals fysiotherapie- praktijken, sportscholen, apotheken etc.? Overheid
Private instellingen
Combinatie
Geen mening
Kwaliteit van de zorg 11. Er zijn al veel ouderen en er komen er nog meer bij. Wat is de meest waarschijnlijke invloed die dat zal hebben op de zorg in de toekomst? Er komt meer aandacht voor de zorg Er wordt effectiever en efficiënter gewerkt De kwaliteit van de zorg zal teruglopen De werkdruk van de zorgmedewerkers zal sterk toenemen Geen mening
43
Algemeen beeld over de kosten 12. Kent u de maatregelen die de overheid in petto heeft voor de ouderenzorg? Ja
Nee
12b. Zo ja, wat vindt u daar van? Helemaal oneens
Oneens
Eens
Helemaal mee eens
Geen mening
13.Wat is uw algemene houding t.o.v. de zorg momenteel? zeer negatief
negatief
positief
zeer positief
Geen mening
Bereidheid tot zorg 14.Denkt u dat uw naaste familie voor u zou willen zorgen als dat nodig zou zijn? Ja
Nee
Geen mening
15.Zou u het verzorgen van uw naaste familie verkiezen boven het laten verzorgen in een zorginstelling? Ja
Nee
Geen mening
16.Zou u bereid zijn uw ouders in huis te nemen? Ja
Nee
Geen mening
In geval jeugd: 17.Zou je zelf in de zorg willen werken? Ja
Nee
Geen mening
44
Stellingen: 18.‘Mensen die in de zorg werkzaam zijn moeten hard werken’ Helemaal mee oneens
Oneens
Eens
Helemaal mee eens
Geen mening
19.‘Iedereen die in de zorg werkt moet minimaal een MBO- diploma hebben’ Helemaal mee oneens
Oneens
Eens
Helemaal mee eens
Geen mening
20.‘Een manager in de top van een zorgorganisatie moet zelf in de zorg gewerkt hebben’ Helemaal mee oneens
Oneens
Eens
Helemaal mee eens
Geen mening
21.‘Ouderenzorg is meer dan alleen een kostenpost’ Helemaal mee oneens
Oneens
Eens
Helemaal mee eens
Geen mening
22.‘Mensen met een ongezonde leefstijl zouden meer premie moeten betalen’ Helemaal mee oneens
Oneens
Eens
Helemaal mee eens
Geen mening
23.‘Mensen die zorgen voor hun naasten zouden door de overheid financieel beloond moeten worden.’ Helemaal mee oneens
Oneens
Eens
Helemaal mee eens
Geen mening
24.’Er zou elk jaar een lijst moeten verschijnen van alle zorginstellingen waarin te zien is hoe die zorginstelling functioneert’ Helemaal mee oneens
Oneens
Eens
Helemaal mee eens
Geen mening
25.Is er iets in deze enquête niet aan bod gekomen, dat wel relevant is voor uw beeld van de ouderenzorg? ………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… 26.Wilt u de resultaten van dit onderzoek via de mail ontvangen? Email adres:…………………………………………………………………………………………………… Wij danken u hartelijk voor uw deelname. Informatie over de resultaten van het onderzoek zal, indien u heeft aangegeven hier prijs op te stellen, binnen drie weken worden verschaft. Als u in contact wilt treden met de onderzoekers is dit mogelijk via mailadres
[email protected].
45
Maatregelen Kunduz-akkoord zorg: De rollator verdwijnt uit het basispakket, net als verbandmiddelen. Voor gehoortoestellen moet een eigen bijdrage van 25 procent worden betaald. Wie in een instelling verblijft voor specialistische medische zorg, moet ook een eigen bijdrage gaan betalen. Er komt eigen bijdrage per 'ligdag', van 7,50 euro. Dat is voor eten en drinken, omdat je thuis ook zou eten en drinken. Op de AWBZ veranderen ook een aantal dingen: de vermogenstoets gaat omhoog van 8 naar 12 procent. Wie minder zorg nodig heeft, wordt eerder thuis verzorgd dan in een instelling. Dat levert 120 miljoen op. Er komt 100 miljoen euro extra voor preventie en palliatieve zorg.
46