OSR OPRECHT IS EEN UITGAVE VAN OSR JURIDISCHE OPLEIDINGEN
|
NUMMER
7
OSROPRECHT
ETHI E K Strafrecht vs. journalistiek
Zie de mens
Integriteit als vaardigheid
Ethiek en praktijk
Voorrecht Carla Leentjens
Ethiek Voor u ligt een Oprecht die geheel in het teken staat van ethiek in de juridische praktijk. Maar wat is ‘ethiek’ nou precies? Volgens de dikke Van Dale betekent ethiek: ‘de praktische wijsbegeerte die handelt over de zedelijke begrippen en gedragingen, over wat goed en kwaad is’.Veel belangrijker is natuurlijk: Wat betekent dit begrip voor u? En hoe geeft u daaraan invulling in uw dagelijkse praktijkuitoefening? Misschien klinkt dit u vaag in de oren. De interessante verhalen van iedereen die in deze Oprecht aan het woord komt, bewijzen het tegendeel. Het thema leeft! Oók in de rechtspraktijk. Beslissingen en handelingen van juridische professionals hebben vaak grote maatschappelijke impact. Het is dan ook niet vreemd dat zij zo nu en dan worstelen met ethische dilemma’s. Deze ethische dilemma’s en de visie op ethiek verschillen niet alleen per rechtsgebied, maar ook per persoon. Denk hierbij bijvoorbeeld aan vraagstukken die te maken hebben met het houden van kinderen in vreemdelingenbewaring, het lekken van informatie over strafzaken naar de pers of het dragen van verantwoordelijkheid voor psychiatrische patiënten. Dit zijn slechts een paar willekeurig gekozen voorbeelden uit deze nieuwe Oprecht. Ik hoop dat het lezen van de diverse stukken u inspireert tot het houden van een open dialoog met uw collega’s in uw eigen praktijk over ethiek en ethisch verantwoord handelen. Veel leesplezier! mr. Carla Leentjens Opleidingsmanager
[email protected]
colofon OSR OPRECHT verschijnt drie keer per jaar en wordt kosteloos verspreid onder alle relaties van OSR Juridische Opleidingen.Voor opname in het relatiebestand kunt u contact opnemen met de redactie. OSR, drs. Ank van Eekelen, drs. Paulien Otto, Michelle Visser, mr. Carla Leentjens
[email protected], Postbus 19077, 3501 DB Utrecht, 030 - 2 315 314 Opleidingsmanagers OSR: mr. Loes Blokker, mr. Izebrand de Boer, drs. Ank van Eekelen, mr. Paolo Giuseppin, mr. drs. Carolien Kattenpoel Oude Heerink, mr. Carla Leentjens, mr. Nico Mookhoek, mr. Laurens Smets, mr. Irma van Willegen Tekst: OSR; Polemiek, mr. drs. Miek Smilde, Amsterdam Vormgeving: The Image People, Soest Opmaak, productie en mailing: Drukkerij Callenbach, Nijkerk Redactie:
De inhoud van dit magazine en de cursuskrant wordt met de grootste zorg samengesteld.Wijzigingen in cursusdata, prijzen, docenten en dergelijke zijn echter altijd mogelijk. Bij onjuiste adressering zien wij graag de gecorrigeerde adresdrager retour.
o p r e c h t is een uitgave van OSR Juridische Opleidingen
Column Floris Bannier
Ethiek en praktijk Variërend op de Engelse filosofe en ethica Mary Warnock stel ik: Je behoort geen juridisch advies te geven zonder je er de ethische implicaties van te realiseren. Met de rechtspraktijk kan je in je levensonderhoud voorzien; beter nog: zet een lekkere kop op de declaratie en je kunt een duurdere auto kopen of een grotere vakantiereis maken. Wie de praktijk zo benadert, is bezig met geld verdienen. Een algemeen als nuttig en zelfs noodzakelijk ervaren activiteit, maar wie de rechtspraktijk beoefent kan zich hier niet toe beperken. Recht heeft een zware ethische component. Recht is niet gelijk aan ethiek, maar recht zonder ethiek is geen recht. Ethiek is onder meer, wederom Warnock, “having the right feeling at the right time”. Dat right is heel moeilijk te vertalen maar laten we het lezen als datgene wat in de maatschappij algemeen als goed, moreel aanvaardbaar, wordt gezien. De advocaat die, zoals het hoort, een hoge opvatting heeft van redelijkheid en billijkheid, maar die niet toepast als het erop aankomt, handelt niet ethisch.Wie in het recht uitsluitend verkeersregels ziet om het maatschappelijk verkeer in goede banen te leiden of in elk geval chaos te voorkomen, vergeet dat het recht ook normen stelt van hoger orde, die we rechtvaardigheid noemen. Wie zo denkt, is niet met recht bezig. De jurist die zich van de hogere normen bewust is moet zich daar dus
‘Recht is niet gelijk aan ethiek, maar recht zonder ethiek is geen recht.’
Floris Bannier
ook naar gedragen. Denk aan het verband tussen recht en rechtvaardigheid. De jurist die met vlekkeloze toepassing van het BW een wurgcontract opstelt omdat de tegenpartij geen juridische bijstand heeft en ook nog eens de afhankelijke partij is, past misschien de wet toe, niet het recht. Hij vergeet de rechtvaardigheid. Maar als het mij nu niet gaat om het spekken van mijn eigen portemonnee en alleen om het belang van mijn cliënt, werkgever of voor wie ik mijn werk ook verricht? Het is toch goed om me voor de belangen van een ander in te spannen? Er is, ik zei het al, niets mis met geld verdienen en het is (meestal) loffelijk je de belangen van een ander aan te trekken. Maar je moet, als het erop aan komt, ook doen wat right is. O ja, en waarom dan wel? Omdat wij in een maatschappij leven waar rechtvaardigheid een hogere waarde heeft dan onrechtvaardigheid. Omdat die hogere waarde van rechtvaardigheid ten grondslag ligt aan de rechtsstaat, die wij als vorm van onze samenleving wensen. Omdat in die maatschappij rechtvaardigheid vorm krijgt in het recht, onder meer neergelegd in grondrechten, en de handhaving daarvan. Omdat dat recht alleen overeenkomstig zijn inherente rechtvaardigheid kan worden gehandhaafd door juristen die zich van die rechtvaardigheid bewust zijn en die ook nastreven. Kortom, juristen met een gevoel voor right en dat betekent het in acht nemen van ethische beginselen. En wat zou het prachtig zijn als “jurist” als synoniem zou worden beschouwd voor “ethisch handelende professional”!
o p r e c h t 7 pag 3
Strafrecht vs. journalistiek
‘Publiciteit in het strafrecht zelden productief’ ‘Justice must be seen to be done,’ vindt strafrechtadvocaat Gabriël Meijers. Journalisten die met een notitieblokje op schoot de kwaliteit en integriteit van het strafproces controleren, zijn hartelijk welkom. Ter openbare terechtzitting. Zij die te pas en te onpas mobiel bellen en azen op een voorpublicatie uit het strafdossier, krijgen van Meijers zelden meer te horen dan “geen commentaar”. IJdelheid, commercialiteit en de behoefte invloed uit te oefenen op de gang van een strafzaak zijn volgens Gabriël Meijers, advocaat van onder andere de voormalige directeur van de vuurwerkfabriek in Enschede en vastgoedmagnaat Jan-Dirk Paarlberg, de belangrijkste redenen om contact te zoeken met de pers. Dan heeft hij het niet alleen over zijn collega’s die als bekende Nederlander door het leven gaan. ‘Er zijn strafrechtelijke onderzoeken begonnen, omdat de politie informatie lekte. Onderzoeken die er zonder die publiciteit niet waren geweest. Er zijn artikelen geschreven op basis van “bronnen bij politie en justitie” die carrières hebben gebroken en mensen economisch en mentaal te gronde hebben gericht, nog voordat een rechter naar een zaak had gekeken.Tijdens aanhoudingen in het kader van de Clickfondszaak (het meest omvangrijke fraudeonderzoek in Nederland tot nu toe, red.) heeft het OM doelbewust vanaf het allereerste begin de verdenkingen met veel bombarie onder de aandacht van de media gebracht. Diezelfde mensen zijn later vrijgesproken. Ondertussen waren ze door de negatieve publiciteit wel voorgoed beschadigd. Het OM heeft een keurige persrichtlijn, maar leeft die niet na. Ook bij Justitie speelt ijdelheid een rol. Je kunt bepaalde informatie kort en neutraal naar buiten brengen, maar het OM kiest er soms voor gedetailleerd en ondersteund door onware beschuldigingen een beeld te vormen. Ik noem dat een niet integere manier van vervolgen.’ Tegenwicht bieden Meijers boodschap is helder: publiciteit komt cliënten zelden ten goede.Voor de advocaat is dat de voornaamste reden journalisten zo min mogelijk te woord te staan. ‘Het strafrecht is negatief gekleurd en beelden daaromtrent dus ook. De beste zaak is een zaak die niet in de publiciteit komt. Gebeurt dat toch, dan moet je als advocaat soms het ontstane beeld rechttrekken. De vuurwerkzaak bijvoorbeeld lag vanaf het begin op straat. Daarin ging het zó om beeldvorming dat ik wel tegenwicht moest bieden.’ De beslissing om al dan niet in te gaan op het verzoek van journalisten om informatie is in wezen een ethische beslissing, vindt Meijers.Artikel 10 van de gedragsregels biedt daarbij een houvast. Daarin staat onder andere dat een advocaat toestemming van de cliënt moet hebben, een duidelijk verdedigingsbelang moet
Gabriël Meijers
dienen en de belangen van derden moet respecteren. Maar wat dat in de praktijk precies betekent, is een kwestie van moraliteit. ‘Sommige advocaten brengen in het belang van hun cliënt informatie naar buiten ook al weten zij dat op basis daarvan een ander het gevaar loopt te worden vermoord. Anderen zullen bepaalde informatie niet eens aan hun eigen cliënt vertellen, omdat hij dan iemand kan vermoorden of laten vermoorden. Stel je voor dat een advocaat weet dat een cruciale getuige vrij rondloopt zonder wiens getuigenis zijn cliënt vrijwel zeker wordt vrijgesproken. Vertelt hij dat aan zijn cliënt? Dat is een ethisch dilemma.’
Hoe te leven Bij het nemen van dit soort morele beslissingen baseert Meijers zich op de denker Immanuel Kant die hij tijdens zijn studie filosofie leerde doorgronden. Kant hield zich intensief bezig met ethiek en formuleerde de stelregel dat iemand zijn gedrag zou moeten baseren op principes waarvan hij zou willen dat het algemeen geldende wetten waren. Deze categorische imperatief dwingt mensen steeds opnieuw de vraag te stellen hoe te leven. ‘Iemand moet zich bewust zijn van de criteria die hij aanlegt bij het maken van een keuze’, legt Meijers uit. ‘In onze westerse wereld is dat de individuele keuze tussen goed en kwaad.’ Meijers gelooft niet dat je kunt leren hoe te leven. Moraliteit is volgens hem voor een groot deel al van tevoren bepaald, door iemands aard, opvoeding, cultuur en religieuze besef. Hij gelooft evenmin dat elke mens de vrije wil heeft om het goede te doen,
omdat hij daarvoor veel te geconditioneerd is. Het gaat hem erom te streven naar het goede. ‘Iemand moet proberen het goede te doen en idealen hebben. Mijn idealen zijn de mensenrechten in al hun betrekkelijkheid. Een mens dient niet te worden geslagen en dat moeten wij universeel nastreven. Een mens heeft recht op een eerlijk proces. Dat zijn mijn drijfveren en die probeer ik praktisch te vertalen. Door dienstvaardig te zijn aan mijn cliënten en geen vrienden bij te staan. Door te proberen integer een bijdrage te leveren aan een zo eerlijk mogelijk proces en het strafrecht niet tot volksvermaak te degraderen. Het is de poging die telt. Je mag niet liegen, maar als advocaat moet je soms spaarzaam met de waarheid omgaan.Voor de rest komt moraliteit ook neer op gevoel, vrees ik. Je moet een goed gevoel hebben over wat je doet.’
Misdaadverslaggever John van den Heuvel:
‘Ik ben geen dominee’ Dat strafrechtadvocaten bereid zijn “informatie” te delen met journalisten is geen nieuw verschijnsel, zegt John van den Heuvel, misdaadverslaggever van De Telegraaf. Of dat ethisch verantwoord is, interesseert hem niet. ‘Het is niet mijn taak mensen op het rechte pad te brengen. Maar er zijn wel eens dingen in de krant gekomen waarvan ik wist dat de cliënt er niet blij mee zou zijn.’ Hij zal geen strafbare feiten plegen in de uitoefening van zijn vak, hij betaalt niemand om een dossier in handen te krijgen en hij gebruikt geen gestolen materiaal.Voor de rest mag eigenlijk alles, vindt John van den Heuvel, oud-rechercheur van de CID en al zestien jaar misdaadverslaggever. Als iemand met een journalist wil praten, heeft hij altijd een belang, of het nou een doorgewinterde boef is, een officier van justitie of een advocaat. De journalist is zich daarvan bewust en doet er zijn voordeel mee. ‘Ik laat me niet willens en wetens gebruiken. Een journalist moet zelf onderzoek doen om de kans te worden gebruikt zo klein mogelijk te maken. Toen John Mieremet een boekje opendeed over Willem Endstra, wist ik dat hij de vastgoedhandelaar wilde beschadigen, omdat hij nog geld van hem kreeg. En ik realiseerde mij ook dat het interview consequenties kon hebben. Maar wat Mieremet zei (over de verwevenheid van onder- en bovenwereld, red.) was zo’n groot nieuws, dat ik het belang van openbaarheid heb laten prevaleren.’ Belang, ijdelheid, acquisitie Politie, OM, criminelen en advocaten, allemaal lekken ze wel eens informatie naar de pers, zegt Van den Heuvel. Een veelgehoord
‘Je moet als journalist een relatienetwerk opbouwen en achter de informatie aan. De meeste bronnen gaan echt niet zelf bellen.’
argument daarbij is dat de andere partij een “te eenzijdig” beeld neerzet in de publiciteit dat moet worden gecorrigeerd. Gezien de hoeveelheid artikelen en boeken die de laatste jaren over de onderwereld zijn gepubliceerd, lijken misdaadverslaggevers soms de lachende vijfde in dit spel van hoor en wederhoor. Dat is een misverstand, zegt de verslaggever. ‘Je moet als journalist een relatienetwerk opbouwen en achter de informatie aan. De meeste bronnen gaan echt niet zelf bellen.’ Advocaten hebben volgens Van den Heuvel drie redenen om informatie uit dossiers van lopende zaken openbaar te maken; het belang van de cliënt, ijdelheid en acquisitie. ‘Het merk auto, de schoonheid van de vrouw en de naam van de advocaat zijn statussymbolen in het circuit.Wie veel wordt genoemd in de krant en
o p r e c h t 7 pag 5
Journalistiek vs. strafrecht
In lid 2 van artikel 10 van de gedragsregels voor advocaten staat dat een strafrechtadvocaat geen processtukken aan de media geeft en terughoudend is met het geven van inzage in die stukken. Alleen als bijvoorbeeld sprake is van “ernstige schending van de belangen van de cliënt als kennelijk gevolg van door anderen aan de zaak gegeven ruchtbaarheid” kan op die regel een uitzondering worden gemaakt, zo staat in de toelichting.
John van den Heuvel
op televisie, krijgt blijkbaar klanten.’ Het interesseert de journalist niet welk motief een advocaat heeft om informatie te delen. ‘Als het mij nieuws oplevert, maak ik er gebruik van. Ik heb me wel eens afgevraagd of de informatie die ik kreeg in het belang van de cliënt was. Er zijn zelfs wel eens dingen in de krant gekomen waarvan ik zeker wist dat de cliënt er niet blij mee zou zijn. Maar ik ben geen dominee, het is niet aan mij mensen op het rechte pad te brengen.’ PR voor de onderwereld Van den Heuvel heeft nooit spijt gehad van de publicatie van het interview met Mieremet, ook niet nadat het “vervelende gevolgen” had (zowel Endstra als Mieremet werden geliquideerd, red.). ‘Je bent misdaadjournalist of niet.’ Toch houdt hij wel degelijk rekening met het feit of hij door de publicatie van zijn artikelen mensen in gevaar brengt. Hij noemt dat zelf zijn ethische ondergrens. ‘Als journalist heb je veel meer invloed dan welk rechercheteam ook. Ik heb met criminelen gesproken die liever twee jaar door een rechercheteam in de gaten worden gehouden, dan door een journalist. Publiciteit is voor de misdaad het begin van het einde. Ik verzorg niet de PR voor de onderwereld, als journalist is het mij te doen om waarheidsvinding. Dat betekent mensen niet bewust in gevaar brengen en proberen lopende politieonderzoeken niet te frustreren. En ook: zakelijk en privé strikt gescheiden houden. Niet op verjaardagsfeestjes van criminele informanten komen. Dat is je beroepsethiek.’ Dat laatste moet ook voor advocaten gelden, vindt Van den Heuvel.Te innige banden met cliënten kunnen te hard gaan knellen.‘Het kunnen heel aardige jongens zijn, echt. Maar je weet ook dat ze niet deugen. Wie zijn vak verstaat, weet wanneer hij met criminelen heeft te maken, dan moeten alle alarmbellen gaan rin-
Telegraaf-journalist John van den Heuvel zou het “onbegrijpelijk” vinden als de beroepsgroep deze regel al te strikt zou handhaven en sancties zou verbinden aan het ter inzage geven van stukken. ‘Anders geeft een advocaat het dossier gewoon aan zijn cliënt en zegt “doe jij het maar”.’ Dat sommige advocaten terughoudender zijn dan anderen met het verstrekken van informatie, heeft niets met ethiek te maken, vindt de journalist. Als voorbeeld noemt hij de Amsterdamse strafrechtadvocaat Gabriël Meijers. Meijers praat slechts in uitzonderingsgevallen met journalisten (zie pagina 4). ‘Of iemand wel of niet met journalisten wil praten is zijn zaak. Maar dan moet hij óf de waarheid vertellen óf geen commentaar geven en zijn mond houden. Meijers heeft in een lopende zaak glashard tegen mij gelogen en dat vind ik niet kunnen.’Van den Heuvel doelt hier op een inval van de Belastingdienst bij een cliënt van Meijers waarbij de dienst ook beslag legde. Desgevraagd zei Meijers tegen Van den Heuvel dat het niet om een inval, maar om een reguliere controle ging. Achteraf bleek dat niet het geval te zijn. Meijers ontkent te hebben gelogen. ‘Van den Heuvel belde mij ‘s ochtends in de auto. Ik was niet ter plaatse en wist op dat moment niet wat er aan de hand was. Ik heb tegen de journalist gezegd dat het, voor zover ik wist, om een reguliere controle ging. Er was namelijk ook een reguliere controle aangekondigd en het was mij op het moment dat Van den Heuvel belde niet bekend dat het om iets anders dan een reguliere controle ging. Tegen zijn collega van de Volkskrant heb ik gezegd dat het een privé-zaak van mijn cliënt was of dat zou moeten zijn.’
kelen. Dat betekent afstand houden. Geen zakelijke contacten aangaan met eigen geld, zeg maar. Geen biertje samen drinken.’ Het is de taak van de Orde van Advocaten deze onafhankelijkheid te bewaken, vindt de misdaadverslaggever. De Orde moet onmiddellijk reageren op signalen dat een advocaat hand-enspandiensten levert aan een cliënt die een goede beroepsoefening te buiten gaan en zich niet beperken tot een goed gesprek. ‘De Amsterdamse Deken van de Orde van Advocaten heeft Evert Hingst te lang laten bungelen. (Hingst was de advocaat die in verband werd gebracht met een aantal Amsterdamse criminelen en inmiddels ook is geliquideerd, red.) Ja, hij is op het kantoor van de plaatselijke Deken ontboden, maar verder gebeurde er niets. Dat is een vorm van desinteresse die ik ethisch onverantwoord vind.’
Zorgplicht voor psychiatrische patiënten
Zie de mens Zelfbeschikking is mooi, maar niet als het wordt misbruikt om verantwoordelijkheid af te schuiven, zegt de Rotterdamse advocaat Lotje van den Puttelaar. ‘De gevangenissen zitten vol mensen die kampen met zware psychiatrische problemen, voor wie geen plek is. De overheid komt haar zorgplicht niet na. De vraag waaraan je als samenleving je geld uitgeeft, is een ethische vraag.’ Forensische psychiatrie gaat over mensen die kampen met psychiatrische problemen en in aanraking komen met justitie. Omdat ze een gevaar voor zichzelf of anderen vormen, bijvoorbeeld. Of omdat ze onder invloed van een stoornis een delict plegen en moeten worden behandeld.Van den Puttelaar heeft veel ervaring op dit rechtsgebied, ze trad jarenlang op voor psychiatrische patiënten en terbeschikkinggestelden. Ze constateert dat het aantal dropouts de afgelopen decennia is toegenomen, terwijl de zorg voor hen is afgenomen. Onder het mom van zelfbeschikkingsrecht worden mensen aan hun lot overgelaten, vindt zij.Wat ethisch onverantwoord is. ‘Ik ben altijd een voorstander van verbetering van de rechten van psychiatrische patiënten geweest. Maar dat betekent niet dat mensen eindeloos mogen verloederen. Ik ben een voorstander van transparantie en het afleggen van verantwoording. Maar dat betekent niet dat alleen het eigen protocol moet worden gehandhaafd. De mens is uit zicht geraakt, niemand is nog zijn broeders hoeder. We doen een zaak, we volgen de protocollen.Waar is de mens?’ Verwaarlozing zonder grenzen Van den Puttelaar stoort zich aan wat zij “maatschappelijke onverschilligheid” noemt.‘De samenleving is versneld, geautomatiseerd, gecommercialiseerd. De eisen die aan mensen worden gesteld zijn hoog, maar niemand leert hen hoe zij die eisen moeten waarmaken. Bij grote groepen ontbreekt simpelweg de kennis en de kunde om zich staande te houden in de maatschappij. Niemand leert hen nog wat grenzen zijn, wat ik een vorm van verwaarlozing vind. Als deze mensen vervolgens over de grens gaan, moeten ze uit de samenleving worden verwijderd, want alles moet perfect zijn.’ Neem de TBS, zegt de advocaat. De tolerantie ten opzichte van mensen die deze maatregel hebben opgelegd gekregen, is de afgelopen jaren gedaald tot onder het vriespunt. Dat de samenleving wil weten wat de effecten van behandelingen zijn, vindt Van den Puttelaar begrijpelijk. Maar de kritiek op de TBS is volgens haar totaal doorgeslagen. ‘Er is geen compassie meer voor deze mensen, waardoor ze nauwelijks nog kunnen doorstromen naar de beschermde opvangvormen die ze juist zo nodig hebben. De angst om verkracht te worden door een TBS’er is veel groter dan verkracht te worden door een niet ter beschikking gestelde oom, terwijl de kans dat het laatste gebeurt veel en veel groter is.’ Wat Van den Puttelaar mist, is het ethisch besef dat een samen-
Lotje van den Puttelaar
leving als geheel verantwoordelijkheid draagt voor kwetsbare mensen. Ook als deze mensen gevaarlijk zijn of gek of alle twee. Volgens haar is de vraag waaraan je als samenleving je geld uitgeeft, een ethische vraag. Maar niet alleen de samenleving als geheel mist de ethiek als richtsnoer. Ook de individuele rechtshulpverlener mist tegenwoordig een bepaalde attitude, vindt de advocaat. ‘Ik vind dat advocaten alles moeten proberen om hun psychisch gestoorde cliënt uit detentie te houden en een plek te regelen waar hij de goede zorg kan krijgen. Je bent als advocaat geen maatschappelijk werker, maar je kunt niet volstaan met de constatering dat iemand niet behoort te worden opgesloten en dat was het dan. Met cliënten die TBS hebben gekregen, zul je tussentijds contact moeten houden en niet wachten tot de oproep tot verlenging, want dan ben je te laat.’ Intervisie als ethisch instrument Van den Puttelaar zou graag zien dat op de universiteit en de beroepsopleiding weer meer aandacht voor dit soort vragen zou komen. Ze stelt intervisie voor als een bruikbaar instrument om juist ethische dilemma’s aan de orde te stellen.‘We moeten elkaar, in de samenleving als geheel en binnen onze beroepsgroep, weer durven bevragen over wat we doen en waarom. Niet alleen een kwaliteitsprotocol invoeren en afvinken wat we hebben gedaan, maar vragen waarom we dat zo doen. Niet alleen denken what’s in it for me, maar nadenken over de vraag waarom je eigenlijk doet wat je doet.’
o p r e c h t 7 pag 7
Ethische dilemma’s in het gezondheidsrecht
‘Bij goed en kwaad passen geen geheimen’ In het gezondheidsrecht gaat het vaak niet om de vraag wat het ethische dilemma is, maar voor wie het een dilemma is. De hulpverlener kan met zijn geweten worstelen, maar de samenleving evenzeer. En de wet biedt lang niet altijd houvast.
Johan Legemaate is hoogleraar gezondheidsrecht aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en als beleidscoördinator tevens verbonden aan de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunst (KNMG).Wet en werkelijkheid lopen in zijn vakgebied lang niet altijd parallel, weet hij. Bovendien maskeert de juridische discussie over een bepaald onderwerp vaak de in wezen ethische problemen waarover het gaat. In het euthanasiedebat bijvoorbeeld stuiten mensen op de grenzen van de wet. Daarin staat dat alleen mensen die ondraaglijk lijden aan een lichamelijke of geestelijke ziekte voor euthanasie in aanmerking kunnen komen, mits ook aan tal van andere voorwaarden is voldaan. Iemand die niet ziek is, maar wel dood wil, bijvoorbeeld omdat hij heel oud is en de dagen zat, mag niet op de hulp van zijn verplegend arts rekenen.‘Juridisch gezien
‘Dwangbehandeling raakt aan fundamentele rechtsbeginselen en grondrechten’ ligt de zaak helder, want het mag niet,’ stelt Legemaate. ‘Maar ethisch ligt dat natuurlijk anders. Mensen kunnen ook lijden zonder ziek te zijn. Ook ondraaglijk. En wat doen we daarmee?’ Gevaar en tijdgeest Een ander voorbeeld betreft de gedwongen behandeling van psychiatrische patiënten. Met de invoering van de Wet Bijzondere Opneming Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) werden de mogelijkheden van dwangbehandeling sterk teruggedrongen, maar inmiddels ligt er een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer waarin de mogelijkheden weer worden verruimd. ‘Dat ligt heel ingewikkeld, omdat dwangbehandeling raakt aan fundamentele rechtsbeginselen en grondrechten en de discussie erover maatschappelijk is gekleurd. De manier waarop een begrip als “gevaar” wordt uitgelegd, is sterk afhankelijk van tijdgeest. En dan heb ik het nog niet eens over de vraag of dwang helpt. En zo ja, wie dan eigenlijk?’ In wezen, zegt Legemaate, zijn alle gezondheidsrechtelijke vragen terug te brengen tot de ethiek. Het gaat in het gezondheidsrecht vrijwel altijd om een keuze die men voor zichzelf moet kunnen rechtvaardigen. Dat geldt zowel voor de politiek die moet beslissen of zij een bepaalde wet wel of niet invoert, als voor de individuele hulpverlener die binnen de wettelijke grenzen handelend moet optreden.Veel houvast bieden de meeste wetten namelijk niet.‘Hulpverleners in de gezondheidszorg moeten vaak eigen morele afwegingen maken, omdat de wetgever in Nederland veel gebruik maakt van open normen,’ legt Legemaate uit.‘Neem een begrip als “medische noodzaak”.Wat is dat? Dat is een ethische vraag.Wat medisch noodzakelijk is en wat niet, daar is geen rationeel oordeel over te geven. Dan gaat het om de vraag wat je goed vindt en wat slecht.’
Johan Legemaate
Ziekte, gekte, zorg Legemaate betreurt het dat politici vaak voorbij gaan aan wat in de werkelijkheid gebeurt. Soms kan men in Den Haag “merkwaardig dogmatisch” te werk gaan, zegt de hoogleraar. Een gevolg daarvan is, dat het vaak lang duurt eer er wetgeving op tafel ligt. Over de BOPZ is meer dan twintig jaar gepraat, over de euthanasiewetgeving nog langer. Ondertussen staat de werkelijkheid niet stil en verandert er veel in de maatschappelijke opvattingen over ziekte, gekte en zorg. In dat opzicht is het prettig dat in veel wetten open normen staan, vindt Legemaate. ‘Daardoor kun je de wet ook een beetje kneden naar de werkelijkheid van dat moment.’ Nadeel is dat hulpverleners vaak weinig houvast hebben en niet goed weten wat ze nou wel en wat ze nou niet mogen doen. Ze worden onzeker en zijn soms zelfs zo bang voor de juridische consequenties van hun handelen dat ze hetzij niet meer handelen, hetzij hun handelingen verzwijgen. Niet stiekem Legemaate wil deze onzekerheid en angst zoveel mogelijk wegnemen door hulpverleners te leren hun beslissingen goed te onderbouwen.Wie goed kan uitleggen waarom hij een bepaalde beslissing heeft genomen en kan laten zien dat hij daarbij zorgvuldig te werk is gegaan, hoeft niet meteen voor het zwaard te vrezen. ‘Rechters hebben veel minder moeite met een goed gemotiveerde beslissing die afwijkt van de algemene norm dan veel hulpverleners denken. Het gaat om transparantie, het afleggen van verantwoording. Het is belangrijk dat hulpverleners in de gezondheidzorg op hoofdlijnen weten wat er in de wet staat, maar ook dat zij zich realiseren dat zij vaak vrij veel ruimte
Wederzijds begrip voor de morele dilemma’s waarmee advocaten, artsen, rechters en therapeuten worstelen, is essentieel. hebben om hun eigen afwegingen te maken.’ Juristen moeten op hun beurt leren wat er in de praktijk met al die wetgeving gebeurt. Wederzijds begrip voor de morele dilemma’s waarmee advocaten, artsen, rechters en therapeuten worstelen, is essentieel. Legemaate: ‘Een advocaat kan het soms best eens zijn met een psychiater die vindt dat zijn cliënt gedwongen moet worden opgenomen. Maar hij mag niet stiekem een verweer achterhouden om ervoor te zorgen dat de rechter een rechterlijke machtiging afgeeft. De dokter moet dat begrijpen, ook al loopt zijn patiënt vervolgens weer op straat. Juist in het gezondheidsrecht is het heel belangrijk aan elkaar uit te leggen waarom je bepaalde handelingen verricht, waarom je doet wat je doet. Open, eerlijk en rechtvaardig. Het gaat in wezen over goed en kwaad en daarbij passen geen geheimen.’
o p r e c h t 7 pag 9
Erbij horen of niet
Ethische vragen in het vreemdelingenrecht In Nederland zitten enkele “tientallen” kinderen tussen de 0 en 18 jaar in vreemdelingenbewaring, een detentievorm die is bedoeld voor vreemdelingen die worden uitgezet. Oud-advocaat en oud-rechter Willem van Bennekom vindt het niet per definitie onethisch om kinderen, samen met hun ouders, vast te houden. Wel moet, meer dan nu het geval is, rekening worden gehouden met de belangen van het kind. Meer dan vijfendertig jaar houdt Van Bennekom zich nu al bezig met het vreemdelingenrecht, eerst als advocaat, de laatste negen jaar als rechter bij de rechtbank Amsterdam. Hij heeft heel veel vreemdelingen zien komen en gaan. En weer komen. En gaan. Een van zijn eerste asielzaken ging over een Amerikaan die vanwege de Vietnampolitiek uit het leger deserteerde en politiek asiel aanvroeg in Nederland. Zaken over kinderen die samen met hun moeder in vreemdelingenbewaring zitten, zag hij vroeger nooit. De laatste tijd met enige regelmaat. ‘Het vreemdelingenrecht gaat over de spanning tussen erbij horen en er niet bij horen,’ zegt de oud-rechter.‘Dat verschil mag er volgens de wet zijn, maar het moet niet groter zijn dan uit de aard van de zaak voortvloeit. Het feit dat iemand een vreemdeling is, is geen vrijbrief om dingen te doen die je een landgenoot nooit zou aandoen. Het gaat tenslotte over mensen.’ Vorm van marteling Het vreemdelingenrecht is doordrongen van ethische dilemma’s. De vraag of je mensen die geen strafbaar feit hebben gepleegd van hun vrijheid mag beroven, is soms zo’n dilemma. ‘Er gaan stemmen op die het vasthouden van vreemdelingen met geen ander doel dan hen uit te zetten als een verborgen vorm van marteling beschouwen,’ weet Van Bennekom. Dat standpunt huldigt hij zelf niet. ‘Als iemand hier altijd illegaal is geweest of alle procedures heeft doorlopen en hier niet mag blijven en vervolgens niet meewerkt aan zijn uitzetting, als iemand niet zijn best doet om aan de benodigde papieren te komen of zich heftig verzet, heeft de overheid het recht iemand vast te houden, vind ik. Het is immers niet in strijd met de wet en ook niet evident onredelijk wat je van iemand vraagt. Iemand kan ook beslissen wél mee te werken of althans zijn best te doen.’ In zekere zin beslist een vreemdeling dus zelf of hij wordt vastgezet of niet. Maar daarmee is het probleem van de vreemdelingenbewaring niet opgelost. Want hoelang mag iemand opgesloten zitten? En wat als er kinderen zijn? Geen speelbal worden Die vragen zijn niet makkelijk te beantwoorden. In de wet is aan
de termijn van de bewaring geen limiet gesteld en ook over de positie van kinderen bestaat veel onduidelijkheid. De minister en de Raad van State vinden dat het standpunt van de ouders doorslaggevend is. Als zij willen dat hun kind bij hen blijft als zij worden vastgezet, wordt ook het kind opgesloten. De vraag of dat ethisch verantwoord is, wil Van Bennekom niet in zijn algemeenheid beantwoorden. Jonge kinderen tot een jaar of vier kunnen wat hem betreft met goed fatsoen bij hun ouders blijven, als ze in detentie maar goed worden verzorgd en er voldoende speelmogelijkheden zijn. Moeilijker wordt het als kinderen de schoolgaande leeftijd hebben of zich bewust worden van de dwangpositie waarin zij zitten. ‘Op basis van het Kinderrechtenverdrag zou je toch denken dat deze kinderen niet opgesloten mogen worden, ook niet als zij daar zelf niet expliciet bezwaar tegen maken. Oudere kinderen hebben niet altijd dezelfde belangen als hun ouders. Ik zou graag zien dat de IND bij het nemen van een beslissing meer dan nu het geval is rekening zou houden met het belang van het kind. Dat moet voorop staan. Anders loop je ook het risico dat kinderen een speelbal worden in het gevecht tussen ouders en overheid, en dat moeten we voorkomen.’ Achilleshiel van rechtsbescherming Ook over de duur van de vreemdelingenbewaring heeft Van Bennekom een genuanceerd oordeel. Feitelijk constateert hij dat de normen de laatste jaren behoorlijk zijn opgerekt. ‘Toen ik begon, was een jaar bewaring het absolute maximum. Als iemand zo lang vastzat, kwam de zaak niet eens meer op zitting, dan werd iemand gewoon vrijgelaten. Nu komt het voor dat iemand 14, 15, 16 maanden vastzit. Een enkele keer nog langer.’ Dat de IND niet van tevoren een termijn wil noemen, snapt Van Bennekom wel. ‘Anders gaan de mensen in bewaring hun zaak misschien traineren.’ Maar uit ethisch oogpunt is de ongewisse duur van de bewaring de achilleshiel van de rechtsbescherming van de vreemdeling. ‘Voor je het weet zitten de Huizen van Bewaring vol met tienduizenden vreemdelingen en vinden wij dat doodnormaal. Er liggen hier grenzen die moeten worden bewaakt. Ook op ethisch gebied.’
Geen hogere wiskunde
Gedragsrecht als houvast ‘Gedragsregels zijn de codificatie van het gezonde verstand’, zegt Lian Mannheims, strafrechtadvocaat en waarnemend Deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten. ‘Een advocaat moet op zijn woord worden geloofd en mag dus niet liegen. Dat is geen hogere wiskunde.’ ‘En je hoeft ook niet gestudeerd te hebben om te weten dat je geen tegenstrijdige belangen kunt behartigen.’Toch zijn gedragsregels geen overbodige luxe, vindt Mannheims. Ze geven houvast en dwingen de advocaat een afweging te maken bij gedragsrechtelijke of ethische dilemma’s. Zeker jonge advocaten moeten volgens Mannheims worden getraind in het gedragsrecht en de manier waarop ze daarmee moeten omgaan. ‘Je mag een getuige niet beïnvloeden. Wat betekent dat? Dat je niet met hem mag praten? Als iemand alle beperkingen opgelegd heeft gekregen, met wie mag je dan wel en met wie mag je geen contact opnemen? En als een gedetineerde cliënt vraagt of je even zijn buurvrouw wilt waarschuwen de zolder op te ruimen, doe je dat dan? En doe je dat ook als je vermoedt dat de buurvrouw in haar schoonmaakdrift cruciaal bewijsmateriaal zal laten verdwijnen?’ Het zijn maar enkele voorbeelden die tijdens de behandeling van het gedragsrecht aan de orde kunnen komen. Mannheims vindt dat daaraan in de opleiding voldoende aandacht wordt besteed. Of op het gemiddelde advocatenkantoor ook genoeg over goed gedrag wordt gesproken, weet ze niet. ‘De patroon is degene bij uitstek die de stagiaire de juiste weg moet wijzen in de dagelijkse praktijk’, zegt ze. ‘En als er klachten zijn over een Amsterdamse advocaat, merk ik dat vanzelf.’ Mannheims zit namelijk in de Raad van Toezicht van de Amsterdamse Orde. Ze weet waar klagers over klagen en vaak gaat het dan over gedragsrecht. De meeste klachten zijn afkomstig van (voormalige) cliënten, wier advocaat zonder hun toestemming vertrouwelijke informatie heeft overgelegd aan derden. Advocaat als getuige Van een heel andere orde zijn de pogingen om het verschoningsrecht en het beroepsgeheim te doorbreken. Mannheims heeft samen met de Amsterdamse Deken recent met drie gevallen te maken (gehad) waarin de advocaat als getuige werd opgeroepen in het strafproces tegen zijn eigen cliënt. Zij noemt dit een “zorgwekkend fenomeen”, omdat daarmee de vertrouwenspositie van advocaten wordt ondergraven. ‘De Amsterdamse Raad van Toezicht is van mening dat een advocaat niet als getuige moet worden opgeroepen in de strafzaak tegen de eigen (voormalige) cliënt’, onderstreept ze nog eens. ‘In twee van de drie genoemde gevallen is overigens ons standpunt overgenomen en heeft men uiteindelijk afgezien van het oproepen van de advocaat. Hoe het
Lian Mannheims
zal gaan in zaak drie weet ik niet, maar vooralsnog zie ik de afloop met vertrouwen tegemoet.’ De grens van het betamelijke Hoewel het gedragsrecht volgens Mannheims, althans in de opleiding, voldoende aandacht krijgt en iedere advocaat weet dat hij zich netjes moet gedragen, voorkomen de regels niet dat ook advocaten steken laten vallen. Een enkele keer zelfs een heel breiwerk. Mannheims ontkent niet dat onder de ruim 14.000 advocaten “een enkele rotte appel” zal zitten. ‘Natuurlijk is ook onze beroepsgroep niet loepzuiver, maar het gaat om uitzonderingen. En wie andere gegevens heeft, moet dat vooral melden. Iedereen kan zich tot de Deken wenden als het vermoeden bestaat dat een advocaat de grens van het betamelijke overschrijdt.’ Het verwijt dat de Orde te weinig heeft gedaan met de geruchten rond bijvoorbeeld de criminele activiteiten van Evert Hingst – de oud-advocaat die in 2005 werd geliquideerd – wijst Mannheims resoluut van de hand. ‘Wij reageren op elk signaal. Dat kan variëren van gesprekken met de Deken, een advies onzerzijds aan een advocaat om zich vrijwillig af te laten voeren van het tableau, tot een zogenaamd “Dekenbezwaar” bij de Raad van Discipline.Wij treden dus op. Maar de Orde heeft geen preventief toezicht, we moeten het hebben van signalen van derden.’
o p r e c h t 7 pag 11
Integriteit van de ambtenaar
Moraliteit in de genen ‘Je moet als ambtenaar de ruimte krijgen om te tobben’, vindt Henk Naves, ambtenarenrechter en sectorvoorzitter bestuursrecht van de Rotterdamse rechtbank. Het dichttimmeren van gedragscodes werkt volgens hem verlammend op het vermogen om te gaan met morele dilemma’s. In de nieuwe gedragscode over nevenactiviteiten wordt rechters afgeraden nog langer juridische adviezen in de privésfeer te geven. Ook mogen rechters geen zichtbare rol meer spelen in een politieke partij. De onafhankelijke positie van rechters mag niet in het gedrang komen en de regelgever doet er alles aan dat te voorkomen. Onkreukbaarheid gaat voor alles. Naves, die al vijftien jaar ervaring heeft met integriteitsvraagstukken in de ambtelijke sfeer, vindt dat de overheid doorschiet. Hij waarschuwt dat te strenge wet- en regelgeving over de manier waarop ambtenaren zich moeten gedragen eerder de moraliteit van de ambtenaar ondergraven dan haar stimuleren. ‘Morele oordeelsvorming is een kwestie van tobben’, zegt de bestuursrechter. ‘Omgaan met dilemma’s betekent worstelen met grote vragen, en niet een lijstje afvinken met wat je allemaal wel en niet mag doen.’ Klokkenluiders Is integriteit dan helemaal niet af te dwingen? ‘Jawel,’ zegt Naves, ‘maar slechts tot op zekere hoogte. Het formuleren van regels en het handhaven daarvan stuurt mensen een bepaalde richting van
Henk Naves
‘Ambtenaren hebben een bijzondere positie als het gaat om integriteit’ gewenst gedrag op. Maar zonder overtuiging en zonder bewustwording waarom zij zich zo moeten gedragen, zijn de regels een lege huls en gaan mensen de mazen ertussen zoeken.’ Daarom heeft de rechtbank Rotterdam niet alleen een gedragscode, maar traint zij haar ambtenaren bewust in het tobben. Alle medewerkers, rechters, secretarissen en bodes, krijgen workshops aangeboden waarin verschillende morele dilemma’s aan de orde komen. Het gaat dan om relatief simpele vragen over het gebruik van mobiele telefoon en internet voor privédoeleinden, maar ook over het misbruik van posities en de klokkenluidersregeling voor ambtenaren die misstanden binnen hun organisatie willen melden. ‘Ambtenaren hebben een bijzondere positie als het gaat om integriteit,’ zegt Naves, ‘omdat het vertrouwen dat burgers in de overheid stellen direct kan worden geschaad door de manier waarop een individuele ambtenaar zich, ook in zijn vrije tijd, gedraagt. Voor hogere ambtenaren, rechters, politieagenten en belastinginspecteurs geldt dat misschien zelfs nog sterker. Een echtpaar dat werkt bij de Belastingdienst en ondertussen sjoemelt met de eigen aangifte inkomensbelasting, is niet alleen niet integer, maar ondergraaft het systeem. Een inspecteur van politie die een partij verdovende middelen na inbeslagname thuis laat liggen, is niet alleen stom, maar bedreigend voor de geloofwaardigheid van de politie.’ Het zijn twee casussen uit Naves’ eigen praktijk. In beide gevallen volgde strafontslag. Open dialoog Ambtenaren moeten zich bewust zijn van de bijzondere positie die zij bekleden en begrijpen dat er niet zomaar hoge ethische eisen aan hun gedrag worden gesteld, onderstreept Naves. Gedragsregels en hard optreden tegen wangedrag helpen daarbij maar ten dele. ‘Elke organisatie moet zich volgens mij afvragen wat er nodig is om het vertrouwen te krijgen dat zij nodig heeft om te kunnen functioneren. Medewerkers moeten elkaar vragen wat hun normen en waarden zijn. Het beste is een open dialoog met elkaar. Dan beklijft moraliteit in de genen van de organisatie en van de mensen die er werken.’
Integriteit als vaardigheid
Integriteit kun je oefenen De advocaat zit in een ethische spagaat, meent letselschadespecialist John Beer. Hij moet én onafhankelijk zijn, én partijdig én draagt een publieke verantwoordelijkheid voor een goede rechtsbedeling. Een letselschadeadvocaat worstelt nog eens extra met deze dilemma’s. Hij kent ze ook, de verhalen over zogenaamde rechtshulpverleners die daags na de cafébrand in Volendam over de dijk liepen op zoek naar klanten. Het waren de slachtoffers zelf die het hem vertelden. Beer was namelijk advocaat van de Belangenvereniging Slachtoffers Nieuwjaarsbrand Volendam (BSNV), waarbij vrijwel alle slachtoffers en nabestaanden waren aangesloten. Waarschijnlijk ging het om schaderegelingsbureaus uit het ongereguleerde circuit, denkt Beer.‘Maar dat beeld van die mensen op de dijk is het typische, karikaturale beeld van de letselschadespecialist als aasgier.’ Het is het eerste ethische dilemma dat hij signaleert: mag een advocaat die lid is van een specialisatievereniging, zich voortdurend schoolt en goed is in zijn vak, actief zijn diensten aanbieden aan rechtszoekenden? ‘Als je geen specialist bent, moet je mensen niet lastig vallen,’ oordeelt Beer. ‘Maar als specialist vind ik dat je onder bepaalde omstandigheden de morele plicht hebt mensen zakelijke informatie te bieden over hun mogelijkheden. De Vereniging van Advocaten voor Slachtoffers van Personenschade (ASP) heeft dat in Volendam en in Enschede na de vuurwerkramp ook gedaan. Niet om aan werk te komen, maar om te voldoen aan de publieke verantwoordelijkheid en zorg te dragen voor een goede rechtsbedeling.’
‘Medische gegevens zijn een ethisch mijnenveld voor letselschadeadvocaten’ No cure no pay Het tweede dilemma heeft te maken met geld. Advocaten mogen in Nederland hun diensten niet aanbieden tegen het zogenaamde no cure no pay principe. Zelfs een experiment hiermee hield de voormalig minister van Justitie Donner angstvallig buiten de deur. Zijn argument was dat de onafhankelijkheid van de advocaat in het gedrang kan komen als zijn beloning afhankelijk wordt gemaakt van behaalde resultaten. ‘Ten eerste is het principe ooit bedacht door cliënten die het reguliere uurtarief van een advocaat niet meer konden opbrengen’, vertelt Beer.‘Het is dus een middel voor een goede rechtsbedeling.’ Ten tweede is volgens Beer het gevaar reëel dat door het absolute verbod advocaten bedrijven oprichten die niet aan de regels zijn gebonden, of met dergelijke
bestaande bedrijven gaan samenwerken. Via een paardensprong bieden zij hun diensten dan aan op basis van no cure no pay. Het ethische dilemma zit dan in het feit dat een advocaat twee heren dient, het bedrijf en zijn cliënt. ‘En die belangen kunnen conflicteren.’ Het gebruik van medische gegevens vormt een derde John Beer dilemma waarmee de letselschadepraktijk worstelt. Dat zijn uiterst privacygevoelige gegevens die een advocaat niet zomaar aan derden mag geven. Hier botsen het beroepsgeheim van artsen, het recht op privacy van patiënten en de plicht van advocaten belangen te behartigen. Verzekeraars willen meestal de hele medische doopceel lichten om een bepaald letsel al dan niet aan een bepaalde oorzaak te kunnen koppelen, maar patiënten willen soms niet dat alle behandelingen uit het verleden worden opgerakeld. Zij kunnen de openbaring van bepaalde gegevens blokkeren, maar laden daarmee wel vaak een verdenking op zich. Een advocaat kan dus in het belang van zijn cliënt bepaalde dingen willen openbaren die de cliënt zelf liever geheimhoudt. ‘Medische gegevens zijn een ethisch mijnenveld voor letselschadeadvocaten,’ concludeert Beer. Hoewel hij zelf wel raad weet met het laatstgenoemde dilemma. ‘Als een cliënt wil dat medische gegevens in het dossier blijven, dan blijven ze in het dossier. Punt.’ Integriteit als vaardigheid Beer vindt dat in de Permanente Opleiding veel meer aandacht moet worden geschonken aan de manier waarop advocaten met deze en vergelijkbare dilemma’s omgaan. Ethiek gaat voor hem vooral over het ontwikkelen van vaardigheden. ‘Integriteit is een kwestie van praktijk,’ vindt Beer. Liever dan een bepaald wenselijk gedrag te codificeren in een code, wil hij samen met collega’s ingewikkelde casussen bespreken, communicatieve vaardigheden trainen en discussiëren over dilemma’s.‘Het is onmenselijk en onwenselijk advocaten in hun eentje te laten worstelen met vraagstukken van goed en kwaad, van wel doen of niet doen. Alleen door openlijk met elkaar te praten over grote dilemma’s uit de rechtspraktijk houden we de ethische standaard hoog.’
o p r e c h t 7 pag 13
Toptarieven
Uurtarieven blokkeren effectieve toegang tot recht Goede rechtshulp is voor de gewone particulier niet meer betaalbaar. Die stelling stond centraal in een van de workshops die OSR organiseerde ter gelegenheid van haar 25-jarig jubileum. Zijn de toptarieven in alle gevallen nog ethisch te verantwoorden? Coen Drion vindt van niet. Eind oktober verscheen in het Nederlands Juristenblad een column van Coen Drion, IT-specialist en partner van Kennedy Van der Laan. Daarin verwoordde de advocaat zijn zorg over de sterk gestegen tarieven in zijn beroepsgroep die de toegang tot goede rechtshulp voor gewone particulieren en kleinere bedrijven en instellingen zouden blokkeren.‘Mensen winden zich openlijk op over topinkomens in de publieke en semi-publieke sector,’ licht Drion zijn opinie toe.‘Zelfs de CEO’s in het bedrijfsleven krijgen veel kritiek op de hoogte van hun salaris. Maar over de topinkomens van sommige advocaten wordt nooit gesproken. Terwijl - en daar gaat het mij om - advocaten de morele plicht hebben zorg te dragen voor een effectieve toegang tot het recht. Door het huidige uurtarief dat sommige advocaten rekenen,
Coen Drion
‘Zelfs de CEO’s in het bedrijfsleven krijgen veel kritiek op de hoogte van hun salaris. Maar over de topinkomens van sommige advocaten wordt nooit gesproken.’ wordt die toegang geblokkeerd, behalve voor de grootste bedrijven. Dat vind ik maatschappelijk onverantwoord.’ ‘Ongenuanceerd,’ reageert Hans van Veggel, Deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten en partner van Stibbe. Volgens hem kan vrijwel iedereen die rechtshulp nodig heeft, die hulp krijgen. Omdat er een goed systeem van rechtsbijstand bestaat waardoor mensen met een inkomen van minder dan € 31.000,per jaar voor gefinancierde hulp in aanmerking komen. Omdat heel veel advocaten helemaal geen uurtarief van € 300,- of meer rekenen. En ook, omdat mensen met een inkomen tot € 45.000,zich prima kunnen verzekeren.Wat ze ook vooral moeten doen, vindt Van Veggel. Want, toegegeven, ‘voor die groep is de betaalbaarheid van rechtshulp wel een probleem.’ Niet netjes Praten over geld in de advocatuur is verzinken in een moreel moeras. Drion deed niet moeilijk over zijn uurtarief (€ 320,- tot € 375,-), maar veel advocaten houden liever hun mond over hun verdiensten. Anders dan in de Angelsaksische cultuur, waar een partner van Allen & Overy geen moeite heeft te vertellen dat hij dit jaar 3,4 miljoen dollar opstrijkt, is het in continentaal Europa nog steeds niet netjes om over geld te praten. Jaarlijks pleit de landelijk Deken traditiegetrouw voor verhoging van de toevoegingsvergoedingen, de grotere kantoren profileren zich uitdrukkelijk met wat pro bono werk – een uitstekend marketinginstrument - maar voor de rest wordt er en masse gezwegen over geld. Drion legt wat dat betreft de vinger op de zere plek. Hij is zelf een commercieel advocaat – en één van de oprichters van zijn kantoor – en heeft geen moeite zijn eigen inkomen aan zijn eigen geweten te toetsten. ‘Het is heel prettig om veel te verdienen.’
Waar het hem om gaat is het feit dat hij als particulier zichzelf niet meer zou kunnen betalen. En dat overheidsinstellingen, non-profitorganisaties en het midden- en kleinbedrijf, als zij specialistische bijstand behoeven, nog maar met moeite een betaalbare advocaat kunnen vinden. ‘Binnen de commerciële advocatuur wordt te weinig uitgedragen dat advocaten een publiek belang hebben te dienen,’ zegt Drion. ‘Op dit moment kunnen, en willen de beste advocaten - althans degenen die door vakgenoten en cliënten hoog worden gewaardeerd in allerlei polls - hun vakkennis niet meer aanbieden aan mensen die hun tarieven niet kunnen betalen. Ik vind dat een existentieel maatschappelijk probleem.’ Een gewone advocaat Van Veggel vindt dat Drion overdrijft. Niet iedereen heeft immers een “topadvocaat” nodig om goed te worden geholpen. ‘De topadvocaten waar Drion op doelt zijn veelal niet de juiste rechtshulpverleners voor particulieren. Ondernemingen die van deze advocaten gebruik maken, hebben heel andere wensen en stellen heel andere eisen dat de gewone cliënt. In Nederland zijn genoeg gewone advocaten die in staat zijn de gewone particulier adequaat rechtshulp te verlenen.’ Alleen de groep die teveel verdient om voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking te komen en te weinig om blind de rekeningen te betalen, dreigt in de knel te komen, geeft ook Van Veggel toe. Maar als deze groep zich goed verzekert, houdt ook zij toegang tot goede rechtshulp. ‘Iedereen vindt het volstrekt normaal verzekerd te zijn tegen ziektekosten,’ zegt de Amsterdamse Deken. ‘Waarom dan niet verzekerd zijn tegen juridische kosten?’ Drion ziet meer in een soort commercial lawyers code (de Code Drion in navolging van de Code Tabaksblatt voor goed ondernemingsbestuur) waarin bijvoorbeeld wordt geregeld dat een bepaald percentage van de omzet van een kantoor, onder verantwoordelijkheid van “toppartners”, wordt besteed aan gefinancierde rechtsbijstand. ‘Of laat commerciële topadvocaten hun collega’s uit de sociale sector af en toe bijstaan in zaken die om die specialistische kennis vragen. Praat er in ieder geval samen
over en maak er een erezaak van,’ besluit Drion.‘Niets menselijks is de advocaat vreemd, natuurlijk verdient hij liever meer dan minder. Ook de advocaat staat bloot aan de verleiding, aan hebzucht, ook hij hecht aan status, macht, ook hij heeft een hypotheek. Maar dat is toch geen excuus om niets te doen aan deze excessieve ontwikkeling die een maatschappelijke bedreiging is? Het gaat mij om de vraag wat is rechtvaardig, of wat als zodanig wordt beleefd.Als je die vraag niet meer stelt, ben je noch als jurist noch als advocaat goed bezig.’
Hans van Veggel
Recht vanuit de praktijk
Samenwerkingsverbanden
OSR Juridische Opleidingen verzorgt al 25 jaar praktijkgericht, postacademisch
OSR werkt samen met de Stichting Studiecentrum Rechtspleging
juridisch onderwijs op diverse rechtsgebieden en niveaus. Zeer praktijkgericht,
(SSR), met de Universiteit van Amsterdam en het Centrum voor
altijd actueel en voortdurend vernieuwend. OSR biedt “recht vanuit de praktijk”:
Conflicthantering in het Amsterdams ADR Instituut. In het kader van
in iedere cursus wordt doelbewust de verbinding gelegd tussen de theorie -
de VSO zijn er samenwerkingsverbanden met het Molengraaff
wetgeving en jurisprudentie - enerzijds en de praktijk anderzijds. OSR beschikt
Instituut voor Privaatrecht (Universiteit Utrecht), Centrum voor
over een groot netwerk van docenten die allen naast hun theoretische kennis
Omgevingsrecht (Universiteit Utrecht), Opleidingscentrum voor Recht
ook kunnen bogen op uitstekende ervaring met de werking van het recht in de
en Praktijk (Erasmus Universiteit Rotterdam) en het Willem Pompe
praktijk.
Instituut voor Strafrechtswetenschappen van de Universiteit Utrecht.
Alle informatie over OSR en het actuele cursusaanbod met uitgebreide cursusomschrijvingen vindt u op www.osr.nl.
Annuleringsverzekering Voor elke cursus waar u zich voor inschrijft, kunt u meteen een
Adviesraden
annuleringsverzekering afsluiten. Voor 10% van de cursusprijs kunt u
Voor elk marktsegment heeft OSR een eigen Opleidingsmanager en een
een cursus of cursusdag tot één dag voor de cursusdatum annuleren.
Adviesraad van prominente juristen. Voor Arbeidsrecht bijvoorbeeld hebben de
Zonder opgaaf van redenen. U stuurt een fax, brief of e-mail en krijgt
volgende personen zitting in de Adviesraad: mr. R.A.A. Duk, De Brauw
het cursusgeld geretourneerd. Er worden geen extra administratie-
Blackstone Westbroek Den Haag; mr. J.R. Berculo, Berculo Van Kalmthout
kosten of inschrijfgeld in rekening gebracht. U kunt de verzekering
Advocaten Utrecht; mr. H.Th. van der Meer, Kantongerecht Amsterdam;
aankruisen op het inschrijfformulier of op www.osr.nl.
mr. G.A.M. van Atteveld, Min. van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te Den Haag; mr. E.A. van Win, De Clercq advocaten Leiden; mr. J.J.M. de Laat, Kantongerecht Utrecht.
VSO Met het VSO-aanbod komt OSR Juridische Opleidingen tegemoet aan de vraag naar hoog kwalitatieve praktijkvorming voor advocaat- stagiaires. De belangrijkste elementen: praktijkgerichte programma’s, intensieve vaardigheidstrainingen gecombineerd met vakonderricht, vrijheid tot het zelf samenstellen van een passend programma, docenten uit de top van de advocatuur en les in kleine groepen. Meer informatie en het actuele aanbod vindt u op www.osr.nl/vso.
osr recht vanuit de praktijk Nieuwegracht 60
3512 LT Utrecht
Tel. 030 2 315 314
Fax 030 2 367 298
Postbus 19077
3501 DB Utrecht
Web. www.osr.nl
E-mail
[email protected]