Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
Onderzoeksrapport Oriënterend onderzoek naar twee nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland. Teenpuntnecrose Niet-herstellende wittelijnaandoening •
•
In opdracht van: Gezondheidsdienst voor Dieren te Deventer In samenwerking met: Dhr. M. Holzhauer Onderzoeker: Peter Schoenaker, Student CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg Datum van opstelling: 19-Juni-2009 Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
1
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
Titel: Onderzoeksrapport Ondertitel: Oriënterend onderzoek naar 2 nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland Auteur: Peter Schoenaker, Student CAH te Dronten Opdrachtgever: Gezondheidsdienst voor Dieren te Deventer Plaats en datum verschijning: Zetten, 19-Juni-2009
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
2
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
Voorwoord Als student van CAH Dronten heb ik de opdracht gekregen om onderzoek te doen naar een dierziekte. In opdracht van de GD te Deventer heb ik een onderzoek uitgevoerd naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland. In het onderzoeksrapport zijn de resultaten van het verrichte onderzoek uitgewerkt en is er aangegeven waar nog een vervolgonderzoek op gedaan zal moeten worden. Graag wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om Dhr. M. Holzhauer te bedanken. Met name voor de goede samenwerking en feedback, voor de gekregen mogelijkheid om in opdracht van de GD dit onderzoek uit te mogen voeren. Daarnaast bedank ik ook Dhr. C. Bartels voor de deskundige hulp met het opzetten en analyseren van klauwgezondheidscore(KGS) gegevens en het verwerken van de bedrijfsenquêtes in de door ons opgestelde dataset. + woord van dank voor samenwerking met veehouders, Martien van Bostelen, Tim van Bostelen (DLV), klauwverzorgers en min. van LNV voor het subsidiëren van het project.
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
3
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
Inhoudsopgave Voorwoord -------------------------------------------------------------------------------------------------- 3 Inhoudsopgave --------------------------------------------------------------------------------------------- 4 Samenvatting ----------------------------------------------------------------------------------------------- 5 Samenvatting Onderzoek niet herstellende wittelijnaandoening en teenpuntnecrose ----------- 5 Abstract ----------------------------------------------------------------------------------------------------- 6 Inleiding ----------------------------------------------------------------------------------------------------- 7 Materiaal en Methode ------------------------------------------------------------------------------------- 8 1. Resultaten KGS gegevens ---------------------------------------------------------------------------- 10 1.1 Binnenbedrijfprevalentie niet herstellende wittelijnaandoening --------------------------- 10 1.2 Binnenbedrijfprevalentie teenpuntnecrose ---------------------------------------------------- 11 2. Resultaten bedrijfsenquête --------------------------------------------------------------------------- 13 2.1 Huisvesting----------------------------------------------------------------------------------------- 14 2.2 Voeding --------------------------------------------------------------------------------------------- 18 2.3 Management -------------------------------------------------------------------------------------- 20 2.4 Conclusie bedrijfsenquête ----------------------------------------------------------------------- 23 Discussie --------------------------------------------------------------------------------------------------- 24 Referentielijst --------------------------------------------------------------------------------------------- 25 Nawoord --------------------------------------------------------------------------------------------------- 26
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
4
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
Samenvatting Samenvatting Onderzoek niet herstellende wittelijnaandoening en teenpuntnecrose Opdrachtgevers: gezamenlijke veehouders regio Groningen Uitvoering: GD, DLV, Rundveepedicurecentrum Klauwgezondheid is van groot belang voor een goed functioneren en het welzijn van de melkkoeien. Inzicht in het vóórkomen van (prevalentie) en ook in de bijbehorende risicofactoren van klauwaandoeningen kan hierin een bijdrage leveren. In Nederland komen sinds een aantal jaren een tweetal relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen voor, t.w.: niet herstellende wittelijnaandoening en teenpuntnecrose. Van 27 bedrijven met een gemiddelde bedrijfsgrootte van 92 melkkoeien uit de provincie Groningen die mee gedaan hebben met dit onderzoek, is over de periode 2006 tot 2009 naar de aanwezigheid van de twee genoemde nieuwe klauwaandoeningen gekeken op basis van de KGS gegevens. Tevens is een analyse van de aanwezige huisvesting en voedingsfactoren gemaakt op basis van een afgenomen bedrijfsenquête op het moment van de laatste koppelbekapping (voorjaar 2009). De deelnemende bedrijven zijn opgesplitst in 2 groepen. De controlebedrijven die (verondersteld) vrij zijn van beide klauwhoornaandoeningen en casebedrijven die wel te maken hebben met deze relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen. In het kader van dit pilotonderzoek is gekeken naar de binnenbedrijfsprevalentie (BBP) van deze aandoeningen en de genoemde risicofactoren. Dit heeft als resultaat dat de BBP voor niet herstellende wittelijnaandoening varieerde van 0,02 tot 0,38 en voor teenpuntnecrose van 0,00 tot 0,13. Vanuit dit onderzoek kunnen de volgende duidelijke risicofactoren vanuit huisvesting en/of voeding worden aangegeven: bedrijven met zomerstalvoedering en bedrijven waar de pinken van permanent binnen naar deels buiten gaan, een verhoogde stalbezetting op probleembedrijven en een verhoogde kans op leververvetting. Er is geen duidelijk verschil waarneembaar met controlebedrijven voor de kans op pensverzuring. Nader onderzoek waarbij specifiek gekeken wordt naar het onderscheid van stalbezetting van controlebedrijven en casebedrijven vooral op huisvestingsfactoren, weidegang jongvee en bezetting van groepen zal hierover meer duidelijkheid moeten verschaffen. Dit onderzoek is slechts een pilotonderzoek en geadviseerd wordt om het onderzoek op grotere schaal met een groter aantal case- en controlebedrijven te herhalen, waarbij specifieker naar een aantal punten uit dit onderzoek gekeken moet worden. Gebruik voetbaden waar specifiek naar gevraagd is: - 1x per 14 dagen formaline 4% - alternatief vooral zgn. multicompounds (samengestelde middelen frequentie wordt in het najaar bepaald) - wees voorzichtig met gebruik van niet onderzochte of (milieu-) schadelijke alternatieven (Zn, Cu) - regelmatig “klauwverzorgen” maakt de klauwhuid toegankelijker voor het ontsmettingsmiddel - koeien hoog op de verzenen ook fokkerij - gebruik voetbaden is slechts een onderdeel van het hygiënemanagement.
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
5
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
Abstract Claw health is very important for good function en well-being of the dairy-cows. Insight in preventing it and also in the associated risk factors from painful claw horn disorders could provide contribution. Since a few years there are two relative new claw horn disorders in the Netherlands, not recovering white line disease and toe ulceration. From the 27 company’s with a average company size of 92 dairy-cows from the province Groningen how cooperate with this research, has been done research to the two mentioned claw horn disorders on the basis of claw cope data over the period of 2006 till 2009. And there has been made an analyse of the present accommodation and feeding factors on a basis of the held company survey at the moment of the last couplecopings (Spring 2009). The participating company’s were divided into two groups. The control company’s how were (assumed) to be free of both claw horn disorders and case company’s how dealing with relative new claw horn disorders. In the context of this pilot research has been looked at the inside company prevalence (BBP) from these disorders and the mentioned risk factors. The result is that the BBP for not recovering white line disease varied from 0,02 till 0,38 and for toe ulceration from 0,00 till 0,13. Proceeding from this research the following obvious risk factors from accommodation and/of feeding can be indicated: company’s with summer stable feeding and company’s where the yearlings from permantly inside go to partly outside. Besides that there were indications for an influence from an increased stable occupation at problem company’s. Finally there was a bit more liver degeneration and not less more pensacidose at the problem company’s than at the control company’s. Further research where specifically will be looked at the difference from stable occupation from control company’s and case company’s especially at accommodation factors, outdoor grazing young cattle and occupation from group shall provide more clarity. This research is not representative and must be repeated with a greater number of company’s.
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
6
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
Inleiding In Nederland wordt op grote schaal rundvee gehouden. Deze runderen worden veelal gehouden in de vorm van melk- en fokvee of vlees- en weide vee. Gezonde klauwen zijn belangrijk voor het goed kunnen functioneren van de melkkoeien. Een gestoorde klauwgezondheid resulteert namelijk in een verminderde melkproductie met als gevolg een financiële schadepost voor rundveehouders. (Enting et al., 1997, Green et al., 2002) Ook kan een verminderde vruchtbaarheid optreden, maar het is vooral niet acceptabel vanuit het oogpunt van dierwelzijn (Webster, 1995). Voor het goed kunnen functioneren van de melkkoeien op rundveebedrijven is een goede klauwgezondheid dus van groot belang. (Armory et al., 2008) Door het tijdig (laten) bekappen van de klauwen vermindert men de kans op diverse klauwaandoeningen. Dit neemt de kans niet weg dat klauwaandoeningen helemaal niet meer voorkomen. Sinds een aantal jaar worden er naast de al voorkomende klauwaandoeningen (o.a. stinkpoot, ziekte van Mortellaro, zoolzweren, witte lijn aandoeningen etc.) nu twee relatief nieuwe pijnlijke klauwhoornaandoeningen (KHA) bij Nederlandse melkkoeien geconstateerd. Het gaat hierbij om de teenpuntnecrose (TPN) en de niet herstellende wittelijnaandoening (NHWLA). (Holzhauer en Vos, 2009) Volgens verklaringen van dierenartsen, klauwverzorgers en veehouders die zich gemeld hebben bij de GD Veekijker – monitoring bij bekende en minder bekende dierziekten in Nederland, -uit deze relatief nieuwe dierziekten bij (NHWLA) doordat er nauwelijks aangroei plaats vindt van de wandhoorn. Ook TPN wordt gekenmerkt door het uitblijven van een herstel van de hoornschoen (door de aanwezige botaantasting). Het gevolg is dat de koeien soms maanden tot jaren kreupel blijven en / of vervroegd worden afgevoerd. (Shearer et al., 2005, GD Herkauwer, 2009) Door het feit dat dit twee relatief nieuwe KHA zijn is er door de GD een pilot onderzoek uitgevoerd. Om deze twee relatief nieuwe aandoeningen beter te kunnen voorkomen is via nader kort onderzoek getracht inzicht in de oorzaak, en de risicofactoren te verkrijgen. Dit onderzoek richt zich in eerste instantie op de (binnenbedrijf-) prevalentie en in tweede instantie op de risicofactoren (data klauwverzorgen + bedrijfsenquête gegevens). Met deze gegevens wordt het niet alleen inzichtelijk wanneer de ziekte veelal optreed en om hoeveel dieren het gaat, maar wellicht geeft het ook een eerste indruk van de betrokken risicofactoren (tot voor het onderzoek volstrekt onbekend). Vanuit deze resultaten is het mogelijk om gericht nadere studie uit te voeren naar de mogelijke risicofactoren. De volgende onderzoeksvraag is opgesteld: Wat is de binnenbedrijfprevalentie en wat zijn de mogelijke risicofactoren van deze twee nieuwe klauwhoornaandoeningen (KHA). Deelvragen: - Wat is de binnenbedrijfprevalentie van teenpuntnecrose (TPN). - Wat zijn de risicofactoren van teenpuntnecrose. - Wat is de binnenbedrijfprevalentie van de niet herstellende wittelijnaandoening (NHWLA). - Wat zijn de risicofactoren van de niet-herstellende wittelijnaandoening.
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
7
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
Materiaal en Methode Het oriënterende onderzoek is een epidemiologische analyse waarbij gebruik is gemaakt van gegevens van de koppelbehandelingen van Dhr. M. van Bostelen uit de periode 2006-2009 van een 27 tal rundveebedrijven. Met een gemiddelde bedrijfsgrootte van 92 melkkoeien, in de provincie Groningen. Dit betreft een aantal bedrijven waar de aandoeningen teenpuntnecrose en niet herstellende wittelijnaandoening apart of gezamenlijk voorkomen (case) en deze worden vergeleken met bedrijven waar deze aandoeningen niet voorkomen (controle). Al deze gegevens zijn beschikbaar gekomen door de registratie van bevindingen tijdens routinematige koppelbehandelingen. De klauwverzorger verwerkte alle waarnemingen per koe in een programma op (www.gezondeklauwen.nl). In dit programma werden ook een aantal koefactoren geregistreerd (leeftijd, etc. op het moment van optreden). Naar aanwijzing voor energietekort, pensacidose etc. en bedrijfsfactoren (vloerovergang, omvang van het bedrijf etc.) als risicofactor is gekeken op basis van de enquête uitkomsten. Naast de prevalentie geeft dit ook een grote associatie met de probleembedrijven die mee worden genomen als factor. Statistisch gezien wordt er gewerkt met een P-waarde van 0,1 omdat dit te maken heeft met het lage aantal bedrijven wat mee doet aan dit onderzoek. Met behulp van o.a. Excel en SPSS worden alle gegevens verwerkt. Waardoor de juiste gegevens met elkaar vergeleken kunnen worden. Op de volgende wijze zijn de KGS gegevens geanalyseerd. Het jaar waar KGS gegevens van bekend waren is opgedeeld in twee keer een zes maandelijkse periode. Binnen deze periodes is er per bedrijf geanalyseerd om hoeveel behandelde dieren het gaat en hoe vaak de aandoeningen zijn geconstateerd. Met deze gegevens was het mogelijk om de binnenbedrijfprevalentie te berekenen, deze wordt berekend per bedrijf door het aantal koeien met klauwhoornaandoeningen te delen op het aantal beoordeelde koeien. Bedrijfsenquête gegevens zijn uitgezet in een ontworpen dataset. Na invoering van alle gegevens was het mogelijk om uitkomsten per vraag op te splitsen in controle bedrijven en probleembedrijven. Met deze opsplitsing was het mogelijk om te onderzoeken of er grote verschillen zijn tussen beide groepen, en / of het een risico oplevert. De enquête vragen zijn opgedeeld in 3 subhoofdstukken. - 1. Huisvesting - 2. Voeding - 3. Management Per vraag is er uitgewerkt wat de verhoudingen zijn tussen de controle bedrijven en de probleembedrijven. Daar waar het mogelijk was is er statistisch getoetst of de uitkomsten te maken kunnen hebben met een trend of dat er juist geen verband te vinden is. Voor deze statistische toetsing is gebruik gemaakt van de Chi-kwadraattoetsen. Er is van het volgende uitgegaan: - Bij een P-waarde van < 0,05 statistische significant. - Bij een P-waarde > 0,05 – 0,1 is er sprake van een trend. Er is gebruik gemaakt van de Chi-kwadraattoetsing omdat er dan gezien kan worden of waargenomen aantallen systematisch afwijken van verwachte aantallen. Bij de resultaten is gebruik gemaakt van kruistabellen omdat de Chi-kwadraattoets de kruistabellen goed kan analyseren.
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
8
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
Om een beter idee te krijgen van de aandoening waar het om gaat zijn er een aantal veld waarneming gedaan. Door drie bedrijven zelf te hebben bezocht op het moment van koppel behandelen.
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
9
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
1. Resultaten KGS gegevens Binnenbedrijfprevalentie niet herstellende wittelijnaandoening en teenpuntnecrose. In onderstaande grafieken zijn de resultaten weergegeven van de binnenbedrijfprevalentie van niet herstellende wittelijnaandoening en de binnenbedrijfprevalentie van teenpuntnecrose. Deze zijn opgesplitst in twee keer een zes maandelijkse periode. (1 tot 6 maand en 7 tot 12 maanden) De mediaan, min. en max. zijn steeds op volgende wijze weergegeven per grafiek: (mediaan) [min. – max.] 1.1 Binnenbedrijfprevalentie niet herstellende wittelijnaandoening Binnenbedrijfprevalentie wittelijnaandoening 1 tot 6 maand Aantal bedrijven
5 4 3
Controle bedrijven:
2
Probleem bedrijven:
1
46 _5 0
36 _4 0 41 _4 5
26 _3 0 31 _3 5
16 _2 0 21 _2 5
6_ 10 11 _1 5
0_ 5
0
0
percentage
Grafiek 1: Binnenbedrijfprevalentie niet herstellende wittelijnaandoening 1tot 6 maanden.
Controle bedrijven: 0,10 [0,02-0,26] Probleem bedrijven: 0,21 [0,05-0,38]
8 6 Controle bedrijven:
4
Probleem bedrijven:
2
46 _5 0
36 _4 0 41 _4 5
26 _3 0 31 _3 5
16 _2 0 21 _2 5
6_ 10 11 _1 5
0_ 5
0 0
Aantal bedrijven
Binnenbedrijfprevalentie wittelijnaandoening 7 tot 12 maanden
Percentage
Grafiek 2: Binnenbedrijfprevalentie niet herstellende wittelijnaandoening 7 tot 12 maanden.
Controle bedrijven: 0,18 [0,09-0,35] Probleem bedrijven: 0,21 [0,10-0,31]
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
10
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
Het percentage van de niet herstellende wittelijnaandoening ligt bij de probleem bedrijven hoger dan voor de controle bedrijven, echter op alle bedrijven is de niet herstellende wittelijnaandoening geconstateerd. 1.2 Binnenbedrijfprevalentie teenpuntnecrose Binnenbedrijfprevalentie teenpuntnecrose 1 tot 6 maand
Aantal bedrijven
7 6 5 4 3 2 1 0
Controle bedrijven: Probleem bedrijven:
0
0_1
2_3
4_5
6_7
8_9
10_11
12_13
Percentage
Grafiek 3: Binnenbedrijfprevalentie teenpuntnecrose 1 tot 6 maanden.
Controle bedrijven: 0,00 [0,00-0,03] Probleem bedrijven: 0,02 [0,00-0,11]
Binnenbedrijfprevalentie teenpuntnecrose 7 tot 12 maanden
Aantal bedrijven
8 6 Controle bedrijven:
4
Probleem bedrijven:
2 0 0
0_1
2_3
4_5
6_7
8_9
10_11
12_13
Percentage
Grafiek 4: Binnenbedrijfprevalentie teenpuntnecrose 7 tot 12 maanden.
Controle bedrijven: 0,00 [0,00-0,02] Probleem bedrijven: 0,04 [0,00-0,13]
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
11
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
Teenpuntnecrose komt meer voor bij de probleembedrijven dan op controle bedrijven. Wordt er gekeken naar het aantal behandelmomenten per periode is daar het volgende uit op te maken:
Aantal behandelmomenten Controle bedrijven Probleembedrijven per 6 maandelijkse periode: [mediaan] [min.- max.] [mediaan] [min.- max.] 1 tot 6 maand. 1 [1-6] 4 [1-8] 7 tot 12 maanden. 1 [1-6] 5 [2-7] Tabel 1: Aantal behandelmomenten per 6 maandelijkse periode.
Uit tabel 1 is op te maken dat bij probleembedrijven de klauwverzorger vaker langskomt (om o.a. probleem koeien te behandelen).
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
12
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
2. Resultaten bedrijfsenquête Uitkomsten enquête onder 27 ondervraagde bedrijven in de provincie Groningen. Onderzoek naar de niet herstellende wittelijnaandoening en teenpuntnecrose: Bij deze uitkomsten is er onderscheid gemaakt tussen twee verschillende soorten bedrijven. Controle bedrijven die “vrij” zijn van beide klauwhoornaandoeningen en de probleem bedrijven waar of de niet herstellende witte lijnaandoening voorkomt, of ook nog teenpuntnecrose voorkomt. Dit is opgedeeld in drie type (case) problemen. Groep 1: Controle bedrijven Groep 2: Bedrijven met de niet herstellende wittelijnaandoening. Groep 3: Bedrijven met de niet herstellende wittelijnaandoening en teenpuntnecrose. Aantalen per type probleem:
Type probleem: 1 2
Aantal: 9 7
3
11
Controle bedrijven Probleembedrijven
9 18
De probleembedrijven zijn samengevoegd tot één groep (bedrijven met nieuwe KHA) om te kunnen onderzoeken of er verschillen zijn met de controle groep. Door middel van toepassen van een statistische toetsing.
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
13
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
2.1 Huisvesting 1. Het jongvee (1-2 jaar) wordt gehuisvest op: a. rooster met ligboxjes Bouwjaar stal b. Hollandse stal (aangebonden) idem c. anders, nl. Uitkomst: Alle bedrijven hebben jongvee gehuisvest op een rooster met ligboxen. Bouwjaar van de stal: mediaan, (min.- max.) 1993 (1972-2008) Op één van de probleembedrijven stond het jongvee niet op een roostervloer maar werd gehuisvest op een dichte vloer met schuif. 2. Het jongvee (leeftijd > 12 – 24 maand): a. heeft weidegang (1 of 2 seizoenen) b. zomerstalvoedering c. anders, nl. Uitkomst: Het jongvee (leeftijd > 12-24 maand): Heeft weidegang (1 of 2 seizoenen) Zomerstalvoedering
Controle bedrijven Probleembedrijven 8 1
9 9
P-waarde: 0,05 Op controle bedrijven heeft 1 op de 9 zomerstalvoedering, op case-bedrijven zijn dat er 9 van de 18. Op basis van de P-waarde bestaat er een statistisch significant verschil: op probleembedrijven heeft het jongvee vaker zomerstalvoedering dan op controlebedrijven.
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
14
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
3. Drachtige pinken: a. worden apart van droge koeien gehuisvest b. samen met droge koeien gehuisvest Uitkomst: Controle Probleem Huisvesting drachtige pinken: bedrijven bedrijven Apart van droge koeien huisvesten 3 9 Samen met droge koeien huisvesten 6 9
P-waarde: 0,41 Op controle bedrijven worden op 3 van de 9 bedrijven drachtige pinken apart gehuisvest van droge koeien, op case-bedrijven zijn het er 9 van de 18. De P-waarde geeft aan dat er geen statistisch verschil bestaat tussen controle en probleembedrijven. Aantal weken dat drachtige pinken gehuisvest worden met droge koeien: Mediaan, [min. – max.] Controle bedrijven: 8 [2 - 10] Probleem bedrijven: 8 [4 – 80] 4. Huisvesting van (deel van de) drachtige pinken laatste maand voor afkalveren: a. geen (bijv. altijd permanent binnen) b. van permanent buiten naar (deels) binnen c. van permanent binnen naar deels buiten Uitkomst: Overgang drachtige pinken laatste maand voor afkalveren: Van permanent buiten naar (deels) binnen Van permanent binnen naar deels buiten
Controle bedrijven Probleembedrijven 6
5
3
13
P-waarde: 0,05 Van de controle bedrijven gaan 6 op de 9 bedrijven de drachtige pinken in de laatste maand voor afkalveren van permanent buiten naar deels binnen, op case-bedrijven zijn dat er 5 van de 18. En gaan van de controle bedrijven 3 op de 9 bedrijven de drachtige pinken in de laatste maand voor afkalveren van permanent binnen naar deels buiten, op case-bedrijven zijn dat er 13 van 18. Op basis van de P-waarde bestaat er een statistisch significant verschil: op probleembedrijven gaan drachtige pinken vaker van binnen naar buiten dan op controlebedrijven.
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
15
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
5. Bezetting van de groepen: a. bij jongvee ( > 12 maanden), tellen → zoveel dieren / zoveel ligplaatsen: - meer / minder ligplaatsen dan pinken - meer / minder vreetplaatsen dan pinken - afspiegeling van laatste 2 jaar? → Ja / Nee Uitkomsten: Controle bedrijven Gemiddelde bezetting jongvee: [mediaan] [min.- max.] 35 Aantal jongvee [20-75] 34 Aantal ligplaatsen jongvee [17-100] 100% Percentage ligplaatsen jongvee [77-133] 35 Aantal vreetplaatsen jongvee [17-85] Percentage vreetplaatsen 107% jongvee [77-157]
Probleembedrijven [mediaan] [min.- max.] 34 [19-73] 35 [20-78] 100% [82-136] 34 [22-73] 100% [73-200]
De verschillen in waardes liggen voor zowel de controle bedrijven als voor de probleembedrijven dicht bij elkaar. Er zijn geen grote verschillen te ontdekken, alleen het percentage vreetplaatsen ligt bij controle bedrijven zeven procent hoger. b. bij melkvee (tellen, idem): - meer / minder ligplaatsen dan melkkoeien - meer / minder vreetplaatsen dan melkkoeien - afspiegeling van laatste 1-2 jaar? → Ja / Nee Uitkomsten: Gemiddelde bezetting melkvee:
Controle bedrijven [mediaan] [min.- max.] 76 Aantal melkvee [40-150] 79 Aantal ligplaatsen melkvee [43-195] Percentage ligplaatsen 104% melkvee [73-130] 35 Aantal vreetplaatsen melkvee [44-120] Percentage vreetplaatsen 93% melkvee [67-133]
Probleembedrijven [mediaan] [min.- max.] 98 [61-160] 95 [66-143] 100% [82-121] 83 [40-143] 83% [48-113]
Dit wijst erop dat op probleembedrijven er een hogere bezetting is, dus meer kans op klauwhoornaandoeningen.
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
16
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
6. “Bouwjaar” van roostervloer: a. bij het jongvee: opgeruwd ja/nee zo ja, in het jaar: b. bij de melkkoeien: opgeruwd ja/nee zo ja, in het jaar: Uitkomsten: "Bouwjaar" roostervloer A. Bij het jongvee, opgeruwd niet opgeruwd B. Bij melkvee, opgeruwd niet opgeruwd
Controle bedrijven Probleembedrijven 2 7
5 13
3 6
7 11
P-waarde jongvee: 0,76 P-waarde melkvee: 0,78 Bij de controle bedrijven heeft 7 op de 9 bedrijven bij het jongvee de roostervloer niet opgeruwd, op case-bedrijven zijn dat er 13 van de 18. Bij de controle bedrijven heeft 6 op 9 bedrijven bij het melkvee de roostervloer niet opgeruwd, op case-bedrijven zijn dat er 11 van de 18. Gemiddeld bouwjaar van opruwen roostervloer bij jongvee voor controle bedrijven is 2006, en voor de probleembedrijven is dat 2005. Het gemiddelde bouwjaar van opruwen roostervloer bij melkvee voor controle bedrijven is 2004, en voor probleembedrijven is dat 2007. Op basis van de studie, bestaat er geen statistische relatie tussen het laten opruwen van de stalvloer en het optreden van klauwaandoeningen.
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
17
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
2.2 Voeding 1. Laatste MPR (0-100 dagen): a. percentage koeien vet: eiwit > 1.4 b. percentage koeien vet < 3,8% c. percentage dieren met celgetal > 200.000 (alle: aantal/totaal aantal dieren in die groep) Uitkomst: Laatste MPR (0-100 dagen): (gemiddelde) A. Percentage koeien vet:eiwit > 1.4 B. Percentage koeien vet < 3,8% C. Percentage dieren met celgetal > 200.000
Controle bedrijven [mediaan] [min.- max.] 0,11 [0,05-0,41] 0,11 [0,06-0,24] 0,14 [0,03-0,23]
Probleembedrijven [mediaan] [min.- max.] 0,18 [0,05-0,38] 0,10 [0,03-0,20] 0,16 [0,05-0,24]
Op probleembedrijven is er iets meer aanwijzing voor leververvetting en iets minder duidelijke aanwijzing voor pensacidose. Aantal dieren met celgetal verhoging (> 200.000) ligt rond de vijftien procent. 2. Krachtvoer verstrekking (meerdere antwoorden mogelijk) a. via krachtvoerstation b. aan het voerhek c. in de melkstal d. anders Uitkomsten: Krachtvoerverstrekking Controle via: bedrijven Probleembedrijven Voerstation 9 13 niet via voerstation 0 5 Aan het voerhek niet aan het voerhek
5 4
11 7
In melkstal niet in melkstal
6 3
9 9
Anders.
0
5
P-waarde krachtvoerverstrekking via voerstation: 0,08 P-waarde krachtvoerverstrekking aan het voerhek: 0,78 P-waarde krachtvoerverstrekking in melkstal: 0,41 P-waarde krachtvoerverstrekking anders: 0,08 Op controle bedrijven geeft 9 van de 9 bedrijven het vee krachtvoer via voerstation, op casebedrijven zijn dat er 13 van de 18. Op controle bedrijven geeft 5 op de 9 bedrijven het vee krachtvoer aan het voerhek, op casebedrijven zijn dat er 11 van de 18. Op controle bedrijven geeft 6 op de 9 bedrijven het vee krachtvoer in de melkstal, op casebedrijven zijn dat er 9 van de 18.
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
18
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
De P-waarde voor krachtvoer verstrekken via het voerstation geeft aan dat er een trend is. Op andere wijze krachtvoer verstrekken is ook een trend in te ontdekken. Dit heeft ermee te maken dat 4 van de 18 probleembedrijven melkt met een melkrobot en een geïntegreerd voerstation. 3. Rantsoen van de drachtige pinken (meerder antwoorden mogelijk) a. grassillage kg ds/dag b. maissilagge kg ds/dag c. mineralen gr. pd/pd + soort d. andere producten e. pinken laatste 2 maand dracht conditie (BCS) > 4 f. idem conditie < 2,5 Uitkomsten: Rantsoen van drachtige pinken: Grassillage geen grassilage
Controle bedrijven Probleembedrijven 9 17 0 1
Maissilage geen maissilage
2 7
2 16
Mineralen geen mineralen
1 8
8 10
Andere producten geen andere producten
2
3
7
15
P-waarde rantsoen grassilage: 0,47 P-waarde rantsoen maissilage: 0,44 P-waarde rantsoen mineralen: 0,08 P-waarde rantsoen ander producten: 0,73 Op controle bedrijven geven alle 9 bedrijven grassillage als rantsoen voor drachtige pinken, op case-bedrijven zijn dat er 17 van de 18. Op 2 van de 9 controle bedrijven wordt maissillage als rantsoen voor drachtige pinken gevoerd, op de case-bedrijven zijn dat er 2 van de 18. Op controle bedrijven geeft 1 op de 9 bedrijven mineralen bij het rantsoen van drachtige pinken, en op case-bedrijven zijn dat er 8 van de 18. De P-waarde van rantsoen mineralen geeft aan dat men te maken heeft met een trend. Op probleem bedrijven worden in de meeste gevallen droogstand mineralen en magnesium gevoerd. Andere producten die gevoerd worden zijn hooi, brok en onbeperkt koolzaadstro.
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
19
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
2.3 Management 1. Bij de melkkoeien: a. permanent voetenbad (kan ook “losse bak” zijn) Ja / Nee b. gebruik doorloop voetbad: 1x/ week, 1x/2 weken, anders, nl. c. geen gebruik voetenbad Uitkomsten: Voetenbad bij melkkoeien: Gebruik doorloop voetenbad (1x in week, 1 x in 2 weken) Geen gebruik voetenbad
Controle bedrijven Probleembedrijven
5
14
4
4
P-waarde: 0,23 Op controle bedrijven gebruikt 5 op de 9 bedrijven een doorloopbad min. 1 x in de week, op case-bedrijven zijn dat er 14 van de 18. 4 op de 9 controle bedrijven maakt geen gebruik van een voetenbad, op case-bedrijven zijn dat er 4 van de 18. Het gebruik van een doorloopbad was niet statistisch significant verschillend tussen case en controle bedrijven. Er is geen trend tussen case en controle bedrijven. 2. Producten in voetenbak (meerdere antwoorden mogelijk): a. formaline b. kopersulfaat c. zinksulfaat d. anders, nl. Uitkomst: Op alle controle en case bedrijven werd gebruik gemaakt van een voetenbad met een formaline-oplossing.
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
20
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
3. Gebruik landbouwkalk in boxen bij melkkoeien: a. ja, frequentie: …x/ week b. nee c. bij pinken: ja / nee Uitkomst: Landbouwkalk in boxen bij melkkoeien: Nee Ja
Controle bedrijven Probleembedrijven 10 7 2 8
P-waarde: 0,26 Op controle bedrijven wordt er door 7 van de 9 bedrijven geen landbouwkalk in de boxen gebruikt, op case-bedrijven zijn dat er 10 van de 18. Het gebruik van landbouwkalk was niet statistisch significant verschillend tussen case en controle bedrijven. 4. Diergezondheidsstatus: a. BVD, onbekend b. BVD, onbekend, vaccinerend c. BVD gecertificeerd vrij d. BVD gecertificeerd vrij en vaccinerend e. BVD in onderzoek Uitkomst: Diergezondheidsstatus: BVD, niet vrij BVD, vrij
Controle bedrijven Probleembedrijven 6 10 3 8
P-waarde: 0,58 Op controle bedrijven is 6 op de 9 bedrijven de diergezondheidsstatus BVD niet vrij, op case bedrijven zijn dat er 10 van de 18. Op controle bedrijven is 3 op de 9 bedrijven de diergezondheidsstatus BVD vrij, op case bedrijven zijn dat er 8 van de 18. Het wel of niet BVD vrij zijn was niet statistisch significant verschillend op case en controle bedrijven.
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
21
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
5. Behandelen kreupele dieren: a. direct zelf b. direct door klauwverzorger c. wacht tot aantal bij elkaar zijn d. op moment van koppelbehandeling e. anders nl. Uitkomst: Behandelen kreupele dieren: Wacht tot aantal bij elkaar zijn niet wachten tot aantal bij elkaar zijn
Controle bedrijven Probleembedrijven 1 5 8
13
P-waarde: 0,33 Op 8 van de 9 controle bedrijven wordt niet gewachten tot een aantal dieren bij elkaar zijn, op case-bedrijven zijn dat er 13 van de 18. Het wel of niet wachten van behandelen kreupele dieren was niet statistisch significant verschillend op case en controle bedrijven.
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
22
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
2.4 Conclusie bedrijfsenquête Op de volgende punten van de gehouden enquête zijn er significante verschillen gevonden tussen probleem en controle bedrijven. Weidegang jongvee: Er is een relatie tussen het feit dat het jongvee op probleem bedrijven vaker op zomerstalvoedering staan. Overgang van drachtige pinken, laatste maand voor het afkalveren: Het van permanent binnen houden naar deels buiten van drachtige pinken op probleem bedrijven blijkt vaker voor te komen. Bezetting van groepen: melkvee Op probleem bedrijven worden in verhouding meer koeien gehuisvest en mogelijk zijn daar de omstandigheden minder goed op aangepast. Voeding: Op probleem bedrijven liggen de waardes voor vet; eiwit iets hoger dan bij de controle bedrijven. Hierdoor ontstaat er een grotere kans op leververvetting. Krachtvoerverstrekking op andere wijze: Er wordt op probleem bedrijven gebruik gemaakt van een melkrobot met een geïntegreerd voerstation. Rantsoen van drachtige pinken: Rantsoen drachtige pinken bij probleem bedrijven bestaat naast het voeren van grassilage ook uit het voeren mineralen. Met name droogstand mineralen.
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
23
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
Discussie Kijkt men naar de binnenbedrijfprevalentie (BBP) van melkveebedrijven in Nederland levert dit toch nog wel problemen op. Omdat de BBP voor case bedrijven duidelijk hoger ligt dan op controle bedrijven. Echter is de BBP voor controle bedrijven niet meer 0. Dit oriënterende onderzoek naar deze 2 relatief nieuwe KHA binnen Nederland heeft niet een voldoende resultaat opgeleverd om te ontdekken wat de mogelijke risicofactoren zijn bij deze KHA. Er waren een beperkt aantal verschillen te ontdekken tussen de case en controle bedrijven, t.w.: bedrijven met zomerstalvoedering en bedrijven waar de pinken van permanent binnen naar deels buiten gaan. Daarnaast waren er aanwijzingen voor een invloed van een verhoogde stalbezetting op probleembedrijven. Tenslotte kwam er op de probleembedrijven iets meer leververvetting en iets minder pensacidose voor dan op de controle bedrijven. Het resultaat van het onderzoek werd enigszins beïnvloed door het voorkomen van de aandoening op een beperkt aantal (3) controle bedrijven. In een vervolg onderzoek is het wellicht nog beter om een aantal bedrijven met de genoemde KHA te vergelijken met bedrijven waarvan men nog zekerder van weet dat de aandoening echt niet voorkomt. Echter soms komt men pas gedurende het onderzoek hier achter, dit is inherent aan het doen van onderzoek. Ook verdient het de aanbeveling om het onderzoek daarbij te herhalen met een groter aantal case en controle bedrijven. Dit vergroot de power van het onderzoek en dan komen bepaalde verbanden er wellicht wel stat. significant uit. Een kritische evaluatie van de bijbehorende enquête (op basis van de uitkomsten van deze pilot) hoort daarbij. Met uitslagen van de gehouden bedrijfsenquête is er al een beeld geschetst van evt. mogelijke de risicofactoren, die men zou kunnen uitdiepen. Opmerkelijk is aan de uitslag van voedingsfactoren vet;eiwit > 1,4 wel verhoogd is op probleembedrijven en dit geen duidelijke verhoging oplevert voor vet < 3,8% (aanwijzing voor pensacidose). Dit laatste heeft er mee te maken dat deze factor (pensacidose) vaak genoemd wordt als risicofactor voor het optreden van symptomen passend bij klauwbevangenheid c.q. laminitis complex. De onderzochte aandoeningen lijken hierin te passen (Holzhauer en Vos, 2009). Uit ons pilot onderzoek komt in overeenstemming met andere recente onderzoeken dat huisvesting/overbezetting mogelijk een minstens zo belangrijke factor is als voeding (Barker et al., 2009)
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
24
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
Referentielijst Armory, J.R., Barker, Z.E., Wright, J.L., Mason, S.A., Blowey, R.W., Green, L.E., 2008. Associations between sole ulcer, white line disease and digital dermatitis and the milk yield of 1824 diary cows on 30 diary cow farms in England and Wales from February 2003 November 2004. Prev. Vet. Med. 83: 381-391 Barker, Z.E., Amory, J.R., Wright, J.L., Mason, S.A., Blowey, R.W., Green. L.E., 2009. Risk factors for increased rates of sole ulcers, white line disease, and digital dermatitis in dairy cattle from twenty-seven farms in Englenad and Wales. J. Diary Sci. 92: 1971-1787 Enting, H., Kooij, D., Dijkhuizen, A.A., Huirne, R.B.M.,Noordhuizen-Stassen, E.N., 1997. Economic losses due to clinical lameness in dairy cattle. Livest Prod. Sci. 49: 259-267. Green, L.E., Hedges, V.J., Schukken, Y.H., Blowey, R.W., Packington, A.J., 2002. The Impact of Clinical Lameness on the Milk Yield of Dairy Cows. J. Dairy Sci. 85: 2250-2256. Shearer, J., Amstel, van S., Gonzalez, A., 2005. Manual of Foot Care in Cattle. W.D Hoards & Sons Company, Fort Atkinson, U.S.A. pp. 35-45. Webster, J.F., 1995. Animal Welfare: a Cool Eye towards Eden: a Constructive Approach to the Man’s Domination over Animals. Blackwell Science, Oxford, United Kingdom. GD Herkauwer, Nummer 55 (Februari 2009) Holzhauer M. Vos J.H, Klauwgezondheid in Nederland, een update van enkele recente ziektebeelden. In: Tijdschrift voor Diergeneeskunde (2009) Deel 134, pag. 200- 205
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
25
Onderzoek naar twee relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen in Nederland.
Nawoord Na het analyseren van de resultaten van het onderzoek naar twee nieuwe klauwhoornaandoeningen hoop ik te hebben bijgedragen aan het onderzoek. De onderzoeksgrootte was voor dit onderzoek te klein zodat het onderzoek uiteindelijk niet representatief was. Hopelijk kan de onderzoeker door middel van de resultaten en conclusies een vervolgonderzoek starten naar deze relatief nieuwe klauwhoornaandoeningen. Zodat in de toekomst meer duidelijkheid zal ontstaan over deze twee klauwhoornaandoeningen.
Auteur: Peter Schoenaker, student aan CAH te Dronten. Richting Dier en Gezondheidszorg
26