drs Simone van Houten-Pilkes MMO dr John Snel
Performa’s onderzoek
OR INSIGHT HET GROOTSTE ONDERZOEK NAAR DE STAND VAN DE MEDEZEGGENSCHAP IN NEDERLAND
Performa’s onderzoek
OR INSIGHT HET GROOTSTE ONDERZOEK NAAR DE STAND VAN DE MEDEZEGGENSCHAP IN NEDERLAND
Colofon Uitgever en redactie:
Performa Uitgeverij, Wander de Groot
Analyse en tekst:
FNV Formaat, drs Simone van Houten-Pilkes MMO en dr John Snel
Met medewerking van:
VASMO
Ontwerp:
Pino Design, Arnhem
Druk:
Zalsman, Zwolle
© 2013 Performa Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van grafische of elektronische technieken of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. ISBN:
978-90-76834-71-9
NUR
807
Prijs:
e 29,95 excl. BTW en verzendkosten
Bestellen en informatie: Performa Uitgeverij BV, Torenstraat 144B, 2513 BW Den Haag, tel. (070) 310 70 11, of via
[email protected] Inhoudelijke vragen over het onderzoek OR Insight: FNV Formaat, Vijzelmolenlaan 2, 3447 GX Woerden, tel. (0348) 497 397, of via
[email protected]
Woord vooraf
Voor u ligt OR Insight 2012-2013, het nieuwe en meteen grootste onderzoek naar de stand van de medezeggenschap in Nederland. Dit boek bevat de antwoorden van bijna 600 respondenten, zowel OR-leden als ambtelijk secretarissen die de ondernemingsraad in hun werk ondersteunen. Trends en thema’s voor de medezeggenschap in Nederland in kaart brengen, nu en in de komende tijd, op basis van de ervaringen van medezeggenschappers – dat is het hoofddoel van OR Insight. Waar houden medezeggenschappers zich mee bezig? Wat zijn belangrijke onderwerpen en verschuivingen? Hoe gebruiken ondernemingsraden hun rechten en bevoegdheden? Zijn de faciliteiten voldoende en gebruiken ondernemingsraden deze ook? En doet medezeggenschap er toe, hoeveel invloed heeft de ondernemingsraad eigenlijk? Tegelijkertijd nemen we een aantal actuele discussies onder de loep: • Vernieuwing van de medezeggenschap is een thema dat vaak besproken en beschreven wordt. Er zijn her en der ook initiatieven ter vernieuwing, maar nog niet heel veel. Het bracht ons tot de vraag hoe medezeggenschappers tegen de Wet op de ondernemingsraden (WOR) aankijken. Is die nog van deze tijd, of zou die vernieuwd moeten worden? • ‘Er zitten te weinig jongeren in de OR’, dat is een klacht die vaak gehoord wordt. Wij wilden weten of dat zo is. En maakt dat eigenlijk wat uit? Of denken en doen jongere OR-leden hetzelfde als oudere OR-leden? • Een ander heikel punt is de loopbaan van medezeggenschappers. Waar de ene (ex) OR-voorzitter het tot directeur schopt, komt de ander op dood spoor te staan. We zijn benieuwd naar de verschillen en naar de ontwikkelmogelijkheden die het OR-werk biedt. • Tenslotte waren we benieuwd naar de samenwerking tussen de ondernemingsraad en de toezichthouders. Over toezicht is veel te doen geweest de laatste tijd. Gebruiken ondernemingsraden hun aanknopingspunten in de wet om met de raad van toezicht (RvT) of raad van commissarissen (RvC) in contact te komen of te blijven? Het onderzoek heeft veel publiciteit gegenereerd. Van bijna elk hoofdstuk is in de periode september-december 2012 een persbericht verschenen, dat door veel media (radio, landelijke dagbladen, vakbladen, nieuwssites, vaksites en twitter) is opgepikt. De persberichten laten zich lezen als een opsomming van de meest
[3]
opmerkelijke resultaten van het onderzoek. In elk hoofdstuk is het persbericht als afsluitend kader opgenomen. OR Insight 2012-2013 is een initiatief van Performa Uitgeverij, vakuitgeverij en evenementenorganisator voor HR en OR. Het onderzoek is uitgevoerd door Simone van Houten en John Snel, trainers/adviseurs en onderzoekers bij FNV Formaat, het grootste opleidingsinstituut voor medezeggenschap, in samenwerking met VASMO, de beroepsvereniging van ambtelijk secretarissen. Wij danken alle deelnemers die de moeite hebben genomen om de uitgebreide vragenlijst in te vullen. Wij wensen u veel leesplezier. Wander de Groot
[4]
Inhoudsopgave
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
OR Insight in vogelvlucht Thema’s voor de OR Adviesrecht Instemmingsrecht Informatierecht Initiatiefrecht Duidelijkheid over rechten en bevoegdheden Tijd voor OR-werk Scholing Ondersteuning door ambtelijk secretaris en externe deskundigen Samenwerking tussen OR en toezichthouder Invloed en toegevoegde waarde van medezeggenschap Gewenste aanpassingen van de Wet op de ondernemingsraden OR-werk, loopbaan en ontwikkeling Generatieverschillen in de OR
Bijlage 1. Onderzoeksverantwoording Bijlage 2. Profiel van de respondenten Bijlage 3. Over de auteurs
7 10 15 18 23 29 33 38 41 47 50 56 61 65 71 75 77 80
[5]
1 OR Insight in vogelvlucht
OR Insight heeft veel vragen beantwoord. In dit boekje vind u alle resultaten. Dit eerste hoofdstuk is bedoeld voor de lezer die een snel inzicht in de resultaten wil hebben.
Thema’s en trends in de medezeggenschap Waar houden ondernemingsraden zich vooral mee bezig? Reorganisatie is een onderwerp dat steeds meer ondernemingsraden bezig houdt: in 2011 nog ongeveer de helft van de ondernemingsraden, in 2012 zelfs twee derde. Daarnaast houden ondernemingsraden zich veel bezig met het jaarverslag en de begroting van de organisatie. Logisch, die heeft een OR nodig om de basis van alle plannen en beleid te kunnen toetsen. Lastig is wel dat niet alle ondernemingsraden deze informatie als vanzelfsprekend krijgen. Het passief informatierecht wordt nog vaak niet voldoende ingevuld, slechts 44% krijgt de financiële en personele informatie ongevraagd. En ook als er gevraagd wordt om informatie (het actief informatierecht) loopt dat niet altijd soepel, 56% van de ondernemingsraden ontvangt de gevraagde informatie altijd compleet, 38% altijd op tijd. De belangrijkste actuele of ‘nieuwe’ thema’s die momenteel spelen zijn de werkkostenregeling, Het Nieuwe Werken en duurzame inzetbaarheid. Dit zijn ook de thema’s die het snelst stijgen in aandacht en behandeling door de OR tussen 2011en 2012. Ondernemingsraden zijn positief wat hun invloed betreft, vooral als het om het advies- en instemmingsrecht gaat. Rond de driekwart van de respondenten geeft aan op deze manier invloed te hebben uitgeoefend op de besluitvorming binnen de organisatie. Maar ook via het initiatiefrecht vindt bijna de helft dat er invloed is geweest op de besluitvorming. Er is een duidelijke samenhang tussen gevolgde scholing en de duidelijkheid over rechten en bevoegdheden. Ondernemingsraden die in 2011 veel scholing hebben gevolgd geven veel vaker aan dat hun rechten en bevoegdheden altijd duidelijk zijn (83%) dan ondernemingsraden die geen scholing hebben gevolgd (63%). Het gemiddelde rapportcijfer voor de bijdrage van de OR aan de besluitvorming is een krappe zeven.
[7]
OR Insight 2012-2013
De rechten en bevoegdheden onder de loep De feiten uit 2011 op een rij als het gaat om instemming en advies, informatie en initiatief en faciliteiten. • De OR behandelt gemiddeld 4,8 instemmingsaanvragen en mist er één. Grote ondernemingsraden krijgen meer instemmingsaanvragen (6,5) dan kleine ondernemingsraden (3,1). Een op de acht ondernemingsraden krijgt geen enkele instemmingsaanvraag. • De bestuurder legt gemiddeld 6,5 adviesaanvragen voor aan de OR. Gemiddeld 1,5 keer krijgt de OR geen adviesaanvraag, terwijl hij die wel hoort te krijgen. Ook hier krijgt een grote OR meer aanvragen (9,2) dan een kleine OR (3,6). • 56% van de ondernemingsraden wordt niet van alle ongevraagde informatie (jaarrekeningen, begrotingen, personeelsbeleid) voorzien, waar ze wel recht op hebben. 62% ontvangt de gevraagde informatie niet tijdig, 44% niet compleet. • De OR maakt gemiddeld 1,5 keer gebruik van zijn initiatiefrecht. Een aanzienlijk deel verwacht dat in de toekomst vaker te doen. • De OR besteedt gemiddeld 8,3 uur per week aan het OR-werk en wordt daar maar voor gemiddeld 6,7 uur vrijgesteld. Voorzitters komen nog meer tijd te kort, bijna 2 uur. Zij besteden 10,7 uur aan hun OR-werk en worden daarvoor maar 8,8 uur vrijgesteld. • 61% van de respondenten heeft een ambtelijk secretaris die de ondernemingsraad ondersteunt. Grote ondernemingsraden hebben vaker een ambtelijk secretaris (85%) dan kleine ondernemingsraden (25%). • De OR volgt gemiddeld 5,3 dagdelen scholing. Een op de drie kleine ondernemingsraden volgt helemaal geen scholing, ondernemingsraden met een ambtelijk secretaris volgen gemiddeld 10 dagdelen scholing.
Vernieuwing in medezeggenschap? Initiatieven rondom vernieuwing en/of andere vormen van medezeggenschap (denk aan een kern-OR, focusgroepen of projectgroepen) komen regelmatig langs in OR-tijdschriften. Bij een kwart van de ondernemingsraden is de organisatie bezig met andere vormen van medezeggenschap. Dit wil niet zeggen dat men ontevreden is met de OR zelf. 94% van de deelnemers is het eens met de stelling: ‘de OR is een goede manier om als werknemers medezeggenschap te kunnen uitoefenen’. Ook met de stellingen ‘de OR heeft voldoende draagvlak’, ‘de OR sluit goed aan bij de besluitvormingsstructuur en -cultuur van onze organisatie’ en ‘de OR sluit goed aan bij de behoefte aan inspraak van de werknemers in onze organisatie’ is ruim drie kwart van de respondenten het eens. Op de vraag ‘in hoeverre bent u tevreden over de mogelijkheden die de Wet op de ondernemingsraden biedt?’ kwam gemiddeld genomen een score uit van 7,6 op een schaal van 1 tot 10. Een ruime voldoende dus. Maar met ruimte voor verbeteringen.
[8]
1 OR Insight in vogelvlucht
Bijna de helft van de respondenten vindt het nodig de WOR op punten aan te passen. De meest genoemde punten zijn: uitbreiding van het instemmingsrecht op alle secundaire arbeidsvoorwaarden, instemmingsrecht in plaats van adviesrecht bij reorganisaties en een betere vrijstelling voor het OR-werk. Ook de verkiezingsprocedure kan eenvoudiger en beter volgens de deelnemers.
Een generatiekloof, is die er? Ondernemingsraden blijken qua leeftijd geen perfecte afspiegeling te zijn van het personeel dat zij vertegenwoordigen. Er is een duidelijke oververtegenwoordiging van de categorie 35 tot 55 jaar. Met name jonge werknemers tot 35 jaar zijn ondervertegenwoordigd in de OR. Is er daarmee ook een generatiekloof? Rond de 40% van de respondenten ziet op een aantal punten wel verschillen tussen jongere en oudere OR-leden, als het gaat om communicatie naar directie en achterban, de keuze van onderwerpen voor de OR en de motieven om in de OR te gaan. Er zijn dus verschillen, maar om nu te spreken van een generatiekloof? We kunnen in elk geval concluderen dat voor een goede afspiegeling van de werknemers in de organisatie meer jongeren in de OR gewenst zijn.
OR-werk en loopbaan Eerst het slechte nieuws: de helft van de deelnemers aan het onderzoek stelt dat het niet goed is voor je carrière om in de OR te zitten. Het slechtst af ben je in organisaties van middelgrote ondernemingsraden. Misschien maakt het feit dat driekwart van de deelnemers aangeeft dat zij in hun organisatie als OR-lid worden gewaardeerd iets goed. En anders wellicht dat de OR goede mogelijkheden biedt om je persoonlijk te ontwikkelen, 86% van de deelnemers geeft dat aan. Dankzij OR-werk doe je vooral kennis op van arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden, personeelsbeleid, organisatiecultuur, organisatiestructuur en reorganisaties. En de belangrijkste vaardigheden die men heeft ontwikkeld of aangescherpt liggen op het terrein van het omgaan met bestuurders, communiceren, vergaderen, analyseren, structureren en samenwerken.
Samenwerking tussen OR en toezichthouder We kunnen constateren dat die samenwerking er nauwelijks is. Hoewel artikel 24 van de WOR aangeeft dat bij de tweejaarlijkse bespreking van de algemene gang van zaken een toezichthouder aanwezig hoort te zijn, gebeurt dat in de praktijk veel te weinig. Slechts 35% van de respondenten geeft aan dat de toezichthouder altijd aanwezig is bij het artikel 24 overleg. Verder is er ook maar weinig informeel contact tussen OR en toezichthouder. Slechts 11% heeft vaak informeel contact. Hier valt nog een hoop te verbeteren.
[9]
OR Insight 2012-2013
2 Thema’s voor de OR
De OR houdt zich met een veelheid van onderwerpen bezig. Elke OR heeft daarbij zijn eigen prioriteiten en accenten. Met welke onderwerpen heeft de OR zich in 2011 en 2012 vooral bezig gehouden? Is er een ontwikkeling of een verschuiving te herkennen in de onderwerpen waar ondernemingsraden zich mee bezig houden? De deelnemers aan het onderzoek konden van in totaal 63 onderwerpen aangeven of deze in 2011 en/of 2012 al of niet voor de OR speelden. Gevraagd is naar ‘klassieke’ medezeggenschapsonderwerpen (‘klassiekers’) en actuele of ‘nieuwe’ onderwerpen (‘nieuwe topics’).
‘Klassieke’ onderwerpen Er lijken geen grote verschillen tussen 2011 en 2012 te zijn als het gaat om de vraag wat de belangrijkste klassieke onderwerpen zijn die de OR bezig houdt. Aan kop van de top tien staan twee financiële onderwerpen, te weten het (financieel) jaarverslag en de begroting van de organisatie. Respectievelijk 88% en 78% van de respondenten geeft aan in 2012 met deze onderwerpen bezig te zijn geweest. Op drie staat het belangrijkste organisatorische onderwerp voor de OR: reorganisatie. In 2011 was 52% van de ondernemingsraden bezig met reorganisatie, in 2012 zelfs 65%.
1 Jaarverslag
80%
6 (Werknemers)gezondheid
45%
2 Begroting
68%
6 Verzuimpreventie
45%
3 Reorganisatie
52%
8 Functioneren en beoordelen
44%
4 (Werknemers)veiligheid
49%
8 Arbeidstijden en roosters
44%
4 Voortgangsrapportages
49%
10 Organisatiestructuurverandering
43%
Top 10 klassiekers 2011
Andere onderwerpen waar de OR zich veelvuldig (het meest) mee bezig houdt, zijn: veiligheid en gezondheid, financiële voortgangsrapportages, functioneringsgesprekken en beoordelingsystemen, verzuimpreventie en organisatiestructuurverandering. Vergeleken met 2011 zijn in 2012 twee onderwerpen de top tien binnengekomen: de werkkostenregeling en inkrimping van de organisatie. Dit ten koste van het onderwerp arbeidstijden en roosters, dat in 2012 net buiten de top tien valt.
[ 10 ]
2 Thema’s voor de OR
1 Jaarverslag
88%
7 Functioneren en beoordelen
57%
2 Begroting
78%
8 Werkkostenregeling
56%
3 Reorganisatie
65%
8 Verzuimpreventie
56%
4 (Werknemers)veiligheid
63%
10 Inkrimping van de organisatie
55%
5 (Werknemers)gezondheid
60%
10 Organisatiestructuurverandering
55%
6 Voortgangsrapportages
58%
Top 10 klassiekers 2012
De onderwerpen waar de OR zich het meest mee bezig houdt, zijn voor het overgrote deel te beschouwen als ‘klassieke’ onderwerpen. Ze zijn meestal één op één te herleiden naar de rechten en bevoegdheden van de OR volgens de Wet op de ondernemingsraden: het financieel informatierecht (art.31a), het adviesrecht aangaande belangrijke organisatorische veranderingen (art.25 lid 1d en e), het instemmingsrecht op het gebied van arbeidsomstandigheden en ziekteverzuim, arbeidstijden en personeelsbeoordeling (art.27 lid 1b, d en g).
Actuele en ‘nieuwe’ onderwerpen Naast wat meer ‘klassieke’ onderwerpen kon men in de vragenlijst ook wat meer actuele of ‘nieuwe’ thema’s aankruisen die voor de OR spelen of hebben gespeeld. Deze ‘topics’ zijn in tegenstelling tot de klassieke onderwerpen vaak niet één op één te herleiden tot een enkel recht of enkele bevoegdheid uit de WOR, maar komen voort uit andere wet- en regelgeving of uit thema’s die binnen organisaties spelen. Hieronder de uitkomsten voor 2012 voor wat betreft een aantal actuele of nieuwe onderwerpen:
1 Werkkostenregeling
56%
7 Gedragscodes
31%
2 Het Nieuwe Werken
52%
8 Mobiliteit en outplacement
29%
3 Duurzame inzetbaarheid
49%
9 Privacybescherming
28% 26%
4 Nieuwe werkwijzen
39%
10 Levensloop- en vitaliteitsregeling
5 Psychosociale arbeidsbelasting
34%
11 Nieuwe organisatiefilosofie
22%
6 Vitaliteitsbeleid
33%
12 Klokkenluidersregeling
12%
Top 12 nieuwe topics 2012
Meer dan de helft van de respondenten geeft aan dat de OR zich in 2012 heeft bezig gehouden met de werkkostenregeling (56%) en met Het Nieuwe Werken (52%), dat zich richt op flexibeler arbeidstijden en arbeidsplaatsen. Bijna de helft van de ondernemingsraden heeft zich bezig gehouden met duurzame inzetbaar-
[ 11 ]
OR Insight 2012-2013
heid/leeftijdsbewust personeelsbeleid (49%). Twee op de vijf had het onderwerp nieuwe werkwijzen op de agenda, zoals zelfsturing en projectmatig werken. Een derde van de respondenten geeft aan dat de OR zich in 2012 heeft bezig gehouden met vitaliteitsbeleid en volgens bijna een kwart van de respondenten was een nieuwe organisatiefilosofie (zoals maatschappelijk verantwoord ondernemen of duurzaamheid) onderwerp van behandeling door de OR.
Grootste stijgers 2012 ten opzichte van 2011 Welke onderwerpen zijn nu de grootste ‘stijgers’, als we 2012 vergelijken met 2011? Met andere woorden: welke onderwerpen laten in 2012, vergeleken met 2011, de grootste stijging zien in aandacht/behandeling door de OR? De tabel hieronder geeft het overzicht.
2012
groei
1 Werkkostenregeling
56%
+ 34%
2 Het Nieuwe Werken
52%
+ 25%
3 Duurzame inzetbaarheid
49%
+ 17%
4 (Werknemers)gezondheid
39%
+ 15%
5 Reis- en onkostenregelingen
34%
+ 15%
6 (Werknemers)veiligheid
33%
+ 14%
7 Inkrimping van de organiatie
31%
+ 14%
8 Nieuwe werkwijzen
29%
+ 14%
9 Vitaliteitsbeleid
28%
+ 14%
10 Reorganisatie
65%
+ 13%
11 Functioneren en beoordelen
57%
+ 13%
12 Inzet flexibele arbeidskrachten
48%
+ 13%
Top 12 snelst groeiende topics 2012
De top drie van sterkste stijgers wordt gevormd door actuele of nieuwe onderwerpen. Verreweg de grootste stijging komt voor rekening van de werkkostenregeling. In 2011 was nog maar 22% van de ondernemingsraden bezig met dit onderwerp, in 2012 was 56% er mee bezig: een stijging van maar liefst 34 procentpunten. Verder laat Het Nieuwe Werken een stijging zien van 25 procentpunten en het onderwerp duurzame inzetbaarheid/leeftijdsbewust personeelsbeleid een stijging van 17 procentpunten. Andere nieuwe topics in de top tien van sterkste stijgers zijn een nieuwe werkwijze (zelfsturing, projectmatig werken) en vitaliteitsbeleid (beiden +14 procentpunten). Ook sommige klassieke onderwerpen stijgen sterk: veiligheid en gezondheid waren (klassiek) al belangrijke onderwerpen voor de OR, maar nemen in 2012 verhoudings-
[ 12 ]
2 Thema’s voor de OR
gewijs nog eens in belangrijkheid toe (resp. +15 en +14 procentpunten). Datzelfde geldt voor het onderwerp functioneren en beoordelen (+13 procentpunten). Tenslotte lijken de gevolgen van de economische crisis en een ontwikkeling als flexibilisering van de arbeid nog steeds belangrijker te worden als onderwerp van medezeggenschap: in 2012 zijn namelijk ook de onderwerpen inkrimping van de organisatie, reorganisatie en inzet van flexibele arbeidskrachten relatief sterk gestegen (resp. +14, +13 en +13 procentpunten).
Verschillen naar sector Zijn er verschillen naar sector, in de mate waarin ondernemingsraden bezig zijn (geweest) met bepaalde onderwerpen? Hieronder wordt de top tien van onderwerpen weergegeven voor respectievelijk de profit sector, de non profit sector en de overheidssector (2012).
1 Jaarverslag
84%
6 Reis- en onkostenregeling
57%
2 (Werknemers)veiligheid
65%
7 Functioneren en beoordelen
57%
3 (Werknemers)gezondheid
59%
8 Investeringen
57%
4 Werkkostenregeling
59%
9 Reorganisatie
52%
5 Begroting
59%
10 Organisatiestructuurverandering
50%
1 Jaarverslag
94%
7 Verzuimpreventie
57%
2 Begroting
92%
7 Werkkostenregeling
57%
3 Reorganisatie
70%
8 Functioneren en beoordelen
56%
4 Voortgangsrapportages
63%
9 Inkrimping van de organisatie
55%
5 (Werknemers)veiligheid
60%
9 Planning- en controlcyclus
55%
5 (Werknemers)gezondheid
60%
68%
Top 10 profit
Top 10 non profit
1 Begroting
81%
5 Het Nieuwe Werken
2 Jaarverslag
80%
7 Verzuimpreventie
66%
3 Reorganisatie
78%
8 (Werknemers)veiligheid
63%
4 Inkrimping van de organisatie
71%
9 Planning- en controlcyclus
62%
5 Organisatiestructuurverandering
68%
10 (Werknemers)gezondheid
61%
Top 10 overheid
[ 13 ]
OR Insight 2012-2013
Wat opvalt is dat het onderwerp reorganisatie vooral sterk speelt in de non profit sector (70%) en bij de overheid (78%). In de profit sector is dat wat minder (52%), hoewel het onderwerp ook hier in de top tien staat. Een zelfde beeld komt naar voren als het gaat om inkrimping van de organisatie. Bij de overheid speelt dat in 71% van de gevallen en in de non profit bij 55% van de gevallen. Bij de profit sector staat dit onderwerp niet in de top tien. Een ander opvallend gegeven is dat het ‘nieuwe’ onderwerp flexibele arbeidstijden en -plaatsen (Het Nieuwe Werken) vooral speelt bij ondernemingsraden in de overheidssector. Maar liefst 68% van de respondenten bij de overheid geeft aan dat dit onderwerp in 2012 voor de OR heeft gespeeld. Bij de profit en non profit sectoren staat Het Nieuwe Werken niet in de top tien.
PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT
Economische crisis houdt ook de medezeggenschap in de greep:
65% van ondernemingsraden druk met reorganisaties De recessie vergt het uiterste van organisaties. En dus van ondernemingsraden. Was in 2011 ‘slechts’ de helft (52%) van de ondernemingsraden bezig met het onderwerp ‘reorganisatie’ – een veelgebruikt woord voor collectieve ontslagen – in 2012 is dat sterk gegroeid naar twee op de drie (65%) van de ondernemingsraden. Maar liefst 55% van de ondernemingsraden houdt zich dit jaar ook bezig met het thema ‘inkrimping van de organisatie’. Vorig jaar stond dit onderwerp niet eens in de top 10. Hetzelfde geldt voor Het Nieuwe Werken, waar de helft van de medezeggenschappers zich dit jaar over buigt; twee keer zo veel als in 2011. Door velen wordt Het Nieuwe Werken niet alleen gezien als flexibel werken in tijd & plaats, maar ook en vooral als forse bezuiniging op kantoorhuur. Zo blijkt de OR vooral bezig met adviseren over bezuinigingsplannen. Naast ‘evergreens’ als het adviseren over jaarverslag & begroting en werknemerveiligheid & -gezondheid – altijd goed voor een plek in de top 10 – zijn er een paar nieuwe topics voor de OR in 2012. 56% van de ondernemingsraden buigt zich dit jaar over de werkkostenregeling, een nieuwe fiscale regeling over secundaire arbeidsvoorwaarden die uiterlijk per 1 januari 2014 in elke organisatie moet zijn ingevoerd. Dat is 34 procentpunten meer dan vorig jaar. Ook Het Nieuwe Werken is zoals gezegd een belangrijk thema: De helft van alle ondernemingsraden (52%) is daar in 2012 mee bezig, tegen een kwart (27%) in 2011. Duurzame inzetbaarheid/leeftijdsbewust personeelsbeleid laat een stijging van 17 procentpunten zien.
[ 14 ]
3 Adviesrecht
Het adviesrecht, zoals vastgesteld in artikel 25 van de Wet op de ondernemingsraden, is een bijzondere bevoegdheid voor de OR. Het geeft de ruimte om mee te denken en te adviseren over financiële en organisatorische onderwerpen. Bestuurders zijn wettelijk verplicht voorgenomen besluiten over bijvoorbeeld reorganisaties, fusies, overnames, verhuizingen, investeringen, leningen en adviesopdrachten aan externe deskundigen tijdig voor advies aan de ondernemingsraad voor te leggen.
Hoeveel adviesaanvragen behandelt de OR (en hoeveel niet)? Een op de twintig ondernemingsraden (5%) heeft in 2011 geen enkele adviesaanvraag gekregen van de bestuurder. Verdeeld naar sector is dat 1% bij de overheid, 8% in de profit en 6% in de non profit. Meer nog speelt de omvang van de organisatie een rol. We zien dat slechts 2% van de grote ondernemingsraden geen adviesaanvraag voorgelegd heeft gekregen, terwijl maar liefst 19% van de kleine ondernemingsraden geen enkele adviesaanvraag heeft gehad. Dat betekent niet dat ze in alle gevallen zijn gepasseerd. Van die kleine ondernemingsraden geeft namelijk een deel aan geen adviesaanvragen te hebben gemist. Uiteindelijk heeft 9% van de kleine ondernemingsraden ten onrechte geen enkele adviesaanvraag gehad in 2011. Gemiddeld hebben ondernemingsraden 6,5 adviesaanvraag gekregen in 2011. Er zit veel spreiding in deze aantallen. Het meest voorkomende antwoord is 2 adviesaanvragen, maar er zijn ook ondernemingsraden die er (ruim) meer dan 20 krijgen. Opvallend is dat ambtelijk secretarissen onder de respondenten aangeven veel meer adviesaanvragen te krijgen (7,9) dan OR-leden (4,2). Meer dan de helft van de ondernemingsraden (55%) geeft aan dat er (een of meer) adviesaanvragen zijn gemist. Dat percentage is het hoogst bij de overheid (61%). Verder is er een verschil in de percentages tussen ambtelijk secretarissen (47%) en de OR-leden (58%) die de vraag beantwoorden. Op de vraag hoe vaak er geen adviesaanvraag geweest is, terwijl dat wel had gemoeten, zien we dat dit in alle gevallen gemiddeld rond de 1,5 adviesaanvraag schom-
[ 15 ]
OR Insight 2012-2013
melt. Het maakt niet uit of je er veel of weinig (of geen) krijgt, het aantal gemiste aanvragen is overal dicht bij de anderhalve aanvraag.
Profit
Non profit Overheid Totaal
55%
52%
61%
55%
8%
6%
1%
5%
Aantal ondernemingsraden dat 1 of meer keer geen adviesaanvraag hebben gehad, terwijl dat wel moest Aantal ondernemingsraden dat geen enkele adviesaanvraag hebben gehad Aantal ondernemingsraden dat geen enkele adviesaanvraag hebben gehad, terwijl dat wel moest
3%
4%
0%
2%
Gemiddeld aantal adviesaanvragen
5,2
6,6
8,2
6,5
Gemiddeld aantal niet ontvangen adviesaanvragen
1,5
1,4
1,7
1,5
6,7
8,0
9,9
8,0
Totaal aantal adviesaanvragen dat OR had moeten ontvangen Adviesaanvragen in 2011, naar sector
t/m 5
6 t/m 10
11 of meer
zetels
zetels
zetels
52%
54%
57%
19%
4%
2%
Aantal ondernemingsraden dat 1 of meer keer geen adviesaanvraag hebben gehad, terwijl dat wel moest Aantal ondernemingsraden dat geen enkele adviesaanvraag hebben gehad Aantal ondernemingsraden die geen enkele adviesaanvraag hebben gehad, terwijl dat wel moest
9%
2%
1%
Gemiddeld aantal adviesaanvragen
3,6
4,5
9,2
Gemiddeld aantal niet ontvangen adviesaanvragen
1,5
1,4
1,6
5,1
5,9
10,8
Totaal aantal adviesaanvragen dat OR had moeten ontvangen Aantal adviesaanvragen in 2011, naar omvang van de OR
Verwachtingen voor 2012 en 2013 De helft van alle ondernemingsraden verwachtte meer adviesaanvragen te krijgen in 2012 dan in 2011. Maar 16% van de ondernemingsraden dacht minder aanvragen te krijgen.
[ 16 ]
3 Adviesrecht
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
Meer
45%
53%
58%
51%
Minder
19%
13%
15%
16%
Evenveel
36%
35%
21%
34%
Verwacht aantal adviesaanvragen in 2012, naar sector
Kijken we nog verder vooruit, naar 2013, dan verwacht nog maar 38% van de ondernemingsraden meer adviesaanvragen dan het jaar ervoor.
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
Meer
33%
41%
37%
38%
Minder
12%
14%
16%
15%
Evenveel
52%
44%
46%
48%
Verwacht aantal adviesaanvragen in 2013, naar sector
PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT
Een op de twintig ondernemingsraden krijgt nooit een adviesaanvraag
Directie passeert meer dan helft van ondernemingsraden Meer dan de helft van de ondernemingsraden (55%) geeft aan dat zij bij belangrijke ondernemingsbesluiten gepasseerd worden door de directie, omdat deze nalaat de OR om advies te vragen. Gemiddeld gaat het om 1,5 ‘gemiste’ adviesaanvraag per jaar. En dat terwijl een bestuurder wettelijk verplicht is de ondernemingsraad tijdig advies te vragen over belangrijke financiële en organisatorische zaken, zoals reorganisaties, fusies, overnames, verhuizingen, investeringen, leningen en zelfs over adviesopdrachten aan externe deskundigen. Een gemiddelde OR krijgt jaarlijks 6,5 keer het verzoek van de directie om over een voorgenomen besluit te adviseren. Volgens de OR zelf hadden dat er 8 moeten zijn, een verschil van 1,5. Meer dan de helft van de ondernemingsraden (55%) geeft aan dat er (een of meer) adviesaanvragen zijn gemist. Een op de twintig ondernemingsraden heeft in 2011 niet één adviesaanvraag van de bestuurder ontvangen. Vooral bij kleine organisaties tot 100 werknemers is het slecht gesteld: daar is in 9% van de gevallen geen adviesaanvraag voorgelegd, terwijl dat volgens de OR wel had gemoeten.
[ 17 ]
OR Insight 2012-2013
4 Instemmingsrecht
Het instemmingsrecht van de OR, zoals vastgelegd in artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden, gaat over regelingen voor het personeel. Denk bijvoorbeeld aan regelingen op het gebied van vakantie, werktijden, arbeidsomstandigheden, functiewaardering en beoordeling, opleidingen en privacy. Van alle rechten en bevoegdheden die een OR heeft wordt dit als het sterkste recht gezien. Immers, als een OR niet instemt (nee zegt) dan gaat een regeling niet door. De procedure loopt via een instemmingsverzoek of -aanvraag, waarbij de bestuurder een voorgenomen besluit ter instemming voorlegt aan de ondernemingsraad.
Hoeveel instemmingsaanvragen krijgt de OR? 92% van de ondernemingsraden heeft in 2011 een of meer instemmingsverzoeken gekregen van de bestuurder, 8% van de ondernemingsraden heeft dus geen enkel instemmingsverzoek ontvangen in 2011. Naar sector bezien zijn er weinig verschillen. Naar omvang van de OR vallen met name de kleine ondernemingsraden op: 17% van de kleine ondernemingsraden heeft in 2011 geen instemmingsaanvragen ontvangen, tegenover 7% van de middelgrote ondernemingsraden en 6% van de grote ondernemingsraden. Is er verschil naar soort organisatie? We zien dat er bij zelfstandige organisaties in 7% geen instemmingsaanvraag is geweest. Bij ondernemingsraden van onderdelen van een Nederlands concern is dat 21%. Bij multinationals ligt het weer anders: bij vestigingen van Nederlandse multinationals is in 13% van de gevallen geen instemmingsverzoek voorgelegd en bij Nederlandse vestigingen van buitenlandse multinationals wordt in 8% van de gevallen aangegeven dat er geen enkele instemmingsaanvraag is geweest in 2011. De ondernemingsraden hebben in 2011 gemiddeld 4,8 instemmingsaanvragen gehad en er 1 gemist. Als we kijken naar de verschillende sectoren dan is er wederom niet veel verschil. Naar omvang van de OR zien we dat het aantal instemmingverzoeken bij kleine en middelgrote ondernemingsraden (t/m 10 zetels) ver onder het gemiddelde ligt en bij grotere ondernemingsraden (11 of meer zetels) ligt dat er ruim boven. Wel of geen onderdeel zijn van een concern geeft ook enig verschil. Ondernemingsraden binnen Nederlandse (nationale en multinationale) concerns ontvangen minder instemmingsaanvragen dan gemiddeld.
[ 18 ]
4 Instemmingsrecht
Volgens 62% van de respondenten heeft de bestuurder in alle gevallen dat hij dat moest ook een instemmingsverzoek voorgelegd. Hier is dus geen sprake van gemiste aanvragen. De keerzijde is dat 38% van de respondenten aangeeft dat de OR één of meer keren geen instemmingsverzoek heeft gehad waar hij dat wel hoorde te krijgen. Hieruit kunnen we dus afleiden dat meer dan een derde van de ondernemingsraden wel eens wordt gepasseerd als het gaat om het instemmingsrecht. Bij 6% van de deelnemers is er in 2011 geen enkel instemmingsverzoek geweest en hebben ze er ook geen gemist. Dit lijkt erop te wijzen dat in ongeveer 1 op de 20 organisaties in 2011 geen besluit genomen is dat de instemming van de OR vereiste. Er zijn ook hier nauwelijks verschillen tussen de sectoren. Ook omvang van de OR laat weinig verschil zien. Een licht verschil is er wel naar soort organisatie. Met name binnen Nederlandse multinationals geven respondenten minder vaak aan dat de OR wel eens een aanvraag gemist heeft (28%) dan binnen zelfstandige organisaties (38%), Nederlandse concerns (37%) en buitenlandse multinationals (36%).
Profit
Non profit Overheid Totaal
Percentage ondernemingsraden zonder instemmingsverzoek in 2011
9%
8%
7%
8%
Gemiddeld aantal ontvangen instemmingsaanvragen
4,2
5,2
5,0
4,8
1,1
1,0
0,9
1,0
5,3
6,2
5,9
5,8
t/m 5
6 t/m 10
11 of meer
zetels
zetels
zetels
Gemiddeld aantal niet ontvangen instemmingsaanvragen Totaal instemmingsaanvragen dat OR had moeten hebben Aantal instemmingsaanvragen, naar sector
Totaal
Percentage ondernemingsraden zonder instemmingsverzoek in 2011
17%
7%
6%
8%
Gemiddeld aantal ontvangen instemmingsaanvragen
3,1
3,6
6,5
4,8
1,0
1,0
0,9
1,0
4,1
4,6
7,4
5,8
Gemiddeld aantal niet ontvangen instemmingsaanvragen Totaal instemmingsaanvragen dat OR had moeten hebben Aantal instemmingsaanvragen, naar omvang van de OR
[ 19 ]
OR Insight 2012-2013
Onderdeel
Onderdeel
Onderdeel
Zelfstandige
Nederlands
Nederlandse
buitenlandse
organisatie
concern
multinational multinational
7%
21%
13%
8%
5,0
3,9
3,5
4,9
1,0
0,6
0,6
1,2
6,0
4,5
5,1
6,1
Percentage ondernemingsraden zonder instemmingsverzoek in 2011 Gemiddeld aantal ontvangen instemmingsaanvragen Gemiddeld aantal niet ontvangen instemmingsaanvragen Totaal instemmingsaanvragen dat OR had moeten hebben
Aantal instemmingsaanvragen, naar soort organisatie
Verwachtingen voor 2012 Wat verwachtten ondernemingsraden in 2012 aan instemmingsverzoeken te krijgen? Gemiddeld gesproken verwachtte bijna de helft van de ondernemingsraden meer instemmingsverzoeken vergeleken met 2011. Ongeveer een derde verwachtte evenveel verzoeken als in 2011 en iets minder dan 20% van de ondernemingsraden dacht het iets rustiger te krijgen met instemmingsverzoeken. Het grootste verschil zit bij de sector overheid, daar verwachtte meer dan een kwart van de ondernemingsraden minder instemmingsverzoeken te krijgen in 2012.
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
Meer dan in 2011
43%
47%
42%
44%
Minder dan in 2011
19%
13%
27%
18%
Evenveel als in 2011
38%
40%
31%
38%
Verwacht aantal instemmingsverzoeken in 2012, naar sector
Een ander opvallend verschil is dat ondernemingsraden binnen Nederlandse concerns in 2012 beduidend meer instemmingsverzoeken verwachtten dan ondernemingsraden binnen zelfstandige organisaties en multinationals.
[ 20 ]
4 Instemmingsrecht
Onderdeel
Onderdeel
Onderdeel
Zelfstandige
Nederlands
Nederlandse
buitenlandse
organisatie
concern
multinational
multinational
Meer dan in 2011
43%
56%
47%
43%
Minder dan in 2011
19%
12%
16%
20%
Evenveel als in 2011
38%
33%
38%
37%
Verwacht aantal instemmingsverzoeken in 2012, naar soort organisatie
Verwachtingen voor 2013 Kijken we vooruit naar 2013 dan zien we dat nu de meeste ondernemingsraden aangeven ongeveer evenveel aanvragen te verwachten als in 2012, gemiddeld net iets meer dan de helft. Kleine ondernemingsraden en ondernemingsraden in vestigingen van buitenlandse multinationals springen er uit, hier verwacht zelfs (ruim) 60% dat er evenveel instemmingsverzoeken zullen komen in 2013 als in 2012.
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
Meer dan in 2012
28%
37%
33%
33%
Minder dan in 2012
14%
14%
20%
16%
Evenveel als in 2012
56%
49%
47%
52%
Verwacht aantal instemmingsverzoeken in 2013, naar sector
t/m 5
6 t/m 10
11 of meer
zetels
zetels
zetels
Totaal
Meer dan in 2012
22%
37%
33%
33%
Minder dan in 2012
16%
16%
15%
16%
Evenveel als in 2012
63%
47%
51%
52%
Verwacht aantal instemmingsverzoeken in 2013, naar omvang van de OR
[ 21 ]
OR Insight 2012-2013
Onderdeel
Onderdeel
Onderdeel
Zelfstandige
Nederlands
Nederlandse
buitenlandse
organisatie
concern
multinational
multinational
Meer dan in 2012
33%
30%
41%
29%
Minder dan in 2012
17%
14%
12%
11%
Evenveel als in 2012
50%
56%
47%
60%
Verwacht aantal instemmingsverzoeken in 2013, naar soort organisatie
PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT
Instemmingsrecht OR wordt veelvuldig omzeild
40% van directeuren ‘vergeet’ de OR wel eens instemming te vragen Volgens de Wet op de ondernemingsraden mag een directeur geen personeelsregeling instellen of wijzigen zonder uitdrukkelijke instemming van de ondernemingsraad. Het gaat dan bijvoorbeeld om regelingen op het gebied van vakantie, werktijden, arbeidsomstandigheden, beoordeling, opleidingen en privacy. Uit het onderzoek OR Insight blijkt echter dat bijna 40% van de ondernemingsraden niet alle instemmingsverzoeken krijgt die de raad wel zou moeten krijgen. Van de gemiddeld zes keer per jaar dat een ondernemingsraad haar instemming zou moeten geven met een wijziging in de personeelsregeling, gebeurt dit slechts vijf keer. Een op de zes keer wordt de OR dus omzeild. In 2011 heeft 92% van de ondernemingsraden een of meer instemmingsverzoeken gekregen van de bestuurder, 8% van de ondernemingsraden heeft dus geen enkel instemmingsverzoek ontvangen. In kleinere organisaties, tot 100 werknemers, heeft zelfs 17% geen instemmingsverzoek gehad. Nu kan het zo zijn dat in een bepaald jaar er geen wijzigingen in personeelsregelingen zijn en dat de OR dus ook niets heeft om mee in te stemmen. Maar zo ligt het meestal niet. Volgens 62% van de ondernemingsraden heeft de bestuurder wel in alle gevallen dat hij dat moest ook daadwerkelijk een instemmingsverzoek aan de OR voorgelegd. Bij 38% van de ondernemingsraden was dit echter niet het geval en is er dus sprake van ‘gemiste aanvragen’, wijzigingen die de bestuurder bewust of onbewust niet aan de OR heeft voorgelegd.
[ 22 ]
5 Informatierecht
Een belangrijk recht van ondernemingsraden is het informatierecht, zoals vastgelegd in artikel 31 van de Wet op de ondernemingsraden. Het informatierecht zorgt ervoor dat een OR over alle informatie kan beschikken die hij nodig heeft om zijn medezeggenschapstaken goed uit te kunnen voeren. Elke bestuurder is verplicht om de OR ongevraagd van essentiële informatie te voorzien. Denk aan financiële informatie zoals jaarrekeningen, begrotingen en investeringsplannen, maar ook aan informatie over het personeel en het gevoerde sociale beleid, zoals het opleidings- en het beloningsbeleid. Deze verplichting van de bestuurder heet ook wel het passief informatierecht. Naast de informatie die de bestuurder verplicht is uit zichzelf te verstrekken, kan de OR ook alle informatie opvragen die hij nodig heeft om zijn OR-werk goed te kunnen doen. Dit is het actief informatierecht. De bestuurder is verplicht om deze informatie tijdig en compleet aan de OR te verstrekken. Komen bestuurders hun verplichtingen op het gebied van informatievoorziening aan de OR wel na?
Ontvangt de OR gevraagde informatie altijd compleet en tijdig (actief informatierecht)? We hebben gevraagd of de OR de informatie die hij opvraagt bij de bestuurder altijd compleet en altijd tijdig ontvangt. Het gaat hier dus om het actief informatierecht. Bijna de helft van de ondernemingsraden ontvangt de informatie niet compleet. Overigens vinden ambtelijk secretarissen minder vaak dat de informatie niet compleet is dan OR-leden: 35% tegenover 47%. Bestuurders geven dus lang niet altijd alle informatie waar de OR om vraagt en recht op heeft.
OR-lid
Ambtelijk secretaris
Totaal
Eens
53%
65%
56%
Oneens
47%
35%
44%
Ondernemingsraden ontvangen de gevraagde informatie altijd compleet
[ 23 ]
OR Insight 2012-2013
Hoe zit het met het tijdig aanleveren van de gevraagde informatie door de bestuurder? Dat gaat de bestuurders nog slechter af. Maar liefst 62% van de ondervraagden is het oneens met de stelling dat de OR de informatie die hij opvraagt bij de bestuurder altijd tijdig ontvangt. Er zijn hier geen opvallende verschillen tussen ambtelijk secretarissen en OR-leden.
OR-lid
Ambtelijk secretaris
Totaal
Eens
39%
36%
38%
Oneens
61%
64%
62%
Ondernemingsraden ontvangen de gevraagde informatie altijd tijdig
Er zijn grote verschillen tussen ondernemingsraden die binnen een zelfstandige organisatie functioneren, ondernemingsraden die binnen een Nederlands concern functioneren en ondernemingsraden die binnen een multinational actief zijn als het gaat om het informatierecht. Zo vinden ondernemingsraden binnen (Nederlandse en buitenlandse) multinationals veel vaker (bijna 60%) dan ondernemingsraden binnen zelfstandige organisaties en Nederlandse concerns (40% tot 44%) dat de opgevraagde informatie niet altijd volledig is.
Onderdeel
Onderdeel
Onderdeel
Zelfstandige
Nederlands
Nederlandse
buitenlandse
organisatie
concern
multinational
multinational
Totaal
Eens
60%
56%
44%
41%
56%
Oneens
40%
44%
56%
59%
44%
OR ontvangt de gevraagde informatie altijd compleet, naar soort organisatie
Ook als het gaat om het tijdig aanleveren van de gevraagde informatie door de bestuurder is er veel verschil te zien tussen soorten organisaties. Vooral bestuurders van ondernemingsraden bij buitenlandse multinationals blijven in gebreke. Bijna driekwart van de ondernemingsraden in deze organisaties ontvangen de informatie niet altijd tijdig.
[ 24 ]
5 Informatierecht
Onderdeel
Onderdeel
Onderdeel
Zelfstandige
Nederlands
Nederlandse
buitenlandse
organisatie
concern
multinational
multinational
Totaal
Eens
41%
35%
38%
29%
38%
Oneens
59%
65%
62%
71%
62%
OR ontvangt de gevraagde informatie altijd tijdig, naar soort organisatie
De onderlinge verschillen tussen profit, non profit en overheid zijn groot als het gaat om de compleetheid van de gevraagde informatie. Ondernemingsraden in de profit sector ontvangen de gevraagde informatie beduidend minder vaak compleet (48%) dan ondernemingsraden in de non profit (60%) en bij de overheid (63%). Ondernemingsraden in de profit sector ontvangen de door hen gevraagde informatie het minst vaak altijd tijdig (35%), ondernemingsraden bij de overheid het vaakst (44%).
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
Eens
48%
60%
63%
56%
Oneens
52%
40%
37%
44%
OR ontvangt de gevraagde informatie altijd compleet, naar sector
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
Eens
35%
38%
44%
38%
Oneens
65%
62%
56%
62%
OR ontvangt de gevraagde informatie altijd tijdig, naar sector
De grootte van de OR lijkt minder invloed te hebben op het tijdig en compleet ontvangen van de informatie.
t/m 5 zetels
6 t/m 10 zetels
11 of meer zetels
Totaal
Eens
63%
52%
57%
56%
Oneens
37%
48%
43%
44%
OR ontvangt de gevraagde informatie altijd compleet, naar omvang van de OR
[ 25 ]
OR Insight 2012-2013
t/m 5 zetels
6 t/m 10 zetels
11 of meer zetels
Totaal
Eens
40%
38%
38%
38%
Oneens
60%
62%
62%
62%
OR ontvangt de gevraagde informatie altijd tijdig, naar omvang van de OR
Verstrekt de bestuurder alle informatie waartoe hij verplicht is (passief informatierecht)? Hoe staat het met het passief informatierecht? Verstrekt de bestuurder aan de OR altijd alle informatie waartoe hij volgens de Wet op de ondernemingsraden (WOR) verplicht is? Meer dan de helft van de ondervraagden (56%) vindt van niet. Er zijn hierbij geen grote verschillen naar sector (profit, non profit, overheid) en naar grootte van de OR. Wel valt weer op dat het bij de medezeggenschap binnen buitenlandse concerns het slechtst gesteld is met de (verplichte) informatievoorziening: slechts één op de drie respondenten van ondernemingsraden binnen buitenlandse multinationals (33%) stelt dat de bestuurder aan de OR altijd alle informatie verstrekt waartoe hij volgens de WOR verplicht is.
Onderdeel
Onderdeel
Onderdeel
Zelfstandige
Nederlands
Nederlandse
buitenlandse
organisatie
concern
multinational
multinational
Totaal
Eens
45%
51%
50%
33%
44%
Oneens
55%
49%
50%
67%
56%
Ongevraagde informatie wordt altijd verstrekt, naar soort organisatie
Verstrekt de bestuurder informatie waartoe hij niet verplicht is? We hebben ook gevraagd of de bestuurder aan de OR ongevraagd informatie verstrekt waartoe hij volgens de WOR niet verplicht is. Dit gebeurt in 60% van de gevallen wel en in 40% van de gevallen niet. Ambtelijk secretarissen zijn het vaker eens met deze stelling dan OR-leden. Ondernemingsraden in de profit sector, in kleine organisaties en bij multinationals ontvangen het minst vaak ongevraagde informatie die de bestuurder niet verplicht is te geven.
[ 26 ]
5 Informatierecht
OR-lid
Ambtelijk secretaris
Totaal
Eens
58%
66%
60%
Oneens
42%
34%
40%
Bestuurder verstrekt OR ook ongevraagd niet-verplichte informatie
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
Eens
55%
63%
64%
60%
Oneens
45%
37%
36%
40%
Bestuurder verstrekt OR ook ongevraagd niet-verplichte informatie, naar sector
t/m 5 zetels
6 t/m 10 zetels
11 of meer zetels
Totaal
Eens
54%
56%
66%
60%
Oneens
46%
44%
34%
40%
Bestuurder verstrekt OR ook ongevraagd niet-verplichte informatie, naar omvang van de OR
Onderdeel
Onderdeel
Onderdeel
Zelfstandige
Nederlands
Nederlandse
buitenlandse
organisatie
concern
multinational
multinational
Totaal
Eens
63%
60%
56%
51%
60%
Oneens
37%
40%
44%
49%
40%
Bestuurder verstrekt OR ook ongevraagd niet-verplichte informatie, naar soort organisatie
[ 27 ]
OR Insight 2012-2013
PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT
Bestuurders nemen het informatierecht van de OR niet zo nauw
OR slecht geinformeerd door bestuurder Meer dan de helft van de ondernemingsraden (56%) geeft aan essentiële informatie, zoals jaar-rekeningen en beleidsplannen, niet te ontvangen van de bestuurder – ook al is deze daartoe wettelijk verplicht. Bestuurders van buitenlandse multinationals met een Nederlandse vestiging scoren het slechtst. Slechts 1 op de 3 ondernemingsraden in dit soort organisaties ontvangt altijd ongevraagd de informatie die de OR nodig heeft om zijn medezeggenschapswerk te vervullen. Ook informatie waar de OR om vraagt, wordt lang niet altijd tijdig en compleet aangeleverd door de bestuurder. Hoewel de Wet op de ondernemingsraden (WOR) voorschrijft dat bestuurders informatie waar de OR om vraagt volledig en tijdig aan de OR moeten verstrekken, komen zij lang niet altijd hun verplichtingen na. Bijna de helft van de ondernemingsraden ontvangt de informatie waarnaar hij vraagt namelijk niet altijd compleet. 62% van de ondervraagden gaf aan de informatie niet altijd tijdig te ontvangen. Met name in vestigingen van buitenlandse multinationals is de situatie voor ondernemingsraden wat betreft het informatierecht slecht. Maar 41% van de ondernemingsraden in zulke organisaties ontvangt altijd de complete informatie waarnaar zij gevraagd hebben. In nog geen 30% van de gevallen levert de bestuurder de informatie altijd op tijd aan. Ook is het verschil tussen profit en overheid groot. Waar in de profit sector meer dan de helft (52%) de informatie niet altijd compleet ontvangt, is dat bij de overheid ‘slechts’ 37%.
[ 28 ]
6 Initiatiefrecht
Het initiatiefrecht, zoals dat is vastgelegd in artikel 23 van de Wet op de ondernemingsraden, biedt de ondernemingsraad de mogelijkheid onderwerpen te agenderen en zelf voorstellen te doen. Daarmee is gebruikmaking van dit recht een indicatie voor de mate waarin de ondernemingsraad een proactieve houding aanneemt.
Initiatieven in 2011 Uit het onderzoek blijkt dat de OR in 2011 gemiddeld 1,5 keer gebruik heeft gemaakt van zijn initiatiefrecht, één tot twee keer dus. 30% van de ondernemingsraden heeft één keer gebruik gemaakt van dit recht, 23% twee keer. Een derde van de ondernemingsraden (32%) heeft geen gebruik gemaakt van het initiatiefrecht.
0 keer
32%
1 keer
30%
2 keer
23%
3 of meer
15%
Aantal keer gebruik gemaakt van initiatiefrecht in 2011
Hoe liggen de gemiddelden naar sector en grootte van de OR? Er zijn geen noemenswaardige verschillen in het gebruik van het initiatiefrecht tussen ondernemingsraden in de profit sector, non profit sector en bij de overheid. Ook zijn er geen noemenswaardige verschillen naar gelang de organisatie waarbinnen de OR functioneert wel of geen onderdeel is van een concern. Wel is het zo dat grotere ondernemingsraden gemiddeld iets meer gebruik maken van het initiatiefrecht (gemiddeld 1,6 keer) dan kleinere ondernemingsraden (gemiddeld 1,3 keer). Dit komt ook tot uitdrukking in de verdeling van het aantal keren dat gebruik gemaakt is van het initiatiefrecht. Zo heeft 42% van de grotere ondernemingsraden in 2011 twee of meer keer gebruik gemaakt van het initiatiefrecht; van de kleinste ondernemingsraden heeft maar 31% twee of meer keer gebruik gemaakt van dit recht. Verder heeft ‘maar’ 30% van de grotere ondernemingsraden geen gebruik gemaakt van zijn initiatiefrecht, terwijl dit percentage voor de kleinste ondernemingsraden op 37% ligt.
[ 29 ]
OR Insight 2012-2013
t/m 5 zetels
6 t/m 10 zetels
11 of meer zetels
0 keer
37%
33%
30%
1 keer
32%
31%
28%
2 keer
19%
21%
26%
3 of meer
12%
15%
16%
Aantal keer gebruik gemaakt van initiatiefrecht in 2011, naar omvang van de OR
Een opmerkelijke uitkomst is verder nog dat de gebruikmaking van het initiatiefrecht in de profit sector zich in de meeste gevallen (32%) heeft beperkt tot één keer, terwijl bij de overheid in de meeste gevallen (27%) twee keer is gebruik gemaakt van dit recht.
Profit
Non profit
Overheid
0 keer
33%
31%
34%
1 keer
32%
31%
24%
2 keer
18%
24%
27%
3 of meer
17%
14%
15%
Aantal keer gebruik gemaakt van initiatiefrecht in 2011, naar sector
Initiatieven in 2012 en 2013 Een groot deel van de ondernemingsraden verwacht in 2012 en 2013 vaker gebruik te maken van het initiatiefrecht: 40% zegt dat zij in 2012 vaker gebruik maken van het initiatiefrecht dan in 2011 en 29% verwacht in 2013 vaker gebruik te gaan maken van dit recht dan in 2012. De helft verwacht in 2012 even vaak gebruik te maken van het initiatiefrecht als in 2011 en slechts een minderheid – namelijk 10% – stelt in 2012 minder vaak gebruik te zullen maken van het recht dan in het jaar ervoor. Voor 2013 zijn deze percentages respectievelijk 63% en 8%.
2012 t.o.v. 2011
2013 t.o.v. 2012
Vaker
40%
Minder vaak
10%
8%
Even vaak
50%
63%
100%
100%
Totaal
29%
Verwachting gebruik initiatiefrecht 2011-2013
[ 30 ]
6 Initiatiefrecht
Ondernemingsraden bij bedrijven (profit sector) geven iets vaker aan (45%) dan in de non-profit sector en bij de overheid (37%) dat zij in 2012 meer gebruik maken van het initiatiefrecht dan in 2011. Tussen grotere en kleinere ondernemingsraden zijn er geen verschillen in de mate waarin men in 2012 gebruik maakt van het initiatiefrecht.
Profit
Non profit
Overheid
Vaker dan in 2011
45%
38%
37%
Minder vaak dan in 2011
10%
10%
8%
Even vaak als in 2011
45%
52%
55%
Verwachting gebruik initiatiefrecht 2012, naar sector
Daarnaast verwachten ondernemingraden in Nederlandse concerns en buitenlandse multinationals (51%) vaker dan ondernemingsraden in zelfstandige organisaties (37%) en Nederlandse multinationals (31%) dat zij in 2012 meer gebruik maken van het initiatiefrecht dan vorig jaar.
Vaker dan in 2011 Minder vaak dan in 2011 Even vaak als in 2011
Onderdeel
Onderdeel
Onderdeel
Zelfstandige
Nederlands
Nederlandse
buitenlandse
organisatie
concern
multinational
multinational
37%
51%
31%
51%
9%
7%
13%
13%
54%
42%
56%
36%
Verwachting gebruik initiatiefrecht 2012, naar soort organisatie
Is men tevreden over het gebruik van het initiatiefrecht? Precies de helft van de respondenten (50%) is van mening dat de OR in 2011 onvoldoende gebruik heeft gemaakt van zijn initiatiefrecht. Ondernemingsraden in de profit sector vinden het vaakst dat zij onvoldoende gebruik hebben gemaakt van hun initiatiefrecht (57%); ondernemingsraden bij de overheid verhoudingsgewijs het minst vaak (43%).
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
Onvoldoende
57%
49%
43%
50%
Voldoende
43%
51%
57%
50%
Perceptie gebruik initiatiefrecht, naar sector
[ 31 ]
OR Insight 2012-2013
Tenslotte is opvallend dat leden van ondernemingsraden binnen (Nederlandse en buitenlandse) multinationals beduidend vaker vinden dat zij onvoldoende gebruik hebben gemaakt van het initiatiefrecht (60%) dan leden van ondernemingsraden binnen zelfstandige organisaties (48%) en Nederlandse concerns (44%).
Onderdeel
Onderdeel
Onderdeel
Zelfstandige
Nederlands
Nederlandse
buitenlandse
organisatie
concern
multinational
multinational
Onvoldoende
48%
44%
60%
60%
Voldoende
52%
56%
40%
40%
Perceptie gebruik initiatiefrecht, naar soort organisatie
PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT
Tweederde van ondernemingsraden zet zelf ook onderwerpen op de agenda
OR neemt steeds vaker proactieve houding aan Veel ondernemingsraden verwachten steeds meer gebruik te zullen maken van hun initiatiefrecht. Dit initiatiefrecht is vastgelegd in artikel 23 van de WOR. Hiermee kunnen ondernemingsraden zelf onderwerpen op de agenda zetten voor het overleg met de directie en zelf voorstellen doen. Het gebruik van het initiatiefrecht is een belangrijke indicator om te bepalen of een OR een afwachtende of een proactieve houding aanneemt. Slechts een op de drie onder-nemingsraden maakt geen gebruik van het initiatiefrecht en wacht dus vooral af waar de directie mee komt. Ondernemingsraden hebben in 2011 gemiddeld 1,5 keer gebruik gemaakt van hun initiatiefrecht. Grotere ondernemingsraden (met 11 of meer zetels) doen dat iets vaker dan kleinere ondernemingsraden. Veel ondernemingsraden zeggen steeds meer initiatief te nemen: 40% van de ondernemingsraden zegt dat over 2012 vergeleken met 2011. Bovendien verwacht 29% in 2013 nog weer vaker gebruik te gaan maken van dit recht dan in 2012. Daarmee lijkt er duidelijk sprake van een groei van ondernemingsraden met een proactieve houding. Toch zijn ondernemingsraden nog niet tevreden over zichzelf. Precies de helft vindt dat ze genoeg initiatief toonden in 2011, de andere helft vindt het dus te weinig. Vooral medezeggenschappers in de profit sector oordelen dat zij onvoldoende gebruik hebben gemaakt van hun initiatiefrecht (57%); bij de overheid is men verhoudingsgewijs het minst vaak ontevreden (43%). Ten slotte is opvallend dat leden van ondernemingsraden binnen multinationals beduidend het minst tevreden zijn: 60% geeft zichzelf een onvoldoende, tegenover 48% bij ondernemingsraden binnen zelfstandige organisaties en 44% binnen Nederlandse organisaties met meerdere vestigingen.
[ 32 ]
7 Duidelijkheid over rechten en bevoegdheden Weten ondernemingsraden wat hun wettelijke OR rechten en bevoegdheden zijn en hebben ze daar vaak discussie over met de bestuurder? De vijf belangrijkste rechten die de Wet op de ondernemingsraad (WOR) toekent aan de OR zijn: • adviesrecht: de bestuurder is verplicht voorafgaand advies aan de ondernemingsraad te vragen bij besluiten over onder meer verandering van de zeggenschap over de organisatie, de verandering van vestigingsplaats, bij reorganisaties, sluitingen, uitbreidingen en bij belangrijke investeringen en kredieten; • instemmingsrecht: de bestuurder is verplicht een besluit voor instemming aan de OR voor te leggen bij onder meer regelingen rond werktijden, vakanties, pensioenen en winstdeling, functiewaardering, beoordelingsystemen, opleidingsbeleid, privacyen klachtenregelingen; • informatierecht: de bestuurder van een organisatie is verplicht de OR van alle essentiële informatie te voorzien die de OR voor haar werk nodig heeft, financiële gegevens zoals jaarrekeningen en begrotingen. En gegevens over het personeelsbeleid en beleidsplannen; de OR heeft ook het recht om informatie op te vragen; • initiatiefrecht: de ondernemingsraad heeft het recht zelf onderwerpen te agenderen in het overleg met de bestuurder en zelf met initiatiefvoorstellen te komen voor de organisatie. • recht op faciliteiten: de WOR geeft aan op welke faciliteiten de ondernemingsraad een beroep mag doen. De belangrijkste zijn het recht op scholing: elk lid van de ondernemingsraad heeft jaarlijks recht op minimaal 5 dagen scholing per jaar, elk lid van een commissie van de ondernemingsraad heeft recht op minimaal 3 dagen scholing per jaar. Een ander recht is het recht op vrijstelling: een OR-lid is gedeeltelijk vrijgesteld van zijn gewone werk, voor het aantal uren werk dat hij doet voor de OR. Daarnaast heeft een OR het recht op vergaderen en de daarbij horende faciliteiten en mag de raad zelfstandig externe deskundigen inhuren.
Zijn de wettelijke bevoegdheden voor de OR zelf altijd duidelijk? In het onderzoek hebben we de stelling voorgelegd of de OR duidelijk weet wat zijn rechten en bevoegdheden zijn. Maar liefst een kwart van alle ondernemingsraden is het daarmee oneens, en weet dus niet altijd precies welke wettelijke rechten en bevoegdheden ze hebben. De onderlinge verschillen tussen profit, non profit en overheid zijn niet groot.
[ 33 ]
OR Insight 2012-2013
Als we naar de omvang van de OR kijken dan blijkt dat bijna een op de drie kleine ondernemingsraden niet duidelijk weet wat hun rechten en faciliteiten zijn (31%). Hoe groter de OR, des te kleiner wordt dat percentage (21% voor ondernemingsraden met 11 of meer zetels). Het soort organisatie geeft een vergelijkbaar verschil, er blijkt dat 29% van de ondernemingsraden van buitenlandse multinationals niet goed weten wat hun rechten en bevoegdheden zijn, bij de respondenten van Nederlandse concerns en Nederlandse multinationals ligt dat op 19% .
Profit Oneens
4%
Beetje oneens
22%
Beetje eens
47%
Eens
27%
Non profit
26% 74%
4%
23%
19% 44%
77%
33%
Overheid 3% 18% 54% 25%
Totaal
21% 79%
4% 20% 47% 29%
24% 76%
De rechten en bevoegdheden zijn altijd duidelijk, naar sector
t/m 5 zetels Oneens
7%
Beetje oneens
24%
Beetje eens
44%
Eens
25%
31% 69%
6 t/m 10 zetels 3%
24%
21% 51%
76%
25%
11 of meer zetels 3% 18% 45% 34%
21% 79%
Totaal 4% 20% 47% 29%
24% 76%
De rechten en bevoegdheden zijn altijd duidelijk, naar omvang van de OR
Oneens
Onderdeel
Onderdeel
Onderdeel
Zelfstandige
Nederlands
Nederlandse
buitenlandse
organisatie
concern
multinational
multinational
4%
Beetje oneens
19%
Beetje eens
48%
Eens
29%
23% 77%
7% 12% 47% 35%
19% 81%
0% 19% 47% 34%
19% 81%
1% 28% 45% 26%
29% 71%
De rechten en bevoegdheden zijn altijd duidelijk, naar soort organisatie
Er is een duidelijke samenhang tussen gevolgde scholing en de duidelijkheid over rechten en bevoegdheden. Ondernemingsraden die in 2011 geen scholing hebben gevolgd geven veel vaker dan andere ondernemingsraden aan (37%) dat hun rechten
[ 34 ]
7 Duidelijkheid over rechten en bevoegdheden
en bevoegdheden niet altijd duidelijk zijn. Ondernemingsraden met weinig scholing (1-5 dagdelen) geven dat in 26% van de gevallen aan. Bij ondernemingsraden met meer scholing daalt dat naar minder dan 20%.
Geen scholing
1-5 dagdelen
6-10 dagdelen
11-15*dagdelen
in 2011
scholing in 2011
scholing in 2011
scholing in 2011
Oneens
12%
Beetje oneens
25%
Beetje eens
46%
Eens
17%
37% 63%
3% 23% 48% 26%
26% 74%
3% 15% 47% 35%
18% 82%
3% 15% 47% 35%
18% 83%
* er zijn te weinig deelnemers met meer dan 15 dagen scholing om mee te nemen in de analyse De rechten en bevoegdheden zijn altijd duidelijk, naar dagdelen scholing in 2011
Over welke wettelijke bevoegdheden is de meeste onduidelijkheid? Vervolgens is gevraagd aan de deelnemers die aangaven dat er wel eens onduidelijkheid bestaat (dus respondenten die aangaven het een beetje oneens, beetje eens of eens te zijn met de stelling, opgeteld is dat 96%) bij welke rechten er dan onduidelijkheid is. Dan blijkt dat er bij meer dan 80% onduidelijkheid bestaat over de belangrijkste rechten van de OR: het adviesrecht en het instemmingsrecht. Bij het informatierecht is dat ruim 70%; rond de 60% onduidelijkheid is er over het (in de praktijk minder gebruikte) initiatiefrecht en de faciliteiten waarop de OR een beroep mag doen.
Advies-
Instemmings-
Informatie-
Initiatief-
recht
recht
recht
recht
Faciliteiten
Nooit
17%
19%
28%
37%
42%
Soms
65%
63%
53%
47%
44%
Vaak
15%
Altijd
3%
83%
15%
81%
3%
16% 2%
72%
13% 2%
63%
10%
58%
4%
Onduidelijkheid over rechten en faciliteiten
Zijn de OR en bestuurder het altijd eens over de rechten van de OR? De helft van de respondenten geeft aan dat bestuurder en OR het niet altijd eens zijn over rechten en bevoegdheden. Er zijn geen opvallende verschillen tussen sectoren
[ 35 ]
OR Insight 2012-2013
en omvang van de OR te vinden. Bij het soort organisatie zien we het grootste verschil tussen respondenten van ondernemingsraden van Nederlandse concerns (43% is het eens met de stelling) en ondernemingsraden van Nederlandse multinationals (57% is het eens met de stelling).
Profit Oneens
18%
Beetje oneens
33%
Beetje eens
44%
Eens
4%
Non profit
52% 48%
12%
47%
35% 45%
53%
7%
Overheid 8% 40% 47% 5%
Totaal
48% 52%
13% 36% 45% 6%
49% 51%
Bestuurder en OR eens over rechten en bevoegdheden, naar sector
t/m 5 zetels Oneens
12%
Beetje oneens
41%
Beetje eens
43%
Eens
4%
53% 47%
6 t/m 10 zetels 14%
57%
43% 45%
43%
6%
11 of meer zetels 13% 34% 47% 6%
47% 53%
Totaal 13% 36% 45% 6%
49% 51%
Bestuurder en OR eens over rechten en bevoegdheden, naar omvang van de OR
Onderdeel
Onderdeel
Onderdeel
Zelfstandige
Nederlands
Nederlandse
buitenlandse
organisatie
concern
multinational
multinational
Oneens
11%
11%
14%
25%
Beetje oneens
37%
Beetje eens
45%
Eens
6%
48% 52%
32% 50% 7%
43% 57%
43% 43% 0%
57% 43%
29% 41% 4%
54% 46%
Bestuurder en OR eens over rechten en bevoegdheden, naar soort organisatie
Aan de deelnemers die aangaven het niet altijd eens te zijn met de bestuurder over de rechten van de OR (dus respondenten die aangaven het een beetje oneens, beetje eens of eens te zijn met de stelling, opgeteld is dat 87%) is gevraagd over welke rechten er dan discussie is. Bijna elke OR heeft volgens de deelnemers discussie met de bestuurder over de het adviesrecht (96%) en het instemmingsrecht (95%). 43% heeft vaak of altijd discussie over adviesrecht, 52% soms. 40% heeft vaak of altijd discussie over het instemmingsrecht, 55% soms. Ook de andere rechten en faciliteiten zijn
[ 36 ]
7 Duidelijkheid over rechten en bevoegdheden
onderwerp van discussie tussen OR en bestuurder, zij het in iets mindere mate: 86% heeft soms, vaak of altijd discussie over het informatierecht, 74% over het initiatiefrecht en 73% over de faciliteiten.
Adviesrecht
Instemmings-
Informatie-
Initiatief-
recht
recht
recht
Faciliteiten
Nooit
4%
5%
14%
26%
27%
Soms
52%
55%
52%
42%
37%
Vaak
39%
Altijd
4%
96%
35%
95%
28%
5%
7%
86%
24% 9%
74%
24%
73%
12%
Discussie over rechten en faciliteiten
PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT
In bijna alle organisaties is er onduidelijkheid over advies- en instemmingsrecht
Veel discussie over de rechten van de OR Er is veel discussie tussen ondernemingsraad en bestuurder over de invulling van de belangrijkste rechten van de OR die in de wet verankerd liggen. Maar liefst 87% van de ondernemingsraden geeft dit aan. Dan gaat het over het adviesrecht – waarin de directie verplicht is besluiten voor advies aan de OR voor te leggen – en het instemmingsrecht – waarbij de directie een besluit niet mag nemen dan na instemming door de OR. In 96% van de gevallen heeft de OR discussie met de bestuurder over het adviesrecht, dat bijvoorbeeld van toepassing is bij reorganisaties. 95% van de ondernemingsraden bakkeleit met de bestuurder over het instemmingsrecht. Ook andere rechten en faciliteiten blijken in grote meerderheid onderwerp van discussie: 86% bij het informatierecht, 74% bij het initiatiefrecht en 73% bij de faciliteiten voor de OR, zoals het wettelijk recht op scholing, vergaderen en inhuur van externe adviseurs. Voor een deel is de discussie tussen bestuurder en OR waarschijnlijk te verklaren door de behoefte van de bestuurder de OR ‘kort aangelijnd’ te houden of de wens de OR niet overal in te betrekken. Voor een deel is het echter ook de onwetendheid van de OR zelf. Een op de vier ondernemingsraden weet namelijk zelf niet precies welke rechten en faciliteiten de OR eigenlijk heeft. Hoe kleiner de OR (en dus hoe kleiner de organisatie), des te groter is die onduidelijkheid. Bijna een op de drie kleine ondernemingsraden (tot en met 5 leden/100 werknemers) weet niet goed wat hun rechten en faciliteiten zijn. Ook in Nederlandse vestigingen van buitenlandse multinationals is de onduidelijkheid groter dan gemiddeld. Scholing helpt overigens: hoe meer scholing een OR volgt, des te beter leert een OR wat zijn rechten en faciliteiten zijn. Bij vier op de vijf ondernemingsraden bestaat onduidelijkheid over de precieze invulling van het adviesrecht en het instemmingsrecht. Bij het informatierecht is dat ruim 70%, rond de 60% onduidelijkheid is er over het (in de praktijk vaak weinig gebruikte) initiatiefrecht en de faciliteiten waarop de OR een beroep mag doen.
[ 37 ]
OR Insight 2012-2013
8 Tijd voor OR-werk
Een OR-lid mag de tijd aan het OR-werk besteden die nodig is. Dat betekent dat een OR-lid alle vergaderingen moet kunnen voorbereiden en bijwonen, en daarnaast nog gelegenheid moet krijgen om met de achterban te overleggen. We hebben gevraagd hoeveel tijd de respondenten aan hun OR-werk besteden en of de vrijstelling daarvoor goed geregeld is.
Tijdsbesteding en vrijstelling voor het OR-werk Hoeveel uur besteden onze respondenten per week aan het OR-werk? Gemiddeld is dat 8,3 uur per week. Veel deelnemers krijgen vrijstelling voor hun OR-werk, gemiddeld 6,7 uur per week. Per saldo besteedt een medezeggenschapper dus circa 20% meer tijd aan de OR dan dat men ervoor is vrijgesteld. Bijna een op de drie (31%) van de respondenten vindt dat hij onvoldoende tijd kan vrijmaken voor zijn OR-werk. 33% vindt dat ze te weinig worden vrijgesteld door hun directie. Er zit veel variatie in de antwoorden. Als we de uren gaan splitsen naar de functie in de OR zien we hoe dat komt. Voorzitters besteden de meeste tijd aan het ORwerk, bijna 70% meer dan een gewoon lid. Voorzitters werken gemiddeld 10,7 uur per week voor de ondernemingsraad, tegenover 7,5 uur voor secretarissen en 6,3 uur voor gewone leden. Voorzitters krijgen de meeste vrijstelling: 8,8 uur per week gemiddeld, tegenover 6,4 uur voor secretarissen en 5,3 uur voor overige leden. Voorzitters werken dus bijna 2 uur meer, secretarissen en gewone leden 1 uur meer dan dat ze zijn vrijgesteld.
Voorzitter
Secretaris
Lid
Gemiddeld aantal uren OR-werk
10,7
7,5
6,3
Gemiddeld aantal uren vrijstelling
8,8
6,4
5,3
Verschil
1,9
1,1
1,0
Tijdsbesteding en vrijstelling, naar functie in de OR
[ 38 ]
8 Tijd voor OR-werk
Bij de overheid besteden de respondenten gemiddeld ruim 10 uur aan het OR-werk, in de non-profit is dat net geen 7 uur. Per saldo komt men in het bedrijfsleven (profit) ruim 2 uur per week tekort.
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
Gemiddeld aantal uren OR-werk
8,7
6,9
10,2
8,3
Gemiddeld aantal uren vrijstelling
6,6
5,7
9,0
6,7
Verschil
2,1
1,2
1,2
1,6
Tijdsbesteding en vrijstelling, naar sector
Splitsen we naar de omvang van ondernemingsraden dan zien we dat een grotere OR veel meer tijd kost, er zit per week meer dan 10 uur verschil tussen de kleine en de grote ondernemingsraden. De vrijstelling bij leden van grote ondernemingsraden is gemiddeld meer dan 3 uur te weinig.
t/m 5
6 t/m 10
11 of meer
zetels
zetels
zetels
Totaal
Gemiddeld aantal uren OR-werk
3,9
6,4
15,4
8,3
Gemiddeld aantal uren vrijstelling
3,2
4,9
11,2
6,7
Verschil
0,7
1,5
3,2
1,6
Tijdsbesteding en vrijstelling, naar omvang van de OR
Kijken we naar tijdsbesteding en vrijstelling, dan zien we ook grote verschillen tussen de soorten organisaties. Bij multinationals, zowel buitenlandse als Nederlandse, is het verschil groot tussen daadwerkelijke tijdsbesteding en vrijstelling, namelijk 2,5 uur en bijna 3 uur per week.
Onderdeel
Onderdeel
Onderdeel
Zelfstandige
Nederlands
Nederlandse
buitenlandse
organisatie
concern
multinational
multinational
Gemiddeld aantal uren OR-werk
7,4
10,6
9,4
Gemiddeld aantal uren vrijstelling
6,2
9,3
6,5
7,6
Verschil
1,2
1,3
2,9
2,5
Tijdsbesteding en vrijstelling, naar soort organisatie
[ 39 ]
10,1
OR Insight 2012-2013
Bijzonderheden Op individueel niveau bekeken valt verder op: • Het meest voorkomende antwoord bij de vragen naar daadwerkelijke tijdsbesteding en gegeven vrijstelling bedraagt in beide gevallen 4 uur. • Voor 43% van de respondenten komt het verschil tussen bestede tijd en vrijstelling precies op 0 uit, die hebben zoveel tijd voor het OR-werk als nodig is. • 32% heeft een dagdeel te weinig tijd in de week vrij voor het OR-werk. 6% heeft 2 dagdelen te weinig tijd, 4% tot 3 dagdelen en 5% heeft meer dan 3 dagdelen tijd nodig dan ze zijn vrijgesteld voor het OR-werk. • Aan de andere kant heeft 12% van de deelnemers een dagdeel meer tijd in de week voor het OR-werk dan ze er aan besteden en 1,2 % heeft zelfs nog net iets meer tijd over.
PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT
Ondernemingsraad besteedt 20% meer tijd aan OR-werk
1 op 3 OR-leden heeft meer tijd nodig om zijn werk goed te doen Gemiddeld besteedt een lid van de ondernemingsraad 8,3 uur per week aan het ORwerk. Veel ondernemingsraadsleden worden door hun directie daarvoor vrijgesteld van hun gewone werk. Gemiddeld is dat 6,7 uur per week. Per saldo besteedt een medezeggenschapper dus circa 20% meer tijd aan de OR dan dat men ervoor is vrijgesteld. 31% van de OR-leden vindt dat hij of zij (vanwege het gewone werk) onvoldoende tijd kan vrijmaken om het OR-werk naar behoren te doen, 33% vindt dat ze te weinig worden vrijgesteld door hun directie. Voorzitters besteden de meeste tijd aan het OR-werk, 10,7 uur per week, secretarissen 7,5 uur en gewone OR-leden 6,3 uur. 61% van de ondernemingsraden krijgt ondersteuning van een ‘ambtelijk secretaris’ bij het OR-werk. Een ambtelijk secretaris is niet zelf lid van de OR, maar iemand van binnen of buiten de organisatie die het OR-werk secretarieel, procedureel en organisatorisch ondersteunt en de OR daarin adviseert. Hoe groter de organisatie, des te meer men een beroep doet op ambtelijke ondersteuning. Ondernemingsraden in organisaties tot 100 werknemers maken gemiddeld 2 dagdelen per week gebruik van een ambtelijk secretaris, bij meer dan 400 werknemers loopt dat op tot 6 dagdelen.
[ 40 ]
9 Scholing
Elk lid van de ondernemingsraad mag van de Wet op de ondernemingsraden minimaal vijf dagen per jaar scholing volgen; een lid van een OR-commissie drie dagen. Pas als de OR meer scholing nodig heeft, moet de bestuurder daar toestemming voor geven. In de praktijk blijkt het niet altijd even makkelijk te zijn om dat scholingsrecht goed te benutten. We hebben naar een aantal aspecten gevraagd.
Scholing van de hele OR Als eerste is gevraagd naar hoeveel dagdelen ondernemingsraden collectief aan scholing, opleiding en training volgen. We hebben dat voor 2011 en 2012 in dagdelen geïnventariseerd. Het is opvallend dat gemiddeld 12% van de respondenten aangeeft dat de OR in 2011 geen collectieve scholing heeft gevolgd. Bij ondernemingsraden in de profit sector is dat percentage het hoogst, bijna 1 op de 5 ondernemingsraden heeft geen scholing met de hele OR gevolgd. In de andere sectoren (non profit en overheid) is dat bijna 1 op 10 ondernemingsraden. Als we kijken naar de omvang van ondernemingsraden dan valt op dat vooral kleine ondernemingsraden heel weinig scholing volgen, 1 op de 3 ondernemingsraden heeft geen enkele cursus met de hele OR gedaan. Kijken we naar het aantal dagdelen dan zien we dat in 2011 volgens onze respondenten de OR gemiddeld 5,3 dagdelen scholing volgt. Ondernemingsraden uit de non profit volgen de meeste dagdelen scholing (gemiddeld 6). Daarnaast zijn het grotere ondernemingsraden die meer dagdelen scholing (gemiddeld 6,4) volgen. In 2012 gaan ondernemingsraden iets meer op scholing: ze volgen gemiddeld 5,6 dagdelen scholing met de hele OR. Dat is net iets meer dan in 2011 (0,3 dagdeel). Uitgesplitst naar sector en omvang van de OR geeft dat hetzelfde beeld als 2011, maar dan gemiddeld 0,3 dagdeel hoger. Steeds meer ondernemingsraden gaan op scholing. Dat zien we aan het aantal ondernemingsraden dat aangeeft niet te gaan scholen: in 2012 is dat met 9% lager dan 2011 (12%). De verdeling over de sectoren is vergelijkbaar met die in 2011. Net als de verdeling over de omvang van de ondernemingsraden. Kleine ondernemingsraden en ondernemingsraden in de profit sector en bij de overheid volgen het minst scholing.
[ 41 ]
OR Insight 2012-2013
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
Geen scholing in 2011
18%
9%
8%
12%
Geen scholing in 2012
10%
9%
5%
9%
Gem. aantal dagdelen scholing OR in 2011
4,9
5,8
4,9
5,3
Gem. aantal dagdelen scholing OR in 2012
5,3
6,0
5,2
5,6
Collectieve scholing, naar sector
t/m 5
6 t/m 10
11 of meer
zetels
zetels
zetels
Geen scholing in 2011
33%
11%
5%
12%
Geen scholing in 2012
23%
9%
3%
9%
Gem. aantal dagdelen scholing OR in 2011
3,1
4,9
6,4
5,3
Gem. aantal dagdelen scholing OR in 2012
3,6
5,2
6,7
5,6
Totaal
Collectieve scholing naar omvang van de OR
Ondernemingsraden met een ambtelijk secretaris gaan meer dagdelen met de hele OR op scholing dan ondernemingsraden zonder ambtelijke ondersteuning. Het meest voorkomende antwoord voor ondernemingsraden met ambtelijk secretaris ligt in 2012 en 2011 op 10 dagdelen, voor ondernemingsraden zonder ondersteuning is het meest voorkomende antwoord 4 dagdelen. Kijken we naar de verwachtingen over scholing voor 2013 dan zien we het volgende beeld: de meeste respondenten (66%) verwachten in 2013 even veel te scholen als in 2012; 11% denkt minder scholing te gaan volgen en 23% van de deelnemers denkt meer scholing te gaan volgen. Er zit weinig verschil in deze cijfers als we ze splitsten in sector of omvang van de OR.
Individuele scholing Naast met de hele OR op cursus gaan, kunnen OR-leden ook individuele trainingen volgen. In 2011 volgden de deelnemers aan het onderzoek gemiddeld 3 dagdelen scholing. Echter, maar liefst 40% van de respondenten geeft aan in het geheel geen individuele scholing te hebben gevolgd. In 2012 is er ook hier een kleine toename te zien van het aantal dagdelen scholing, van 3 dagdelen naar 3,3 dagdelen. En ook hier neemt het aantal deelnemers dat geen scholing volgt in 2012 af ten opzichte van 2011 (36%).
[ 42 ]
9 Scholing
Profit
Non profit Overheid
Totaal
Geen scholing in 2011
45%
33%
45%
40%
Geen scholing in 2012
38%
33%
37%
36%
Gem. aantal dagdelen scholing individueel in 2011
3,0
3,2
2,8
3,0
Gem. aantal dagdelen scholing individueel in 2012
3,3
3,3
3,5
3,3
Individuele scholing, naar sector
t/m 5
6 t/m 10
11 of meer
zetels
zetels
zetels
Totaal
Geen scholing in 2011 (% binnen omvang OR)
54%
16%
15%
40%
Geen scholing in 2012 (% binnen omvang OR)
49%
38%
30%
36%
Gem. aantal dagdelen scholing individueel in 2011
2,1
2,5
3,8
3,0
Gem. aantal dagdelen scholing individueel in 2012
2,5
2,9
4,0
3,3
Individuele scholing, naar omvang van de OR
Kijken we naar de verschillende rollen binnen de OR dan zien we dat vooral voorzitters veel individuele scholing volgen. Ook secretarissen volgen meer individuele scholing dan gewone OR-leden, zij het in mindere mate dan de voorzitters.
Dagdelen
Plv.
Plv.
scholing
Voorzitter
voorzitter
Secretaris
secretaris
Lid
In 2011
3,4
2,1
2,5
2,0
2,1
In 2012
3,5
2,4
2,7
1,5
2,7
Individuele scholing, naar functie in de OR
Scholing: recht of voorrecht? We hebben gevraagd of de OR een scholingsbudget heeft. Bij de beantwoording zien we grote verschillen tussen sectoren. In de profit heeft 22% een budget, in de non profit en bij de overheid (ruim) de helft van de ondernemingsraden. Een eigen budget heeft zowel voordelen als nadelen. Het biedt de OR zekerheid dat men op scholing kan, maar het budget overschrijden is vaak veel lastiger dan als je geen budget hebt afgesproken.
[ 43 ]
OR Insight 2012-2013
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
Ja
22%
49%
55%
41%
Nee
78%
51%
45%
59%
Scholingsbudget, naar sector
Het hoeft niet volgens de Wet op de ondernemingsraden, maar we hebben het wel gevraagd: vraagt de OR toestemming aan de bestuurder (directie) om scholing te volgen? Hier zijn de reacties nogal verdeeld. In de profit sector is het aantal ondernemingsraden dat altijd toestemming vraagt het hoogst: 60%. Verder zien we dat hoe kleiner de OR, hoe vaker toestemming wordt gevraagd.
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
Nooit
23%
41%
41%
35%
Soms
12%
21%
19%
17%
Vaak
5%
4%
6%
5%
Altijd
60%
34%
35%
43%
t/m 5
6 t/m 10
11 of meer
zetels
zetels
zetels
Toestemming vragen, naar sector
Totaal
Nooit
30%
34%
37%
35%
Soms
10%
17%
20%
17%
Vaak
4%
4%
5%
5%
Altijd
56%
44%
38%
43%
Toestemming vragen, naar omvang van de OR
Vervolgvraag is: als de OR om toestemming vraagt, komt het dan voor dat de bestuurder geen toestemming geeft? Dat zou namelijk de omgekeerde wereld zijn: een OR hoeft wettelijk geen toestemming te vragen, dus een weigering van de bestuurder zou ongegrond zijn. Er is geen bestuurder die zijn toestemming altijd onthoudt als de OR met een verzoek om scholing komt. 2% van de ondernemingsraden geeft wel aan dat de bestuurder vaak toestemming weigert, 14% geeft ‘soms’ aan. Veruit de meeste ondernemingsraden (84%) geven aan altijd toestemming voor scholing te krijgen als ze dat
[ 44 ]
9 Scholing
aan de bestuurder vragen (in de tabel te lezen als ‘nooit onthouden’). In de profit sector wordt beduidend vaker toestemming geweigerd dan in de non profit sector en bij de overheid. Ook blijkt dat hoe kleiner de OR is, des te vaker toestemming wordt geweigerd.
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
Nooit
76%
91%
89%
84%
Soms
20%
9%
10%
14%
Vaak
4%
1%
1%
2%
Altijd
0%
0%
0%
0%
Toestemming door bestuurder onthouden, naar sector
t/m 5
6 t/m 10
11 of meer
zetels
zetels
zetels
Totaal
Nooit
77%
81%
90%
84%
Soms
22%
15%
9%
14%
Vaak
2%
4%
1%
2%
Altijd
0%
0%
0%
0%
Toestemming door bestuurder onthouden, naar omvang van de OR
Wat levert scholing op? Als het gaat om duidelijkheid over rechten en bevoegdheden zagen we in hoofdstuk 7 dat meer scholing voor meer duidelijkheid en minder discussie zorgt. Als we kijken naar de gevolgde scholing en de antwoorden (op een schaal van 1-10) op de vraag in hoeverre de OR zijn rechten en bevoegdheden benut, dan is er een verschil van 1 punt en een oplopende trend: hoe meer scholing, hoe hoger de gemiddelde beoordeling over het benutten van rechten en bevoegdheden.
Gemiddelde score
0
1-5
6-10
11-15
dagdelen
dagdelen
dagdelen
dagdelen
Totaal
6,8
7,0
7,4
7,8
7,2
Benutten van rechten en bevoegdheden, naar dagdelen scholing
[ 45 ]
OR Insight 2012-2013
PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT
Kwart directeuren weigert wel eens een scholingsverzoek van OR
MKB neemt scholingsrecht OR niet serieus Veel bedrijven met 50 tot 100 werknemers nemen het wettelijke recht op scholing dat hun ondernemingsraad heeft niet serieus. Een op de vier ondernemingsraden uit het MKB gaat in 2012 niet eens gezamenlijk op cursus. Gaat het om individuele trainingen, dan is het nog droeviger: slechts de helft van alle OR-leden in kleine organisaties volgt zo’n cursus. En als de OR wel op scholing wil en zo netjes is die vraag voor te leggen aan de directie, weigert een op de vier MKB-directeuren wel eens de aanvraag. Bijzonder, omdat de OR niet eens om toestemming hoeft te vragen volgens de Wet op de ondernemingsraden en het recht op scholing in die wet is verankerd. Scholing is essentieel voor de ondernemingsraad. Deze is in alle bedrijven en instellingen met 50 of meer werknemers verplicht. Om volwaardig gesprekspartner te zijn van de directie is het belangrijk te weten welke rechten en bevoegdheden de OR heeft, welke thema’s er spelen in de organisatie, wat er leeft onder medewerkers en welke vergader- en onderhandelingsvaardigheden nodig zijn. Daarom is het recht op scholing ook vastgelegd in de Wet op de ondernemingsraden. En terecht, zo blijkt. Hoe meer ondernemingsraden op scholing gaan, des te effectiever ze gebruik maken van hun medezeggenschapsrechten en bevoegdheden.
[ 46 ]
10 Ondersteuning door ambtelijk secretaris en externe deskundigen Een ondernemingsraad kan zich laten ondersteunen door een ambtelijk secretaris. Dat is geen OR-lid, maar iemand die de OR secretarieel, procedureel en organisatorisch ondersteunt en adviseert bij het dagelijks werk. De OR kan zich ook op specifieke onderwerpen laten ondersteunen door een intern of extern deskundige.
Aanwezigheid ambtelijke ondersteuning 61% van de deelnemers die de vragenlijst heeft ingevuld heeft ondersteuning van een ambtelijk secretaris bij het OR-werk. Er is een groot verschil te zien tussen de verschillende sectoren. In de non-profit en bij de overheid vinden we de meeste ondernemingsraden met ambtelijk secretaris, bij de profit hebben maar erg weinig ondernemingsraden ambtelijke ondersteuning. Dit kan te maken hebben met het feit dat in veel cao’s in de non profit en bij de overheid is vastgelegd dat ambtelijke ondersteuning verplicht is.
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
Ja
38%
71%
78%
61%
Nee
62%
29%
22%
39%
Ambtelijke ondersteuning, naar sector
Er is een zeer duidelijke samenhang tussen de omvang van de OR en de mate van ambtelijke ondersteuning: hoe groter de OR, hoe vaker er ondersteuning is van de ambtelijk secretaris.
t/m 5 zetels
6 t/m 10 zetels
11 of meer zetels
Totaal
Ja
25%
48%
85%
61%
Nee
75%
52%
15%
39%
Ambtelijke ondersteuning, naar omvang van de OR
[ 47 ]
OR Insight 2012-2013
Opvallend genoeg zien we dat ondernemingsraden in niet-multinationals bovengemiddeld worden ondersteund door een ambtelijk secretaris en ondernemingsraden in multinationals juist benedengemiddeld.
Onderdeel
Onderdeel
Onderdeel
Zelfstandige
Nederlands
Nederlandse
buitenlandse
organisatie
concern
multinational
multinational
Ja
68%
61%
41%
36%
Nee
32%
39%
59%
64%
Ambtelijke ondersteuning, naar soort organisatie
Hoeveel tijd heeft de ambtelijk secretaris? Als er een ambtelijk secretaris is, dan heeft deze een aanstelling voor gemiddeld 19 uur per week. In de praktijk doet de OR een iets groter beroep op de ambtelijk secretaris: hij of zij werkt gemiddeld 20 uur per week voor de OR. Kijken we naar het daadwerkelijk aantal uren uitgesplitst naar sector, dan zit daar bijna geen verschil: overal is het gemiddelde ongeveer 5 dagdelen (20 uur) per week.
Gemiddeld aantal dagdelen per week
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
4,9
5,0
5,2
5,0
Daadwerkelijke tijdsbesteding ambtelijk secretaris, naar sector
De omvang van de OR laat (niet verrassend) een verschil zien. Hoe groter de OR, des te meer men een beroep doet op ambtelijke ondersteuning. Kleine ondernemingsraden maken gemiddeld 2 dagdelen per week gebruik van een ambtelijk secretaris, middelgrote ondernemingsraden 3 dagdelen en grote ondernemingsraden 6 dagdelen.
Gemiddeld aantal dagdelen per week
t/m 5
6 t/m 10
11 of meer
zetels
zetels
zetels
Totaal
2,7
3,3
6,2
5,0
Daadwerkelijke tijdsbesteding ambtelijk secretaris, naar omvang van de OR
[ 48 ]
10 Ondersteuning door ambtelijk secretaris en externe deskundigen
Zelfstandige organisaties en concerns in Nederland scoren op het gemiddelde, ORleden uit Nederlandse multinationals hebben gemiddeld 6 dagdelen ondersteuning, een buitenlandse multinational scoort net iets onder het gemiddelde (4,7 dagdelen).
Gem. aantal dagdelen per week
Onderdeel
Onderdeel
Onderdeel
Zelfstandige
Nederlands
Nederlandse
buitenlandse
organisatie
concern
multinational
multinational
5,0
5,0
6,5
4,7
Daadwerkelijke tijdsbesteding ambtelijk secretaris, naar soort organisatie
Ondersteuning door externe deskundigen Hoe vaak heeft de OR zich laten bijstaan door een extern deskundige in 2011? Gemiddeld genomen is dat 1,9 keer volgens de deelnemers. De enige uitsplitsing die een verschil laat zien, is die op omvang van de OR. Kleine ondernemingsraden hebben veel minder vaak een externe deskundige ingeschakeld, gemiddeld 1,3 keer, middelgrote ondernemingsraden zitten op het gemiddelde van 1,9 keer en grotere ondernemingsraden net iets boven het gemiddelde, namelijk 2,1 keer.
Gemiddeld aantal keer
t/m 5 zetels
6 t/m 10 zetels
11 of meer zetels Totaal
1,3
1,9
2,1
1,9
Ondersteuning door extern deskundigen, naar omvang van de OR
We hebben ook gevraagd naar de omvang van die deskundige ondersteuning. We onderscheiden daarbij een kort consult (tot 1 dagdeel), een kort traject (2 tot 5 dagdelen) en een lang traject (6 en meer dagdelen). We zien dat grotere ondernemingsraden zich meer laten ondersteunen, vooral met korte en langere trajecten. Kleine ondernemingsraden beperken zich tot korte consulten en in mindere mate korte trajecten.
t/m 5 zetels
6 t/m 10 zetels
11 of meer zetels Totaal
Kort consult
42%
44%
37%
38%
Kort traject
23%
32%
41%
34%
Lang traject
5%
11%
21%
15%
Omvang van ondersteuning door extern deskundigen, naar omvang van de OR
[ 49 ]
OR Insight 2012-2013
11 Samenwerking tussen OR en toezichthouder Minimaal twee maal per jaar moeten bestuurders de algemene gang van zaken van de organisatie met de OR bespreken in de zogenaamde algemene-gang-van-zakenvergadering. Dit is geregeld in artikel 24 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR). Tijdens deze vergadering moet de bestuurder in ieder geval melden welke advies- en/of instemmingsplichtige besluiten hij de komende periode wil nemen en afspraken maken over hoe de OR hierbij betrokken wordt. Tevens ligt hier een rol voor de toezichthouder (raad van commissarissen in het bedrijfsleven, raad van toezicht in de non profit), die ook bij dit ‘artikel 24 overleg’ wordt geacht aanwezig te zijn. Daarnaast worden toezichthouders ook verwacht bij de behandeling van belangrijke adviesaanvragen die de bestuurder aan de OR voorlegt. Bovendien hebben ondernemingsraden in veel sectoren invloed op de benoeming van bestuurder en toezichthouder. Soms mogen ze zelfs een deel van de toezichthouders bindend voordragen.
Bestuurder en de algemene-gang-van-zaken-vergadering Hoewel het verplicht is om twee keer per jaar een algemene-gang-van-zaken-vergadering te houden, geeft 18% van de respondenten aan dat deze verplichting in 2011 in het geheel niet is nagekomen en geeft 27% van de deelnemers aan maar één keer in plaats van twee keer een artikel 24 overleg te hebben gehad. Gelukkig gaat het in 2011 in 55% van de gevallen wel goed. Bij deze groep is het opvallend dat ondernemingsraden met een ambtelijk secretaris substantieel nog hoger scoren. De vraag is of een overlegvergadering waarin de algemene gang van zaken wordt besproken altijd een zogenaamd artikel 24 overleg is. Dat is alleen zo als ook echt de voorgenomen besluiten met betrekking tot advies en instemming aan de orde komen. Verder is het opvallend dat in 2012 nog maar 37% van de ondernemingsraden geen of te weinig (dus niet of slechts een keer) overlegvergaderingen over de algemene gang van zaken van de organisatie hebben gehouden. Een verbetering dus ten opzichte van 2011 (45%).
[ 50 ]
11 Samenwerking tussen OR en toezichthouder
2011
OR-lid
2012 Ambtelijk secretaris
Totaal
OR-lid
Ambtelijk secretaris
Totaal
Niet
18%
17%
18%
13%
9%
12%
1 keer
27%
28%
27%
23%
28%
25%
2 keer
29%
42%
33%
36%
48%
40%
Meer dan 2 keer
26%
13%
22%
28%
15%
25%
Frequentie artikel 24 overleg tussen bestuurder en OR
Toezichthouder en de algemene-gang-van-zaken-vergadering 65% van de respondenten gaf aan dat hun organisatie een toezichthouder heeft in de vorm van een raad van toezicht of een raad van commissarissen. In de sector overheid is dat beduidend minder. Dat is veelal te verklaren uit het feit dat de uiteindelijke toezichthouder van een overheidsorganisatie de politiek is. Bovendien hoeven zij vaak niet te voldoen aan de verplichting om bij een overlegvergadering aanwezig te zijn. De sector overheid is daarom uit de verdere analyses gehaald. De verdere analyses over toezichthouders zijn gedaan op basis van 333 respondenten uit de profit en non profit sector die aangaven wel een toezichthouder te hebben. Hoewel de aanwezigheid van een toezichthouder bij een artikel 24 overleg wettelijk verplicht is, blijkt dat slechts in 35% van de gevallen altijd zo te zijn. 41% van de ondernemingsraden geeft zelfs aan dat er nooit een toezichthouder aanschuift bij het artikel 24 overleg. Hierbij valt op te merken dat er grote verschillen zijn tussen ondernemingsraden met en zonder ambtelijk secretaris. Bij de eerste groep geldt dat in 47% van de gevallen de toezichthouder wel altijd aanwezig is, in 28% van de gevallen nooit. Bij de tweede groep zijn die percentages respectievelijk 27% en 47%. Over alle respondenten gemeten gaat het om 35% waar altijd een toezichthouder aanwezig is en 41% nooit.
OR-lid
Ambtelijk secretaris
Totaal
Nooit
47%
28%
41%
Soms
15%
11%
14%
Vaak
7%
6%
7%
Altijd
27%
47%
35%
4%
3%
4%
Weet niet
Aanwezigheid toezichthouder bij artikel 24 overleg, naar OR-lid en ambtelijk secretaris
[ 51 ]
OR Insight 2012-2013
Uitgesplitst naar sector valt op dat in de profit sector veel minder vaak de toezichthouder aanwezig is dan in de non profit sector. In de profit sector is slechts in 21% van de gevallen de toezichthouder altijd aanwezig. In de non profit sector is dit het dubbele.
Profit
Non profit
Totaal
Nooit
58%
33%
41%
Soms
14%
14%
14%
Vaak
4%
8%
7%
Altijd
21%
41%
35%
4%
4%
4%
Weet niet
Aanwezigheid toezichthouder art 24 overleg, naar sector
Naar omvang zien we dat vooral de respondenten uit kleine ondernemingsraden aangeven dat er nooit een toezichthouder aanwezig is (63%), bij grote ondernemingsraden is dat slechts 28%.
t/m 5 zetels
6 t/m 10 zetels
11 of meer zetels Totaal
Nooit
63%
48%
28%
41%
Soms
7%
13%
17%
14%
Vaak
2%
6%
9%
7%
Altijd
22%
30%
43%
35%
7%
3%
4%
4%
Weet niet
Aanwezigheid toezichthouder art 24 overleg, naar omvang van de OR
Is er een toezichthouder aanwezig op de overlegvergadering bij de bespreking van een adviesaanvraag? De WOR schrijft voor dat een OR pas advies mag geven over een voorgenomen besluit van de bestuurder wanneer de bestuurder en de OR ten minste eenmaal overleg hebben gehad over dit besluit in een overlegvergadering. Bij de bespreking van zo’n voorgenomen besluit moet altijd een toezichthouder aanwezig zijn. Is dat in de praktijk wel altijd het geval? Wij vroegen onze respondenten: is er een toezichthouder aanwezig bij de bespreking van een adviesaanvraag? Het antwoord is simpelweg ‘nee’. Bij maar liefst 82% van de ondernemingsraden is er nooit een toezichthouder aanwezig bij het bespreken van een besluit waarover
[ 52 ]
11 Samenwerking tussen OR en toezichthouder
de OR advies moet geven. Hierbij is er geen verschil te zien tussen de profit en de non profit sector. Ook niet bij ondernemingsraden met of zonder ambtelijk secretaris. Wel zien we een verschuiving als we naar de omvang van de OR kijken. Bij kleine ondernemingsraden (organisaties tot 100 medewerkers) is er in 95% van de gevallen nooit een toezichthouder aanwezig, bij de grote ondernemingsraden is dat in 73% van de gevallen.
t/m 5 zetels
6 t/m 10 zetels
11 of meer zetels Totaal
95%
89%
73%
82%
Soms
3%
10%
21%
14%
Vaak
0%
1%
4%
2%
Altijd
2%
0%
3%
2%
Nooit
Aanwezigheid toezichthouder bij adviesaanvraag, naar omvang van de OR
Vergadert de OR rechtstreeks met toezichthouders? Meer dan de helft van de ondernemingsraden (57%) vergadert nooit rechtstreeks met de toezichthouder. Het minst gebeurt dit in de profit sector. De omvang van de OR geeft weinig verschil met het totale beeld. Ook ondernemingsraden met en zonder ambtelijke ondersteuning scoren rondom het totaal.
Profit
Non profit
Totaal
Nooit
66%
54%
57%
Soms
26%
42%
37%
Vaak
3%
1%
2%
Altijd
6%
3%
4%
Rechtstreeks formeel overleg toezichthouder en OR, naar sector
Heeft de OR informeel contact met de toezichthouder? 40% van de respondenten geeft aan dat de ondernemingsraad nooit informeel contact met de toezichthouder heeft. Voornamelijk bij kleine ondernemingsraden is er nooit informeel contact met de toezichthouder (55%). Bij grote ondernemingsraden heeft nog steeds 1 op de 3 ondernemingsraden nooit informeel contact met de toezichthouder.
[ 53 ]
OR Insight 2012-2013
t/m 5 zetels
6 t/m 10 zetels
11 of meer zetels Totaal
Nooit
55%
46%
32%
40%
Soms
33%
49%
54%
49%
Vaak
7%
3%
11%
8%
Altijd
5%
2%
3%
3%
Rechtstreeks informeel overleg toezichthouder en OR, naar omvang van de OR
Stuurt de OR notulen naar de toezichthouders? Er zijn maar weinig ondernemingsraden die via de notulen informatie uitwisselen met de toezichthouders. Er zijn geen verschillen te zien als we splitsen naar de omvang van de OR, sector of soort organisatie.
Totaal Nooit
74%
Soms
5%
Vaak
2%
Altijd
19%
Notulen naar toezichthouder
Adviesaanvraag bij de benoeming van de bestuurder De gesprekspartner van de OR is de bestuurder. Op de benoeming en het ontslag van de bestuurder heeft de OR adviesrecht (op basis van artikel 30 van de WOR). Wie het advies aan de OR vraagt bij de benoeming van de bestuurder is afhankelijk van het type organisatie. Het uitgangspunt is dat wie de directeur aanstelt advies vraagt aan de OR. Meestal is dit de raad van toezicht of raad van commissarissen. De RvT of de RvC zal in de meeste gevallen dus advies moeten inwinnen bij de OR bij de benoeming van een nieuwe bestuurder. Gebeurt dit in de praktijk? Aan 30% van de ondernemingsraden wordt geen advies gevraagd bij de benoeming van de bestuurder. Er zijn grote verschillen: in de profit en bij kleine ondernemingsraden wordt deze verplichting in (bijna) de helft van de gevallen niet nagekomen. Bij grote ondernemingsraden is het aantal ondernemingsraden dat een adviesaanvraag krijgt bij de benoeming van de bestuurder 80%.
[ 54 ]
11 Samenwerking tussen OR en toezichthouder
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
Ja
55%
76%
69%
70%
Nee
45%
24%
31%
30%
Toezichthouder vraagt advies OR over benoeming bestuurder, naar sector
t/m 5 zetels
6 t/m 10 zetels
11 of meer zetels Totaal
Ja
50%
62%
81%
70%
Nee
50%
38%
19%
30%
Toezichthouder vraagt advies OR over benoeming bestuurder, naar omvang van de OR
PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT
Medezeggenschap is blinde vlek voor toezichthouder
17% toezichthouders houdt zich aan wet Toezichthouders komen op grote schaal hun wettelijke plichten niet na als het gaat om de medezeggenschap. Zo is ruim 40% van de toezichthouders nooit aanwezig bij de belangrijkste overlegvergaderingen tussen directie en ondernemingsraad. Daarnaast verzuimt 83% van de toezichthouders aanwezig te zijn bij de bespreking van besluiten die voor advies aan de OR moeten worden voorgelegd. Tot slot vergeet 30% van de toezichthouders de OR te consulteren als er een nieuwe directeur moet worden aangesteld. En dat terwijl raden van toezicht en commissarissen hier allemaal wettelijk toe verplicht zijn. Toezichthouders, die toch al regelmatig onder vuur liggen als het gaat om good governance, laten het dus blijkbaar afweten als het gaat om de medezeggenschap. In de non-profit sector is de toezichthouder in een op de drie gevallen nooit aanwezig bij de belangrijkste overlegvergadering. In het bedrijfsleven komt maar liefst 58% van de commissarissen niet opdagen bij de ‘algemene-gang-van-zaken-vergadering’. In deze vergadering bespreken directie, toezichthouder en OR bijvoorbeeld het jaarverslag van de onderneming en de plannen voor het komende jaar die van invloed zijn op het personeel, zoals reorganisaties en veranderingen in het personeelsbeleid. Ook op een tweede punt laten toezichthouders het afweten. Zij horen aanwezig te zijn bij de vergadering waar de directie een voorgenomen besluit voor advies aan de OR voorlegt. In 82% van de gevallen is de toezichthouder daar afwezig. Niet verplicht, maar wel getuigend van good governance, is het rechtstreekse overleg tussen toezichthouder en OR. Ruim de helft van de ondernemingsraden vergadert nooit met de toezichthouder; in het bedrijfsleven gaat het zelfs om 66%. Daarnaast is er bijna nooit (8%) informeel contact tussen toezichthouder en OR. Overigens komen ook directies hun plichten lang niet altijd na.
[ 55 ]
OR Insight 2012-2013
12 Invloed en toegevoegde waarde van medezeggenschap Een belangrijke onderliggende vraag van het onderzoek is of de OR er toe doet. Hoeveel invloed heeft de OR? Hoe kijkt de OR naar de relatie met de bestuurder? Voegt de OR ook daadwerkelijk toe aan de besluitvorming? Is de OR wel een goede afspiegeling van de hele organisatie? Van verschillende kanten bekijken we medezeggenschap.
Toegevoegde waarde OR Met de stelling ‘De OR heeft toegevoegde waarde voor de organisatie’ zijn bijna alle respondenten (95%) het eens. Marginaal minder, 92%, is het ook eens met de stelling dat de OR toegevoegde waarde biedt voor zijn gesprekspartner, de bestuurder. Omgekeerd is ook gevraagd of de OR denkt dat de bestuurder van mening is of de OR van toegevoegde waarde is. Daar is 80% van de respondenten het mee eens. 77% van de deelnemers denkt dat hun bestuurder de OR als een serieuze gesprekspartner beschouwt. De relatie tussen bestuurder en OR is veel minder een ‘vechtrelatie’ dan wellicht vaak wordt gedacht. 84% van de respondenten ziet een relatie die gekenmerkt wordt door samenwerking, 16% zegt tegenstelling. Ambtelijk secretarissen zijn daarbij iets positiever dan de OR-leden.
OR-lid
Ambtelijk secretaris
Totaal
Samenwerking
82%
90%
84%
Tegenstelling
18%
10%
16%
De relatie tussen OR en bestuurder wordt gekenmerkt door:
Tevreden over de afhandeling van onderwerpen Hoeveel onderwerpen rondt de OR naar tevredenheid af? We hebben de deelnemers gevraagd een schatting te maken in percentages, aangezien de hoeveelheid onderwerpen per OR verschilt. De helft van alle respondenten heeft de categorie aange-
[ 56 ]
12 Invloed en toegevoegde waarde van medezeggenschap
kruist ‘76 tot 90% van de onderwerpen naar tevredenheid afgehandeld’. Slechts 7% vindt dat ze minder dan 50% van de onderwerpen naar tevredenheid hebben afgehandeld. Helemaal tevreden zijn ook maar weinig respondenten (4%).
OR-lid
Ambtelijk secretaris
Totaal
0%
0,5%
0%
0,3%
1-10%
2%
0%
1%
11-25%
2%
1%
2%
26-50%
5%
2%
4%
51-75%
31%
22%
28%
76-90%
46%
58%
49%
91-99%
11%
13%
11%
4%
4%
4%
100%
Percentage naar tevredenheid afgehandelde onderwerpen in 2011
De invloed van de OR De Wet op de ondernemingsraden (WOR) geeft de OR op verschillende manieren invloed op de besluitvorming binnen de organisatie. We hebben gekeken op welke manier ondernemingsraden zelf zeggen de meeste invloed te hebben uitgeoefend. Het instemmingsrecht geeft (zoals verwacht) de meeste kans op beïnvloeding (78%), op de voet gevolgd door het adviesrecht (69%). Maar ook via het initiatiefrecht heeft bijna de helft van de ondernemingsraden invloed uitgeoefend.
OR-lid
Ambtelijk secretaris
Totaal
Adviesrecht
68%
74%
69%
Instemmingsrecht
75%
85%
78%
Initiatiefrecht
45%
39%
43%
Invloed OR met behulp van wettelijke instrumenten (2011)
We hebben de deelnemers ook gevraagd een rapportcijfer te geven voor de bijdrage van de OR op de besluitvorming. Deze is gemiddeld een 6,9. Bij een onvoldoende (5 of lager) hebben we gevraagd wat de oorzaak is van die onvoldoende. Daaruit blijkt dat in de helft van de gevallen de OR zichzelf niet sterk genoeg acht en in een derde van de gevallen dat de bestuurder onvoldoende meewerkt. Ambtelijk secretarissen, door de organisatie toegevoegd aan de OR ter ondersteuning, zijn beduidend minder mild over de OR. Zij zien in 70% van de gevallen dat de OR niet sterk genoeg is.
[ 57 ]
OR Insight 2012-2013
Ambtelijk OR-lid
secretaris
Totaal
De ondernemingsraad is niet sterk genoeg
45%
70%
49%
De bestuurder werkt onvoldoende mee
35%
15%
32%
De wettelijke OR-rechten zijn te zwak
7%
0%
6%
13%
15%
14%
Anders
Oorzaak onvoldoende invloed OR op besluitvorming
De plaats van de OR in de organisatie Met stellingen is in kaart gebracht hoe de OR zijn eigen rol in de organisatie beschouwt. Dit is over het algemeen positief: drie op de vier respondenten is van mening dat de OR voldoende draagvlak heeft, dat de OR een goede afspiegeling is van alle werknemers, dat de OR goed aansluit bij de besluitvormingscultuur in de organisatie en dat er een goede verstandhouding is tussen de afdeling HR/personeelszaken en de OR. Bijna unaniem tevreden (94%) zijn de respondenten over het bestaan van de OR zelf: men vindt het een goede manier om als werknemer medezeggenschap te kunnen uitoefenen. Over de ondersteuning van de OR door collega’s zijn de respondenten het minst positief: ‘slechts’ 60% vind dat de OR voldoende wordt ondersteund door de collega’s.
Totaal De OR is een goede afspiegeling van alle werknemers in de organisatie
76%
De OR heeft voldoende draagvlak in de onderneming
76%
De OR wordt voldoende ondersteund door de collega’s
60%
De OR is een goede manier om als werknemer medezeggenschap te kunnen uitoefenen
94%
De OR sluit goed aan bij de besluitvormingsstructuur en -cultuur van onze organisatie
76%
De OR sluit goed aan bij de behoefte aan inspraak van de werknemers in onze organisatie in zaken die hun werk aangaan
80%
De OR heeft een goede samenwerkingsrelatie met personeelszaken /HR
75%
Eens met de stelling
Ook hebben we gevraagd aan de deelnemers of men in de organisatie bezig is met andere vormen van medezeggenschap dan de wettelijk voorgeschreven OR. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan focusgroepen, de kern-OR en projectgroepen. Een kwart van de respondenten geeft aan dat dit het geval is.
[ 58 ]
12 Invloed en toegevoegde waarde van medezeggenschap
Ambtelijk OR-lid
secretaris
Totaal
Ja
24%
26%
25%
Nee
76%
74%
75%
Is jouw organisatie bezig met andere vormen van medezeggenschap dan de wettelijke OR?
Verandering van de medezeggenschapsstructuur De structuur van de medezeggenschap in organisaties is niet in alle organisaties hetzelfde. In grotere organisaties met meerdere vestigingen komen vaak gelaagde medezeggenschapsstructuren voor met een centrale ondernemingsraad voor de hele organisatie, groepsondernemingsraden voor de verschillende divisies en diverse ondernemingsraden en onderdeelcommissies per vestiging of onderdeel. Deze structuur wil nog wel eens wijzigen en met de structuur wijzigt de invloed van de medezeggenschap. Zo gaat een verandering van een COR-OR structuur naar een OR-OC structuur vaak gepaard met een vermindering van invloed van de medezeggenschap. Van de deelnemers aan het onderzoek heeft ruim twee derde geen veranderingen in de medezeggenschapstructuur meegemaakt en voorziet die ook niet. 15% van de deelnemers geeft aan in 2011 veranderingen in de medezeggenschapsstructuur te hebben gehad, 10% ziet veranderingen in 2012 en 6% van de respondenten verwacht voor 2013 veranderingen in de medezeggenschapsstructuur.
Nee
69%
Ja, in 2011
15%
Ja, in 2012
10%
Ja, in 2013
6%
Heeft de OR te maken (gehad) met veranderingen in de structuur van de medezeggenschap?
Kijken we naar de redenen voor veranderingen in de medezeggenschapsstructuur, dan is in 55% van de gevallen een structuurwijziging in de organisatie de aanleiding. Fusie is voor bijna een kwart van de respondenten de reden voor het aanpassen van de medezeggenschapsstructuur. Reorganisatie als gevolg van bezuinigingen is met 14% de eerstvolgende reden voor veranderingen in de structuur van de medezeggenschap.
[ 59 ]
OR Insight 2012-2013
Fusie met een andere organisatie
23%
Overname van een andere organisatie
6%
Overname door een andere organisatie
4%
Reorganisatie als gevolg van bezuinigingen
14%
Reorganisatie als gevolg van outsourcing
2%
Sluiting van een organisatieonderdeel
1%
Opstarten van een nieuw organisatieonderdeel Andere aanleiding
5% 45%
Wat is of was de aanleiding voor de veranderingen in de medezeggenschapsstructuur?
PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT
OR geeft zichzelf een 6,9 voor eigen bijdrage aan besluitvorming
OR is redelijk ingenomen met zichzelf De OR is bijna unaniem tevreden over: … de OR. 94% vindt de ondernemingsraad een geslaagde vorm van medezeggenschap. 95% is het eens met de stelling dat de OR van toegevoegde waarde is op de besluitvorming in organisaties. Minder zeker is men op de vraag of de directie wel zo blij is met de OR. Dan daalt het percentage naar 80%. Minder zeker is men ook over het eigen functioneren: dat wordt beoordeeld met een bescheiden 6,9. Drie op de vier respondenten is van mening dat de OR voldoende draagvlak in de organisatie heeft, dat de OR een goede afspiegeling vormt van alle werknemers, dat de OR goed aansluit bij de besluitvormingscultuur in de organisatie en dat er een goede verstandhouding is met de afdeling HR/personeelszaken. Als de OR zichzelf een onvoldoende geeft (5 of lager), ligt dat in de helft van de gevallen aan het feit dat de OR zichzelf niet sterk genoeg acht. In een derde van de gevallen ziet men als oorzaak dat de bestuurder onvoldoende meewerkt. Ambtelijk secretarissen, door de organisatie aan de OR ter ondersteuning toegevoegd, zijn beduidend minder mild over de OR. Zij zien de oorzaak in 70% van de onvoldoendes in het feit dat de OR niet sterk genoeg is. Hoewel bijna elke OR van zichzelf vindt dat de OR toegevoegde waarde biedt voor de directie, vermoedt men dat de directie daar wat minder enthousiast over denkt. 80% denkt dat de bestuurder de toegevoegde waarde van de OR inziet en 77% van de ondernemingsraden denkt dat hun directeur de OR als een serieuze gesprekspartner beschouwt. De relatie tussen directie en OR is veel minder een ‘vechtrelatie’ dan veelal wordt gedacht: 84% van de respondenten ziet een relatie die gekenmerkt wordt door samenwerking, 16% spreekt van tegenstelling.
[ 60 ]
13 Gewenste aanpassingen van de Wet op de ondernemingsraden Er is regelmatig discussie over de Wet op ondernemingsraden (WOR). Deze zou niet goed meer passen bij deze tijd. Zo zijn er tegenwoordig andere onderwerpen die spelen in organisaties en liggen de arbeidsverhoudingen anders dan vroeger. Wat vinden ondernemingsraden zelf? Voldoet de WOR nog in de praktijk en wat zouden ondernemingsraden willen veranderen?
Is de OR tevreden over de WOR? Biedt de WOR de OR voldoende mogelijkheden voor goede medezeggenschap? Uit het antwoord op de vraag ‘in hoeverre bent u tevreden over de mogelijkheden die de WOR biedt?’ volgt dat de OR de wet waardeert met gemiddeld een 7,6. Een ruime voldoende dus, maar met mogelijkheden voor verbeteringen. Ook daar hebben we natuurlijk naar gevraagd.
Is het noodzakelijk om de WOR op punten aan te passen? Hier zien we een gemengd beeld. Bijna de helft van de deelnemers wil de WOR aanpassen, vooral omdat deze gedateerd is. Ruim de helft vindt dat niet nodig, het belangrijkste argument is dat de WOR voldoende instrumenten biedt.
Ambtelijk OR-lid
secretaris
Totaal
Ja, omdat de WOR incompleet is
9%
9%
9%
Ja, omdat de WOR gedateerd is
18%
26%
21%
Ja, om andere redenen
16%
12%
14%
Nee, omdat de WOR voldoende instrumenten biedt
39%
37%
38%
16%
14%
16%
2%
2%
2%
Nee, omdat de WOR nog steeds aansluit op de praktijk van nu Nee, om andere redenen Moet de WOR worden aangepast?
[ 61 ]
44%
56%
OR Insight 2012-2013
Op welke punten moet de WOR worden aangepast? Respondenten die aangaven dat de WOR aangepast moet worden, hebben we gevraagd op welke onderwerpen de wet dan precies aanpassing behoeft. Er konden maximaal vijf onderwerpen aangekruist worden. De top vijf daarvan:
1 Uitbreiding instemmingsrecht tot alle secundaire arbeidsvoorwaarden (dus niet alleen pensioen, winstdeling- en spaarregeling)
54%
2 Instemmingsrecht in plaats van adviesrecht bij reorganisaties
49%
3 Betere vrijstelling voor het OR-werk
43%
4 Instellen adviesrecht over beloning bestuurders
41%
5 Uitbreiding instemmingsrecht over bonussystemen
30%
Top vijf gewenste aanpassiningen Wet op de ondernemingsraden
Over de eerste twee punten zijn de OR-leden en de ambtelijk secretarissen het vrijwel met elkaar eens. Opvallend is dat ambtelijk secretarissen vaker de WOR aangepast willen zien op het punt van vrijstellingen voor het OR-werk dan OR-leden zelf. Een ander verschil zien we bij het invoeren van het adviesrecht over de beloning van de bestuurder. Meer dan de helft van de ambtelijk secretarissen wil de WOR op dit punt veranderen, tegen 1 op de 3 OR-leden.
Ambtelijk Onderwerp
OR-lid
secretaris
Totaal
54%
53%
54%
reorganisaties
51%
47%
49%
Betere vrijstelling voor het OR-werk
40%
50%
43%
Instellen adviesrecht over beloning bestuurders
35%
52%
41%
Uitbreiding instemmingsrecht over bonussystemen
31%
27%
30%
Uitbreiding instemmingsrecht voor alle secundaire arbeidsvoorwaarden (niet alleen pensioen, winstdelingen spaarregeling) Instemmingsrecht in plaats van adviesrecht bij
Instemmingsrecht in plaats van adviesrecht bij bedrijfssluiting en uitbreiding
25%
20%
23%
Betere handhaving van de wet
25%
20%
23%
Instellen van boetes bij niet nakomen van de plichten door bestuurder
24%
17%
22%
Instellen adviesrecht over beloning toezichthouders
17%
20%
18%
16%
16%
16%
Instemmingsrecht in plaats van adviesrecht bij inhuur deskundigen
[ 62 ]
13 Gewenste aanpassingen van de Wet op de ondernemingsraden
Ambtelijk Onderwerp
OR-lid
secretaris
Totaal
Eigen budget voor OR-scholing
18%
8%
15%
Eigen budget voor raadplegen externe deskundigen
17%
8%
15%
Verlenging zittingsduur van de OR
11%
5%
9%
Instemmingsrecht in plaats van adviesrecht bij investeringen en kredieten
12%
0%
8%
8%
9%
8%
8%
8%
8%
toezichthouders
5%
13%
7%
Verkleining van het aantal OR-leden per organisatie
7%
6%
7%
6%
5%
5%
5%
3%
5%
5%
3%
5%
Betere ontslagbescherming van OR-leden Instellen recht op voordracht voor een deel van de toezichthouders Uitbreiden adviesrecht over de benoeming van
Instemmingsrecht in plaats van adviesrecht bij automatisering Instemmingsrecht in plaats van adviesrecht bij milieubeleid Terugdraaien van de instellingsgrens voor een OR van 50 naar 35 medewerkers Instelling OR-verkiezingen per branche
4%
5%
4%
Instelling landelijke OR-verkiezingen
1%
3%
2%
Vergroten van het aantal OR-leden per organisatie
2%
2%
2%
Verkorting zittingsduur van de OR
0%
2%
1%
Wat wil de OR aanpassen aan de WOR?
Zijn er nog andere zaken die wettelijk vastgelegd moeten worden? De mogelijkheden om de WOR aan te passen zijn eindeloos en de lijst met onderwerpen waaruit de respondenten konden kiezen is zeker niet uitputtend. Daarom kregen de deelnemers aan het onderzoek via een open vraag de gelegenheid om zelf aan te geven wat zij nog missen aan de huidige WOR. De meest genoemde onderwerpen zijn: • Verkiezingen, die zijn ingewikkeld en vakbondslijsten zijn achterhaald. • Onduidelijkheid over interpretatie: wat is belangrijk, hoe interpreteer ik de wet juist. • Besluitvorming buiten Nederland en de consequenties voor de eigen organisatie. • Mogelijkheden voor sancties, omgekeerde bewijslast bij niet naleven van verplichtingen vanuit de WOR.
[ 63 ]
OR Insight 2012-2013
• Pleidooi voor betere faciliteiten (ambtelijk secretaris verplicht) en een sterker recht op faciliteiten. • Andere vormen van medezeggenschap moeten mogelijk, dan wel gefaciliteerd worden. • Het enquêterecht voor de OR. • Invloed op primaire arbeidsvoorwaarden.
PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT
Ondernemingsraden eisen zeggenschap over salaris directeur
Bijna helft OR wil aanpassing Wet op de ondernemingsraden Bijna de helft van de ondernemingsraden (45%) wil dat de Wet op de ondernemingsraden (WOR) wordt aangepast. De wet, de basis van vrijwel alle bevoegdheden en instrumenten van de OR, is gedateerd en sluit daardoor niet meer goed aan bij de praktijk van tegenwoordig. Zo wil ruim 40% van deze ondernemingsraden adviesrecht over het salaris van de directeur en vindt 1 op de 3 ondernemingsraden dat zij een uitgebreider instemmingsrecht zouden moeten hebben over bonusregelingen. Met een gemiddelde van 7,6 geven ondernemingsraden de mogelijkheden die de WOR biedt een voldoende. Toch vindt bijna de helft van de ondernemingsraden dat de wet op punten aanpassing behoeft. Het liefst zien ondernemingsraden dat in de Wet op de ondernemingsraden het instemmingsrecht wordt uitgebreid naar alle secundaire arbeidsvoorwaarden (54%). Er zouden dan geen wijzigingen in de secundaire arbeidsvoorwaarden meer mogelijk zijn zonder instemming van de OR. Nu geldt dit alleen bij pensioen-, winstdeling-, en spaarregelingen. Daarnaast willen ondernemingsraden instemmingsrecht bij reorganisaties (49%). Nu geldt hiervoor nog het adviesrecht – de directie is verplicht besluiten voor advies aan de OR voor te leggen. Ook leeft de wens onder ondernemingsraden om inspraak te krijgen rondom topbeloningen. Zo zou de WOR aan ondernemingsraden adviesrecht moeten geven over de beloning van de directie (41%). Verder zien OR´s graag dat bonussystemen makkelijker ter instemming aan de OR voorgelegd worden (30%), nu mag een OR wel wat zeggen over systematiek, maar vaak weer niet over de hoogte van de bonus. Voor het uitvoeren van al deze extra bevoegdheden moeten ondernemingsraden wel voldoende vrijgesteld worden. 43% wil daarom dat de vrijstelling die OR-leden krijgen voor hun medezeggenschapswerk beter geregeld wordt in de WOR.
[ 64 ]
14 OR-werk, loopbaan en ontwikkeling
OR-leden steken een substantieel deel van hun (werk)tijd in het OR-werk. We noemden dat al in hoofdstuk 8: gemiddeld ruim 8 uur per week. Naast de bijdrage aan de medezeggenschap en de organisatie kan dat ook voor je eigen ontwikkeling of je eigen loopbaan iets opleveren. Tenslotte komen OR-leden met veel aspecten van de organisatie in aanraking en trainen en leren ze op cursussen en ‘on-the-job’.
Loopbaan De eerste vraag is of OR-werk goed voor je carrière is. Dat blijkt in de profit sector meer het geval dan in de andere sectoren: 60% geeft aan het eens te zijn met de uitspraak dat het goed is voor je carrière om in de OR te zitten. In kleine ondernemingsraden zijn meer mensen het eens met de stelling (ook 60%) dan in grotere ondernemingsraden. Maar over het geheel genomen geeft bijna de helft van de respondenten aan dat deelname aan de OR in de eigen organisatie niet goed is voor je loopbaan.
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
Eens
60%
45%
51%
51%
Oneens
40%
55%
49%
49%
In mijn organisatie is het goed voor je carrière om in de OR te zitten, naar sector
t/m 5
6 t/m 10
11 of meer
zetels
zetels
zetels
Totaal
Eens
60%
41%
45%
51%
Oneens
40%
59%
55%
49%
In mijn organisatie is het goed voor je carrière om in de OR te zitten, naar omvang van de OR
[ 65 ]
OR Insight 2012-2013
Waardering Dan de vraag, levert OR-werk waardering op? Bij de overheid zijn de meeste deelnemers (81%) het eens met de stelling ‘ik word gewaardeerd als OR-lid’, het gemiddelde ligt op 77%. Verder zien we hoe groter de OR, des te meer waardering gevoeld wordt van de collega’s in de organisatie.
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
Eens
73%
78%
81%
77%
Oneens
27%
22%
19%
23%
In mijn organisatie word ik als OR-lid gewaardeerd, naar sector
t/m 5
6 t/m 10
11 of meer
zetels
zetels
zetels
Totaal
Eens
70%
77%
79%
77%
Oneens
30%
23%
21%
23%
In mijn organisatie word ik als OR-lid gewaardeerd, naar omvang van de OR
Het lijkt alsof in organisaties waar deelname aan de OR als minder goed voor je carrière wordt gezien, het OR-lidmaatschap wel meer waardering oplevert van de collega’s.
Persoonlijke ontwikkeling Kun je je persoonlijk ontwikkelen in de OR? Binnen sectoren is er weinig verschil, gemiddeld geeft rond de 86% van de deelnemers aan zich te kunnen ontwikkelen in de OR. In kleine ondernemingsraden is dat iets minder. Daar geeft 78% aan zich te kunnen ontwikkelen binnen de OR.
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
Eens
85%
87%
86%
86%
Oneens
15%
13%
14%
14%
Er zijn voldoende mogelijkheden om je binnen de OR persoonlijk te ontwikkelen, naar sector
[ 66 ]
14 OR-werk, loopbaan en ontwikkeling
t/m 5
6 t/m 10
11 of meer
zetels
zetels
zetels
Totaal
Eens
78%
86%
89%
86%
Oneens
22%
14%
11%
14%
Er zijn voldoende mogelijkheden om je binnen de OR persoonlijk te ontwikkelen, naar omvang
Wat leer je van je OR-werk? De meeste deelnemers geven aan dat er voldoende mogelijkheden zijn om je te ontwikkelen binnen het OR-werk. Op welke vlakken heeft men zich ontwikkeld? We hebben een onderscheid gemaakt tussen inhoudelijke onderwerpen (kennis) en vaardigheden. Bij beide waren meer antwoorden mogelijk.
Inhoudelijke thema’s (kennis) Kijken we naar inhoudelijke thema’s dan springt het thema arbo eruit: van alle deelnemers die een thema hebben aangekruist heeft 66% arbeidsomstandigheden genoemd. Ambtelijk secretarissen nog wat meer dan OR-leden. Tussen sectoren zit er weinig verschil als het over arbo gaat, bij kleine ondernemingsraden is de score het laagst. Kleine ondernemingsraden hebben over alle thema’s de laagste score, dat was hierboven ook al te zien in de scores op de mogelijkheden je te ontwikkelen in de OR. Wat opvalt (maar niet verwonderlijk is) is dat bij het thema arbeidsvoorwaarden een groot verschil te zien is tussen sectoren, bij de overheid is er weinig gescoord, bij de profit het meest. Het thema reorganisatie geeft ook veel verschillende scores, vooral bij de overheid en bij grote ondernemingsraden zijn dit thema’s waarop veel deelnemers zich ontwikkeld hebben. In de tabellen staat de top 6 van meest genoemde onderwerpen.
Ambtelijk OR-lid
secretaris
Totaal
Arbeidsomstandigheden
64%
71%
66%
Personeelsbeleid
59%
70%
62%
Arbeidsvoorwaarden
60%
68%
62%
Organisatiestructuur
58%
72%
61%
Organisatiecultuur
57%
65%
59%
Reorganisaties
54%
69%
58%
Top 6 inhoudelijke en beleidsmatige ontwikkeling
[ 67 ]
OR Insight 2012-2013
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
Arbeidsomstandigheden
68%
65%
64%
66%
Personeelsbeleid
58%
64%
64%
62%
Arbeidsvoorwaarden
70%
60%
25%
62%
Organisatiestructuur
52%
66%
67%
61%
Organisatiecultuur
55%
60%
64%
59%
Reorganisaties
48%
62%
68%
58%
Top 6 inhoudelijke en beleidsmatigs ontwikkeling, naar sector
t/m 5
6 t/m 10
11 of meer
zetels
zetels
zetels
Totaal
Arbeidsomstandigheden
55%
68%
68%
66%
Personeelsbeleid
55%
63%
64%
62%
Arbeidsvoorwaarden
52%
59%
67%
62%
Organisatiestructuur
52%
60%
64%
61%
Organisatiecultuur
52%
56%
64%
59%
Reorganisaties
40%
52%
70%
58%
Top 6 inhoudelijk en beleidsmatige ontwikkeling, naar omvang van de OR
Vaardigheden Als het gaat om vaardigheden zien we dat ‘omgang met bestuurders’ verreweg het meest wordt genoemd als vaardigheid die is ontwikkeld. Wat opvalt is dat in de non profit sector bijna alle deelnemers (90%) van deze vaardigheid heeft aangegeven zich te hebben ontwikkeld. Op plaats 2 en 3 staan communiceren (vooral door ambtelijk secretarissen aangegeven) en vergaderen. De vaardigheden waarop de OR-leden en ambtelijk secretarissen het meest verschillen zijn analyseren & structureren, mensenkennis en samenwerken. Ambtelijk secretarissen hebben dit veel vaker aangekruist dan OR-leden als punt waarop zij zich hebben ontwikkeld of hun vaardigheid hebben aangescherpt. Andere opvallende verschillen zitten weer in de omvang van de OR: ook bij vaardigheden (net als bij inhoudelijke thema’s) geven kleine ondernemingsraden het minst vaak aan een vaardigheid te hebben ontwikkeld in hun OR-werk. Met analyseren en structureren als laagste score (39%). In de tabellen de top 7 van meest genoemde vaardigheden.
[ 68 ]
14 OR-werk, loopbaan en ontwikkeling
Ambtelijk OR-lid
secretaris
Totaal
Omgang met bestuurders
86%
84%
85%
Communiceren
73%
80%
75%
Vergaderen
69%
68%
69%
Analyseren, structureren
51%
77%
61%
Omgang met achterban
60%
65%
61%
Mensenkennis
55%
71%
59%
Samenwerken
55%
70%
59%
Top 7 vaardighedenontwikkeling
Profit
Non profit
Overheid
Totaal
Omgang met bestuurders
83%
90%
78%
85%
Communiceren
73%
76%
75%
75%
Vergaderen
67%
71%
66%
69%
Analyseren, structureren
52%
69%
59%
61%
Omgang met achterban
55%
65%
61%
61%
Mensenkennis
66%
56%
55%
59%
Samenwerken
57%
61%
57%
59%
t/m 5
6 t/m 10
11 of meer
zetels
zetels
zetels
Top 7 vaardighedenontwikkeling, naar sector
Totaal
Omgang met bestuurders
82%
86%
86%
85%
Communiceren
66%
75%
78%
75%
Vergaderen
61%
69%
72%
69%
Analyseren, structureren
39%
63%
68%
61%
Omgang met achterban
60%
60%
61%
61%
Mensenkennis
48%
56%
66%
59%
Samenwerken
45%
59%
64%
59%
Top 7 vaardighedenontwikkeling, naar omvang van de OR
[ 69 ]
OR Insight 2012-2013
PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT
Ondanks dat je er veel van leert en collega’s je werk waarderen:
OR-werk nog steeds gezien als rem op je loopbaan Vroeger zei de werkgever maar al te vaak tegen de werknemer die overwoog zich kandidaat te stellen voor de ondernemingsraad: ‘Prima als jij de OR in gaat, maar wij zien dat wel als een career limiting move’. Langzaam keert het tij. Maar nog steeds vindt de helft (49%) van de OR-leden dat zitting nemen in de OR slecht is voor je loopbaan. In de non profit ligt dat percentage nog wat hoger (55%), in het bedrijfsleven wat lager (40%). Gelukkig staat er ook veel tegenover als je plaats neemt in de OR: drie op de vier OR-leden voelt zich gewaardeerd door de achterban, bij grote organisaties is dat zelfs vier op de vijf. Bovendien vinden acht van elke tien OR-leden dat het OR-werk een boost geeft aan kennis en vaardigheden. Meer dan 60% van de medezeggenschappers doet volop nieuwe kennis en ervaring op over wat er in de organisatie speelt, zoals arbo, HR-beleid en arbeidsvoorwaarden. Daarnaast scherpt het OR-werk individuele competenties aan, zoals omgang met de directie, communicatie en vergaderen.
[ 70 ]
15 Generatieverschillen in de OR
Het stereotype beeld van OR-leden is vaak dat van oudere werknemers die al jaren in de ondernemingsraad zitten. Klopt dat beeld wel of zitten er ook genoeg jonge werknemers in de ondernemingsraad? En mocht dat niet zo zijn, is dat dan eigenlijk erg of juist heel logisch? Zijn er veel verschillen in inzicht tussen jongere en oudere OR-leden? Kortom, zijn er generatieverschillen in de medezeggenschap?
Leeftijdsopbouw ondernemingsraad We hebben elke deelnemer gevraagd naar de leeftijd (in categorieën) van de ORleden in zijn of haar ondernemingsraad. Daaruit blijkt dat de meeste OR-leden (62%) tussen de 35 en 55 jaar oud zijn. Als we dat vergelijken met dezelfde leeftijdcategorie van de werkzame beroepsbevolking in Nederland (51%) volgens het CBS, dan zien we een verschil van 11%. De gemiddelde OR bestaat verder voor slechts 20% uit werknemers onder de 35 jaar, terwijl gemiddeld genomen 1 op de 3 werknemers in organisaties jonger is dan 35 jaar. Jongere werknemers zijn dus ondervertegenwoordigd.
Werkzame Categorieën Tot 25 jaar
Ondernemingsraden
beroepsbevolking (CBS)
Verschil
2%
11%
-9%
25 tot 35 jaar
18%
22%
-4%
35 tot 45 jaar
30%
25%
5%
45 tot 55 jaar
32%
26%
6%
55 en ouder
18%
16%
2%
Vergelijking leeftijdsopbouw OR en werkzame beroepsbevolking
[ 71 ]
OR Insight 2012-2013
Verschillen tussen jong en oud We hebben een aantal vragen gesteld over verschillen tussen jongere en oudere ORleden. Zijn er überhaupt verschillen? Rond de 40% ziet op één of meer punten verschil. Merk je verschillen tussen jongere en oudere OR-leden als het gaat over de standpunten over onderwerpen? Ja: 41%
Nee: 59%
Merk je verschillen tussen jongere en oudere OR-leden als het gaat over de manier van communiceren met de bestuurder? Ja: 41%
Nee: 59%
Merk je verschillen tussen jongere en oudere OR-leden als het gaat over de manier van communiceren met de achterban? Ja: 39%
Nee: 61%
Merk je verschillen tussen jongere en oudere OR-leden als het gaat over motieven om in de OR te gaan? Ja: 36%
Nee: 64%
Merk je verschillen tussen jongere en oudere OR-leden als het gaat over de keuze van onderwerpen voor de OR? Ja: 35%
Nee: 66%
Verschillende antwoorden op stellingen Behalve de rechtstreekse vragen over verschillen die de deelnemers merken, hebben we een aantal vragen uitgesplitst naar leeftijdscategorie om te zien of we enkele verschillen helder kunnen maken. Aangezien er te weinig respondenten in de categorie tot 25 jaar hebben deelgenomen aan het onderzoek om een goede uitspraak te kunnen doen, is deze categorie niet opgenomen. Als we kijken naar verschillen tussen leeftijdscategorieën zijn er drie stellingen die opvallen. Bij de stelling of de OR een goede manier is om als werknemer medezeggenschap te kunnen uitoefenen vinden we een verschil van 10% tussen de categorie 25-35 en 55+. Hoe jonger het OR-lid hoe minder vaak hij de OR dus een goed instrument vindt voor medezeggenschap.
[ 72 ]
15 Generatieverschillen in de OR
25-35 jaar
35-45 jaar
45-55 jaar
> 55 jaar
Totaal
Eens
86%
93%
94%
96%
94%
Oneens
14%
7%
6%
4%
6%
De OR is een goede manier om als werknemers medezeggenschap te kunnen uitoefenen.
Bij de stelling of de OR goed aansluit bij de besluitvormingsstructuur en cultuur van de organisatie is er een verschil van bijna 15% te zien tussen de categorieën. ORleden tussen 25 en 45 jaar zijn het beduidend minder vaak eens met de stelling dan OR-leden van 55 jaar en ouder.
25-35 jaar
35-45 jaar
45-55 jaar
> 55 jaar
Totaal
Eens
69%
67%
74%
83%
76%
Oneens
31%
33%
26%
17%
24%
De OR sluit goed aan bij de besluitvormingsstructuur en -cultuur van onze organisatie.
Ook de stelling of de OR aansluit bij de behoefte aan inspraak laat verschillen zien tussen OR-leden tot 45 jaar (zij zijn het minder vaak eens met de stelling, 73%) en OR-leden boven de 55 jaar (die in 88% van de gevallen het eens zijn met de stelling).
25-35 jaar
35-45 jaar
45-55 jaar
> 55 jaar
Totaal
Eens
73%
73%
77%
88%
80%
Oneens
26%
26%
23%
12%
20%
De OR sluit goed aan bij de behoefte aan inspraak van de werknemers in onze organisatie.
Op de andere stellingen zijn maar kleine verschillen gevonden en zit elke leeftijdscategorie rondom het algemeen gemiddelde. Het gaat om de volgende stellingen:
25-35 jaar
35-45 jaar
45-55 jaar
> 55 jaar
Totaal
Ja
39%
44%
51%
40%
45%
Nee
61%
56%
49%
60%
55%
Is het noodzakelijk om de WOR op punten aan te passen?
[ 73 ]
OR Insight 2012-2013
25-35 jaar
35-45 jaar
45-55 jaar
> 55 jaar
Totaal
Eens
49%
50%
46%
51%
49%
Oneens
51%
50%
54%
49%
51%
In mijn organisatie is het goed voor je carrière om de OR te zitten.
25-35 jaar
35-45 jaar
45-55 jaar
> 55 jaar
Totaal
Eens
84%
87%
85%
88%
86%
Oneens
16%
13%
15%
12%
14%
Er zijn voldoende mogelijkheden om je in de OR te ontwikkelen.
PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT PERSBERICHT
Wel generatieverschillen, geen generatiekloof
OR: jongeren ondervertegenwoordigd Ondernemingsraden blijken qua leeftijd geen perfecte afspiegeling te zijn van het personeel dat zij vertegenwoordigen. Er is een duidelijke oververtegenwoordiging van de categorie 35 tot 55 jaar. 62% van de OR-leden behoort tot die leeftijdsgroep, terwijl volgens het CBS 51% van de werkzame beroepsbevolking in die categorie zit. Met name jonge werknemers tot 35 jaar zijn ondervertegenwoordigd in de OR. Slechts 20% van de OR-leden behoort tot deze categorie, terwijl in een gemiddelde organisatie toch 1 op de 3 werknemers tot deze groep behoort. Is er dan sprake van een generatiekloof? Daar wijst het volgende misschien wel op. Rond de 40% van de OR-leden vindt dat jongeren en ouderen in de ondernemingsraad op een of meer punten van elkaar verschillen. 41% vindt dat jongeren anders communiceren met directie en achterban dan ouderen. Eenzelfde percentage vindt dat jongeren andere standpunten in de OR innemen. Ruim een op de drie zegt dat jongeren andere keuzes maken in de onderwerpen die de OR zou moeten behandelen. Toch zien veel ondernemingsraden het verschil tussen generaties niet als een probleem: 76% is namelijk van mening dat hun OR een goede afspiegeling vormt van hun organisatie.
[ 74 ]
Bijlagen
Bijlage 1 Onderzoeksverantwoording De opzet van OR Insight Dit onderzoek is uitgevoerd met een online vragenlijst die door bijna 600 deelnemers is ingevuld in de periode mei-juli 2012. De respondenten zijn door middel van email benaderd. Daarvoor is gebruik gemaakt van bestanden van FNV Formaat, Performa Uitgeverij en VASMO. Aan de aangeschrevenen is niet alleen gevraagd de vragenlijst in te vullen, maar ook de email door te sturen naar eventuele andere medezeggenschappers in de organisatie. De meeste vragen zijn gesteld over de situatie in het toen voorbije jaar 2011, het toen lopende jaar 2012 en het toen aankomende jaar 2013. De vragenlijst bestond voor het grootste gedeelte uit meerkeuzevragen, waarbij één antwoord (soms meerdere antwoorden) mogelijk was. Daarnaast werd een aantal keer gevraagd een beoordeling (cijfer) te geven tussen 1 en 10 en is een aantal open vragen gesteld. Voor dit onderzoek zijn zowel medezeggenschappers als ambtelijk secretarissen uitgenodigd deel te nemen. Van de groep medezeggenschappers hebben alleen leden van een ondernemingsraad de vragenlijst kunnen invullen. Leden van medezeggenschapsorganen die vallen onder een ander wettelijk kader dan de Wet op de ondernemingsraden, zoals een (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad, (G)MR, waren uitgesloten van deelname. Een deel van de OR-leden die de vragenlijst hebben ingevuld, was tevens lid van bijvoorbeeld een onderdeelcommissie (OC), groepsondernemingsraad (GOR) of centrale ondernemingsraad (COR). Aan deze respondenten, die dus zitting hebben in meerdere medezeggenschapsorganen dan alleen de OR, is gevraagd de vragenlijst in te vullen in hun hoedanigheid als OR-lid. Dit betekent dat de resultaten van dit onderzoek alleen betrekking hebben op het functioneren van ondernemingsraden, en niet bijvoorbeeld op het functioneren van OC’s of centrale ondernemingsraden.
De verwerking van de resultaten De antwoorden op de vragen zijn met behulp van SPSS geanalyseerd. De resultaten van het onderzoek zijn niet alleen geaggregeerd op het niveau van alle respondenten tezamen (het totaal van alle deelnemers), maar ook uitgesplitst naar de volgende variabelen: • OR-lid of ambtelijk secretaris. Aan het onderzoek hebben niet alleen OR-leden meegedaan, ook ambtelijk secretarissen (zie bijlage 2, profiel van de respondenten). Een ambtelijk secretaris is niet zelf lid van de OR, maar iemand van binnen of buiten de organisatie die het OR-werk secretarieel, procedureel en organisatorisch ondersteunt en de OR daarin adviseert.
[ 75 ]
OR Insight 2012-2013
• De leeftijd van de respondenten. We onderscheiden de volgende vijf categorieën: leeftijd tot 25 jaar, 25 tot 35 jaar, 35 tot 45 jaar, 45 tot 55 jaar en 55 jaar en ouder. • De soort organisatie. De eerste categorie wordt gevormd door zelfstandige ondernemingen. De andere categorieën zijn ondernemingen die onderdeel zijn respectievelijk van een concern (organisatie met meer vestigingen) dat alleen actief is in Nederland, van een Nederlands multinationaal concern, en van een buitenlands multinationaal concern met een vestiging in Nederland. • De omvang van de OR. We maken onderscheid tussen kleine, middelgrote en grote ondernemingsraden. Kleine ondernemingsraden hebben tot en met 5 zetels, de organisatie die zij vertegenwoordigen heeft maximaal 100 werknemers. De categorie middelgrote ondernemingsraden omvat ondernemingsraden van 6 tot en met 10 zetels. De ondernemingen van deze ondernemingsraden hebben tussen de 100 en 400 werknemers. Grote ondernemingsraden hebben 11 of meer zetels, dit zijn ondernemingen vanaf 400 werknemers. • De sector waarin de organisatie van de OR actief is. We onderscheiden de profit sector, de non profit sector en de overheid. In sommige tabellen komt de som van de verschillende antwoordcategorieën niet uit op 100%, maar op 99% of 101%. Deze verschillen zijn te verklaren doordat de percentages in de tabellen afgerond zijn op hele getallen.
Sectorindeling
Profit
Non profit
Overheid
• Agrarisch & groen
• Onderwijs
• Rijksoverheid -
• Energie, water &
• Zorg & welzijn
departement
• Kunst & podia
• Rijksoverheid -
afvalverwerking • Bouw
• Sport
• Industrie
• Maatschappelijke
• Transport & logistiek • Groothandel &
rijksdienst, agentschap
dienstverlening • Overig non profit
detailhandel
• Provincie & waterschap • Gemeente & intergemeentelijke samenwerkingsverbanden
• Horeca en toerisme
• Overige overheid
• ICT • Media • Zakelijke dienstverlening • Overig profit
[ 76 ]
Bijlagen
Bijlage 2 Profiel van de respondenten De respondenten naar sector, soort organisatie, omvang en functie In totaal zijn 576 vragenlijsten volledig ingevuld. Van de 576 respondenten zijn 419 ondernemingsraadleden (73%) en 157 ambtelijk secretarissen (27%). De meeste respondenten zijn werkzaam in de non profit sector (44%), ruim een derde (35%) in de profit sector en een vijfde (21%) bij de overheid. De deelnemende ambtelijk secretarissen werken verhoudingsgewijs meer voor ondernemingsraden in de non profit en bij de overheid, terwijl de deelnemende OR-leden zelf verhoudingsgewijs meer in de profit werken.
Ambtelijk OR-lid
secretaris
Totaal
Profit
40%
21%
35%
Non profit
40%
53%
44%
Overheid
20%
26%
21%
Respondenten naar sector
Bezien naar soort organisatie, komt het volgende naar voren: 71% van de respondenten is verbonden aan een OR binnen een zelfstandige organisatie, in 16% van de gevallen maakt de organisatie onderdeel uit van een buitenlandse multinational en voor 13% van de respondenten geldt dat ‘hun’ organisatie onderdeel is van een Nederlandse concern (alleen in Nederland actief of Nederlandse multinational). De deelnemende OR-leden zijn verhoudingsgewijs vaker te vinden bij organisaties die onderdeel zijn van een groter concern (met name buitenlandse concerns: 19% tegenover 8%), terwijl de deelnemende ambtelijk secretarissen vergeleken met de OR-leden vaker betrokken zijn bij ondernemingsraden binnen zelfstandige organisaties (82% tegenover 67%).
Ambtelijk
Zelfstandige organisatie
OR-lid
secretaris
Totaal 71%
67%
82%
Onderdeel van Nederlands concern
8%
6%
7%
Onderdeel van Nederlandse multinational
6%
4%
6%
Onderdeel van buitenlandse multinational
19%
8%
16%
Respondenten naar soort organisatie
[ 77 ]
OR Insight 2012-2013
Naar omvang van de OR, zien we dat de meeste respondenten lid zijn van (ORleden) of werken voor (ambtelijk secretarissen) grote ondernemingsraden, dat wil zeggen ondernemingsraden met 11 of meer zetels (45%). 38% van de respondenten vinden we bij middelgrote ondernemingsraden (6 tot en met 10 zetels) en 17% bij kleine ondernemingsraden (3 tot en met 5 zetels). De meeste deelnemende OR-leden zijn lid van een middelgrote OR (43%) terwijl – niet verwonderlijk – verreweg de meeste ambtelijk secretarissen werken voor grote ondernemingsraden (73%).
OR-lid
Ambtelijk secretaris
Totaal
t/m 5 zetels
22%
2%
17%
6 t/m 10 zetels
43%
25%
38%
11 of meer zetels
35%
73%
45%
Respondenten naar omvang van de OR
Van de deelnemende OR-leden was 39% voorzitter, iets meer dan een kwart (27%) secretaris en 24% gewoon lid.
Voorzitter
39%
Plaatsvervangend voorzitter
8%
Secretaris
27%
Plaatsvervangend secretaris
2%
Lid
24%
OR-leden naar functie binnen de OR
De respondenten naar geslacht, leeftijd, MZ-ervaring en opleiding Naar geslacht blijkt dat verreweg de meeste OR-leden man is (ruim tweederde: 68%) terwijl verreweg de meeste ambtelijk secretarissen vrouw is (driekwart: 74%). In totaal is 57% van de respondenten man en 43% van de respondenten vrouw.
OR-lid
Ambtelijk secretaris
Totaal
Man
68%
26%
57%
Vrouw
32%
74%
43%
Respondenten naar geslacht
[ 78 ]
Bijlagen
De gemiddelde leeftijd van de respondenten aan dit onderzoek is 50 jaar. In totaal 70% van de deelnemende OR-leden is 45 jaar of ouder. De deelnemende ambtelijk secretarissen zijn gemiddeld genomen nog ouder: 83% is 45 jaar of ouder.
OR-lid Tot 25 jaar
Ambtelijk secretaris
Totaal
0%
0%
25 tot 35 jaar
11%
3%
0% 9%
35 tot 45 jaar
19%
14%
17%
45 tot 55 jaar
35%
46%
38%
55 jaar en ouder
35%
37%
36%
Respondenten naar leeftijd
Gemiddeld hebben de respondenten 9 jaar ervaring in de medezeggenschap. Van de OR-leden heeft de grootste groep (38%) minder dan 5 jaar ervaring in de OR. Van de ambtelijk secretarissen is bijna tweederde (63%) ruim ervaren in de medezeggenschap.
OR-lid
Ambtelijk secretaris
Totaal
Tot 5 jaar
38%
12%
31%
5 tot 10 jaar
29%
25%
28%
10 jaar en meer
33%
63%
41%
Respondenten naar ervaring in de medezeggenschap
In de tabel hieronder tenslotte staat de verdeling van de respondenten naar opleidingsniveau. 61% van de respondenten heeft als hoogst afgeronde opleiding een HBO- of WO-opleiding.
OR-lid
Ambtelijk secretaris
Totaal
Lagere school
1%
1%
1%
VMBO-K/VMBO-B/LBO
3%
0%
2%
VMBO-T/MAVO/MULO
4%
2%
3%
HAVO
5%
12%
7%
VWO (Gymnasium/Atheneum)/HBS
2%
8%
3%
MBO
25%
17%
23%
HBO
47%
49%
48%
WO/Universitair
13%
11%
13%
Respondenten naar hoogste opleidingsniveau
[ 79 ]
OR Insight 2012-2013
Bijlage 3 Over de auteurs
Drs. Simone van Houten-Pilkes MMO (1967) studeerde psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 1991 is ze afgestudeerd op de specialisatie sociale en organisatiepsychologie. Van 1991 tot 1998 was Simone verbonden aan de Universiteit Utrecht als docent en onderzoeker. In 2005 heeft Simone de masteropleiding Management en Organisatie aan TIAS Nimbas businessschool afgerond. Sinds 2000 werkt Simone bij FNV Formaat als trainer en adviseur medezeggenschap. Daar heeft zij zich gespecialiseerd in strategische advisering van ondernemingsraden bij reorganisaties en bedrijfssluiting. Bij FNV Formaat maakt Simone deel uit van het steunpunt Governance en schrijft zij regelmatig bijdragen voor de Meeting, het tijdschrift van FNV Formaat. Daarnaast is zij docent bij de bedrijfskundige leergang die FNV Formaat samen met NCOI aanbiedt aan OR-leden. Dr. John Snel (1965) studeerde psychologie en sociologie aan de Universiteit Utrecht. In 1989 studeerde hij af met als specialisaties sociale en organisatiepsychologie en arbeidsverhoudingen. Van 1989 tot 2001 was hij als docent en wetenschappelijk medewerker Arbeidsstudies werkzaam bij de Universiteit Utrecht. In 2001 promoveerde John op een proefschrift over organisatie- en personeelsbeleid in de bouwindustrie. Daarna, van 2001 tot 2004, was hij werkzaam als trainer en adviseur van ondernemingsraden bij het bureau STAB. Vanaf 2004 is hij werkzaam als trainer en adviseur bij FNV Formaat. Zijn specialisaties zijn complexe organisatievraagstukken, structuur van medezeggenschap, medezeggenschap in multinationale ondernemingen, Europese ondernemingsraden, communicatie en teamontwikkeling. John was medeauteur van verschillende publicaties over de Europese ondernemingsraad en publiceerde diverse artikelen over (internationale) arbeidsverhoudingen in onder andere Praktijkblad Ondernemingsraad.
[ 80 ]