OPEN CATECHESE - HAARLEM-CENTRUM
OKTOBER 1999
1 KORINTHE 11:17-34
PROGRAMMA: I
INLEIDING
II
ACHTERGRONDEN BIJ 1 KORINTHE 11:17-34 2.1 de stad Korinthe 2.2 de christelijke gemeente te Korinthe 2.3 de eerste brief aan de Korinthiërs
III
UITLEG VAN 1 KORINTHE 11:17-34
I
INLEIDING
Het gaat in dit bijbelgedeelte over de zelfbeproeving bij het Avondmaal. De tekst die vooral centraal staat is 1 Kor.11:27: "Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren". Ds. J.H. Velema heeft in een boekje eens gezegd: "er ist geen tekst die door de duivel meer gebruikt is, om mensen van het Avondmaal te houden dan juist deze tekst". Inderdaad zijn er heel wat christenen die met deze tekst in hun maag zitten en mede door deze tekst niet aan het Avondmaal durven te gaan. Ik wil echter proberen te laten zien dat die angst vaak te maken heeft met een verkeerd verstaan van de tekst. Vooral de Statenvertaling heeft aan dat misverstand bijgedragen, met de vertaling 'wie onwaardiglijk eet of drinkt'. Het lijkt zo dat er staat: 'wie onwaardig is en toch eet of drinkt', die eet en drinkt zichzelf een oordeel. Maar in werkelijkheid staat er: 'wie op onwaardige wíjze eet of drinkt'. En dat maakt een groot verschil, dat hoop ik in de loop van de avond duidelijk te maken. Want als wij ons af zouden moeten vragen wie er wáárdig is om het Avondmaal te mogen vieren, dan zou voor iedereen de conclusie moeten luiden: 'ik niet'. J.H. Velema zegt in het boekje wat ik net aanhaalde: "waar wij waardig zijn om Avondmaal te vieren, daar houdt genade op genade te zijn". II
ACHTERGRONDEN BIJ 1 KORINTHE 11:17-34
2.1 De stad Korinthe Romeinse kolonie, gebouwd door Julius Caesar in 44 v.Chr. op de puinhopen van een vroegere Griekse stad bevolking aanvankelijk vooral Romeinse burgers (veteranen Romeinse leger en vrijgelaten slaven), maar vanwege handel (gunstige ligging stad) later steeds meer Grieken en Oosterlingen º ook verschillende religies in 27v.Chr. werd Korinthe hoofdstad van de provincie Achaje en standplaats van de Romeinse stadhouder º een welvarende stad van internationaal en cultureel niveau º daardoor ook een losbandige stad: 'leven als een Korinthiër' was een spreekwoord dat betekende: een losbandig leven leiden naast een rijke bovenlaag van de bevolking waren er veel slaven en arme mensen º grote sociale verschillen 2.2 De christelijke gemeente te Korinthe Hand.18:1-18: Paulus kwam daar op zijn 2e zendingsreis vanuit Athene vond onderdak bij Aquila en Priscilla begon zoals overal zijn prediking in de synagoge onder de Joden, maar als die zich van zijn boodschap afkeren gaat hij naar de heidenen na 1 1/2 jaar slepen de Joden hem voor de rechter (stadhouder Gallio), kort daarop vertrekt hij naar Efeze, met Aquila en Priscilla Gallio was stadhouder van 51-52 n.Chr --) Paulus' verblijf te Korinthe waarschijnlijk: eind 49 - midden 51 n.Chr. Na Paulus' vertrek: Silas en Timotheus hebben werk voortgezet, later is Apollos er aan het werk geweest (Hand. 18:29-19:1, 1 Kor.3:6, 1 Kor.16:12). Ook Petrus wordt in de 1e brief aan de Korinthiërs genoemd (1:12, 3:22, 9:5), maar het is onduidelijk of hij ook daadwerkelijk in Korinthe is geweest, of dat de Korinthiërs zich op hem als een bekende apostel beriepen.
Karakter van de gemeente: vrij groot: (Hand.18:10: 'veel volk in deze stad'; in 1 Kor. is sprake van veel misstanden die alleen in een grote gemeente voorkomen; toch niet gigantisch groot, want men kwam wel samen in één gebouw (1 Kor.1:11)) grote sociale verschillen: (kwamen in de stad Korinthe sowieso voor; groot deel van de gemeente behoorde tot de minder gegoeden (1 Kor.1:26) en er waren slaven (7:20-22); daarnaast moeten er ook rijken geweest zijn: mensen als Crispus en Sostenes zullen tot de rijkeren hebben behoord, misbruiken bij het avondmaal konden alleen als er naast armen ook rijken waren, processen voor de wereldlijke rechter waren alleen voor rijken te betalen) daardoor ook spanningen: (verschillende sociale lagen moesten in de gemeente van Christus als gelijken met elkaar om leren te gaan, terwijl ze in het dagelijks leven gewend waren langs elkaar heen te leven; verder vonden bepaalde mensen zichzelf zeer geestelijk en daardoor andere gemeenteleden van lager orde, er kwamen zelfs partijen voor in de gemeente (1 Kor.1:11)) 2.3 De eerste brief aan de Korinthiërs geschreven door Paulus in 54 of 55 n.Chr. aanleiding voor de brief: 1. Paulus had al eerder een brief naar de Korinthiërs gestuurd, die ze verkeerd begrepen hadden 2. Paulus heeft het één en ander over de gemeente gehoord dat hem ongerust maakt. 1 Kor.1:11 º huisgenoten van Chloë bij Paulus op bezoek geweest, van hen hoorde hij over twisten in de gemeente, en andere dingen, zoals misstanden bij de viering van het Avondmaal en dat sommigen zeiden dat er geen opstanding bestond 3. Paulus had een brief uit Korinthe gekregen met vragen die hij moest beantwoorden (1 Kor.7:1) inhoud van de brief: lijkt een groot aantal losse onderwerpen (vaak bestraffend), dit komt door verschillende aanleidingen tot de brief en doordat Paulus nog wel eens een onderwerp behandelt en er dan later nog eens op terugkomt (hij had in Efeze niet rustig de tijd om een brief te schrijven) toch loopt er door alle concrete dingen wel een lijn: een christelijke levenshouding, die voor christenen van alle tijden geldt. indeling van de brief: H. 1-6: Paulus bestraft de Korinthiërs vanwege dingen die hij over hen gehoord heeft H. 7-14: Paulus beantwoordt vragen die hij in een brief van hen gekregen heeft H. 15-16: Slotvermaningen en groeten. Ons gedeelte, 11:17-34, hoort thuis in het 2e hoofddeel, maar is daar eigenlijk weer een onderbreking van. Paulus slaat in H.11 een zijpaadje in om iets te zeggen dat hem ook nog van het hart moet, om dan in H.12 weer verder te gaan met zijn beantwoording van de brief van de Korinthiërs. III
UITLEG VAN 1 KORINTHE 11:17-34
17
Nu ik 'dit' voorschrijf: slaat op 11:2-16: 'nu ik u toch voorschriften geef over het leven in de gemeente, moet ik nog iets noemen wat me op het hart ligt'. En dat doet Paulus dan maar meteen, om dan in 12:1 terug te keren naar waar hij eigenlijk mee bezig was: de beantwoording van de vragen uit de brief van de Korinthiërs.
18
19
20
21
22
Uw 'samenkomsten' = samenkomsten als gemeente (of dat nu erediensten waren of bijbelstudies niet zo belangrijk). Die waren niet tot zegen, maar tot schade. In 't Grieks staat er letterlijk dat die samenkomsten niet zo waren dat men er beter van werd, maar zodat het er in de gemeente slechter op werd. En dat is natuurlijk lijnrecht in strijd met het doel van het samenzijn als gemeente. Wat is er dan aan de hand? 'Vooreerst': ten eerste, het belangrijkste. 'Verdeeldheid': Paulus zegt nog niet wat voor verdeeldheid. Gaat het hier om dezelfde verdeeldheid die bleek in 1:11, waar over partijen in de gemeente werd gesproken? In H.1 gaat het over ruzies: men vormde bepaalde groepen in de gemeente die niet zoveel met elkaar te maken wilden hebben. Hier lijken het vooral de sociale tegenstellingen te zijn die verdeeldheid veroorzaken (zie vs.21). In ieder geval blijkt ook op dit punt dat de gemeente geen eenheid vormde, maar gemakkelijk in groepen uiteenviel. 'Naar ik hoor': het stond vast niet in de brief die de Korinthiërs gestuurd hadden, want uit alles bleek dat ze zelf wel trots waren op hoe het ging. 't Is Paulus ter ore gekomen, misschien door de huisgenoten van Chloë, misschien op een andere manier. 'ten dele geloof ik dit': Paulus vertrouwt zijn zegslieden zozeer, dat hij niet kan aannemen (al zou hij het willen) dat het niet waar is. Paulus gelooft het niet alleen omdat het uit betrouwbare bron komt, maar ook omdat zulke scheuringen te verwachten waren. Ze moeten onder hen wel voorkomen, omdat het nu eenmaal een gemeente is die gevoelig is voor conflicten. Bovendien moeten zulke dingen gebeuren in het leven van de gemeente in de eindtijd. Ze maken duidelijk wie behoren tot degenen die volharden bij het geloof en wie niet. Nu gaat Paulus uitleggen wat er dan wel aan de hand is. 'Maaltijd des Heren' is niet het zelfde als ons Avondmaal. Het Griekse woord wat er staat voor 'maaltijd' duidt op de avondmaaltijd, de hoofdmaaltijd van de Grieken. Ook uit vs.21 blijkt dat het om een gewone maaltijd gaat, met echt eten en drinken (tegen de honger). De bijvoeging 'des Heren' wil echter zeggen dat het niet gaat om een gewone avondmaaltijd thuis, maar één die te maken had met de Here Jezus. Wat was nu het geval? Waarschijnlijk was het zo dat men als gemeente gewend was een liefdemaaltijd te houden. Hierbij nam iedereen van huis eten mee, en dat werd dan gezamenlijk gegeten. Men deelde alles met elkaar als teken van onderlinge verbondenheid. Na die liefdemaaltijd, of misschien als onderdeel daarvan, werd het sacrament van het Avondmaal gebruikt. Daardoor werd die maaltijd pas echt 'maaltijd des Heren'. Hoe het avondmaal en die liefdemaaltijd precies in elkaar zaten is niet helemaal duidelijk. Op dit moment is het belangrijkste dat Paulus zegt dat de gemeentelijke maaltijden in Korinthe beslist niet in overeenstemming waren met de bedoeling van de Here Jezus, en daarom de naam 'maaltijd des Heren' niet verdienden. Want wat is er dan aan de hand? De bedoeling was dat elk gemeentelid eten en drinken meebracht zoveel hij missen kon, de rijken wat meer dan de armen, en dat dit eten gedeeld werd. Maar hier kwam niet veel van terecht. De rijken, die het meest meegenomen hadden, namen eerst van wat zij meegebracht hadden zoveel ze zelf wilden, en de armen moesten dan maar hopen dat er iets voor ze overbleef. Waarschijnlijk was het ook nog eens zo dat de rijken gewoon eerder aan tafel konden zitten, omdat slaven vaak lang moesten werken en dan pas naar de gemeente konden komen. Tegen die tijd was het eten dan al lang op: de rijken waren al dronken, en zij bleven hongerig. Deze gang van zaken, zegt Paulus, heeft niets te maken met de maaltijd des Heren. Met twee felle vragen bekritiseert Paulus het gedrag in Korinthe: als de rijken zo graag veel willen eten en drinken, hebben ze toch huizen waar ze dat kunnen doen? Daar beledigen ze er tenminste niemand mee. Of minachten ze de gemeente van God zozeer dat ze denken dat ze rustig arme gemeenteleden voor gek kunnen zetten?
Paulus vraagt: moet ik jullie soms prijzen? Nee, zegt hij, op dit punt prijs ik jullie niet. 23
24
25
26
27
Nu gaat Paulus laten zien hoe ver ze af zijn van de bedoeling van het Avondmaal. Hij zegt: 'jullie zien hier echt niets fouts in? Nou, ik wel. Want ik heb als apostel rechtstreeks gehoord hoe de Here Jezus Zelf het Avondmaal ingesteld heeft. Als jullie dat kennelijk vergeten zijn, wil ik het nog wel even voor jullie herhalen'. De Korinthiërs mogen wel even bedenken dat Paulus het van de Here Zelf heeft gehoord. Hoe? Het kan een direkte openbaring zijn geweest na zijn bekering, het kan ook dat de discipelen het aan hem doorgegeven hebben. In ieder geval is de overlevering afkomstig van de Here Zelf en heeft Paulus het de Korinthiërs precies zo doorgegeven. 'In de nacht waarin Hij werd overgeleverd': de instelling van het Avondmaal stond onder het voorteken van Jezus' naderende dood. Het brood was waarschijnlijk het gewone brood dat voor de maaltijd op tafel stond. 'De dankzegging uitsprak': dat deed een joodse vader altijd aan het begin van de maaltijd: voor het brood gebroken en rondgedeeld werd, werd de dankzegging erover uitgesproken. Het breken van het brood gebeurde ook bij elke maaltijd, hier krijgt het echter de bijzondere betekenis van het gebroken worden van het lichaam van Christus: 'dit is mijn lichaam voor u'. 'Dit' ziet op het breken van het brood. Deze handeling moeten de discipelen voortaan doen: als een gedachtenis. Gedenken is meer dan een zich herinneren, of terugdenken aan; het is een zich bedenken wat het betekent dat Christus zich voor ons overgaf aan het kruis, en wel voor nu. De Here wil dat we aan het Avondmaal in liefde zullen gedenken wie Hij voor ons is. Daarom zegt Hij dat ook zo uitnodigend: 'doet dit tot mijn gedachtenis'. Maar het is wel een nodiging in bevelvorm, opdat wij het niet zouden aanhoren en ondertussen niet zouden doen. Ieder mens zal ook rekenschap moeten afleggen van zijn níet Avondmaal vieren. 'Evenzo de beker' slaat op het uitspreken van de dankzegging over de beker na de maaltijd. 'Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed'. Het nieuwe verbond: Jer.31:31-34. Het verbond dat God op Sinaï met zijn volk gesloten had had Israël steeds verbroken. God belooft in deze profetie dat er een tijd zal komen dat Hij er zelf voor zorgen zal dat er een nieuw verbond zal komen, waarbij Hij zijn wet in hun hart zal schrijven, en zij zullen weer zijn volk zijn en Hij hun God, de belofte van het oude verbond. En hiervoor zou God Zelf de zonden verzoenen. Het nieuwe verbond speelt ook een rol in Hebr.7-10. Het belangrijkste is daar dat met Jezus' dood het nieuwe verbond van kracht is geworden. Dat is ook de gedachte hier. De beker, d.w.z. dat wat met de beker gebeurt: het uitgieten, betekent het van kracht worden van het nieuwe verbond. Zo is de beker het teken van het nieuwe verbond in, of 'door' zijn bloed. De nieuwe band tussen God en zijn volk berust op het offer van Christus. Tot zover de overlevering die Paulus nogmaals vertelt. Nu volgt een soort conclusie van zijn kant. Het Avondmaal is ook een belijdenisdaad. Wie het Avondmaal viert, verklaart niet alleen maar te geloven dat Jezus eens is gestorven, maar ook dat Hij nu leeft en dat zijn dood nog betekenis heeft. Wie Avondmaal viert 'totdat hij komt' belijdt daarmee te geloven dat Hij komen zal. Dan houdt het aardse Avondmaal op en gaat over in het Bruiloftsmaal van het Lam. 'Dus': de conclusie uit dit alles. Wie het avondmaalsbrood, en de avondmaalsbeker onwaardig gebruikt, bezondigt zich aan het lichaam en bloed des Heren. Het woord 'onwaardig' kan hier de bedoeling nauwelijks weergeven. Het gaat nl. beslist niet om dat men zich op één of andere manier het eten van het brood waardig zou moeten of kunnen maken. De bedoeling is veelmeer die van het eten en drinken op een onwaardige wijze, op een wijze die niet bij het Avondmaal past, daar niet mee in overeenstemming is. Als de Korinthiërs de liefdemaaltijd voorafgaand aan het Avondmaal zó doorbrengen, met onderlinge verdeeldheid, dan vieren ze Avondmaal op een manier die daar helemaal niet bij past, op onwaardige wijze.
28
29
30
31
32
33
34
En wie dat doet, zegt Paulus, zal 'schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heren'. Schuldig zijn is een juridische term die met het woord wat er op volg aangeeft waaraan iemand schuldig is, of waaraan iemand zich heeft vergrepen. Hier staat dat de Korinthiërs zich vergrepen hebben aan het lichaam en bloed, d.w.z. aan het offer van de Here Jezus. Zij gaan zo tegen de bedoeling van Christus' offer en van het Avondmaal waar dat gevierd mag worden in, ze zien de heiligheid daarvan kennelijk zo weinig in, dat ze het niets waard achten, ze bezondigen zich er aan. 'Beproeve': in het Grieks staat een woord dat betekent: 'bewijzen dat iets deugdelijk is'. Wat Paulus van de gemeente vraagt, is dat ieder bij zich zelf een onderzoek zal instellen en zal zorgen dat hij in zo'n toestand is dat hij 'beproefd' is gebleken. Beproeven is dus niet: nagaan óf men Avondmaal zal vieren. De bedoeling is dat iedereen er voor moet zorgen dát hij beproefd, deugdelijk is. En zo, in die (beproefde) toestand, moet hij vervolgens eten van het brood en drinken van de beker. De zelfbeproeving richt zich niet op de vraag óf men Avondmaal zal vieren, maar hóe. Want wie dat eet en drinkt, 'eet en drink tot zijn eigen oordeel'. Bij 'een oordeel' moeten we niet denken aan het eeuwig oordeel. Paulus wil de Korinthiërs laten zien dat ze niet ongestraft het Avondmaal kunnen misbruiken. Daar zijn gevolgen aan verbonden (dat blijkt verderop). 'Als hij het lichaam niet onderscheidt': 'onderscheiden' betekent hier zoveel als 'op de juiste waarde schatten'. De Korinthiërs schatten 'het lichaam' niet op de juiste waarde. Maar welk lichaam? Paulus kan twee dingen bedoelen: het lichaam van de Here Jezus, dan betekent het: 'u hebt tijdens uw eten en drinken kennelijk niet door welke waarde het gekruisigde lichaam van Christus heeft', of hij kan met 'lichaam des Heren' de gemeente bedoelen, en dan betekent het: 'u vindt de eenheid in de gemeente kennelijk van weinig belang'. Welk oordeel men dan over zich afroept blijkt in vs.30. Paulus zegt: dat er bij jullie zoveel zwakke en zieke mensen zijn en dat er zoveel mensen sterven, dat is een oordeel van God over jullie onwaardige wijze van Avondmaalsviering. Paulus zegt dus niet dat degenen die stierven bijzonder gezondigd hadden, hun sterven is een oordeel van God over de hele gemeente. Het wil ook niet zeggen dat zij verloren zijn. Het gaat niet over een eeuwig oordeel, niet over hun bestemming, maar over een oordeel, een straf over de gemeente. 'Indien wij onszelf zouden onderzoeken' staat er letterlijk, en dat zegt dat het nu niet gebeurt. De bedoeling is: als wij onszelf zouden onderzoeken voordat wij brood en beker aannemen (en dan maatregelen nemen als er iets niet goed is), dan zouden we ons niet een oordeel van God eten en drinken, zoals dat nu, gezien de vele zieken en overledenen, wel het geval is. 'Onder het oordeel komen' gaat dus weer niet over het eeuwige gericht, maar over de straf in de gemeente nu. Het oordeel dat nu werkzaam is in de gemeente is nog niet het laatste oordeel, voor de rechterstoel van Christus, en het is daarom nog geen véroordeling. Het is een tuchtiging door de Here. Het heeft als doel dat de gemeente met harde hand weer op het goede spoor wordt gebracht. Dan wordt zij niet 'met de wereld', dat is met alles wat zich tegen God verzet, véroordeeld in het eindgericht. Vs.33 en 34 geven de slotconclusie: als men als gemeente samenkomt voor de liefdemaaltijd en het Avondmaal, dan moet men op elkaar wachten, tot alle gemeenteleden aanwezig zijn, of tot iedereen van eten is voorzien. Als het er iemand alleen maar om gaat om veel te eten, of als iemand zó'n honger heeft dat hij niet zolang kan wachten, dan moet hij eerst thuis maar iets eten. Aan deze praktische raad voegt Paulus nog toe: 'opdat gij niet tot uw oordeel bijeenkomt', waarmee nogmaals het oordeel van veel zieken en sterfgevallen wordt bedoeld. 'Het overige zal ik regelen wanneer ik kom': op de ergste misstand is Paulus nu ingegaan, er zou nog meer te regelen zijn rondom het Avondmaal, maar dat kan wachten tot hij zelf in Korinthe zal komen (vgl. 4:19, 16:5-8).
CONCLUSIES: Er was een concrete aanleiding voor Paulus woorden over het onwaardig eten en drinken en zich een oordeel eten en drinken. _ Het was de gewoonte in Korinthe dat de Avondmaalsviering voorafgegaan werd door een liefdemaaltijd. Dit was een echte maaltijd waarvoor iedereen eten meebracht, waarvan gemeenschappelijk werd gegeten. Hierin zou de eenheid van de gemeente moeten blijken. Langzamerhand was de situatie echter gegroeid dat de rijken, die veel meegenomen hadden, eerst zelf alles wat ze meegebracht hadden opaten voordat de armen de mogelijkheid kregen om te eten (vs.21). Paulus bestraft deze situatie (vs.22). Als men dacht na een zó onbroederlijk gehouden liefdemaaltijd het Avondmaal te kunnen vieren, dan vergiste men zich; dat is niet de maaltijd des Heren eten (vs.20). Op zo'n liefdeloze manier Avondmaal vieren wordt door hem beoordeeld als een onwaardig eten en drinken (vs.27). Dat is nl. Avondmaal vieren op een wijze die helemaal in strijd is met de houding die bij het Avondmaal past. Om te laten zien welke houding dan wel bij het Avondmaal past, geeft hij hen nogmaals door hoe de Here Jezus Zelf het Avondmaal heeft ingesteld en met welke bedoeling (vs.23). Het brood en de beker verwijzen naar het gebroken lichaam en het vergoten bloed van de Here Christus, met Zijn offer is het nieuwe verbond in werking getreden en de gelovigen moeten dat aan het Avondmaal gedenken en zo de dood des Heren verkondigen, totdat Hij komt (vs.24-26). Dat is zoals de Here het bedoeld heeft, en wanneer men het Avondmaal zo ontheiligt als de Korinthiërs doen, dan eet en drinkt men zich een oordeel (vs.29). 'Een' oordeel, niet 'het' oordeel; het is niet het laatste, definitieve oordeel voor de rechterstoel van Christus. Het gaat hier om een openbaring van Gods toorn in de gemeente, in de vorm van ziekten en sterfgevallen (vs.30). Het was een tuchtiging van de Here, om de gemeente weer op het rechte spoor te brengen. _ Maar wat is dan dat rechte spoor? Moet de gemeente dan wegblijven van het Avondmaal? Tegenover 'onwaardig' eten en drinken staat niet wegblijven, maar 'op een waardige manier' aangaan. De strekking van Paulus' betoog is niet om de gemeente van het Avondmaal af te houden, maar haar op de rechte wijze aan te doen gaan. De zelfbeproeving waartoe Paulus oproept richt zich niet op de vraag óf men het Avondmaal zal vieren, maar hóe men het Avondmaal zal vieren. _ Paulus zegt niet 'als je als onwáardige van het brood eet en uit de beker drinkt', dan bezondig je je aan het lichaam en bloed des Heren. Want niemand is waardig in zichzelf. Als Paulus zegt: 'wie dus op onwaardige wijze het brood eet en de beker des Heren drinkt', dan gaat dat om iets anders. Het gaat om de maníer van Avondmaal vieren. En daarom is er zelfbeproeving nodig. Hoe ga ik aan het Avondmaal? In het Avondmaalsformulier lezen we dat de echte zelfbeproeving drieledig is. Ten eerste moet je je eigen zonden en vervloeking overdenken. Dat wil zeggen: het serieus nemen omdat de Here het zegt. Het tweede is dat wanneer je je mishaagt voor God, je de vaste belofte van God mag geloven dat al je zonden alleen om het offer van Christus volkomen vergeven zijn. En dan kan het niet anders of er komt ruimte in je hart voor je naaste. Je hebt jezelf leren kenen voor God en daarom kun je je naaste niet meer zo kwalijk nemen dat hij ook wel eens is uitgegleden. Als dit evangelie je raakt, dan komt er een verlangen om bij Christus aan tafel te zitten. Dan wil je zijn dood verkondigen totdat Hij komt, om dan in heerlijkheid met Hem aan te zitten bij de bruiloft van het Lam. "En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En wie het hoort, zegge: Kom! En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet." (Op.21:17). Zingen: Ld. 476:2,5 Miranda Renkema
Haarlem, 13 oktober 1999
1 KORINTHE 11:17-34
PROGRAMMA: I
INLEIDING
II
ACHTERGRONDEN BIJ 1 KORINTHE 11:17-34 2.1 de stad Korinthe 2.2 de christelijke gemeente te Korinthe 2.3 de eerste brief aan de Korinthiërs
III
UITLEG VAN 1 KORINTHE 11:17-34
I
INLEIDING
1 Kor.11:27:
II
"Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren"
ACHTERGRONDEN BIJ 1 KORINTHE 11:17-34 2.1 De stad Korinthe Romeinse kolonie, gebouwd 44 v.Chr. bevolking eerst Romeins, vanwege handel later ook Grieks en Oosters 27 v.Chr. hoofdstad provincie Achaje --) welvarend --) losbandig rijke bovenlaag, maar ook veel slaven en lage sociale stand --) grote sociale verschillen 2.2 De christelijke gemeente te Korinthe Hand. 18:1-18: Paulus' 2e zendingsreis onderdak bij Aquila en Priscilla na 1 1/2 jr. slepen Joden hem voor de rechter --) vertrek naar Efeze Paulus verblijf te Korinthe: 49-51 n.Chr. na Paulus' vertrek: Silas en Timotheus, Apollos karakter gemeente: vrij groot grote sociale verschillen spanningen 2.3 De eerste brief aan de Korinthiërs geschreven door Paulus, 54 of 55 n.Chr. aanleiding: 1. eerdere brief van Paulus aan Korinthe (1 Kor.5:9) 2. berichten die hij gehoord heeft over de gemeente (1 Kor.11:1) 3. brief uit Korinthe met vragen (1 Kor.7:1) inhoud: lijkt aantal losse onderwerpen, vaak bestraffend toch één lijn: christelijke levenshouding indeling: H.1-6: vermaning n.a.v. dingen die Paulus gehoord heeft H.7-14: beantwoording vragen uit de brief van Korinthe H.15-16: slotvermaningen en groeten
III
UITLEG VAN 1 KORINTHE 11:17-34