Christenen en rechtspraak I. Enkele opmerkingen naar aanleiding van 1 Korinthe 6:1-11. Verschenen in: De Reformatie, jrg. 66, vanaf blz. 778 Oosterbaan & Le Cointre, Goes, 1991. Auteur:
A.J. van Bekkum
1. Inleiding De koster en de kerkeraad kunnen het niet eens worden over het aantal vakantiedagen. Ook na veel praten kunnen ze het niet eens worden. Wie moet er oordelen over dit meningsverschil? De ene broeder voelt zich onrecht aangedaan door de andere. Wie heeft dat nog nooit meege maakt? Helaas kunnen velen onder ons deze vraag niet ontkennend beantwoorden. Iedereen weet dat het niet voor zou mogen komen, maar de zonde is sterk. En wat moeten we ermee als de ruzie niet van korte duur blijkt te zijn, maar veel langer gaat duren? Mogen wij als christenen dan naar de rechter stappen of moeten we altijd de mindere zijn en dus ook het grofste onrecht slikken? Of is de plaatselijke kerkeraad misschien geroepen de onenig heid op te lossen? In dit artikel wil ik op deze vragen een antwoord probe ren te geven. Bij deze beantwoording zal de (dreigende) gang naar de burgerlijke rechter centraal staan. De bur gerlijke rechter is de rechter die moet beslissen over conflicten tussen burgers. Dat is wat anders dan de strafrech ter, die eigenlijk moet beslissen tussen de overheid en een burger die regels van diezelfde overheid heeft overtreden. De Officier van Justitie treedt daarbij dan op als openbare aanklager namens de overheid. In dit artikel zal het gaan over een bepaald soort conflicten, namelijk burgerlijke conflicten. U moet dan bijvoorbeeld denken aan onenig heid tussen een koper en een verkoper over een verlopen garantietermijn, of tussen het bestuur van een vereniging en de leden van diezelfde vereniging, maar ook (zoals in ons voorbeeld) aan een conflict tussen de koster en de kerkeraad over het aantal vakantiedagen of het salaris. 2. 1 Korinthe 6 Het gaat dus over burgerlijke conflicten, en dan met name over de manier waarop deze conflicten moeten worden opgelost. Mogen wij als christenen naar de rechter gaan om ons meningsverschil aan hem voor te leggen? Bij het nadenken over deze vraag kan het voorkomen dat er wordt verwezen naar l Korinthe 6: 1-11 om aan te tonen dat het voor christenen niet geoorloofd is een bepaald conflict voor de rechter uit te vechten. Het is mede met het oog daarop dat ik de aandacht wil vestigen op de in houd van het spreken van Paulus in de eerste brief aan de Korintiërs over rechtspraak.2 Daarbij zal vooral de achter grond van het spreken van Paulus aan de orde komen. De centrale vraag die dan in dit verband aan de orde komt is de volgende: Verbiedt Paulus in zijn brief aan de ge meente van Korinthe de gemeenteleden gebruik te maken van het wereldlijke recht (en de rechter) of is het ook mo gelijk dat hij door zijn gebod inzake de rechtspraak tus sen broeders juist gebruik maakt van de mogelijkheden die het wereldlijke recht in zijn tijd bood? Het antwoord op deze vraag is mijns inziens niet alleen voor de uitleg van het betreffende schriftgedeelte van belang, maar ook voor de toepassing van deze uitleg in de (kerkelijke) praktijk. Bij de beantwoording van deze vraag wil ik dan speciaal letten op de eventuele relatie met het Romeinse recht. Na deze inleidende plaatsbepaling en een eerste blik op l Korinthe 6 : l -11, zal ik eerst ingaan op de stad Korin the, zoals die bestond toen Paulus zijn brieven aan de ge meente daar schreef. Vervolgens zal het funktioneren van het Romeinse recht in Korinthe nader worden bekeken. Dit zal gebeuren met speciale aandacht voor het proces recht, want dat is het onderdeel van het recht dat voor de hierboven gestelde vraag het meest van belang is. Daarna zal de inhoud van het desbetreffende gedeelte van l Korinthe 6 nog wat uitgebreider aan de orde komen. Uit de dan gevonden gegevens zal ik enige conclusies trekken met betrekking tot het spreken van Paulus over rechtspraak, en de hiervoor gestelde vragen proberen te beantwoorden. 3. Recht zoeken bij onrechtvaardigen
Wat staat er eigenlijk in l : Korinthe 6 : 1-11 en wat be doelt Paulus daarmee? 'Iemand heeft iets met een ander', net zoals in ons voorbeeld de kerkeraad iets met de koster heeft. Er is een conflict. Soms zelfs over iets heel onbe-nulligs. De ene broeder sleept de ander mee naar een on gelovige, een onrechtvaardige, die tussen hen recht moet doen. Een conflict tussen burgers. Maar dat niet alleen. Ook een conflict tussen broeders. Ze moesten zich scha men voor het feit dat ze zo met elkaar omgingen. Paulus veroordeelt dit dan ook scherp. De gemeenteleden zouden zoveel beter moeten weten. De heiligen zullen immers over de hele wereld oordelen! Als dat zo is, dan kunnen diezelfde heiligen toch niet onbevoegd zijn om te oorde len over de meest onbenullige kwesties! Om goed te kun nen begrijpen wat deze scherpe vermaning van Paulus ons vandaag te zeggen heeft, moet eerst duidelijk worden wat zijn woorden toen voor de Korintiërs betekenden. 4. Korinthe: de stad De vermaning van Paulus staat in de eerste brief aan de Korintiërs. Deze brief is ongeveer geschreven in het jaar 52 na Christus.3 De stad Korinthe waar Paulus toen aan schreef, was ongeveer een eeuw oud. In het jaar 146 voor Christus werd de oude Griekse stad Korinthe namelijk verwoest door de Romeinen. Alle mannen werden ge dood, en vrouwen en kinderen werden als slaven ver kocht.4 Van de oude stad Korinthe was niet veel meer dan een puinhoop overgebleven. Pas in het jaar 44 voor Christus werd de stad op bevel van Julius Ceasar herbouwd en bevolkt met Romeinen, meest vrijgelatenen.1 Hoewel de stad in de eerste tijd na de her bouw alleen maar door Romeinen werd bevolkt, kwamen er in de loop van de tijd ook andere bevolkingsgroepen wonen. Zo woonden er ten tijde van Paulus' komst naar Korinthe naast Romeinen ook mensen uit het toenmalige Klein-Azië, Grieken en Joden.6 Ondanks de import, die er voor zorgde dat de stad langzamerhand weer een meer Grieks karakter kreeg, bleef het Romeinse karakter van de stad duidelijk zichtbaar door de vele Romeinse ge woonten die tot in de vierde eeuw na Christus aangetrof fen zijn. Zo werden er bijvoorbeeld regelmatig gladiato-renspelen gehouden, iets wat ongehoord was in het Griekenland van die tijd.7 De stad ontwikkelde zich vrij snel na de herbouw weer tot een internationaal knoop punt, strategisch gelegen bij de landengte die de Pelopon-nesos verbindt met de rest van Griekenland. Verder was Korinthe de hoofdstad van de provincie Achaia, wat sinds de verwoesting in 146 voor Christus een rechtstreeks on der Romeins gezag geplaatste provincie was, waar met name de militairen veel te zeggen hadden. Tijdens de re gering van keizer Augustus werd deze provincie een se naatsprovincie. Het bestuur van de provincie werd vanaf die tijd iets minder door militairen bepaald. De band met Rome was dus erg hecht. Ook de stadhouders, die ook wel landvoogden of proconsuls werden genoemd, zetel den in Korinthe.8 Op grond van deze gegevens kan de conclusie getrokken worden dat Korinthe een stad was met veel meer Romeinse invloed en veel meer Romeinse staatsburgers dan in de rest van Griekenland het geval was. Daarbij moet nog worden gelet op Handelingen 18 : 1-17, waaruit blijkt dat de meerderheid van de joden Paulus' prediking verwierp, en dat de gemeente dus zeer waarschijnlijk be stond uit een groot percentage heidenen. Het is dan ook niet zo gek dat juist in verband met Korinthe er in het Nieuwe Testament veel Latijnse namen voorkomen. De gemeente bestond dus waarschijnlijk voor een groot deel uit Romeinen. 5. Romeinen en rechtspraak Omdat de gemeente in Korinthe waarschijnlijk voor een groot deel uit Romeinen bestond, is het de moeite waard eens te kijken naar de houding van hen tegenover recht spraak tussen Romeinen onderling, tussen Romeinen en niet-Romeinen en tussen niet-Romeinen onderling. Welk recht was van toepassing? a. Tussen Romeinen onderling was uiteraard het Romeinse recht van toepassing. In het oudste Romeinse recht bestonden vreemdelingen juridisch gesproken niet eens. Ze konden dus nergens recht op hebben en konden bijvoorbeeld ook geen misdrijven begaan. Maar omgekeerd kon men hen ook straffeloos doden. Pas later worden vreemdelingen in het Romeinse recht wat meer erkend. Men kende in het toenmalige Romeinse rijk het personaliteitsbeginsel. Dat wil zeggen dat men naar de afkomst van personen keek om te
beoordelen onder welk recht men viel. In het begin kwam het Romeinse staatsburgerschap alleen toe aan hen die van geboorte Romein waren, maar na verloop van tijd konden ook nietRomeinen dit staatsburgerschap verkrijgen. Dit kon door middel van het kopen van het staatsburgerschap en je kon heook cadeau krijgen als je voor de Romeinen waardevol was geweest.9 Dat was bijvoorbeeld het geval met alle inwoners uit Tarsus, de stad in Klein-Azië waar Paulus vandaan kwam. Deze stad had in een burgeroorlog de zijde van Julius Caesar gekozen. Als beloning daarvoor verkregen de inwoners toen het Romeins staatsburgerschap. Het is niet onmogelijk dat ook de ouders van Paulus het Romeins staatsburgerschap op die manier hebben verkregen.10 Pas in het jaar 212 na Christus werden doormiddel van een wet de meeste inwoners van het Romeinse rijk ook Romeins burger." Omdat het recht van de Romeinenook het recht van de overheid (of van de bezettende macht) was, bood het aan hen die het Romeinse staatsburgerschap bezaten een betere behandeling dan hen die dit staatsburgerschap niet bezaten; iets waar Paulus dan ook handig gebruik van maakt.12 Als twee gemeenteleden in Korinthe dus iets aan de rechter voor wilden leggen en beide gemeenteleden waren ook Romeins staatsburger, dan moest op het conflict tus sen hen het Romeinse recht worden toegepast. b. Tussen Romeinen en niet-Romeinen was in beginsel ook het Romeinse recht van toepassing. Speciaal voor deze gevallen werd in het jaar 242 voor Christus een speciaal ambt ingesteld: de praetor peregrinus.13 De manier waarop dat ging zal in de volgende paragraaf worden besproken. Door deze constructie werd ook op de niet-Romeinen Romeins recht toegepast alsof het Romeinen waren. Dit gold in Korinthe ook bij conflicten tussen gemeenteleden waarbij de ene wel en de andere geen Romeins staatsburgerschap bezat. Ook in dat geval moest het conflict worden opgelost aan de hand van het Romeins recht. c. Tussen niet-Romeinen was in beginsel geen Romeins recht van toepassing, maar als ze dit wilden konden ze er wel onder vallen. Ook hier voorzag de praetor peregrinus in. Hiermee is niet gezegd dat ze ook alle voordelen van het Romeinse staatsburgerschap zomaar konden verkrijgen. Ze konden alleen hun onderlinge conflicten naar Romeins recht laten beoordelen als ze dit wensten.14 Vooral in een handelsstad als Korinthe was de kans dat men deze afspraak maakte niet denkbeeldig. Als iemand uit Athene bijvoorbeeld zaken deed met een Egyptenaar, welk recht moest dan gelden? Bij ons geeft het internationaal pri vaatrecht daar een antwoord op, maar de Romeinen vonden dit zo onbelangrijk (Romeins recht was immers voor een Romein altijd van toepassing), dat ze niets aan de ontwikkeling van dit gedeelte van het recht gedaan heb ben.15 Het Romeinse recht stond boven het recht van de niet-Romeinen. Ook het rechtsverkeer tussen vreemdelin gen onderling leverde waarschijnlijk geen grote proble men op. Wel moeten we hierbij meewegen dat het bij een conflict dat eventueel aan een rechter wordt voorgelegd erg belangrijk is wat er gebeurt na de rechterlijke uit spraak. Een veroordelend vonnis moet ook afgedwongen kunnen worden. In Korinthe wilde de Romeinse overheid alleen meewerken aan het afdwingen van uitspraken die op grond van het Romeinse recht gegeven waren. Juri disch gezien bestond het recht van nietRomeinen immers niet eens. Dat recht werd alleen geaccepteerd als een ma nier waarop nietRomeinen met elkaar omgingen. De Ro meinen wensten zich daar verder echter niet mee te be moeien. Ook als twee niet-Romeinse gemeenteleden hun conflict aan een rechter wilden voorleggen, was de kans dus groot dat ze hadden gekozen voor het Romeinse recht. Dat recht werd dan op hen toegepast alsof het Ro meinen waren. Op grond van de nu gevonden gegevens kan de conclusie getrokken worden dat het Romeinse recht, en daarmee het Romeinse proces normaal was in Korinthe. Ook als gemeenteleden een conflict aan een rechter wilden voorleggen, was dus waarschijnlijk in verreweg de meeste gevallen het Romeinse recht van toepassing. 1. 2.
3.
Met dank aan prof. mr. J.H.A. Lokin, hoogleraar in het Romeinse recht en zijn geschiedenis aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Eerder werd hiervoor al aandacht gevraagd door J.P.A. Boersma, zij het dat zijn bijdrage meer betrekking had op de mogelijkheden voor ver betering van de huidige rechtsgang in kerkelijke geschillen. Zie De Re formatie, jaargang 65, p. 998-1000 en p. 1017-1018. Bijbels Handboek, Deel 3 (Nieuwe Testament), Kampen 1987, p. 337.
4.
Pauly-Wisowa, Encyclopadie der classischen Altertumswissenschaft, supplement IV, Stuttgart 1924, p. 1033. 5. Pauly-Wissowa, a.w., p. 1034. 6. Zie Handelingen 18 : 1-17. In vers 4 wordt gesproken over Grieken. Dit kunnen mensen uit de omgeving zijn geweest, maar het is ook mo gelijk dat hier (Griekssprekende) heidenen zijn bedoeld. Het ontbreekt mij op dit moment aan gegevens om een keuze te kunnen doen. Wel wil ik hier alvast opmerken dat het Griek-zijn het hebben van het Romeinse staatsburgerschap niet uitsluit. 7. Pauly-Wissowa, a.w., p. 1034. Zie daar ook voor verwijzingen naar verdere litteratuur. 8. Max Kaser, Das Komische Zivillprozessrecht (Handbuch der Alter tumswissenschaft, Zehnte abteilung, Dritter teil, Vierter Band), Mün-chen 1966, p. 130. Zie ook: Pauly-Wissowa, a.w., deel l, Stuttgart 1894, p. 193/194 (met verwijzingen naar verdere litteratuur). 9. Voor een verder overzicht: zie J.E. Spruit, Enchiridium, overzicht van de geschiedenis van het Romeins privaatrecht, Deventer 1977. 10. J.H.A. Lokin, Prota, Vermogensrechtelijke leerstukken aan de hand van Romeinsrechtelijke teksten, Groningen 1989, p. 95. 11. Constitutio Antoniana. Zie J.H.A. Lokin/WJ. Zwalve, Hoofdstukken uit de Europese Codificatiegeschiedenis, Groningen 1986, p. 53. 12. Bijvoorbeeld in Filippi, Handelingen 16 : 19-40. 13. M. Kaser/F.B.J. Wubbe, Romeins privaatrecht, Zwolle 1971, p. 380, Max Kaser, a.w., p. 125, Enzyclopödie der Rechts und Staatswissen schaft, abteilung Rechtswissenschaft: Römisches Recht auf grund des werkes von Paul JörsIWolfgang Kunkel/Leopold Wenger in Vierter auf-lage neu bearbeitet von Heinrich HonselllTheo Mayer-MalylWalter Selb,Berlin/Heidelberg 1987, p. 525, J.E. Spruit, a.w., p. 32. 14. Ook hier speelde de praetor peregrinus een rol. Zie ook noot 13. J.E. Spruit, a.w., p. 143
Christenen en rechtspraak II. Enkele opmerkingen naar aanleiding van 1 Korinthiërs 6:1-11
In het vorige artikel werd de vraag opgeworpen of wij als christenen naar de rechter mogen stappen met onze meningsverschillen. Op grond van de gevonden gegevens over 'Romeinen en rechtspraak' kon toen geconstateerd worden dat ook als gemeenteleden in Korinthe een conflict aan een rechter wilden voorleggen, waarschijnlijk in verreweg de meeste gevallen het Romeinse recht van toepassing was.
6. Procesrecht Als twee Romeinen een conflict wilden laten beslissen door een rechter, op welke manier ging dat dan? Het gedeelte van het recht dat dit regelt heet het procesrecht. Wat was dat Romeinse procesrecht in Korinthe in de tijd van Paulus nu precies? - In het oude Rome kende men van ouds de legis actioprocedure. Dit hield in dat je niet zomaar kon procederen als je vond datje onrecht was aangedaan, zoals wij dat tegenwoordig gewend zijn, maar je mocht en kon in principe alleen procederen als je een actio, een recht tot procederen, had. Dat waren bepaalde gevallen waarvoor de praetor, een hoge ambtenaar, het procederen toestond. Voor al die wettelijke akties (legis actiones) gold, dat ze tot stand kwamen door een reeks formele handelingen. Beide partijen moeten hun stellingen mondeling en heel precies in nauwkeurig vastgelegde rituele bewoordingen formuleren.16 Door het uitspreken van een verkeerd woord kon je het recht om een procedure te voeren al verliezen. Alleen Romeinse burgers konden procespartij zijn. Na deze eerste fase kwam de tweede fase voor een door de preator aangewezen iudex privatus, een gewone Romeinse burger, die dan moest beoordelen of de partijen hun stellingen waar konden maken.17
- Vermoedelijk al vanaf het begin van de Romeinse republiek komt er naast deze toch wel lastige procedure een nieuwe procesvorm op gang: de procedure per formulier (het formulaproces). Het bijzondere aan deze procedure is naast de vereenvoudiging, dat ook niet-burgers aan dit proces deel konden nemen. Voor deze processen rnet niet-burgers werd in 242 voor Christus een speciale functie in het leven geroepen: de praetor peregrinus.18 Deze procedure wordt tussen 140 en 120 voor Christus wette lijk erkend als procedure die ook tussen burgers onderling gebruikt kon worden.'l> De formula-procedure verdringt de oude legis-actio procedure op den duur volledig. In het jaar 17 voor Christus wordt deze dan ook door keizer Au gustus afgeschaft. De procesvorm per formula wordt nu officieel voor geschillen van iedere aard toegelaten.20 In de eerste eeuwen van onze jaartelling blijft dit het norma le proces. Nog in de tijd van de bekende Romeinse juris ten Papinianus en Ulpianus (ca. 200 na Christus) wordt het als de normale rechtsgang beschouwd.21 Ook Gaius, die in het jaar 161 een leerboek over het Romeinse bur gerlijk recht schrijft, beschouwt het als de normale pro cesgang.22 Naast de normale rechtsgang was het ook nog mogelijk de beslissing van een bestaand geschil over te laten aan één of meer scheidsrechters. Dat moest dan wel apart overeengekomen worden. Er moest een arbitrage overeenkomst of compromis gesloten worden. De uit spraak van deze scheidsrechter(s) was wel wat anders dan een vonnis van een rechter. Men kwam dus samen overeen een eventueel conflict aan een scheidsrechter voor te leggen. Deze overeenkomst hield onder andere in, dat partijen over en weer beloofden een boete aan elkaar te zullen betalen voor het geval zij niet aan de uitspraak van de scheidsrechter zouden voldoen. De uitspraak van een scheidsrechter kon dus niet afgedwongen worden, maar in plaats daarvan was het voor de in het gelijk ge stelde partij mogelijk om via een gewone formula-proce dure een boete af te dwingen. De gewone rechtsgang moest dan dus nog een keer worden doorlopen.23 7. Het formula-proces ook in Korinthe? Hoewel het gebruik van het formula-proces in Rome dus vaststaat, wil dat nog niet zeggen dat het in alle provin cies gegolden heeft. Want sinds Augustus komt in som mige provincies nog een andere procesvorm op gang. Het cognitie-proces. Hier doet de rechter-ambtenaar zijn in trede. Zowel het onderzoek als de beslissing zijn in een hand. Uit de litteratuur komt het volgende beeld naar vo ren: In Rome en Italië was het formula-proces normaal, net als in de senaatsprovincies. Het formula-proces werd buiten Rome met de rechtsgang in Rome als voorbeeld gevolgd. Wat de keizerlijke provincies betreft is het beeld minder duidelijk. In enkele ervan zal het formulaproces wel ge bruikt zijn, in andere heeft het waarschijnlijk nooit gefunctioneerd. Het is met name in deze provincies waar dat cognitie-proces opkwam.24 Nu was de provincie Achaia, waar Korinthe de hoofdstad van was, ten tijde van Paulus een senaatsprovincie (sinds het bewind van Augustus). Daarbij moet wel bedacht worden dat deze procesvorm naar het voorbeeld van die in Rome werd gehanteerd en dat er in een groot wereldrijk als het Romein se rijk wel eens verschillen in de uitvoering en andere details konden optreden. Op grond van het voorgaande valt te concluderen dat het normale proces dat in Korinthe gevoerd werd in de tijd dat Paulus zijn brief aan de gemeente daar schreef, het formula-proces is geweest. Dit is aannemelijk vanwege het grote aantal Romeinen (Romeinse staatsburgers)25 in de stad, de wijze waarop hun recht werd toegepast tegen over niet-burgers en het openstaan van deze procesvorm voor niet-burgers onderling. 8. Gang van zaken tijdens het formula-proces Nu we kunnen stellen dat het forrnula-proces het gangba re proces in Korinthe moet zijn geweest, zal ik proberen een korte schets te geven van de normale gang van zaken tijdens die procedure. Als er ergens een meningsverschil over rees, dan riep de partij die het rechtsgeding wilde beginnen de andere op om het rechtsgeding te komen voeren. Beide partijen (de ander werkte wel mee, want de straffen op het niet meewerken waren zwaar) gingen vervolgens naar een bevoegde ambtenaar om hun geschil in een formulier vast te leggen en een rechter uit te kiezen. In het oude Rome kon dit in het begin alleen de praetor zijn, maar later werd deze bevoegdheid om praktische re denen steeds meer gedelegeerd aan lagere ambtenaren. Zo
waren er de aediles curules, die op de markt rondlie pen en dan in de meeste gevallen een rechtszaak al dan niet toe konden staan.26 Voor de senaatsprovincies (en dus ook voor Korinthe) geldt dat de rol van de praetor was overgenomen door de proconsul, die deze rol dan ook weer voor een deel dele geerde.27 In hoeverre dit het geval was, zal ongetwijfeld te maken hebben gehad met de persoon van de proconsul. Vermoedelijk bestonden er in de provincie naast de in Rome gebruikelijke organen ook andere op dit punt.28 De gang naar de ambtenaar hoefde dan ook in de meeste gevallen geen problemen op te leveren. Het kon in de letter lijke betekenis van het woord een formaliteit zijn. Toch was het wel van belang, wilde de overheid haar medewer king verlenen aan de ten uitvoerlegging van een vonnis. Als op deze manier het meningsverschil met goedkeuring was vastgelegd in een formulier, ging men naar de rechter die was uitgekozen of bij een blijvend meningsverschil door het lot was aangewezen.29 In het normale geval was dit een particulier, in een enkel bijzonder geval een colle ge van particulieren.30 De vrijheid van de rechter was voor een groot deel bepaald door de inhoud van het for mulier.31 Het rechterschap was een publieke plicht, die vervuld kon worden door iedere vrije volwassen man, die geen bepaalde geestelijke of lichamelijke gebreken had. Men kon zich slechts met moeite aan het rechterschap onttrekken.32 Het vonnis dat de rechter uitsprak was vormloos, wat wil zeggen dat er geen speciale formele ei sen werden gesteld aan de manier waarop uitspraak werd gedaan en de vorm waarin dat gebeurde. Er werd veroor deeld tot betaling van een som geld of er werd vrijgesproken.33 9. Terug naar l Korinthe 6 : l-11 Tegen de achtergrond van wat hiervoor is gevonden, is het zinvol om de woorden die Paulus schrijft eens nader onder de loep te nemen. Omdat ik weet dat ik mij als niet-theo-loog op glad ijs begeef bij het doen van uitspraken over de tekst, wil ik me voor verreweg het grootste deel houden aan twee commentaren, namelijk de Engelstalige ICC, waarvan het commentaar op l Korinthe is geschreven door Robertson en Plummer, en het bekende Bottenburgcommentaar, in dit geval geschreven door dr. F.W. Gros heide.34 Uit de beide commentaren komt het volgende beeld naar voren: De apostel Paulus spreekt de gemeente aan over de mis stand, dat als het ene gemeentelid iets met de ander heeft, men heel gemakkelijk recht zoekt bij ongelovigen. Dat is de zaak die centraal staat (vs. 1). Uit de manier waarop Paulus de zaak aanpakt, blijkt dat hij de gemeente in Ko rinthe eerst wilde laten zien waarom het zondig is wat ze doen, en hoe ongepast dat wel niet is vergeleken met de hoge plaats die zij als gemeente van Christus mag ontvangen. Met name de verzen 2, 3 en 4 moeten de ge meente hiervan overtuigen en hen de ongerijmdheid er van doen inzien. De gemeente moet zich leren schamen voor iets dat eerder in hun ogen blijkbaar heel normaal was; met kleine conflicten die in het dagelijks leven naar voren kwamen liep men heel makkelijk naar ongelovige rechters, die dan maar over de zaak moesten oordelen (vers 4 en 5a). Als het hier door Paulus geschetste beeld gelegd wordt naast de hiervoor getrokken conclusie dat het Romeinse formula-proces het normale proces in Korinthe moet zijn geweest, dan blijkt dat deze beide gegevens elkaar niet uitsluiten, maar elkaar eerder bevestigen: - uit het hiervoor geschetste beeld van het formula-pro ces volgt immers dat het uitermate geschikt was om effi ciënt een grote hoeveelheid zaken snel aan een rechts gang te onderwerpen. Dat dit ook inderdaad veelvuldig voorkwam, blijkt mijns inziens ook uit de instelling van de hiervoor besproken aediles curules, die juist bevoegd waren rechtszaken al dan niet toe te staan met betrekking tot de alledaagse zaken, en zo een snelle loop van het recht (bijvoorbeeld op de markt) mogelijk maakten. Naast het feit dat Paulus de gemeente in Korinthe duide lijk maakte hoe het met betrekking tot de rechtspraak niet moet en waarom dat zo is, geeft hij vanuit de positie die de gemeente van Christus ten opzichte van de wereld ook aan hoe men wél met elkaar om dient te gaan: Omdat de gemeenteleden in Korinthe in de naam van Christus onschuldig verklaard zijn tegenover God, is het des te erger dat sommige van hen hun eigen broeders on recht aan doen. Zij moeten echter goed weten dat onrechtvaardigen (het woord spreekt hier boekdelen) geen deel zullen hebben aan het koninkrijk van God (vers 8 en 9). Dit is de ene kant. De gemeente wordt op deze manier vermaand
elkaar rechtvaardig te behandelen. Paulus pakt het kwaad echter ook nog van de andere kant aan: ook zij die onrechtvaardig behandeld worden moeten leren dat zij niet voor alles voor hun eigen rechten op moeten ko men. Het is immers onwaardig voor de gemeente van Christus om rechtsgedingen met elkaar te voeren! Het is beter om onrecht te verdragen en zich te laten benadelen, dan dat men tot schade van de gemeente rechtsgedingen met elkaar voert (vers 7). Op deze manier pakt Paulus de oorzaken van de misstand van twee kanten aan. Helaas is het in de praktijk niet altijd mogelijk om even tuele conflicten binnen de bovengenoemde perken te hou den. Ook hier houdt Paulus rekening mee, hoewel hij dui delijk aangeeft dat het elkaar rechtvaardig behandelen en terwille van de gemeente onrecht lijden de voorkeur ver dient. Verder heeft hij met het voorgaande niet willen zeggen dat de gemeente grof onrecht dan maar moet laten bestaan. Ook dat kan de naam van de gemeente immers aantasten: In deze gevallen moet men een wijs man uit de gemeente aanwijzen, die over de zaak moet oordelen en een vonnis kan vellen (vers 5).35 Door op deze manier met een kwes tie om te gaan wordt de naam van de gemeente van Christus immers het meest gespaard. Ook deze aanwijzing van Paulus sluit het van toepassing zijn van het formula-proces zeker niet uit. Het aanstellen van de eigen rechter door de partijen is immers juist één van de kenmerken van deze procesvorm. Dit heeft het bij komende voordeel dat er na zo'n uitspraak van het aange wezen gemeentelid niet weer een zelfde procedure voor het zelfde geval gevoerd zal kunnen worden. Dit zal dan immers geweigerd worden door degene die daarover /al moeten beslissen. Ook is het mogelijk dat er op deze ma nier een scheidsrechter binnen de gemeente wordt aange wezen. Of Paulus er ook moeite mee heeft dat er nog een overheidspersoon moet toestemmen in het voeren van het rechtsgeding is niet direkt uit de tekst op te maken. Wel kan vanuit de beginselen die hij aanreikt een antwoord op die vraag worden gegeven. Het feit dat er een uitspraak moet komen in een bepaald geval is immers al bescha mend voor de gemeente.36 Voorkomen is dan ook beter. Maar moet er een uitspraak komen, dan niet kiezen voor een ongelovige rechter, maar een wijs man uit eigen mid den aanwijzen. Deze wijze man kan als scheidsrechter optreden, of als de situatie dat noodzakelijk maakte ook eventueel als rechter. Dit kon juist zo makkelijk omdat het rechtssysteem dat mogelijk maakte. Als dat niet het geval was geweest, dan hield het voor de gemeente op als de beide partijen niet tot overeenstemming konden ko men. Maar juist omdat ook de gang binnen de gemeente een volwaardige rechtsgang was, konden veel zaken aan het oog van de wereld onttrokken blijven, en werd er dus niet onnodig een smet op de gemeente geworpen. Op deze manier gebruikt Paulus juist het Romeinse rechts systeem in dienst van het evangelie.37 10. Conclusie en evaluatie Als we achteraf het geheel van de gevonden gegevens overzien, dan valt het volgende te concluderen: Ten tijde van Paulus was het formula-proces in Korinthe de normale procesvorm. - De gegevens die in l Korinthe 6 : 1-11 naar voren komen sluiten daar goed bij aan. Paulus geeft in l Korinthe 6 de volgende regels met betrekking tot de houding die Christenen aan moeten nemen ten aanzien van de eventuele rechtspraak tussen broeders: a. Het is in strijd met de waardigheid van de gemeente van Christus om over dagelijkse zaken rechtsgedingen te voeren. Het is beter elkaar rechtvaardig te behandelen of terwille van de gemeente dan maar onrecht te lijden. Hierbij moet echter wel bedacht worden dat de naam van de gemeente van Christus centraal dient te staan. Het dient dus niet gelezen te worden als een opdracht om ook grof onrecht dan maar te laten bestaan. b. Er zijn situaties waarin er toch een uitspraak gedaan moet worden. Hetzij omdat het niet mogelijk is partijen tot elkaar te brengen, hetzij omdat het onrecht juist vanwege de naam van de gemeente van Christus niet geduld mag worden. Voor deze situaties dient men zoveel mogelijk binnen eigen kring uit te kijken naar capabele mensen, die over deze zaak kunnen oordelen. Daarbij moeten ook wij niet bang zijn om ons rechts systeem te gebruiken in dienst van het evangelie, net zo min als Paulus dat was.38
Aan deze conclusies willen we de volgende twee evaluerende opmerkingen verbinden: - Binnen ons huidige kerkrechtelijke systeem worden mensen niet met het oog op hun kennis van zaken in civiele conflicten in kerkelijke vergaderingen benoemd; andere kwaliteiten zijn daarvoor meer bepalend. Niet elk lid van een kerkelijke vergadering heeft bijvoorbeeld voldoende verstand van het arbeidsrecht om een goed oordeel te kunnen geven in een conflict tussen de koster en de kerkeraad over het aantal vakantiedagen of het salaris. Daarom zullen juist in dit type conflicten de leden van de kerkelijke vergaderingen niet de meest aangewezen personen zijn om een inhoudelijke uitspraak te doen. Tevens dient daarbij bedacht te worden dat ook Paulus niet specifiek de oudsten van de gemeente aanwijst als degenen die in dit type conflicten recht moeten spreken, maar er moet gezocht worden naar een wijs man. Er moet dus naar andere oplossingen worden gezocht. Een wijze kerkeraad kent zijn grenzen. Bij twijfel is het beter niet te oordelen dan verkeerd te oordelen. Het gaat immers om het nemen van een juiste beslissing. De naam van de gemeente van Christus is in het geding. Laten we er zuinig op zijn. Dit wil echter niet zeggen dat er geen tussenweg mogelijk is. Met name bij een conflict dat de kerk rechtstreeks als kerk raakt, zoals bijvoorbeeld een conflict tussen een koster en een kerkeraad, is betrokkenheid van kerkelijke ver gaderingen nodig en nuttig. Alleen zal op de gepaste momenten zo'n vergadering moeten terugtreden en zich van een oordeel onthouden. Bij dit alles zullen de mogelijkheden die ons rechtssysteem ons biedt betrokken moeten worden. We kunnen dan bijvoorbeeld denken aan een (al of niet) bindend advies of arbitrage. - Het kan voorkomen dat een bepaalde zaak niet binnen de eigen kring op een goede en rechtvaardige manier kan worden opgelost, omdat de daarvoor vereiste capaciteiten in onvoldoende mate aanwezig zijn. In dat geval moeten we terug naar het uitgangspunt: de naam van de gemeente van Christus. Het is dan waarschijnlijk beter de gewone rechtsgang te volgen dan met gevaar voor een door on kunde of onrechtvaardige uitspraak de naam van de ge meente van Christus in diskrediet te brengen. De heer Van Bekkum was t.t.v. het schrijven van dit artikel bijna afgestudeerd als jurist aan de Rijksuniversiteit te Groningen. 16 Kaser/Wubbe, a.w., p. 377. 17 Kaser/Wubbe, a.w., p. 378. 18 Misschien is het formula-proces ook wel ontstaan uit de behoefte ge schillen tussen burgers en niet-burgers te regelen. Zie ook: Kaser/Wub be, a.w., p. 379/380, Kaser, Zivillprozessrecht, p. 117, p. 125, Enzyclo padie der Rechts und Staatswissenschaft, a.w., p. 525, J.E. Spruit, a.w., p. 32. 19 J.E. Spruit, a.w., nr. 129. 20 Leges luliae iudidorum privatorum en publicorum, Kaser/Wubbe, a.w., p. 380, Kaser, a.w., p. 115. 21 J.H.A. Lokin, Prota, p. 82. 22 Gaius, institutiones, vierde commentaar. 23 Kaser/Wubbe, a.w., p. 228. 24 Ik volg hier Max Kaser, die in zijn Zivillprozessrecht ook verdere li teratuurverwijzingen geeft. Kaser, a.w., p. 119 e.v. 25 Ten overvloede moet hierbij nog worden opgemerkt dat dit niet uit sluit dat het Grieks de voertaal van de Korintiërs is geweest. Het Ro meinse staatsburgerschap impliceert immers niet dat men ook daadwer kelijk uit Italië afkomstig was. 26 Enzyclopadie der Rechts und Staatswissenschaft, a.w., p. 526, J.E. Spruit, a.w., nr. 59, Kaser, a.w., p. 126. 27 Kaser, a.w., p. 130. 28 Kaser, a.w., p. 127, met litteratuurverwijzingen. 29 Kaser/Wubbe, a.w., p. 389/390. 30 Formeel waren er drie mogelijkheden. 1. de iudex privatus, 2. de arbi ter en 3 de recuperatores, het college van particulieren. De nummers l en 2 zijn practisch gelijk op wat minimale verschillen na. Het derde geval deed zich alleen voor in spoedeisende gevallen waarmee de openba re orde gemoeid was. Enzyclopadie der Rechts und Staatswissenschaft, a.w., p. 526, Kaser/Wubbe,a.w., p. 390. 31 Enzyclopadie der Rechts und Staatswissenschaft, a.w., p. 531. 32 Kaser/Wubbe, a.w., p. 389/390,1.H.A. Lokin, a.w., p. 63. 33 J.H.A. Lokin, a.w., p. 77.
34 Kommentaar op het Nieuwe Testament, dl. VII, De eerste brief van den apostel Paulus aan de kerk te Korinthe, door Dr. F.W. Grosheide, Amsterdam (H.A. van Bottenburg) 1932, p. 192-208; en The International Critical Commentary, First Epistle to the Corinthians, Robert-son/Plummer, Second Edition, Edinburgh 1914, p. 108-120. 35 Ik volg hier Grosheide niet, die op p. 199 aangeeft dat het om een bij elkaar brengen van de partijen zou gaan. Volgens mij ontbreekt de grond voor deze conclusie. Het gebruikte woord (diakrinai) betekent im mers beoordelen, een vonnis vellen. 36 Het bij elkaar proberen te brengen van partijen valt volgens mij onder de eerder genoemde uitgangspunten van onrecht lijden terwille van de naam van de gemeente van Christus en het elkaar recht doen dan onder de vers 5 genoemde mogelijkheid. Het tot elkaar brengen van partijen brengt immers met zich mee dat minimaal één van hen zijn (onverzoen lijke) standpunt (gedeeltelijk) zal moeten laten varen. 37 Uit de manier waarop Paulus met zijn staatsburgerschap om is gegaan bleek ook al dat hij het Romeinse rechtssysteem goed wist te gebruiken. 38 Dit is temeer van belang naarmate zaken verder van de kerken als instituut afstaan, en dus niet meer zonder meer onder de bescherming van de in Artikel 2 boek 2 van het Burgerlijk Wetboek genoemde eigen rechtssfeer van de kerken vallen.