Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland.
Door: M.F. Boels, V.J.M. van Doorn, M. Kersten, S.R. Rijkers & D.J. Wittenberg In opdracht van: Faculteit der Sociale Wetenschappen, afd. Politicologie BA project Politicologie Docent: A. Vliegenthart 26 juni 2003
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – Index
Index
Paginanummer
I – Inleiding
3
II – Methodiek
5
III – Situatie en begrippen
10
IV – Partijen
17
V – Beleid
26
VI – Alternatieven
33
VII – Conclusie
43
– Interview
45
– Bijlage
52
– Bibliografie
57
2
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – I – Inleiding
I – Inleiding
Er bestaat in Nederland tegenwoordig veel aandacht voor mensen die zeggen zich niet meer veilig te voelen als ze ’s avonds alleen op de fiets zitten, door een steegje heen lopen of als ze op een verlaten metrostation op de metro wachten. Veilig of onveilig is dus op het moment een veel besproken onderwerp, zowel onder burgers als politici onderling. Doordat het probleem leeft in de maatschappij richten ook politieke partijen hun aandacht op het veiligheidsprobleem. Partijprogramma’s staan vol met ideeën over een nieuw veiligheidsbeleid en alternatieven voor het huidige beleid zijn in grote mate aanwezig. Omdat het veiligheidsbeleid momenteel dus een actueel onderwerp is, is besloten dit tot hoofdonderwerp van dit onderzoek te maken. Om actuele situaties, hedendaagse politieke standpunten, alternatieven en beleidsproblemen met betrekking tot het veiligheidsprobleem te onderzoeken is de volgende hoofdvraag geformuleerd:
Is het nodig om het huidige beleid voor het tegengaan van criminaliteit in Nederland te vervangen door een nieuw beleid, met het oog op het gestegen onveiligheidsgevoel onder de Nederlandse burgers? Indien dit inderdaad het geval is welk beleid beoogt dan de grootste efficiency en is het meest geschikt ter vervanging van het huidige beleid?
Deze vraag zal stapsgewijs beantwoord worden in de afzonderlijke hoofdstukken van dit paper. Het uiteindelijke doel is tweeledig: ten eerste trachten wij met relevante nieuwe beleidsvoorstellen te komen. Ten tweede zullen wij proberen een gegrond kritische blik te werpen op de standpunten binnen de Nederlandse politiek inzake het veiligheidsvraagstuk. Hierbij is het belangrijk te stellen dat wij een aantal punten binnen de veiligheidsdiscussie in dit paper bewust niet zullen behandelen aangezien wij ons op beleid richten. Het belangrijkste punt in kwestie betreft hier toch wel de rol van de media in het geheel, welke vanwege de complexiteit van het onderwerp inhoud alsmede verantwoording zou kunnen bieden aan een compleet nieuw onderzoek. Om alvast wat inzicht te geven in de inhoud van dit paper volgt hier een korte inhoudsschets per hoofdstuk. 3
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – I – Inleiding
Hoofdstuk II bevat de methodiek van dit paper. De beantwoording van de hoofdvraag wordt gestructureerd met behulp van het Model van Easton in combinatie met het zogenaamde model van de drie P’s. In dit hoofdstuk worden deze modellen uitgebreid verklaard en vervolgens worden de afzonderlijke deelvragen aan deze modellen gerelateerd, wat voor een duidelijke onderlinge samenhang tussen de deelvragen zorgt. Hoofdstuk III behandelt de huidige situatie met betrekking tot het veiligheidsvraagstuk in Nederland. De feitelijke onveiligheid wordt gerelateerd aan de gevoelsmatige veiligheidsbeleving van de hedendaagse Nederlandse burger, bovendien geeft dit hoofdstuk inzicht in de belangrijkste grootheden van het onderzoek, te weten veiligheid en het onveiligheidsgevoel. Hoofdstuk IV gaat in op de opinies van de belangrijkste Nederlandse politieke partijen met betrekking tot het veiligheidsvraagstuk. Eerst wordt er in een kort theoretisch kader uitgelegd wat een politieke partij is en wat haar belangrijkste functies zijn en wordt het regeerakkoord met betrekking tot het veiligheidsbeleid besproken. Vervolgens worden de standpunten van de partijen vergeleken met het tot stand gekomen regeerakkoord. Hoofdstuk V gaat verder in op de vraag hoe de overheid Nederland veiliger denkt te maken. Hierbij wordt voornamelijk gekeken naar het (huidige) politiebeleid en naar het beleidssysteem. Hoofdstuk VI behandelt twee alternatieven voor het Nederlandse veiligheidsbeleid te weten een alternatief beleid en een geheel andere situatie qua beleidsinrichting. Het alternatieve beleid betreft het ‘zero tolerance’ beleid, wat momenteel een veel besproken onderwerp is. Vervolgens wordt er een vergelijking gemaakt tussen Nederland en een aangrenzende Duitse deelstaat, te weten Nordrhein-Westfalen. Er is gebleken dat er zekere verschillen tussen de twee bestaan op het gebied van misdaadafhandeling, deze verschillen worden uitgebreid behandeld. Tot slot zal er in Hoofdstuk VII getracht worden via de bevindingen in de eerdere hoofdstukken een antwoord te verbinden aan de hoofdvraag.
4
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – II – Methodiek
II – Methodiek
Relevantie via theorie
De keuze voor de verdeling van de hoofdstukken, en dus deelvragen hangt nauw samen met het model van Easton. Dit model gaat uit van het ‘input – output’ idee, wat betekent dat het politieke proces, met de nadruk op de totstandkoming van beleid, bestaat uit een ‘input’, een ‘conversion proces’, een ‘ouput’ en een ‘feedback’. Easton omschrijft de werking van zijn model als volgt:
“(…) the inputs provide what we may call the raw materials on which the system acts so as to produce something we are calling outputs. The way in which this is done will be described as a massive conversion process (…) the outputs of the conversion process have the characteristic of feeding back upon the the system and shaping its subsequent behavior.” (Easton 1965: 31)
De input betreft dus de invloeden van buitenaf, de meningen en ideeën van burgers en politieke partijen. Het conversion proces kan gezien worden als het politieke systeem waarin compromissen gemaakt worden en onderhandeld wordt over het uiteindelijke beleid. De output is het uiteindelijke beleid en de feedback ontstaat als reactie en of kritiek op de hierop. Bij dit onderzoek wordt het model van Easton gecombineerd met het systeem van de ‘drie P’s’, een ander model voor het politieke proces en de totstandkoming van beleid. Dit model gaat ervan uit dat er aan een drietal voorwaarden voldaan moet zijn wil men over politiek kunnen spreken: ‘Politics’, ‘Polity’ en ‘Policy’. Politics staat voor de interactie tussen individuen. Hierbij moet er sprake zijn van “boven-individuele tegenstellingen die maatschappelijke conflicten genereren en op welke op particuliere basis niet oplosbaar zijn” (Keman c.s. 2003, 5). Polity staat voor de regels van het politieke spel. Bij polity moet er sprake zijn van “geschreven en ongeschreven gedragscodes die het hanteren van een tegenstelling of conflict binnen een samenleving
5
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – II – Methodiek
mogelijk maken.” (Keman c.s. 2003, 5). Als laatste, policy houdt in dat “er sprake moet zijn van een afzonderlijk regulerend orgaan die gedane keuze via beleid realiseert en daarmee oplossingen bewerkstelligt.” (Keman c.s. 2003, 5) Wanneer men het model van Easton combineert met dat van dedrie3 P’s ontstaat het model zoals onderstaand beschreven in Fig. I, wat erg handig is bij het beschrijven van de onderlinge samenhang tussen de hoofdstukken, en dus deelvragen. Politics
Input
Polity Conversion
Policy
Output
proces
Feedback
(Fig. I, combinatie van het model van Easton met dat van de drie P’s)
De deelvragen: ‘Hoe onveilig is Nederland feitelijk?’ en ‘Hoe onveilig voelt men zich in Nederland?’ hebben betrekking op de input en op politics. Deze deelvragen gaan over het signaleren van problemen in de samenleving. En als deze problemen herkend zijn dient er beleid gemaakt te worden om de problemen op te lossen. Deze deelvragen worden beantwoord in hoofdstuk III – Situatie en begrippen. Het oplossen van problemen en dus het omzetten van problemen in daadwerkelijk beleid hoort thuis bij de deelvragen: ‘Welke rol kunnen politieke partijen vervullen met betrekking tot de veiligheid in een samenleving?’ en ‘Hoe staan verschillende politieke partijen tegenover veiligheid in de Nederlandse samenleving?’ Deze deelvragen horen thuis bij het conversion proces en voor een belangrijk deel ook bij de output. Politieke partijen signaleren problemen in de samenleving en proberen vervolgens beleid te maken dat deze problemen op kan lossen. Politieke partijen zijn het hoofdonderwerp van Hoofdstuk IV - Partijen en deze deelvragen worden dan ook in dit hoofdstuk beantwoord.
6
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – II – Methodiek
Vervolgens de deelvragen: ‘Hoe worden de (financiële) middelen die het Ministerie van Binnenlandse Zaken voorhanden heeft gebruikt om te komen tot meer veiligheid en een beter veiligheidsgevoel?’ en ‘Hoe denkt de overheid voor meer veiligheid en een beter veiligheidsgevoel te zorgen?’ horen in hun geheel thuis bij de output. Het gaat bij deze deelvragen om de financiering van het daadwerkelijke beleid en de realisering van het beleid. Hoofdstuk V – Beleid heeft in zijn geheel betrekking op het Nederlandse veiligheidsbeleid, met de nadruk op het politiebeleid en beleidssystemen Dit hoofdstuk bevat dus ook de antwoorden op deze deelvragen. De deelvraag: ‘Leidt een verharding van de straffen tot een verlaging van de criminaliteit?’ heeft betrekking op de feedback. Het betreft hier een casestudy die nagaat wat de effecten van een bepaald beleid zijn. Dit komt overeen met de functie van de feedback, hierbij gaat het namelijk om het evalueren van het beleid om vervolgens beter beleid tot stand te laten komen. Klachten en negatieve ervaringen komen via feedback tenslotte weer bij de input terecht. Ook de deelvraag: ‘Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen Nederland en Nordrhein-Westfalen op het gebied van criminaliteitscijfers en beleid?’ hoort thuis bij de feedback. Het gaat hier om een vergelijking van beleid tussen twee landen. Uitkomsten hiervan kunnen tot nieuwe input en hierdoor tot nieuw en beter beleid leiden. Beide deelvragen hebben gemeen dat ze alternatieven geven voor het Nederlandse beleid, zij komen samen terug in Hoofdstuk VI – Alternatieven. De deelvragen hebben allen gemeen dat ze toe te schrijven zijn aan het beleidsproces, echter wel allen in een andere sector van het beleid, zoals gedemonstreerd in Fig. II.
7
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – II – Methodiek
Politieke partijen Financieel
Signalering
beleid
problemen Beleid
Zero tolerance
Vergelijking van
beleid
beleid
(Fig. II, relatering van de deelonderwerpen aan het hoofdonderwerp)
Relevantie via praktijk
Naast de verantwoording via het hiervoor geschetste theoretische kader, bestaan er nog praktischer rederenen waarom wij tot de keuze met betrekking tot onze deelvragen zijn gekomen. Wanneer men aan het beleidsaspect rondom de beleidsvraag met betrekking tot veiligheidsproblematiek denkt, zijn er aan aantal zaken die voor iedereen relevant blijken. Via de hieropvolgende verklaring hopen wij deze zaken te belichten. Ten eerste is er de huidige situatie ten opzichte van het gedefinieerde probleem. Wat is de veiligheidssituatie in Nederland, en welke gevolgen voor het onveiligheidsgevoel zijn hieraan verbonden? Daarnaast is het belangrijk de belangrijkste voor interpretatie vatbare begrippen strak te definiëren. In hoofdstuk III – Situatie en begrippen zullen wij hiertoe een poging tot verheldering doen. Aangezien wij enig commentaar willen geven op de standpunten binnen politiek Nederland, is het nuttig om deze standpunten vast te stellen. Nuances binnen partijprogramma’s alsmede de algehele functie van politieke partijen zullen in Hoofdstuk IV – Partijen worden besproken. Een ander kernpunt binnen ons onderzoek betreft beleid. Het is dan ook zeer belangrijk te kijken naar de verschillende aspecten hiervan en dus niet alleen naar beoogd resultaat. 8
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – II – Methodiek
Zowel de doelmatigheid als de efficiency van het al dan niet beoogde beleid zullen met het oog hierop worden besproken. Hoofdstuk V – Beleid zal zich hier in het geheel op richten. Wanneer men kritiek wil leveren op beleid is het verstandig om in ieder geval te beschikken over enige alternatieven hiervoor. De alternatieven zoals behandeld in Hoofdstuk VI – Alternatieven zijn gekozen op basis van twee argumenten. Ten eerste betreft het hier drastische wijzigingen en opzichte van het huidig gevoerde beleid. Ten tweede zijn beide alternatieven veelbesproken en is er zelfs binnen de huidige politiek vaak al enig spoor van aan te treffen.
9
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – III – Situatie en begrippen
III – Situatie en begrippen
Alvorens er een begin gemaakt wordt met de behandeling van beleidskwesties inzake de veiligheidssituatie is het raadzaam een aantal duidelijke definities op te stellen met betrekking tot omgevingsfactoren en begrippen. Met andere woorden, voordat er over de oplossingen gesproken kan worden dient er eerst een duidelijk beeld te bestaan met betrekking tot de eventuele problemen. Het doel van dit hoofdstuk is, naast het inzage geven in de huidige Nederlandse criminaliteitscijfers, het duidelijk omschrijven en afbakenen van de belangrijkste grootheden in dit onderzoek, te weten veiligheid en het gevoel dat hieraan gerelateerd is.
Veiligheid
Veiligheid is een complex begrip waarin vele facetten een rol van betekenis kunnen spelen. Zo moet men bijvoorbeeld rekening houden met het niveau van veiligheid; betreft het persoonlijke veiligheid, veiligheid op wijk- en gemeenteniveau, veiligheid op het landelijke of op mondiaal niveau? Voor ons onderzoek is het onderscheid op dit vlak vrij eenvoudig te maken gezien het later in dit hoofdstuk beschreven gegeven dat de kwestie veiligheid gerelateerd aan gevoel nagenoeg altijd plaats heeft binnen de eerste twee sectoren, te weten persoonlijke veiligheid en veiligheid op wijk- en gemeenteniveau. Daarnaast zijn er veel mogelijke oorzaken voor een onveilig gevoel in een samenleving. Als er een constante oorlogsdreiging is of wanneer men op een vulkaan woont, voelt men zich logischerwijs een stuk minder veilig. Wij zullen in ons onderzoek echter alleen rekening houden met veiligheid die met persoonlijke omgang, en dus met criminaliteit verbonden is. Het betreft hier interpersoonlijke veiligheidsbeleving*. Er lijkt sprake te zijn van enige consensus op het gebied van de erkenning van factoren gerelateerd aan het begrip veiligheid.
*
Zie voor verdere informatie hieromtrent:
– Interview.
10
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – III – Situatie en begrippen
Deze factoren zijn: •
Dreiging
•
Criminaliteit
•
Verloedering
•
Milieuhinder
(De Hart 2002: 18)
Voetnoot hierbij is dat waar de factoren ieder onafhankelijke indicatoren van onveiligheid kunnen zijn, ze tevens onderling sterk verbonden zijn. Deze definitie zal overigens door de rest van dit paper gebruikt worden.
Cijfers
Van de vier kenmerken van veiligheid is er eigenlijk maar een dat directe gevolgen voor de veiligheid heeft: criminaliteit; de andere drie zijn voornamelijk verbonden met het gevoel omtrent veiligheidsbeleving. Vandaar dat in deze paragraaf alleen de criminaliteitscijfers aan de orde zullen komen. In de laatste 25 jaar is de criminaliteit in Nederland fors toegenomen, van 2000 processen verbaal in 1970, naar 8500 processen verbaal in 1996. (Van Praag 1999: 80) De algemene trend geeft aan dat tot 1984 de criminaliteit snel steeg in Nederland en daarna redelijk stabiel is gebleven. Ook het soort misdrijven is veranderd: waar er eerst vooral vermogensmisdrijven (diefstal, fraude etc.) waren, is er gedurende de laatste jaren sprake van een stijging van geweldsmisdrijven (bedreiging, mishandeling etc.). Natuurlijk zijn hier wel kanttekeningen bij te plaatsen. Zo heeft de automatisering ervoor gezorgd dat aangiftes makkelijker en sneller verwerkt kunnen worden en de aandacht van de politie voor geweldsmisdrijven is toegenomen. Ook is er heel nieuw soort criminaliteit bijgekomen in de jaren ’90, de drugscriminaliteit. Buiten de officiële aangiftes is er nog een manier om misdrijven te melden. Dit kan via de slachtofferenquêtes. Hier worden doorgaans dubbel zoveel misdrijven gemeld als bij de politie.
11
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – III – Situatie en begrippen
Niet alleen is de criminaliteit de afgelopen jaren gestegen, de politie lost ook steeds minder misdrijven op. In 1970 loste de politie 36% van de misdrijven waar aangifte van werd gedaan op, in 1996 was dit nog maar 14%*. (Van Praag 1999: 86) De waarde die aan deze ‘oplospercentages’ dient te worden verbonden is echter twijfelachtig. (Huberts 2003)† Voor de strekking van ons onderzoek is het echter interessanter om te kijken naar meer recente trends in criminaliteitscijfers; zoals al eerder aangeduid betreft het namelijk een onderzoek naar beleid dat is geschoeid op de bewering dat de veiligheidssituatie in Nederland recent in een negatieve spiraal is beland. Om te testen in hoeverre deze stelling strookt met de realiteit hebben we gebruik gemaakt van enkele statische tabellen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), elk met een looptijd van 1994-2001‡, hetgeen een, naar ons beoordelingsvermogen, accurate beschrijving is van de term ‘recent’. Door middel van simpele aflezing van deze tabellen kunnen er een aantal uitspraken gedaan worden over de huidige Nederlandse situatie met betrekking tot criminaliteit. Volgens Tabel II fluctueert het totaal aantal geregistreerde misdrijven in de periode 1994 – 2001 tussen 1189217 (1996) en 1357617 (2001). (CBS 2003b) Toch is er in deze cijfers voor totaal aantal geregistreerde misdrijven geen zeer sterk stijgende lijn over de jaren te ontwaren. Uit Tabel III blijkt dat het percentage slachtoffers voor de jaren 1992 – 2002 stabiel is, hetgeen de vorige bewering onderschrijft. Er is wel een duidelijke toename te zien in het aantal geweldsmisdrijven: van 67077 in 1994 naar 101143 in 2001. (CBS 2003b) Toch is maar 6% van de Nederlandse bevolking van 12 jaar en ouder ooit slachtoffer geweest van een geweldsdelict§. (CBS 2003e) In 2000 zijn maar 180 mensen omgekomen door moord of doodslag. Deze moorden worden vooral gepleegd door familieleden van het slachtoffer of zijn afrekeningen in het criminele circuit. Van de 5000 andere mensen die een niet-natuurlijke dood zijn gestorven, overleden de meesten aan de gevolgen van een ongeluk**. (CBS 2003f)
*
Zie ook: Tabel I.
†
Bron: interview de dato 19-6-03, zie:
‡
Uitzondering hierop betreft Tabel III, welke loopt van 1992-2002.
§
Zie ook: Tabel V.
**
– Interview.
Zie ook: Tabel VI.
12
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – III – Situatie en begrippen
Uit dit alles kan worden opgemaakt dat Nederland qua geweld in de samenleving gedurende de laatste tien jaar onveiliger is geworden. Toch is dient het geheel wel duidelijk in het hiervoor geplaatste perspectief gezet te worden; slechts een zeer klein deel van de samenleving heeft te maken met dit groeiende geweld.
Gevoel van onveiligheid
Hiervoor is gesteld dat de veiligheidssituatie in Nederland niet catastrofaal is; toch is er het gegeven dat het gevoel van onveiligheid een sterke rol heeft in de hedendaagse maatschappelijke discussie. Is het zo dat Nederlanders zich ten onrechte onveilig voelen en hoe onveilig voelen ze zich daadwerkelijk? Mensen voelen zich vaak onveilig als ze eigenlijk nergens bang voor hoeven te zijn, bijvoorbeeld wanneer ze geconfronteerd worden met vervuiling of vandalisme. Daarnaast is het zo dat mensen zich in de eigen wijk vaak wel veilig voelen, ook al wonen ze in een onveilige buurt. Ze zijn van mening dat het veiligheidsprobleem bij anderen veel groter is. (Huberts: 2003)* De vaststelling van de indicatoren van het veiligheidsbesef is niet onomstreden; waar sommigen beweren dat angst belangrijk is vinden anderen dat er meer naar het daadwerkelijke persoonlijk risico en de ernst van het delict gekeken dient te worden. Het is zelfs zo moeilijk om een algemene uitleg te geven aan de term onveiligheidsgevoel dat er voor gepleit wordt om die term maar af te schaffen. (De Hart 2002: 250) De Politiemonitor Bevolking (PMB)† heeft een consensus bereikt waarbinnen verschillende aspecten samen het onveiligheidsgevoel creëren en waarin buurten als observatiebron gebruikt worden. Het onderzoek richt zich in den beginsel op twee indicatoren: vermijdingsgedrag en mate van onveilig voelen.
*
Bron: interview de dato 19-6-03, zie:
†
De Politiemonitor Bevolking (PMB) is een grootschalig onderzoek dat om het jaar gehouden wordt in
– Interview.
naam van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie. Voor verdere informatie zie http://www.scp.nl/miss/pmb.htm.
13
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – III – Situatie en begrippen
De categorie vermijdingsgedrag laat zich onderverdelen in vier vragen, te weten: •
“Doet u de deur wel eens niet open als er iemand aanbelt?”
•
“Komt het wel eens voor dat u bepaalde plekken in uw woonplaats mijdt, omdat u ze niet veilig vindt?”
•
“Komt het wel eens voor dat u omloopt of omrijdt om onveilige plekken te mijden?”
•
“Komt het wel eens voor dat u waardevolle spullen thuislaat om diefstal of beroving op straat te voorkomen?”
(De Hart 2002: 250)
Uit het onderzoek blijkt dat in 2001 ruim 13 procent van de Nederlandse bevolking vaak vermijdingsgedrag toont als het gaat om deze vier vragen. (De Hart 2002: 250) De vier eerdergenoemde veiligheidsproblemen, dreiging, criminaliteit, verloedering en milieuhinder, komen ook hier weer terug. Dreiging wordt slechts vrij sporadisch gesignaleerd in de leefomgeving; de overige drie indicatoren voor veiligheid worden echter vaker waargenomen maar zijn de laatste jaren getalsmatig redelijk stabiel. (De Hart 2002: 251) De indicatoren lijken, zoals al eerder verondersteld, sterk samen te hangen; er zijn buurten waarbinnen alle vier de indicatoren sterk aanwezig zijn waar ze in andere buurten nagenoeg afwezig blijken. Er zijn nauwelijks buurten waar de ene factor wel aanwezig is en de andere niet. Een andere reden waarom mensen zich onveilig zouden kunnen voelen is hun kans op slachtofferschap. Zo blijkt uit onderzoek van de PMB dat vooral mannen, 15-24 jarigen, hoger opgeleiden, mensen die in een eenoudergezin wonen, mensen die in een huishouden wonen waar vaak niemand thuis is en in mindere mate mensen met een niet Nederlandse nationaliteit een groter risico lopen om slachtoffer te worden van een delict. (De Hart 2002: 255) De verdeling van het onveiligheidsgevoel is hiermee in tegenspraak. Hieruit blijkt dat vrouwen, ouderen, lager opgeleiden, gepensioneerden, mensen die het huishoudelijke werk verrichten, alleenstaanden, mensen die al eens slachtoffer zijn geweest en mensen uit eenoudergezinnen zich vaak onveiliger voelen (De Hart 2002:
14
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – III – Situatie en begrippen
254), terwijl uit de PMB gegevens blijkt dat bijna al deze mensen juist een lager risico lopen om daadwerkelijk slachtoffer te worden van een misdrijf. Tevens is door de PMB onderzoek gedaan naar de correlatie tussen wijken en buurten onderling op het gebied van onveiligheid en onveiligheidsgevoel. Wijken vertonen grote verschillen op het gebied van criminaliteitscijfers; het gemiddelde kans-opinbraakpercentage van 8.1% varieert tussen 1.2% en 19.5% in het respectievelijk beste en slechtste geval. Deze fluctuaties gaan op voor nagenoeg alle misdaadcijfers (De Hart 2002: 256) Men kan verwachten dat deze verschillen samenhangen met specifieke kenmerken van een buurt. Zo zijn sociaal-economische status, etnische samenstelling, ligging, gezinsstructuur, residentiële stabiliteit en de fysieke structuur van een buurt allemaal indicatoren met verschillende invloeden voor de veiligheid in een buurt. Voor het gevoel van veiligheid gelden in principe dezelfde factoren. Hoe lager de gemiddelde sociaal-economische status is van een buurt, des te hoger is het onveiligheidsgevoel. Ook voor buurten geldt dat men zich over het algemeen onveiliger voelt dan dat men is. (De Hart 2002: 267) Een laatste punt dat de aandacht verdient betreft de discrepantie in antwoorden die gegeven worden bij onderzoeken naar het gevoel van onveiligheid. In Tabel IV is waar te nemen dat het percentage mensen dat zich ‘gewoon’ onveilig voelt gedurende de jaren 1999 – 2002 gestegen is, waar de mate van afzonderlijke onveiligheidsgevoelens gelijk gebleven of zelf enigszins gezakt is. (CBS 2003d) Hieruit kan een tweetal zaken worden opgemaakt. Ten eerste is het ‘totale gevoel van onveiligheid’ voor de meeste respondenten kennelijk geen culminatie van de afzonderlijke onveiligheidsgevoelens. Ten tweede zijn de respondenten zich gedurende de recente geschiedenis niet onveiliger gaan voelen gedurende dagelijkse, praktische activiteiten. Echter volgens het ‘totale gevoel van onveiligheid’ zou men zich onveiliger zijn gaan voelen, hetgeen een duidelijke paradox ten toon spreidt binnen het denken van de respondenten. Toch zijn er bij deze stelling een tweetal kanttekeningen te plaatsen. Ten eerste wordt de vraag met betrekking tot het ‘totale gevoel van onveiligheid’ pas gedurende een relatief korte periode gesteld, hetgeen vertekening in de cijfers tot gevolg kan hebben. Ten tweede is het niet per definitie een gegeven dat de antwoordopties en ‘onveiligheidopties’ wederzijds uitsluitend zijn.
15
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – III – Situatie en begrippen
Concluderend dan, kan er op basis van de in dit hoofdstuk gepresenteerde gegevens een aantal zaken vastgesteld worden. Ten eerste is Nederland qua geweldsmisdrijven onveiliger geworden. Echter bij deze bewering dient rekening gehouden te worden met het feit dat deze stijging op een aantal fronten genuanceerd dient te worden. Het gevoel van onveiligheid blijkt een ongrijpbare grootheid. Men kan in ieder geval stellen dat voor zover er een relatie bestaat tussen feit en gevoel de omvang van deze relatie op zijn best discutabel is. Zelfs de daadwerkelijke stijging van het onveiligheidsgevoel tenslotte, is niet een zodanig vaststaand gegeven als vaak gepresenteerd wordt, en zelfs waar deze grootheid in omvang toeneemt is de waarde die aan deze bevinding gehecht moet worden onduidelijk.
16
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – IV – Partijen
IV – Partijen
De hiervoor besproken veiligheidsproblematiek is ook de Nederlandse politieke partijen niet ontgaan. Zonder uitzondering hebben deze op de kwestie ingespeeld door er, niet zelden zeer uitgebreide passages over op te nemen in de partijprogramma’s. In dit hoofdstuk zullen deze passages voor de huidige vier belangrijkste partijen in Nederland besproken worden, te weten voor de drie coalitiepartijen die het kabinet Balkenende II vormen alsmede voor de grootste oppositiepartij; respectievelijk het Christen Democratisch Appèl (CDA), de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD), Democraten ’66 (D66) en de Partij van de Arbeid (PvdA). Vervolgens zal het regeerakkoord van het eerdergenoemde kabinet Balkenende II onder de loep worden genomen voor deze veiligheidsvraagstukken. Allereerst echter zal de functie van de politieke partij besproken worden teneinde aan te tonen in hoeverre de keuzes die deze partijen maken inzake het veiligheidsvraagstuk ook daadwerkelijk invloed zullen hebben op de gang van zaken in Nederland.
Rol van partijen
Voor politieke partijen is het regeerakkoord het totaal van afspraken dat gemaakt is op basis van de afzonderlijke partijprogramma’s. In het regeerakkoord zijn dan ook duidelijk een aantal standpunten van de afzonderlijke partijen te herkennen. Om de rol van politieke partijen goed te kunnen begrijpen dient men te weten wat een politieke partij precies is en welke functies zij vervult. Axford c.s. definiëren in het werk ‘Politics: An Introduction’ een politieke partij als volgt:
“(…) parties are vehicles for winning elections. But they are also organisations which, as we have seen, are often closely tied to civil societies from which they spring. Their impact upon these societies and upon the wider realm of politics is multi-faced.” (Axford c.s. 2002: 376-377)
17
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – IV – Partijen
Axford c.s. onderscheiden de volgende functies van een politieke partij: •
Socialisation and mobilisation
•
Structuring the vote
•
Interest articulation and aggregation
•
Activist and elitist recruitment
•
Representation
•
Policy and issue development
•
Organising government
•
Legitimation
(Axford c.s. 2002: 377)
Door deze functies vervullen politieke partijen een centrale rol in de samenleving: politieke partijen zijn de intermediair tussen overheid en burger. Deze intermediaire functie is van groot belang bij het beantwoorden van de vraag welke rol politieke partijen kunnen spelen met betrekking tot de veiligheid in een samenleving. De intermediaire functie wordt ook wel omschreven als de bemiddeling tussen maatschappij en burger en wordt beoordeeld aan de hand van de ‘responsiviteit’ en de ‘accountabiliteit’ van een politieke partij. Hierbij is de ‘responsiviteit’ het vermogen van politieke partijen om maatschappelijke problemen en ontwikkelingen te signaleren en hierover standpunten in de partijprogramma’s te formuleren. De ‘accountabiliteit’ is het vermogen van partijen om hun standpunten ook daadwerkelijk in regeringsbeleid om te zetten. (Van Breda 1996: 1) Programmapunten van politieke partijen komen vaak tot stand doordat zij wensen en ideeën van burgers omzetten in standpunten; dit is de responsiviteit van een politieke partij. Axford c.s. noemen dit de ‘interest articulation and aggregation’ functie van een partij. Deze functie komt ook terug in de reeds eerder besproken theorie van Easton over de totstandkoming van beleid (policy making), ook wel het systeemmodel genoemd*.
*
Zie ook: Hoofdstuk II – Methodiek.
18
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – IV – Partijen
Volgens deze theorie wordt responsiviteit onder ‘input’ verstaan; hier komen tenslotte wensen, ideeën en kritieken het politieke proces binnen. Het zal niet verwonderen dat juist de twee genoemde functies, responsiviteit en accountabiliteit een zeer grote rol spelen bij het vormen en vervullen van een politieke doelstelling. Iedere politieke partij die in haar partijprogramma een standpunt met betrekking tot veiligheid heeft opgenomen, heeft per slot van rekening goed geluisterd naar burgers en een blik op de maatschappij geworpen. Er heerst onder zekere bevolkingsgroepen* een gevoel van angst; politieke partijen merken dit op en formeren standpunten hierover in hun programma’s. Dan de accountabiliteit; worden deze standpunten ook daadwerkelijk in beleid omgezet? Wanneer men de partijprogramma’s van de coalitiepartijen vergelijkt met het regeerakkoord wordt duidelijk dat de standpunten van politieke partijen in ieder geval een zekere basis hiervoor vormen. Aangezien het regeerakkoord model staat voor het toekomstige beleid worden de standpunten dus al dan niet direct omgezet in beleid. Maar omdat politiek een spel is van geven en nemen zullen nooit alle standpunten van een politieke partij in daadwerkelijk beleid omgezet kunnen worden.
Regeerakkoord
“Naleving is primair, zichtbaar en merkbaar toezicht daarvoor voorwaarde, handhaving is sluitstuk.” (Ministerie van Algemene Zaken 2003: 2)
Bovenstaande ter inleiding, vervolgens de kernpunten van het regeerakkoord betreffende criminaliteit en veiligheid. Ten eerste wordt gesteld dat een effectievere aanpak van criminaliteit nodig is, hierbij wordt de nadruk gelegd op meer aandacht voor de overdracht van normen en waarden, preventie aanpak van asociaal gedrag en vandalisme, resocialisatie, slachtofferzorg, het tegengaan van verloedering van de publieke ruimte en
*
Zie ook: Hoofdstuk III – Situatie en begrippen.
19
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – IV – Partijen
handhaving van beleid en regels. Intensivering van preventie en alles wat met justitie te maken heeft zijn prioriteit. Vervolgens wordt men er op attent gemaakt dat de overheid de regels en wetten niet kan handhaven als burgers en bedrijven zich daar niet in de eerste plaats zelf verantwoordelijk achten. Het is bijvoorbeeld de taak van ouders (hierbij gesteund door de sociale omgeving) hun kinderen op te voeden en ze hiermee een goede bestaansbasis te verschaffen. Bovendien moet het functioneren van de politie effectiever en efficiënter worden. En er komt een algemene identificatieplicht waarbij iedereen van 14 jaar en ouder een identificatiebewijs bij zich moet dragen, dit moet getoond worden wanneer bijvoorbeeld de politie bij uitoefening van haar taken hierom vraagt. Verder zal het kabinet inzetten op een harde aanpak van de productie en handel in harddrugs, met hierbij de nadruk op de drug XTC. Hierbij worden luchtvaartmaatschappijen zelf verantwoordelijk gesteld voor het uitvoeren van controles ter preventie van drugssmokkelaars op vluchten. Ook zal het kabinet in overleg met gemeenten het aantal coffeeshops in de buurt van scholen en grensgebieden terug brengen. Ook zullen er hogere eisen gesteld worden aan integriteit van autoriteiten en zal er harder opgetreden worden tegen corruptie en fraude. Er zal een streng integriteitbeleid gevoerd worden en de overheid zal zorgen voor effectief toezicht op de financiële markten. Als laatste de rechterlijke macht. De rechterlijke macht moet ontlast worden van minder zware zaken, zodat de aandacht meer gericht kan worden op zwaardere zaken. Bij deze ontlasting moet men denken aan het overnemen van bepaalde zaken door politie en openbaar ministerie, betere bestuurlijke handhaving, mediation, arbitrage, klachtencommissies en dergelijke. Verder is er op een aantal terreinen, met het oog op grote maatschappelijke problemen, hardere bestraffing nodig. Hierbij wordt voornamelijk gesproken over een hogere strafmaat bij recidive en draaideurcriminelen en hetzelfde voor misdrijven waarvan kinderen het slachtoffer zijn. Ook zal de capaciteit van het gevangeniswezen worden vergroot en zal de positie van het slachtoffer worden versterkt.
20
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – IV – Partijen
Programma’s
Ter vergelijking met het regeerakkoord en om te illustreren in welke mate de partijprogrammapunten van de politieke partijen overeenkomsten hebben met het daadwerkelijke regeerakkoord volgen hier de punten uit de partijprogramma’s met betrekking tot het veiligheidsvraagstuk. Hierbij worden, zoals eerder vermeld, de volgende partijen behandeld: het CDA, de VVD, D66 en de PvdA. Het CDA typeert het programmapunt ten aanzien van veiligheid, geheel in de op het moment binnen de Nederlandse politiek geldende norm van Keep It Simple (KIS), als “Fatsoen moet je doen”. (Van Heemst 2002: 2) Het CDA stelt dat er in Nederland te veel gedoogd wordt op het gebied van de criminaliteitsbestrijding en pleit er dan ook voor dat de overheid duidelijk moet zijn over wat wel en niet mag. Regels moet zij handhaven en overtredingen bestraffen. Daarnaast geldt veiligheid voor het CDA als een sociaal grondrecht, welk in de grondwet hoort te staan. Ten aanzien van veiligheidsbeleid heeft de partij de volgende agendapunten opgesteld: •
Een einde maken aan gedogen en niet-handhaving
•
Investeren in politie en justitie
•
Investeren in betere opsporingsmethoden
•
Meer persoonsgebonden straffen, bijvoorbeeld in het geval van recidivisten
•
Misdaad mag niet lonen
•
Meer internationale samenwerking
•
Veiliger buurten
•
Meer investeren in jeugd en jongeren, ter preventie
•
Jeugdcriminaliteit harder en daadkrachtiger bestraffen
•
Hard optreden tegen vrouwenhandel en maatschappelijk geweld
•
Een einde maken aan agressie tegen artsen, verpleegkundigen, leraren, politie et cetera
•
De positie van het slachtoffer verbeteren
•
Meer nazorg ex-gedetineerden
(Hessels c.s. 2002: 22-25) 21
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – IV – Partijen
De VVD gaat de misdaad volgens het motto “Alleen samen maken we het veilig” (VVD 2002b: 1) te lijf. De VVD legt de nadruk op repressie. Hogere straffen en harder politieoptreden zijn speerpunten in het verkiezingsprogramma. Verder is samenwerken een belangrijk punt, burgerinitiatieven worden op prijs gesteld en er moeten meer wijkagenten komen zodat burgers samen met overheid en politie de veiligheid kunnen vergroten. In het verkiezingsprogramma zijn dit de belangrijkste punten ten aanzien van het veiligheidsbeleid: •
Meer agenten
•
Burgerinitiatieven
•
Kleine overtredingen bestraffen
•
Cameratoezicht invoeren
•
Harde aanpak verboden wapenbezit
•
Politie moet gezag terugwinnen
•
Harder optreden tegen drugsoverlast
•
Invoeren algemene identificatieplicht
•
Ouders en scholen wijzen op hun verantwoordelijkheid
•
Cliënt-volg-systeem
•
Individuele begeleiding voor recidiverende jongeren
•
Nachtdetentie
•
Herinvoering jeugd- en zedenpolitie
(VVD 2002a: 1-2, VVD 2002b: 1-2)
D66 gebruikt als strijdkreet “De juiste verantwoordelijkheid op de juiste plaats”. (D66 2002: 1) De partij noemt zichzelf de partij van de nuance, de lange termijn gaat voor de korte termijn. Het verkiezingsprogramma gaat uit van strengere straffen voor geweldsmisdrijven gepleegd onder invloed, een betere politieorganisatie en de versterking van het slachtoffer in het gehele strafproces. Het 10-puntenplan van D66 voor veiligheid en rechtshandhaving bestaat uit de volgende punten:
22
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – IV – Partijen
•
Betere politieorganisatie
•
Meer agenten op straat
•
Meer bevoegdheden politie om op wapenbezit te kunnen controleren
•
Geweldsmisdrijven onder invloed gepleegd zwaarder bestraffen
•
Meer zeggenschap gemeenten bij invulling veiligheidsbeleid
•
Herwaardering van de aangifte
•
Positie van slachtoffer in het hele strafproces moet worden versterkt
•
Strengere en efficiëntere aanpak van veelplegers van strafbare feiten
•
Lik op stuk beleid voor harde kern van criminele jongeren
•
Europese identificatieplicht
(D66 – Tweede Kamerfractie 2002: 1-3)
De PvdA ten slotte, beschrijft het onveiligheidsprobleem als “De strijd tegen de hufterigheid”. (Van Heemst 2002) De partij gaat er van uit dat bestrijding van criminaliteit om de veiligheid in de samenleving te vergroten goed is, maar dat het voorkomen ervan beter is. Met andere woorden de PvdA staat voor preventie en niet voor repressie. Als standpunten met betrekking tot het verminderen van de criminaliteit en het vergroten van de veiligheid worden genoemd: •
Er komt merkbaar meer toezicht op straat en in het openbaar vervoer. Preventief fouilleren is onder voorwaarden op specifieke plekken nodig.
•
De capaciteit van de politie wordt verder vergroot; de rechterlijke macht wordt versterkt en er dienen voldoende cellen te zijn.
•
Straffen worden prompt en volledig ten uitvoer gelegd; veelplegers worden strenger gestraft.
•
Slachtoffers kunnen snel aangifte doen en moeten duidelijk kunnen zien dat politie en justitie werken aan vervolging en bestraffing van de daders.
•
Wangedrag en criminaliteit onder jongeren wordt direct aangepakt door intensieve samenwerking tussen scholen, bureaus jeugdzorg, reclassering, politie en justitie in de buurt. Ook de ouders hebben hier een belangrijke verantwoordelijkheid. 23
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – IV – Partijen
•
Jongeren die toch op het criminele pad zijn beland, worden effectief aangepakt en begeleid met het oog op hun toekomst. Nachtdetentie (overdag naar school en ’s avonds en ‘s nachts in de gevangenis studeren en slapen) is daarbij een belangrijk middel.
•
Overlast van drugsgebruik wordt krachtig tegengegaan, onder meer door meer opvangplaatsen voor verslaafden en een versterking van de hulpverlening bij afkicken. (Van Heemst 2002)
Het volgende citaat illustreert nog eens de PvdA houding ten opzichte van de beheersing van criminaliteit:
“Bijna alles draait om repressie. En soms slaat die aanpak door. Wordt Nederland veiliger door een algemene identificatieplicht? Wordt uitgaan voor jongeren veiliger als het testen van pillen wordt gestopt? Wordt de criminaliteit beter bestreden met wettelijke minimumstraffen? Preventie krijgt nauwelijks aandacht, laat staan dat er geld voor is. Voor ons is en blijft de combinatie van preventie en repressie essentieel om bij veiligheid goede resultaten te halen.” (Van Heemst 2002)
Uit alle partijprogramma’s blijkt dat een hardere aanpak van de criminaliteit als wenselijk wordt beschouwd, elke partij heeft hier een andere manier voor maar hoofdpunt bij allen is dat om de veiligheid te vergroten, een hardere en strengere aanpak nodig is. Dit komt ook duidelijk terug in het regeerakkoord; hierin wordt gesteld dat een effectievere aanpak van criminaliteit nodig is. Verder ligt in het regeerakkoord een grote nadruk op de overdracht van normen en waarden en op de opvoeding van kinderen door hun ouders, hierbij bijgestaan door de sociale omgeving, ter bestrijding van criminaliteit. Dit komt sterk overeen met het standpunt van het CDA, dat de nadruk legt op sociale controle en normen en waarden. Verder wordt de identificatieplicht ingevoerd en dient de politie efficiënter en effectiever te werk te gaan, beiden worden door D66 aangedragen in haar programma.
24
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – IV – Partijen
Tenslotte wordt in het regeerakkoord de hardere aanpak van de productie en handel in harddrugs genoemd, dit in overeenkomst met het punt dat de VVD in haar programma heeft staan: harder optreden tegen drugsoverlast. Een aantal partijprogrammapunten van de coalitiepartijen komt dus inderdaad terug in het regeerakkoord; toch lijkt een groot gedeelte hiervan ernstig aan nuance te hebben ingeboet.
Politieke partijen hebben een zekere taak binnen het systeem: het opsporen van maatschappelijke problemen en deze naar gelang relevantie om te zetten in daadwerkelijke beleidsvoorstellen. Het succes dat deze beleidsvoorstellen ondervinden is echter nooit te garanderen. Daarnaast wordt het imaginaire beleid vaak sterk gespiegeld door politieke ideologieën en consensuspolitiek waardoor ook de relevantie van deze voorstellen openlijk te betwijfelen valt. Daarnaast bestaat er weinig tot geen zekerheid dat een gespecificeerd programmapunt ook daadwerkelijk in het uiteindelijke regeerakkoord terecht zal komen.
25
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – V – Beleid
V – Beleid
Blijkens de in het voorgaande hoofdstuk gepresenteerde partijprogramma’s, heeft het veiligheidsvraagstuk goed ‘gescoord’ bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2003*. De Nederlandse bevolking voelt zich onveilig en verwacht een reactie van de politiek. De politieke partijen hebben dit vraagstuk een belangrijke plaats gegeven binnen de verkiezingsprogramma's, wat tot gevolg heeft gehad dat de uitgaven voor veiligheid hard omhoog zijn gegaan. Om een voorbeeld te geven: de uitgaven voor veiligheid zijn in 2003 ten opzichte van 2002 met 800 miljoen euro gestegen, waarmee de totale uitgaven van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitkomen op 4,9 miljard euro†. Met behulp van dit geld zou er meer ‘blauw’ op straat moeten komen, immers de bevolking heeft behoefte aan veiligheid en als er op iedere hoek van de straat een agent staat, dan moet de bevolking zich wel veilig voelen! Is dit echter wel de meest relevante oplossing voor het probleem in kwestie? Dit hoofdstuk zal verder ingaan op de vraag hoe de overheid Nederland dan veiliger denkt te maken. De overheid kan immers wel meer geld naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties sluizen, maar wat gebeurt er vervolgens met dat geld en met welk beleid denkt de overheid Nederland veiliger te maken? Deze vraag is in tweeën op te splitsen; men kan zich afvragen of meer geld ook tot een hogere productie leidt. Er moet hier gedacht worden aan meer agenten of aan een slimmere taakverdeling. Dit is een vraag die betrekking heeft op doelmatigheid. De vraag of een hogere productie ook daadwerkelijk tot meer veiligheid leidt, heeft betrekking op efficiency.
*
Zie hiervoor bijvoorbeeld ook Van Eijk c.s.: Politiek moet boze buitenwereld temmen (NRC Dossier
Kamerverkiezingen 2003), http://www.nrc.nl/dossiers/kamerverkiezingen/1040624741533.html (eenmalige anonieme registratie benodigd). †
Het gaat hier om het budget het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de
genoemde jaren. Dit ministerie is belast met onder meer, de binnenlandse veiligheid. (Miljoenennota 2003: 57)
26
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – V – Beleid
Politiebeleid
Alles wat aan deze vragen vooraf gaat is het beleid. Met welke plannen denkt de overheid Nederland veiliger te maken. Het Nederlandse veiligheidsbeleid is beschreven in het ‘Beleidsplan Nederlandse Politie 1999-2002’ door de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie. Het beleidsplan is een meerjaren plan om Nederland veiliger te maken. Dat programma omvat een aantal thema's waar de problemen dienen aangepakt dienen te worden: jeugdcriminaliteit, verkeersveiligheid, geweld op straat, zware en georganiseerde criminaliteit en milieu. Later in dit hoofdstuk zal een aantal thema's uit het Beleidsplan Nederlandse Politie worden behandeld, eerst zal de werking van de Nederlandse politie worden besproken. De uitvoering van het veiligheidsbeleid ligt voor een groot deel in handen van de politie. De politie is voor de burger het eerste aanspreekpunt en de drempel is laag. Politiemensen zijn duidelijk aanwezig in het straatbeeld en daardoor gemakkelijk aanspreekbaar. Dat vergroot het gevoel van veiligheid bij de burger. Dit staat in het rapport ‘Politie in Nederland’, uitgebracht door het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Hierin wordt echter geschreven dat zorgen voor veiligheid niet alleen de taak is van de politie: “Het scheppen van veiligheid is niet uitsluitend een terrein van de politie. Ook justitie, brandweer en andere overheden, particuliere organisaties en maatschappelijke organisaties hebben hier een taak ”. (Ministerie van Binnenlandse Zaken 2003: 7) Een duidelijk voorbeeld zijn ondernemingen als particuliere beveiligingsbedrijven, alarmcentrales, geld- en waardetransportbedrijven, bedrijfsbeveiligingsdiensten en particuliere recherchebureaus, die tot doel hebben de onveiligheid verder te verminderen. De Politie vindt het belangrijk om zoveel mogelijk belanghebbenden te hebben bij de uitvoering van het veiligheidsbeleid. Volgens het jaarverslag vergroot dat het maatschappelijk draagvlak en daarmee het effect van het beleid. Gemeenten spelen een grote rol als het gaat om veiligheid; veiligheidsproblemen zijn immers het eerst te zien op lokaal niveau. Gemeenten staan het dichtst bij de burgers en zien meteen op welke wijze hun inwoners veiligheid en onveiligheid ervaren. Ongeveer
27
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – V – Beleid
de helft van de Nederlandse gemeenten ontwikkelen dan ook zelf een eigen veiligheidsbeleid, om direct in te kunnen spelen op plaatselijke problemen. Het beleid van de overheid is er ook op gericht om dichtbij de burgers resultaat te behalen. Met behulp van het eerder genoemde lokale veiligheidsbeleid moeten de gemeenten de wijken beschermen tegen verloedering en maatschappelijke ontworteling, met de inzet van gemeentelijke diensten voor het schoonhouden van straten, tegengaan van illegaliteit en ook door het houden van meer controle en toezicht. De overheid zal gemeenten ondersteunen op onder meer het gebied van samenhang in het rijksbeleid en wet- en regelgeving. Ook zal de overheid waar noodzakelijk de bestaande steunpunten versterken. Hierover wordt in het door de Rijksvoorlichtingsdienst opgestelde ‘Hoofdpunten van het Regeringsbeleid 2003’ uitgebreid gesproken. Enkele passages:
“Het kabinet wil de veiligheid en het veiligheidsgevoelen van de mensen in Nederland vergroten. (…) De overheid is niet alleen verantwoordelijk voor een veiliger Nederland. Het bevorderen van een klimaat van veiligheid vergt de inzet van velen: burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en overheid. (…) Om de doeltreffendheid van het politiewerk te vergroten, wordt de politiesterkte uitgebreid. Dit gebeurt door de opleidingscapaciteit volledig te benutten, de politie-inzet te concentreren op de primaire politietaak, de politie en andere diensten doelmatiger in te zetten, het ziekteverzuim terug te dringen, de arbeidsvoorwaarden te flexibiliseren en door meer functiedifferentiatie.” (Rijksvoorlichtingsdienst 2002)
Het Beleidsplan Nederlandse Politie schetst een beter beeld van de plannen die er zijn gemaakt om Nederland in een aantal jaren veiliger te maken. Hier wordt onder andere aandacht geschonken aan toename van jeugdcriminaliteit. De overheid wil deze vorm van criminaliteit de kop in drukken door te zorgen voor een goede informatie uitwisseling tussen politie, justitie, jeugdhulpverlening, kinderbescherming, verenigingen en scholen.
28
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – V – Beleid
Door middel van projecten en activiteiten die aansluiten bij het gemeentelijke veiligheidsbeleid hoopt men de problemen te op te lossen. Ook moet de kans dat burgers het slachtoffer worden sterk worden verminderd. Het doel is de objectieve en subjectieve gevoelens van onveiligheid te verminderen. Preventieve toezichtactiviteiten en repressieve maatregelen moeten dit ondermeer bewerkstelligen. Ook hier speelt samenwerking tussen de betrokkene partijen een cruciale rol. Er wordt in het Beleidsplan Nederlandse Politie ook gesteld dat de een ‘zero tolerance’ beleid niet in Nederland is toe te passen*. (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Ministerie van Justitie 1998: 22) Men stelt dat de Politie vooral preventief is ingesteld en dat veiligheidsvraagstukken bij voorkeur samen met anderen worden aangepakt. Wel zal de politie ‘normstellend’ optreden, daar waar de politie in het verleden bepaald gedrag door de vingers zag.
Beleidssysteem
Een goed functionerende rechtsorde is noodzakelijk bij het veiliger maken van Nederland. De rechtsorde schept immers voorwaarden voor stabiel maatschappelijk verkeer en voor de beheersing van conflicten, geweld en onzekerheid. De overheid wil de rechtsorde versterken en laten aansluiten bij de hedendaagse behoeften en eisen. Waar men regels wil aanpassen en vereenvoudigen, zal tevens de kwaliteit van de uitvoering van beleid dienen te worden verbeterd. De doelen van de overheid zijn duidelijk, reeds eerder is aangegeven hoe men dit denkt te realiseren; een stijging van het veiligheidsbudget met 800 miljoen euro. Om een beter inzicht te krijgen in de vraag hoe de politie de geschetste plannen denkt te financieren zal nu eerst in het kort de financiële huishouding van de politie worden geschetst. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties stelt jaarlijks een budget voor de Nederlandse Politie beschikbaar. Het ministerie verschaft jaarlijks een budget
*
Het onderwerp zero tolerance zal overigens nog uitgebreid behandeld worden in hoofdstuk VI -
Alternatieven.
29
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – V – Beleid
van de regionale korpsen, het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), het Landelijke Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (LSOP) en verschillende andere politieorganisaties wat bestemd is voor mensen en middelen. De budgetten worden evenredig over de verschillende korpsen verdeeld. Factoren zoals oppervlakte en het aantal inwoners van de regio bepalen de verdeelsleutel. Het is voor de verschillende korpsen zelf te bepalen waaraan het geld besteed wordt, zolang ze binnen de beleidskaders van het ministerie blijven. (Ministerie van Binnenlandse Zaken 2003: 23) De gedachte hierachter is dat de korpsen op regionaal niveau het beste kunnen inschatten welke problemen aandacht nodig hebben. Leiden extra middelen ook daadwerkelijk tot meer agenten? Het antwoord op die vraag is ja. In 2002 is de sterkte van de Nederlandse politie met 2974 banen gegroeid naar 52.452 voltijdbanen op 31 december 2002. Het gaat om een groei met 1053 uitvoerende politiemensen, 985 voltijdbanen in administratieve functies en 936 aspiranten voor zover die daadwerkelijk politiewerk doen. (Remkes 2003) Wat hierbij opvalt, is dat de groei van het aantal administratieve functies relatief groot is. Dit komt door de toename van het aantal mensen op meldkamers die werken voor het Landelijk Telefoonnummer Politie*, de toename van ICT personeel en van personeel voor het financiële beleid en beheer. (Remkes 2003) Volgens de Brief van minister Remkes van Binnenlandse Zaken gericht aan het kabinet, zouden de uitvoerende politiemensen minder belast worden met administratieve taken, zodat zij effectiever als ‘blauw op straat’ ingezet zouden kunnen worden. Voor de administratieve taken moeten de korpsen dan wel apart personeel aantrekken. Eind 2002 bestond het personeelsbestand van de korpsen voor 72 procent uit uitvoerend personeel (37.702 banen) en voor 28 procent uit administratief personeel (14.750 banen). (Remkes 2003) Dat wil echter niet zeggen dat het politieapparaat optimaal functioneert. Uit een rapport van de Algemene Rekenkamer is gebleken dat tussen de 45% en 50% van de brutocapaciteit (inclusief administratief personeel) naar bedrijfsinterne factoren (lees bureaucratie) gaat. (Algemene Rekenkamer 2002: 24)
*
Het Landelijk Telefoonnummer Politie is een op een mei 2002 ingevoerd systeem voor niet-spoedeisende
hulp. Voor verdere informatie zie: http://www.politie.nl/home/LPTel/default.htm.
30
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – V – Beleid
Er worden dus wel extra agenten aangetrokken, maar deze agenten kunnen geen zichtbare bijdrage leveren aan de veiligheid. Komt daarnaast ook nog eens het probleem van de vergrijzing om de hoek kijken. De toenemende vergrijzing van Nederland staat een uitbreiding van het politiekorps ook in de weg, aangezien de nieuwe agenten niet additief, maar vervangend zijn. Om inzicht te krijgen in de bijdrage die de politie levert aan veiligheid en in de relatie tussen de kosten en de opbrengsten is er een ‘integrale kwaliteitszorg’ ingevoerd. De bedoeling van een integrale kwaliteitszorg is om de korpsen te dwingen zich in te spannen om de hoogst mogelijke kwaliteit van politiezorg te leveren.
Ten slotte de vraag of meer output – in de zin van een meer doelmatig werkende politie en meer agenten op straat – tot meer veiligheid leidt. Werkt de Nederlandse politie efficiënt, of met andere woorden anders voelt de Nederlandse bevolking zich veiliger met meer agenten op straat? In Hoofdstuk II – Situatie en Begrippen is al gebleken dat het onveiligheidsgevoel een ongrijpbaar begrip is . In die zin hebben de extra agenten niets opgeleverd, behalve dat er meer belastinggeld naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken is gevloeid. Ook op het gebied van de objectieve veiligheid kan men vaststellen dat de vergroting van het politiekorps nog geen zoden aan de dijk heeft gelegd, immers het aantal geweldsmisdrijven is toegenomen *. Wil dit zeggen dat de overheid het helemaal verkeerd aanpakt? Het is te vroeg om daar nu een volledig antwoord op te geven. Men mag concluderen dat de overheid de eerder geschetste objectieve onveiligheid serieus neemt. Door middel van een beleid dat erop gericht is om ieder probleem individueel aan te pakken hoopt de overheid resultaat te boeken. Ook wordt eraan gewerkt om meer agenten te laten doen wat ze moeten doen: Nederland veiliger maken. Bureaucratie binnen de Nederlandse politiekorpsen is echter een groot manco, zoals ook het rapport door de Algemene Rekenkamer bevestigt. Het ministerie van Binnenlandse Zaken zal zich meer moeten inzetten om hier wat aan te doen. Men kan wel meer agenten
*
Zie ook: Tabel II.
31
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – V – Beleid
rekruteren, maar als deze verdwijnen in de bureaucratie schiet Nederland daar niets mee op.
32
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – VI – Alternatieven
VI – Alternatieven
In dit hoofdstuk zullen twee alternatieven worden besproken; te weten een alternatief beleid en een geheel andere situatie qua beleidsinrichting. Het beleid betreft het veelgenoemde ‘zero tolerance’ beleid. Er zal gekeken worden in hoeverre deze beleidsvorm haar succes heeft bewezen alsmede in hoeverre het hier een beleid betreft dat voor de Nederlandse samenleving aantrekkelijk is. Vervolgens zal er een blik worden geworpen op de vergelijking tussen Nederland en een aangrenzende Duitse deelstaat, te weten Nordrhein-Westfalen. Er is gebleken dat er zekere verschillen tussen de twee bestaan op het gebied van misdaadafhandeling, welke de uitwerking op de criminaliteitscijfers niet gemist hebben.
Zero tolerance
In dit deelhoofdstuk zullen de voor- en nadelen van zogenaamd ‘zero tolerance’ beleid besproken worden; een relevant punt, alleen al gezien de verharding die sommige politieke partijen in Nederland voor ogen hebben*. Zero tolerance is een beleid dat erop gekant is om als politie alle vormen van misdaad of criminaliteit de kop in te drukken. Het gaat er dan niet om criminaliteit met harde hand de kop in te drukken door bijvoorbeeld de straffen aan te scherpen of zwaardere maatregelen te hanteren bij het arresteren van personen. Het gaat er voornamelijk om de kleinere 'criminaliteit' zoals door rood fietsen of oversteken op plaatsen waar dat niet is aangegeven, allen te bestraffen. (Pollard 1998: 42-47) Iedere mogelijkheid tot criminaliteit moet in deze visie beboet worden. Het is daarbij niet de bedoeling de straffen te verhogen, maar om niets te accepteren op straat. (Huberts 2003)† Toch draait zero tolerance er ook om dat de burger weer vertrouwen krijgt in de politie. Het is gebaseerd op drie kernpunten, namelijk het voorkomen van het gevoel bij *
Zie ook: Hoofdstuk IV – Partijen.
†
Bron: interview de dato 19-6-03, zie:
– Interview.
33
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – VI – Alternatieven
antisociale personen dat ze de dienst uit maken, het overlaten van wel of niet ingrijpen aan de politieagent en het aanpakken van vandalisme, graffiti en kleinere misdaad met als doel het voorkomen van grotere misdaad. (Dennis 1998: 3) De kritiek dat het de algemene burgerrechten zou schenden is niet geheel gegrond, want zero tolerance beleid is erop gericht om de regels te handhaven die men als samenleving nuttig acht om de openbare orde in stand te houden. Aan de hand van twee cases, namelijk die van New York en Groot Brittannië, zal er duidelijk gemaakt worden wat de voordelen en nadelen van zero tolerance beleid zijn en of het ook leidt tot een vergroting van het vertrouwen van mensen in de politie. Aan de hand van de voor- en nadelen zal er vervolgens aan het einde van dit hoofdstuk gekeken worden of het voeren van een zero tolerance beleid in Nederland vruchten af zal werpen en of de invoering überhaupt mogelijk is.
Case studies
De New Yorkse politie heeft in de afgelopen jaren grootschalige reorganisaties meegemaakt wat geresulteerd heeft in een drastische verlaging van de misdaadcijfers. Er wordt wel gesteld dat men het zero tolerance systeem goed heeft doorgevoerd, echter men moet niet vergeten dat er andere factoren een rol hebben gespeeld bij het verlagen van de misdaadcijfers. Want naast deze nieuwe manier van ordebewaring, heeft men meer dan zevenduizend agenten extra aangenomen. Het zero tolerance beleid leidt waarschijnlijk wel tot een verlaging van de misdaad, maar het is duidelijk dat het niet de enige factor is die een rol speelt. Bovendien is niet zeker wat voor effecten een zero tolerance beleid heeft op de lange termijn. De Britse politiecorpsen, die juist van zero tolerance afstappen, hebben negatieve ervaringen met dat systeem, want de kans op corruptie blijkt tamelijk groot. (Pollard 1998: 59)
“Het Britse systeem aan de andere kant heeft zeer duidelijk voordelen. In het Verenigd Koninkrijk zijn agenten meer op straat te zien en hebben agenten meer binding met bepaalde wijken, waardoor er geen systeem van Zero Tolerance nodig is, omdat agenten de kleinere problemen in de wijk beter kunnen doorzien
34
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – VI – Alternatieven
en kunnen oplossen. Bij een Zero Tolerance beleid zal in gevallen van kleinere misdaad hard ingrijpen, terwijl er in het Britse systeem meer een vorm van samenwerking plaatsvindt. De beste manier van misdaadbestrijding is om een beleid aan te nemen dat beide systemen incorporeert. Het is een systeem dat gaat om 'problem-solving' waarbij men de wortels van de misdaad identificeert en opruimt, en waarbij wanorde en angst in de samenleving aangepakt worden in samenwerking met die samenleving, in plaats van de symptomen van de misdaad met harde hand aan te pakken. (…) Een van de belangrijkste verschillen tussen de twee politiecorpsen, is dat het gezag van de politie in New York voornamelijk berust op de aanwezigheid en legaliteit van wapens. Er is dus een geheel verschillende manier van denken over het oplossen van maatschappelijke problemen. Daarnaast zijn er ook meer agenten per burger in New York (1:200) dan in het Verenigd Koninkrijk (1:533). Ook de cultuur van de corpsen speelt een grote rol, terwijl New Yorkse agenten zich zien als zijnde 'in law enforcement', voelen Britse agenten zich als 'keepers of the peace'. Er is dus een groot verschil tussen de corpsen wat betreft het bestrijden van problemen. (…) Maar deze twee cases beschrijven ook goed hoe de verschillende principes van ordebewaring, de Britse politie hanteert namelijk ook principes als 'Zero Tolerance', net zoals de New Yorkse politie steeds meer overgaat op systemen die erop gericht zijn agenten te laten integreren in 'hun' wijk. Deze verschillen resulteren dan wellicht ook in verschillende manieren van beleid bij de corpsen. De Zero Tolerance van de New Yorkse politie is effectief, zoals uit verschillende cijfers over misdaad in New York blijkt, maar er is wel een hoge prijs aan verbonden, want de verhouding tussen agenten en de samenleving is er nauwelijks, of er dus een vergroting van vertrouwen in de politie is, is betwist. Een New Yorkse agent heeft weinig binding met de wijk waar hij doorheen komt, hij bekijkt de situatie en grijpt in als er ook maar een kleine verdenking van
35
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – VI – Alternatieven
misdaad is, terwijl het Britse systeem eerst meer analyseert hoe de situatie is en afhankelijk van de situatie ingrijpt. Een Britse agent heeft binding met een bepaalde wijk, waardoor hij de problemen die in zijn eigen wijk zijn beter in ogenschouw neemt als hij mensen een overtreding ziet begaan. Hij kan bijvoorbeeld besluiten een dakloze te laten liggen in het park in plaats van hem onmiddellijk te arresteren. Het nadeel van het Britse systeem is wel, dat een agent relatief lang bezig is om een arrestant in te rekenen, wat duur is. Gevolg van het veel op straat zijn van agenten is wel dat mensen zich veiliger voelen, terwijl de misdaad zelf niet tot nauwelijks afneemt, wat ook een tweede nadeel is van het Britse systeem. Hiernaast is het van belang, in beide systemen dat men samenwerkt met andere publieke werken. Want de politie kan in een verarmde buurt, waar de straten kapot zijn, de huizen vervallen en dronken mensen die over straat struinen (en officieel niet een wet overtreden) nooit langdurige orde bewaren als er niets aan de andere problemen wordt gedaan. Mensen blijven zich in zo'n buurt onveilig voelen, of er nu wel of geen misdaad is. (Pollard 1998: 44-61)
Aan de hand van deze case study wordt al snel duidelijk dat er zowel duidelijke voordelen als nadelen van beide systemen zijn. Het Britse systeem vergroot een gevoel van veiligheid en vertrouwen in de politie, terwijl het New Yorkse beleid voornamelijk de daadwerkelijke criminaliteit verlaagt. Een beleid zou erop gericht moeten zij zo min mogelijk te tolereren, terwijl het ook niet de bedoeling is om alle overtredingen hard aan te pakken. De voordelen voor Nederland lijken op het eerste gezicht duidelijk; daadwerkelijke verlaging van de criminaliteit is een doel dat momenteel nog moeilijk te bereiken is voor de Nederlandse politie. Wat dat betreft zal een zero tolerance beleid in Nederland waarschijnlijk wel leidden tot een verlaging van de daadwerkelijke onveiligheid. Maar of een dergelijk systeem in het vaak als tolerant bestempelde Nederland werkt is natuurlijk nog maar de vraag. Mensen in Nederland verwachten van een agent dat hij hard optreedt in andere buurten. Bij mensen zelf moet een agent zo tolerant mogelijk zijn en vooral
36
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – VI – Alternatieven
zich niet teveel bemoeien met 'kleine misdaad'. Dichtbij moet de agent rustig aan doen en verder weg harder optreden. (Huberts 2003)* Hiernaast is er ook een theorie, de zogenaamde 'broken-windows theory' (Pollard 1998: 46-47) die bepleit dat het er niet zo zeer om gaat of de politie ingrijpt in een wijk of niet, maar dat er tussen de verschillende overheidsdiensten samengewerkt moet worden om een buurt weer leefbaar te maken. Als er in een buurt bijvoorbeeld meerdere huizen gekraakt zijn, de weg kapot is en geen afvalophaaldiensten meer zijn, voelen mensen zich er sneller onveilig†. Ook zullen mensen in een dergelijke wijk weinig vertrouwen hebben in de overheid, met als gevolg dat ook de politie niet vertrouwd wordt. Taak is bij deze theorie om zowel de politie de misdaad aan te laten pakken dan wel meer te laten patrouilleren in de wijk als om de buurt weer 'schoon' te maken. Gevolg is volgens deze theorie dat mensen zich weer veiliger zullen gaan voelen en meer vertrouwen zullen hebben in politie en overheid. Het onderzoek is zeer belangrijk voor de toekomst van de samenleving in haar geheel. Want als de politie inefficiënt is in het bewaren van orde en veiligheid, wat moet er dan komen van welvaart voor mensen? Het is dan ook belangrijk om door te blijven denken over hoe politiebeleid in een samenleving geregeld moet worden, om een zo effectief en efficiënt mogelijk politiecorps te hebben. Het is uiteindelijk aan de politiek of men kiest voor zero tolerance of bijvoorbeeld de 'broken-windows theory', maar dat er geen eenduidigheid binnen het denken bestaat moge duidelijk zijn. Dit wordt vrij duidelijk geïllustreerd door Pollard zelf; hij ziet problemen binnen zero tolerance, maar hij onderkent dat de cijfers een daling van criminaliteit laten zien. (Pollard 1998: 44-61)
Toch zijn dit niet de enige manieren waarop een samenleving criminaliteit en onveiligheid kan oplossen. Er moeten meer manieren zijn om problemen in een samenleving op te lossen, wellicht door een sterkere sociale controle of door het instellen van organisaties of personen die juist voorkomen dat er misdaad begaan wordt. Het zero tolerance beleid is er sterk op gekant de kleinere criminaliteit te voorkomen. Maar de
*
Bron: interview de dato 19-6-03, zie:
†
Zie, voor verloedering als basis voor onveiligheid, ook: Hoofdstuk II – Situatie en begrippen.
– Interview.
37
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – VI – Alternatieven
vraag is waar men moet stoppen met een zero tolerance beleid; mensen willen wel dat er sneller ingegrepen wordt, maar in hoeverre zal het arresteren van bijvoorbeeld een hasjdealer leiden tot een verlaging van het onveiligheidsgevoel. Een ander manco van zero tolerance is dat als men besluit tot het overgaan op een dergelijk beleid, men de problemen slechts op de korte termijn oplost. Vaak verschuift men het probleem alleen maar. Mensen gaan als ze zero tolerance onacceptabel vinden middelen zoeken om het beleid te omzeilen, zodat het beleid op de langere termijn niet zal werken. (Huberts 2003)*
*
Bron: interview de dato 19-6-03, zie:
– Interview. 38
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – VI – Alternatieven
Nederland – Nordrhein-Westfalen
Wanneer men een onderzoek doet naar verschillen tussen landen is de keuze voor buurlanden snel en eenvoudig gemaakt. Immers, men kan er met enige zekerheid van uitgaan dat de buurlanden qua demografische samenstelling zodanige overeenkomsten vertonen zodat de geconstateerde verschillen niet voortvloeien uit verschillen in bevolking. Met andere woorden er wordt gewerkt volgens het Most Similar Systems Design (MSSD):
“Most similar systems design (MSSD) seeks to compare political systems that share a host of common features in an effort to neutralise differences while highlighting others. Based on J.S. Mil’s (1843) method of difference, MSSD seeks to identify the key features that are different among similar countries and which account for the observed political outcome.” (Landman 2000: 27)
De keuze voor ‘gewoon’ een buurland is in deze context echter zeer riskant. Een verklaring hiervoor alsmede een oplossing worden echter geboden door Tak en Fiselier in hun onderzoek genaamd ‘Duitsland, Nederland en de afdoening van strafzaken’:
“Vooropgesteld moet worden dat aan het vergelijken van landen de nodige haken en ogen zitten. De vergelijking zal noodgedwongen globaal zijn en om die reden zal de onderzoeker al snel als kritiek krijgen dat hij of zij appels met peren vergelijkt. De kritiek treft nog het minst doel wanneer twee aangrenzende landen worden vergeleken, zoals Nederland en Nordrhein-Westfalen.” (Tak en Fiselier 2002: 161-162).
Met andere woorden is het bij het gebruik van het MSSD van groot belang dat het aantal factoren dat de onderzochte variabele, in dit geval criminaliteitsstatistieken, beïnvloedt zo klein mogelijk wordt gehouden opdat de uiteindelijke conclusies met betrekking tot die variabele kunnen worden gespiegeld aan een ander systeem. Als een direct gevolg van het voorgaande is er besloten de vergelijking te beperken tot Nederland – Nordrhein-
39
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – VI – Alternatieven
Westfalen. Als eerste redenen voor deze uiteindelijke keuze zijn er het inwonertal, bevolkingssamenstelling en sociaal-economische status; deze zijn vrijwel gelijk aan de waarden binnen Nederland. (Tak en Fiselier 2002: 7-15) Daarnaast betreft het hier twee aangrenzende gebieden. Laatste reden voor deze keuze is het feit dat door het aanbrengen hiervan de mogelijkheid bestaat de uiterst uitgebreide studie van Tak en Fiselier te gebruiken als basis voor dit deelhoofdstuk. In de vergelijking spelen twee zaken een rol, kortweg beleid en criminaliteitscijfers. In dit hoofdstuk zullen de conclusies hieromtrent zoals gevonden in de studie van Tak en Fiselier worden weergegeven en zullen deze, waar mogelijk, aan de al eerder in dit paper gepresenteerde data worden gekoppeld.
Cijfers
Op het gebied van het aantal delicten en de aard ervan is het verschil tussen Nederland en Nordrhein-Westfalen miniem, zo stellen Tak en Fiselier. Deze stelling wordt onderschreven door het Eurocommissie-raport ‘European Sourcebook of Crime and Criminal Justice Statistics – Draft Model’; in deze, overigens uit 1995 stammende gegevens blijkt globaal slechts een licht verschil te bestaan op het gebied van minder zware misdrijven, waarbij wel in ogenschouw genomen dient te worden dat het hier cijfers van Duitsland als geheel betreft. Daarnaast is het aantal personen werkzaam binnen het justitiële apparaat vrijwel hetzelfde, evenals het aantal ordehandhavers. Wanneer men een blik werpt op Tabel VII is er een zaak die direct in het oog springt: het aantal opgehelderde misdrijven ligt in de Duitse deelstaat meer dan drie maal zo hoog als in Nederland. Dit terwijl het aantal misdrijven zoals al eerder genoemd nagenoeg gelijk is en ook de recherche niet in aantallen verschil. Daarnaast is het opvallend dat het oplospercentage in Nederland de afgelopen decennia is teruggelopen terwijl het in de Duitse deelstaat op zijn minst gelijk is gebleven. (Tak en Fiselier 2002: 162) Zoals verwacht hebben deze cijfers een duidelijke invloed op het aantal verdachten. Men moet hierbij wel rekening houden met het feit dat het Duitse aantal verdachten anders wordt
40
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – VI – Alternatieven
genoteerd dan in Nederland gebruikelijk is. In Nordrhein-Westfalen wordt iedere verdachte slechts een keer genoteerd; in Nederland gebeurt dit per gepleegd misdrijf. Deze cijfers werken op hun beurt door op het aantal rechtszaken en veroordelingen via het Openbaar Ministerie (OM). Daarnaast laat Tabel V zien dat het OM in de Duitse deelstaat een relatief veel groter deel van de veroordelingen veroorzaakt. Het daadwerkelijke aantal veroordelingen ligt in Nordrhein-Westfalen bijna twee keer zo hoog, gezien het aantal zaken is dat getal slechts vrij laag. Dit heeft te maken met het feit dat er in het Duitse systeem meer mogelijkheden bestaan zaken via een wat minder formele strafroute, vaak via het OM, tot afsluiting te brengen.
Beleid
De grote verschillen in de cijfers hebben waarschijnlijk een oorzaak in de verschillen die bestaan tussen het Nederlandse en Duitse systeem, hoewel dit niet met complete zekerheid te stellen is. (Tak en Fiselier 2002: 162) Toch zijn een aantal van de verschillen opmerkelijk, beginnend al bij de wijze waarop politiebeambten in de Duitse deelstaat geacht worden te opereren. De bevoegdheid van de Duitse agent ligt namelijk, in tegenstelling tot die van zijn Nederlandse collega*, voornamelijk op straat. Dat wil zeggen dat de agenten aldaar zeer weinig administratieve verantwoordelijkheden hebben waardoor ze meer tijd ‘in actie’ kunnen doorbrengen. Een groot deel van de tijd van de Nederlandse collega’s wordt daarentegen opgeslokt door administratieve arbeid. Een direct gevolg van het voorgaande is dat de ambtenarij binnen het OM en rechtbank in Nordrhein-Westfalen het veel drukker heeft met de afhandeling van zaken, en als een direct gevolg hiervan veel groter is. Het OM heeft daarnaast veel meer bevoegdheden tot het plegen van snelrecht en het opleggen van geldboetes. Een ander opmerkelijk punt is dat de Duitse rechter veel minder vaak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt dan zijn Nederlandse collega. In zeer veel gevallen blijft het bij een geldboete of andere voorwaardelijke straf. Wanneer de rechter
*
Zie ook: Hoofdstuk V – Beleid.
41
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – VI – Alternatieven
in ons buurland echter een onvoorwaardelijke straf oplegt, is deze aanmerkelijk langer. (Tak en Fiselier 2002: 163)
Afsluitend dan, kan er gesteld worden dat een aantal zaken uit deze vergelijking als voedingmateriaal voor de discussie rondom de veiligheidssituatie in Nederland gebruikt kunnen worden. Vooropgesteld echter, moet wel duidelijk worden gemaakt dat volgens Tak en Fiselier niet alle verschillen toe zijn te schrijven aan beleidskwesties. Zo beweren zij dat het in Nederland bekende poldermodel in de Duitse deelstaat geheel geen navolg vindt, met alle gevolgen voor de justitiële ambtbeoefening van dien. (Tak en Fiselier 2002: 153) Daarnaast blijven cijfers simpelweg cijfers en zeggen ze niets over zaken als gevoel. Daarom moeten deze cijfers niet een al te groot belang toe worden gedicht. (Huberts 2003)* Toch blijkt dat voor grotere oplossing van het aantal misdrijven niet per definitie een groter aantal agenten nodig is. Daarnaast is het erg opmerkelijk dat ondanks het relatief lagere aantal onvoorwaardelijke veroordelingen de misdaadcijfers niet significant hoger liggen
*
Bron: interview de dato 19-6-03, zie:
– Interview.
42
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – VII – Conclusie
VII – Conclusie
In dit paper is getracht de volgende de volgende vraag te beantwoorden:
Is het nodig om het huidige beleid voor het tegengaan van criminaliteit in Nederland te vervangen door een nieuw beleid, met het oog op het gestegen onveiligheidsgevoel onder de Nederlandse burgers? Indien dit inderdaad het geval is welk beleid beoogt dan de grootste efficiency en is het meest geschikt ter vervanging van het huidige beleid?
Voordat deze vraag beantwoord kan worden, is het van belang dat men zich realiseert dat Nederland op het gebied van onveiligheid redelijk stabiel is. De tendens bestaat echter dat Nederlandse burgers zich steeds onveiliger voelen. Politieke partijen reageren op deze ontwikkeling onder de bevolking, door het creëren van standpunten binnen de partijprogramma’s.Voorbeelden van standpunten die in het regeerakkoord terugkomen zijn het normen, waarden en gezin betoog van het CDA, het repressiebeleid van de VVD en de identificatieplicht van D66. Partijen kunnen er echter nooit zeker van zijn dat al hun ideeën en meningen terug komen in het regeerakkoord.
Als het gaat om het huidige beleid kan men vaststellen dat er veel financiële middelen naar het politieapparaat gaan. Hierdoor dienen er meer agenten op straat te komen. Deze agenten belanden echter niet op straat, zoals de bedoeling was, maar in de bureaucratie. Verder laat de controle van corpsen te wensen over. Politiecorpsen mogen hun eigen beleid bepalen, zolang ze maar aan bepaalde richtlijnen voldoen. De controle laat echter te wensen over, waardoor de politie niet efficiënt en doelmatig te werk gaat.
Ter illustratie twee voorbeelden van alternatieven voor het huidige Nederlandse veiligheidsbeleid. Ten eerste het zero-tolerance beleid; de Nederlandse burgers staan tot op zekere hoogte achter het zero-tolerance beleid. Zolang de gevolgen van het beleid ver van de burgers verwijderd blijven, acht men het zero-tolerance beleid acceptabel. Echter
43
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – VII – Conclusie
indien men in hun nabije omgeving wordt geconfronteerd met de effecten van het zerotolerance beleid staat men hier negatief tegenover. Ten tweede wordt het veiligheidsbeleid in Nordrhein-Westfalen vergeleken met het Nederlandse veiligheidsbeleid. Uit deze vergelijking blijkt dat er in Nederland te veel bureaucratie is om efficiënt te werk te gaan. Het Duitse systeem daarentegen werkt beter, het oplospercentage kan hier echter niet direct aan verbonden worden, aangezien de beide landen verschillende criteria hanteren bij het meten van criminaliteit.
Kortom, Nederland heeft in principe geen ander beleid op het gebied van veiligheid nodig. Wel is er behoefte aan het verlagen van het onveiligheidsgevoel onder de Nederlandse bevolking. De regering dient zich dus in grote mate te richten op het verkleinen van het gevoel van onveiligheid. In het regeerakkoord zijn dan ook verscheidene punten opgenomen om dit gevoel van onveiligheid te verkleinen. Men moet hierbij denken aan onder andere meer agenten op straat, strenger drugsbeleid en het bevorderen van sociale controle.
Wil men in de toekomst het gevoel van veiligheid vergroten, dan zal de politiek zich moeten realiseren dat meer financiële middelen met als doel meer politie op straat niet automatisch leidt tot een groter veiligheidsgevoel onder de bevolking. Van belang is dat deze agenten zich bezig houden met zaken die zowel de feitelijke criminaliteit bestrijden alsmede het gevoel van veiligheid vergroten. Hierbij moet men denken aan de agent die gezag uitstraalt maar daarnaast makkelijk te bereiken is voor burgers. Dit is alleen mogelijk als de agenten ook daadwerkelijk de straat op gaan en niet door een inefficiënte bureaucratie van hun werkelijke taak worden afgehouden.
44
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – – Interview
– Interview
Voor het verkrijgen van verdere verduidelijking en nieuwe inzichten inzake de onveiligheidskwestie is er een interview verricht met de heer prof. dr. L.W.J.C. Huberts, bijzonder hoogleraar in de Politiestudies en Veiligheidsvraagstukken aan de faculteit Sociaal Culturele Wetenschappen van de Vrije Universiteit van Amsterdam. Het gesprek is gevoerd op 19-6-02 en door middel van een bandrecorder opgenomen; hierna volgt de transcriptie.
En wij vragen ons af of Nederland sowieso echt onveilig is en of het veiligheidsgevoel dat mensen kennen werkelijk terecht is, want is Nederland echt zo onveilig of is het een beetje gehyped, door de politieke partijen en de media?
“Elke vraag is een antwoord, niet?”
Ja, wij denken dus dat het wel meevalt, met die onveiligheid in Nederland, er is misschien wel wat meer criminaliteit hier en daar, maar om nu meteen te zeggen dat Nederland nu heel onveilig is, dat valt wel mee, en dat gevoel, mensen zijn denk ik makkelijk te manipuleren…
“Mijn visie, van de ene kant is het volslagen werkelijkheid en van de andere kant is het volslagen onzin. Je hebt volkomen gelijk als je kijkt naar de objectieve, feitelijke veiligheid en onveiligheid dat mensen zich eigenlijk helemaal niet onveiliger hoeven te voelen. Tegelijkertijd is het aan de andere kant, denk ik althans, zo dat politieke partijen vroeger het idee hadden, dat als je je onveilig voelde je maar een andere krant moest lezen, moest je niet de Telegraaf lezen, dan weet je hoe het is en dan voel je je ook veiliger. Dat is onzinnig, mensen hebben een eigen leefsituatie die draait niet met criminaliteit alleen, maar om allerlei redenen zijn ze zich feitelijk onveiliger gaan voelen, en het valt eigenlijk wel mee, maar mensen voelen zich onveiliger. Politici en
45
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – – Interview
wetenschappers die zeggen van nou ja, daar is eigenlijk geen reden toe, vlieg op! Ik bedoel, het is een onveiligheidsgevoel en als mensen zich feitelijk onveiliger voelen dan zul je daar iets mee moeten, daar zul je dat in zekere zin serieus moeten nemen. Er is een wetenschappelijk onderzoek dat ook kijkt naar wat dat onveiligheidsgevoel bepaalt en als je allerlei factoren die je kunt bedenken op een rij zet en vraagt wanneer mensen zich nou onveilig voelen, dan zie je dus dat er maar bepaalde vormen van criminaliteit toe doen, in die wijk in die eigen omgeving. Die hebben een bepaalde significante invloed, onderlinge betrekkingen in een wijk, eigenlijk is die theorie dat mensen zich pas onveilig voelen als ze het idee krijgen dat wat er om hun heen gebeurt niet beheersbaar is. Hangjongeren die aanspreekbaar zijn, dan voel je je niet onveilig, als je diezelfde hangjongeren hebt en je hebt het gevoel van dat kan ik niet beheersen, waarom, dat is onbekend, je hebt geen grip op de situatie, dan voelt men zich onveilig. Er zijn een aantal factoren die er toe doen en die moet je serieus nemen. Dus de vraag is het een hype of is het geen hype: het is geen hype, het is serieus want mensen voelen zich echt onveiliger, het is echt wat mensen zelf voelen, maar komt het niet alleen door de criminaliteit.”
Maar heeft de media daar niet een belangrijke rol in gespeeld?
“Media spelen daar een rol in, maar niet alleen de media. Het onderzoek waar ik het net over had, dat heeft het onveiligheidsgevoel in de provincie Zeeland genomen en daar werd gekeken wat er nou voor verbeteringen en verslechteringen bewerkstelligd werden. Een student van mij heeft als afstudeerproject een hele goede scriptie geschreven en daar zie je dat de media in zekere zin wel een rol spelen. Als de media, de lokale TV of de landelijke TV uitgebreid in beeld brengen dat Antillianen het centrum van Middelburg onveilig maken, dan praat iedereen erover, iedereen weet dat dus dan spelen de media een rol, dan heb je twee soorten van effect: van media die dingen doorgeven en dus ook dingen intensiever maken en de andere kant, het gebeurt toch wel, dus je moet goed onderscheid maken tussen of de media ‘opfokt’, wat een beetje de stelling is, de media veroorzaakt een hype, of dat de media doorgeven wat er feitelijk gebeurd is en beide processen zie ik terug.”
46
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – – Interview
Maar we kunnen wel constateren dat Nederland wel onveiliger is geworden
“Je moet op zich onderscheid maken tussen objectieve veiligheid en subjectieve veiligheid. Nederland is wat betreft criminaliteit, en dat is een stukje van alle veiligheden, over de linie veiliger geworden, maar op onderdelen van criminaliteit, geweldscriminaliteit bijvoorbeeld is Nederland onveiliger geworden. En Nederland is met name als je vanaf de jaren ’50 en ’60 kijkt fiks onveiliger geworden.. Met name in de jaren ’80, ’90 en nu zie je dat het zich stabiliseert. Voor de aandacht, de hype van de laatste jaren is geen reden vanuit toename van onveiligheid, maar als je het vergelijkt met dertig jaar geleden, gesproken over de hele linie van criminaliteit is er wel een toename van criminaliteit. Als je de laatste 10 jaar alleen neemt, is er sprake van sommige vormen van criminaliteit. Een aantal van die vormen, komt heel dicht bij moorden bijvoorbeeld, het aantal moorden is eigenlijk voor het veiligheidsgevoel volstrekt onbelangrijk. Het aantal inbraken doet er een beetje toe. In het onderzoek zie je ook welke vormen van criminaliteit die onveiligheidsgevoelens beïnvloeden, sommige van die vormen zijn ook daadwerkelijk toegenomen. Een genuanceerd verhaal, maar daarvoor zit ik hier.”
Ja natuurlijk, dat is goed. Maar die onveiligheid die we dan constateren, de politiek zegt, als we kijken naar 2002 t.o.v. 2003, gaat er 800 miljoen euro naar veiligheid, heeft dat dan effect, meer agenten op straat als ze er al komen?
“Dat is een hele andere vraag, wat doet politieoptreden ertoe? Ook daar moet je je afvragen wat het gevolg is voor de objectieve veiligheid en de subjectieve veiligheid. Op zichzelf als je tien extra agenten de straat op stuurt geeft dat niet per definitie een voordeel voor de veiligheidsgevoelens. Mensen zullen denken, wat is hier aan de hand? Ik zie hier wel heel erg veel blauw op straat het moet hier wel heel erg onveilig zijn. Het is wel zo dat uit onderzoek blijkt dat het heel erg afhangt van de manier waarop het blauw op straat zich gedraagt, meer blauw helpt, maar blauw moet wel aanspreekbaar zijn, toegankelijk zijn, heel dicht staan bij mensen en alleen maar meer surveillance auto’s of meer mountainbikes in de wijk met blauw erop dat helpt niet veel. Dus wat helpt, is meer de manier waarop dan het aantal. Dat is één, het tweede is, een beetje lastig
47
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – – Interview
wat onveiligheidsgevoelens betreft, het helpt dus eigenlijk niet als agenten bijdragen aan de beheersbaarheid van de onveiligheid, beheersbaarheid is een centraal begrip, maar mensen staan daar ook een beetje dubbel in, ze willen eigenlijk altijd die agenten in de eigen wijk redelijk begripvol opereren. Als je de hangjongeren kent en ze zitten ergens in een parkje vind je het eigenlijk een beetje overdreven als de politie er al te hard op slaat, of als hun het leven onmogelijk wordt gemaakt. En de allochtone bovenbuurman, natuurlijk is dat een lastige vader die af en toe te hard optreedt tegen z’n vrouw, maar hij is ook vaak heel aardig. Dus als we de mensen kennen en de situatie is beheersbaar en overzichtelijk vinden we eigenlijk niet dat de politie al te hard moet optreden, die moet begripvol optreden, conflicten dempen en helpen oplossen.”
Daar heeft gedogen denk ik ook mee te maken
“Agenten moeten in de eigen buurt ook gedogen ja, vinden mensen plezierig. Als het in een andere buurt is, erop timmeren. Dus ze willen eigenlijk, dat de politie in andere buurten hard optreedt. En dat geldt dus omgekeerd ook, dat betekent dus dat de mensen in die andere buurt vinden dat ze daar wel goed optreden, en dat ze in de eerste buurt harder op moeten treden. Mensen hebben een beeld van politie en politieoptreden wat hun veiligheidsgevoel bevordert; dichtbij, rustig aan, iets verder weg harder optreden. Maar dat kan natuurlijk niet want wat voor de ene dichtbij is, is voor ander weer verder weg. Er zijn natuurlijk wel van die symbolen, mensen vinden het prachtig voor hun eigen veiligheidsidee, maar dat is een beetje een moeilijk verhaal want die veiligheidsgevoelens hebben een soort dichtbij component en een veraf component en de algemene maatschappelijke onrust, dan hebben we het in Nederland steeds slechter, maar dat is een ander gevoel dan het gevoel van in mijn eigen buurt kan ik ’s avonds na tien uur niet meer alleen de straat op. Dus als je het over onveiligheid hebt, aan de ene kant is onveiligheidsgevoelens aan de andere kant is onrustgevoelens. Veel politieoptreden werkt natuurlijk verschillend uit, dus als mensen op TV zien dat het in het centrum van Amsterdam buitengewoon onplezierig is, veel criminaliteit en tasjesdieven en drugs en junks en noem maar op, dan draagt dat bij het onrustgevoel van er klopt iets niet in Nederland, maar dan doet dat niks voor het veiligheidsgevoel in je eigen wijk.”
48
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – – Interview
Nu schetst u subjectieve veiligheid, laten we kijken naar objectieve veiligheid, hoe is dat dan het beste aan te pakken, hogere straffen?
“Nee hogere straffen helpen niet, dat is duidelijk. Dat helpt nooit, althans niet voor de objectieve onveiligheid. Alle onderzoeken wijzen erop uit dat hoger straffen niet helpt. Drie keer is definitief vastzetten dat soort dingen, ook Amerikaans onderzoek, dat helpt niet.”
En zero tolerance dan?
“ZT (=zero tolerance) is iets anders, dat is hoe de agent op straat optreedt, ik zie hangjongeren op straat en weg jullie, geen flauwekul, meteen optreden. Niks accepteren op straat en dat is iets anders dan harder straffen.”
Maar meestal gaat dat toch wel in combinatie? Ook hardere straffen
“In Nederland bijvoorbeeld, Amsterdamse politie is een stukje opgeschoven naar ZT, maar niet naar harder straffen. Al is het wel de algemene tendens in Nederland om een beetje hoger te straffen, maar het type van criminaliteit waar wij het over hebben is dat niet, bij veelplegers bijvoorbeeld, gaat men naar vandaag aanhouden, morgen weer op straat, maar het is iets anders dan dat echte harder straffen van je krijgt vier jaar i.p.v. twee jaar. Dat zie je in Nederland minder dan in Amerika, Het echte ZT zie je ook niet in Nederland. Maar iets strikter, iets strakker, dat zie je wel bij de politie. En ik denk dat dat meestal wel helpt. Je ziet dat in buurten iets strakker handelen en iets vaker aanwezig zijn wel aan veiligheid kan bijdragen. Het probleem is alleen dat dingen vaak verschuiven, heb je in de binnenstad ZT gaan de junks naar de Bijlmer, je moet niet de illusie hebben dat je het probleem oplost, vaak verschuif je het alleen maar.”
Maar werkt ZT wel op het gevoel, dat mensen zich wel veiliger voelen, dat ze het idee hebben dat er iets aan gedaan wordt?
49
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – – Interview
“Ik denk dat dat hetzelfde effect is, al te strikt in de eigen buurt optreden, kan het tegenovergestelde effect hebben, maar het idee dat er in andere buurten ZT is dat dat wel helpt, maar daar heb je dat dubbele, beetje paradoxale effect ervan. Hangt het er ook vanaf hoe je ZT omschrijft natuurlijk. Ik denk als je vandaag besluit dat je morgen de trams en metro’s in Amsterdam meer en beter gaat controleren, dat helpt wel even. In sommige contexten helpt ZT wel, mijn verhaal is dus niet van alle oplossingen zijn allemaal superrechts en die deugen toch niet. Ik denk dat er in Nederland een serieus veiligheidsprobleem is, dat het probleem heel lang is verwaarloosd, dat het niet serieus is genomen door de politiek. Ik vind het merkwaardig dat links Nederland dat als een rechts thema ziet, je hoeft maar een arbeiderswijk binnen te lopen en je weet dat veiligheid en verloedering daar cruciale problemen zijn, als je wel voor de portemonnee van mensen opkomt en er niet voor zorgt dat ze zich een beetje veilig op straat kunnen voelen, is dat eigenlijk heel maf, voor de zwaksten, meest kwetsbaren in de samenleving is het het belangrijkst dat er veiligheid is.“
En dan de huidige voorstellen, die het huidige kabinet doet, zullen eigenlijk dus niet werken, meer blauw op straat en hardere straffen.
“Nou, niks doen helpt in ieder geval niet, je moet altijd iets doen. Harder straffen helpt denk ik niet wat betreft het feitelijk terugdringen van misdaad, zeker niet de zware misdrijven. Harder straffen speelt een rol in de symboliek, wij nemen de problemen serieus, in die context moet je harder straffen zien. Meer blauw helpt wel als je het verstandig inzet, meer blauw ook uitbesteden aan recherche, vooral in misdadigers opsporen helpt niet. Voel jij je veiliger of onveiliger als jij weet dat er ergens een hasj boef beter achter z’n vodden gezeten wordt? Nee. Blauw op straat voor zover het helpt is het blauw wat in de buurt zit, politiezorg. Maar het is veel belangrijker om blauw op straat te instrueren te handelen op een manier die bijdraagt aan de veiligheidsgevoelens, dan om er meer bij te zetten. Ik zou een links kabinet ook adviseren meer in politie te investeren. Het is natuurlijk een beetje belachelijk dat als de politie weet dat er een veelpleger is die elke dag wel iets doet en dat je geen enkel middel hebt er iets tegen te
50
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – – Interview
doen, op sommige plekken moet meer politie komen. Andere onderdelen, nationale recherche, strenger straffen, dat helpt naar mijn idee niet.”
Zou het helpen voor het veiligheidsgevoel als er meer opgelost wordt?
“Twee dingen, als er meer opgelost wordt, dan helpt dat. Alleen de discussie gaat daar niet over, die gaat over de oplossingspercentages. Als ik dus in mijn stad 500 aangiften van inbraak heb, als ik het veiliger maak, haal ik die inbreker van de straat. Als ik er dan een pak, moet ik hem een poosje opsluiten. Wat ze in Nederland doen, u heeft 6 inbraken bekend, of je er nu 6 of 60 bekend, maakt niks uit, voor de straf niet. Dus als je er 6 hebt dan stop je, ga je niet nog 3 dagen met die man aan tafel zitten, je hebt wel wat anders te doen, dan die andere 54 op een rij krijgen. In Nordrhein-Westfalen gaan ze wel door. Als je er langer mee doorgaat heb je in een week 60 inbraken opgelost, 10%, bij die 6 heb je maar 1%. Over dat soort van mechanismen zeggen de cijfers meer dan of de politie meer inbrekers pakt, op het totaal van inbrekers. Het is helemaal niet gezegd dat er in Nordrhein-Westfalen meer inbrekers gepakt worden. Er is een discussie over cijfers ‘How to lie in statistics’ Hoe je met liegen met statistieken, cijfers zeggen niks. Cijfers zeggen wel wat, maar ze moeten vergelijkbaar zijn, dus de Politiemonitor op zich zegt mij niks, pas als ik het vergelijk met andere jaren zegt het mij iets. Als iets vijf procent minder geworden is met dezelfde vragen, dezelfde fouten, dezelfde problemen bij het onderzoek, dat zegt wel iets.”
51
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – – Bijlage
– Bijlage
Tabel I – Opgehelderde misdrijven in procent geregistreerd 1994 – 2001
Onderwerpen Misdrijven Opgehelderde misdrijven Opgehelderd in % geregistreerd Politieregio Totaal Nederland Perioden 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 Type misdrijf
%
Totaal-Generaal
18,0 17,1 17,3 16,3 16,4 15,4 14,6 15,9
Wetboek van Strafrecht totaal
15,5 14,2 14,1 13,0 13,4 12,6 11,9 12,9
Geweldsmisdrijven
44,5 44,2 44,4 44,4 45,9 44,7 43,3 44,6
Vermogensmisdrijven
13,2 11,8 11,5 10,2 10,2
Vernieling en Openbare orde
16,4 14,4 13,4 12,4 12,8 11,8 11,6 13,5
9,3
8,4
8,8
Overige misdrijven Wetboek v. Strafrecht 46,6 53,7 62,2 57,5 67,2 69,0 74,5 75,5 Wegenverkeerswet totaal
44,1 46,5 45,8 41,3 39,2 34,8 34,6 35,6
Wet op Economische Delicten totaal
18,6 64,3 75,5 70,3 71,1 56,5 53,5 69,7
Opiumwet totaal
71,9 83,1 66,9 69,9 86,7 85,1 86,3 92,2
Wet Wapens en Munitie totaal
76,5 90,0 70,3 79,1 86,6 82,5 83,3 92,1
Overige wetten totaal
88,0 88,5 77,8 55,3 42,8 81,4 72,1 68,9
© Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen 2003-06-19
Tabel II – Totaal geregistreerde misdrijven absoluut 1994 – 2001
Onderwerpen Misdrijven Geregistreerde misdrijven Totaal geregistreerd Politieregio Totaal Nederland Perioden 1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
Type misdrijf
absoluut
Totaal-Generaal
1313577 1226677 1189217 1225964 1223500 1284328 1305635 1357617
Wetboek van Strafrecht totaal
1206128 1126659 1076074 1104760 1102670 1152068 1173688 1219655
Geweldsmisdrijven
67077
65284
67479
74691
76666
86587
90944 101143
Vermogensmisdrijven
978299 904871 834381 846445 842415 872362 887829 919262
Vernieling en Openbare orde
155684 152793 170706 180350 179100 188242 189779 192921
Overige misdrijven Wetboek v. Strafrecht Wegenverkeerswet totaal
5068 92849
3711
3508
89433 100819
3274
4489
4877
5136
6329
99799 105465 117087 117800 120283
Wet op Economische Delicten totaal
4389
2283
1359
3187
3134
3709
3528
3595
Opiumwet totaal
4452
4248
7331
13675
7690
7613
7474
10380
Wet Wapens en Munitie totaal
3139
2147
2477
3202
3372
3432
2966
3508
Overige wetten totaal
2620
1907
1157
1341
1169
419
179
196
© Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen 2003-06-19
52
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – – Bijlage
Tabel III – Slachtofferschap in procent bevolking 1992 – 2002
Onderwerpen Slachtofferschap totaal Perioden
in % v.d. bevolking van 15 jaar en ouder
1992
24,3
1993
25,0
1994
26,0
1995
25,9
1996
23,1
1997
25,5
1998
26,2
1999
26,2
2000
25,7
2001
24,9
2002
27,2
© Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen 2003-06-19
Tabel IV – Mate van onveiligheidsgevoelens 1991 – 2002
Onderwerpen Voelt zich wel eens onveilig
Bang alleen thuis
Ja, Ja, Ja, Ja, Nee % totaal vaak soms zelden 'onveilig'
(Bijna) altijd bang
Meestal Soms bang wel, soms niet bang
Meestal niet bang
Nooit N.v.t./nooit % bang alleen thuis 'onveilig'
Periode 1991
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
24,3
1992
.
.
.
.
.
.
2,4
2,4
8,6
10,1
73,3
3,2
24,2
1993
.
.
.
.
.
.
2,0
2,0
9,4
10,5
73,1
3,1
24,6
1994
.
.
.
.
.
.
1,8
2,7
9,3
8,8
75,1
2,3
23,2
1995
.
.
.
.
.
.
2,0
2,5
8,0
9,7
76,0
1,7
22,6
1996
.
.
.
.
.
.
1,5
2,0
7,8
9,2
77,2
2,2
21,1
1997
.
.
.
.
.
.
1,5
1,5
5,9
8,7
77,7
4,7
18,5
1998
.
.
.
.
.
.
1,3
1,4
5,5
9,2
79,0
3,6
18,1
1999
21,9
3,0
14,2
4,7 78,1
21,9
1,0
1,2
6,4
9,9
76,8
4,6
19,5
2000
20,7
2,7
13,2
4,8 79,3
20,7
1,0
1,2
6,5
10,5
77,6
3,2
19,8
2001
22,4
3,1
13,7
5,6 77,6
22,4
1,3
1,3
6,1
9,5
78,6
3,2
18,7
2002
25,4
3,2
16,1
6,0 74,6
25,4
1,4
1,3
5,8
8,7
80,0
2,8
17,7
© Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen 2003-06-20
53
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – – Bijlage
Tabel IV – Mate van onveiligheidsgevoelens 1991 – 2002 (Voortgezet)
Angst bij het open doen Doet gewoon open
Onveilige plekken in de buurt
Doet alleen open voor bekende
Doet alleen open bij Doet vertrouwde indruk niet open
Anders % 'onveilig'
Wel onveilige Geen plekken onveilige plekken
% 'onveilig'
% .
.
.
.
.
50,7
32,4
67,6
32,4
48,1
27,6
13,3
9,8
1,2
51,9
33,8
66,2
33,8
45,6
29,8
13,8
9,6
1,2
54,4
35,1
64,9
35,1
44,3
29,9
14,2
10,4
1,2
55,7
35,0
65,0
35,0
44,3
29,4
13,7
11,5
1,1
55,7
34,3
65,7
34,3
43,0
30,3
14,4
11,0
1,2
57,0
33,4
66,6
33,4
45,2
27,7
13,1
10,8
3,3
54,8
23,2
76,8
23,2
46,1
26,6
12,6
10,7
4,0
53,9
22,0
78,0
22,0
43,2
27,8
13,5
11,5
4,0
56,8
30,7
69,3
30,7
44,3
28,8
12,1
11,2
3,6
55,7
29,2
70,8
29,2
43,2
29,1
12,5
12,1
3,1
56,8
29,2
70,8
29,2
43,1
28,7
12,6
11,8
3,8
56,9
29,8
70,2
29,8
© Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen 2003-06-20
Tabel IV – Mate van onveiligheidsgevoelens 1991 – 2002 (Voortgezet)
Aanpassing uitgaansgedrag
Geschatte kans op inbraak
Gaat daarom Komt niet meer minder vaak op bepaalde uit plaatsen
Gaat 's avonds Gaat 's nooit meer avonds niet alleen weg meer uit
Niet veranderd
% 'onveilig'
Groot Niet groot Klein % en niet 'onveilig' klein
% .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
3,1
5,9
7,4
3,5
82,8
17,2
.
.
.
.
3,7
6,5
7,8
3,7
81,0
19,0
.
.
.
.
3,2
6,1
7,4
3,5
81,8
18,2
.
.
.
.
2,9
5,6
6,9
3,7
82,6
17,4
.
.
.
.
2,6
5,9
6,3
3,4
83,0
17,0
.
.
.
.
2,3
4,4
6,6
3,2
84,6
15,4
9,5
32,0 58,5
9,5
3,1
5,4
5,9
3,7
84,6
15,4
8,8
31,1 60,1
8,8
3,1
6,9
7,3
4,4
81,6
18,4
6,6
28,5 64,9
6,6
2,7
6,0
6,2
3,6
84,6
15,4
5,8
27,1 67,0
5,8
2,4
6,0
5,9
3,1
85,0
15,0
6,1
26,2 67,8
6,1
2,0
5,3
5,8
3,1
85,6
14,4
5,9
26,7 67,3
5,9
© Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen 2003-06-20
54
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – – Bijlage
Tabel V – Slachtofferschap naar persoonskenmerken 1997 – 2002
Slachtofferschap naar persoonskenmerken Onderwerpen Geweldsdelicten Totaal geweldsdelicten Persoonskenmerken
Periode
in % vd bevolking van 12 jaar en ouder
Totaal persoonskenmerken 1997
5,2
1998
5,7
1999
5,6
2000
5,1
2001
5,9
2002
6,0
© Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen 2003-06-26
Tabel VI – Niet-natuurlijke dood naar diverse kenmerken 1996 – 2002
Niet-natuurlijke dood naar diverse kenmerken Onderwerpen Totaal niet-natuurlijke dood
Moord
Verkeersdoden
Totaal niet-natuurlijke dood
Totaal Moord
Ingezetenen Totaal verkeersdoden ingezetenen
Leeftijd
Geslacht
Perioden
Totaal alle leeftijden
Totaal mannen en vrouwen
1996
absoluut 5309
211
1198
1997
5148
208
1151
1998
4914
176
1044
1999
5189
203
1105
2000
5169
180
1085
2001
5444
202
996
2002
.
.
.
© Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen 2003-06-26
55
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – – Bijlage
Tabel VII – Stroomschema opsporing van criminaliteit; Nederland in vergelijking met Nordrhein-Westfalen, 1999 Geregistreerde misdrijven Ter kennis van de politie gekomen
Nederland 1.284.300
Opgehelderde misdrijven 194.200 Bekende verdachten 267.200 Ten parkette ingeschreven zaken 234.700 Afgedaan 229.600 OM: 114.451 Rechter: 115.062 Technisch sepot 13% Beleidssepot 10% Transactie 58% Voeging / overig 19% Strafoplegging: 105.156
Voeging 4% Vrijspr. / ontsl. van rechtsverv. 4% Schuldigverkl. 92%
Geheel / deels onv. gev. straf 25% Voorw. gevangenisstraf 11% Geldboete + gev. straf 8% Geldboete 40% Overig / onbekend 16%
Nordrhein-Westfalen 1.331.679
OM: 710.733 Voorw. sepot 7% Onvoorw. sepot 31% Opgelegd 40% Anderszins 22% Strafoplegging: 183.684
667.150 437.040 968.703 972.349 Rechter: 261.616 Bij vonnis afgedaan 239.097 Vrijspraak 3% Beëindiging proces 20% Veroordeling 77%
Onv. gev. straf 6% Voorw. gev. straf 12% Geldstraf 69% Overige 14%
(Tak en Fiselier 2002: 164)
56
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – – Bibliografie
– Bibliografie
Algemene Rekenkamer (2002) Zicht op taakuitvoering politie. Den Haag: Algemene Rekenkamer. URL: http://www.rekenkamer.nl/9282000/d/p307tk28791_2.pdf (24-6-03).
Axford, B. c.s. (2002) [1997] Politics: An Introduction. London: Routledge (Second Edition). Boutellier, H. (2002) De veiligheidsutopie; hedendaags onbehagen en verlangen rond misdaad en straf. Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Breda, I. van (1996) Het functioneren van Westeuropese democratieën, de rol van politieke partijen met betrekking tot welzijn en veiligheid. Amsterdam: Vrije Universiteit, Faculteit Sociaal Culturele Wetenschappen (Niet gepubliceerde doctoraalscriptie Pol & Bk). Centraal Bureau voor de Statistiek (2003a) Misdrijven en verdachten naar politieregio en type misdrijf – Opgehelderde misdrijven. Voorburg/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek. URL: http://statline.cbs.nl/StatWeb/Table.asp?LA=nl&DM=SLNL&PA=37932&D1=3&D2=a&D3=0& D4=a&STB=G1&HDR=T,G2,G3&TT=2 (20-6-03).
Centraal Bureau voor de Statistiek (2003b) Misdrijven en verdachten naar politieregio en type misdrijf. Voorburg/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek. URL: http://statline.cbs.nl/StatWeb/Table.asp?STB=G1&LA=nl&DM=SLNL&PA=37932&D1=0&D2= a&D3=0&D4=a&HDR=T,G2,G3&TT=2 (20-6-03).
Centraal Bureau voor de Statistiek (2003c) Slachtofferschap van veel voorkomende criminaliteit. Voorburg/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek. URL: http://statline.cbs.nl/StatWeb/table.asp?HDR=T&LA=nl&DM=SLNL&PA=37685&STB=G1&TT =2 (20-6-03).
Centraal Bureau voor de Statistiek (2003d) Onveiligheidsgevoelens in verband met criminaliteit. Voorburg/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek. URL: http://statline.cbs.nl/StatWeb/Table.asp?LA=nl&DM=SLNL&PA=37198&D1=a&STB=G1&HD R=T&TT=2 (20-6-03).
57
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – – Bibliografie
Centraal Bureau voor de Statistiek (2003e) Slachtofferschap naar persoonskenmerken. Voorburg/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek. URL: http://statline.cbs.nl/StatWeb/table.asp?STB=G1,G2&LA=nl&DM=SLNL&PA=37957&D1=3&H DR=T&TT=2 (20-6-03).
Centraal Bureau voor de Statistiek (2003e) Niet-natuurlijke dood naar diverse kenmerken. Voorburg/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek. URL: http://statline.cbs.nl/StatWeb/table.asp?HDR=T&LA=nl&DM=SLNL&PA=37683&D1=0,20,42& STB=G1,G2,G3&TT=2 (20-6-03).
D66 (2002) Verkiezingspamflet. URL: http://www.d66.nl/documenten/tk/up0206/verkiezingspamflet.html (16-6-03).
D66 – Tweede Kamerfractie (2002) 10 puntenplan veiligheid. URL: http://www.d66.nl/nieuws/tknieuws/archief.html (16-6-03).
Dennis, N. (1998) [1997] 'Editor's Introduction’, in: N. Dennis (ed.) Zero Tolerance: Policing a Free Society. London: Hartington Fine Arts Ltd, p. 1-28 (Enlarged and Revised Second Edition). Easton, D. (1965) A systems analysis of political life. New York, London & Sydney: John Wiley & Sons, Inc. Hart, J. de (red.) (2002) Zekere banden sociale cohesie, leefbaarheid en veiligheid. Den Haag: Sociaal en Cultureel planbureau. Heemst, P. van (2002) Veiligheid en leefbaarheid – Keihard optreden tegen misdaad, èn keihard optreden tegen de oorzaken hiervan. URL: http://pvda.nl/renderer.do/menuId/37351/sf/37351/returnPage/37351/itemId/4174/pageId/37216/in stanceId/37466/. (22-6-03).
Hessels, J.M. c.s. (2002) CDA Verkiezingsprogram 2002-2006 – Betrokken samenleving, betrouwbare overheid. URL: http://www.cda.nl/domains/cda/content/downloads/verkiezingsprogram.doc (22-6-03).
Keman, H. c.s. (2000) ‘Wat is politiek en wat is politicologie (niet)?’, Syllabus begrippen en benaderingen 2000/2001. Amsterdam, Vakgroep Politicologie en Bestuurskunde VU, p. 3-19. Killias, M. c.s. (1995) European Sourcebook of Crime and Criminal Justice Statistics – Draft Model. Strasbourg: Council of Europe 1995. 58
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – – Bibliografie
Landman, T. (2000) Issues and Methods in Comparative Politics: An Introduction. London: Routledge. Ministerie van Algemene Zaken (2003) Meedoen, meer werk, minder regels – Hoofdlijnenakkoord voor het kabinet CDA, VVD, D66. Den Haag: Ministerie van Algemene Zaken. URL: http://www.minaz.nl/regeringsbeleid/regeerakkoord/pdfs/regeerakkoord2003.pdf (22-6-03).
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2003) Politie in Nederland. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. URL: http://www.binnenlandsezaken.nl/contents/pages/00017892/Politieinnederland_nl.pdf (24-6-03).
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Ministerie van Justitie (1998) Beleidsplan Nederlandse Politie 1999 – 2002. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Ministerie van Justitie. URL: http://www.binnenlandsezaken.nl/contents/pages/00000354/bel_plan_ned_pol_12-98.pdf (24-6-
03). Ministerie van Financiën (2003) Miljoenennota 2003. Den Haag: Ministerie van Financiën. URL: http://rijksbegroting.minfin.nl/default.asp?CMS_ITEM=35D1A82C046D49B38FF30D25AE7A50 C2X1X51705X18 (24-6-03)
en http://rijksbegroting.minfin.nl/default.asp?CMS_TCP=tcpAsset&id=DD9632CF56C749328B32A 43609FBAF48 (24-6-03).
Ministerie van Justitie (2000) Criminaliteitsbeheersing - Investeren in een zichtbare overheid. Den Haag: Ministerie van Justitie. URL: http://www.justitie.nl/Images/11_5590.pdf (18-6-03).
Ministerie van Justitie (2000) Juridische infrastructuur in internationaal perspectief – Criminaliteitsbeheersing. Den Haag: Ministerie van Justitie. URL: http://www.justitie.nl/Images/11_7135.pdf (18-6-03).
Pollard, C. (1998) [1997] ‘Zero Tolerance: Short-term Fix, Long-term Liability?’, in: N. Dennis (ed.) Zero Tolerance: Policing a Free Society. London: Hartington Fine Arts Ltd, p. 44-61 (Enlarged and Revised Second Edition).
59
Onveilig Nederland? Over beleid, criminaliteitscijfers en veiligheidsgevoelens in Nederland – – Bibliografie
Praag, C. van en W. Uitterhoeve (1999) Een kwart eeuw sociale verandering in Nederland. Nijmegen: SUN. Remkes, J.W. (2003) Ontwikkeling politiesterkte per 31 december 2002 (brief aan de Tweede Kamer). URL: http://www.minbzk.nl/contents/pages/00018756/sterktebrief31-12-2002.pdf (266-03). Rijksvoorlichtingsdienst (2002) Hoofdpunten van het Regeringsbeleid 2003. Den Haag: SDU Uitgevers. URL: http://www.regering.nl/Images/42_9671.pdf (24-6-03).
Savornin Lohman, J. de (2000) 'Het gezicht van de politie', in: Gunther Moor, L. en K. van der Vijver (red.) Het gezag van de politie. Dordrecht: Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie, p. 51-67. Tak, P.J.P. (2003) [1999] The Dutch criminal justice system; organization and operation. Den Haag: Ministerie van Justitie. (2nd revised edition). URL: http://www.ministerievanjustitie.nl/b_organ/wodc/publicaties/rapporten/pubrapp/ob205i.htm (18-
6-03). Tak, P.J.P. en J.P.S. Fiselier (2002) Duitsland, Nederland en de afdoening van strafzaken. Nijmegen: Wolf Legal Publishers. VVD (2002a) Verkiezingen 2002 – 10-puntenplannen: jeugdcriminaliteit. URL: http://www.vvd.nl/index2.asp?ItemCode=HPN (16-6-03).
VVD (2002b) Verkiezingen 2002 – 10-puntenplannen: veiligheid op straat. URL: http://www.vvd.nl/index2.asp?ItemCode=HPN (16-6-03).
60