Ontwikkelingsprogramma Haarlem 2000-2004
- november 1999 -
Colofon Uitgave: Gemeente Haarlem November 1999-12-09 Tekst: Projectteam OPH Kaarten: Jouke Kromkamp Vormgeving: Berry Smit Druk: Gemeente Haarlem TOP Service Oplage: 3.500
1
Inhoudsopgave 1
INLEIDING
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
De toekomstvisie en het Ontwikkelingsprogramma Doelen van het Ontwikkelingsprogramma Werkwijze ontwikkelingsprogramma en leeswijzer Integraliteit Uitwerking en uitvoering van het programma
2
BEVOLKING EN STEDELIJKE STRUCTUUR
2.1 2.2 2.3
De bevolking van Haarlem Stedelijke structuur en landschappelijke structuur Haarlem in de regio
3
DE SOCIALE INFRASTRUCTUUR
3.1
De algemene sociale infrastructuur 3.1.1 Werk 3.1.2 Sociale activering 3.1.3 Onderwijs 3.1.4 Veiligheid en leefbaarheid 3.1.5 Gezondheid 3.1.6 Sport en recreatie 3.1.7 Cultuur 3.1.8 Informatie 3.1.9 Welzijnswerk Specifieke groepen in de Haarlemse samenleving 3.2.1. Kinderen tot 12 jaar 3.2.2. Jongeren van 12 jaar en ouder 3.2.3. Ouderen 3.2.4. Etnische minderheden 3.2.5. Dak- en thuislozen, verslaafden, mensen met psychische problematiek en vrouwen in bedreigende situaties 3.2.6. Uitkeringsgerechtigden en Haarlemmers met een laag inkomen Conclusie: programmalijnen
3.2
3.3.
4
ECONOMIE EN WERKGELEGENHEID
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Ruimtegebrek Productiestructuur Infrastructuur en bereikbaarheid Arbeidsmarkt Conclusie: programmalijnen
5
DE RUIMTELIJKE-FYSIEKE INFRASTRUCTUUR
5.1
Openbare ruimte 5.1.1 Groen in en om de stad 5.1.2 Waterbeheer 5.1.3 Bodembeheer 5.1.4 Onderhoud Infrastructuur Wonen 5.2.1 Vraag en aanbod op de Haarlemse woningmarkt 5.2.2 Kwaliteit van de woningvoorraad 5.2.3 Kwetsbare wijken Infrastructuur en bereikbaarheid Conclusie: programmalijnen
5.2
5.3 5.4
2
5 5 7 7 9 11 13 13 16 19 21 22 22 23 24 26 27 28 30 31 32 34 34 36 39 41 44 46 48 53 53 58 63 64 66
69 69 70 73 74 76 80 80 86 90 92 95
6
HET ONTWIKKELINGSPROGRAMMA IN DE KERN
6.1 6.2 6.3
6.4
De toekomstvisie en de programmalijnen Zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte Relatie met bestaand beleid, vernieuwingen en knelpunten 6.3.1 Relatie met bestaand beleid 6.3.2 Innovaties 6.3.3 Knelpunten Het Ontwikkelingsprogramma financieel vertaald
7
DE PROGRAMMALIJNEN UITGEWERKT
7.1
7.2
Te behalen resultaten per programmalijn Opgroeien in Haarlem van 0 tot 12 jaar Opgroeien in Haarlem van 12 tot 24 jaar Allemaal Haarlemmers Kwetsbare groepen in Haarlem Leefomgeving Werk Bedrijfshuisvesting Facilitering bedrijfsleven Toerisme en evenementen Beheer en ontwikkeling openbare ruimte Kwaliteit en samenstelling woningvoorraad Bereikbaar houden van de stad Ruimteclaims Indicatoren voor het rijk
125 125 126 128 130 133 136 140 141 142 143 144 148 152 154 156
8
DRAAGVLAK VOOR HET ONTWIKKELINGSPROGRAMMA
163
BIJLAGE 1: DE TOEKOMSTVISIE HAARLEM 2010 SAMENGEVAT BIJLAGE 2: SAMENVATTING BODEMMUDULE ISV HAARLEM BIJLAGE 3: KAARTEN KWETSBARE WIJKEN
97 97 102 108 108 110 112 113
169 171 175
3
4
1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het hoe en het wat van het ontwikkelingsprogramma. Achtereenvolgens komen aan de orde: de relatie tussen het ontwikkelingsprogramma en de eerder uitgebrachte Toekomstvisie (paragraaf 1), het doel van het ontwikkelingsprogramma (paragraaf 2), de werkwijze die is gevolgd bij de totstandkoming van het ontwikkelingsprogramma (paragraaf 3) en de integraliteit in het programma (paragraaf 4).
1.1 De Toekomstvisie en het Ontwikkelingsprogramma Sinds 1998 heeft de gemeente Haarlem hard gewerkt om haar ambities voor de toekomst te formuleren (zie kader). Samen met inwoners, bedrijfsleven, woningcorporaties en andere groeperingen is een Toekomstvisie geformuleerd waarin wordt beschreven hoe Haarlem er in het jaar 2010 in grote lijnen uit zou moeten zien1. De gemeente en haar partners hebben een beeld voor ogen van een sociaal en economisch sterke stad die een stevige positie in de regio inneemt. Een stad waar alle Haarlemmers elkaar kunnen ontmoeten, een leefbare stad, een stad met een innovatief klimaat. Een stad waar het goed toeven is voor inwoners, bezoekers en bedrijven. Haarlem heeft zonder meer de potenties om dit te bereiken. Haarlem ligt zowel economisch als ecologisch gezien prachtig: tussen de economische groeikernen IJmond en Schiphol en tegelijkertijd midden in mooie natuurgebieden. Haarlem heeft verder een bijzonder fraaie historische binnenstad met een zee aan cultuur. Haarlem is bovendien een stad met een menselijke schaal, waardoor het er goed wonen is. Haarlem kent ook een aantal zwakten: Haarlem zit bekneld, de bereikbaarheid staat onder druk, de economische groei blijft achter en er dreigt een tweedeling in de bevolking te ontstaan. Vooral in bepaalde wijken is dit goed zichtbaar. Om de leefbaarheid en de economische kracht van Haarlem in de toekomst te garanderen zijn extra investeringen nodig. Gerichte investeringen, want een al te diffuse inzet van middelen leidt tot versnipperde en daardoor weinig krachtige effecten. Haarlem heeft daarom drie speerpunten gekozen die de komende tijd leidend zullen zijn in het gemeentelijk beleid. Het zijn drie sporen waarlangs Haarlem de samenleving zowel sociaal als economisch sterker wil maken en die aansluiten aan bij de potenties die Haarlem nu al kenmerken. Het gaat om: versterking van de toeristische en culturele aantrekkingskracht, versterking van de zakelijke dienstverlening en het stimuleren van een duurzaam goed woonklimaat. De keuze voor deze speerpunten heeft een aantal consequenties: mobiliteit moet mogelijk blijven, er moet bewust worden omgegaan met de schaars ruimte, de stad moet leefbaar en veilig blijven, en de sociale en maatschappelijke uitsluiting van Haarlemmers moet te allen tijden worden tegengegaan. Tenslotte is de samenwerking met inwoners, bedrijfsleven,
1
Gemeente Haarlem, juni 1999
5
maatschappelijke organisaties en bestuurlijke organisaties zoals buurgemeenten een absolute voorwaarde om de ambities te realiseren. Niet alleen bij het formuleren van de ambities, ook bij de uitwerking en uitvoering daarvan zijn het draagvlak en de medewerking van de omgeving van groot belang. In bijlage 1 is een uitgebreidere samenvatting van de Toekomstvisie opgenomen.
Samenwerking bij de totstandkoming van de Toekomstvisie De presentatie van dit Ontwikkelingsprogramma is een stap in een lange ontwikkeling. In oktober 1998 is de aftrap verricht met het “Startdocument Visieontwikkeling Haarlem”. Hierin is de stand van zaken (kwaliteiten, knelpunten, bestaand beleid) in beeld gebracht. Het startdocument vormde de inzet van de 1e strategische werkconferentie op 29 oktober 1998. Hieraan nam het college van burgemeester en wethouders, raadsleden en een delegatie van ambtenaren deel. In deze bijeenkomst zijn een aantal dominante thema’s voor de stad geformuleerd. Deze thema’s zijn in november 1998 uitgewerkt in een “Houtskoolschets”. Per thema zijn ambities, uitgangspunten en dilemma’s beschreven. De Houtskoolschets was onderwerp van gesprek tussen college, raadsleden en ambtenaren op de 2e strategische werkconferentie op 1 december 1998. Deze bijeenkomst leverde een aantal richtinggevende uitspraken op voor de verschillende thema’s. In dezelfde tijd verscheen het boekje “Met het oog op overmorgen”, waarin Haarlemmers en niet-Haarlemmers hun mening over de stad geven. In januari 1996 verscheen het Ambitiedocument “Haarlem Moderne Cultuurstad”. Dit document vormde de start van de discussie met de externe partners in de stad en de regio in vier ronde tafelgesprekken. De uitkomsten van deze goed bezochte en inspirerende bijeenkomsten zijn in de visie verwerkt. Op 16 maart 1999 vond de 3e strategische werkconferentie van college, raadsleden en ambtenaren plaats. Hierin zijn de drie speerpunten voor de visie bepaald: cultuur en toerisme, zakelijke dienstverlening en duurzaam goed wonen. Op 20 april 1999 verscheen het eerste concept van de stadsvisie. De definitieve versie van de Toekomstvisie Haarlem 2000-2010” is door het college vastgesteld op 1 juni 1999, na een raadsbrede commissiebehandeling. De toekomstvisie is in drie stadsdebatten op 6, 7 en 8 juli 1999, opgedeeld naar de drie speerpunten, gepresenteerd aan en besproken met de stad. Het gesprek met de stad is afgesloten met een slotdebat op 14 juli 1999.
De drie speerpunten uit de Toekomstvisie zijn als het ware zeer algemeen omschreven strategische doelen die nog concrete uitwerking behoeven2. Deze vertaalslag naar een concreter niveau wordt in dit ontwikkelingsprogramma gemaakt. De kern van het ontwikkelingsprogramma bestaat dan ook uit de concrete, meetbare resultaten die het gemeentebestuur in het jaar 2004 wil hebben behaald en uit de investeringen die daarvoor naar verwachting nodig zijn3. De resultaten zijn ‘SMART’: Specifiek (duidelijk omschreven), Meetbaar (omschreven in kwantitatieve, meetbare 2
'Strategische doelen' is ook de term die in het jargon van het Grote Steden Beleid wordt gebruikt voor wat hier ‘speerpunten’ heet. 3 De ‘meetbare resultaten’ komen overeen met wat in het Grote Steden Beleid bekend staat als ‘operationele doelstellingen’.
6
eenheden), Acceptabel (gedragen door betrokken partijen: politiek, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, inwoners, Realistisch (haalbaar binnen gestelde termijn, wettelijke en financiële mogelijkheden en instrumenten) en Tijdgebonden (er wordt aangegeven wanneer doel bereikt moet zijn). Het kwantificeren van resultaten kan absoluut (bijvoorbeeld daling werkloosheid naar 1%) of relatief (daling werkloosheid richting het landelijk gemiddelde) worden geformuleerd. De vuistregel die hierbij is gehanteerd, is: resultaten die op eigen kracht gehaald kunnen worden, worden absoluut geformuleerd. Resultaten waarvan realisatie afhankelijk is van externe factoren (bijvoorbeeld landelijke economische ontwikkeling) worden relatief geformuleerd. Op deze manier wordt voldaan aan de eisen die vanuit het Grote Steden Beleid en de Wet Stedelijke Vernieuwing worden gesteld. Ten aanzien van de investeringsbehoefte wordt aangegeven wat de gemeente hier zelf aan zal bijdragen, welke bijdrage zij van het rijk verwacht en de investeringsbereidheid van andere relevante partners. Het commitment van partners zal in dit stadium nog vaak intentioneel van aard zijn. Het ontwikkelingsprogramma is immers een programma op hoofdlijnen, dat nog verder moet worden uitgewerkt in concrete vernieuwingsprojecten. Pas op projectniveau zal de exacte omvang van de financiële bijdrage van partners kunnen worden vastgelegd.
1.2 Doelen van het Ontwikkelingsprogramma Het ontwikkelingsprogramma dient verschillende doelen: • het gemeentebestuur laat aan de burgers van Haarlem en aan samenwerkingspartners zien wat het wil met de stad; • het programma dient als gespreksdocument voor stedelijke en regionale partners (inclusief burgers); • het is een onderhandelingsdocument voor overleg met partners over de inzet van maatregelen en de financiering in het kader van het Grote Steden Beleid en het Investeringsprogramma Stedelijke Vernieuwing; • het is de basis voor afspraken met het rijk en de provincie; • het bevordert de interne afstemming van gemeentelijk beleid.
1.3 Werkwijze ontwikkelingsprogramma en leeswijzer Het benoemen van de te behalen resultaten heeft via enkele tussenstappen plaatsgevonden. Steeds is daarbij de samenwerking gezocht met partners (zie kader). Om te beginnen is er een korte schets gemaakt van de demografische ontwikkelingen, de stedenbouwkundige structuur en van de plaats van Haarlem in de regio. Hierover wordt in hoofdstuk 2 bericht. Deze schets vormt als het ware de context waarbinnen alle kansen, knelpunten en maatregelen uit dit ontwikkelingsprogramma geplaatst moeten worden.
7
Daarna zijn er diepgaande sectorale analyses gemaakt van verschillende onderdelen van de Haarlemse samenleving. De hoofdstukken 3, 4 en 5 geven het resultaat van deze analyses voor respectievelijk de sociale, economische ruimtelijk-fysieke pijlers uit het Grotestedenbeleid weer. Het uitgangspunt van deze analyses is de intersectoraal geformuleerde Toekomstvisie geweest. Steeds is de leidende vraag geweest: 'op welke manier is de betreffende pijler van belang voor het realiseren van de speerpunten uit de visie?'. Het antwoord op deze vraag heeft bepaald welke aspecten van de veelomvattende werkelijkheid werden geanalyseerd. De analyse leiden tot een aantal knelpunten die niet alleen op zich een ongewenste situatie vormen (zoals een beperkte bereikbaarheid), maar vooral ook belemmeringen inhouden voor het realiseren van de speerpunten uit de visie.
Samenwerking bij de totstandkoming van het Ontwikkelingsprogramma Bij de totstandkoming van het Ontwikkelingsprogramma is voortgeborduurd op het proces dat voor de visie is ingezet er). In maart 1999 is gestart met een analyse van de stad en een inventarisatie van bestaand beleid. Deze analyse is breder en dieper dan de analyse die voor de visie is gemaakt. Drie ambtelijke werkgroepen hebben, onder verantwoordelijkheid van het projectteam Ontwikkelingsprogramma en onder aansturing van de Stuurgroep Haarlem Vitaal, deze analyse uitgevoerd en vervolgens vertaald in het programma volgens de proces- en vormvereisten van de Beleidskaders GSB, Stadseconomie en ISV. Op 12 augustus verscheen een eerste concept Ontwikkelingsprogramma. In de maanden augustus en september is het ontwikkelingsprogramma onderwerp van overleg met vele partijen. Op 1 september is er overleg met de Haarlemse corporaties, waarin de herstructurering van bestaande wijken het centrale thema is. Op 3 september is er ambtelijk overleg met de regio, waarin de thema’s met een regionale uitstraling en samenwerking centraal staan. Op 14 september a.s. stelt het college het concept vast. Op 28 september vindt de dialoog met de partners het hoogtepunt in een breed opgezette stedelijke discussiebijeenkomst. De uitkomsten van de afzonderlijke gesprekken met de diverse partners en het brede stadsdebat worden vertaald in een definitief concept dat het college op 12 oktober vaststelt. De raadsbrede commissiebehandeling vindt plaats op 20 oktober, waarna op 31 oktober het programma bij het rijk wordt ingediend. De definitieve vaststelling door de raad vindt plaats op 17 november 1999.
De knelpunten zijn vervolgens geherformuleerd in een globaal geformuleerde doelstellingen. Voor iedere doelstelling is vervolgens nagegaan via welke maatregelen deze bereikt kan worden. Uit alle mogelijke maatregelen is een selectie gemaakt van de maatregelen waar de gemeente de komende vier jaar extra op wil inzetten. Daarbij is uiteraard zoveel mogelijk gekozen voor maatregelen die aansluiten op de kansen die de specifieke situatie in Haarlem biedt. Op basis van de set gekozen maatregelen zijn vervolgens de doelstellingen vertaald naar de te behalen resultaten.
8
Ten behoeve van het overzicht is tenslotte het hele scala van doelstellingen geclusterd in een aantal programmalijnen4. Dit gebeurt aan het eind van ieder sectoraal hoofdstuk. De programmalijnen zijn waar mogelijk intersectoraal: zij kunnen doelstellingen uit de verschillende pijlers bevatten. Zo is voor het stimuleren van de arbeidsdeelname van langdurig werklozen een gezamenlijke inspanning nodig uit de sociale en de economische hoek. In de hoofdstukken 3 tot en met 5 is noodzakelijkerwijs een sectorale invalshoek gekozen. In hoofdstuk 6 wordt de feitelijke kern van het Ontwikkelingsprogramma beschreven: relatie tussen de visie en de programmadoelstellingen, de ruimtelijke vertaling, de relatie met bestaand beleid, vernieuwende elementen, knelpunten en tot slot de financiële vertaling. In hoofdstuk 7 wordt per programmalijn uitputtend beschreven welke doelstellingen en resultaten worden nagestreefd en met welke partners de gemeente wil samenwerken. In hoofdstuk 8 tenslotte wordt ingegaan op het draagvlak voor het programma bij de maatschappelijke partners.
1.4 Integraliteit In het ontwikkelingsprogramma is voortdurend gestreefd naar maximale integraliteit. De integraliteit van het programma komt op vier manieren tot uitdrukking: 1. Door de clustering van doelstellingen in sectoroverstijgende programmalijnen. 2. Door de keuze voor een gebiedsgerichte uitwerking van het ontwikkelingsprogramma. Er worden speerpuntgebieden aangewezen waar de inzet van middelen geconcentreerd plaats zal vinden, zodat de effecten van de afzonderlijke maatregelen elkaar daar kunnen versterken (zie paragraaf 5.4). 3. De keuze om alle activiteiten te beoordelen op het effect naar de toekomst en hierbij ook rekening te houden met de belangen van anderen, in Haarlem, in de directe omgeving van de stad en zelfs ver daarbuiten. Dit betekent dat de ontwikkelingen integraal moeten worden afgewogen, de ons ten dienste staande ruimte en grondstoffen zo efficiënt mogelijk benut moeten worden en dat de ontwikkeling van Haarlem in overleg met alle betrokken partners vorm moet krijgen. Deze benaderingswijze is samen te vatten onder het begrip ‘Ecopolisstrategie’ (zie kader). Het toepassen van de Ecopolisstrategie is geen garantie maar een randvoorwaarde voor het bereiken van een duurzame ontwikkeling van Haarlem. Deze wordt alleen bereikt door de keuzen die wij nu voor de toekomst maken. 4. Nauwe samenwerking met de betrokken partners bij het opstellen, de uitwerking en de uitvoering van het ontwikkelingsprogramma (zie paragraaf 1.5).
4
Een programmalijn komt grofweg overeen met wat in het Grote Steden Beleid ‘domein’ wordt genoemd.
9
Ecopolisstrategie: de drie pijlers van duurzaamheid 1. Milieukwaliteit In een stad als Haarlem gaan allerlei stromen, zoals materialen, energie en water in en komen eruit als afval, warmte en vuil water. Om een duurzame stad te creëren, is het noodzakelijk om in- en uitgaande stromen zoveel mogelijk te beperken, de bestaande stromen langer vast te houden en zoveel mogelijk om te vormen naar kringlopen. De basisprincipes daarbij zijn: • Voorkom onnodig gebruik (preventie); • Gebruik duurzame bronnen; • Gebruik eindige bronnen verstandig. Dit wordt ook wel de “drie-stappen-strategie” genoemd. 2. Ruimtelijke kwaliteit Door een betere benutting van de aanwezige mogelijkheden van een gebied kan de ruimtelijke kwaliteit worden verhoogd. Mogelijkheden worden gevormd door de waterhuishouding van het gebied, de bodemkwaliteit, de biodiversiteit en cultuurhistorische waarde van een gebied in de stad. Versterking van de culturele, toeristische en zakelijke dienstverlening in de stad kan leiden tot verhoging van de automobiliteit en vormt daarmee een aantasting van duurzaam goed wonen. 3. Proceskwaliteit Alle betrokkenen moeten worden betrokken bij het ontwikkelen van een gebied in Haarlem. Niet alleen binnen de gemeentelijke organisatie, maar zeker ook daarbuiten. Het nut, de noodzaak en de gevolgen van een duurzame stedelijke ontwikkeling moeten gedragen worden door alle partners in de stad. Niet alleen bij het ontwikkelen van de stad, want ook het beheer van de stad kan alleen gerealiseerd worden in nauwe samenwerking met alle partners (o.a. bewoners en bedrijven). Informatie aan, communicatie met en interdisciplinaire samenwerking met alle partners zijn van groot belang. Een duurzame ontwikkeling is maatwerk, voor iedere locatie en voor iedere situatie. De herstructurering van Schalkwijk door middel van het project Schalkwijk 2000+ is de proeftuin in Haarlem voor het toepassen van de ecopolisstrategie. Het project Schalkwijk 2000 + is gericht op een duurzame ontwikkeling van een 60er jaren wijk. Vorm gegeven vanuit de toenmalige ideeën hierover. Maar een maatschappij staat niet stil. Het leefbaar houden van Schalkwijk vereist het aanpassen van deze wijk aan de huidige inzichten en wensen die de burgers nu en in de nabije toekomst stellen. Bij dit proces is de Ecopolistrategie de basis voor de aanpak geweest. Dit heeft geresulteerd in een toekomstgericht plan, gebaseerd op wensen en ideeën van alle betrokkenen over de versterking van het leefmilieu. Duurzaamheid als basis voor de verdere ontwikkeling van de stad impliceert dat er een goed inzicht moet bestaan in de huidige situatie van de stad, de kansen en bedreigingen voor nu en hier, maar ook voor straks en daar, en de onderlinge samenhang tussen alle ontwikkelingen! Dit vereist het systematisch ontleden van vraagstukken en samenstellen van geïntegreerde ontwikkelingsrichtingen. (Bronvermelding: Tjallingii, Visie Ecopolis, Ministerie van VROM, 1996 Duijvestein, Ecologisch Bouwen, Studiegroep SOM, TU Delft, 1997 )
10
1.5 Uitwerking en uitvoering van het programma Zoals gezegd is het ontwikkelingsprogramma nog steeds een programma op hoofdlijnen dat nog verder moet worden uitgewerkt in concrete vernieuwingsprojecten. Ook deze uitwerking zal in samenwerking met externe partners vorm worden gegeven. Met marktpartijen, maatschappelijke organisaties, inwoners en bestuurlijke partners in en buiten de regio. Deze samenwerking wordt onder andere vorm gegeven via het Ontwikkelingspodium. Dit podium moet als breed stedelijk platform moet gaan fungeren, niet alleen bij de verdere uitwerking in concrete projecten, maar ook bij de uitvoering van de projecten. Bij toekomstige programma’s kan dit platform dezelfde rol krijgen. De gemeente Haarlem is nog op zoek naar bekende en nog onbekende en onverwachte partners die een actieve bijdrage kunnen en willen leveren aan het verder uitdenken, uitwerken en uitvoeren van het Ontwikkelingsprogramma. Een ander centraal element bij de uitwerking van het Ontwikkelingsprogramma is de monitoring. Een goede monitoring vereist specifieke sturing en bewaking. Zowel sectoraal als intersectoraal, maar vooral bovensectoraal. Hiervoor is het allereerst van belang om duidelijk aan te geven welke doelstellingen bereikt moeten worden. De criteria waarop de uiteindelijke resultaten beoordeeld worden, moeten eenduidig zijn en betrouwbaar gemeten kunnen worden. Bovendien moeten ze natuurlijk relevant zijn voor het te behalen resultaat. Verder vereist monitoring natuurlijk een voortdurende reflectie op de betekenis van de uitkomsten, zowel op projectniveau als voor de doelen van het programma als geheel. Deze reflectie zal in samenwerking met de partners plaatsvinden. Tenslotte zal ook bij de uitwerking en de uitvoering van het programma de integraliteit bewaakt moeten worden. Hiervoor is een omslag van projectmanagement naar programmamanagement nodig. De vorm waarin dit gestalte moet krijgen, ligt nog niet vast. Van groot belang is in ieder geval dat de verantwoordelijkheden voor het totale programma, voor de projecten die hiervan onderdeel uitmaken en voor de bewaking (monitoring) duidelijk zijn vastgelegd.
11
12
2 Bevolking, stedelijke structuur en regio In dit hoofdstuk wordt een korte beschrijving gegeven van de demografische ontwikkelingen van Haarlem. Ook wordt kort ingegaan op de ontwikkelingen in de stedelijke structuur en op de positie van de stad in de regio. Deze drie aspecten vormen de context waarbinnen elke beleidsinspanning - en dus ook het ontwikkelingsprogramma - vormt krijgt.
2.1 De bevolking van Haarlem Bevolkingsomvang De bevolkingsomvang van Haarlem is de afgelopen eeuw sterk aan veranderingen onderhevig geweest. Lange tijd was er sprake van een groei van de bevolking. Deze groei begon al vorige eeuw toen de suburbanisatie vanuit Amsterdam o.m. richting Haarlem een grote vlucht nam. Pas in 1970 trad een aanzienlijke daling van de bevolking in die in alle hevigheid voortduurde tot 1985 (zie grafiek 2.1).
Grafiek 2.1: ontwikkeling bevolkingsomvang
13
Eén van de oorzaken voor de bevolkingsdaling in de jaren zeventig en tachtig is de daling van de gemiddelde woningbezetting in combinatie met de beperkte mogelijkheden voor nieuwbouw. De dalende woningbezetting hing samen met de individualisering die mede mogelijk werd gemaakt door de toename van de welvaart. De gemiddelde woningbezetting is tussen 1950 en 1998 gedaald van ruim vier personen per woning tot ruim twee. Dit betekende een enorme stijging in de vraag naar woningen, waar de groei van de woningvoorraad (+63%) bij achterbleef. In de tweede helft van deze eeuw is het inwonertal dan ook gedaald met bijna 10% (circa 15.000 personen). Vanaf 1985 neemt de daling in de bevolkingsomvang af en de laatste jaren is er sprake van een stabiele bevolkingsomvang. Op 1 januari 1999 telde de stad bijna 148.000 inwoners. De verwachting is dat het aantal inwoners in de toekomst licht zal dalen. Haarlem hoort hiermee, samen met Hilversum en Delft, tot de zgn. krimpgemeenten. De andere middelgrote gemeenten in Nederland nemen in de toekomst in aantal inwoners toe. Overigens moet ook op de middellange termijn rekening worden gehouden met het kleiner worden van de huishoudens en dus een toename van de vraag naar woningen. De oorzaak hiervan is niet meer zozeer de individualisering, maar veeleer de vergrijzing, in combinatie met het streven naar het zo lang mogelijk zelfstandig wonen van ouderen. Pas in 2010 zal het aantal huishoudens weer onder het huidige niveau liggen. Dit feit is van belang bij de invulling van de stedelijke vernieuwingsopgave.
Leeftijdsopbouw Haarlem is een stad met weinig jongeren tot 20 jaar, zeker in vergelijking met het Nederlandse gemiddelde, maar ook in vergelijking met de andere middelgrote gemeenten (zie grafiek 2.2 en 2.3). Deels wordt dit veroorzaakt door het gebrek aan geschikte woonruimte voor jonge gezinnen, die daarom buiten Haarlem gaan wonen (zie paragraaf 5.2). Het aandeel ouderen ligt daarentegen tamelijk hoog (14% tegen landelijk 16%). Alleen de gemeente Hilversum kent een groter aandeel inwoners van 65 jaar en ouder. De gemeente Haarlem kent vooral veel 75+-ers. De ouderen in Haarlem zijn bovendien vaker alleenstaand. Van de groep 65-74 jarige Haarlemmers is 37% alleenstaand, landelijk ligt dit percentage op 27%5. Het leeuwendeel van de ouderen (92%) woont zelfstandig. In de toekomst zal dit percentage nog verder stijgen. In de jaren tot 2007 doen zich naar verwachting de volgende veranderingen voor (zie eveneens grafiek 2.2 en 2.3). Het aantal en het aandeel jongeren tot 19 jaar zal toenemen. Dit in tegenstelling tot de landelijke ontwikkelingen waar een daling wordt verwacht. De groep
5
Het aandeel alleenstaande 75-plussers wijkt niet af van het landelijk gemiddelde.
14
20-34 jarigen zal daarentegen zowel in absolute als in relatief omvang afnemen. De middengroep (35-49 jaar) neemt licht toe, in ieder geval meer dan in de rest van Nederland. Het aantal en het aandeel 50-64-jarigen zal, conform de landelijke ontwikkelingen stijgen. Dit is de ‘babyboomgeneratie’ van na de tweede wereldoorlog. Opvallend is de verwachte ontwikkeling in het aandeel ouderen. Waar dit in de rest van Nederland zal stijgen, wordt in Haarlem tot 2007 een lichte daling in het aantal 65-74-jarigen verwacht. Het aantal 75+-ers stabiliseert zich in deze periode. Pas na 2020 zal het aandeel ouderen weer toenemen. Grafiek 2.2:
Leeftijdsopbouw Haarlem 1999 en prognose 2007
1-1-99
1-1-2007 (prognose)
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0% 0-19 jr
20-34 jr
35-49 jr
50-64 jr
65-74 jr
75+ jr
65-74 jr
75+ jr
leeftijdscategorie
Grafiek 2.3:
Leeftijdsopbouw Nederland 1999 en prognose 2007 1-1-99
1-1-2007 (prognose)
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0% 0-19 jr
20-34 jr
35-49 jr
50-64 jr leeftijdscategorie
15
Multi-etniciteit Naast ontgroening en vergrijzing verschiet de Haarlemse samenleving ook op een andere wijze van kleur. De Haarlemse samenleving krijgt meer en meer een multicultureel karakter. Het aandeel allochtonen -volgens de CBS-definitie is de afgelopen jaren gegroeid6, maar blijft in vergelijking met de grote steden laag. Het aandeel allochtonen zal de komende jaren in de middelgrote gemeenten, waaronder Haarlem, sterker groeien dan in de grote gemeenten. Het verschil tussen de grote en middelgrote gemeenten zal hierdoor kleiner worden.
2.2
Stedelijke en landschappelijke structuur
Bebouwing In Haarlem is de bebouwing gebundeld in een langgerekte strook. Dit vindt zijn herkomst in de strandwal waarop Haarlem is gebouwd. Naast de strandwal zijn de natuurlijke gegevenheden aan de oostkant (het Spaarne) en aan de westkant (de binnenduinrand) belangrijk voor de noord-zuid gerichte ontwikkeling. Lange tijd was de Haarlemse bebouwing beperkt tot het gebied binnen de vestingwerken. In de periode 1860-1900 breidde Haarlem, onder invloed van de industriële ontwikkeling, zich buiten de stadsring uit (bijv. Amsterdamsebuurt/spoorwegwerkplaatsen en Frans Halsbuurt/Kazerne). De situering van de fabrieken aan het water was bepalend voor de ontwikkeling van de stad. De woningbouw van de 19e eeuw kenmerkt zich door enerzijds zeer benauwde (Rozenprieel, Transvaalbuurt) en anderzijds wat royaler opgezette woonbuurten (Leidsebuurt en Oude Amsterdamse buurt). In deze, in het veen gebouwde buurten hebben veel woningen die op houten palen zijn gebouwd, een aangetaste fundering. Na 1900 wordt met de aanleg van tramlijnen en het gebruik van de fiets de nabijheid tot de fabrieken steeds minder belangrijk. Met de invoering van de Woningwet in 1901 wordt de kwaliteit van het wonen sterk verbeterd. De tuinstadgedachte krijgt zijn beslag in de stadsuitbreidingen (Kleverparkbuurt, Bomenbuurt, Slachthuisbuurt, Rozenhagen, Bosch en Vaart, Zuiderhout). Nieuwe stadsuitbreiding vindt plaats langs de noordelijke en zuidelijke uitvalswegen. De annexatie van 1927 (gemeente Schoten, delen van Bloemendaal, Heemstede en Haarlemmerliede en Spaarnwoude) geeft Haarlem aanzienlijke uitbreidingsmogelijkheden. Tot 1940 is vooral in Haarlem-Noord sprake van grote bouwactiviteiten.
6
CBS-definitie: personen die zelf of waarvan één van de ouders of beide ouders in één van de volgende landen is/zijn geboren: Turkije, Marokko, Antillen, Suriname en "overige arme landen"-
16
Na de Tweede Wereldoorlog bestaat de woningbouw vooral uit het opvullen van vooroorlogse plannen (Sinnenvelt, Delftwijk en Parkwijk). De stedenbouwkundige invulling van de naoorlogse wijken wijkt sterk af van die van de vooroorlogse. De CIAM-gedachte (scheiding van functies, strokenbebouwing, veel licht, ruimte en groen) doet ook in Haarlem zijn intrede. Inmiddels staan deze wijken bekend als de wijken met veel naoorlogse portiekflats. Vanaf 1958 wordt gestart met de bouw van de grote uitbreidingswijk Schalkwijk. De industrie trekt vanaf de tweede helft van de 19e eeuw de binnenstad uit en vestigt zich met name langs het Spaarne. In het verlengde van die ontwikkeling wordt later het aangrenzende gebied als industriegebied aangewezen, de Waarderpolder. Hier bevindt zich thans de grootste concentratie van bedrijven. De ontwikkeling en groei van de stad Haarlem door de eeuwen heeft onder meer geleid tot een historisch stadscentrum dat nog in belangrijke mate aanwezig is. Aan de betekenis van dit historisch centrum voor de stad kan een grote waarde worden toegekend. Deze historische waarde vertaalt zich als volgt: • Haarlem heeft qua oppervlakte het (bijna) grootste beschermde stadsgezicht van Nederland; • Haarlem bezit op dit moment 1009 rijksmonumenten. Hiermee is Haarlem de 7e monumentenstad van Nederland; • Haarlem heeft op dit moment 79 gemeentelijke monumenten. De huidige omvang van Haarlem wordt bereikt in 1963. Het zuidelijk deel van Schalkwijk, de Poelpolder en de Zuiderpolder worden bij Haarlem gevoegd. In deze periode wijzigen opnieuw de stedenbouwkundige inzichten. Onder invloed van de enorme naoorlogse woningnood verrijzen ook in Haarlem de middel- en hoogbouwflats in Europawijk en Boerhaavewijk. Halverwege jaren zeventig komt Haarlem tegemoet aan de suburbane woonwens van haar bevolking. De talrijke eengezinswoningen in Meerwijk en met name Molenwijk zijn daar het resultaat van. Pas na vijfentwintig jaar is de bouw van Schalkwijk voltooid. Laatste uitbreidingswijk van Haarlem is de eveneens op gezinshuishoudens gerichte Zuiderpolder. Daar waar eens de natuurlijke gegevenheden van doorslaggevende betekenis zijn geweest voor de ontwikkeling van Haarlem, vormen deze gegevenheden nu natuurlijke grenzen voor een verdere verstedelijking van Haarlem. Aan de oostkant bevinden zich waardevolle veenweidegebieden (Hekslootpolder, Veerpolder, Poelpolder) en Spaarne, Binnen- en Buitenliede, aan de westkant de binnenduinrand en aan de noord- en zuidzijde loopt de bebouwing door tot aan de gemeentegrens van Velsen, respectievelijk Heemstede.
17
Verkeer- en vervoer De wegverbindingen in Haarlem kennen een noord-zuid gerichte structuur die zich ook doorzet in noord- en zuidwaartse richting via respectievelijk Santpoort-Driehuis-Velsen en Heemstede-Bennebroek. Aan de oostkant van de stad liggen twee belangrijke uitvalswegen: de Schipholweg en de Amsterdamsevaartweg. Beide hebben een aansluiting op de A9, één van de belangrijkste snelwegen van de Randstad. Per openbaar vervoer is Haarlem nog uitstekend bereikbaar. Er zijn rechtstreekse treinverbindingen met Amsterdam, Utrecht en met Den Haag-Rotterdam. Het centrum van Haarlem is van oudsher een herkenbaar economisch- en vervoersknooppunt. De laatste decennia zijn daar nieuwe knooppunten aan toegevoegd: de Waarderpolder als nieuw ontwikkeld werkgelegenheidsgebied, het kantorengebied in Schalkwijk maar ook de directe omgeving van het Houtplein, zeker op het gebied van openbaar vervoer. Ook het stationsplein mag als centrale verkeers- en vervoersknoop niet onvermeld blijven.
Groen en water Ten westen van Haarlem liggen het strand en de duinen, een fenomenaal landschap en een heel soortenrijk natuurgebied. Ten oosten van de stad liggen open veenweidegebieden. Beide horen tot de Ecologische Hoofdstructuur. Doordat de stad wordt doorsneden door noord-zuid en oost-west lopende verkeersroutes, wordt door veel mensen het groen ook beleefd. De noord-zuid uitgerekte stad kent een aantal oost-west gerichte groene en blauwe, zij het onvolledige dwarsverbanden. In het uiterste noorden van Haarlem ligt de ecologische verbindingszone De Verdolven Landen, het enige oost-west verband tussen de duinrand en het veenweidegebied. In de overige groene dwarsverbanden liggen de stadsparken op wijkniveau, met de Hout als hoogtepunt. Met name ten westen van het Spaarne heeft Haarlem een heldere groenstructuur, geconcentreerd in groene dwarsverbanden. Ten oosten van het Spaarne heeft Haarlem een minder herkenbare structuur vanwege de stadsuitbreidingen op opgespoten grond. Water heeft de uiteindelijke stedelijke en landschappelijke structuur in Haarlem bepaald. De zee door het ontstaan van duinen en strandwallen waarop de eerste bewoners van Haarlem zich hebben gevestigd. Het Spaarne, Binnen- en Buitenliede en duinrellen hebben vormgegeven aan de uiteindelijke landschappelijke structuur met veenweidegebieden. Ook de stedelijke structuur wordt bepaald door water. Het Spaarne en Leidsevaart doorsnijden Haarlem in noord-zuid richting, in oostwest richting vormen Jan Gijzenvaart en de Zomervaart verbindingen tussen het Spaarne en Delft en de Ringvaart, de Brouwersvaart tussen Duinen en Leidsevaart. De grachten langs Bolwerken en Vesten zijn bepalend voor de structuur van de Binnenstad.
18
2.3 Haarlem in de regio Haarlem maakt deel uit van een redelijk sterk verstedelijkt gebied in de Noordflank van de Randstad. In dit gebied liggen onder andere ook Amsterdam, Haarlemmermeer, IJmond, Zaanstad en Almere. De verschillende gemeenten vormen als het ware een ‘netwerkstad’: een samenstel van verschillende stedelijke knooppunten en suburbane en landelijke gebieden die met elkaar steeds meer één geheel vormen. Samen realiseren zij een gedifferentieerd aanbod op het gebied van wonen, werken en recreatieve en culturele voorzieningen. Burgers in zo’n netwerkstad zijn niet meer alleen afhankelijk van de voorzieningen in de eigen gemeente. Net zo goed kunnen ze gebruik maken van de voordelen die andere steden bieden: wonen in Haarlem, werken in Amsterdam en recreëren in Bloemendaal. Ieder knooppunt binnen deze regio heeft zijn eigen unieke karakter en een complementaire functie ten opzichte van andere steden. De kracht van Haarlem ligt in haar historische verworvenheden, de cultuur, de ligging, de maatvoering, de voorzieningen en de bevolking. Haarlem onderscheidt zich door haar historische binnenstad met veelzijdige en hoogwaardige winkelfuncties, culturele voorzieningen en horeca. Op economisch gebied ontleent Haarlem haar kracht aan dienstverlenende functies. Er is een goede traditie in het faciliteren van gevestigde en startende bedrijven en vormen van dienstverlening op technologische, cultureel en toeristisch gebied. Op sociaal gebied ligt de kracht van Haarlem onder meer in het aantrekkelijke woonklimaat, de multiculturele samenleving en de sociale en educatieve voorzieningen. Daarbij ligt de stad op een unieke plek in de nabijheid van Schiphol, de IJmond, Amsterdam, de kust en verschillende natuurgebieden. Naarmate het fenomeen netwerkstad duidelijker beslag krijgt, worden bestuurlijke samenwerking en goede fysieke en communicatieve verbindingen des te belangrijker. De samenwerking moet de bestaande bestuurlijke grenzen overschrijden. Het gewest ZuidKennemerland is duidelijk te klein om de noodzakelijke afstemming in de regio te bereiken. De gemeente Haarlem zal binnen een groter gebied actief naar samenwerking zoeken en hoopt ook bij de andere gemeenten en de provincie op een actieve rol. De gemeente kiest hierbij voor functionele en projectmatige samenwerking die past bij de schaal van de maatschappelijke vraagstukken en de daarbij betrokken partijen. Daarbij gaat het niet alleen om samenwerking tussen publieke organen, maar ook om samenwerking tussen publieke en private partijen. De samenwerking met de gemeenten in Zuid-Kennemerland wordt op basis van dit uitgangspunt herzien. Naast enkele functionele gemeenschappelijke regelingen wordt vooral gestreefd naar een efficiënte, projectmatige samenwerking. De gemeente zal zich verder inzetten om de functionele samenwerking met de gemeenten Haarlemmermeer en Velsen te versterken. Een belangrijk kader hiervoor vormt de regionale samenwerking rond Amsterdam, waarin gemeenten en provincie samenwerken in een aantal regionale projecten, onder meer op het gebied van de ruimtelijke ontwikkeling, de regionale economische
19
strategie, de arbeidsmarkt, de bereikbaarheid, Schiphol, het Noordzeekanaalgebied en de regionale groenstructuur. De gemeente Haarlem acht deze regionale samenwerking rond Amsterdam van grote betekenis voor de complementaire verhoudingen en de oplossing van de regionale vraagstukken van gemeenschappelijk belang.
20
3 De sociale infrastructuur Het versterken van de sociale infrastructuur is een belangrijk onderdeel van de visie. Bij de sociale infrastructuur gaat het om de mate waarin Haarlemmers in allerlei opzichten 'meedoen en er bij horen', om de maatschappelijke participatie van burgers. Belangrijk onderdeel daarbinnen is het versterken van het woonklimaat in stad en wijken, gericht op de mogelijkheden tot ontplooiing voor alle Haarlemmers. Waar deze mogelijkheden voor bepaalde groepen in de Haarlemse samenleving ontbreken, is extra zorg en ondersteuning geboden. Om de sociale infrastructuur te versterken worden op uiteenlopende terreinen activiteiten ondernomen, die kunnen worden samengevat onder de noemer sociaal beleid. Sociaal beleid is een zaak van lange adem. Met kleine stappen wordt gewerkt aan het verbeteren van de positie van individuele Haarlemmers, door problemen te voorkomen of op te lossen, barrières weg te nemen en door kansen te creëren. De sociale infrastructuur bestrijkt een zeer omvangrijk terrein. Voor dit ontwikkelingsprogramma is gekozen om die elementen te belichten die relevant zijn voor de doelstellingen die Haarlem de komende jaren wenst te realiseren. De inventarisatie die daarmee ontstaat, is slechts een 'bloemlezing' uit de omvangrijke hoeveelheid materiaal die in dit kader is verzameld. Anderzijds dienen we te onderkennen dat op onderdelen een 'harde' cijfermatige onderbouwing ontbreekt van doelstellingen en maatregelen die op grond van ervaringsgegevens en op grond van het overleg met partners wel degelijk van belang worden geacht. Dit hoofdstuk begint met een beschrijving van elementen uit de algemene sociale infrastructuur van Haarlem (par. 3.1). Hoe ziet Haarlem er in sociaal opzicht uit voor haar inwoners? Welke problemen en kansen doen zich voor en tegen welke knelpunten en kansen lopen we aan bij de uitvoering van het huidige beleid? Vervolgens wordt ingegaan op de positie van een aantal groepen in de samenleving die specifieke aandacht behoeven: vanwege hun kwetsbare positie maar ook vanwege de extra ontwikkelingsmogelijkheden die we bepaalde groepen willen bieden (par 3.2). Waar het totaalplaatje van de sociale infrastructuur in Haarlem zeer positief kan zijn, valt dit voor specifieke groepen in sommige gevallen geheel anders uit. Sociaal beleid richt zich vooral op die kwetsbare groepen in de samenleving. Mensen waar het goed mee gaat, moeten geen last hebben van een te bemoeizuchtige overheid. Een analyse ten behoeve van het sociaal beleid, richt zich daarom vooral op knelpunten en problemen. Bovendien: goed nieuws is geen nieuws. Daardoor wordt één kant van de sociale infrastructuur overbelicht. De sociale situatie in Haarlem lijkt daardoor wellicht zorgelijker dan in werkelijkheid het geval is. Met de meeste Haarlemmers gaat het immers prima. Om het beleid voor de komende jaren
21
gefundeerd vorm te kunnen geven, is echter een analyse van de sociale problematiek van primair belang. Op grond van deze analyse worden in iedere paragraaf de aanzetten tot doelstellingen, concrete resultaten en beoogde maatregelen kort vermeld. Een uitwerking is te vinden in hoofdstuk 7, waar alle voornemens zijn gebundeld in 6 programmalijnen: 1. Leefomgeving; 2. Opgroeien in Haarlem van 0 tot 12; 3. Opgroeien in Haarlem van 12 tot 24; 4. Allemaal Haarlemmers; 5. Kwetsbare groepen in Haarlem; 6. Werk De motivatie voor het kiezen van juist deze programmalijnen en de doelen daarbinnen, wordt gegeven in paragraaf 3.3. Door de indeling in deze integrale programmalijnen - in plaats van een sectorale indeling (sport, gezondheid, onderwijs, cultuur e.d.) - komen de voornemens op een bepaald beleidsterrein in de meeste gevallen terug verspreid over meerdere programmalijnen. Aangezien de analyse voor een deel wél is ingedeeld naar beleidsterrein, is er geen één-op-één relatie tussen elk onderdeel binnen de analyse en de programmalijnen. In de betreffende subparagrafen is dit zo goed mogelijk aangegeven. Voor een goed totaaloverzicht verdient het aanbeveling hoofdstuk 7 door te nemen, waar de programmalijnen overzichtelijk staan gerangschikt en uitgewerkt. In paragraaf 3.3 wordt in een matrix aangegeven op welke plaatsen elk beleidsterrein terugkomt in de programmalijnen.
3.1 De algemene sociale infrastructuur Zoals in de inleiding al is opgemerkt, worden in deze paragraaf elementen uit de algemene sociale infrastructuur belicht, die relevant zijn voor de doelen die Haarlem wenst te realiseren. Achtereenvolgens passeren werkgelegenheid, het onderwijs, veiligheid en leefbaarheid, sport en recreatie, gezondheid, het welzijnswerk en cultuur de revue. Per onderwerp staan in een tabel kort de kwaliteiten en knelpunten van het huidige beleid vermeld.
3.1.1 Werk Het hebben en verrichten van arbeid is een van de belangrijkste maatschappelijke activiteiten en is daarmee participatiemiddel bij uitstek. In hoofdstuk 4 wordt uitgebreid ingegaan op de arbeidsmarkt van Haarlem. Hier wordt volstaan met een korte samenvatting. Lange tijd bevond de arbeidsmarkt in Haarlem zich in een gunstige positie en nog steeds mag Haarlem niet klagen. De arbeidsparticipatie is hoog en de werkloosheid relatief laag,
22
maar er is een hardnekkige groep werkzoekenden die niet heeft geprofiteerd van de aantrekkende werkgelegenheid. Vrouwen, laagopgeleiden en allochtonen zijn in deze groep oververtegenwoordigd. Zij zijn vaak al jaren werkloos. Deze harde kern van werkzoekenden neemt noch ion absolute, noch in relatieve omvang af. De werkloosheid concentreert zich in sterkere mate in de stadsdelen Schalkwijk (uitgezonderd Molenwijk) en Haarlem-Oost, en daarbinnen in de Slachthuisbuurt, Parkwijk, Rozenprieel en Delftwijk met werkloosheidspercentages boven 9.5%. Kwaliteiten bestaand beleid en aanbod
Knelpunten bestaand beleid en aanbod
Samen optrekken op gebieden werk, welzijn
Inhaalslag op wijk- en stedelijk niveau van langdurige
en zorg, zowel binnen gemeente als met
werkloosheid blijft achterwege.
instellingen. Centrum voor Werk en Inkomen (CWI).
Regiefunctie sociale activering behoeft versterking.
Maatregelen en resultaten De inspanningen die de gemeente verricht om deze mensen aan het werk te krijgen, worden beschreven in hoofdstuk 4.
3.1.2 Sociale activering Niet voor iedereen is een reguliere of gesubsidieerde baan weggelegd. Mensen voor wie ook de gesubsidieerde arbeidsplekken te hoog gegrepen zijn, worden via sociale activeringsprojecten gestimuleerd maatschappelijk actief te worden. Vrijwilligerswerk is in dat kader een belangrijk instrument. Zowel voor de werkgelegenheidsprojecten als voor sociale activering is het uiteindelijke doel doorstroming naar regulier betaald werk. Erkend wordt dat soms een werkgelegenheidsproject of sociale activering het hoogst haalbare is. Met nadruk zij vermeld dat er in dat geval geen sprake is van een 'second-best solution'. Deze mensen hebben een vorm van maatschappelijke participatie gevonden die het beste past bij hun mogelijkheden. Bovendien verrichten zij zonder meer nuttig werk. Zonder hen zou Haarlem er een stuk minder aantrekkelijk uitzien.
Het project Schalkwerk richt zich op sociale activering en arbeidstoeleiding voor dak- en thuislozen, verslaafden, ex-psychiatrische patiënten en ex-delinquenten. Via een intensieve totaalaanpak, volgens een methodiek die ontwikkeld is in samenwerking met o.a. de Hogeschool Utrecht, worden deelnemers stap voor stap begeleid naar het bij hen best passende niveau van werk of zinvolle dagbesteding. Instellingen binnen de verslavingszorg, maatschappelijke opvang, geestelijke gezondheidszorg, de gemeente Haarlem en de arbeidstoeleidende instanties werken samen aan een goed resultaat.
23
Maatregelen en resultaten Haarlem zal haar regiefunctie op het terrein sociale activering de komende jaren versterken, in samenwerking met de vele instellingen die op dit terrein een actieve rol vervullen. Voor de uitwerking van dit beleidsonderdeel wordt verwezen naar de Programmalijn Kwetsbare Groepen in Haarlem.
3.1.3 Onderwijs Het gemiddelde opleidingsniveau van de Haarlemmer ligt boven het landelijk gemiddelde. Haarlem kent een breed onderwijsaanbod voor basis- en voortgezet onderwijs. De afgelopen 10 jaar is het aantal leerlingen met ruim 15% toegenomen. Deze groei zal het de komende jaren verder doorzetten. Bij het speciaal onderwijs is het aantal leerlingen de laatste jaren juist stabiel gebleven. Aan de 19 scholen voor speciaal onderwijs nemen ruim 2.000 kinderen deel, waarvan het merendeel met leer- en/of opvoedingsmoeilijkheden. Per jaar stroomt 3,8% van de leerlingen uit het basisonderwijs richting het speciaal (voortgezet) onderwijs. Ten opzichte van andere grote steden is dat gemiddeld, maar het is wel twee keer zo hoog als landelijk wordt geconstateerd. De oorzaak hiervan is gelegen in het relatief grote aantal leerlingen in grote steden dat kampt met (meervoudige) problemen. Door hier geen rekening mee te houden bij de landelijke verdeling van middelen, kunnen leerlingen niet voldoende worden begeleid in het regulier onderwijs om verwijzing naar het speciaal onderwijs te voorkomen. Vervolgens is door het (te) hoge leerlingtal in het speciaal onderwijs ook daar de spoeling te dun om leerlingen de begeleiding te geven die nodig is. Haarlem scoort in vergelijking tot de rest van de grote steden gemiddeld met 37% van de leerlingen boven een leerlinggewicht van 1. Het landelijk gemiddelde ligt daar beduidend onder (32%). De variatie per Haarlemse wijk is fors. In Duinwijk heeft 0% van de leerlingen een gewicht boven de 1, in Oost en Schalkwijk is dat resp. 57 en 59%. Het aandeel geslaagden in het voortgezet onderwijs in Haarlem blijft de laatste jaren stabiel. Opvallend gegeven is het lage slagingspercentage binnen het vbo in Haarlem. Onderkend wordt dat Haarlem over te weinig kengetallen beschikt om voldoende zicht te hebben op de lokale onderwijsachterstandenproblematiek. De komende planperiode worden evaluatie en monitoring daarom tot hoogste prioriteit gesteld. Zo spoedig mogelijk wordt in het kader van het GOA-beleid een Onderwijsmonitor ingesteld en een nulmeting verricht. De veiligheid op scholen staat onder druk. Pesten en agressief gedrag komen steeds meer voor. De afgelopen jaren zijn vele initiatieven ondernomen om pestgedrag tegen te gaan, maar tot nu toe zonder blijvend succes.
24
Met name in een aantal kwetsbare wijken zijn ouders onvoldoende betrokken bij het onderwijs van hun kinderen. De ondersteuning thuis blijft achterwege, wat juist voor deze groep leerlingen van essentiële waarde is.
Met ingang van dit schooljaar loopt het pilotproject “Brede School” in twee speerpuntwijken van Haarlem. Het doel van dit project is via een integrale benadering de achterstanden bij leerlingen en ouders te verminderen. Partners, waaronder schoolbesturen, instellingen voor kinderopvang, sociaal-cultureel werk en het gemeentebestuur, hebben d.m.v. een intentieverklaring de bereidheid uitgesproken de doelstelling te realiseren. Bij de verschillende GSB-projecten die binnen deze wijken worden uitgevoerd, wordt de koppeling gelegd met de Brede-schoolontwikkeling. De Haarlemse kantoorurenschool “De Kring” is een voorloper van het streven naar een goede kinderopvang, waardoor een beter evenwicht mogelijk wordt tussen arbeid en zorg. Via een toegekende subsidie op grond van de stimuleringsmaatregel dagindeling worden beide ontwikkelingen op elkaar afgestemd, waardoor een basismodel “Brede School” kan ontstaan met verschillende varianten.
Kwaliteiten bestaand beleid en aanbod
Knelpunten bestaand beleid en aanbod
Groot aantal initiatieven op uiteenlopende
Onvoldoende beschikbare middelen.
terreinen. Actief goa-beleid, waaronder aanpak
Te weinig mogelijkheden om de wsns-principes adequaat toe
schooluitval.
te kunnen passen.
Integratie met het jeugdbeleid.
Toenemende huisvestingsproblematiek. Door groei en daarna daling van leerlingental lastig om op in te spelen.
Brede school.
Concentratie leerlingen uit achterstandsgroepen in schalkwijk en oost. Ontbreken goed monitoringssysteem. Onvoldoende financiële mogelijkheden inburgeringstrajecten. Multifunctionaliteit gebouwen dient te worden vergroot. Aansluiting vo – mbo behoeft versterking. Aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt behoeft versterking.
Maatregelen en resultaten De ambities voor de komende jaren richten zich op het versterken van een samenhangend aanbod van voorzieningen en activiteiten op het gebied van welzijn, zorg, onderwijs, sport en informatievoorziening in de directe woonomgeving, met extra aandacht voor de speerpuntwijken en voor kwetsbare groepen. Het Brede Schoolconcept wordt ingevoerd in elke speerpuntwijk. Verder is de ambitie om jaarlijks minimaal 1 onderwijslocatie op te leveren. Een verdere uitwerking hiervan staat opgenomen onder de programmalijn Wonen & Leefomgeving. Voor de overige doelstellingen - met name rond het
25
onderwijsachterstandenbeleid - wordt verwezen naar de analyse in de volgende paragraaf rond kinderen en jeugd en de daarbij horende programmalijnen.
3.1.4 Veiligheid en leefbaarheid Een veilige, leefbare omgeving is een belangrijke voorwaarde voor deelname aan het dagelijks leven. Haarlem behoort tot de steden waar de inwoners zich relatief veilig voelen. Desondanks beschouwt de Haarlemmer (on)veiligheid tegenwoordig als het verreweg grootste maatschappelijke probleem. Ook de mate van bezorgdheid over deze onderwerpen neemt snel toe. Zo maakt 49% van de bevolking zich ernstig zorgen over zware misdrijven met geweld, in 1997 was dit nog slechts 33%. Haarlem zit daarmee op het landelijk gemiddelde, maar sinds 1995 is er wel een negatieve trend zichtbaar die zich vooral in de grote steden doet voelen. Toch blijft Haarlem behoren tot de grote steden waar men zich het veiligst voelt. De objectieve veiligheid in Haarlem - gemeten aan de hand van het aantal gepleegde criminele feiten - is ten opzichte van andere grote steden betrekkelijk gunstig. Haarlem kent geen 'no go area's' en de afgelopen vier jaar is het aantal delicten met 20% gedaald van 13.620 naar 11.115. Dit is vooral te danken aan de daling van vermogensdelicten: zo daalde het aantal woninginbraken de afgelopen vijf jaar bijvoorbeeld met 62% en het aantal diefstallen uit bedrijven met 28%. De objectieve veiligheid maakt Haarlem aantrekkelijk om te wonen, te werken en om uit te gaan. Minder gunstig is het beeld wat geweldsdelicten en het aantal vernielingen betreft. Het aantal vernielingen nam de afgelopen 5 jaar toe met 11%, het aantal geweldsdelicten zelfs met 43%. Het geweld wordt ook harder, mede door een toenemend wapengebruik. Geweld vindt overigens niet alleen plaats op straat, de meest gewelddadige delicten (qua botbreuken, zenuwbeschadigingen) vindt plaats binnenshuis.
Geweld in het gezin is een minstens zo omvangrijk probleem als geweld in de openbare ruimte. Het GSBProject Preventie gezinsgeweld is erop gericht aard en omvang van het probleem duidelijk te maken en het publiek bewust te maken van het fenomeen. Daders en slachtoffers worden bij het project betrokken. Dit alles resulteert in maatregelen om het probleem adequaat aan te pakken, met hulp en dienstverlening als hoofdonderdeel. Het draagvlak in de regio voor het project is groot. Het Ministerie van Justitie heeft ondersteuning toegezegd.
Hoewel in absolute zin het aantal geweldsmisdrijven nog meevalt - het aantal is op Maastricht na het laagst van de grote steden - is deze stijging een zorgelijke tendens, zeker wanneer het afgezet wordt tegen de gunstige sociaal-economische situatie in Haarlem. Uitgaansoverlast in bredere zin (geweldsincidenten, schreeuwen op straat, wildplassen) concentreert zich met name op een aantal locaties in de binnenstad en op de uitvalroutes. Klachten over geluidsoverlast
26
vanuit horecaondernemingen zijn de afgelopen vijf jaar met 20% gestegen. (NB: voor jeugd zie onder 'jongeren van 12 jaar en ouder').
Kwaliteiten bestaand beleid en aanbod
Knelpunten bestaand beleid en aanbod
Integraal beleid volgens probleemgerichte
Grotendeels projectmatige financiering, waardoor continuïteit
benadering, met combinatie van aanpak op
onder druk staat. Heeft ook betrekking op capaciteit voor
lange termijn (implementatie in regulier
beleidsondersteuning.
beleid) en kortere termijn via wijk- en buurtaanpak. Breed maatschappelijk draagvlak voor beleid:
Nog onvoldoende vroegtijdige samenwerking tussen
bereidheid tot samenwerking bij betrokken
strafrechtelijke en sociale partners (welzijn, onderwijs,
sectoren en instanties + goede participatie
hulpverlening). Cliëntvolgsysteem wordt gemist.
organisaties en bewonersgroepen. Delicten die impact hebben op de veiligheidsgevoelens (geweld e.d.) hebben lagere prioriteit van OM in Arr. Haarlem (Schiphol-drugszaken).
Maatregelen en resultaten Een veilig leefklimaat is een belangrijke randvoorwaarde voor de ambities op sociaal, economisch en ruimtelijk-fysiek terrein. Het versterken van de veiligheid en leefbaarheid in stad en woonwijken blijft daarom onverminderd een belangrijk beleidsuitgangspunt de komende jaren. Op de terreinen geweld, overlast, toezicht en wijken worden de ambities geformuleerd. Onder andere het bestrijden van geweld in het gezin wordt met kracht voortgezet. De uitwerking van deze voornemens staat opgenomen onder de programmalijn Wonen & Leefomgeving. Het programma Jeugd & Veiligheid staat beschreven in de programmalijn Opgroeien in Haarlem van 12 tot 24. Deze voornemens staan uitgebreider opgenomen in een separaat Veiligheidsplan, dat als basis dient voor overleg en afspraken met de veiligheidspartners.
3.1.5 Gezondheid Een goede gezondheid is een essentiële voorwaarde voor maatschappelijke participatie. Haarlemmers zijn ongeveer net zo gezond als de gemiddelde Nederlander, al roken we wel meer. Afgaande op dat landelijk gemiddelde ervaart toch nog 25% van de Haarlemse bevolking de eigen gezondheid als niet optimaal, kampt 50% met langdurige aandoeningen en wordt ruim 15% dagelijks geconfronteerd met langdurige beperkingen. De vergrijzing heeft een grote invloed op de gezondheidstoestand. Hoewel de levensverwachting de komende jaren verder toe zal nemen, neemt door de vergrijzing ook het aantal (chronisch) zieken verder toe. Ook ligt het sterftecijfer in Haarlem beduidend hoger dan het landelijk
27
gemiddelde met 10,8 per 1.000 inwoners tegen 8,7 landelijk. Als wordt gecorrigeerd voor leeftijdsopbouw, blijkt het sterftecijfer niet meer af te wijken. Mensen met een lagere sociaal-economische status hebben gemiddeld ook nog eens een slechtere gezondheid. Gemiddeld leven mensen met een lagere opleiding 3,5 jaar korter en hebben tijdens hun leven twaalf jaar langer last van een slechtere gezondheid dan mensen met een hogere opleiding. De gezondheid van allochtonen is bovendien doorgaans slechter dan die van autochtonen in vergelijkbare omstandigheden. In samenhang met deze gezondheidsverschillen concentreren gezondheidsproblemen zich in enige mate in bepaalde wijken en onder bepaalde groepen. De wijken Oude Stad, Oost (met name Slachthuisbuurt en Parkwijk) en Schalkwijk (Europawijk) komen slechter uit de bus.
Het Steunpunt Sihhat verzorgt sinds een aantal jaren in Haarlem en omgeving groepsvoorlichting in de eigen taal over diverse thema’s op het terrein van gezondheid en opvoeding. Deze groepsbijeenkomsten worden gegeven door een Turkse of een Marokkaanse voorlichtster, afkomstig uit het land van herkomst. Daarmee vervult het Steunpunt een belangrijke rol bij het verminderen van de achterstand van etnische minderheden op het gebied van gezondheid, preventie en zorg.
Kwaliteiten bestaand beleid en aanbod
Knelpunten bestaand beleid en aanbod
Van oudsher goed voorzieningenniveau.
Toenemende druk op voorzieningenniveau.
De gemeentelijke regiefunctie op verschillende terreinen.
Maatregelen en resultaten De ambities voor de komende jaren richten zich op het versterken van een samenhangend aanbod van voorzieningen en activiteiten op het gebied van welzijn, zorg, onderwijs, sport en informatievoorziening in de directe woonomgeving, met extra aandacht voor de speerpuntwijken en voor kwetsbare groepen. Extra aandacht wordt besteed aan activiteiten gericht op het verminderen van sociaal-economische gezondheidsverschillen, met name in de speerpuntwijken. Voor een verdere uitwerking wordt verwezen naar de Programmalijn Leefomgeving. De ambities rond bijvoorbeeld dak- en thuislozen komen terug onder Programmalijn Kwetsbare groepen.
3.1.6 Sport & Recreatie De afgelopen 4 jaar is de sportdeelname onder de inwoners van 15 jaar en ouder gestegen van 44 naar 49%. Met inbegrip van de sporters onder 15 jaar betekent dit dat circa 77.000 Haarlemmers regelmatig (minimaal tweewekelijks) aan sport doen. Voor een deel gebeurt dat in georganiseerd en voor een deel in ongeorganiseerd verband. Het is overigens niet zo
28
dat elke Haarlemmer in gelijke mate gebruik maakt of kan maken van de sportvoorzieningen. Bij mensen met een uitkering ligt de sportdeelname met 29% beduidend lager dan het genoemde gemiddelde. In samenhang hiermee ligt de sportdeelname met name in de stadsdelen Schalkwijk en Oost lager dan het Haarlemse gemiddelde. Met name voor bepaalde categorieën inwoners in deze stadsdelen dient een extra inspanning te worden verricht. Zo is de sportdeelname van Turken en Marokkanen – en met name onder vrouwen en meisjes - met respectievelijk 35 en 26 procent beduidend lager dan het Haarlems gemiddelde.
Het plan van aanpak voor het project Sport en Welzijn is tot stand gekomen in overleg met verschillende partners. Nieuw element is de functie van sport als middel om bredere doelstellingen – bijvoorbeeld jongerenparticipatie en werkgelegenheid - te realiseren, zonder dat het belang van de georganiseerde sport uit het oog wordt verloren. Samenwerking tussen georganiseerde sport en welzijnswerk staat centraal, teneinde invulling te geven aan de maatschappelijke functie die de sport kan vervullen te realiseren. Concrete voornemens zijn de realisatie van een structureel aanbod wijkgerichte sportactiviteiten, waarbij ook het in wijken geworven jeugdkader betrokken wordt.
Voor deze sporters staat een uitgebreide en veelzijdige sportinfrastructuur ter beschikking. Haarlem is de honk- en softbalstad bij uitstek en beschikt met het Pim Mulierstadion over een topsportaccommodatie met A-status. Verder kent Haarlem een aantal grote sportcomplexen in de onmiddellijke nabijheid van (grote) scholengemeenschappen. Van enkele grotere complexen laat de bereikbaarheid te wensen over. Daarnaast is er in de ontwikkeling van diverse sportcomplexen stagnatie opgetreden en dienen deze te worden aangepast aan de eisen van de tijd. Op wijkniveau is er sprake van een tekort aan voorzieningen en activiteiten. Het verenigingsleven staat onder druk door een tekort aan (vrijwilligers)kader en toenemende lasten.
Het plan “upgrading Kunstijsbaan” behelst de modernisering van een accommodatie die jaarlijks 300.000 bezoekers trekt. Daarmee levert de ijsbaan niet alleen een belangrijke bijdrage aan de culturele en toeristische wervingskracht van Haarlem, maar heeft het ook een functie in de bewegingsstimulering van de jongeren. Het plan is erop gericht de kunstijsbaan te ontwikkelen tot een ‘all season’-accommodatie. Voorzien is in de uitbreiding van het ijsoppervlak, een overkapping en een zodanige aanpassing van de faciliteiten voor het skeeleren dat ook zomergebruik mogelijk wordt. Met name die laatste aanpassing speelt in op een onder de Haarlemse jongeren levende behoefte.
29
Kwaliteiten bestaand beleid en aanbod
Knelpunten bestaand beleid en aanbod
Een uitgebreide en veelzijdige
Stagnatie in de ontwikkeling en het onderhoud van de diverse
sportinfrastructuur.
sportcomplexen. Veel (buiten)sportaccommodaties in periferie van de stad, stelt eisen aan veilige bereikbaarheid. Onvoldoende accommodatiemogelijkheden voor grootschalig multifunctioneel gebruik. Gebrek aan wijkgerichte sportvoorzieningen en activiteiten.
Sport wordt gezien als middel bij uitstek tot
Beschikbare middelen voor sport als participatiemiddel
participatie.
ontoereikend.
Maatregelen en resultaten Een aantal ambities op het gebied van sport staan opgenomen onder de doelstelling 'versterken van stadsdeelgerichte en stedelijke voorzieningen voor sport en cultuur' (Programmalijn Leefomgeving). De maatregelen zijn gericht op het realiseren van adequate, bereikbare en betaalbare sportaccommodaties voor wedstrijd-, breedte- en recreatiesport. De beoogde doelen op het gebied van sportdeelname staan opgenomen onder de programmalijn Opgroeien in Haarlem van 0 tot 12.
3.1.7 Cultuur Kenmerkend voor Haarlem is de historische binnenstad en de wijze waarop de Haarlemse culturele voorzieningen zich op geringe afstand van elkaar bevinden. Haarlem kent een rijk en gevarieerd cultuuraanbod van kwalitatief hoog niveau. Aan dit aanbod wordt in de visie op de toekomst een belangrijke economische en sociale functie toegekend. Typerend voor Haarlem is ook het grote aanbod aan amateurkunstverenigingen, ruim 60 in getal met 2.400 leden, waarbij het grote aantal koren (± 60) in het oog springt. Haarlem is bovendien standplaatsgemeente van het Noordhollands Philharmonisch Orkest en bekend om zijn Internationaal Orgelfestival. Een groot aantal ontwikkelingen zijn in gang gezet. Zo wordt een aantal van de grootschalige voorzieningen verbouwd of vindt nieuwbouw plaats. Dat geldt voor zowel de Toneelschuur, het Patronaat, het EBH-terrein, het Concertgebouw en de Stadsschouwburg. De komende jaren zal deze omvangrijke operatie haar verdere beslag krijgen, wat in belangrijke mate bijdraagt aan de versterking van de culturele en toeristische wervingskracht van Haarlem.
30
Om het economische nut van cultuurtoerisme aan te tonen is het onderzoeksproject 'De kunst & de baat' gestart. Ook vanuit de provincie Noord-Holland wordt dit initiatief gesteund. Getracht wordt bloot te leggen hoe een intensieve samenwerking tussen bedrijven, culturele instellingen, horeca etc. Haarlem een stevige culturele allure kan geven. Nu wordt de stad jaarlijks bezocht door tienduizenden toeristen uit binnen- en buitenland. Hoeveel zullen dat er straks zijn ?
Kwaliteiten bestaand beleid en aanbod
Knelpunten bestaand beleid en aanbod
Groot aantal ontwikkelingen in
Achterstand in onderhoud. Onvoldoende bereikbaarheid van
(ver)nieuwbouw accommodaties.
accommodaties. Veel noodzakelijke investeringen tegelijkertijd.
Open oog voor nieuwe ontwikkelingen op het
Onvoldoende faciliteiten voor het totstandkomen van kunst,
gebied van cultureel ondernemerschap; gunstig ateliers, depotruimte en oefenruimten. klimaat voor ontwikkeling cultuurtoerisme. Goed samenwerkingsklimaat tussen kunst- en cultuurinstellingen onderling. Kunstzinnige vorming op scholen van hoog niveau en hoge deelname.
Maatregelen en resultaten Vanzelfsprekend zal het realiseren van de in gang gezette ver- en nieuwbouw van culturele accommodaties de komende jaren een van de belangrijkste aandachtspunten zijn in het cultuurbeleid van Haarlem. Maar ook de vormen van actieve cultuurdeelname blijven onderwerp van aandacht en ondersteuning. Voor de uitwerking hiervan wordt verwezen naar de programmalijnen Leefomgeving en de programmalijn Toerisme en Cultuur.
Het gemeentelijk beleid is erop gericht de vestiging van aan cultuur gerelateerde bedrijven te stimuleren. Een concentratie hiervan kan worden gerealiseerd op het terrein van het vroegere energiebedrijf, grenzend aan de voormalige Drostefabriek en het Spaarne. Op dit complex is al een boeiende mix van bedrijfjes ontstaan. De plannen voor de ontwikkeling van een cultureel bedrijvencentrum zijn in de maak. Het Drostecomplex, de Spaarneoever en het terrein van het voormalige energiebedrijf worden daarin in samenhang vormgegeven, in nauwe samenwerking tussen de economische, culturele en ruimtelijke-ordeningsdisciplines.
3.1.8 Informatie De Haarlemse samenleving ontwikkelt zich in toenemende mate tot een informatiemaatschappij. Er is een overvloed aan informatie beschikbaar en mensen hebben ook steeds meer behoéfte aan informatie voor beroep, scholing, participatie en zingeving. De Stadsbibliotheek kent dan ook een hoog bereik onder de Haarlemmers van 60-70%, ook onder specifieke doelgroepen. De schriftcultuur maakt gedeeltelijk plaats voor beeldcultuur,
31
er is minder tijd en aandacht voor lezen bij volwassenen en kinderen en de taalvaardigheid neemt af. Parallel hieraan lopen de ontwikkelingen rond de informatietechnologie (ICT). ICT beheerst steeds meer het dagelijks leven. Er is een overvloed aan informatie en afstand, plaats en tijd zijn geen obstakels meer voor communicatie, maar mensen die het ontbreekt aan opleiding, achtergrond of financiële middelen, kunnen niet profiteren van deze technische vooruitgang. Ook het onderwijs maakt steeds meer gebruik van ICT, maar veel scholen hebben te kampen met een onvoldoende vaardigheid van docenten in het omgaan met nieuwe media, naast een gebrek aan middelen en ruimte. De bibliotheek neemt in dit veld een geheel eigen plaats in met vijf locaties verspreid over de stadsdelen. Een van de kwaliteiten betreft de kinderparticipatie en -informatie die met name in Oost tot ontwikkeling is gekomen. Keerzijde is de gebrekkige huisvesting van de Bibliotheek in Oost.
Voor de dienstverlening aan de jeugd in Haarlem-Oost is in 1996 een kinderinformatiecentrum gestart. Het centrum richt zich op leesbevordering en het leren omgaan met informatie door kinderen. Kinderparticipatie heeft een structurele plaats gekregen in het beleid.
Maatregelen en resultaten Eén van de belangrijkste ambities betreft het opzetten en uitvoeren van een project Mediaeducatie door de Stadsbibliotheek, waarbij de koppeling wordt gelegd met het onderwijs. Het betreft een innovatief project waarvoor Haarlem een beroep doet op de extra gelden die daarvoor ter beschikking worden gesteld binnen het Grotestedenbeleid. De verdere uitwerking staat opgenomen onder de programmalijn Leefomgeving.
3.1.9 Welzijnswerk Het doel van het welzijnswerk is “er toe bijdragen dat mensen op een gelijkwaardige manier kunnen deelnemen aan de samenleving en kunnen zorgen voor hun eigen welzijn en dat van anderen”. Het welzijnswerk is te onderscheiden in een basisaanbod dat voor iedereen toegankelijk is en een specifiek aanbod voor bepaalde groepen, gebieden of problemen. De stadsdeelorganisaties die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het wijkgericht welzijnswerk, leveren hieraan een belangrijke bijdrage door het aanbieden van peuterspeelzaalwerk, opbouw- en verbouwwerk, jeugd- en jongerenwerk, volwassenenwerk, ouderenwerk en speeltuinwerk. Het specifieke aanbod bestaat uit aanvullende maatregelen voor bepaalde groepen, gebieden of problemen en is met name gericht op de bestrijding van achterstandssituaties. De grootste risicogroepen in Haarlem vormen jongeren die voortijdig de school verlaten, langdurig
32
werklozen, mensen die langdurig van een inkomen op bijstandsniveau moeten leven, allochtonen met een geringe opleiding, ouderen en gehandicapten met een laag inkomen en dak- en thuislozen. Deze risicogroepen concentreren zich in bepaalde wijken en buurten waar zich ook de grootste problemen voordoen op het gebied van veiligheid en leefbaarheid. Deze problemen zijn alleen maar te bestrijden door een integrale aanpak van welzijn, onderwijs, sport en veiligheid en de betrokken instellingen. De afgelopen jaren is in het welzijnswerk de prioriteit gelegd bij de kwetsbare groepen: jeugd en jongeren, ouderen en de multiculturele samenleving. Hierdoor heeft ook een verschuiving plaatsgevonden van het basisaanbod gericht op preventie naar het specifieke aanbod gericht op achterstandsbestrijding. Dit heeft geleid tot een afname van de mogelijkheden tot ontmoeting, ontplooiing, opvang en ontspanning op buurt- en wijkniveau. Uiteindelijk heeft dit ook zijn weerslag gehad op het voorzieningenniveau: een aantal buurthuizen en speeltuinen is afgestoten en verkeert in een slechte staat. Dit heeft de sociale infrastructuur in bepaalde buurten en wijken verzwakt en daarmee ook de sociale cohesie en de mogelijkheden tot maatschappelijke participatie voor bepaalde groepen.
Kwaliteiten bestaand beleid en aanbod
Knelpunten bestaand beleid en aanbod
Brede ervaring met buurtgericht werken in
Basisaanbod blijft achter en vertoont hiaten
samenwerking met bewoners
Maatregelen en resultaten De komende periode zullen de inspanningen er op gericht zijn om naast het specifieke aanbod een kwantitatief en kwalitatief hoogwaardig basisaanbod in stand te houden, dat aansluit op de behoefte van de burgers. Een voorwaarde daartoe is een accomodatieniveau dat op voldoende peil is binnen de verschillende stadsdelen. Een aantal concrete maatregelen zijn: • In stand houden/realiseren van minimaal 1 jongerenvoorziening per stadsdeel. • Herinrichting Van Oosten de Bruinstraat incl. nieuwbouw dienstencentrum ouderen en speeltuin/kinderboerderij Floragaarde. • Herinrichting Voortingplantsoen incl. nieuwbouw buurthuis de Drie Punten en de speeltuin. De verdere uitwerking van deze voornemens treft u aan in programmalijn Leefomgeving en daarnaast onder elk van de overige programmalijnen.
33
3.2
Specifieke groepen in de Haarlemse samenleving
In de vorige paragraaf zijn een aantal elementen uit de algemene sociale infrastructuur belicht die directe relevantie hebben voor de ambities die in de programmalijnen staan geformuleerd. Veel zaken zijn onderbelicht gebleven of geheel niet aan de orde gekomen. Denk aan levensbeschouwing, gezin en vrijetijdsbesteding, stuk voor stuk onderwerpen die voor elke Haarlemmer van bepalende invloed zijn op het vormgeven van zijn of haar leven, maar waar op deze plaats aan voorbij wordt gegaan. In deze paragraaf wordt ingezoomd op een aantal groepen waar Haarlem specifieke aandacht aan wenst te geven: vanwege hun kwetsbare positie, hun problemen, maar ook vanwege de extra ontwikkelingsmogelijkheden die we bepaalde groepen willen bieden. Achtereenvolgens komen aan bod: kinderen tot 12 jaar, jongeren van 12 en ouder, ouderen, etnische minderheden, zorggroepen (dak- en thuislozen, verslaafden, mensen met psychische problematiek en vrouwen in bedreigende situaties) en minima.
3.2.1 Kinderen tot 12 jaar Haarlem heeft 21.000 kinderen tot 12 jaar. Verreweg de meeste kinderen groeien op zonder noemenswaardige problemen, ontvangen voldoende zorg en aandacht van ouders, gaan met 4 jaar naar de basisschool en ontwikkelen zich daar en daarbuiten spelenderwijs op taal-, motorisch, cognitief en sociaal gebied. De speelruimte in Haarlem is te onderscheiden in openbare speelvoorzieningen en speeltuinen. Voor beiden geldt dat de gebruikswaarde beperkt is, omdat zij over het algemeen in een slechte staat van onderhoud verkeren en niet voldoen aan de vereisten van het Veiligheidsbesluit. Dit is met name voor de speeltuinen een groot (financieel) probleem omdat zij van oudsher tot het vrijwilligerswerk worden gerekend en maar heel beperkt worden gesubsidieerd. De doeleinden en de maatregelen voor speelruimte zijn opgenomen in de programmalijn “Leefomgeving”.
Voorschoolse leeftijd Een deel van de peuters en kleuters behoeft extra zorg. Een indicatie over de omvang wordt verkregen door terug te redeneren vanuit de achterstandsscores in het basisonderwijs. Van de Haarlemse basisschoolleerlingen heeft 37% een leerlinggewicht groter dan 1, en 17% een score van 1,9. Dit is vergelijkbaar met steden van gelijke omvang (Arnhem, Nijmegen, Enschede). Hiervan uitgaande zouden globaal genomen 1.500 peuters en kleuters in aanmerking komen voor een van de achterstandspreventie-activiteiten. Op dit moment worden daarvan 400-450 kinderen bereikt. Hiervan is 80% van allochtone afkomst. Dat lijkt een hoog bereik, maar het is toch lager dan het bereik onder hun autochtone leeftijdsgenootjes die in aanmerking komen voor een van deze projecten.
34
Het gebruik van kinderopvang zegt op zich niet zozeer iets over de situatie van kinderen, maar meer over de ontplooiingskansen van hun ouders. Momenteel is hier onderzoek naar gaande, maar vooruitlopend op de uitkomsten kan worden geconstateerd dat het gebruik door lagere inkomensgroepen en door etnische groepen laag tot zeer laag is. Niet meer dan 2 á 3% van de kinderen is van allochtone afkomst. Verder zijn de wachttijden bij de kinderopvang fors, zeker 1 tot 1.5 jaar. Dit werpt barrières op voor ouders die willen werken, barrières die door de Haarlemse minima en allochtonen toch al lastiger te nemen zijn.
Kinderen van 4 tot 12 jaar De afgelopen jaren worden de leerkrachten in het basisonderwijs in Haarlem in toenemende mate geconfronteerd met sociaal-maatschappelijke en psychosociale problematiek van kinderen en kinderen met ontwikkelingsstoornissen op het gebied van de communicatie (spraak, taal, gehoor en auditieve vaardigheden) en motoriek. Bij 7% van de 8 en 11-jarigen kinderen in Nederland komt ernstige psychosociale problematiek voor. Er komen steeds meer signalen over kinderen met een achterstand op het gebied van de spraak en taal. Daarnaast blijken veel ouders de opvoedingstaak niet goed aan te kunnen. De mogelijkheden om vanuit de jeugdhulpverlening in de regio Kennemerland hierop in te spelen zijn ronduit zorgelijk. De wachttijden zijn in geen enkele Nederlandse regio zo hoog als hier. Het landelijk gemiddelde ligt op 43 dagen, tegen 126 in Kennemerland. Het langst zijn de wachttijden voor jeugdig verstandelijk gehandicapten (269 dagen in Kennemerland tegen 236 dagen landelijk).
Kwaliteiten bestaand beleid en aanbod
Knelpunten bestaand beleid en aanbod
Samenwerkingsprojecten onderwijs, welzijn
Beschikbare middelen voor jongerenwerk en jeugdbeleid;
en veiligheid Hoog voorzieningenniveau speeltuinen.
Achterblijvend algemeen aanbod
Uitgebreid aanbod achterstandspreventie en
Kosten en mogelijkheden tot structurele financiering van
opvoedingsondersteuning
aanbod achterstandspreventie Gebrek aan geschikte en adequate accommodaties, onder andere speeltuinen en peuterspeelzalen.
Maatregelen en resultaten Het voorkomen van achterstanden en oplossen van problemen onder Haarlemse kinderen vormt sinds jaar en dag een van de belangrijkste aandachtsvelden binnen het Haarlemse sociaal beleid. Dat neemt niet weg dat ook voldoende mogelijkheden geboden dienen te worden voor de algemene ontplooiing van alle Haarlemse kinderen. Maatregelen op het gebied van sportdeelname en het instandhouden van een voldoende basisaanbod op het gebied van (preventieve) zorg en voorlichting, peuterspeelzaalwerk, welzijn en onderwijs in de directe
35
omgeving - inclusief de daarvoor benodigde accommodaties - zijn daartoe vereist. De samenwerking tussen de verschillende terreinen wordt verder geïntensiveerd. Dit heeft ook een preventieve functie. Specifieke aandacht voor het voorkomen van achterstanden wordt gerealiseerd binnen de achterstandspreventie voor kinderen in de voorschoolse leeftijd. De komende 4 jaar gebeurt dit langs 3 sporen: 1. Versterken van de peuterspeelzalen tot een basisvoorziening. 2. Versterken van vroegtijdige signalering en opvang van risicokinderen. 3. Realiseren van een samenhangend en structureel aanbod van projecten op het terrein van de achterstandsbestrijding in de voor- en vroegschoolse periode zoals Opstap en Kaleidoscoop. Bij de achterstandsbestrijding op de basisschool zal de nadruk liggen op het taalbeleid. Extra aandacht zal worden besteed aan allochtone kinderen. Verder worden allochtone ouders meer bij het hun onderwijs van hun kinderen betrokken. Bovengenoemde instrumenten zullen met name worden ingezet in speerpuntwijken, onder meer via de invoering van het Brede Schoolconcept. Een verdere uitwerking vindt voornamelijk plaats in de programmalijn Opgroeien in Haarlem van 0 tot 12 en daarnaast in de programmalijn Leefomgeving.
3.2.2 Jongeren van 12 jaar en ouder Van de Haarlemmers is ongeveer een kwart jonger dan 25 jaar, ongeveer 42.000 mensen. Met het overgrote deel van de jongeren gaat het goed. Ongeveer 10 tot 15 % van de jongeren heeft problemen – veelal op psychosociaal en relationeel gebied - of veroorzaakt meer dan gemiddelde problemen, zoals overlast en vernielingen. Onderzoek uit 1998 onder Haarlemse jongeren tussen 12 en 16 jaar bevestigt dat Haarlem een jongerenproblematiek heeft die qua aard en omvang vergelijkbaar is met andere grote steden. De groep jongeren in de leeftijd van 13-24 die extra aandacht nodig heeft, wordt geschat op ongeveer 3.000. Binnen deze zeer gedifferentieerde groep manifesteren zich uiteenlopende problemen zoals vandalisme, criminaliteit, drugs- en gokverslaving en psychische problemen. Een onrustbarende ontwikkeling betreft het toenemend aantal jongeren dat drop-outgedrag vertoont, zich uitend in spijbelgedrag, voortijdig schoolverlaten en in een aantal gevallen zwerfgedrag. Problemen uiten zich op steeds jongere leeftijd. Zo constateren we een toenemend aantal jongeren van 14-15 jaar die zijn toevlucht zoekt bij pension Spaarnezicht.
36
Jongerenwerk Voor deze groepen wordt onder andere het jongerenwerk ingezet. Het Haarlemse jongerenwerk bereikt vooral de jongeren die behoren tot de risico- en probleemgroepen. Toch wordt evengoed 60% van de jongeren uit deze groepen niet bereikt. Naast rondhangen en bijbaantjes vervullen vooral sportieve activiteiten – georganiseerd en ongeorganiseerd – een belangrijke functie voor deze groepen. Overigens kampt het sociaal-cultureel werk met een gebrek aan geschikte en goed onderhouden accommodaties, o.a. voor peuterspeelzalen en voor vrijwilligerswerk.
Onderwijs De meest recente Haarlems gegevens over schooluitval naar etniciteit dateren van 1994 (bron: Allemaal Haarlemmers, 1995). Nog dit jaar wordt hiervan een update gemaakt. Het percentage schooluitval is het hoogst onder Turken en Marokkanen (resp. 31 en 34 %). Dit komt overeen met landelijke gemiddelden. De schooluitval onder Surinamers en Antillianen ligt gunstiger dan landelijk wordt geconstateerd, terwijl het percentage onder autochtone Haarlemmers juist flink negatiever uitvalt (17% in Haarlem tegen 12% in Nederland). Inmiddels is landelijk een ontwikkeling gaande in positieve richting, die op basis van ervaringsgegevens ook in Haarlem wordt geconstateerd. Waar de Marokkanen aan een sterke opmars bezig zijn, is de situatie onder de Turkse groep ronduit zorgelijk te noemen. De stijging is hier te langzaam, waardoor Turken eerder verder van het gemiddelde komen af te staan. Voor hun kansen op de arbeidsmarkt is dat fnuikend.
Het Project Integrale Aanpak Schooluitval is erop gericht via een integrale aanpak vervroegde schooluitval van risicojongeren te voorkomen op 9 HaarlemseVBO-Scholen. Hulpverleningsinstanties en scholen werken intensief samen om een sluitende ring te leggen rond leerlingen waardoor voorkomen kan worden dat zij voortijdig het onderwijs verlaten. Om aan de integrale aanpak vorm te geven is per school een zorgteam geformeerd. Dit team houdt zich bezig met basiszorg als zich problemen met jongeren voordoen op school, thuis en/of in de leefomgeving. In dit team is de leerlingbegeleider, het schoolmaatschappelijk werk en ook de politie vertegenwoordigd. Bovenschools is een PIAS-team samengesteld dat wordt gecoördineerd vanuit het Bureau Jeugdzorg.
Arbeid Met die arbeidssituatie van jongeren gaat het op zich goed. Van de jongeren tot 24 jaar zijn er bijna 1.000 geregistreerd als niet-werkende werkzoekende, waarvan driekwart tussen de 20-24 jaar (8%). Opvallend is het lage aantal van 267 bijstandsgerechtigde jongeren in Haarlem. In 1997 waren 5.7% van de bijstandsgerechtigden jonger dan 24 jaar. Landelijk
37
vormen jongeren 10% van het bestand. Ook het aantal jongeren met een WW-uitkeringen ligt laag, op ongeveer 160 jongeren (5.2% van het bestand). Haarlem scoort in dit opzicht dubbel laag. Weinig bijstandsgerechtigden en werklozen en onder hen relatief weinig jongeren.
Veiligheid De ontwikkeling van een criminele carrière begint over het algemeen op minderjarige leeftijd, al dan niet in combinatie met schooluitval. Anders dan in andere grote steden lijkt de situatie in Haarlem nog net beheersbaar. 18.5% van de jongeren onder de 18 werden in 1996 gehoord door de politie, tegen landelijk 20%. Jongeren uit etnische minderheidsgroepen komen vaker met de politie in aanraking vanwege criminaliteit. Al jaren is de helft van de criminele jeugd in gevangenissen van allochtone afkomst. 15% van de jeugdig gedetineerden is Marokkaans. Van overlast van jongeren valt een toename de constateren in Haarlem Noord en Oost. Deze overlast neemt soms ernstige vormen aan en kan het karakter hebben van terreur. Preventie en een gerichte inspanning kunnen voorkomen dat problemen escaleren. Het aantal reguliere HALT-afdoeningen in 1998 bedroeg 160.
De Haarlemse Jeugdparticipatieprojecten betrekken jongeren op een positieve manier bij hun eigen leefomgeving. Onderzoek wijst uit dat jeugdparticipatie helpt de veiligheid en veiligheidsbeleving te verhogen en criminaliteit en overlast te verminderen. Het initiatief tot het opzetten van de projecten ligt bij jongeren zelf. De voor-en-doorjongeren-aanpak blijkt voor een goed draagvlak te zorgen onder de doelgroep. Jongeren herkennen zich immers moeilijk in een door volwassenen aangedragen oplossing.
Kwaliteiten bestaand beleid en aanbod
Knelpunten bestaand beleid en aanbod
Gevarieerd aanbod gericht op risico- en
Beschikbare middelen voor jongerenwerk en jeugdbeleid.
probleemjongeren, toegespitst op wijken. Samenwerkingsprojekten onderwijs, welzijn
Achterblijvend algemeen aanbod.
en veiligheid. Gebrek aan ervaren beroepskrachten. Gebrek aan geschikte accommodaties. Bereikbaarheid doelgroep boven 16.
Maatregelen en resultaten Om adequaat in te kunnen spelen op de bovenstaande analyse van problemen en kansen, wordt een scala aan maatregelen de komende 4 jaar ingezet. Voor een belangrijk deel betreft dit overigens een voortzetting van bestaande activiteiten en maatregelen. Op deze plaats wordt volstaan met een korte opsomming. Voor de nadere uitwerking wordt verwezen naar
38
programmalijn Opgroeien in Haarlem van 12 tot 24 en daarnaast naar Leefomgeving. Een aantal van de beoogde maatregelen zijn: • terugdringen risicovol gedrag en psychosociale problematiek; • versterking van het jongerenwerk; • terugdringen schooluitval en voortijdig schoolverlaten; • opzetten en uitvoeren van een Onderwijsmonitor en zo mogelijk een jeugdmonitor; • uitvoering van een programma Sport & Welzijn in de stadsdelen Oost, Noord en Schalkwijk; • continuering van het programma Jeugd & Veiligheid, in samenhang met maatregelen op het gebied van sport, zorg en welzijn. Speciale aandacht wordt gegeven ante aanpak van criminaliteit onder allochtone jongeren; • opvang zwerfjongeren; • versterken van basis- en specifiek aanbod welzijnswerk; • Jongerenraad en jeugdparticipatieprojecten; • voorlichtingsaanbod basisonderwijs.
3.2.3 Ouderen Haarlem is een vergrijsde stad.Van de Haarlemmers is 17% ouder dan 65 jaar, tegen 13% landelijk. Van de ouderen tussen 65 en 74 jaar is 12.000 alleenstaand: 37% van het totaal. Ruim 11.000 van de 75-plussers is alleenstaand (46%). Het aantal alleenstaande ouderen is aanzienlijk groter dan landelijk wordt geconstateerd (resp. 27% en 46%). De komende jaren zal dit verschil niet verdwijnen. Dit heeft uiteraard consequenties voor de ouderenproblematiek. Deze neemt toe, enerzijds door de forse wachtlijsten voor diegenen die sterk hulpbehoevend zijn en niet terecht kunnen in een verzorgings- of verpleeghuis. Anderzijds omdat de minder hulpbehoevenden geacht worden thuis te kunnen functioneren, met behulp van aangepast wonen en thuiszorg. Maar ook de thuiszorg kent forse wachtlijsten en aangepaste woningen zijn schaars.
De problematiek van het groeiend aantal kwetsbare ouderen dat mede door de reductie van het aantal plaatsen in verzorgingshuizen langer zelfstandig blijft wonen, vormde aanleiding tot het instellen van een zorgloket. Deze ouderen worden geconfronteerd met een groot aantal verschillende regelingen en instellingen op het gebied van de zorgverlening waardoor zij moeilijk aan de juiste zorg kunnen komen. Het Loket Schalkwijk biedt ouderen en gehandicapten in de wijk één aanspreekpunt voor al hun vragen en problemen, waarbij via een zorgoverleg van de betrokken instellingen een integraal aanbod wordt gerealiseerd.
Over wonen gesproken, op zich zijn er voldoende woningen geschikte woningen (dat wil zeggen zowel in- als extern toegankelijk zonder trappen) in Haarlem voor ouderen. Maar door de groei van het aantal ouderen komt er meer vraag naar deze woningen. Ongeveer 92 % van de ouderen woont zelfstandig, een aantal dat in de toekomst verder zal
39
stijgen. Van de Haarlemse ouderen heeft 15% behoefte aan verhuizen (zie ook paragraaf 5.2.1 over ouderenhuisvesting). Zowel intra- als extramuraal bestaan er flinke tekorten in het woonaanbod voor meer of minder hulpbehoevende ouderen. Het aantal aanvragen voor verzorgings- en verpleeghuizen neemt verder toe, ondanks de steeds strengere indicatienormen, terwijl het aantal plaatsen in bijvoorbeeld de verzorgingshuizen in de regio Zuid-Kennemerland afneemt van 2.900 in 1995 tot 2.100 in het jaar 2001. Op 1 januari 1999 stonden dan ook 681 mensen op de wachtlijst: 27% van de totale capaciteit. De verpleeghuizen kennen wachtlijsten ter grootte van 16-17% van de capaciteit. Velen wachten thuis op een plaats, een deel van de ouderen met zware lichamelijke klachten wacht in ziekenhuizen tot een plaats vrij komt. De wachtlijstproblematiek in deze regio is dus fors, en groter dan in de meeste andere regio’s. Vele ouderen behoeven niet alleen extra zorg, maar ook extra begeleiding om de dagelijkse bezigheden thuis te kunnen blijven doen. Het aanbod op wijkniveau krijgt gestalte via bijvoorbeeld het zorgloket in Schalkwijk. Gezien de verdeling van ouderen naar wijken, verdient dit initiatief navolging in Haarlem Noord. De meeste behoefte gaat uit naar zaken op het gebied van wonen en zorg. Niet meer dan 15% van de ouderen geeft aan belangstelling te hebben voor ouderenactiviteiten door het welzijnswerk. Overigens een niet te verwaarlozen groep. Van de huishoudens boven de 65 jaar heeft 24 % een inkomen onder het sociaal minimum. In hoeverre ouderen ook daadwerkelijk problemen ondervinden van een laag inkomen, hangt mede af van de cumulatie van eigen bijdragen voor thuiszorg en hulpmiddelen. De bijzondere bijstand kan hierin tegemoet komen, maar wordt door slechts 2% van de ouderen gebruikt. 52% van de ouderen kent de betreffende regelingen niet. De meerderheid van de Haarlemse zestig-plussers (52,3%) zegt uit angst voor onveiligheid 's avonds niet meer op straat te komen. Dit percentage is in twee jaar tijd met 5% toegenomen. Vooral oudere vrouwen met een laag inkomen vormen een risicogroep. Een punt van speciale aandacht vormen de allochtone ouderen, hoewel de groep qua omvang zeer beperkt is. Minder dan 1% van de Turken, Marokkanen en Surinamers is ouder dan 65 jaar. Door de lage inkomens, slechte gezondheid en het pendelgedrag naar het land van herkomst ontstaat wel een specifieke problematiek die aandacht behoeft. Kwaliteiten bestaand beleid en aanbod
Knelpunten bestaand beleid en aanbod
Warme maaltijdvoorziening als
Lange wachtlijsten thuiszorg.
basisvoorziening. Uitgebreid basisaanbod wijkgericht
Gebrek aan samenhang in het zorgaanbod.
ouderenwerk. Centraal loket voor ouderen in Schalkwijk.
Ondergebruik van bepaalde voorzieningen zoals de bijzondere bijstand. Het ontbreken van een geïntegreerde indicatie voor wonen en zorg.
40
Maatregelen en resultaten Het Haarlemse ouderen- en gehandicaptenbeleid concentreert zich op drie doelstellingen: 1. Ouderen en gehandicapten in de gelegenheid stellen zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. 2. Bevorderen van zelfredzaamheid, zelfbeschikking en maatschappelijke participatie en het tegengaan van sociaal isolement. 3. Bieden van zorg, wonen en welzijn op maat. Een aantal specifieke maatregelen die hierbinnen worden beoogd zijn: • Bevorderen van het gebruik van inkomensondersteunende maatregelen door ouderen. • Aanpak van de wachtlijstproblematiek. De wachtlijstenproblematiek is een serieus probleem waar de Gemeente Haarlem alléén weinig aan kan doen. In samenwerking met Zorginstellingen, Welzijnsinstellingen, Zorgverzekeraars en de Provincie Noord-Holland zal een plan van aanpak worden opgesteld om dit probleem het hoofd te bieden. De gemeente Haarlem zal hiertoe het initiatief nemen. In samenwerking met deze partners zal het ambitieniveau worden vastgelegd. • Verbreding van het aantal zorgloketten: in eerste instantie in Noord, uiteindelijk in elk stadsdeel. De verdere uitwerking vindt plaats binnen de programmalijn Kwetsbare groepen in Haarlem, maar ook in Leefomgeving komt de leefsituatie van ouderen aan bod (o.a. veiligheid).
3.2.4 Etnische minderheden In de voorgaande beschrijvingen is de positie van etnische minderheden al enkele keren aan bod gekomen. Op meerdere vlakken verkeren zij in een achterstandspositie: qua werk, qua schoolprestaties en op veiligheidsgebied. De zwakke positie van allochtone ouders wordt ook aangestipt. Op deze plaats wordt de positie van etnische minderheden verder uitgewerkt. De Haarlemmers van Turkse, Marokkaanse en Surinaamse afkomst vormen samen 6,8 % van de bevolking. Daarnaast kent Haarlem groepen vluchtelingen uit Somalië, Joegoslavië, Ethiopië, Irak en Iran. Een deel van hen verkeert in een achterstandssituatie. De variatie tussen de wijken is hoog: 16,3 % van de Schalkwijkers is van allochtone afkomst en 10,6 % in Oost, tegen slechts 0,4 % van de inwoners uit Duinwijk.
41
Opleidingsniveau De afgelopen jaren is het opleidingsniveau van de allochtone leerlingen weliswaar langzaam gestegen, maar de schoolprestaties blijven achter in vergelijking met autochtone leerlingen. De schooluitval is met name erg hoog onder Marokkaanse en Turkse jongens. Van de Turken en Marokkanen heeft ongeveer driekwart een Mavo-diploma als hoogste opleiding. Het opleidingsniveau van Turken en Marokkanen ligt beduidend lager van autochtone Haarlemmers. Met name de Turkse populatie blijft verder achter. Overigens scoren alle Haarlemse groepen wel hoger dan het landelijk gemiddelde.
Arbeid Van de etnische minderheden in Haarlem is 29.5% werkzoekend. Dat is 1.5 keer zo hoog als op grond van de bevolkingssamenstelling mag worden verwacht. De werkloosheid onder allochtonen concentreert zich vooral bij Turken en Marokkanen. Bij beide bevolkingsgroepen is de werkloosheid 3 keer zo hoog. Dit vertaalt zich ook in de inkomenspositie. Van de Marokkanen rekent 62 % en van de Turken 48 % hun huishouden tot de laagste inkomensgroep.
Participatie Onvoldoende taalvaardigheid vormt een belangrijke belemmering voor maatschappelijke deelname, vooral onder Turkse en Marokkaanse vrouwen boven 30 jaar. Een groot deel van hen heeft niet of nauwelijks Nederlands onderwijs genoten omdat indertijd de structuur daarvoor niet aanwezig was. Door taalachterstand, lage opleidingen en werkloosheid komen sommige groepen etnische minderheden in een isolement terecht. Ook culturele verschillen en conflicten spelen hierin een rol. Met name het isolement van Marokkaanse jongeren en vrouwen is een probleem. Migrantenvrouwen hebben een lage organisatiegraad en nemen weinig deel aan activiteiten buitenshuis. Marokkaanse jongeren worden geconfronteerd met de cultuurverschillen tussen hun ouders en de westerse samenleving. Om de positie van allochtone Haarlemmers – met name de Turken en Marokkanen – te verbeteren, zijn voorzieningen op het gebied van taalvaardigheid een eerste vereiste. Zonder goed Nederlands kom je nergens en lopen ook je kinderen een achterstand op. De huidige voorzieningen hebben onvoldoende capaciteit.
Gezondheid Etnische minderheden hebben ook een achterstand op het gebied van gezondheid, preventie en zorg. Voor een deel wordt dit veroorzaakt door sociaal-economische verschillen,
42
taalbarrières en cultuurverschillen. De zuigelingensterfte is hoger, de vaccinatiegraad lager en het aantal zwangerschapsafbrekingen is relatief hoog. Onder harddrugsverslaafden is het percentage etnische minderheden relatief hoog, terwijl het beroep op de verslavingszorg juist achterblijft. Met name de gespecialiseerde gezinsverzorging ondersteunt gezinnen die zich in een problematische situatie bevinden. Opvallend genoeg is slechts 15% van de gezinnen die hiervan gebruik maakt, van allochtone afkomst. Het valt sterk op dat het bereik van dienstverlening aan allochtone Haarlemmers met sprongen stijgt, indien de dienstverlener uit dezelfde doelgroep afkomstig is. Projecten op het gebied van achterstandspreventie, voorkomen van schooluitval, ouderparticipatie, sociale activering, arbeidstoeleiding blijken dan veel beter aan te slaan.
Kwaliteiten bestaand beleid en aanbod
Knelpunten bestaand beleid en aanbod
Één loket voor nieuwkomers.
Deelname allochtonen aan activiteiten regulier welzijnswerk nog steeds niet vanzelfsprekend.
Zelforganisaties.
Regiefunctie gemeente behoeft versterking.
Aandacht voor problemen etnische
Toegankelijkheid van diverse voorzieningen blijft achter.
minderheden geïntegreerd binnen reguliere programma's op het gebied van werk, onderwijs, welzijn, zorg.
Maatregelen en resultaten Het beleid rond Allemaal Haarlemmers ontwikkelt zich in de richting van een integratiebeleid, waarin groepen van verschillende herkomst een herkenbare, vanzelfsprekende plaats hebben. We focussen daarbij niet alleen op de problemen. De potenties en talenten van etnische minderheden in Haarlem zijn een zeker zo belangrijke invalshoek. In de Toekomstvisie spraken we hierover uit dat ‘’de ambities en talenten van allochtone Haarlemmers kunnen een culturele, sociale en economische motor zijn’’. Vanuit de 3 invalshoeken van het ontwikkelingsprogramma wil Haarlem aandacht besteden aan de positie van etnische minderheden: • Op economisch vlak, door te investeren in de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, aandacht voor langdurige werkloosheid en ondersteuning van allochtoon ondernemerschap. • Op ruimtelijk-fysiek gebied door te investeren in de kwaliteit en leefbaarheid van de woonomgeving en door herstructurering en vitalisering van wijken. • Op sociaal gebied door in te zetten op voor- en vroegschoolse ondersteuning, tegengaan van schooluitval, op veiligheid en door te investeren in deelname op uiteenlopende terreinen als sport, cultuur en activiteiten op buurtniveau.
43
Binnen de verschillende programmalijnen van het OPH wordt dit nader uitgewerkt. Binnen de programmalijn Allemaal Haarlemmers worden een aantal specifieke doelen en resultaten geformuleerd op de volgende gebieden: 1. Jeugd. 2. Arbeid en bestaanszekerheid. 3. Oud- en nieuwkomers. 4. Multiculturele samenleving. De uitvoering daarvan vindt grotendeels plaats binnen het algemene kader van de programmalijnen op het gebied van jeugd, werk, wonen en leefomgeving. Waar dit ontoereikend blijkt, zullen specifieke maatregelen niet uitblijven.
3.2.5 Dak- en thuislozen, verslaafden, mensen met psychische problematiek en vrouwen in bedreigende situaties Het beroep dat gedaan wordt op instellingen voor geestelijke gezondheidszorg en psychosociale hulpverlening neemt steeds verder toe. In hoeverre dat wordt veroorzaakt door een toename van problematiek of door andere factoren is niet eenduidig te beantwoorden. Feit is dat de individualisering en 'verharding' van de maatschappij een toenemende mentale druk op mensen leggen. De toename van hulpvragers uit zich in een toenemende druk op voorzieningen als de Brijder Stichting (verslavingszorg), St. Maatschappelijke Dienstverlening, het Blijf-van-mijn-lijfhuis, dak- en thuislozenvoorzieningen en Riagg. Problemen worden steeds complexer. Zo is in toenemende mate een combinatie te zien van verslaving en psychiatrische stoornissen. Een deel van de Haarlemmers blijft zichtbaar (daklozen) en onzichtbaar (geïsoleerd in de eigen woning) verstoken van adequate hulp. Het aantal Haarlemse dak- en thuislozen (grofweg zo'n 300-400) groeit gestaag. Binnen de groep dak- en thuislozen worden de zorginstellingen dagelijks geconfronteerd met een klein groepje personen dat door haar gedrag moeilijk is te hanteren. Het gaat hier om een wisselende groep die uit circa 6 tot 8 personen bestaat, de zogenaamde hardliners. Het aantal vervuilde huishoudens ligt op zo'n 100 per jaar. De onderliggende problematiek vindt zijn oorzaak in lichamelijke, geestelijke en/of sociale problemen. De overlast door dak- en thuislozen en verslaafden lijkt toe te nemen. Zo is het aantal door de politie geregistreerde incidenten rond dak- en thuislozen en verslaafden de afgelopen vijf jaar in Haarlem met 400% gestegen tot een aantal van 360 in 1998. In de binnenstad is er overigens de laatste jaren sprake van een lichte daling, in de omliggende woonwijken is sprake van een duidelijke stijging, vooral in Haarlem-Oost. De voorzieningen voor veel kwetsbare groepen (w.o. methadonverstrekking, dag- en nachtopvang) die in de binnenstad zijn geconcentreerd,
44
hebben een escalatie van overlastproblemen voorkomen, maar leggen wel een druk op de directe omgeving.
Het programma Maatschappelijk Herstel & Preventie (MHP) behelst een integrale aanpak (preventie, opvang, zorg en herstel) van dak- en thuislozen, verslaafden en mensen met psychiatrische problematiek in Haarlem en de regio. Het programma MHP is in 1997 van start gegaan na intensief overleg met ongeveer 50 betrokken instellingen. Hiermee is het startschot gegeven voor diverse vervolgacties op het terrein van: -
Huisvesting (diverse woonvormen, sociaal pension, meld- en coördinatiepunt)
-
Hulpverlening (allochtone jongeren, ouderen, sociaal medisch spreekuur en ziekenboeg)
-
Preventie
-
Dagstructurering (resocialisatie, arbeidsrehabilitatie, pension Spaarnezicht)
-
Financiële hulp
-
Samenwerking (Stuurgroep MHP).
Van de opvangmogelijkheden door het Blijfhuis wordt intensief gebruik gemaakt. Na het betrekken van de nieuwe huisvesting in 2000 wordt de capaciteit uitgebreid van 11 naar 13 units (= vrouw met eventuele kinderen).
Kwaliteiten bestaand beleid en aanbod
Knelpunten bestaand beleid en aanbod
De gemeentelijke regiefunctie op verschillende Weinig sturingsmogelijkheden gemeentelijke overheid binnen terreinen.
het totale gezondheidszorgveld. Samenwerking met provincie en zorgverzekeraar behoeft verdere versterking.
Programma Maatschappelijk Herstel &
Krappe middelen op het gebied van maatschappelijke opvang en
Preventie.
ambulante verslavingszorg.
Maatregelen en resultaten Het al in uitvoering zijnde programma Maatschappelijk Herstel & Preventie voorziet in een breed pakket maatregelen gericht op dak- en thuislozen, verslaafden en chronisch psychiatrisch patiënten, waarbinnen een scala aan betrokken organisaties hun deel leveren. Concrete voornemens voor de komende jaren betreffen het realiseren van een sociaal pension en een gebruikersruimte voor verslaafden. Afhankelijk van de mogelijke landelijke herverdeling van middelen op het gebied van maatschappelijke opvang en ambulante verslavingzorg, zal de gemeente Haarlem per saldo flink achteruit gaan in de mogelijkheden om in te spelen op deze problematieken. Afhankelijk van de uitkomsten van de herverdelingsoperatie zullen de ambities bijgesteld moeten worden. De verdere uitwerking van de ambities op dit terrein staat opgenomen onder de programmalijn Kwetsbare Groepen in Haarlem en deels onder Leefomgeving.
45
3.2.6 Uitkeringsgerechtigden en Haarlemmers met een laag inkomen Het inkomen van de Haarlemmer ligt met ƒ 20.500,-- zo’n 7 procent boven het landelijk gemiddelde. Binnen de stad zijn er grote verschillen. Stadsdeel Oost kent een gemiddeld inkomen van 88.1% van het landelijk gemiddelde. De inkomens per wijk en buurt variëren nog veel sterker. Het besteedbaar inkomen van de meeste Haarlemmers stijgt, maar uitkeringsgerechtigden en eenoudergezinnen hebben juist steeds minder te besteden. 16% van de Haarlemse huishoudens bevindt zich onder het sociaal minimum, vergelijkbaar met het landelijk gemiddelde. Lage inkomens zien we vaker bij gepensioneerden, eenpersoonshuishoudens en eenoudergezinnen, uitkeringsgerechtigden en onder etnische minderheden. 24% van de eenpersoonshuishoudens en maar liefst 56% van de eenoudergezinnen heeft een inkomen onder het sociaal minimum. De situatie waarin Haarlemmers met een laag inkomen zich bevinden, is uitgebreid beschreven in het Rapport ‘De armslag van de Haarlemmer (1997)’. Voor mensen met een laag inkomen zijn een aantal ondersteunende regelingen voorhanden, zoals de Haarlem Pas, koudetoeslag, bijzondere bijstand en huursubsidie. Op 1-1-1997 bedroeg het aantal Haarlemse huishoudens dat van deze regelingen gebruik kon maken 9.721 (65-plussers met enkel een Haarlem Pas buiten beschouwing latend). Van de koudetoeslag wordt het meest gebruikt gemaakt, doordat een administratieve koppeling is gelegd met de bijstandsuitkering. Waar een dergelijke koppeling ontbreekt, daalt het gebruik flink. Vooral onder ouderen en jongeren is het gebruik van regelingen klein, terwijl juist daar de grootste mate van lage inkomens is te vinden. Andere voorzieningen voor de laagste inkomens betreffen het algemeen maatschappelijk werk en sociaal raadsliedenwerk. Ongeveer 60% van de cliënten van het AMW komt rond van een uitkering. Het AMW vervult een toenemende rol in de eerstelijns geestelijke gezondheidszorg, getuige de toename in het aantal verwijzingen door huisartsen. Ook de cliënten van sociaal raadslieden hebben over het algemeen een (zeer) laag inkomen. Ongeveer een vijfde van de Haarlemmers tussen de 15 en 64 jaar ontvangt een uitkering in het kader van de ABW, WW of WAO 7. Ongeveer de helft van de uitkeringsgerechtigden zit 3 jaar of langer in deze uitkeringssituatie. Haarlem kent een opvallend hoog percentage WAO-ers, met 10.1% van de potentiële beroepsbevolking beduidend hoger dan het landelijk gemiddelde (7.8%). Bijna 80% daarvan zit langer dan 3 jaar in de WAO. Als de vergelijking wordt gemaakt met andere G25-steden blijkt Haarlem samen met Heerlen, Maastricht en Enschede een hoog percentage WAO-ers te herbergen. Waar dat voor de andere steden in de pas loopt met de slechte sociaal-economische situatie, is dit in Haarlem zeker niet het geval.
7
Gegevens uit 1997
46
Een uitsplitsing naar sectoren kan wellicht een verklaring geven voor deze verschillen. Nadere cijfers worden in de loop van 1999 verwacht. Wel is duidelijk dat verschillen in leeftijdsopbouw geen verklaring vormen voor het verschil. Gezien het stabiele aantal WAOers van zo’n 10.000 door de jaren heen, liggen ook verklaringen in ontwikkelingen van de laatste jaren niet voor de hand. Ook het percentage Haarlemse bijstandsgerechtigden is hoger dan op grond van de sociaaleconomische positie van de stad verwacht mag worden. Met 4.6% van de 15-64 jarigen is dit weliswaar een laag percentage (1997), maar in relatie tot de gunstige sociaal-economische kenmerken van de stad zou het nog lager moeten liggen. Overigens is een duidelijke daling sinds 1993 ingezet. Van 1996 op 1997 daalde het bestand zelfs met 9.4% (475 personen).
Kwaliteiten bestaand beleid en aanbod
Knelpunten bestaand beleid en aanbod
Actief beleid gericht op armoedebestrijding.
Bereik van bepaalde maatregelen blijft achter, met name onder ouderen en jongeren.
Administratieve koppeling koudetoeslag aan
Afwezigheid koppeling andere maatregelen.
bijstandsuitkering. Uitvoering AMW.
Onduidelijkheid over oorzaken hoge aantal WAO-ers.
Maatregelen en resultaten Het minimabeleid van de gemeente Haarlem wordt de komende 4 jaar gecontinueerd en op een aantal punten versterkt: • Inlopen van de relatieve inkomensachterstand van etnische minderheden. • Beter bereik van maatregelen onder ouderen en jongeren. • Administratieve koppeling van meer maatregelen, waardoor een hoger bereik kan worden gerealiseerd. Verder zal een nadere analyse plaatsvinden van het verhoudingsgewijs hoge aantal WAO-ers en zal op grond daarvan worden bezien of en zo ja hoe daarop actie kan worden ondernomen. De uitwerking staat opgenomen in de programmalijn Kwetsbare groepen in Haarlem.
47
3.3 Conclusie: programmalijnen In de voorgaande paragrafen heeft een analyse plaatsgevonden van de sociale infrastructuur in Haarlem en zijn de aanzetten beschreven voor de ambities die Haarlem op grond hiervan de komende 4 jaar wenst te realiseren.
Conclusies Op grond van de totale analyse kunnen een aantal conclusies worden getrokken. De sociale infrastructuur in Haarlem is door de bank genomen vergelijkbaar met andere middelgrote steden. Het gaat niet slecht met Haarlem - in een aantal opzichten gaat het zelfs uitstekend met de stad - maar op een aantal gebieden wordt de druk groter. Te noemen zijn de problematiek rond dak- en thuislozen en verslaafden, veiligheid en een deel van de jeugd. Op vier elementen wijkt de sociale situatie in Haarlem duidelijk af van de landelijke situatie en eveneens van veel andere middelgrote steden: 1. de gunstige werkgelegenheidscijfers; 2. de bovengemiddeld grote problematiek onder ouderen, aan zowel de vraag- als aanbodzijde; 3. de problemen van Turkse en Marokkaanse Haarlemmers op het gebied van werk, inkomen, opleiding, onderwijs en maatschappelijke participatie; 4. het contrast in de verdeling van welvaart. Tegenover de gunstige sociaaleconomische situatie en het relatief hoge gemiddelde inkomen van de Haarlemmer staat een relatief hoog aantal uitkeringsgerechtigden (bijstand + WAO) en inkomens onder het sociaal minimum, zich voor een belangrijk deel concentrerend bij allochtonen en ouderen. Haarlem is in sociaal opzicht een stad van contrasten. Door het presenteren van stedelijke gemiddelden worden problemen die wel degelijk aanwezig zijn onder groepen en in buurten, versluierd. De komende jaren zal Haarlem deze uitschieters in haar problematiek met voorrang moeten aanpakken, zonder de problemen op andere gebieden te veronachtzamen (preventie!). Daarnaast zet de stad zich ook op sociaal gebied in voor de Haarlemmers waar het goed mee gaat, om een breder draagvlak te creëren voor de aanpak van problemen, en gelegenheid te bieden tot ontplooiing voor elke Haarlemmer.
De programmalijnen Zoals in de inleiding al was gesteld, worden deze ambities gerealiseerd langs een aantal lijnen: de 6 programmalijnen. Het meest eenvoudig zou zijn geweest om daarbij de gangbare, meest sectoraal georiënteerde indeling te kiezen: een programmalijn onderwijs, sport, cultuur, gezondheid enzovoorts. Daar is evenwel niet voor gekozen, zoals in de voorgaande paragrafen al duidelijk is geworden. De motivatie daarvoor is gelegen in een
48
aantal constateringen die voor het sociaal beleid als geheel kunnen worden gedaan: • Binnen een aantal beleidsterreinen is sprake van krapte. De middelen om een adequaat aanbod te ontwikkelen zijn onvoldoende aanwezig, waardoor noodgedwongen veelal op accommodaties en het onderhoud daarvan wordt beknibbeld. Met name bij onderwijs, sport, welzijn, gezondheid en cultuur vormen accommodaties en huisvesting een steeds terugkerend knelpunt. Dit hangt ook samen met de ruimtenood waar Haarlem zich voor gesteld ziet. Dat maakt bijvoorbeeld het zoeken naar nieuwe locaties voor voorzieningen tot een moeizame aangelegenheid. Een bundeling van krachten ligt voor de hand. • De druk op voorzieningen neemt toe op de uiteenlopende terreinen. Met name de zorg en het welzijnswerk laten een stabilisatie of zelfs terugloop van het aanbod zien, terwijl de vraag steeds verder toeneemt. Door een versterking van de samenwerking en samenhang kan dit deels worden opgevangen. • Haarlem is ook in sociaal opzicht een netwerkstad. Er wordt veel en goed samengewerkt tussen gemeente en betrokken partijen. De participatie van de Haarlemse bevolking is via het systeem van wijkraden een goede Haarlemse traditie geworden. Toch is nog winst te boeken, met name in een grotere samenhang binnengemeentelijk tussen de verschillende beleidsterreinen. Ook in de samenwerking met de regio en met de provincie is versterking mogelijk en gewenst. • Op een paar uitzonderingen na – met name binnen het veiligheids- en welzijnsbeleid (bijv. opvoedingsondersteuning) – is de wijkgerichte invalshoek nog niet sterk ontwikkeld binnen het sociaal beleid van Haarlem. Problemen en potenties worden vooral stedelijk sectoraal benaderd. Ideeën en eerste aanzetten zijn er wel, zoals de Brede School en het voornemen voor wijkgerichte sportprojecten. Een geografische invalshoek is sterk gebaat bij onderlinge samenhang in de uitvoering. • Vanuit verschillende beleidsterreinen worden dezelfde doelgroepen benaderd. Steeds meer worden de krachten gebundeld en wordt door een nauwe samenwerking en afstemming toegewerkt aan een sluitende aanpak. Die sluitende aanpak lijkt voor etnische minderheden een beetje te verwateren. Met de overstap van een minderhedennaar integratiebeleid is de regie wat op de achtergrond geraakt. Door de problematiek een concernbrede verantwoordelijkheid te maken, is het alleen maar meer van belang geworden dat een stimulerende regie ergens binnen de gemeente een plek krijgt. Dat biedt ook meer mogelijkheden om allochtone Haarlemmers meer te betrekken in het verder ontwikkelen van beleid. Het gaat nu nog teveel over hen maar zonder hen. Deze constateringen hebben tot de overtuiging geleid dat met een juiste keuze voor programmalijnen en vervolgens een uitvoering en coördinatie langs deze lijnen, op al deze aspecten winst is te boeken, mét gebruikmaking en instandhouding van de naar vakdiscipline gebundelde kennis en netwerken binnen de sectoren. De programmalijnen vormen daarmee een belangrijk sturingsinstrument voor de uitvoering van de doelstellingen in de komende 4 jaar. Dit resulteert in een aanpak binnen programmalijnen die haaks staan – in positieve zin - op de beleidsterreinen zoals we ze kennen in Haarlem. Die programmalijnen vormen logische
49
gehelen. Logisch voor de vraag van de Haarlemmer. Die moet geen last hebben van sectorale kokers. Door de inzet vanuit de verschillende disciplines te bundelen in één programmalijn wordt de vraagzijde centraal gesteld – bijvoorbeeld de Haarlemse jeugd tussen 0-12 jaar met haar problemen, behoeften en wensen – en wordt duidelijk gemaakt welke bijdragen daartoe vanuit de afdelingen worden ingezet en hoe die met elkaar samenhangen. Dat stelt ons vervolgens in staat om keuzes te maken en prioriteiten te stellen. In het schema op de volgende pagina wordt aangegeven wat hiermee wordt beoogd.
Toekomstvisie 2010 Uit de analyse van de sociale infrastructuur en het sociaal beleid worden de doelstellingen voor de komende 4 jaar geformuleerd. Daarbij wordt aangesloten op de visie die voor een belangrijk deel is neergelegd in het speerpunt 'Duurzaam Goed Wonen', maar ook aansluiting vindt bij 'Versterking van zakelijke dienstverlening' en 'Toerisme en cultuur'. In het speerpunt 'Duurzaam Goed wonen' worden twee lijnen onderscheiden. De eerste lijn betreft de participatie van mensen. Alle Haarlemmers dienen te kunnen deelnemen aan de samenleving, ieder op zijn eigen wijze en vanuit zijn eigen mogelijkheden. Dan gaat het om ondersteuning en activering van mensen in een kwetsbare positie, maar ook om het bieden van mogelijkheden tot ontwikkeling en ontplooiing voor alle Haarlemmers. De lijn van participatie komt voor het grootste deel terug in de eerste 5 programmalijnen uit het schema. Belangrijk aanknopingspunt voor participatie is de directe leefomgeving. Die leefomgeving de Haarlemse wijken maar ook de binnenstad - staat centraal in de tweede lijn. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de speerpuntwijken. Om de gewenste versterking van het woonen leefklimaat goed gestalte te kunnen geven, is gekozen voor de zesde programmalijn Leefomgeving.
Benaderingswijzen In de visie op de toekomst worden naast preventie en het oplossen van problemen vooral ook de potenties en mogelijkheden van mensen benadrukt. Evenwichtig sociaal beleid dient elk van deze 3 benaderingen in zich te verenigen: een preventieve en een interveniërende benadering (probleemgericht) en een ontwikkelingsgerichte benadering (kansgericht). Per beleidsveld kunnen daarin wisselende accenten worden gelegd. Bij het formuleren van de doelstellingen, resultaten en maatregelen is deze driedeling leidraad geweest.
50