Verhagen stelt industrie teleur
Onderzoek Nederland NUMMER 298
13 APRIL 2012
TKI’s krijgen toeslag Het ministerie van EL&I komt terug op zijn besluit om de bijdragen van bedrijven aan de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI) te bevorderen via een generieke belastingaftrek, de RDA+ regeling. Dit wordt te ingewikkeld, aldus EL&I, en is voor bedrijven weinig transparant. Bovendien is de regeling niet altijd effectief, en zijn de uitvoeringskosten hoog. In plaats daarvan komt het kabinet nu met een andere generieke maatregel, de TKI-toeslag. Deze wordt aangevraagd door het TKI zelf en niet door de deelnemende bedrijven of kennisinstellingen. Het TKI krijgt de toeslag ook uitgekeerd. De hoogte van de toeslag wordt uitsluitend bepaald door de hoogte van de private cash bijdrage aan het TKI. Het kabinet denkt aan een toeslag van 25 procent. De topsectoren komen samen met EL&I voor 1 september 2012 met concrete voorstellen voor de verdere vormgeving, structuur en werkwijze van de TKI’s. Het bedrijfsleven is volgens het ministerie bereid te investeren. De private financiële bijdragen aan TKI’s lopen naar verwachting op naar 350 miljoen euro in 2013. Hier komen de middelen van NWO (circa 100 miljoen euro in 2015) en de regio’s bij. Samen met de TKI-toeslag komt naar schatting ruim 500 miljoen aan cash beschikbaar voor de consortia.
Minister Verhagen heeft met zijn topsectorenbeleid bereikt, dat er meer samenwerking is tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen. Maar hij heeft bij het ondertekenen van de innovatiecontracten op 2 april geen boter bij de vis gedaan. Dit stellen Rob van Leen (Life Sciences & Health), Rein Willems (Chemie) en Emmo Meijer (Agrofood) vast. Life Sciences & Health (LSH) behoort samen met Energie en Hightech Systems & Materials tot de drie topsectoren waaraan minister Verhagen het meeste geld toekent. De topsector staat voor 2012 voor 195 miljoen in de boeken en voor 2013 voor 168 miljoen euro. Rob van Leen, voorzitter van de regiegroep van de topsector LSH relativeert dit: “De minister heeft ons niks nieuws toegekend. Het gaat om bestaande middelen vastgelegd in lopende publiek-private samenwerkingsprogramma’s en geld van NWO en TNO, maar geen nieuw geld. We hebben een goed plan ingediend en verwachtten daarom nieuw geld erbij te zullen krijgen, maar de minister handhaaft de status quo.” “We hopen nog steeds dat de minister op een of andere manier geld weet vrij te maken. LSH draait nu voornamelijk op FES-geld. Doordat dit afloopt, valt meer dan de helft van onze financiering weg en komen de lopende publiek-private onderzoeksprogramma’s op losse schroeven te staan. De voor 2013 aangekondigde TKI-toeslag van 25 procent (voorheen de RDA+) helpt, maar biedt onvoldoende compensatie. Het bedrijfsleven wil graag bijdragen aan de nieuwe plannen. Maar deze plannen kunnen alleen doorgaan als de overheid de bijdragen wil matchen en liefst op een structurele basis. We snappen de intentie om het bedrijfsleven aan het publiek-private onderzoek te laten meebetalen, maar verlangen ook een commitment van de overheid.” Voor 2012 en voor 2013 draagt het bedrijfsleven in LS&H 143 miljoen euro per jaar bij. Het gaat hierbij om bijdragen aan lopende pps-en (65 miljoen euro in 2012) en om geld dat voorwaardelijk is toegezegd (78 miljoen euro in 2012). Van Leen: “De bedrijven willen 40 procent van het publiek-private onderzoek financieren. Via NWO en TNO kan de overheid ‘in kind’ bijdragen, maar deze organisaties gaan uiteindelijk zelf over deze middelen. Er is nog extra vrije financiering nodig om mede te kunnen sturen en samenwerking vorm te kunnen geven. Naar dat vrije geld zijn we op zoek. Een deel kan van de TKI-toeslag komen.” “LS&H zoekt ook naar financiering uit collectebusfondsen. Verder valt te denken aan fondsen van rijke particulieren, die fiscale aftrek krijgen voor hun bijdragen aan publiek-private R&D. Die alternatieve financiering kan ons minder afhankelijk van de overheid maken’, voegt Van Leen eraan toe. Hij erkent dat het topsectorenbeleid partijen dichter bij elkaar heeft gebracht. “De sector heeft nu een organisatiegraad die niet eerder vertoond is. In dat opzicht heeft het topsectorenbeleid effect gehad en is LS&H een winnaar. We zetten nog vervolgstappen. Zo zijn we van plan organen op te richten die de sector kunnen ondersteunen.” “Wij kunnen goed vooruit met de bijdragen die EL&I heeft toegezegd voor 2012 en 2013”, zegt Rein Willems, voorzitter van het topteam Chemie. vervolg op pagina 2
2
ONDERZOEK NEDERLAND 13 april 2012
TKI’s kunnen voorbeeld nemen aan NGI De grote uitdaging voor de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) wordt om de gouden driehoek van wetenschap, overheid en industrie vorm te geven op het niveau van uitvoerende onderzoekers en hun stakeholders bij overheid of bedrijfsleven. De TKI’s moeten voor 1 september gestalte krijgen. Het Rathenau Instituut heeft zich gebogen over de vraag wat hiervoor best practices zijn. TKI’s dienen om synergie te bereiken tussen diverse publiek-private samenwerkingsprojecten. Maar daarvoor is meer nodig dan alleen het organisatorisch bundelen. Volgens Rathenau zullen TKI’s baat hebben bij een herkenbare structuur om te kunnen coördineren in een complex krachtenveld. Om een samenhangende onderzoeksportfolio te krijgen en kennisoverdracht te stimuleren hebben TKI’s daarnaast instrumenten nodig om in te kunnen grijpen in gangbare patronen. Verder zou de ideale TKI ruimte bieden aan diverse programma’s die PPS elk op een passende wijze organiseren. De TKI’s zullen dus moeten ingrijpen in bestaande coördinatieprocessen. Daarvoor kan, volgens Rathenau, het Netherlands Genomics Initiative (NGI) als voorbeeld dienen. NGI heeft zijn projecten
gebundeld in centra met een gezaghebbende directie. Directeuren brengen hun onderzoekers regelmatig bij elkaar en stimuleren hen om intensief samen te werken. Er zijn ook veel dwarsverbanden tussen de Genomics Centra, zoals samenwerkingsprojecten, gedeelde apparatuur en gemeenschappelijke communicatie-acties. NGI kon deze verbanden smeden dankzij zijn opgebouwde leiderschap en een gezonde dosis ‘koepelgeld’, dat niet werd besteed aan onderzoeksprojecten maar gereserveerd voor centrum-overstijgende activiteiten en spontane samenwerking. Volgens het Rathenau wordt het beïnvloeden van de prioriteiten van individuele onderzoekers en bedrijven lastig voor de ‘lichte’ TKI’s die veel topsectoren voorstaan. Als nieuwe spelers zal het TKI’s moeite kosten gezag te verwerven. Het structurele karakter dat de minister voor ogen heeft, kan daarbij helpen. Het lijkt passend om semi-permanente organisaties in te stellen voor tien jaar of langer. Verder zouden consortiumleiders een deel van hun tijd vrij kunnen maken voor coördinatiewerk en voor het organiseren van netwerkbijeenkomsten. Dit betekent dat TKI’s een flink deel van hun budget nodig hebben voor overkoepelende activiteiten.
vervolg van pagina 1
Van NWO hebben we een doorkijkje gekregen voor 2014 en 2015. Die wil dan ook geld beschikbaar stellen, zodat we de lopende projecten kunnen voortzetten en afronden. Van instituten, zoals TNO, ECN en dergelijke hebben we geen harde toezeggingen gehad, maar wel indicaties die mij het vertrouwen geven dat we kunnen doorgaan met de meerjarige publiek-private onderzoeksprojecten. Een groei van het onderzoek zit er weliswaar niet in, maar met het budget voor het lopende onderzoek komt het goed.” Op aandringen van het bedrijfsleven blijven de topinstituten voor het merendeel bestaan. Ze gaan over in Topconsortia voor Kennis en Technologie (TKI’s). Willems wijst op het besluit van de minister om de TKI’s rechtstreeks te steunen met de TKI-toeslag. Naast elk euro aan opdrachten van het bedrijfsleven past de overheid 25 eurocent bij. Deze bijdrage van in totaal 90 miljoen euro gaat vanaf 2013 lopen. Overigens daalt de bijdrage van zowel overheid als bedrijfsleven aan de topsector Chemie van 111 miljoen in 2012 tot 98 miljoen in 2013. “Dit heeft te maken met het aflopen van een aantal projecten”, aldus Willems. Het Institute for Sustainable Process Technologie (ISPT) gaat over in het TKI Procestechnologie en het Dutch Polymer Institute (Polymeren Innovatie Programma plus het programma Biobased Performance Materials) in het TKI Slimme Materialen. Het sectordoorsnijdende thema Biobased Economy zal volgens Willems voornamelijk als regie-TKI functioneren, dat onderzoek uitbesteedt aan andere TKI’s, zoals het TKI Slimme Materialen en de TKI’s van de topsectoren Energie en Agrofood, en dat met bijvoorbeeld het programma BE-Basic ook zelf onderzoek uitvoert. Aan de topsector Agrofood draagt EL&I in 2012 en 2013 zo’n 72 miljoen euro per jaar bij, terwijl het bedrijfsleven hier per jaar meer dan 130 miljoen euro bijlegt. “Met deze bijdrage in cash behoren we tot de top, zeker gelet op de relatief lage researchintensiteit in de agrofoodsector”, stelt Emmo Meijer. Meijer is voorzitter van de regiegroep Agro-
Food, en R&D-directeur van FrieslandCampina. “Uitgangspunt van de Bedrijfslevenbrief van minister Verhagen was de financiering van publiek-privaat onderzoek voor 60 procent door de overheid en 40 procent door het bedrijfsleven. Bij ons is het andersom: de private sector draagt 60 procent bij en de overheid 40 procent. We hadden op meer gerekend maar constateren dat er niet meer te krijgen valt. Het komt neer op een forse afwijking van eerdere toezeggingen, hoe de minister het ook verder doet voorkomen.” Meijer wijst erop dat door het wegvallen van de FES-gelden bij universiteiten veel aio-plaatsen vervallen. “Het kennissysteem in Nederland lijdt daaronder. Dat valt later misschien nog te repareren via de aangekondigde fiscale stimuleringsregelingen voor publiek-privaat onderzoek. Maar op de korte termijn kalft de kennisbasis van Nederland af, dat is de realiteit.” Hij erkent dat het EL&I-beleid ertoe geleid heeft dat verschillende partijen in de agrofood-sector met elkaar in gesprek zijn geraakt en nieuwe samenwerkingsverbanden zijn ontstaan. “Dat is de positieve kant van het beleid, dat per saldo een goed gevoel geeft.” Met Food Nutitrion Delta (FND) had de sector een programma om het MKB bij publiek-privaat onderzoek te betrekken. Dat dreigde met het topsectorenbeleid in de knel te komen vanwege het wegvallen van de innovatiesubsidies. “We hebben flink moeten vechten om de valorisatie van kennis voor het MKB op de agenda te houden. De FES-gelden voor FND zijn weggevallen. Als alternatief staat nu een pilot van 8 miljoen euro op het programma. Hiermee stralen we bij Agrofood in elk geval uit dat we de innovatie in midden- en kleinbedrijf serieus nemen en willen steunen”, aldus Meijer. De pilot stelt MKB-bedrijven in staat aan te sluiten bij de nieuwe programma’s in nauwe samenhang met de regionale initiatieven. Aan de hand van de ervaringen met deze pilot wil EL&I tot een geschikt MKB-valorisatiepakket voor alle topsectoren komen.
3
ONDERZOEK NEDERLAND 13 april 2012
EL&I nulmetingen Een goede nulmeting is een essentiële eerste stap in goed projectmanagement, volgens de Commissie van Wijzen in haar eindevaluatie van de BSIK-impuls (2004 – 2010). Een goede nulmeting bevat scherpe doelstellingen en tussentijdse mijlpalen en indicatoren om voortgang en resultaat te kunnen meten. Die helpen niet alleen bij de eindevaluatie, maar vóóral ook om projecten tijdig te kunnen bijsturen. De commissie adviseert het kabinet deze werkwijze bij de inmiddels gestarte FES-500-projecten alsnog te volgen, evenals bij nieuwe kennis- en innovatieprojecten die de overheid financiert. Voor het topsectorenbeleid neemt minister Verhagen deze aanbeveling ter harte, schrijft hij in een reactie aan de Tweede Kamer. Er wordt momenteel gewerkt aan een nulmeting voor de evaluatie van het topsectorenbeleid. “In het begin waren nogal wat consortia geïrriteerd door onze kritische vragen”, blikt commissievoorzitter Wim van Velzen terug. In haar eindrapport memoreert de commissie dat ze, bij aanvang van de projecten in het kader van BSIK, 28 van de 37 consortia hun huiswerk opnieuw liet doen in. Ze moesten hun mijlpalen beter definiëren. “Maar bij de eindbespreking hadden veel consortia juist waardering voor ons werk en gaven ze toe er veel aan gehad te hebben. Een inhoudelijke monitoring door een onafhankelijke commissie zoals de onze blijkt cruciaal.” Vooral als het gaat om het slagen van relatief grote projecten – bij de BSIK-projecten was de gemiddelde overheidsbijdrage 22 miljoen - waarbij de focus op het realiseren van mijlpalen ligt. Mede hierdoor heeft investeren in fundamenteel strategisch onderzoek via de BSIK-impuls negen succesvolle consortia opgeleverd die de gestelde doelen en de verwachtingen wisten te overtreffen. 236 miljoen euro, zo’n 30 procent van het totale budget, is daarmee volgens de commissie zeer goed besteed. Een klein deel, zo’n 35 miljoen, ging naar projecten die maar ten dele geslaagd zijn. De BSIK-impuls heeft volgens de commissie ook veelbelovende dwarsverbanden tussen wetenschapsgebieden opgeleverd. “Veel pareltjes in de BSIK-portefeuille hielden zich bezig met onderwerpen op het grensvlak van ICT en andere toepassingsgebieden, zoals de creatieve industrie, astronomie en de life sciences. Het besluit van het kabinet om geen FES-gelden meer in te zetten voor kennisinvesteringsimpulsen maakt de toekomst voor zulke nieuwe interdisciplinaire thema’s en enabling technologies zeer onzeker”, waarschuwt de commissie. Die vrees is onterecht volgens Verhagen: “Binnen het topsectorenbeleid is er veel aandacht voor interdisciplinaire thema’s, bijvoorbeeld op gebied van ict, nanotechnologie en bio-based economy.” Ook de kritiek dat er vanuit de betrokken departementen teleurstellend weinig belangstelling is voor de resultaten van de projecten op het vlak van hoogwaardig ruimtegebruik en duurzame systeeminnovaties wuift het kabinet enigszins weg. Het kabinet is tot slot wel van plan om - op advies van de commissie - over enkele jaren een externe kwantitatieve evaluatie van de economische en maatschappelijke impact van de BSIKprojecten te laten uitvoeren.
200 miljoen minder De directe overheidsbijdrage aan wetenschappelijk onderzoek daalt van 4,8 miljard euro in 2012 naar 4,5 miljard in 2016. Tegenover die daling staan maatregelen om bedrijven te stimuleren tot investeren in wetenschappelijk onderzoek. Hiervoor is een bedrag gereserveerd dat oploopt van 1,1 miljard naar 1,2 miljard euro in 2016. Per saldo leidt dit tot een daling van de investeringen met 200 miljoen euro in 2016. Dit blijkt uit de defintieve publicatie ‘Totale onderzoek financiering 2010-2016’, van het Rathenau instituut. De aangekondigde maatregel RDA+ (Research & Development Aftrek+) zal geen fiscaal instrument zijn, maar een toeslag op cash-investeringen van bedrijven in een Topconsortium voor Kennis en Innovatie (TKI). Dat betekent dat er geld verschuift van de indirecte naar de directe financiering. De regeling gaat in 2013 in.
WBSO fors overschreden De kosten van de WBSO-regeling, een heffingskorting voor innoverende bedrijven, zijn volgens het Financieel Dagblad in drie jaar tijd meer dan verdubbeld naar 860 miljoen euro per jaar. In 2009 werd het budget met 95 miljoen euro overschreden. In 2010 was dit 168 miljoen. In beide gevallen besloot het kabinet alle aanvragen volledig te honoreren, en het budget te verhogen. Volgens AgentschapNL is in 2011 voor 1085 miljoen euro aan WBSO toegekend, bij een budget van 872 miljoen.
PPS medische beeldvorming UMCU, UU, TU/e en Philips bundelen hun krachten in medische beeldvorming, en wel in het Institute for Diagnostic and Interventional Imaging (IDII). De samenwerking zal in de toekomst worden uitgebreid met andere bedrijven. Het IDII maakt deel uit van het Innovative Medical Devices Initiative NL (zie ON294).
FOM-instituut DIFFER start Staatssecretaris Zijlstra (OCW) opent op 16 april het nieuwe FOM-instituut voor funderend energieonderzoek DIFFER (Dutch Institute for Fundamental Energy Research). Het is de opvolger van het FOM-instituut voor Plasmafysica Rijnhuizen, dat 52 jaar lang het Nederlandse centrum voor toponderzoek naar kernfusie was. Vorig jaar besloten FOM en NWO de missie te verbreden. Voor een nauwere aansluiting bij het universitair onderzoek verhuist DIFFER in 2015 naar een nieuw laboratorium op de campus van de TU Eindhoven.
Nieuwe impuls cybersecurity De ministeries van V&J, BZK, Defensie en EL&I geven samen met NWO een impuls aan cybersecurity-onderzoek. In het topsectorenbeleid maakt NWO 3,8 miljoen euro vrij, inclusief een in kind bijdrage. De ministeries vullen dit aan tot 6,3 miljoen. De uitvoering komt in handen van NWO en Agentschap NL.
Personalia De KNAW kent dit jaar de Prijs Akademiehoogleraren toe aan Ewine van Dishoeck, hoogleraar moleculaire astrofysica aan de Universiteit Leiden, en Peter Hagoort, hoogleraar cognitieve neurowetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Beide onderzoekers krijgen een miljoen euro voor wetenschappelijk werk. Bert Weckhuysen, hoogleraar anorganische chemie en katalyse aan de UU, heeft de 2012 IACS International Catalysis Award gekregen. Hij krijgt de prijs voor zijn pionierswerk in spectroscopische methoden om heterogene katalysatoren in actie te onderzoeken. Johan Weijers (UU) heeft de NWO Vening Meineszprijs gekregen. De prijs wordt toegekend aan veelbelovende, pas gepromoveerde aardwetenschappers.
4
ONDERZOEK NEDERLAND 13 april 2012
Hans Kortlever (MSD)
Het Nederlandse klimaat is guur “Nederland wil graag bij de meest innovatieve landen van de wereld horen, maar het innovatieklimaat is niet in lijn met die wens. We praten veel, maar we doen te weinig”, vindt Hans Kortlever, senior vice-president van MSD. “Daardoor laten we veel kansen liggen.” Een van de barrières waar een farmaceutisch bedrijf als MSD tegenaan loopt, is de complexe regelgeving voor de ontwikkeling en toelating van innovatieve geneesmiddelen. Kortlever: “Klinisch onderzoek is een essentieel onderdeel van de ontwikkeling van een nieuw geneesmiddel. Eerst wordt het getest op veiligheid bij een kleine groep gezonde vrijwilligers en vervolgens op werkzaamheid en veiligheid bij steeds grotere groepen patiënten. Aanvragen voor klinisch onderzoek moeten volgens de Nederlandse wet binnen negentig dagen zijn afgehandeld. Dat is al anderhalf keer zo lang als de EU-richtlijn voorschrijft. Erger is dat die wettelijke termijn zelden of nooit wordt gehaald; de gemiddelde beoordelingsduur voor klinisch onderzoek is 194 dagen, meer dan twee keer de wettelijke termijn. Nederland beschikt over goede artsen en goede databestanden en daarmee over een goede infrastructuur voor klinisch onderzoek, maar dat voordeel valt weg tegen die onnodig lange beoordelingsduur.” Als alle onderzoeken positief zijn, wordt het nieuwe geneesmiddel aangeboden voor registratie. Volgens Kortlever mogen we best trots zijn op het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen. Het hoort bij de top drie van Europa en wordt steeds vaker geselecteerd om een geneesmiddel voor de EU te toetsen. “Als het middel is geregistreerd moet het CVZ (College voor zorgverzekeringen) de vergoedingsstatus vaststellen, voordat het wordt vergoed. De norm voor de beoordeling is wederom negentig dagen, maar in de praktijk is het een veelvoud daarvan. Vorig jaar was de gemiddelde doorlooptijd ruim een jaar.” Als de vergoedingsstatus is vastgesteld, wil dat nog niet zeggen dat het geneesmiddel ook wordt voorgeschreven. Kortlever: “Onder invloed van de zorgverzekeraars wordt de medische zorg steeds meer geregeerd door richtlijnen en protocollen. Als het goed is worden die regelmatig geactualiseerd, maar met name het Nederlands Huisartsengenootschap (NHG) neemt daar ruim de tijd voor. Het kan wel zes of zeven jaar duren voor een richtlijn is geactualiseerd, en al die tijd wordt een nieuw medicijn dat wel is toegelaten en ook wordt vergoed niet of nauwelijks voorgeschreven.” Een farmaceutisch bedrijf heeft na registratie van een nieuw geneesmiddel acht tot tien jaar om de kosten van onderzoek terug te verdienen en geld opzij te leggen om te investeren in onderzoek naar nieuwe geneesmiddelen. Daarna loopt het octrooi af en komen (soms dezelfde dag) de generieke geneesmiddelen op de markt. Kortlever: “Als
van die tien jaar er nog eens zeven of acht afgaan voordat het geneesmiddel voorgeschreven kan en mag worden, dan blijft er erg weinig tijd over om de kosten van ontwikkeling en registratie – gemiddeld 1,5 miljard dollar – terug te verdienen.” Afgezien van het feit dat hij het niet erg ethisch vindt dat patiënten zo lang moeten wachten op nieuwe innovatieve geneesmiddelen, zijn de trage procedures ook niet erg bevorderlijk voor het enthousiasme van farmaceutische bedrijven om in Nederland onderzoek te doen. “Vergeleken met de landen om ons heen is het innovatieklimaat in Nederland tamelijk guur voor farmaceutische bedrijven”, vindt Kortlever. “Nederland wil graag bij de top5 van meest innovatieve economieën horen, maar we maken het niet waar. Op de lijsten van beste universiteiten, zit geen enkele Nederlandse universiteit bij de top50. Het gemiddelde is goed, maar het lijkt wel of we bang zijn om te excelleren. Internationale ondernemingen die zoeken naar een vestigingsplaats voor hun R&D kijken naar zulke dingen.” Die internationale ondernemingen worden evenmin vrolijk van het feit dat de uitgaven voor R&D in Nederland al jaren dalen. “Terwijl we in 2000 toch hebben afgesproken dat, in het kader van de Lissabon doelstellingen, die uitgaven in 2010 minimaal 3 procent van het bruto binnenlands product zouden bedragen”, merkt Kortlever fijntjes op. “We zitten nu zelfs onder het OESO-gemiddelde, terwijl we juist moeten investeren voor een goede en betaalbare gezondheidszorg.” Kortlever is wel positief over het topsectorenbeleid dat nu gestalte krijgt. “Indertijd waren de life sciences geen onderdeel van het Innovatieplatform, maar gelukkig zijn ze nu wel een topsector. Ik hoop dat de roadmaps tot betere samenwerking met de universiteiten leiden. We roepen altijd wel dat we moeten samenwerken, omdat daar onze kracht ligt, maar in de praktijk is toch vaak sprake van polarisatie. Ook daardoor komen innovatieve ontwikkelingen vaak niet of maar heel langzaam van de grond.” Het liefst zou Kortlever zien dat het kabinet een stevige ambitie neerzet, bijvoorbeeld om het Singapore van Europa te worden. “Als een internationaal bedrijf gaat bepalen waar het zijn R&D-investeringen gaat doen of zijn regionale hoofdkwartier gaat vestigen, kijkt het naar de lokale afzetmarkt. In Nederland is die niet erg groot: zeventien miljoen mensen. Dan moet je andere dingen doen om aantrekkelijk te worden voor internationale bedrijven.” ‘Singapore laat zien dat het kan. Als je maar een ambitie durft neer te zetten en het beleid daarop richt. Dat doen we niet: we anticiperen niet, we reageren. Als je kijkt naar de gretigheid waarmee landen als China, Maleisië, of Hong Kong nieuwe technologie omarmen, dan vrees ik dat we binnenkort links en rechts worden ingehaald.”
5
ONDERZOEK NEDERLAND 13 april 2012
OPINIE
Beleg valorisatie bij kennisinstellingen Het succes van het topsectorenbeleid zal worden bepaald door het creëren van de juiste voorwaarden voor toponderzoek en de valorisatie ervan bij de kennisinstellingen. Zonder dat dreigt Nederland alsnog de innovatieboot te missen, betogen vier medewerkers van het CBSG, het Centre for BioSystems Genomics. In de implementatie van het topsectorenbeleid schuilt een aantal risico’s. Nederland investeert slechts circa 1,7 procent van zijn BNP in R&D en dat is veel lager dan de meest innoverende landen. In het nieuwe beleid investeert de overheid geen extra geld en de meeste kennisinstellingen zullen, in wezen, moeten bezuinigen. Er wordt een forse bijdrage (cumulatief tot circa 40 procent) verwacht van het bedrijfsleven. Hoe in de publiek-private samenwerking (PPS) fundamenteel onderzoek enerzijds en het MKB anderzijds geplaatst kunnen worden is vooralsnog onduidelijk. Andere risico’s liggen in het feit dat het bedrijfsleven het liefst zoveel mogelijk ‘in kind’ wil bijdragen, en tegelijkertijd verwacht op een heel eenvoudige manier rechten te krijgen op het intellectuele eigendom dat voortvloeit uit het onderzoek. Op die manier zouden de betrokken bedrijven meer concurrentievoordeel creëren. De argumentatie is dat dat nodig is omdat van het bedrijfsleven veel wordt gevraagd. Maar terwijl een reeks forse incentives in de maak zijn voor het bedrijfsleven in ruil voor deelname, lijken de kennisinstellingen er juist slechter uit te komen met het risico in een constructie te worden gedwongen waarin ze geen kant meer op kunnen. Het voorbestaan van toponderzoek in coherente programma’s wordt bedreigd en kan versnipperen als gevolg van korte termijn overlevingsstrategieën onder het motto: jullie-vragen-wij-draaien. Innovatie is een wezenlijk en dynamisch bestanddeel van een open en concurrerende markteconomie. Zowel toponderzoek als intellectuele eigendom en een gezonde concurrentie op de markt zijn essentieel om innovatie te stimuleren. Wanneer een PPS-constructie een hoge mate van concurrentievoordeel voor de deelnemers uit het bedrijfsleven mogelijk wil maken, druist dit in tegen het belang om de ontstane kennis breed ten goede te laten komen aan de maatschappij, en tegen een klimaat van open innovatie tussen deelnemende partners. Dit werkt echte innovatie tegen, met negatieve effecten voor de kennisinstellingen en het MKB, terwijl monopolieposities van met name grote bedrijven juist worden bevorderd. Om dat te voorkomen zou de overheid aan PPS-en de voorwaarde moeten stellen dat er een brede valorisatietaak wordt opgenomen en dat die taak wordt belegd bij de kennisinstellingen. Zo moeten de kennisinstellingen ook beter zorgen voor het ontwikkelen en breed verspreiden van innovatieve resultaten. Die verspreiding leidt tot het
versterken van economisch activiteiten op lokaal, regionaal en nationaal niveau. In Nederland zijn er voorbeelden van grote PPS-en waarin een combinatie van fundamenteel/industrieel toponderzoek en valorisatie en innovatie mogelijk is. Kijk naar de onderzoekscentra die in 2002 door het Nederlands Genomics Initiatief (NGI) zijn opgericht. In 2011 heeft een groep internationale en onafhankelijke experts deze centra onder de loep genomen om vast te stellen of het PPS-concept succesvol kan zijn in een academisch-industriële context voor pre-competitief onderzoek. De conclusies waren kristalhelder: binnen de NGI-centra is in de periode 2002-2011 een ongekende vooruitgang geboekt. Zo heeft bijvoorbeeld het CBSG extra financiering weten te genereren voor allerlei soorten nieuwe publieke en (semi)private projecten die het viervoudige bedraagt van de overheidsbijdragen aan de deelnemende kennisinstellingen. De ontstane kennis vloeit naar de gebruikers, een mix van MKB en grote bedrijven in Nederland die actief zijn in plantenveredeling en zaadproductie, een sector met een exportwaarde van 2,5 miljard euro. Volgens deze bedrijven heeft de nieuwe kennis een groei van hun eigen R&D tot stand gebracht. Daarnaast heeft de samenwerking met de kennisinstellingen de implementatie van nieuwe technologieën en de ontwikkeling van nieuwe producten mogelijk gemaakt. Dit alles is gekoppeld aan een reductie van de innovatietijd door de introductie van versnellende en kostenbesparende technologieën. Het bovenstaande bewijst dat een combinatie van toponderzoek, valorisatie en innovatie mogelijk is. Een aantal voorwaarden is bepalend. Ten eerste, het onderzoek moet vooral in een pre-competitief sfeer blijven en voornamelijk uitgevoerd worden bij de kennisinstellingen die ook de regie voeren over de valorisatie-activiteiten. Ten tweede moet het gebruik van de kennis preferentieel, maar niet uitsluitend, voorbehouden zijn aan participerende bedrijven, volgens de systematiek van het staatssteunkader. Tot slot moet er een horizon zijn van zeven tot tien jaar voor het behalen van meetbare effecten van het onderzoek op maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Als de overheid, samen met alle betrokken spelers, in het topsectorenbeleid zorgt voor de juiste balans in de aangegeven punten, maximaliseren we de kans dat Nederland de ambitie waar kan maken om in de top5 van de meest innoverend landen te komen. Zo niet, dan verliest Nederland juist aan innovatiekracht.
Gerco Angenent, technologiedirecteur CBSG Robert Hall, algemeen directeur CBSG Francine Govers, programmadirecteur CBSG Gionata Leone, valorisatiemanager CBSG
Eindredactie Fridus Valkema
Onderzoek Nederland
Medewerkers Maya Berger, William Bown, Martyn Jones, Joost van Kasteren, Sarah Lewis, Ineke Malsch, Yael Moscou, Erik te Roller, Lise Schoonen, Martine Segers, Paul Wouters Druk Drukkerij Klaassen BV, Zwaag
Een uitgave van Onderzoek Nederland Publicaties BV Postbus 3123, 1620 GC Hoorn Tel 0229 212216 Fax 0229 210424 Email
[email protected]
D
SM-topman Feike Sijbesma schijnt persoonlijk geprobeerd te hebben minister Verhagen over te halen extra te investeren in kennis en innovatie. Tevergeefs De innovatiecontracten die de minister vorige week ondertekende maken pijnlijk duidelijk dat hij geen nieuw geld ter beschikking stelt. Dit in weerwil van het aanhoudende PR-offensief waarin hij voortdurend gewag maakt van 1,5 miljoen euro aan investeringen in onderzoek die de overheid zich zou getroosten in deze voor ons land zo moeilijke tijden. Het tegendeel is waar. Het gaat uitsluitend om bestaande middelen van organisaties als NWO, de KNAW en onderzoekinstituten als TNO en ECN. Bovendien krijgen deze organisaties ook nog eens bezuinigingen over zich heen. Het Rathenau Instituut bevestigde deze week dat de overheidsuitgaven voor R&D in 2016 200 miljoen euro lager zullen zijn dan in 2012, dit ondanks de fiscale maatregelen die het kabinet voor de industrie in petto heeft, zoals een verhoging van de WBSO.
et gemor over het krenterige kennisbeleid van EL&I zwelt aan nu de inhoud van de innovatiecontracten openbaar is geworden (zie ook de voorpagina.) Bovendien ontbreekt het aan continuïteit. Vooralsnog gelden de innovatiecontracten uitsluitend voor dit en volgend jaar. Verscheidene succesvolle topinstituten hebben geen zekerheid over het voorzetten van de financiering na 2013. Hoe kun je dan onderzoekers aantrekken die een vierjarig programma moeten afwerken? Verder valt de belangstelling van het MKB voor de innovatiecontracten flink tegen. De komende maanden moet het ministerie samen met brancheorganisaties alle zeilen bijzetten om de bedrijven alsnog te bewegen om mee toe doen. Kortom, het bereiken van de top5 van ’s werelds kenniseconomieën is verder weg dan ooit. Nederland zal eerder zakken op deze ranglijst, omdat concurrerende landen wel extra investeren in R&D. Europa krijgt er een probleemland bij, niet omdat het beter niet kan, zoals Griekenland en Spanje, maar omdat het niet wil.
23 23 24 24 24 08 09
april, Amsterdam, Vrijheid van onderzoek en publiceren: Fouchier en H5N1, Debat bij de KNAW, Info: www.knaw.nl – 26 april, Athene, Transport Research Arena, Info: www.traconference.eu april, Utrecht, KP7 Training Businessclass, Info: www. agentschapnl.nl april, Utrecht, Chemie zonder grenzen, Informatiebijeenkomst over duurzame chemie in KP7, Info: www.agentschapnl.nl april, Lelystad, Voorlichtingsbijeenkomst WBSO, Info: www.agentschapnl.nl mei, Arnhem, Voorlichtingsbijeenkomst WBSO, Info: www.agentschapnl.nl – 10 mei, Delft, e-Freight 2012: creating solutions for the e-Freight areas of information exchange for sustainable and secure multimodal freight transport, Info: www.efreightconference.com mei, Zoetermeer, KP7 Training Juridisch / Financieel, Info: www.agentschapnl.nl mei, Zoetermeer, KP7 Training Cooperation, Info: www.agentschapnl.nl – 18 mei, Valencia, RCIS 2012: Sixth International Conference on Research Challenges in Information Science, Info: http://rcis-conf.com mei, Breda, Voorlichtingsbijeenkomst WBSO, Info: www.agentschapnl.nl - 23 mei, Heemskerk, KP7 Training Coördinatoren, Info: www.agentschapnl.nl mei, Utrecht, KP7 Training Businessclass, Info: www. agentschapnl.nl juni, Zoetermeer, KP7 Training Juridisch / Financieel, Info: www.agentschapnl.nl juni, Den Haag, Voorlichtingsbijeenkomst WBSO, Info: www.agentschapnl.nl juni, Amsterdam, KP7 Training ERC Starting Grant, Info: www.agentschapnl.nl juni, Nijmegen, KP7 Training ERC Starting Grant, Info: www.agentschapnl.nl juni, Amsterdam, Voorlichtingsbijeenkomst WBSO, Info: www.agentschapnl.nl
10 15 16 22 22 30 05 12 14 21 26
13 APRIL 2012
H
Agenda
NUMMER 298
Uitgever Janneke Kleinnijenhuis
Onderzoek Nederland verschijnt 22 maal per jaar en is uitsluitend per abonnement verkrijgbaar. Prijs 495 euro per jaar.
Noteer mij als abonnee Naam Instelling Functie Adres
W
Postcode
Plaats
Tel. Fax. Email
Ik wacht op uw rekening alvorens te betalen Stuur de bon naar: Onderzoek Nederland, Antwoordnummer 1175, 1620 VB, Hoorn. Of per fax: 0229 210424 De vermelde prijs is inclusief BTW. Voor meervoudige abonnementen binnen een instelling of onderneming gelden gereduceerde prijzen. Informatie: 0229 212216
ISSN1388-5251
at hadden we mooie innovatieve projecten kunnen doen met de investeringen van meer dan 100 miljoen euro die nu gemoeid zijn met het geschikt maken snelwegen voor 130 km, is een veel gehoorde verzuchting in kennisland. ‘Asfalt’ (spreek dit uit als een heel vies woord). En dan volgt de beschuldigende vinger naar VNO-NCW die onvoldoende oog zou hebben voor het belang van technologie en innovatie. Voorzitter Wientjes (VVD) moet nu eenmaal het hele bedrijfsleven bedienen. En de sector wegenbouw is kennelijk belangrijker dan high tech. De eenmansmissie van Sijbesma illustreert pijnlijk de onmacht van de innovatieve industrie om zich hard te maken voor extra overheidsinvesteringen in R&D.