De creatieve industrie in Nederland vooronderzoek Uitgevoerd in opdracht van Habiforum
september 2005 | r2005-0038RL
ABF RESEARCH VERWERSDIJK 8 | 2611 NH DELFT | T [015] 2123748
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
Rik Lukey
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
Inhoudsopgave
1
Inleiding
5
1.1 1.2 1.3
Vooraf Onderzoeksvragen Definiëring van de creatieve industrie
5 5 6
2
Structuur van de creatieve industrie
11
2.1 2.2 2.3
Omvang Clusters Creatieve industrie samengevat
11 15 22
3
Creatieve milieus
23
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Inleiding Omvang van de creatieve milieus Geografische ligging van creatieve milieus Creatieve milieus in de tijd Creatieve en andere milieus Kenmerken van creatieve milieus Creatieve milieus samengevat
23 24 25 26 29 35 39
4
Beleid en toekomstige creatieve projecten
43
4.1 4.2 4.3
Inleiding Conclusies Aanbevelingen voor creatieve milieus en projecten
43 43 44
49 55 57 59
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
Bijlage 1: indeling creatieve industrie Bijlage 2: aandeel creatieve industrie Bijlage 3: concentratie index Bijlage 4: concentratie index deelsectoren
1
1.1
Inleiding
Vooraf
Sinds de opwaardering van het begrip “creativiteit” door de Amerikaanse professor Richard Florida tot belangrijke productiefactor is creativiteit, en alles wat daarmee samenhangt, een hot item. Ook de creatieve industrie in Nederland staat daardoor al enige tijd in de belangstelling. In verschillende Nederlandse steden wordt ingezet op het stimuleren van “de creatieve industrie” en “de kenniseconomie”. Vaak is echter niet helder wat het begrip creatieve industrie inhoudt en hoe omvangrijk de creatieve industrie eigenlijk is. Nog moeilijker is de vraag in hoeverre er mogelijkheden zijn dit onderdeel van de economie te stimuleren. Alle reden voor onderzoek waarin de omvang en structuur van de creatieve industrie in Nederland op eenduidige wijze worden beschreven en waarin wordt aangegeven welke regio’s in Nederland goed zijn in welke takken van de creatieve sport. Belangrijk element in benaderingswijze van ABF Research is dat creativiteit in onze visie ingrijpt op elke fase van het productieproces. Vanuit dit perspectief kunnen dan ook verschillende soorten creatieve milieus ontstaan. We onderscheiden broedplaatsen, creatieve werkplaatsen, transactiemilieus en productiemilieus. Door de introductie van het begrip creatief milieu wordt het eenvoudiger om de invloed van creativiteit op de ontwikkeling van de economie te begrijpen. Bovendien wordt het mogelijk om de creatieve industrie op een laag schaalniveau (postcodewijk) te volgen en daar als overheid ook beleid aan te koppelen.
1.2
Onderzoeksvragen
In dit onderzoek wordt getracht antwoord te geven op een aantal onderzoeksvragen: Hoe groot is de creatieve industrie in Nederland? Hoe heeft de creatieve industrie zich de laatste jaren ontwikkeld? Welke regio’s zijn gespecialiseerd in welke delen van de creatieve industrie? Waar ontstaan creatieve milieus en welk deel van de creatieve industrie bevindt zich binnen een creatief milieu? Zijn er randvoorwaarden aan te geven om de slagingskans van projecten in de creatieve industrie te vergroten.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
Het vooronderzoek Creatieve Industrie is opgesteld voor Habiforum. Habiforum richt zich op de ruimtelijke vernieuwing in Nederland. In het slothoofdstuk worden op basis van de onderzoeksresultaten dan ook een aantal beleidsvormen en proeftuinen geïntroduceerd die aansluiten bij de visie van Habiforum op ruimtelijke vernieuwing.
5
1.3
Definiëring van de creatieve industrie
De term creatieve industrie is langzamerhand al redelijk ingeburgerd. Maar wat daar onder moet worden verstaan is niet altijd duidelijk. De Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Economische Zaken zijn een traject begonnen over het onderwerp cultuur en economie. Daarvoor is een aantal onderzoeken gestart. Deze worden samengevat onder de titel: “Creativiteit in kaart gebracht” (zie www.cultuureneconomie.nl). Dit document wordt ingeleid door de bewindslieden van de genoemde Ministeries. Zij ondersteunen het idee dat creativiteit een belangrijke productiefactor is en noemen als voorbeeld De Koninklijke Tichelaar uit Makkum. Dit bedrijf is creativiteit tot haar kerntaak gaan rekenen. De traditionele productie is deels vervangen door nieuwe creatieve producten. De onderliggende onderzoeken hanteren een beperkte en een ruime definitie voor de creatieve industrie. In de beperkte definitie vallen de kunsten, de media, het vermaak en de creatieve zakelijke dienstverlening als architectuur en mode onder deze noemer. In de ruime definitie horen ook nog een deel van de productie en de distributie die daar direct aan verbonden zijn bij. Het aandeel van de werkgelegenheid is maar zeer beperkt. Het gaat om 2% bij de beperkte definitie en 3% bij het hanteren van de ruime definitie. Deze benadering staat in schril contrast met de benadering van Richard Florida. Hij spreekt niet van creatieve industrie maar van creatieve klasse. Dat zijn in zijn visie alle persoenen die door hun creativiteit economische waarde toevoegen (zie “The Rise of the Creative Class”). Bij de creatieve klasse telt Florida niet alleen kunstenaars, ontwerpers en schrijvers maar ook managers, medici, ingenieurs, juristen enzovoort. De omvang van de creatieve klasse is via deze weg ruwweg een derde van de beroepsbevolking. Het nadeel van deze benadering is dat de relatie met de aard van het proces en het product is verdwenen.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
6
Het nadeel van de eerste benadering van de beide Ministeries via het project cultuur en economie is dat het gaat om een zeer specifieke producten. Het betreft meer recreatie of pret dan creatie. Een groot deel van de branches die nu worden genoemd kan men over het algemeen beschouwen als producenten van luxe consumptie goederen. De opvatting van cultuur en creativiteit is via deze benadering wel erg beperkt. De relatie tussen economie en cultuur is zo beschouwd vermoedelijk eenzijdig. Een hogere economische groei leidt tot hogere inkomens en tot meer culturele en recreatieve bestedingen. Het gaat echter juist om de wederzijdse relatie. Waar leidt creativiteit tot een versterking van het economisch handelen en dat kan op veel meer manieren dan via de pretsector. De Koninklijke Tichelaar valt overigens volgens de SBI indeling in bedrijfsklasse 2621 te weten de vervaardiging van huishoudelijk en sieraardewerk. Deze bedrijfsklasse hoort niet tot de creatieve industrie zoals die door de Ministeries wordt gehanteerd. Voor dit onderzoek is een eigen indeling voor de creatieve industrie ontwikkeld. Daarvoor wordt aansluiting gezicht bij wat in de economische wetenschappen gebruikelijk is. Creativiteit wordt gezien als een productiefactor. De standaard productiefactoren zijn kapitaal, arbeid en natuur. Creativiteit wordt via arbeid aan het productieproces toegevoegd. De vraag is nu op welke wijze een dergelijke input operationeel gemaakt kan worden. Een vergelijkbare vraag kwam binnen de economie al veel eerder naar voren bij het vaststellen van de omvang van de investeringen. Alle goederen die in een productieproces worden opgenomen kan men onderscheiden in intermediaire goederen en investeringen. Maar waar ligt nu de grens? Is een hamer die maar een keer wordt gebruikt wel een investeringsgoed? In de Nationale Rekeningen wordt alle input die langer dan een jaar ten dienste staat aan het productieproces gezien als investeringsgoed. De input is dan niet de investering als geheel maar de afschrijving over die investering. Het potlood van de tekenaar dat binnen het jaar is verbruikt, is een intermediaire levering maar een duurzaam potlood dat vele jaren trouwe dienst doet is een investering, waarover wordt afgeschreven. Door deze definitie zijn investeringen altijd goederen en bestaan traditioneel vooral uit machines, vervoermiddelen, gebouwen, woningen en verder grond-, weg- en waterwerken. Machines en vervoermiddelen zijn de gestolde handelingen uit het verleden die het product mede vorm geven. Samen met de factor arbeid is er een keten van handelingen, ofwel het produc-
tieproces dat een product oplevert. Bij het productieproces is er altijd sprake van een tweezijdige interactie tussen mensen onderling of tussen mens en machine. De overige investeringen zijn vastgoedinvesteringen. Deze werken altijd eenzijdig in op het proces. Het is de gestolde context voor handelingen. Het onderscheid tussen intermediaire goederen en investeringen is in de praktijk reuze praktisch gebleken. Het geeft inzicht in de ontwikkeling van de omvang van de kapitaalgoederenvoorraad en in de vernieuwing ervan. Er zijn talloze economische indicatoren die daarvan een beeld geven. Arbeid wordt toegevoegd aan het productieproces in de vorm van initiatieven, kennis, ervaring en fysieke inspanning. Ieder productieproces is een reeks handelingen waarvoor inputs en productiefactoren worden gebruikt om tot een product te komen. Men kan arbeid heel mechanisch opvatten vergelijkbaar met de inzet van goederen. Nieuwe arbeidskrachten zijn investeringen die langzaam worden verbruikt. Het loon is een vergoeding die men betaalt op de afschrijving van de beschikbare arbeid. Mensen zijn echter geen machines. Mensen tonen initiatieven, leren en passen nieuwe werkwijzen en producten toe. Nieuwe arbeidskrachten moeten zich vaak eerst bestaande ervaringen eigen maken en kunnen dan werken aan vernieuwing. Een groot deel van de arbeid komt aan het laatste niet toe en is gebaseerd op ervaring, hetgeen de herhaling van geleerde handelingen inhoudt. De Koninklijke Tichelaar heeft jarenlang goed kunnen functioneren via de inzet van oude ervaringen en de productie van steeds hetzelfde aardewerk. Een groot deel van de arbeidsinzet berust op de toepassing van bestaande ervaringen. We noemen creativiteit die inzet van arbeid welke leidt tot vernieuwing van het product of het productieproces. Creatieve werkers leveren zelf steeds weer een nieuw product. De werkwijze, de uitkomst of beide zijn steeds nieuw. De creatieve input laat zich niet automatiseren of mechaniseren. Creativiteit wordt niet als een zelfstandige sector (de media, of ontwerpers) beschouwd, maar als een productiekracht die dwars op de economische sectoren staat. Figuur 1.1 brengt in beeld hoe het creatief potentieel zich in elke regio afzonderlijk kan ontwikkelen tot productiekracht. Figuur 1.1: invloed van creativiteit op de economie
Inspiratie
Interactie
Ontmoeting
Transactie
Produktie
via interactie met verschillende sectoren
naar transactie verbinding met productieketens
uitvinding, ontwerp proces startersmilieu
onderzoek van de markt toepassing, verfijning experimenteer ruimte
toelevering en afname productie en verbreding productieklimaat
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
Inspiratiebron voor de samenleving
De figuur is ontleend aan een publicatie van bureau de Stad b.v. (zie bijv: “creativiteit als productiefactor”). Bij Florida wordt uitgegaan van de persoon die vanuit zijn of haar creativiteit waarde toevoegt, ook al is die toevoeging uit zichzelf niet nieuw. In dit rapport is de invalshoek de arbeidsplaats. Deze behoort tot de creatieve industrie als het 7 handelingsproces en/of het product steeds opnieuw moeten worden bedacht. Kunst en ontwerp uit de definitie van de beide Ministeries horen daar zeker bij, maar dat geldt ook voor onderzoek en advies. Deze branches rekenen we
tot de kern van de creatieve industrie. Kenniswerkers die bestaande kennis opnieuw toepassen zijn daar buiten gelaten. Een tandartsenpraktijk is een voorbeeld van een dergelijk bedrijf. Weliswaar gaat het hier om een creatief beroep, het product en de werkwijze zijn toepassingen van bestaande praktijken. Naast de kernactiviteiten worden nog organisatie, verspreiding en toepassing gedefinieerd. Deze groepen vallen onder de overige activiteiten. Binnen de kernactiviteiten en de overige activiteiten worden een aantal deelgroepen onderscheiden. De kernactiviteiten binnen de creatieve industrie bestaan uit: Kunst (b.v. beeldende kunst en visuele kunst) Ontwerp (b.v. mode, industrieel ontwerp en architectuur, ICT ontwikkeling, Web design) Onderzoek (technisch onderzoek, marktonderzoek, maatschappelijk onderzoek e.d.) Advies (juridisch, economisch, sociaal, cultureel etc.) De overige activiteiten behelzen: Organisatie (aan creatieve industrie verbonden) Distributie (aan creatieve industrie verbonden) Toepassing (aan creatieve industrie verbonden als High Tech en Ambachten) De kernactiviteiten verschillen in de wijze waarop de uitvoerder regels toepast en toetst. Bij kunst is daar in principe de meeste ruimte. Het hoe en waarom bepaalt de kunstenaar zelf. Toch legt hij zich allerlei beperkingen op omdat hij kiest voor een bepaald medium en rekening houdt met eerder werk, critici, collega’s, mogelijke klanten enzovoort. De ontwerper richt zich op meer externe collectieve waarden. Het ontwerp is per definitie bedoeld voor derden. Maar de manier waarop het ontwerp vorm krijgt is betrekkelijk vrij. Onderzoek moet daarentegen verifieerbaar zijn. Dat betekent dat de regels waarlangs het onderzoek verloopt voor anderen toegankelijk moeten zijn, waardoor deze een meer collectief karakter hebben. Advies, zoals bijvoorbeeld juridisch advies houdt rekening met algemeen geldende regels maar past deze toe voor het individu. De onderstaande figuur laat de nuances zien. In alle gevallen gaat de uitvoerder steeds opnieuw creatief om met beschikbare regels en waarden. Figuur 1.2: deelsectoren binnen de kernactiviteiten creatieve industrie
collectieve regels eigen waarden
advies kunst
onderzoek ontwerp
collectieve waarden
eigen regels DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
8
De precieze toedeling van de sector is gebeurd met behulp van het LISA (= landelijk informatie systeem arbeidslocaties) en het EBB (= enquête beroepsbevolking). Deze geven inzicht in de branche en de beroepen maar laten niet zien wat de activiteiten zijn en welk product precies wordt geleverd. Bovendien ontbreken de onderlinge relaties. De indeling heeft daarom een enigszins arbitrair karakter. Een exacte beschrijving van deze indeling kunt u aantreffen in bijlage 1. Gebruikte gebiedsindelingen In dit rapport worden diverse gebiedsindelingen gebruikt. Het laagste schaalniveau is het 4 cijferige postcode gebied. In Nederland zijn ongeveer 4000 postcode wijken. Per wijk wonen er gemiddelde 4000 mensen. In de grote steden zijn dat er wat meer en in de dorpen is de omvang kleiner. Ieder gehucht heeft een eigen postcode. De 4PC gebieden tellen op naar gemeente. Daarnaast wordt nog een regio indeling gebruikt. Dat is een indeling van Nederland in 7 grootstedelijke BON gebieden en 12 provincies of rest provincies; samen 19 gebieden. BON staat voor
bestuur op niveau. Deze gebieden worden ook wel kaderwet gebieden genoemd. De BON gebieden zijn de regio’s rond de vier grote steden, Eindhoven, Groningen en Enschede. Indeling rapport De indeling van dit rapport is als volgt. In het tweede hoofdstuk wordt de omvang en samenstelling van de Nederlandse creatieve industrie gepresenteerd. Het derde hoofdstuk gaat in op het ontstaan en de ontwikkeling van creatieve milieus. In het vierde hoofdstuk wordt ingegaan op de mogelijkheid om toekomstige creatieve projecten op te zetten.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
9
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
10
2
2.1
Structuur van de creatieve industrie
Omvang
De werkgelegenheid in de creatieve industrie in Nederland is bijzonder groot: in 2002 zijn er 990.000 arbeidsplaat1 sen in de Nederlandse creatieve sector. Dat betekent dat ruim 13% van alle Nederlandse banen deel uitmaakt van de creatieve industrie. Dat is aanzienlijk meer dan de 3% van de werkgelegenheid wanneer uitsluitend kunst en cultuur in beschouwing worden genomen. Ruim 40% van de banen binnen de creatieve sector kan tot de kern van de creatieve sector worden gerekend. Figuur 2.1: Omvang per BON gebied van de creatieve industrie in Nederland, 2002
Omvang creatieve industrie (abs.) Omvang wglh. Kern creatieve industrie Overige creatieve industrie
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
1
11 Het betreft zowel fulltime als parttime arbeidsplaatsen.
De omvang van de werkgelegenheid verschilt sterk van gebied tot gebied. In figuur 2.1 wordt de omvang van de werkgelegenheid per BON-gebied weergegeven. De figuur maakt tevens duidelijk welk deel van de creatieve werkgelegenheid tot de kernactiviteiten kan worden gerekend. De figuur maakt duidelijk dat het zwaartepunt van de creatieve industrie in de zuidwestelijke helft van het land ligt. Vooral de Randstad en delen van Noord-Brabant tellen veel creatieve werkgelegenheid. De creatieve werkgelegenheid in Zeeland, Groningen, Friesland, Drente en Overijssel blijft sterk achter bij de aantallen die in de Randstad en Brabant worden gehaald. In de meeste BON-gebieden overtreft de werkgelegenheid in de overige creatieve industrie die in de kern van de creatieve industrie. Alleen in de omgeving van de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht is de werkgelegenheid in de kern omvangrijker. In bijlage 2 zijn de aandelen van de creatieve industrie in de verschillende BON-gebieden in de landelijke werkgelegenheid opgenomen. Om de omvang van de creatieve werkgelegenheid in de verschillende delen van Nederland nog wat inzichtelijker te maken wordt in figuur 2.2 het aandeel van de werkgelegenheid in de totale Nederlandse werkgelegenheid in de creatieve industrie weergegeven. Daarbij worden als gebiedseenheid provincies in plaats van BON-gebieden als uitgangspunt gekozen. Dit als aanvulling op de kaart met BON-gebieden. Het gemiddelde voor Nederland ligt voor de kernactiviteiten op 5,5% en voor de overige activiteiten op 8,0%. Figuur 2.2: Aandeel werkgelegenheid per provincie, 2002 25
Percentage
20 15 10 5
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
12
Kernactiviteiten
Overige activiteiten
Zeeland
Drente
Friesland
Flevoland
Groningen
Overijssel
Limburg
Gelderland
Utrecht
NoordBrabant
ZuidHolland
NoordHolland
0
CI totaal
De werkgelegenheid in de creatieve industrie bevindt zich voor het overgrote deel in de provincies Noord- en ZuidHolland en Noord-Brabant. Ook Utrecht en Gelderland leveren aanzienlijke bijdragen aan de werkgelegenheid binnen de creatieve sector. De werkgelegenheid in de noordoostelijke provincies en Zeeland is, in vergelijking met de andere provincies, bijzonder beperkt. De figuur bevestigt daarmee het beeld uit de eerdere kaart: de werkgelegenheid in de creatieve industrie concentreert zich in de zuidwestelijk helft van het land. Dit blijkt ook uit het feit dat bijna driekwart van de werkgelegenheid in de kern van de creatieve industrie zich in de provincies Noord- en ZuidHolland, Utrecht en Noord-Brabant bevindt. Dat is ook het meest verstedelijkte deel van Nederland. De creatieve industrie bevindt zich voor een groot deel in en om de stad. Later wordt hier verder op ingegaan.
De creatieve industrie in Nederland is in de periode 1996-2002 met 35% gegroeid. Ter vergelijking: de groei van de totale werkgelegenheid in dezelfde periode bedroeg 22%. Binnen de creatieve industrie zijn de verschillen bijzonder groot: de werkgelegenheid in de kern van de sector is met 60% gestegen, die binnen de rest van de sector met
22%. Het grootste deel van de groei komt daarmee op het conto van de kernactiviteiten. De groei van de werkgelegenheid in de creatieve industrie, onderscheiden naar kernactiviteiten en overige activiteiten, wordt in de figuur voor de verschillende BON-gebieden weergegeven. Het snijpunt van het assenkruis geeft de gemiddelde landelijke groei weer. Figuur 2.3: Groei in de totale werkgelegenheid in de creatieve industrie in de periode 1996-2002 onderscheiden naar kernactiviteiten en overige activiteiten 70 ROL KAN
60
Flevoland
groei rest creatieve industrie (%)
50
40 Groningen Rest Gelderland
30 Haaglanden 20
Rest Utrecht Rest Overijssel
Friesland
BRU Limburg
ROA
SRR SRE Rest Zuid-Holland Rest Noord-Brabant
ROL Tw ente
10 Rest Noord-Holland
Drenthe
0 Zeeland -10 -10
10
30
50
70
90
110
groei kern creatieve industrie (%)
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
In een beperkt aantal regio’s is de groei in zowel de kern van de creatieve industrie als in de overig creatieve industrie bovengemiddeld groot geweest. Het gaat om bijvoorbeeld de Bestuursregio Utrecht (BRU) en de rest van Utrecht. Amsterdam (en omgeving) en Twente zijn voorbeelden van gebieden die vooral goed presteren als het gaat om de kernactiviteiten. Het knooppunt Arnhem/Nijmegen en Flevoland op hun beurt weten veel groei in de overige creatieve industrie te genereren. De groei in zowel de stadsregio Rotterdam als in de Stadsregio Eindhoven komt op beide fronten niet uit boven het landelijk gemiddelde, een opmerkelijk gegeven gezien de aanwezigheid van Philips in Eindhoven. In de volgende figuur wordt de groei van de creatieve industrie in verband gebracht met de totale groei van de werkgelegenheid. We zien dan dat de groei van de werkgelegenheid in de creatieve industrie in nagenoeg alle BONgebieden sneller gegroeid dan de totale werkgelegenheid. Alleen in Zeeland is de situatie andersom. Het verschil tussen groei in de creatieve werkgelegenheid en groei in de totale werkgelegenheid is het grootste in de bestuursregio Utrecht: de totale werkgelegenheid is er met 28% gestegen, de creatieve werkgelegenheid met 66%.
13
Figuur 2.4: Groei in de creatieve industrie vergeleken met groei in de totale werkgelegenheid 170
groei werkgelegenheid cr. industrie (index: 1996=100)
BRU 160 ROL KAN Rest Utrecht
Flevoland
150 Groningen ROA Limburg 140 Rest Gelderland 100
Friesland 120 130 Haaglanden
110
SRR Rest Overijssel 130 140
150
160
ROL Tw ente Rest Noord-Brabant SRE Rest Zuid-Holland 120 Rest Noord-Holland
Drenthe 110
Zeeland 100 groei totale w erkgelegenheid (index: 1996=100)
De figuur laat zien dat met name de regio’s in de Noordvleugel van de Randstad het goed hebben gedaan, zoals BRU, rest Utrecht, Flevoland, en in mindere mate ROA. Het niveau van de creatieve industrie in het ROA overigens al bijzonder hoog.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
14
De figuur suggereert een relatie tussen beide ontwikkelingen maar hoe deze precies ligt is moeilijk te zeggen. Deels leidt een algemene groei van de werkgelegenheid tot een rechtstreekse vraag naar creatieve producten. Het kan ook dat door de groei van de werkgelegenheid de inkomens stijgen en dat de vraag loopt via de consument. De omgekeerde relatie kan natuurlijk ook. De producten van de creatieve industrie vinden hun weg binnen de overige sectoren en leiden tot extra werkgelegenheid. In figuur 2.5 wordt per BON-gebied de verandering van de werkgelegenheid in de creatieve industrie ten opzichte van de totale werkgelegenheid weergegeven. Het aandeel van de werkgelegenheid in kern van de creatieve industrie is vooral in de omgeving van Utrecht, Amsterdam en Limburg fors gestegen. In het Knooppunt Arnhem/Nijmegen springt het stijgende aandeel van de werkgelegenheid in de overige creatieve industrie in het oog. Deze groei kan voor een groot deel worden verklaard uit de stijgende werkgelegenheid bij de Philips vestiging in Nijmegen. In bijvoorbeeld Haaglanden en Eindhoven wordt het aandeel van de kernactiviteiten geringer. Dit betekent dat de groei in de kernactiviteiten is achtergebleven bij die in de totale werkgelegenheid. Ook nu neemt de Stadsregio Rotterdam een bescheiden middenpositie in.
Figuur 2.5: Verandering van het aandeel van de werkgelegenheid van de creatieve industrie (1996B RU ROA Limburg Rest Utrecht ROL Twente Rest Overijsel Drenthe Gro ningen SRR Friesland Flevo land Rest Gelderland Zeeland ROL KA N Rest No o rd B rabant Rest Zuid-Ho lland SRE Rest No o rd-Ho lland Haaglanden
-3,0
-2,0
-1,0
0,0
1,0
2,0
3,0
verandering aandeel in totale Nederlandse w erkgelegenheid (1996-2002) Kern creatieve industrie
Overige creatieve industrie
2002)
2.2
Clusters
2.2.1
Concentraties in de creatieve industrie in BON-gebieden
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
Concentraties in BON-gebieden Clustervorming binnen de creatieve industrie kan op verschillende schaalniveaus worden bekeken. In deze studie gaan we uit van de clusters in BON-gebieden. Daarmee gebruiken we een ruimtelijke eenheid die garandeert dat er een zekere massa aan creatieve werkgelegenheid aanwezig is. Door gebruik te maken van een concentratie-index kunnen clusters worden opgespoord. De concentratie-index wordt berekend uit de verhouding van het regionale aandeel en het nationale aandeel. Wanneer de concentratie-index voor een regio uitkomt op 100 betekent dat het aandeel van de creatieve industrie in die regio in de totale regionale werkgelegenheid even groot is als het aandeel van de landelijke creatieve industrie op de totale landelijke werkgelegenheid. Met een concentratie-index worden regionale aandelen dus vergeleken met landelijke aandelen. In volgende figuur zijn de concentratie-indices voor de verschillende BON-gebieden voor de kernactiviteiten en de overige activiteiten binnen de creatieve industrie opgenomen. De Bestuursregio Utrecht regio kent veruit de sterkste concentratie werkgelegenheid in de creatieve industrie. Zowel voor de kernactiviteiten als de overige activiteiten realiseert de BRU de hoogste concentratiewaarden. Ook de Regio Amsterdam kent op beide terreinen overigens sterke clusters. Gezien de eerder gebruikte indicatoren komt dat 15 niet als verrassing. Figuur 2.6: Concentratie-index werkgelegenheid in de creatieve industrie in 2002 onderscheiden naar kernactiviteiten en overige activiteiten
200 180
Concentratie-index 2002
160 140 120 100 80 60 40 20
CI kern
CI overig
Zeeland
Drenthe
Friesland
ROL Twente
Limburg
Rest Overijsel
Groningen
Rest Noord Brabant
Rest Gelderland
Rest Zuid-Holland
ROL KAN
Rest Noord-Holland
SRR
SRE
Flevoland
Haaglanden
ROA
Rest Utrecht
BRU
0
CI totaal
De Bestuursregio Utrecht, de rest van Utrecht en het ROA-gebied zijn sterk in zowel de kernactiviteiten van de creatieve industrie als in de overige activiteiten. Eindhoven is een voorbeeld van een regio die het goed doet bij de overige activiteiten. In een groot deel van de overige regio’s blijft de concentratie-index voor zowel kernactiviteiten als overige activiteiten achter bij het landelijk gemiddelde. Concentraties op gemeentelijk niveau In het voorgaande is de concentratie-index op het niveau van BON-gebieden weergegeven. Binnen de BONgebieden is de spreiding van creatieve activiteiten immers niet constant. We maken dan ook een kleine zijsprong en presenteren enkele concentratie-indices op gemeentelijk niveau. Figuur 2.7 geeft de concentratie-index van de 2 werkgelegenheid uitgesplitst naar kernactiviteiten en overige activiteiten , figuur 2.8 geeft dezelfde uitsplitsing voor de vestiging van bedrijven.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
De concentratie van werkgelegenheid in de kern van de creatieve industrie is vooral in de regio Utrecht en regio Amsterdam hoog. Daarnaast blijkt de concentratie samen te hangen met het patroon van het snelwegennet. In perifere gebieden zonder snelweg is de concentratie-index over het algemeen zeer laag. Het kaartbeeld kent een enkele, op het eerste gezicht merkwaardige, uitschieter. Zo tekent zich bijvoorbeeld in de Noord-Hollandse gemeente Zijpe een hoge concentratiegraad af. Deze hoge concentratie komt voort uit de werkgelegenheid (ruim 600 banen) bij het Energieonderzoek Centrum Nederland in Petten.
Figuur 2.7: Concentratie-index werkgelegenheid creatieve industrie per gemeente, 2002 16
2
In bijlage 3 is de kaart voor de totale creatieve industrie opgenomen.
Legenda
Legenda
Concentratie-index (werkgelegenheid kern)
Concentratie-index (werkgelegenheid overig)
6,7 - 51,9
21,7 - 64,5
52,0 - 89,2
64,6 - 95,4
89,3 - 153,6
95,5 - 137,0
153,7 - 266,4
137,1 - 225,1
266,5 - 456,1
225,2 - 535,3
De overige creatieve industrie kent over het algemeen hoge concentraties van werkgelegenheid in de omgeving van snelwegen net buiten de grote steden. Zo zien we een aantal gemeenten in bijvoorbeeld Utrecht, Noord-Brabant relatief veel overige creatieve industrie. De stad Eindhoven neemt een uitzonderingspositie in: hier is de concentratie van de overige creatieve industrie wel hoog. Ook dit kaartbeeld kent enkele uitschieters. De hoge concentratie in de onder Groningen gelegen gemeente Noordenveld bijvoorbeeld wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van Cordis, (een bouwer van medische instrumenten) in Roden met bijna 1600 banen. In de eerste twee kaartjes is de werkgelegenheid als basis voor het berekenen van de concentratie-index gebruikt. De concentratie-index voor bedrijven in de creatieve industrie, opnieuw uitgesplitst naar kernactiviteiten en overige activiteiten, is weergegeven in figuur 2.8. De weergave naar bedrijvigheid heeft als voordeel dat een enkel bedrijf met veel werkgelegenheid geen uitschieter in het kaartbeeld kan geven.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
Het kaartbeeld met de bedrijvigheid als uitgangspunt nuanceert het kaartbeeld met werkgelegenheid enigszins. Hoge concentraties van bedrijven binnen de kern van de creatieve industrie bevinden zich globaal langs de as Amsterdam-Eindhoven en in het gebied Utrecht, Amersfoort, Almere. Binnen deze laatste zone is de verhoogde concentratie bedrijvigheid in de directe omgeving van de autosnelwegen goed zichtbaar. De steden Delft en Groningen vallen eveneens op met een hoge concentratie bedrijvigheid. Hetzelfde geldt voor een aantal gemeenten in Gelderland en Twente. De overige bedrijvigheid concentreert zich in het centrum van het land in de regio Utrecht. Daarnaast zijn er concentraties richting Brabant en Gelderland.
17
Figuur 2.8: Concentratie-index bedrijvigheid creatieve industrie per gemeente, 2002 Legenda
Legenda
Concentratie-index (bedrijven kern)
Concentratie-index (bedrijven overig)
17 - 58
33 - 70
59 - 78
71 - 88
79 - 100
89 - 107
101 - 129
108 - 135
130 - 175
136 - 187
Concentraties binnen woonmilieus Hierboven werd duidelijk dat de concentratie van de creatieve industrie binnen BON-gebieden niet gelijkmatig is verdeeld. Een detaillering naar gemeentelijk niveau toont bijvoorbeeld een samenhang met de ligging ten opzichte van een aantal snelwegen. Naast een detaillering naar gemeentelijk niveau kunnen de gegevens naar woonmilieuniveau worden bekeken. De verschillende postcodegebieden in Nederland zijn door ABF Research voorzien van een typering van het woonmilieu. Deze indeling varieert van “centrum stedelijk plus” (het centrum van de grote steden) tot landelijk perifeer. In totaal zijn dertien categorieën in de indeling opgenomen. Figuur 2.9 geeft een idee van de concentratie van kernactiviteiten en overige activiteiten binnen verschillende woonmilieus in Nederland. De grafiek maakt in de eerste plaats duidelijk dat de creatieve industrie in dorpse en landelijke gebieden is ondervertegenwoordigd in vergelijking met het landelijk gemiddelde.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
18
Aan het andere uiteinde van het spectrum bevinden zich de stedelijke milieus. In een deel van de stedelijke milieus blijkt de creatieve industrie bijzonder goed te floreren. Dat geldt met name voor de zogenaamde centrum stedelijk plus milieus en voor de stedelijk vooroorlogse milieus. In deze twee milieus kennen zowel de kernactiviteiten als de overige activiteiten relatief hoge concentratiewaarden. De kleinstedelijke milieus nemen een tussenpositie in: soms is de concentratie boven gemiddeld, soms beneden gemiddeld. Voorgaande duit er op dat voor een succesvol creatief milieu een hoge mate van interactie blijkbaar van groot belang is. Dat blijkt uit de concentratie in de hoogstedelijke milieus en uit het belang van een goede bereikbaarheid.
Figuur 2.9 Concentratie-index creatieve industrie in verschillende woonmilieus, Nederland, 2002
Land perifeer Land bereikbaar Dorps Centrum dorps Groen kleinstedelijk Kleinstedelijk Centrum kleinstedelijk Groen-stedelijk Stedelijk naoorlogs grondgebonden Stedelijk naoorlogs compact Stedelijk vooroorlogs Centrum Stedelijk Centrum Stedelijk-plus 0
20
40
60
80
100 120 140 160 180
concentratie-index kern creatieve industrie
totale creatieve industrie
Om een idee te geven waar de verschillende woonmilieus zich bevinden is figuur 2.10 opgenomen. Alleen de stedelijke woonmilieus binnen de Randstad zijn afgebeeld. Het centrum van de grote steden behoort bijvoorbeeld tot de categorie “centrum stedelijk plus”. Een groot deel van de grote steden valt bovendien onder de noemer stedelijk vooroorlogs. Figuur 2.10 Stedelijke woonmilieus in de Randstad Legenda Stedelijke woonmilieus 2002 Centrum stedelijk plus Centrum stedelijk Stedelijk vooroorlogs Stedelijk naoorlogs compact Stedelijk naoorlogs grondgebonden Groen-stedelijk Centrum kleinstedelijk Kleinstedelijk
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
Groen kleinstedelijk
19
2.2.2
Ontwikkeling van de creatieve clusters in de periode 1996-2002
Vanzelfsprekend is de vraag relevant hoe de creatieve clusters zich in de periode 1996-2002 hebben ontwikkeld. De verandering in de concentratie-index (weergegeven in figuur 2.11) in de periode 1996-2002 kan een antwoord op deze vraag geven. Opnieuw vormen BON-gebieden het uitgangspunt. In de bestuursregio Utrecht blijkt dat de kernactiviteiten van de creatieve industrie zich sterk hebben ontwikkeld. Hetzelfde geldt voor de rest van Utrecht, Limburg, Twente en Amsterdam (ROA). In deze gebieden heeft de concentratie-index een positieve ontwikkeling doorgemaakt. De situatie is heel anders in Haaglanden, Flevoland en Eindhoven. In deze BON-gebieden heeft de concentratie-index terrein verloren: de aanwezige cluster hebben ten opzichte van het landelijke gemiddelde aan kracht ingeboet. Over het algemeen is de ontwikkeling in de overige creatieve industrie minder sterk geweest als in de kern van de creatieve industrie. In positieve zin valt het knooppunt Arnhem-Nijmegen op waar de concentratie-index voor de overige creatieve zin sterk is gestegen. Deze groei is voor een belangrijk deel terug te voeren op de sterke groei in werkgelegenheid bij de vestiging van Philips Semi-conductors in Nijmegen. In de periode 1996-2003 is het aantal arbeidsplaatsen in deze fabriek met een derde deel toegenomen. De figuur maakt ook duidelijk dat een positieve ontwikkeling in het cluster kernactiviteiten vaak gepaard gaat met een negatieve ontwikkeling van de overige activiteiten en omgekeerd. Het aantal BON-gebieden waar beide clusters een soortgelijke ontwikkeling doormaken is beperkt. Voorbeelden van dergelijke regio’s zijn: de bestuursregio Utrecht en Groningen. Over het algemeen tekent zich een zekere specialisatie per regio af. Figuur 2.11: Verandering concentratie-index in de periode 1996-2002 BRU Rest Utrecht Limburg ROL Twente ROA Drenthe Rest Overijsel Groningen Zeeland Friesland Rest Noord Brabant Rest Gelderland DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
20
SRR ROL KAN Rest Noord-Holland Rest Zuid-Holland SRE Haaglanden Flevoland -50,0
-40,0
-30,0
-20,0
-10,0
0,0
10,0
20,0
30,0
40,0
verandering concentratie-index CI Kern
2.2.3
CI overig
CI totaal
Diversiteit van creatieve clusters in BON-gebieden
50,0
De creatieve industrie bestaat volgens de ABF-indeling uit een achttal deelsectoren. Niet elke sector is overal evengoed vertegenwoordigd. Regio’s kunnen zijn gespecialiseerd in bijvoorbeeld high tech of beeldende kunst. De vraag 3 welke clusterelementen feitelijk van belang zijn in een regio wordt met onderstaande figuur beantwoord . In de figuur zijn alleen die cluster weergegeven waarbij de concentratie-index groter dan 120 is. In de omgeving van Amsterdam zijn nagenoeg alle elementen van de creatieve industrie aanwezig. Vooral de beeldende en visuele kunsten zijn sterk vertegenwoordigd in Amsterdam. De enige sector waarvan in Amsterdam geen cluster aanwezig is zijn de ambachten. Ook Utrecht (zowel de bestuursregio Utrecht als de rest van Utrecht) kent een breed ontwikkelde creatieve industrie. In het Utrechtse zijn vier creatieve clusters aanwezig (ontwerp, onderzoek, organisatie en distributie). Overige Noord-Holland kent eveneens vier creatieve clusters: beeldende en visuele kunst, distributie en high tech. In Haaglanden zijn ontwerp, onderzoek en organisatie goed vertegenwoordigd. Alle andere BON-gebieden kennen maximaal twee clusters binnen de creatieve industrie. Zo is de Stadsregio Eindhoven goed in ontwerp en vooral ambachten. De Philips vestigingen in Eindhoven vallen overigens onder verschillende noemers: high tech en onderzoek. Groningen kent een cluster in de beeldende kunst en in Drente zijn de ambachten goed vertegenwoordigd. Opvallende afwezige in dit overzicht is de Stadsregio Rotterdam. In Rotterdam wordt in geen enkel cluster een concentratie-index boven de 120 gehaald. Overigens zegt een concentratie-index niets over het absolute aantal banen in (delen van) de creatieve industrie. De index zegt alleen iets over een relatief sterke concentratie. Een lage concentratie-index (zoals in Rotterdam) betekent niet dat het aantal banen in de creatieve industrie automatisch ook gering is. Figuur 2.12: Belangrijkste clusters in creatieve industrie, 2002 (alleen clusters me een concentratie-index>120 worden weergegeven). Limburg
Rest Overijsel
Drenthe
Groningen
ROL KAN
Flevoland
SRE
Rest Noord-Holland
Rest Utrecht
BRU
ROA 0
50
100
150
200
250
Concentratie-index
300
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
Haaglanden
De stadsregio Rotterdam springt in de verschillende gepresenteerde grafieken niet in het oog. De concentratie van kunst Visuele kunst Ontw erp creatieveBeeldende werkgelegenheid is niet bijzonder hoog en ook Onderzoek de groeicijfers zijn weinig opvallend. Dit wil niet zeggen dat Organisatie creat. ind. Distributie creat. ind. High tech Ambachten de creatieve industrie in de stadsregio van geen betekenis is. De werkgelegenheid in de creatieve sector is nog altijd 21 60.000 arbeidsplaatsen groot. De helft bevindt zich in de kernactiviteiten de andere helft in overige activiteiten. Bin3
In bijlage 4 zijn een aantal kaarten met de concentratie-index voor de acht deelsectoren opgenomen.
nen de kernactiviteiten is vooral de ontwerppoot met 14.500 arbeidsplaatsen belangrijk. De concentratie-index voor ontwerpactiviteiten komt uit op 115 en is daarmee de hoogste van de acht deelsectoren. Distributie is binnen de overige activiteiten eveneens groot met 14.000 arbeidsplaatsen.
2.3
Creatieve industrie samengevat
De creatieve industrie in Nederland heeft zich de laatste jaren stormachtig ontwikkeld. Niet overal in Nederland heeft deze ontwikkeling zich op soortgelijke wijze voorgedaan. Er zijn regio’s die meer hebben geprofiteerd dan andere. De regio Utrecht en in wat minder mate de regio rond Amsterdam zijn voorbeelden van regio’s die optimaal hebben weten te profiteren van de creatieve hausse. De Rotterdamse regio bijvoorbeeld heeft dat veel minder sterk gedaan. Daarnaast zijn er regio’s met een breed ontwikkeld cluster van economische activiteiten en regio’s met een smal creatief cluster. Zo zijn in Amsterdam zeven van de acht deelsectoren duidelijk vertegenwoordigd terwijl dat er in Eindhoven maar twee zijn (namelijk ambacht en ontwerp). De ontwikkeling van de creatieve industrie blijkt dus samen te hangen met : • Een hoge mate van diversiteit; veel verschillende deelsectoren versterken elkaar. • Het woonmilieu: in het algemeen is de ontwikkeling voorspoediger geweest in stedelijke gebieden, waar een hogere mate van interactie is. • De bereikbaarheid: de creatieve industrie doet het goed in goed bereikbare locaties Deze aspecten zullen nader worden uitgewerkt in het volgende hoofdstuk waar ingegaan wordt op de verschillende typen van creatieve milieus.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
22
3
3.1
Creatieve milieus
Inleiding
In het vorige hoofdstuk werd duidelijk dat de creatieve industrie zich niet overal in Nederland op dezelfde wijze heeft ontwikkeld. In sommige regio’s heeft de creatieve industrie een bijzonder sterke ontwikkeling doorgemaakt, in andere regio’s is nauwelijks creatieve industrie aanwezig. Toewijzing creatieve milieus Broedplaats milieu Een broedplaatsmilieu heeft een concentratie-index van kernactiviteiten van ten minste 130, minimaal 200 arbeidsplaatsen in totale creatieve industrie en gemiddelde bedrijfsgrootte die kleiner is dan 2,5. Creatieve werkplaats Een creatieve werkplaats heeft een concentratie-index van kernactiviteiten van tenminste 130, minimaal 200 arbeidsplaatsen in totale creatieve industrie en gemiddelde bedrijfsgrootte van ten minste 2,5 werknemer.
In een transactiemilieu zijn de concentratie-index van kernactiviteiten en de concentratie-index van overige activiteiten groter dan 120 (waarmee diversiteit in werkgelegenheid wordt gewaarborgd) en bevinden zich minimaal 400 arbeidsplaatsen in de totale creatieve industrie. Productiemilieu In een productiemilieu is of de concentratie-index voor kernactiviteiten of de concentratie-index voor overige activiteiten groter dan 120 (dit resulteert in eenzijdigheid in werkgelegenheid) en is de gemiddelde bedrijfsgrootte groter dan 10. Een minimale hoeveel van 400 arbeidsplaatsen is vereist.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
Transactiemilieu
Een verder onderscheid kan worden gemaakt door diverse milieus te definiëren waarbinnen de creatieve industrie zich in meer of mindere mate heeft ontwikkeld. Daarbij is een viertal milieus onderscheiden: broedplaats, creatieve 23 werkplaats, transactiemilieu en productiemilieu. Aan het overgrote deel van de postcodegebieden wordt overigens geen type creatief milieu toegekend. De benaming is ontleend aan eerdere publicaties van bureau de Stad b.v. (zie bijvoorbeeld: “Creativiteit als productiefactor”). Daarbij is aan de ene kant een onderscheid gemaakt tussen experi-
ment (broedplaats en creatieve werkplaats) en markt (transactiemilieu en productie milieu) en aan de andere kant tussen introverte en extraverte milieus. De creatieve werkplaats en het transactiemilieu worden geacht extravert en gericht te zijn op derden. De broedplaats en het productiemilieu zijn meer introvert en gericht op het eigen product. Om de “creatieve milieus” te kunnen maken hebben we de volgende werkwijze gevolgd. Van elk postcodegebied in Nederland is bekend hoe groot de creatieve werkgelegenheid is en hoe deze is samengesteld. Aan de hand van een aantal kenmerken zijn de creatieve milieus toegedeeld aan de postcodegebieden. Om de creatieve milieus op eenduidige wijze te kunnen vaststellen zijn een aantal regels opgesteld. De regels zijn gebaseerd op een drietal elementen: de absolute omvang van de creatieve werkgelegenheid, de concentratie van creatieve werkgelegenheid en de gemiddelde bedrijfsgrootte van creatieve bedrijven. De uiteindelijke keuze voor de verschillende grenzen is na een aantal keren proberen vastgesteld. De exacte omschrijving van de rekenregels staat in het tekstkader. In het derde hoofdstuk worden in de eerste plaats een aantal basisgegevens over de creatieve milieus gepresenteerd: de omvang van de creatieve milieus in paragraaf 3.2, informatie over de geografische ligging in paragraaf 3.3 en een korte inleiding over de ontwikkeling van creatieve milieus in paragraaf 3.4. Vervolgens wordt ingegaan op de omstandigheden waaronder creatieve milieus tot ontwikkeling kunnen komen. Daarbij worden creatieve milieus en andere milieus in paragraaf 3.5 aan elkaar gekoppeld. Paragraaf 3.6 gaat nader in op een aantal kenmerken van creatieve milieus (bijvoorbeeld bereikbaarheid, bedrijfsgrootte, leeftijd van de woningvoorraad). Een samenvatting (paragraaf 3.7) besluit het hoofdstuk.
3.2
Omvang van de creatieve milieus
Door de creatieve milieus op de in paragraaf 3.1 beschreven wijze in te delen valt 60% van de werkgelegenheid in kernactiviteiten van de creatieve industrie toe aan een specifiek milieu. Dit komt neer op ongeveer 240.000 arbeidsplaatsen. Bij de overige activiteiten is dat ruim 50% (een kleine 300.000 arbeidsplaatsen). In tabel 3.1 wordt ook de aanwezigheid van het aantal vestigingen per milieu weergegeven. Globaal kan ongeveer een derde deel van de creatieve bedrijven worden toegedeeld aan een creatief milieu. Dat wil zeggen dat buiten de specifieke creatieve milieus vooral de kleinere bedrijven zijn te vinden. Ruim 1 op de 10 postcode gebieden voldoet aan de eisen die gesteld zijn aan de creatieve milieus. Tabel 3.1: Werkgelegenheid en bedrijvigheid in de productiemilieus in dzd werkgelegenheid 2002 Kern Geen DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
24
Broedplaats
bedrijven 2002
Overig
Totaal
Kern
PC4-gebieden
Overig
Totaal
161
292
453
56
60
115
3571
6
4
10
3
2
5
31
Creatieve werkplaats
60
33
94
11
9
19
138
Transactiemilieu
72
92
164
10
9
19
89
Productiemilieu
104
169
273
6
7
14
186
Totaal
403
590
994
86
86
172
4015
Binnen een cr. milieu (%)
60,0
50,5
54,4
35,3
30,7
33,0
11,1
Het aantal arbeidsplaatsen op broedplaatsen blijft beperkt tot 10.000. Op creatieve werkplaatsen, transactiemilieus en productiemilieus neemt het aantal arbeidsplaatsen stapsgewijs toe. Zo vinden ruim 270.000 creatieve werknemers emplooi binnen een productiemilieu. De totale werkgelegenheid in de creatieve industrie is ongeveer 1 miljoen werkenden. Dat is bijvoorbeeld in de zelfde orde van grote als de traditionele industrie, zorg en welzijn of de zakelijke dienstverlening. Het aandeel bedraagt zoals eerder gezegd bijna 14%. In de creatieve milieus is dat ongeveer het dubbele. Daarbuiten blijft het aandeel gemiddeld onder de 10%.
3.3
Geografische ligging van creatieve milieus
In de kaartbeelden in figuur 3.2 is weergegeven welke productiemilieus zich waar bevinden. De broedplaatsen bevinden zich deels binnen de centra van de grote steden en deels in suburbane gebieden. Voorbeelden van broedplaatsen zijn delen van de Amsterdamse stadsdelen. Oud-West, De Baarsjes en Oost-Watergraafsmeer worden bijvoorbeeld als broedplaats ingeschaald. Tevens kan een deel van de Amsterdamse Pijp tot broedplaats worden gerekend. Ook in het centrum van Utrecht bevinden zich een aantal broedplaatsen. Verder bevinden zich in de omgeving van Naarden, Almere, Haarlem en Eindhoven ook een aantal broedplaatsen. Buiten de Randstad en Noord-Brabant worden overigens nagenoeg geen broedplaatsen aangetroffen. Alleen een kleine wijk in het noordelijk deel van het Groningse centrum, te weten de Oranjebuurt wordt als broedplaats geteld. Opvallend is dat een behoorlijk aantal universiteitsteden het moeten stellen zonder broedplaats. Creatieve werkplaatsen bevinden zich zowel in het centrum van een aantal steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag Utrecht, Eindhoven bijvoorbeeld) als in suburbane en landelijke gebieden. Binnen het centrum van Amsterdam worden de creatieve werkplaatsen bijvoorbeeld aangetroffen in delen van Oud-Zuid en De Pijp, in de Staatsliedenbuurt en in delen van Noord. Creatieve broedplaatsen kunnen overigens ook ontstaan in landelijke gebieden. Zo zijn er in Drente en op Texel een aantal creatieve werkplaatsen aan te wijzen. Figuur 3.2: Creatieve milieus in Nederland en in de Randstad in 2002 Legenda
Legenda
Creatieve milieus 2002
Creatieve milieus 2002
Broedplaats
Broedplaats
Creatieve werkplaats
Creatieve werkplaats
Transactiemilieu
Transactiemilieu
Productiemilieu
Productiemilieu
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
Ook de transactiemilieus komen zowel in centrumstedelijke gebieden als in suburbane en meer landelijke gebieden voor. In Amsterdam-Centrum maken delen van de grachtengordel en het Museumkwartier deel uit van de transactiemilieus. Ook in het centrum van Utrecht worden een aantal transactiemilieus aangetroffen. Het aantal transactiemilieus in de noordoostelijke helft van Nederland is bijzonder beperkt. De productiemilieus bevinden zich veelal aan de randen van steden en in landelijker gebied in de omgeving van snelwegen. In tegenstelling tot de andere milieus worden de productiemilieus in nagenoeg het hele land aangetrof25 fen.
3.4
Creatieve milieus in de tijd
Creatieve milieus veranderen in de tijd. Bepaalde gebieden kunnen langzaam transformeren van het ene milieu in het andere milieu. Daarbij staat de richting van de verandering niet vast. Het is geen wet van meden en perzen dat een broedplaats na een aantal jaren verandert in een creatieve werkplaats die op zijn beurt weer verandert in transactiemilieu om uiteindelijk als productiemilieu te eindigen. De creatieve milieus in de Randstad in 1996 en 2002 zijn onderwerp van figuur 3.3. Figuur 3.3: Randstedelijke creatieve milieus in 1996 en 2002
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
26
Legenda
Legenda
Creatieve milieus 1996
Creatieve milieus 2002
Broedplaats
Broedplaats
Creatieve werkplaats
Creatieve werkplaats
Transactiemilieu
Transactiemilieu
Productiemilieu
Productiemilieu
Vergelijking van beide figuren maakt duidelijk dat inderdaad verschillende transformaties denkbaar zijn. In de eerste plaats ontstaan nieuwe creatieve milieus en verdwijnen oude milieus. Per saldo hebben deze transformaties tot gevolg dat het aantal gebieden dat tot een creatief milieu kan worden gerekend enigszins toeneemt. Naast deze ontwikkeling gaan creatieve milieus over van de ene vorm in de andere. Zo transformeert een deel van de Amsterdamse Pijp van broedplaats naar creatieve werkplaats en veranderen creatieve werkplaatsen in Delft in transactiemilieus of productiemilieus. In tabel 3.4 zijn de aantallen postcodegebieden met hun status in 1996 en 2002 weergegeven. Het totale aantal creatieve milieus is met 52 postcode wijken toegenomen van 392 naar 444. In alle typen was een toename te zien, behalve het aantal creatieve werkplaatsen dat gelijk is gebleven. Het aantal wijken dat als broedplaats is aangemerkt nam toe van 16 naar 31. Van de 16 broedplaatsen in 1996 veranderen er 9 van status. In vijf gevallen verliezen de broedplaatsen hun creatieve status. In alle gevallen is dit terug te voeren op het feit dat de concentratie-index voor werkgelegenheid in de kernactiviteiten onder de grenswaarde van 130 zakt. De werkgelegenheidsontwikkeling in de creatieve sector is hier achtergebleven. Twee broedplaatsen veranderen in creatieve werkplaatsen. In beide gevallen is de gemiddelde bedrijfsgrootte zo sterk gestegen dat er een statusverandering optreedt. Ook gaan twee broedplaatsen over in een transactiemilieu. Dit is terug te voeren op een sterke stijging in het aantal creatieve arbeidsplaatsen waardoor de grenswaarde van 400 arbeidsplaatsen wordt overschreden.
Tabel 3.4: Verdeling van postcodegebieden over creatieve milieus in 1996 en 2002 (abs. aantallen) 2002 1996 Geen Broedplaats Creatieve werkplaats
Geen 3466
Broedplaats
Creatieve werkplaats Transactiemilieu Productiemilieus Totaal
19
74
25
5
7
2
2
51
5
54
16
42
3626
12
138
16
Transactiemilieu
10
6
32
15
63
Productiemilieus
42
2
14
117
175
138
89
186
4018
Totaal
3574
31
Het aantal creatieve werkplaatsen is tussen 1996 en 2002 gelijk gebleven, maar er zijn wel behoorlijke mutaties. Een aanzienlijk aantal (51) creatieve werkplaatsen uit 1996 heeft in 2002 geen creatieve status meer. In de meeste gevallen komt dit omdat de concentratie van creatieve werkgelegenheid te laag wordt. Bovendien zakt het aantal creatieve arbeidsplaatsen in een aantal gevallen naar een te laag niveau. Vijf creatieve werkplaatsen veranderen in een broedplaats doordat de gemiddelde bedrijfsgrootte te laag wordt om creatieve werkplaats te blijven. Nog eens 16 creatieve werkplaatsen transformeren naar een transactiemilieu. Deze voormalige creatieve werkplaatsen maken een dermate sterke ontwikkeling van de werkgelegenheid in de overige creatieve activiteiten door dat de concentratie-index voor overige activiteiten boven de grenswaarde uitkomt. In een aantal gevallen is bovendien sprake van een voldoende stijging van het aantal arbeidsplaatsen om verandering in een transactiemilieu te rechtvaardigen. Twaalf creatieve werkplaatsen veranderen in productiemilieus. In de meeste gevallen is de gemiddelde bedrijfsgrootte sterk gestegen. Deze twaalf nieuwe productiemilieus richten zich overigens vooral op kernactiviteiten en minder op overige activiteiten. Er waren in 1996 63 transactiemilieus en het worden er 89. Van de oorspronkelijke 63 transactiemilieus uit 1996 verliezen er tien hun status. Dit is in alle gevallen terug te voeren op een (te) sterk teruglopende concentratie werkgelegenheid in de kernactiviteiten. In de zes gevallen waar transactiemilieus overgaan in creatieve werkplaatsen is de concentratie-index voor overige activiteiten te sterk gedaald. Vijftien transactiemilieus veranderen in een productiemilieu. In alle gevallen daalt de concentratie-index voor of de kernactiviteiten of de overige activiteiten dermate sterk dat een statusverandering gerechtvaardigd is.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
Het aantal productiemilieus stijgt van 175 naar 186. Van de 175 productiemilieus in 1996 zijn er in 2002 42 statusloos. Vaak is hier sprake van een dalende gemiddelde bedrijfsgrootte. In aantal gevallen is er een sterk afnemende werkgelegenheid in de creatieve industrie. In twee gevallen is weliswaar sprake van een afnemende bedrijfsgrootte maar blijft de concentratie-index voor kernactiviteiten zo groot dat de gebieden transformeren naar creatieve werkplaatsen. Veertien productiemilieus veranderen in transactiemilieus. In deze situatie neemt de diversiteit van het milieu dermate sterk toe dat een verandering naar transactiemilieu het gevolg is. Transformatie op de kaart De transformatie van postcodegebieden is in de kaartbeelden van figuur 3.5 grafisch weergegeven. In beide kaarten worden vier typen transformaties onderscheiden. In de eerste plaats zijn er de creatieve milieus die in 2002 nieuw zijn verschenen en de creatieve milieus die in 1996 wel bestonden maar daarna zijn verdwenen. Daarnaast zijn er creatieve milieus die in een andere vorm overgaan. Een broedplaats kan bijvoorbeeld veranderen in een creatieve werkplaats. Er is dan sprake van een opwaartse bijstelling van het creatieve milieu. Wanneer een creatieve werkplaats in een broedplaats verandert, gaat het om een neerwaartse bijstelling. Aan de termen opwaartse en neerwaartse bijstelling moet overigens niet direct een waarde-oordeel worden gekoppeld. Het is bovendien ook niet zo dat wanneer een gebied niet meer als creatief milieu wordt beschouwd de werk27 gelegenheid in de creatieve industrie daar verdwenen is. Bij de indeling in creatieve milieus gaat meer om een beschrijving van het karakter van het postcodegebied.
Figuur 3.5: Transformatie van creatieve milieus in Nederland en in de Randstad Legenda
Legenda
Transformatie creatieve milieus
Transformatie creatieve milieus
Verdwenen creatief milieu
Verdwenen creatief milieu
Nieuw creatief milieu
Nieuw creatief milieu
Creatief milieu zonder verandering
Creatief milieu zonder verandering
Neerwaartse bijstelling
Neerwaartse bijstelling
Opwaartse bijstelling
Opwaartse bijstelling
De beide kaarten maken duidelijk dat nieuwe creatieve milieus veel in suburbane gebieden ontstaan. Ook opwaartse transformatie vindt veelal hier plaats. Creatieve milieus die verdwijnen liggen over het algemeen in de directe omgeving van de autosnelwegen. De centra van de grote steden laten een divers beeld zien. Op een aantal plaatsten ontstaan creatieve milieus, andere verdwijnen. In Amsterdam ontstaan bijvoorbeeld creatieve milieus in het Westerpark terwijl het creatieve milieu in Bos en Lommer verdwijnt.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
Transformatie en werkgelegenheid Al eerder werd duidelijk dat de werkgelegenheid in de creatieve industrie in Nederland met 990.000 arbeidsplaatsen zeer aanzienlijk is. Daarvan bevinden zich er ruim 400.000 in de kern van de creatieve industrie. In de tabellen 3.6 en 3.7 is aangegeven hoe de werkgelegenheid in de kernactiviteiten en in de totale creatieve werkgelegenheid verdeeld is over de creatieve milieus. Daarbij zijn de creatieve milieus onderscheiden naar de situatie in 1996 en 2002. Bij ongeveer de helft van de werkgelegenheid in de kernactiviteiten die zich in 2002 op een bepaald type creatief milieu is het creatieve milieu ten opzichte van 1996 niet gewijzigd. Een aanzienlijk aantal arbeidsplaatsen die in 2002 aan een creatief milieu zijn toegedeeld had de omgeving in 1996 geen creatieve status. Zo hadden van de 60.000 arbeidsplaatsen op een creatieve werkplaats er 21.000 geen creatieve status. Tabel 3.6: Werkgelegenheid in de kern van de creatieve industrie (2002) en de creatieve milieus van 1996 en 2002 2002 1996 Geen Broedplaats
28
Geen Broed plaats 139
3
Creatieve
Transactie
Productie
werkplaats
milieu
milieu
Totaal
21
11
17
190
1
2
1
1
0
4
11
1
32
9
14
67
Transactiemilieu
2
0
5
36
12
55
Productiemilieu
8
0
2
16
61
87
Creatieve werkplaats
Totaal
161
6
60
72
104
403
Het grootste deel van de werkgelegenheid die in 1996 aan een creatief milieu is toegerekend wordt in 2002 nog steeds aan een creatief milieu toegerekend. Voor de volledigheid is hieronder ook de tabel met de gegevens over de totale creatieve industrie weergegeven. Tabel 3.7: Werkgelegenheid in de totale creatieve industrie (2002) en de creatieve milieus van 1996 en 2002 2002 1996 Geen Broedplaats Creatieve werkplaats
Geen Broed plaats
Creatieve
Transactie
Productie
werkplaats
milieu
milieu
Totaal 501
387
5
35
26
47
2
3
1
1
0
8
25
2
48
20
19
113
Transactiemilieu
8
0
7
81
33
129
Productiemilieu
31
0
3
35
173
242
453
10
94
164
273
994
Totaal
Ruim de helft van de totale creatieve werkgelegenheid (in 2002) is gevestigd op een plaats die in 1996 nog niet als creatief milieu werd bestempeld. Bij vergelijking met de creatieve milieus van 2002 zelf blijkt dat meer dan de helft van de werkgelegenheid op een creatief milieu is gevestigd.
3.5
Creatieve en andere milieus
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
Algemeen De creatieve milieus zijn uitsluitend gedefinieerd op basis van de aanwezige bedrijvigheid in de creatieve industrie. De kaarten geven al een eerste indruk waar deze milieus zijn te vinden. In het navolgende wordt dat beeld verder aangevuld. Dat doen we in eerste instantie door ook naar andere milieutyperingen te kijken. ABF Research kent verschillende classificaties voor de postcodegebieden. In dit verband zijn bekeken: • Woonwerkgebieden • Woonmilieus • Aandachtswijken • Kwetsbaarheid van wijken • Dynamiek van wijken De indeling naar woon/werkgebied en woonmilieu moet duidelijk maken waar en in welk type wijk creatieve milieus het beste naar voren komen. De indeling naar aandachtswijken, kwetsbaarheid en dynamiek gaan meer in op specifieke aspecten van de wijken. Woonwerkgebieden In figuur 3.8 is aangegeven hoe de verdeling van de werkgelegenheid binnen de creatieve milieus over de woonwerk indeling is. In Nederland zijn bijna 7 miljoen huishoudens en ongeveer 7,5 miljoen arbeidsplaatsen. De verhouding tussen beide is nagenoeg 1 op 1. Per wijk zijn er echter grote verschillen. Er zijn typische woongebieden en de typische werkgebieden. Voor de 5 Nota Ruimtelijke Ordening is een indeling in woonwerkgebieden gemaakt, waarbij rekening is gehouden met deze verhouding. In woongebieden is het aantal arbeidsplaatsen ten opzichte van het aantal huishoudens minder dan 50% en in werkgebieden juist ten minste het dubbele. De gemengde gebieden liggen rond het gemiddelde van 1 op 1. Daardoor is in de gemengde gebieden de verhouding ongeveer in evenwicht en in werkgebieden zijn er vier keer zoveel arbeidsplaatsen dan huishoudens. Figuur 3.8 Werkgelegenheid op creatieve milieus in combinatie met woon- en werkmilieus, 2002
29
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10%
w onen
w erken
Totaal
Productiemilieu
Transactiemilieu
Creatieve werkplaats
Broedplaats
Geen
0%
w onen+w erken
De werkgelegenheid binnen de broedplaatsen komt alleen voor in woonmilieus en gemengde woonwerkmilieus. Broedplaatsen in combinatie met alleen een werkmilieu bestaan niet. Dit wijst erop dat bedrijvigheid binnen een broedplaats veelal aan huis gevestigd is. De werkgelegenheid binnen creatieve werkplaatsen komt veel voor in combinatie met een woonwerkmilieu. Ongeveer 70% van de creatieve werkplaatsen is te vinden in een gemengd woonwerkmilieu. Voor de werkgelegenheid binnen zowel de transactiemilieus als de productiemilieus geldt dat een combinatie met louter woonmilieus niet of nauwelijks voorkomt. De bedrijven in deze milieus zijn over het algemeen groter dan de bedrijven binnen broedplaatsen en creatieve werkplaatsen en hebben daarom eigen bedrijfsruimte nodig. Vestiging aan huis of in een specifiek woonmilieu is geen optie. Vestiging in gemengde milieus komt minder voor. De overgang van werk in de eigen woning of in een woonmilieu naar een werkmilieu zal niet alleen praktische achtergronden hebben maar het heeft ook te maken met de relaties die worden onderhouden. Woonmilieus De postcode gebieden kunnen tevens worden ingedeeld naar de mate van stedelijkheid. Daarbij worden onderscheiden: centrum-stedelijk gebied, stedelijk buiten centrum, groen stedelijk, centrum dorps en landelijk.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
Broedplaatsen blijken veel voor te komen in buiten-centrum stedelijk gebied. Meer dan de helft van de broedplaatsen kent deze kwalificatie. Het aandeel van een dergelijk stedelijk milieu neemt bij de drie volgende creatieve milieus stapsgewijs af. Tegelijkertijd wordt het aandeel groen-stedelijk gebied en het aandeel centrum-dorps gebied steeds groter. Vooral creatieve werkplaatsen komen veel voor in een centrum-stedelijk milieu. Ruim een kwart van de creatieve werkplaatsen bevindt zich op een dergelijke locatie. Ook transactiemilieus zijn nog redelijk vaak te vinden in de centra. In algemene zin lijkt het dat, naarmate de creatieve milieus zich verder ontwikkelen (van broedplaats richting creatieve werkplaats en van creatieve werkplaats richting transactiemilieu en productiemilieu), de vestigingsplaats sterk verschilt. Broedplaatsen doen het goed in stedelijke milieus; maar juist niet aan de randen of in het centrum. Grotere creatieve bedrijven zijn juist wel in het centrum of juist aan de randen in de werkgebieden te vinden. Figuur 3.9: Werkgelegenheid op creatieve milieus in combinatie met woonmilieus, 2002
30
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10%
centrum-stedelijk
buiten-centrum stedelijk
groen-stedelijk
centrum-dorps
Totaal
Productiemilieu
Transactiemilieu
Creatieve werkplaats
Broedplaats
Geen
0%
landelijk
Aandachtswijken Het is vervolgens interessant eens te kijken naar de zogenaamde aandachtswijken. Dat zijn wijken die in verband met het voorkomen van meervoudige achterstanden en problemen extra aandacht vragen. Bij de voorbereiding van het aanwijzen van de zogenaamde 56 wijken van VROM is een studie gedaan naar de aandachtswijken. De resultaten staan in twee rapporten met de titel: “Ruimtelijke concentratie van achterstanden en problemen”. Het eerste rapport bevat een inventarisatie en het tweede een analyse van de achtergronden. In de rapporten worden sociale, fysieke en economische achterstanden en problemen onderscheiden. De aandachtswijken kennen een meervoudige problematiek en scoren op veel vlakken slechter dan andere wijken. Dat geldt bijvoorbeeld voor de hoogte van de inkomens, de beroepsdeelname, de kwaliteit van de voorraad en de waardering van de wijk. Vanzelfsprekend zijn er ook wijken zonder problemen. De aandachtswijken kunnen op postcodeniveau worden gerelateerd aan de creatieve milieus die eerder zijn onderscheiden. In figuur 3.10 is weergegeven welk deel van de totale creatieve werkgelegenheid op de verschillende creatieve milieus zich voordoet in probleemwijken.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
De figuur is helder: er is een duidelijke relatie tussen het type creatieve milieu en het aandeel werkgelegenheid in aandachtswijken. Het aandeel werkgelegenheid in probleemwijken is het hoogst in broedplaatsen (45%) en neemt af naar bijna 25% bij productiemilieus. Broedplaatsen blijken zich gemakkelijk te kunnen ontwikkelen in probleemwijken. Bijna de helft van de werkgelegenheid in broedplaatsen bevindt zich in aandachtswijken. Het gaat dan vooral om wijken met fysieke achterstanden en problemen. Ook bij creatieve werkplaatsen is het aandeel werkgelegenheid in een aandachtswijk nog hoog (ruim 40%). In dit geval gaat het vooral om werkgelegenheid in wijken met economische problemen. Bij transactiemilieus is het aandeel van de werkgelegenheid in probleemwijken nog ruim 35%, bij de productiemilieus gaat het om bijna een kwart van de werkgelegenheid. Figuur 3.10: Aandeel van de werkgelegenheid in de totale creatieve industrie binnen creatieve milieus in aandachtswijken
31
50 45 40 percentage
35 30 25 20 15 10 5
Sociale en fysieke problemen
Sociale problemen
Fysieke problemen
Totaal
Productiemilieu
Transactiemilieu
Creatieve werkplaats
Broedplaats
Geen cr. milieu
0
Economische problemen
De gegevens lijken er op te wijzen dat broedplaatsen en creatieve werkplaatsen tot op zekere hoogte gedijen in aandachtswijken. Het zal niet zo zijn dat creatieve ondernemers problemen opzoeken laat staan veroorzaken. Het zal eerder zo zijn dat wijken met achterstanden en problemen kenmerken hebben die aantrekkelijk zijn voor de creatieve industrie. Dat geldt dus zeker voor de broedplaatsen en de creatieve werkplaatsen. In de tweede studie over de aandachtswijken (zie: “Ruimtelijke concentratie van achterstanden en problemen; analyse achtergronden” ) is gekeken naar mogelijke achtergronden. Daarbij kwam naar voren dat drie aspecten met name van belang waren. Deze zijn genoemd de kwetsbaarheid van de wijk, de dynamiek en bijzondere omstandigheden. De eerste twee omstandigheden worden hier ook bekeken. Specifieke omstandigheden vergen nader (lokaal) onderzoek.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
32
Kwetsbaarheid Het bleek zo te zijn dat een aantal structurele aspecten van de wijk van belang zijn voor het optreden van achterstanden en problemen. Het gaat om een combinatie van goede bereikbaarheid, een eenzijdige woningvoorraad van matige kwaliteit, veel huurwoningen en een hoge dichtheid. Dit soort wijken zijn gemakkelijk toegankelijk voor lagere inkomens en nieuwkomers. Wijken die deze combinatie van kenmerken hebben zijn kwetsbaar genoemd. Een lage drempel houdt meer risico’s in. Daarnaast is de leeftijdsopbouw van de bevolking meegenomen. Er is een onderscheid gemaakt in een overwegend jonge wijk, oude vergrijsde wijken en gemengde wijken. Naast kwetsbare wijken zijn in deze typologie nog onderscheiden wijken met veel dure koopwoningen, gemiddelde wijken, werkgebieden en wijken met een aanzienlijke groei. In het laatste geval gaat het om uitbreidingslocaties met uitsluitend nieuwbouw van woningen of bedrijfsgebouwen. De indeling kent samengevat de volgende tien categorieen: • Zeer kwetsbaar met een jonge bevolking • Zeer kwetsbaar met een gemiddelde leeftijdsopbouw • Zeer kwetsbaar met een vergrijsde bevolking • Kwetsbaar met een jonge bevolking • Kwetsbaar met een gemiddelde bevolkingsopbouw • Kwetsbaar met een vergrijsde bevolking • Koopwoningen duur • Gemiddelde wijk • Werkgebied • Groeigebied In figuur 3.11 is het aandeel creatieve werkgelegenheid in postcodegebieden met een (zeer) kwetsbare woningvoorraad weergegeven. Er blijkt een duidelijke relatie te bestaan tussen de kwetsbaarheid van een gebied en de mate waarin de verschillende creatieve milieus er floreren. Iets meer dan 20% van de werkgelegenheid bevindt zich in wijken die als kwetsbaar worden aangemerkt. Bij creatieve milieus is het aandeel kwetsbare wijken veel groter. Creatieve werkgelegenheid binnen creatieve werkplaatsen bevindt zich voor bijna de helft in kwetsbare of zeer kwetsbare gebieden. Binnen deze gebieden is vooral het aandeel van de kwetsbare gebieden met een gemiddelde bevolkingsopbouw groot. Ook de creatieve werkgelegenheid op broedplaatsen bevindt zich voor een aanzienlijk deel (een derde) in kwetsbare of zeer kwetsbare gebieden. Bij de broedplaatsen is vooral het aandeel van de zeer kwetsbare gebieden groot (bijna een kwart). Gemakkelijk toegankelijke gebieden houden risico’s in en leiden vaak tot problemen, maar bieden ook kansen aan creatieve ondernemers.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
Broedplaatsen, creatieve milieus en transactiemilieus kennen overigens ook alledrie een bovengemiddeld aandeel in gebieden met een relatief jonge bevolking. Bij productiemilieus blijft dit aandeel steken op 1%. Er tekent zich een tweedeling af tussen enerzijds de broedplaatsen en creatieve werkplaatsen en anderzijds de transactiemilieus en productiemilieus. De transactiemilieus en vooral de productiemilieus floreren minder goed in kwetsbare gebieden. Deze twee creatieve milieus doen het echter wel goed in een deel van de overige gebieden: gebieden met veel groei, met veel werk en met veel dure koopwoningen. Zo blijken de productiemilieus het vooral goed te doen in werkgebieden, hetgeen we al eerder zagen. Transactiemilieus weten zich te profileren in gebieden met veel dure koopwoningen. De broedplaatsen en creatieve werkplaatsen doen het in dergelijke gebieden veel minder goed.
33
Figuur 3.11: Creatieve milieus en kwetsbare gebieden 50 45 40
percentage
35 30 25 20 15 10 5 0 Geen
Broedplaats
Creatieve w erkplaats
Transactiemilieu
Productiemilieu
Totaal
zeer kw etsbaar, jonge bevolking
zeer kw etsbaar, gemiddelde bevolkingsopbouw
zeer kw etsbaar, vergrijsde bevolking
kw etsbaar, jonge bevolking
kw etsbaar, gemiddelde bevolkingsopbouw
kw etsbaar, vergrijsde bevolking
Figuur 3.12: Creatieve milieus en overige gebieden 50 45 40
percentage
35 30 25 20 15 10
koop duur
w erk gebied
groei gebied
Totaal
Productiemilieu
Transactiemilieu
Creatieve werkplaats
Broedplaats
0
Geen
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
34
5
Dynamiek Een tweede aspect dat blijkt samen te gaan met het voorkomen van aandachtswijken is dynamiek. Het blijkt dat wijken met (zeer) veel dynamiek eerder aandachtswijken zijn. Oorzaak en gevolg zijn hier overigens moeilijk te scheiden. Te veel dynamiek leidt tot problemen, maar problemen kunnen ook dynamiek veroorzaken. Over de dynamiek binnen wijken is het een en ander bekend. We onderscheiden hier drie soorten dynamiek namelijk dynamiek op het terrein van de demografie, dynamiek in de woningvoorraad en dynamiek op het terrein van werkgelegenheid. Demografische dynamiek wil zeggen dat een gebied een grote in- en uitstroom van mensen kent. Met dynamiek op het terrein van de woningvoorraad wordt bedoeld dat er veel wordt gebouwd, verbeterd en vervangen. Werkgelegenheidsdynamiek duidt op een relatief sterke verandering van de samenstelling van de werkgelegenheid. Specifieke uitbreidingsgebieden worden apart onderscheiden en worden groeigebied genoemd. Tabel 3.13: Aandeel van de werkgelegenheid naar creatieve milieus en verschillende dynamiek type creatief milieu in 2002 broed
creatieve
transactie
productie
geen
plaats
werkplaats
milieu
milieu
demogr/werk/woningen
48
1
18
15
17
100
demogr/woningen
53
2
15
22
9
100
Dynamiek
totaal
demogr/werk
58
0
9
8
25
100
werk/woningen
59
0
1
19
21
100
demografisch
70
2
10
6
11
100
woningvoorraad
70
0
12
1
17
100
werkgelegenheid
74
1
5
4
16
100
overige gebieden
80
1
4
5
11
100
groei gebied
59
0
5
12
23
100
Totaal
67
1
7
8
16
100
Gemiddeld genomen werkt 23% van de werkenden in een wijk die is aangemerkt als creatief milieu. Afhankelijk van de dynamiek zijn er grote verschillen. Zeer dynamische gebieden zijn veel vaker aangemerkt als creatief milieu. Voor de broedplaatsen, creatieve werkplaatsen en transactiemilieus lijkt demografische dynamiek de belangrijkste factor te zijn: dynamiek in de voorraad en dynamiek in de arbeidsplaatsen volgen op afstand. De situatie is geheel anders voor productiemilieus. Hier speelt dynamiek in arbeidsplaatsen een belangrijke rol.
3.6
Kenmerken van creatieve milieus
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
Dynamiek of beter gezegd te veel dynamiek leidt tot onrust en eerder tot problemen. Dynamiek schept echter ook kansen. Dat geldt dus zeker voor de creatieve industrie.
In paragraaf 3.6 worden de creatieve milieus aan de hand van een aantal kenmerken verder beschreven. Zo wordt ingegaan op de bedrijfsgrootte binnen specifieke milieus, de waarde van het vastgoed, de leeftijd van de woningvoorraad en de bereikbaarheid. Het is de bedoeling om de creatieve milieus op een dusdanige wijze te kunnen beschrijven dat uiteindelijk randvoorwaarden voor het ontstaan van creatieve milieus kunnen worden geformuleerd. De omvang van de creatieve bedrijven vertoont een sterke samenhang met het creatieve milieu waarbinnen het bedrijf zich bevindt. Op zichzelf is dit natuurlijk logisch omdat bedrijfsgrootte gebruikt is bij het vaststellen van de creatieve milieus. 35 Figuur 3.14: Gemiddelde bedrijfsgrootte per productiemilieu
Gem. bedrijfsgrootte
25 20 15 10 5
Kernactiviteiten
Overige activiteiten
Productiemilieu
Transactiemilieu
Creatieve werkplaats
Broedplaats
Geen
0
Creatieve industrie totaal
De kleinste creatieve bedrijven bevinden zich op de broedplaatsen. Aangenomen mag worden dat zich naar verhouding veel starters onder deze bedrijven bevinden. De bedrijven op creatieve werkplaatsen zijn gemiddeld al wat groter dan die op broedplaatsen. De bedrijven op creatieve werkplaatsen bestaan gemiddeld waarschijnlijk wat langer dan de bedrijven op broedplaatsen. De gemiddelde bedrijfsomvang neemt binnen transactiemilieus en zeker binnen productiemilieus verder toe. Bij de samenstelling van de creatieve milieus is niet alleen rekening gehouden met de bedrijfsgrootte maar ook met diversiteit binnen de werkgelegenheid binnen een gebied. Diversiteit is vastgesteld aan de hand van de concentraties van werkgelegenheid binnen de kernactiviteiten en werkgelegenheid binnen de overige activiteiten (zie ook het eerdere tekstkader over de werkwijze in paragraaf 3.1). Broedplaatsen en creatieve werkplaatsen kennen in vergelijking met de beide andere creatieve milieus een hoog aandeel van kernactiviteiten in de werkgelegenheid. Binnen broedplaatsen ligt dit aandeel op bijna 60%. Binnen creatieve werkplaatsen ligt het aandeel kernactiviteiten met bijna 65% zelfs nog iets hoger.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
36
De diversiteit binnen de creatieve sector is het grootst binnen transactiemilieus: het aandeel van de kernactiviteiten ligt tegen de 45%, dat van de overige activiteiten rond de 55%. Zowel de kernactiviteiten als de overige activiteiten zijn hier dus goed vertegenwoordigd. In vergelijking met transactiemilieus is de werkgelegenheid op productiemilieus eenzijdiger samengesteld.
Figuur 3.15: Aandeel van kernactiviteiten in werkgelegenheid creatieve industrie
Productiemilieu
Transactiemilieu
Creatieve werkplaats
Broedplaats
Geen
Aandeel werkgelegenheid kernactiviteiten
70 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20
De bereikbaarheid van een postcodegebied kan in verschillende maten worden uitgedrukt. In dit rapport wordt het gemiddeld aantal huishoudens dan wel arbeidsplaatsen gebruikt dat vanuit een postcodegebied binnen 30 minuten kan worden bereikt. Doordat de bereikbaarheid aan de postcodegebieden is gekoppeld kan ook van de creatieve milieus een gemiddelde bereikbaarheid worden berekend. Aan de berekening van de bereikbaarheid ligt de reistijd over de weg ten grondslag. Het blijkt dat creatieve milieus beter bereikbaar zijn dan de overige postcodegebieden. Voor het ontstaan van een creatief milieu mag dan ook worden aangenomen dat een goede bereikbaarheid op zichzelf een belangrijk criterium is. Binnen de creatieve milieus tekent zich enige kleuring af. Vanuit broedplaatsen, transactiemilieus en creatieve werkplaatsen kunnen aanzienlijk meer huishoudens en arbeidsplaatsen worden bereikt dan vanuit productiemilieus. Figuur 3.16: Bereikbaarheid via het gemiddeld aantal huishoudens en arbeidsplaatsen dat vanuit een creatief milieu binnen 30 minuten over de weg kan worden bereikt (x1000) 800 700 600
Aantal
400 300 200 100
Arbeidsplaatsen
Totaal
Transactiemilieu
Huishoudens
Productiemilieu
Creatieve werkplaats
Broedplaats
Geen
0
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
500
37
De prijzen van vastgoed vormen een belangrijk element in de bedrijfsvoering. De veronderstelling is dat de prijzen voor vastgoed verschillen per creatief milieu. Voor het ontstaan van broedplaatsen wordt bijvoorbeeld aangenomen
dat de aanwezigheid van goedkope huisvesting van belang is. Een tweede veronderstelling is dat de bedrijfsruimte op productiemilieus relatief goedkoop is en die op transactiemilieus naar verhouding duur. Aan de hand van de gegevens in tabel 3.17 kan worden bekeken in hoeverre de veronderstelling ten aanzien van de bedrijfsruimte hout snijdt. In de tabel zijn de verkoopprijzen en verhuurprijzen voor bedrijfs- en kantoorruimte in 2002 opgenomen. De gegevens maken helder dat de verhuurprijs en verkoopprijs van kantoorruimte op broedplaatsen naar verhouding goedkoop is. Dat past goed bij het beeld waarbij dit soort milieus is te vinden in kwetsbare wijken. Het gaat om gemakkelijk toegankelijke goed bereikbare, goedkope locaties. Op transactiemilieus is de verhuurprijs hoog terwijl de verkoopprijs opvallend genoeg meevalt. De verhuurprijs en verkoopprijs van bedrijfsruimte op productiemilieus is, zoals verwacht, aan de lage kant. Creatieve werkplaatsen vallen op door de relatief hoge verkoopprijzen van bedrijfs- en kantoorruimte. Tabel 3.17: Verkoop- en verhuurprijs van bedrijfs- en kantoorruimte in 2002 Kantoren Kantoren
Bedrijven
verhuurprijs per meter verkoopprijs per meter Verhuurprijs per meter Verkoopprijs per meter
Geen
139
1151
52
Broedplaats Creatieve werkplaats
416
136
749
90
152
1744
62
734
Transactiemilieu
170
1478
70
531
Productiemilieu
150
1544
58
531
Totaal
151
1287
55
464
Het is overigens wel belangrijk om te bedenken dat een aanzienlijk deel van de creatieve werkgelegenheid op broedplaatsen niet in een bedrijf of kantoor is gehuisvest maar in een woning. De prijzen van bedrijfs- en kantoorruimte zijn voor broedplaatsen dan ook minder relevant dan voor de andere milieus. Het is dan ook interessant om naar de gemiddelde woningwaarde van de woningvoorraad in de verschillende creatieve milieus te kijken. Door ABF wordt jaarlijks een index berekend van de woningwaarden per postcode gebied, de zogenaamde WOX. Deze index meet de zuivere prijsontwikkeling waarbij geschoond wordt voor allerlei woningkenmerken. Wanneer we de woningwaarden in 1998 onderling vergelijken wordt duidelijk dat de woningen binnen een transactiemilieu duidelijk duurder dan gemiddeld zijn en de woningen binnen een productiemilieu goedkoper dan gemiddeld. De waarden van woningen binnen broedplaatsen en creatieve werkplaatsen zijn ongeveer aan elkaar gelijk en blijven achter bij die op transactiemilieus. DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
In 2002 is het beeld in grote lijnen gelijk aan het beeld van 1998 met dien verstande dat het prijsniveau aanzienlijk hoger ligt. De waarde van de woningen is in alle creatieve milieus sneller gestegen dan elders. Allen in de productiemilieus lag de waarde stijging op het gemiddelde. Dit soort milieus is ook vaak te vinden in de minder aantrekkelijke werkgebieden. De creatieve industrie zorgt blijkbaar voor een extra waarde stijging van het vastgoed. Dat is ook bekeken door figuur 3.18 per type woonmilieu of per type aandachtswijk te bekijken. Steeds kwam naar voren dat de aanwezigheid van een creatief milieu leidt tot extra waarde stijging. De verwachting dat transactie milieus naar verhouding duur zijn wordt ook voor de woningwaarden bevestigd. De eerdere veronderstelling dat broedplaatsen relatief goedkoop zijn blijkt vooral voor 1998 te gelden. Daarna zijn de woningwaarden op broedplaatsen snel gestegen. Blijkbaar is de vestiging van een broedplaats een goede impuls voor vastgoedwaarden. Figuur 3.18: Gemiddelde woningwaarde in 1998 en 2002
38
280000
Gem. woningwaarde
260000 240000 220000 200000 180000 160000 140000 120000
Gem. waarde 1998
Totaal
Productiemilieu
Transactiemilieu
Creatieve werkplaats
Broedplaats
Geen
100000
Gem. Waarde 2002
De leeftijd van de woningvoorraad blijft sterk te differentiëren binnen de vier creatieve milieus. Bij broedplaatsen bestaat ruim 40% van de woningvoorraad uit vooroorlogse bouw. Bij de creatieve werkplaatsen en de transactiemilieus daalt dit aandeel naar ongeveer een derde deel. Het verschil tussen productiemilieus en andere milieus is bijzonder groot: binnen productiemilieus is slechts een vijfde deel van de woningvoorraad vooroorlogs. Figuur 3.19 Aandeel vooroorlogs bouw in de woningvoorraad naar creatief milieu
40 35 30 25 20 15 10 Geen
3.7
Broedplaats
Creatieve werkplaats
Transactiemilieu Productiemilieu
Creatieve milieus samengevat
Totaal
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
percentage vooroorlogse woningvoorraad
45
39
In de vorige paragrafen is een reeks kenmerken van de verschillende creatieve milieus gepresenteerd. Aan de hand van deze set kenmerken kan een beschrijving van elk van de creatieve milieus worden opgesteld. Dit gebeurt in tabel 3.20. De tabel gaat, voor alle duidelijkheid uit van gemiddelde waarden over de verschillende postcodegebieden die binnen een creatief milieu vallen. Zo is de verkoopprijs van bedrijven op creatieve werkplaatsen gemiddeld genomen hoog. Dit neemt niet weg dat er als creatieve werkplaats ingeschaalde postcode gebieden zijn waar de verkoopprijs van bedrijven desondanks laag is. De creatieve milieus worden met tabel 3.20 dus in algemene zin samengevat. Broedplaatsen Broedplaatsen worden geacht creatieve bedrijven te huisvesten die introvert en gericht zijn op experiment. Deze zijn vaak te vinden in de stedelijke buiten centrum gebieden. Broedplaatsen kennen over het algemeen een hoge demografische dynamiek. Vaak zijn er veel jongeren in een gebied woonachtig. Broedplaatsen kunnen heel goed, zo blijkt uit de analyse, ontstaan in wijken met problemen op sociaal of fysiek vlak. Dat komt om dat de risico factoren voor probleemwijken ook kansen bieden. Op basis van de hier gehanteerde definitie zijn broed plaatsen niet erg stabiel. De broedplaatsen kenmerken zich door kleinschalige bedrijvigheid in de kern van de creatieve industrie. De broedplaatsen gedijen in woonmilieus en in woon-werkmilieus. Vaak maken startende ondernemers die aan huis een bedrijf beginnen een aanzienlijk deel van de creatieve bedrijvigheid uit. Over het algemeen zijn de prijzen van kantoorruimte laag. De prijs van bedrijfsruimte lijkt onderhavig te zijn geweest aan een sterke stijging. De, voor broedplaatsen relevantere, huizenprijzen zijn van een gemiddeld niveau. De broedplaatsen bevinden zich vaak in oude stadswijken waardoor het aandeel vooroorlogse bebouwing hoog is. De prijsstijging is ver boven gemiddeld geweest. Creatieve werkplaatsen Creatieve werkplaatsen bevatten vooral bedrijven die extravert en experimenteel zijn en zijn vooral te vinden in de stedelijke centra en buiten-centrum wijken. Creatieve werkplaatsen kennen net als de broedplaatsen een hoge demografische dynamiek en ook hier is het aandeel jongeren vaak hoog. Creatieve werkplaatsen kunnen bovendien tot wasdom komen in zeer kwetsbare gebieden. De bedrijven op creatieve werkplaatsen zijn over het algemeen een slag groter dan die op broedplaatsen. De creatieve werkplaatsen komen vooral voor in woon-werk en werkmilieus. De vastgoedprijzen zijn toch nog vrij hoog. Wel blijven de huizenprijzen aan de gemiddelde kant. De prijsstijging van het vastgoed lag boven het gemiddelde. Het aandeel vooroorlogse woningen ligt rond het gemiddelde.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
40
Transactiemilieus De transactiemilieus bevat bedrijven die extravert en marktgericht zijn. Transactiemilieus zijn meer dan gemiddeld te vinden in dure en goed bereikbare locaties. Vaak gaat het om gemengde of typische werkmilieus. Dit type milieu is veel meer dan welke ander creatief milieu te vinden bij uitbreidingslocaties. Dat is logisch omdat de uitstraling van een nieuwe dure locatie goed kan passen bij de bedrijfsstijl, extravert en marktgericht. De bedrijven op transactiemilieus hebben gemiddeld bijna 10 werknemers. Aangenomen mag dan ook worden dat het aandeel starters in dit milieu naar verhouding beperkt is. De bedrijvigheid is divers van samenstelling. Transactiemilieus komen niet voor in pure woongebieden. Over het algemeen zijn de huur- en koopprijzen van kantoren hoog. Ook de huizenprijzen in een transactiemilieu zijn over het algemeen hoog. De prijsstijging lag boven het gemiddelde. Productiemilieus Productiemilieus kennen over het algemeen een hoge dynamiek in de werkgelegenheidsontwikkeling. Vaak treffen we de productiemilieus ook aan in gebieden met alleen een werkfunctie. De gemiddelde bedrijfsgrootte is met 20 werknemers op productiemilieus verreweg het grootst. Over het algemeen is de samenstelling van productiemilieu
vrij eenzijdig. Vooral de overige activiteiten binnen de creatieve industrie zijn er goed vertegenwoordigd. Op de productiemilieus zijn de prijzen van bedrijfsruimte laag. In tegenstelling tot de andere drie milieus is de bereikbaarheid, dat wil zeggen het aantal huishoudens dat binnen een bepaalde tijd kan worden bereikt, beperkt. Dit is voor een productiemilieu ook minder belangrijk. Tabel 3.20 Kenmerken van creatieve milieus Para-
Broed-
Creatieve
Transactie-
Productie-
graaf
Categorie
Plaats
werkplaats
Milieu
milieu
3.5
Demografische dynamiek
Hoog
Hoog
Gemiddeld
Laag
3.5
Dynamiek in werkgelegenheid
Laag
Gemiddeld
Laag
Hoog
3.5
Dynamiek in voorraad
Iets boven gemiddeld Boven gemiddeld
Boven gemiddeld
Laag
3.5
Kwetsbaarheid gebied
Hoog
Zeer hoog
Gemiddeld
Laag
met jongeren
Hoog
Hoog
Hoog
Laag
Probleemwijken
Geen bezwaar
Geen bezwaar
Neutraal
Bezwaar
woon en
woon-werk en
woon-werk en
woon-werk en
werk
werk
3.5 3.5
Aandeel wglh in gebied
3.5
Woon-werk milieus
woon-werk
werk
3.6
Bedrijfsgrootte
Klein (+- 2 wp)
Klein (+-5 wp)
Gemiddeld (+-8 wp)
Groot (+-20 wp)
3.6
Diversiteit werkgelegenheid
Veelzijdig
Veelzijdig
Veelzijdig
Eenzijdig
3.6
Bereikbaarheid
Goed
Goed
Goed
Gemiddeld
3.6
Bedrijven verkoopprijs
-
Hoog
Laag
Laag
Hoog na sterk
Iets boven
Iets boven
3.6
Bedrijven huurprijs
prijsontwikkeling
gemiddeld
gemiddeld
Laag
3.6
Kantoren verkoopprijs
Laag
Hoog
Hoog
Hoog
3.6
Kantoren huurprijs
Laag
Laag/Gemiddeld
Hoog
Gemiddeld
3.6
Woningen
Gemiddeld
Gemiddeld
Zeer hoog
Laag
3.6
Aandeel vooroorlogse won.
Groot
Gemiddeld
Gemiddeld
Laag
Handvaten voor gemeentelijk beleid en marktinitiatieven De bovenstaande schets van kenmerken van de creatieve milieus biedt marktonderzoekers, beleidsmakers en projectontwikkelaars vanzelfsprekend handvaten. De schets maakt bijvoorbeeld duidelijk dat ook in probleemwijken in creatieve industrie kan worden geïnvesteerd en op welke type bedrijvigheid gelet moet worden bij uitbreidingen. Meer over mogelijke aanpakken in hoofdstuk 4. DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
41
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
42
4
4.1
Beleid en toekomstige creatieve projecten
Inleiding
In dit vierde hoofdstuk worden de conclusies getrokken en wordt kort ingegaan op het vertalen van de onderzoeksgegevens naar aanzetten voor toekomstig beleid ten aanzien van de creatieve industrie in Nederland. Het hoofdstuk is slechts bedoeld om in algemene zin mogelijke beleidsrichtingen aan te geven. In het door Habiforum getrokken onderzoekstraject creatieve industrie kunnen specifieke creatieve projecten worden ingebracht die zullen uitmonden in, op die specifieke situatie toegesneden, beleidsaanbevelingen. Dergelijke studies hebben dan ook veel meer het karakter van een case-study.
4.2
Conclusies
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
Op grond van de analyse kunnen de volgende conclusies worden getrokken: • Een brede definitie van creatieve industrie is noodzakelijk gericht op vernieuwing. Dat wil zeggen vernieuwing van producten en processen voor consument en producent. • Het beperken van de creatieve industrie tot cultuur en pretsector geeft een verkeerd beeld. Dus naast cultuur ook ontwerp, onderzoek en advies. • In deze studie is alleen de zelfstandig opererende creatieve industrie meegenomen. • Er zijn dan ruim 400 duizend werkenden die tot de kern van de creatieve industrie (5,5%) behoren en bijna 1 miljoen (13,5%) die tot de totale creatieve industrie behoren. • Volgens deze brede definitie is er een duidelijke samenhang tussen creatieve industrie en algemene groei van de werkgelegenheid. • De creatieve industrie groeit sterker dan de algemene bedrijvigheid. Er is sprake van een dubbele werking. Meer creatieve activiteiten zorgen voor nieuwe impulsen en omgekeerd zorgt meer groei voor hogere inkomens en meer vraag naar creatieve producten. Beperken tot de cultuur en pretsector laat alleen het tweede effect zien. • Er is sprake van concentratie van creatieve bedrijvigheid. De creatieve milieus omvatten 11% van de wijken; daar bevindt zich 33% van de totale werkgelegenheid en niet minder dan 60% van de kern van de creatieve industrie. 43
•
• •
•
•
Er worden vier creatieve milieus onderscheden volgens de as experimenteel – markt en de as introvert – extravert. De combinatie leidt tot broedplaatsen, creatieve werkplaatsen, transactiemilieus en productiemilieus. Er zijn grote verschillen in de kenmerken van de omgeving van creatieve milieus. Dat heeft te maken met de grote verschillen in productiekosten, transactiekosten en opbrengsten per type activiteit en met grote verschillen in interactie met collega’s, klanten en leveranciers. Helaas zijn deze grootheden op basis van bestaande bronnen niet bekend. Daarvoor is apart onderzoek nodig. De uitkomsten geven wel aanwijzingen. Bedrijven op bijvoorbeeld broedplaatsen hebben hoge productiekosten, vaak lage opbrengsten en veel behoefte aan contacten met collega’s. De omgeving moet derhalve goedkoop zijn (of werken aan huis) en veel interactie bieden. Kwetsbare buiten centrum gebieden met hoge dichtheid en goede bereikbaarheid en veel dynamiek bieden dat. Van alle type creatieve milieus is een profiel gemaakt. Op basis van deze profielen kunnen aanbevelingen worden gedaan.
4.3
Aanbevelingen voor creatieve milieus en projecten
4.3.1
Beleidsvormen
Wanneer de eerder genoemde conclusies in ogenschouw worden genomen kunnen een verschillende vormen van beleid daarop aansluiten. Naar onze smaak dient bij het formuleren van beleid te worden aangesloten op de aard van het creatieve milieu en de daaruit voortkomende kenmerken. Een startende ondernemer in een broedplaatsmilieu kan bijvoorbeeld gebaat zijn met de aanwezigheid van door de overheid of woningcorporatie gefaciliteerde kleinschalige bedrijfsruimte terwijl een grootschalige onderneming in een transactiemilieu meer baat kan hebben van een evenement. In figuur 4.1 hebben we een aantal mogelijke, bij de creatieve milieus aansluitende, beleidsvormen weergegeven. Figuur 4.1: Beleidsvormen en creatieve milieus
2. Creatieve werkplaats
Fysiek
Bedrijfsverzamelgebouwen Functiemenging (werkvormen) + Faciliteren tijdelijke bedrijfsruimte +
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
Niet-fysiek
Fysiek
3. Transactiemilieu
gericht
Faciliteren bedrijventerrein Functiescheiding Bereikbaarheid Ontwikkeling zichtlocaties
Kleinschalige evenementen Creatieve publieksmarkt Congressen Wijkontwikkelingsmaatschappij inspiratie, doelgericht experiment 1. Broedplaats
Niet-fysiek Grootschalige evenementen Beursen Congressen Promotie markt transactie, doelmatig 4. Productiemilieu
Fysiek
Fysiek
Bedrijfsverzamelgebouwen Faciliteren tijdelijke bedrijfsruimte ++ Functiemenging (wonen werken) ++ Revitalisering bedrijventerrein
Niet-fysiek
ontvankelijk
44
extravert, klantgericht
ontsloten
Creatieve markt Wijkontwikkelingsmaatschappij
Bedrijfsloket Faciliteren bedrijventerrein Functiescheiding, beschermd bedrijfsmilieu Herstructurering bedrijventerreinen
Niet-fysiek Parkmanagement Beursen introvert, produktgericht
besloten
Fysiek: Functiemenging en bedrijfsruimte In de voorliggende hoofdstukken werd al duidelijk dat de broedplaatsen en creatieve werkplaatsen minder stabiel van aard zijn dan transactiemilieus en productiemilieu. Ongeveer een derde deel van de broedplaatsen en creatieve werkplaatsen uit 1996 bestaat in 2002 niet meer als creatief milieu. Een ander deel ontwikkelt zich verder tot bijvoorbeeld transactiemilieu. Over het algemeen is de bedrijvigheid op creatieve werkplaatsen en zeker op broedplaatsen jong van leeftijd. Het aandeel starters op broedplaatsen en creatieve werkplaatsen is naar verhouding groot. Dergelijke kleine, jonge bedrijven verkeren dan ook in een kwetsbare positie: producten moeten worden ontwikkeld en klanten geworven. Uit het onderzoek zijn een aantal kenmerken van broedplaatsen en creatieve werkplaatsen naar voren gekomen waar beleid aan gerelateerd kan worden. In de eerste plaats blijken broedplaatsen te ontstaan in gebieden waar gewoond wordt en waar relatief goedkope huisvesting beschikbaar is. Vaak komen broedplaatsen (en creatieve werkplaatsen) bovendien voor in probleemwijken of in wijken met een groot aantal jongeren. In haar planning kan de overheid zorg dragen voor functiemenging in dergelijke wijken. Het aanbieden van kleinschalige, goedkope, bedrijfsruimte in woonwijken is daarbij één van de mogelijkheden. In het verleden is dit bijvoorbeeld gedaan in de Amsterdamse wijk Nieuw Sloten. Een op deze manier vorm gegeven ruimtelijk ordeningsbeleid kan worden gebundeld met een adequaat startersbeleid. Binnen creatieve werkplaatsen kan functiemenging zich overigens ook richten op het creëren van meer diversiteit binnen de werkgelegenheidsopbouw. Fysiek: Faciliteren van bedrijventerreinen Het aanleggen en onderhouden van bedrijventerreinen is een gebied waarop de overheid een leidende rol heeft. Vooral bedrijven in een productiemilieu hebben een vestigingsvoorkeur voor bedrijventerreinen. Het zijn dan ook vooral deze op productie gerichte bedrijven die baat hebben bij de aanleg van nieuwe hoogwaardige terreinen. Fysiek: functiescheiding , zichtlocaties en bereikbaarheid Bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen kan functiescheiding een belangrijk uitgangspunt vormen. Op een bedrijventerrein vestigen zich in een aantal gevallen bedrijven van een type dat zich moeilijk laat mengen met andersoortige bedrijvigheid. Dit geldt bijvoorbeeld voor sommige industriële bedrijvigheid binnen een productiemilieu. Ook bedrijvigheid binnen een transactiemilieu wil zich soms vestigen op een bedrijventerrein of kantoorlocatie waar in de praktijk van functiescheiding plaats is. Bedrijven streven bijvoorbeeld naar een eenduidige representatieve uitstraling op een zichtlocatie waardoor een uniforme uitstraling ontstaat. De bereikbaarheid van een dergelijke toplocatie is vaak van groot belang voor de gevestigde bedrijvigheid.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
Niet-fysiek: parkmanagement De rol van de overheid hoeft zich niet te beperken tot het simpelweg aanleggen van terreinen. Ook het invoeren van een moderne beheervorm van bedrijventerreinen, parkmanagement, behoort tot de mogelijkheden. Op een bedrijventerrein met parkmanagement maken de bedrijven gebruik van een aantal gezamenlijk ingekochte voorzieningen die zeer divers van aard kunnen zijn. Denk bijvoorbeeld aan: het faciliteren van vergaderruimte, gezamenlijke catering, kinderopvang, beveiliging, de aanleg van breedbandinternet en de aanleg van parkeerplaatsen. Door de gezamenlijke inkoop zijn de betreffende bedrijven naar verhouding goedkoop uit. Niet-fysiek: bedrijfsloket Onderzoek heeft in het verleden vaak laten zien dat ondernemers maar moeilijk hun weg kunnen vinden in de gemeentelijke ambtenarij. Vaak wordt dan ook gepleit voor de vestiging van zogenaamde bedrijfsloketten waar de ondernemer met al zijn vragen terecht kan. Een bedrijfsloket kan een gemeente desgewenst in combinatie met de Kamer van Koophandel opstarten. Dergelijke bedrijfsloketten zijn nu nog vaak in het stadhuis te vinden. Bij een meer klantgerichte benadering kan men ook overwegen om dergelijke loketten op de grotere bedrijventerreinen en 45 kantoorlocaties te vestigen.
Fysiek: Herstructurering en revitalisering van bedrijventerreinen Bedrijven binnen een productiemilieus kunnen veel baat hebben bij de herstructurering van bedrijventerreinen. Bedrijventerreinen kunnen door middel van herstructurering ingrijpend worden gemoderniseerd en geschikt worden gemaakt voor de vestiging van nieuwe, relatief grootschalige, bedrijven. Oude bedrijventerreinen kunnen ook geschikt worden gemaakt voor de huisvesting van kleine jonge bedrijfjes die op zoek zijn naar goedkope huisvesting. Dergelijke gerevitaliseerde terreinen kunnen een impuls geven aan de ontwikkeling van broedplaatsen. Fysiek: Bedrijfsverzamelgebouwen Ook op het terrein van bedrijfshuisvesting kan de overheid een rol spelen. Te denken valt bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van high tech bedrijfsverzamelgebouwen waarin creatieve bedrijven zich kunnen vestigen. Vooral de naar verhouding kleine en jonge bedrijven op broedplaatsen en creatieve werkplaatsen kunnen baat hebben bij vestiging in een bedrijfsverzamelgebouw. Overigens hoeft de overheid niet alleen aan de faciliterende kant een rol te spelen. Ook aan de promotiekant is een rol voor de overheid denkbaar. Fysiek: Tijdelijke bedrijfsruimte In de steden staan veel bedrijfspanden tijdelijk leeg. Een dergelijke situatie duurt al snel enkele maanden tot een jaar. Veel kleine beginnende ondernemers kunnen gebaat zijn bij tijdelijke huisvesting in een leegstaand pand. Vaak zal het daarbij gaan om ondernemers in broedplaatsmilieus of creatieve milieus die bijvoorbeeld uit hun bedrijf aan huis groeien. De overheid en woningcorporaties kunnen vraag en aanbod inventariseren en vervolgens als intermediair optreden. Tijdelijke goedkope bedrijfsruimte kan voor de ondernemer een uitkomst zijn. Ook de eigenaar van het pand heeft er baat bij: hij ontvangt nog een beetje huur. Niet-fysiek: Wijkontwikkelingsmaatschappij In een aantal grote steden (bijvoorbeeld Rotterdam) bestaan zogenaamde wijkontwikkelingsmaatschappijen. Deze WOM’s, vaak een samenwerking tussen woningcorporaties en gemeente, kunnen een rol spelen bij het stimuleren van de creatieve industrie op broedplaatsen en creatieve werkplaatsen. Een WOM kan bijvoorbeeld bemiddelen bij de toewijzing van kleinschalige bedrijfsruimte aan creatieve ondernemers.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
46
Niet-fysiek: Evenementen en congressen Bedrijven binnen de creatieve werkplaatsen en binnen transactiemilieus zijn over het algemeen meer op klanten gericht dan de bedrijven binnen broedplaatsen en productiemilieus. Deze bedrijven hebben dan ook een direct belang bij het intensiveren van hun klantrelaties. Evenementen kunnen vanuit dit perspectief een belangrijke rol spelen. Op evenementen kunnen bedrijven en potentiële klanten elkaar informeel ontmoeten en kan de basis worden gelegd voor verdere samenwerking. Sail Amsterdam is een goed voorbeeld van een evenement waar dit volop gebeurt. De organisatie van dergelijke evenementen zal in de praktijk veelal bij de overheid liggen. Wel kunnen bedrijfsleven en Kamers van Koophandel een belangrijke ondersteunende rol spelen. Over het algemeen zullen bedrijven binnen een creatieve werkplaats meer baat hebben bij kleinschalige evenementen terwijl bedrijven binnen transactiemilieus meer profiteren van grootschalige evenementen. Bedrijven binnen creatieve werkplaatsen en transactiemilieus hebben naast hun klantencontacten vanzelfsprekend ook veel contacten met collega bedrijven in dezelfde of vergelijkbare sectoren. Dergelijke contacten, die erg belangrijk zijn in verband met innovaties binnen een sector, kunnen bijvoorbeeld door de organisatie van congressen worden versterkt. Meestal nemen brancheverenigingen of vergelijkbare organisatie het voortouw bij de organisatie van congressen. Niet-fysiek: Creatieve (publieks) markten en beursen Op creatieve markten komen creatieve ondernemers met elkaar in contact. Vaak zijn deze markten gericht op jonge startende ondernemers die nog geen netwerk hebben. Met andere woorden de markten richten zich op ondernemers op broedplaatsen en op ondernemers op creatieve werkplaatsen. Markten voor ondernemers op creatieve werkplaatsen zullen zich in de praktijk meer op het publiek richten dan markten voor ondernemers op broedplaat-
sen. Bij de organisatie van een creatieve markt kan het initiatief bij de overheid liggen. Ook de Kamer van Koophandel kan in principe een trekkersrol vervullen. Beursen vormen voor ondernemers in een transactie- of productiemilieu een middel bij uitstek om zich te presenteren aan collega-bedrijven en klanten. Zowel het klantennetwerk als het collega-netwerk kan er eenvoudige worden uitgebouwd. Niet-fysiek: promotie Vooral bedrijven binnen een transactiemilieu kunnen de vruchten plukken van promotieactiviteiten waarbij bijvoorbeeld de Nederlandse IT-sector als één geheel in het buitenland wordt gepresenteerd. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren via vestigingen van het ministerie van Economische Zaken in het buitenland. Ook hebben grote steden in een aantal gevallen EZ-vestigingen in het buitenland. Amsterdam heeft bijvoorbeeld plannen een vestiging in China te openen.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
47
4.3.2
Proeftuinen
Habiforum richt zich vooral op ruimtelijke vernieuwing en fysieke transformatie. De beleidsvormen die in figuur 4.1 zijn weergegeven en in de vorige paragraaf zijn toegelicht kunnen hun waarde bewijzen bij het streven naar ruimtelijke vernieuwing en fysieke transformatie. In deze paragraaf worden de verschillende beleidsvormen vertaald naar “proeftuinen”. Bij de ontwikkeling van de proeftuinen stellen we voor invalshoeken te kiezen die zowel raken aan de verdere ontwikkeling en uitbouw van de creatieve industrie als aan de ontwikkeling en vernieuwing van de stedelijke omgeving. Binnen Nederland zijn op een aantal plaatsen stedelijke netwerken aan het ontstaan. Deze netwerken bieden uitgelezen mogelijkheden om de toekomstige ontwikkeling van de creatieve industrie vanuit regionaal perspectief te bezien. De stedelijke netwerken vormen in zichzelf een ruimtelijk kader waarbinnen creatieve projecten als regionale strategie kunnen worden gedefinieerd. In het vervolg van deze paragraaf worden een drietal denkrichtingen voor dergelijke projecten (proeftuinen) gepresenteerd. Proeftuin herbestemming De Nederlandse steden kennen veel voorbeelden van oude fabriekshallen en kantoorgebouwen die niet meer aan de eisen van de huidige tijd voldoen. In een aantal gevallen kunnen deze gebouwen met relatief kleine aanpassingen geschikt worden gemaakt voor de huisvesting van (startende) ondernemers in de creatieve industrie. Het Bacinol gebouw in Delft is een voorbeeld van een dergelijk initiatief. Het Bacinol gebouw maakte deel uit van de Delftse DSM vestiging en is een aantal jaren geleden leeg komen te staan. Inmiddels hebben zich een aantal beginnende ondernemers in het gebouw gevestigd. Onderzoek van ABF Research heeft aangetoond dat deze ondernemingen zich de laatste jaren goed hebben ontwikkeld. Een ander bekend voorbeeld van een gebouw met een nieuwe bestemming is het oude Postgebouw bij het Amsterdamse Centraal Station. “Post CS” huisvest naast een tijdelijke vestiging van het Stedelijk Museum ook een aantal creatieve ondernemers. We stellen voor om de ontwikkeling die de ondernemers in dergelijke herbestemde panden doormaken te monitoren. ABF Research heeft daartoe een onderzoeksmethode ontwikkeld die in het geval van Bacinol zijn waarde heeft bewezen.
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
48
Proeftuin functiemenging Het onderzoek naar de creatieve industrie heeft onder meer aangetoond dat de sector in probleemwijken zeker niet kansloos is. Veel bedrijvigheid binnen broedplaatsmilieus en creatieve werkplaatsen komt in probleemwijken juist tot bloei bijvoorbeeld dankzij de aanwezigheid van goedkope huisvestingsmogelijkheden. De overheid kan gebruik maken van deze kennis door bijvoorbeeld in te zetten op functiemenging in probleemwijken. Kleinschalige creatieve bedrijvigheid in probleemwijken kan kansrijk zijn. Functiemenging kan op verschillende manieren vorm krijgen. Een optie is bijvoorbeeld de ombouw van vervallen, leegstaande bedrijfspanden en winkelpanden naar geschikte bedrijfslocaties voor lokale ondernemers. Proeftuin stationslocaties In de Randstad gaan de ontwikkelingen op het terrein van de railinfrastructuur hard. In de komende jaren worden in het verlengde van de ontwikkeling van Randstad Rail en de Stedenbaan veel nieuwe stationslocaties geopend. Bij de meeste van de nieuwe stations zal zich een multimodaal vervoersknooppunt gaan ontwikkelen. Op deze locaties liggen uitgelezen ontwikkelingsmogelijkheden voor creatieve bedrijvigheid. Voor de sterk klantgerichte bedrijven in transactiemilieus kunnen dergelijke goed bereikbare locaties interessante vestigingsmogelijkheden bieden.
Bijlage 1: indeling creatieve industrie
HOOFDGROEP SBI93 TITELNAAM A
ONTWERP 74201 Architecten- en technische ontwerp- en adviesbureaus voor burgerlijke en utiliteitsbouw 74202
Technisch ontwerp en advies voor stedebouw-, verkeers-, tuin- en landschapskunde, ruimtelijke ordening en planologie
74203 Technisch ontwerp en advies voor grond-, weg- en waterbouw 74204 Technisch ontwerp en advies voor elektro-, installatietechniek en telematica 74205 Technisch ontwerp en advies voor werktuig-, machine- en apparatenbouw 74206 Technisch ontwerp en advies voor de procestechniek 74207 Technisch ontwerp en advies niet gespecialiseerd 74208 Overige technische ontwerp-, teken- en adviesbureaus 74401 Reclame-, reclame-ontwerp- en -adviesbureaus 74402 Overige reclamediensten 74845 Interieur-, mode-ontwerpers e.d. B
BEELDENDE KUNST 92311 Beoefening van podiumkunst 92313 Beoefening van scheppende kunst 92341 Dansscholen 92342 Overige kunstzinnige vorming van amateurs
C
ONDERZOEK 72102 Adviesbureaus op het gebied van automatisering 7220 Systeemontwikkelings-, systeemanalyse- en programmeerdiensten 73101 Speur- en ontwikkelingswerk op het gebied van landbouw en visserij 73102 Technisch speur- en ontwikkelingswerk 73103 Medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
92312 Producenten van podiumkunst
73104 Overig natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 7320 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 7413 Markt- en opinie-onderzoekbureaus 74143 Overige economische onderzoek- en adviesbureaus
49
D
VISUELE KUNST 74811 Fotografie 92111 Producenten van (video)films (excl. televisie-producenten) 92112 Ondersteunende aktiviteiten t.b.v. de productie van (video)films 92202 Producenten van radio- en televisieproducties 92203 Ondersteunende aktiviteiten t.b.v. radio en televisie 9240 Pers- en nieuwsbureaus; journalisten
HOOFDGROEP SBI93 TITELNAAM E
ORGANISATIE CREATIEVE INDUSTRIE 74141 Organisatie-adviesbureaus 74142 Public relationsbureaus 74842 Organiseren van beurzen, tentoonstellingen, braderieën e.d. 74844 Veilingen van huisraad, kunst, antiek, machines e.d. roerende goederen 92201 Omroeporganisaties 92321 Theaters, schouwburgen en concertgebouwen 92322 Evenementenhallen 92323 Dienstverlening t.b.v. kunstbeoefening en organisatie van culturele evenementen 92521 Kunstgalerieën en -expositieruimten 92522 Musea 92523 Monumentenzorg
HOOFDGROEP SBI93 TITELNAAM F
DISTRIBUTIE CREATIEVE INDUSTRIE 2211 Uitgeverijen van boeken e.d. 2212 Uitgeverijen van dagbladen 2213 Uitgeverijen van tijdschriften 2214 Uitgeverijen van geluidsopnamen 2215 Overige uitgeverijen 2221 Drukkerijen van dagbladen 22221 Drukkerijen van boeken
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
22222 Drukkerijen van tijdschriften 22223 Drukkerijen van reclame 22224 Drukkerijen van verpakkingen 22225 Drukkerijen van formulieren 22226 Overige drukkerijen 2223 Grafische afwerking 2224 Grafische reproductie en zetten 2225 Overige aktiviteiten verwant aan de drukkerij 2231 Reproductie van geluidsopnamen 2232 Reproductie van video-opnamen 2233 Reproductie van computermedia 51475 Groothandel in optische artikelen
50
51476 Groothandel in juweliersartikelen en uurwerken 51477 Groothandel in fotografische artikelen 51478 Groothandel in muziekinstrumenten
51484 Groothandel in boeken, tijdschriften en ander drukwerk 51487 Groothandel in overige non-food consumentenartikelen n.e.g. 52453 Detailhandel in geluidsdragers 52454 Detailhandel in telecommunicatie-apparatuur en overige elektrische huishoudelijke apparaten 52457 Detailhandel in muziekinstrumenten 52468 Detailhandel in bouwmaterialen algemeen assortiment 52471 Detailhandel in boeken, tijdschriften en kranten 52473 Detailhandel in boeken, tijdschriften, kantoor- en schoolbenodigdheden algemeen assortiment 52481 Detailhandel in fotografische artikelen 52482 Detailhandel in optische artikelen 52483 Detailhandel in juweliersartikelen en uurwerken 52484 Detailhandel in schilderijen, lijsten, prenten, kunstvoorwerpen en religieuze artikelen 52501 Detailhandel in antiek 71401 Videotheken 74812 Ontwikkelwinkels 74813 Ontwikkelcentrales 9212 Distributie van (video)films 9213 Vertoning van films 92511 Openbare bibliotheken 92512 Kunstuitleencentra 92513 Overige culturele uitleencentra en openbare archieven HOOFDGROEP SBI93 TITELNAAM G
AMBACHTEN 1721 Vervaardiging van katoenen of katoenachtige weefsels 1722 Vervaardiging van kaardwollen of kaardwolachtige weefsels 1723 Vervaardiging van kamwollen of kamwolachtige weefsels 1724 Vervaardiging van zijden of zijdeachtige weefsels 1725 Vervaardiging van overige weefsels 1730 Textielveredeling 1740 Vervaardiging van textielwaren (excl. kleding) 1751 Vervaardiging van vloerkleden en tapijt 1752 Vervaardiging van bindgaren, touw en netten 1754 Vervaardiging van overige textielprodukten n.e.g. 1760 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen 1771 Vervaardiging van gebreide en gehaakte kousen en sokken 1772 Vervaardiging van gebreide en gehaakte artikelen (excl. kousen en sokken) 1810 Vervaardiging van kleding van leer 1821 Vervaardiging van werkkleding 1822 Vervaardiging van bovenkleding (excl. werkkleding en kleding van leer) 1823 Vervaardiging van onder- en nachtkleding
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
1753 Vervaardiging van vilt- en vezelvlies
1824 Vervaardiging van overige kleding en -toebehoren n.e.g. 1920 Vervaardiging van lederwaren (excl. kleding en schoeisel) 1930 Vervaardiging van schoeisel 2051 Vervaardiging van overige artikelen van hout 2052 Vervaardiging van artikelen van kurk, riet en vlechtwerk
51
2613 Vervaardiging van holglas 2615 Vervaardiging en bewerking van overig glas 2621 Vervaardiging van huishoudelijk en sieraardewerk 2666 Vervaardiging van produkten van beton, cement en gips (niet voor de bouw) 2670 Natuursteenbewerking 3350 Vervaardiging van uurwerken 3611 Vervaardiging van zitmeubels 36121 Interieurbouw 36122 Vervaardiging van bedrijfsmeubels 3613 Vervaardiging van keukenmeubels 3614 Vervaardiging van overige meubels 3622 Vervaardiging van sieraden e.d. (excl. imitatie-) 3630 Vervaardiging van muziekinstrumenten 3661 Vervaardiging van imitatiesieraden HOOFDGROEP SBI93 TITELNAAM H
HIGH TECH 2923 Vervaardiging van machines en apparaten voor industriele koeltechniek en klimaatregeling 2931 Vervaardiging van landbouwtractoren 2932 Vervaardiging van landbouwmachines en -werktuigen (excl. -tractoren) 2940 Vervaardiging van gereedschapswerktuigen 2953 2954 2955 2956
Vervaardiging van machines en apparaten voor de productie van voedings- en genotmiddelen Vervaardiging van machines en apparaten voor de productie van textiel, kleding, leer en lederwaren Vervaardiging van machines en apparaten voor de productie van papier, karton en papieren kartonwaren Vervaardiging van overige machines en apparaten n.e.g. voor specifieke industriele aktiviteiten
2971 Vervaardiging van elektrische huishoudelijke apparaten 3001 Vervaardiging van kantoormachines 3002 Vervaardiging van computers 3210 Vervaardiging van elektrische componenten DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
3220
Vervaardiging van zendapparatuur voor televisie en radio en van apparatuur voor lijntelefonie en -telegrafie
3230 Vervaardiging van audio- en videoapparatuur 33101 Tandtechnische bedrijven 33102 3320
Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten en overige orthopedische en prothese-artikelen Vervaardiging van meet-, regel- en controle-apparatuur (niet voor de bewaking van industriele processen)
3330 Vervaardiging van apparatuur voor de bewaking van industriele processen 3340 Vervaardiging van optische instrumenten, foto- en filmapparatuur 3410 Vervaardiging van auto's
52
3511
Nieuwbouw en reparatie van schepen (excl. sport- en recreatievaartuigen), baggermaterieel, booreilanden e.d.
3512 Nieuwbouw en reparatie van sport- en recreatievaartuigen 3520 Vervaardiging van rollend spoor- en tramwegmaterieel
3530 Vervaardiging van vlieg- en ruimtevaartuigen 3541 Vervaardiging van motor- en bromfietsen 72101 Systeemhuizen 7230 Computercentra, data-entry, ponsbureaus e.d. 7240 Databanken 7250 Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines 7260 Overige dienstverlening op het gebied van automatisering
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
53
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
54
Bijlage 2: aandeel creatieve industrie
Aandeel van de creatieve industrie in regio’s in de landelijke werkgelegenheid (1996 en 2002) 1996
2002
CI Kern
CI overig
CI totaal
CI Kern
CI overig
CI totaal
ROA
14,6
11,6
12,6
16,0
11,1
13,1
Haaglanden
10,9
4,5
6,7
9,0
4,6
6,3
8,7
5,7
6,8
11,3
6,2
8,3
Rest Noord Brabant
8,1
10,8
9,9
7,8
10,3
9,3
Rest Noord-Holland
8,1
8,3
8,2
6,7
7,6
7,2
BRU
SRR
7,4
5,1
5,9
7,4
5,1
6,0
Rest Zuid-Holland
6,6
6,5
6,5
5,7
6,3
6,0
Rest Gelderland
6,2
7,2
6,9
6,1
7,5
6,9
SRE
6,1
7,9
7,3
5,2
7,8
6,7
ROL KAN
4,0
3,1
3,4
3,8
4,1
3,9
Rest Utrecht
3,3
2,7
2,9
3,9
2,8
3,2
Limburg
3,1
7,4
6,0
4,1
7,5
6,1
Groningen
2,5
3,1
2,9
2,6
3,4
3,0
Flevoland
2,3
1,2
1,6
2,2
1,6
1,9
Friesland
2,1
3,2
2,9
2,0
3,4
2,8
1,8
3,6
3,0
2,2
3,4
2,9
Rest Overijsel
1,6
3,3
2,7
1,8
3,4
2,8
Drenthe
1,2
2,7
2,2
1,3
2,4
2,0
Zeeland
1,2
2,1
1,8
1,0
1,6
1,4
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
Nederland
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
ROL Twente
55
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
56
Bijlage 3: concentratie index
Concentratie-index creatieve industrie (totaal) per gemeente, 2002 Concentratie-index creatieve industrie (totaal) 19,2 - 58,8 58,9 - 83,7 83,8 - 114,0 114,1 - 166,3 166,4 - 331,6
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
57
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
58
Bijlage 4: concentratie index deelsectoren
Bijlage 4: Concentratie-index werkgelegenheid in deelsectoren van de creatieve industrie Concentratie-index creatieve industrie (beeldende kunst)
Concentratie-index creatieve industrie (visuele kunsten)
0 - 70
0 - 73
71 - 156
74 - 198
157 - 326
199 - 438
327 - 891
439 - 875
892 - 4946
876 - 2188
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
59
Concentratie-index creatieve industrie (ontwerp)
0 - 53
53 - 89
54 - 130
90 - 141
131 - 301
142 - 251
302 - 582
252 - 485
583 - 997
Concentratie-index creatieve industrie (organisatie)
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
60
Concentratie-index creatieve industrie (onderzoek)
0 - 52
Concentratie-index creatieve industrie (distributie)
2 - 68
14 - 60
69 - 152
61 - 99
153 - 283
100 - 165
284 - 546
166 - 286
547 - 1438
287 - 537
Concentratie-index creatieve industrie (high tech)
Concentratie-index creatieve industrie (ambachten)
0 - 71
0 - 99
72 - 172
100 - 238
173 - 392
239 - 500
393 - 885
501 - 927
886 - 2251
928 - 2136
DE CREATIEVE INDUSTRIE IN NEDERLAND
61