Onderzoek naar de ontwikkeling van maatregelen om het niveau van brandveiligheid te verhogen op bouwplaatsen Bart Vanbever
Promotor: prof. dr. ir. Bart Merci Begeleiders: ir. Nele Tilley, prof. dr. ir. Paul Vandevelde Scriptie ingediend tot het behalen van de academische graad van Postgraduaat Fire Safety Engineering
Vakgroep Mechanica van stroming, warmte en verbranding Voorzitter: prof. dr. ir. Roger Sierens Faculteit Ingenieurswetenschappen Academiejaar 2008-2009
Onderzoek naar de ontwikkeling van maatregelen om het niveau van brandveiligheid te verhogen op bouwplaatsen Bart Vanbever
Promotor: prof. dr. ir. Bart Merci Begeleiders: ir. Nele Tilley, prof. dr. ir. Paul Vandevelde Scriptie ingediend tot het behalen van de academische graad van Postgraduaat Fire Safety Engineering
Vakgroep Mechanica van stroming, warmte en verbranding Voorzitter: prof. dr. ir. Roger Sierens Faculteit Ingenieurswetenschappen Academiejaar 2008-2009
Voorwoord Als bouwkunde, veiligheid en management een rode draad vormen door je loopbaan, dan hoeft het niet te verbazen, dat bij het zoeken naar een onderwerp voor een scriptie ―Fire Safety Engineering‖ een artikel over brandveiligheid op bouwplaatsen [1] de aandacht trekt. Het was de start van een boeiende zoektocht naar informatie over een onderwerp dat op het eerste zicht onontgonnen terrein leek. Het resultaat van deze zoektocht vind je hieronder. Gelukkig werd ik op deze tocht begeleid door meerdere mensen die ik hierbij hartelijk wil bedanken voor hun steun en advies: Mijn promotor prof. dr. ir. Bart Merci en begeleiders ir. Nele Tilley, prof. dr. ir. Paul Vandevelde voor hun goede raad en aanmoediging onder andere bij de tussentijdse evaluaties. Mijn medestudenten voor de collegiale sfeer en met een knipoog, de morele steun in moeilijke tijden. Mijn collega‘s en de directie bij Vinçotte, die me de middelen en de ruimte gaven om deze studies te volgen, waarbij ik special Guido Laridaen, Rony Deblauwe en Carl Beijloos wil vermelden voor hun actieve steun bij dit project. Verschillende personen die professioneel met deze materie te maken hebben, bezorgden me nuttige informatie en tips of maakten tijd vrij om mijn vragen te beantwoorden. Daarvoor dank aan: (in willekeurige volgorde) M. Hugo Steeman, adviseur-generaal, FOD WASO M. Jan De Saedeleer, FOD BiZa en docent regelgeving in deze cursus Mevr. Emmy Streuve, NAVB M. Jan Dillen, ingenieur-adviseur, De Federale Verzekering Mevr. Tessa Borloo, Instituut Mariagaard, Wetteren M. Peter De Ridder, veiligheidscoördinator – preventieadviseur, TUC Rail M. Marc Ooms, preventiedienst, AXA verzekeringen M. Johan Debeuckelaere, preventiedienst, KBC verzekeringen En tot slot: veel dank aan mijn vriendenkring en familie die me gedurende de laatste 2 jaar met veel geduld zijn blijven steunen en aanmoedigen en die mee gedeeld hebben in de onvermijdelijke stress die de combinatie van werken en studeren met zich meebrengt. Daarbij wil ik zeker Jeroen en Laura, mijn kinderen en ―echte‖ studenten bedanken die nu eens de rollen konden omdraaien en hun vader coachen. Mijn echtgenote Chantal die de laatste 2 jaar naast een drukke professionele activiteit een ongelooflijke inspanning heeft geleverd om het gezin draaiende te houden, verdient ongetwijfeld het meeste dank!
Toelating tot bruikleen
De auteur geeft de toelating deze scriptie voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van de scriptie te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze scriptie.
Bart Vanbever, juni 2009
Onderzoek naar de ontwikkeling van maatregelen om het niveau van brandveiligheid te verhogen op bouwplaatsen door
Bart Vanbever Scriptie ingediend tot het behalen van de academische graad van Postgraduaat Fire Safety Engineering Academiejaar 2008-2009 Promotor: prof. dr. ir. Bart Merci Begeleiders: ir. Nele Tilley, prof. dr. ir. Paul Vandevelde Faculteit Ingenieurswetenschappen Universiteit Gent Vakgroep: Mechanica van stroming, warmte en verbranding Voorzitter: prof. dr. ir. Roger Sierens Samenvatting
In deze scriptie wordt gezocht naar mogelijkheden om de brandveiligheid op bouwplaatsen te verbeteren. Daarbij wordt er vertrokken van een analyse van de huidige situatie. De inhoud van de actuele regelgeving, waaronder het K.B. Tijdelijke en Mobiele Bouwplaatsen en enkele codes van goede praktijk wordt besproken. Aan de hand van deze voorschriften, statistieken en gegevens uit de praktijk wordt getracht een beeld te krijgen van de brandrisico‘s op bouwplaatsen en de manier waarop deze momenteel worden aangepakt. De resultaten van die analyse worden vanuit een ―Fire Safety Engineering‖ standpunt bekeken en aangevuld. Het resultaat is een methode voor het beoordelen van de brandrisico‘s bij bouwwerken die een ruimer en beter onderbouwd denkkader biedt dan de gebruikelijke aanpak.
Trefwoorden Fire Safety Engineering, Brandveiligheid, Bouwplaatsen, Risicoanalyse
Research on measures to improve fire safety on construction sites Bart Vanbever Supervisors: prof. dr. ir. Bart Merci, ir. Nele Tilley, prof. dr. ir. Paul Vandevelde Abstract – This article searches solutions to improve the fire safety on construction sites based on a Fire Safety Engineering approach. Keywords – Fire Safety Engineering, Construction Sites, Risk Assessment Introduction Fire Engineers tend to focus on the fire safety of the completed construction and so do most of the Fire Safety Regulations. The fire safety during the building process is often overlooked. During construction most passive and active fire protection systems are not yet operational. Furthermore the fire prevention organisation that should cope with this lack of protection is often not in place. Reasons enough to analyse the actual situation and to look for solutions. In order to get a good picture of how construction fire safety is treated, several sources were examined: legislation, statistics, codes of good practice and safety co-ordination files. Legislation In the European Safety at Work legislation, there is one directive that aims (as a part of health and safety at work) the fire safety on construction sites. This ―Directive on safety and health requirements at temporary or mobile construction sites‖ [1], provides a good framework for fire safety as this is mentioned as one of the safety requirements. A strong point of this directive is the safety coordination that starts during the design of the building. By doing so, the design can be adapted to improve the fire safety during the construction. Especially for Fire Safety Engineers, the good news is that this legislation is performance based and relies on risk assessment. Fire Risks A lot of publications and construction professionals acknowledge that fire is an important risk during the building process. Unfortunately there is little statistical evidence to proof this point. In the US for instance [2], the available statistics combine construction and vacant buildings, thus limiting the possibilities to draw conclusions on the causes of fire during construction.
Others sources providing an insight on the construction fire risks are standards or codes of good practice like NFPA 241 [3] or in the UK, the Joint Code of Practice on the Protection from Fire of Construction Sites and Buildings Undergoing Renovation [4]. To complete the picture a limited survey of how construction site safety co-ordinators assess fire risks was completed. The conclusion at this point was that in spite of a good legal framework and some well developed standards, the reality shows poor fire risk assessments. Fire Protection The next step towards a solution is an overview of the possibilities to provide fire protection on construction sites. Both active and passive fire protection systems suffer from the typical limitations of construction sites: a rough and continuously changing environment with important risks to damage these systems. It is not impossible though to either temporarily or progressively install such protection. Amongst others ―The Fire Protection Engineering‖ magazine No. 41 [5], discusses some solutions. If active and passive protection are subject to limitations, a strong fire safety organisation needs to compensate these limitations. Adequate organisations are described in NFPA 241 [3] and the above mentioned Joint Code of Practice [4]. When integrated with the general safety co-ordination, a solid organisation can be build. A key factor for success is to start preparing all those protections during the design phase. Checklist The results of this research have been compiled into an open expert checklist using a Fire Safety Engineering approach. The choice for a checklist is based on the need for a flexible and relatively fast methodology. Quantitative fire risk assessment is too time consuming to apply on the numerous situations to be analysed on a construction site. A quantitative approach would also suffer from the lack of statistical data.
The checklist provides a series of questions for the project in general and a shorter list of questions to analyse specific situations related to a certain location and time. Each item can be linked to a particular fire scenario. Documenting the fire-scenario‘s is essential in a risk assessment. Without this key information, a reader can only guess what the author had in mind when he/she evaluated a risk e.g. as severe. Conclusion The proposed methodology provides a general and structured framework to assess fire safety risks during construction in qualitative way. The quality of the results can be improved by discussing the questions with a group of experts. The resulting documents can be used to communicate the residual risks and proposed protective measures to other stakeholders or to demonstrate to the authorities compliance with the obligation to assess the fire risks.
[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
References Council Directive 92/57/EEC of 24 June 1992 on the implementation of minimum safety and health requirements at temporary or mobile construction sites Marty Ahrens, Selections from the U.S. fire problem overview report, Leading causes and other patterns and trends, Properties that are vacant, under construction, renovation or demolition, NFPA, June 2003 NFPA 241, Standard for Safeguarding Construction, Alteration, and Demolition Operations, 2009 Fire Prevention on Construction Sites - The Joint Code of Practice on the Protection from Fire of Construction Sites and Buildings Undergoing Renovation. Construction Confederation and The Fire Protection Association, UK, January 2006. Fire Protection Engineering, Construction Fire Safety, Issue No. 41, Winter 2009, SFPE magazine
Inhoudsopgave 1
Probleemstelling .............................................................................................................. 1
2
Voorschriften brandveiligheid op bouwplaatsen ............................................................... 2 2.1
Overzicht regelgeving............................................................................................... 2
2.2
Toepassingsgebieden............................................................................................... 3
2.3
Bouwen versus verbouwen ...................................................................................... 4
2.4
Regelgeving ―Welzijn op het Werk‖ .......................................................................... 5
2.5
AREI ...................................................................................................................... 12
2.6
Milieuregelgeving ................................................................................................... 12
2.7
K.B. Basisnormen .................................................................................................. 12
2.8
Specifieke regelgeving brandveiligheid .................................................................. 13
2.9
Veiligheid van producten ........................................................................................ 13
2.10 Brandweervoorschriften ......................................................................................... 14 2.11 Andere voorschriften .............................................................................................. 15 2.12 Synthese voorschriften ........................................................................................... 17 2.13 Concrete doelstelling van de scriptie ...................................................................... 18 3
4
5
6
Inschatting van de risico's.............................................................................................. 19 3.1
Statistieken ............................................................................................................ 19
3.2
Analyse ―regels van goed vakmanschap‖ ............................................................... 27
3.3
Analyse veiligheidscoördinatie dossiers ................................................................. 37
3.4
Praktijk & ervaringsgegevens ................................................................................. 46
3.5
Risicofactoren - synthese ....................................................................................... 55
Brandbeveiliging ............................................................................................................ 59 4.1
Passieve brandbeveiliging ...................................................................................... 59
4.2
Actieve brandbeveiliging ........................................................................................ 61
4.3
Organisatie van de brandveiligheid ........................................................................ 65
4.4
Synthese brandbeveiliging ..................................................................................... 67
Praktische aanpak ......................................................................................................... 68 5.1
Waarom controlelijsten? ......................................................................................... 68
5.2
Gebruik van controlelijsten ..................................................................................... 69
5.3
Structuur van de controlelijsten .............................................................................. 71
5.4
Inspiratie uit ISO/TS 16732 & 16733 ...................................................................... 72
5.5
Inspiratie uit NFPA 550 ........................................................................................... 76
5.6
Controlelijsten ........................................................................................................ 77
5.7
Risicobeheer & projectplanning .............................................................................. 89
5.8
Synthese gebruik controlelijsten ............................................................................. 90
Besluit ........................................................................................................................... 91
7
Bijlagen.......................................................................................................................... 92 7.1
Uittreksel uit K.B. TMB ........................................................................................... 92
7.2
KBC voorwaarden bouwplaatsen............................................................................ 95
7.3
Controlelijsten......................................................................................................... 97
8
Bibliografie................................................................................................................... 104
9
Lijst van tabellen .......................................................................................................... 106
10 Lijst van figuren ........................................................................................................... 106
Tabel van afkortingen en symbolen Afkorting
Verklaring
Alarm
Het alarm beveelt de gebruikers hun compartiment te verlaten. (uit het K.B. Basisnormen, gelijkaardige definitie in andere Belgische regelgeving)
AO
Arbeidsongeval(len)
ARAB
Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming
AREI
Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties
BPR
Bouwplaatsrisico‘s, term gebruikt door de verzekeringen
CEA
Comité Européen des Assurances
Codex
De Codex Welzijn op het Werk
EDPB
Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk
EDTC
Externe Dienst voor Technische Controle
EVD
Explosie Veiligheidsdocument [2]
FMEA (FMECA)
Failure Mode and Effect (and Criticality) Analysis
FOD BiZa
Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken
FOD WASO
Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg
FRAME
Fire Risk Assessment Method for Engineers
GPP
Globaal Preventieplan
HAZOP
Hazard and Operability Study
IDPB
Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk
JAP
Jaarlijks Actieplan
JCoP
Fire Prevention on Construction Sites - The Joint Code of Practice on the Protection from Fire of Construction Sites and Buildings Undergoing Renovation. 6th edition. UK : Construction Confederation + The Fire Protection Association [3]
K.B.
Koninklijk Besluit
K.B. ATEX Arbeidsplaatsen
Koninklijk besluit van 26 maart 2003 betreffende het welzijn van de werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen
K.B. Basisnormen
Koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.
K.B. Opslagplaatsen ontvlambare producten
Koninklijk besluit van 13 maart 1998 betreffende de opslag van zeer licht ontvlambare, licht ontvlambare, ontvlambare en brandbare vloeistoffen.
K.B. tijdelijke en mobiele bouwplaatsen of K.B. TMB
Koninklijk besluit van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen.
Afkorting
Verklaring
K.B. Veiligheids- en gezondheidssignalering
Koninklijk besluit van 17 juni 1997 betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk
K.B. Ziekenhuizen
Koninklijk besluit van 6 november 1979 tot vaststelling van de normen inzake beveiliging tegen brand en paniek waaraan ziekenhuizen moeten voldoen.
Kaderrichtlijn
Kaderrichtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk
Melding
De melding bestaat erin de brandweer te informeren over de ontdekking of de detectie van een brand. (uit het K.B. Basisnormen, gelijkaardige definitie in andere Belgische regelgeving)
NAVB
Nationaal Actiecomité voor Veiligheid en hygiëne in het Bouwbedrijf [België]
NFIRS
National Fire Incident Reporting System [USA]
NFPA
National Fire Protection Association [USA]
PA
Preventieadviseur
PERT
Program (or Project) Evaluation and Review Technique
PID
Postinterventie dossier
Richtlijn TMB
Achtste bijzondere richtlijn 92/57/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen
Richtlijn Veiligheids- en gezondheidssignalering
Negende bijzondere richtlijn 92/58/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften voor de veiligheidsen/of gezondheidssignalering op het werk
RIE
Risico-inventarisatie en evaluatie
RWA
Rook- en warmteafvoer
TMB
Tijdelijke en Mobiele Bouwplaatsen
Waarschuwing
De waarschuwing behelst het doorgeven van de ontdekking of de detectie van een brand aan de organisatorisch daarbij betrokken personen. (uit het K.B. Basisnormen, gelijkaardige definitie in andere Belgische regelgeving)
Welzijnswet
Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
Wg
Werkgever
Wn
Werknemer
1
Probleemstelling
Doorgaans wordt veel aandacht besteed aan de brandveiligheid van een afgewerkt project. De brandveiligheid tijdens bouwen of verbouwen krijgt weinig aandacht, hoewel de brandrisico's niet gering zijn. Brandbeveiliging wordt immers tegelijkertijd met het bouwwerk gerealiseerd. De meeste brandbeveiligingsmaatregelen worden pas effectief in de laatste fase van de werkzaamheden. Tijdens het (ver)bouwproces ontbreken dus zowel de passieve als actieve brandbeveiliging, alsook de organisatie die hierbij aansluit. (Ver)bouwen betekent vaak een verhoogd brandrisico, veroorzaakt door bv. lassen, slijpen, werken met solventen, verhoogde brandlast, tijdelijk of gedeeltelijk buiten dienst stellen van veiligheidssystemen, enz. De organisatie van de brandveiligheid vertoont dikwijls tekortkomingen, bv. met betrekking tot informatie & opleiding van het aanwezige personeel in verband met eerste interventie en evacuatie bij brand. Er is dus een nood om de risico's in kaart te brengen en oplossingen te zoeken. In deze scriptie worden praktische aanbevelingen uitgewerkt om de brandveiligheid tijdens (ver)bouwactiviteiten te verzekeren. Deze aanbevelingen bestaan uit: een algemene methodologie gestructureerd aan te pakken;
om
de
brandveiligheidsrisico‘s
op
bouwplaatsen
concrete voorstellen om het niveau van brandveiligheid te verhogen, rekening houdend met de huidige stand van techniek. Het is de bedoeling deze scriptie nadien te vertalen naar een opleidingsmodule voor personen die betrokken zijn bij de veiligheid op bouwplaatsen, zoals veiligheidscoördinatoren, preventieadviseurs, aannemers, ... Om deze aanbevelingen te formuleren, wordt aandacht besteed aan: de (al dan niet toepasselijke) regelgeving in België; het analyseren van de risico's; de mogelijke rol van passieve & actieve brandbeveiliging; de implicaties op de organisatie (preventie, interventie, evacuatie). In de praktijk zijn de brandveiligheidsrisico‘s niet los te zien van andere risico‘s of worden met andere woorden noodsituaties ten gevolge van brand of andere factoren best gecoördineerd aangepakt. Deze scriptie beperkt zich echter tot brandveiligheid. Het doel is een globaal en coherent overzicht te geven van deze problematiek. Er bestaat voldoende literatuur die gedetailleerd ingaat op bepaalde deelaspecten, zoals bv. laswerken. Een brede kijk die de lacunes in de huidige benaderingen opvult ontbreekt echter.
1
2
Voorschriften brandveiligheid op bouwplaatsen
Het doel van dit hoofdstuk is een overzicht te geven van voorschriften die verband houden met de brandveiligheid op bouwplaatsen. De reglementaire verplichtingen worden besproken aan de hand van hun toepassingsgebied en de inhoud relevant voor deze scriptie. Daarbij wordt eveneens aangeven wat de aard van de verplichtingen is: prescriptief of resultaatgericht. Naast de regelgeving bestaan er een reeks niet reglementaire voorschriften of codes van goede praktijk. Deze codes van goede praktijk vullen de regelgeving aan en helpen om een beeld te krijgen van de meest voorkomende risico‘s.
2.1 Overzicht regelgeving De basistekst in de regelgeving is zoals verder wordt aangetoond, het K.B. Tijdelijke en Mobiele Bouwplaatsen (TMB) [4]. In de praktijk zal men echter dat K.B. moeten gebruiken in combinatie met een reeks voorschriften waarvan de verbanden in ―Figuur 1 Overzicht regelgeving” schematisch zijn weergegeven. Het K.B. TMB moet niet alleen in zijn context binnen de Welzijnsregelgeving gezien worden maar eveneens in relatie met andere regelgeving zoals het AREI of de regelgeving in verband met veiligheid van producten en diensten.
Figuur 1 Overzicht regelgeving
In de volgende punten wordt dit schema verduidelijkt.
2
2.2 Toepassingsgebieden 2.2.1 Toepassingsgebied - “bouwplaatsen” Deze scriptie richt zich wat de aard van de werken en de eraan gerelateerde risico's betreft, hoofdzakelijk op bouwplaatsen zoals gedefinieerd in de welzijnswet en het K.B. tijdelijke en mobiele bouwplaatsen. Wat de risico's betreft is de aard van de werken belangrijker dan de exacte juridische afbakening van ―tijdelijke en mobiele bouwplaatsen‖. Ter informatie, art. 2.- § 1. van het K.B. tijdelijke en mobiele bouwplaatsen geeft de volgende lijst van werken: Art. 2.- § 1. Dit besluit is van toepassing op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, namelijk de plaatsen waar de volgende bouwwerken of werken van burgerlijke bouwkunde worden uitgevoerd: 1° graafwerken; 2° grondwerken; 3° funderings- en verstevigingswerken; 4° waterbouwkundige werken; 5° wegenwerken; 6° plaatsing van nutsleidingen, inzonderheid, riolen, gasleidingen, elektriciteitskabels, en tussenkomsten op deze leidingen, voorafgegaan door andere in deze paragraaf bedoelde werken; 7° bouwwerken; 8° montage en demontage van, inzonderheid, geprefabriceerde elementen, liggers en kolommen; 9° inrichtings- of uitrustingswerken; 10° verbouwingswerken; 11° vernieuwbouw; 12° herstellingswerken; 13° ontmantelingswerken; 14° sloopwerken; 15° instandhoudingswerken; 16° onderhouds-, schilder- en reinigingswerken; 17° saneringswerken; 18° afwerkingswerkzaamheden behorende bij één of meer werken bedoeld in 1° tot 17°.
2.2.2 Toepassingsgebied - “werkgevers en werknemers” Deze bespreking beperkt zich tot bouwplaatsen waarbij werkgevers en werknemers betrokken zijn zoals bepaald in art.2. van de welzijnswet [5]. Samengevat komt dit neer op werkgevers en werknemers en zelfstandigen die op de bouwplaats werkzaam zijn (zie art.2. § 2.). Praktisch gezien zijn dit nagenoeg alle bouwplaatsen. Van zodra er immers sprake is van een werknemer op de bouwplaats, is deze regelgeving van toepassing. 3
2.2.3 Toepassingsgebied – “bouwen of verbouwen” Er is een belangrijk onderscheid tussen het bouwen van een nieuwe constructie en het verbouwen van een bestaande constructie waarbij de werfzone al dan niet verder in bedrijf blijft. Zonder in detail te treden, kan gesteld worden dat tijdens het (ver)bouwen de brandveiligheidsvoorschriften voor de werfzone opgelegd worden via de regelgeving ―welzijn op het werk‖. Het toepassingsgebied van andere regelgeving in verband met brandveiligheid beperkt zich immers tot het bouwwerk van zodra het voor ―normaal‖ gebruik geopend wordt. Het K.B. Basisnormen [6] bv. is van toepassing op ―nieuwe gebouwen‖. Het ―nieuwe‖ slaat dan op de datum van aanvraag van de bouwvergunning. De term ―gebouw‖ wordt dan gedefinieerd in functie van de hoogte en enkele andere karakteristieken. Nergens wordt expliciet gezegd dat men onder gebouw de afgewerkte constructie verstaat. Doch de gangbare interpretatie dat dit K.B. het gebouw beoogt in afgewerkte toestand, wordt bevestigd door het FOD BiZa. Citaat van de FOD Binnenlandse Zaken: ―Bij wijze van interpretatie gaan wij er van uit dat het gebouw dient te beantwoorden aan de basisnormen op het ogenblik dat het gebouw in gebruik wordt genomen. … Als het gebouw in fasen wordt opgetrokken geldt dan in principe dat een bepaalde fase maar mag in gebruik worden genomen als deze overeenstemt met de voorschriften van de basisnormen en dat de andere fasen er brandwerend van gescheiden zijn.‖ Men mag ervan uitgaan dat deze interpretatie ook geldt voor andere specifieke brandveiligheidsvoorschriften zoals bv. het K.B. ziekenhuizen [7], de besluiten van de gemeenschappen voor rustoorden voor bejaarden. Bij verbouwen zal men voor het deel dat in gebruik blijft en dat al dan niet kan overlappen met de werfzone wel de regelgeving voor het ―gebouw in gebruik‖ moeten blijven respecteren.
2.2.4 Toepassingsgebied - “brand” Onder brand verstaan we een ongecontroleerde schadebrengende verbranding. Zie bv. het K.B. Basisnormen, Bijlage 1: Terminologie, 1 Algemene Definities. 1.1 Brand: geheel van de verschijnselen behorend bij een niet-gecontroleerde schadebrengende verbranding. Deze scriptie beperkt zich tot het brandrisico. In de praktijk zullen verschillende maatregelen die genomen worden omwille van de brandveiligheid een deel zijn van algemene noodmaatregelen of noodplannen. Denk bv. aan de bereikbaarheid en de toegang voor de hulpdiensten.
2.3 Bouwen versus verbouwen Deze tabel geeft een algemeen overzicht van de voorschriften waarmee moet rekening gehouden worden om de brandveiligheid tijdens bouwwerken te verzekeren. Deze tabel is zeker niet volledig, maar illustreert wel een manier waarop voor specifieke bouwwerken een duidelijker zicht kan gekregen worden op wat al dan niet moet of kan toegepast worden tijdens het bouwproces. De relevante inhoud van deze voorschriften wordt verder besproken.
4
Voorschrift
Nieuwbouw
Verbouwen
Regelgeving ―Welzijn op het werk‖
JA
JA
AREI [8]
JA
JA
Milieuregelgeving
JA
JA
f(toepassingsgebied – activiteiten)
f(toepassingsgebied – activiteiten)
NEE
JA
K.B. Basisnormen
f(toepassingsgebied – bestaand gebouw) Specifieke regels in verband met brandveiligheid (bv. rustoorden, scholen) Brandweervoorschriften (via Burgemeester – Gemeentewet) Verzekeringen (Assuralia of specifieke verzekeringsonderneming) NFPA 241 [9]
NEE
JA f(toepassingsgebied – bestaand gebouw)
JA
JA
(in voorkomend geval)
(in voorkomend geval)
JA
JA
zie polis Brand
zie polis BPR & AO
JA
JA
Tabel 1 Bouwen - Verbouwen
2.4 Regelgeving “Welzijn op het Werk” Het toepassingsgebied werd hierboven verduidelijkt, hieronder wordt een samenvatting gegeven van de voorschriften in verband met de brandveiligheid bij bouwwerken en wordt aandacht besteed aan prescriptieve en resultaatsgerichte aspecten. Dit is een synthese van de meest relevante delen van deze uitgebreide regelgeving. Over de inhoud van dit hoofdstuk worden volledige opleidingen gegeven, zoals de academische opleiding tot preventieadviseur - niveau 1. Dit werk heeft niet de ambitie noch de doelstelling om alle details weer te geven, daarvoor verwijzen we naar de teksten zelf, de uitgebreide literatuur op dit gebied en de talrijke specialisten in dit domein. Een goed vertrekpunt voor meer informatie is de website van de FOD WASO, namelijk www.meta.fgov.be.
2.4.1 Welzijnswet & Codex Welzijn op het Werk Wie in deze wetgeving op zoek gaat naar concrete voorschriften (lees: technische of prescriptieve voorschriften) om de brandveiligheid bij bouwwerken aan te pakken, komt van een kale reis thuis. Deze teksten zullen inderdaad niet voorschrijven hoeveel brandblussers er moeten geplaatst worden enz. De welzijnswet en bij uitbreiding de Codex leggen vooral de nadruk op het behalen van een bepaald resultaat, namelijk het vrijwaren van het welzijn van de werknemers. ―Welzijn‖ kan men samenvatten als arbeidsveiligheid, ergonomie, arbeidsmilieu, psychosociaal welzijn en gezondheid. Een werknemer moet m.a.w. na afloop van zijn werkdag (of bij uitbreiding zijn loopbaan) dezelfde fysische en psychische integriteit behouden als voor de aanvang van zijn werkdag. 5
Brandveiligheid is één van de aspecten die in deze context past. Hoe een werkgever deze doelstelling moet realiseren wordt verduidelijkt enerzijds in een aantal specifieke K.B.‘s opgenomen in de Codex (zie hieronder), anderzijds in de welzijnswet zelf en in Titel I - Algemene beginselen, meer bepaald het ―Koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk‖ [10]. In essentie komt het hierop neer: -
De werkgever voert een beleid waarbij systematisch alle risico‘s voor het welzijn op het werk worden opgespoord en aangepakt. De tekst spreekt van een ―dynamisch risicobeheersingsysteem‖ waarmee men duidelijk maakt dat het geen eenmalige oefening is, maar een permanent beleid dat mee evolueert met het bedrijf en de stand van techniek. Verder spreekt men ook van een ―structurele planmatige aanpak van preventie‖, geen improvisatie dus maar wel een systematische behandeling.
-
Er worden ook middelen opgelegd om dit beleid vorm te geven, zoals: o
een globaal preventieplan (GPP), d.i. een plan dat telkens 5 jaar vooraf weergeeft wat zal gerealiseerd worden om het welzijn op het werk te verbeteren. Het plan wordt regelmatig geëvalueerd en aangepast.
o
een jaarlijks actieplan (JAP) waarmee geconcretiseerd worden op jaarbasis
o
beide bovenstaande documenten worden o.a. gebaseerd op een risicoinventarisatie en evaluatie (RIE) over alle aspecten van welzijn op het werk die regelmatig wordt bijgewerkt.
6
de
projecten
uit
het
GPP
-
Coördinatie tussen verschillende bedrijven (werkgevers) is een ander belangrijk punt. De verplichting tot coördinatie (afstemming van het preventiebeleid) vindt men in verschillende gradaties terug in de welzijnswetgeving, gaande van de eenvoudige coördinatie met een bedrijf dat werken uitvoert in een ander bedrijf tot de complexe coördinatie voor grote bouwwerken. Alle aspecten van deze coördinatieplicht hier uiteenzetten zou ons echter te ver leiden. Het basisprincipe dat hieronder schematisch wordt weergeven is het volgende: Indien een werkgever A een werknemer werken wil laten uitvoeren bij werkgever B, dan moet werkgever B vooraf voldoende informatie geven over de relevante risico‘s en de preventiemaatregelen in bedrijf B. Van werkgever A wordt dan verwacht dat hij deze informatie omzet in duidelijke instructies voor zijn werknemer. Tot slot moet werkgever B zich er voor de aanvang van de werken van vergewissen dat werknemer A wel degelijk op de hoogte is.
Figuur 2 Coordinatieprincipe
-
Het spreekt voor zich dat het toepassen van dit eenvoudige basisprincipe op complexe situaties waarbij meerdere bedrijven werken uitvoeren op eenzelfde arbeidsplaats geen sinecure is. Vandaar dat de wetgever voor complexe situaties zoals tijdelijke en mobiele bouwplaatsen, het aanduiden van een geschoolde veiligheidscoördinator verplicht. Meer informatie over coördinatie vindt men terug op de volgende plaatsen: o
Welzijnswet, hoofdstukken III en IV – algemene voorschriften
o
Welzijnswet, hoofdstuk V en K.B. TMB – voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen
Voor deze scriptie volstaat het te noteren dat deze coördinatieplicht bestaat en voor brandveiligheid zoals verder zal worden aangetoond een essentiële verplichting is. Wie doet wat? De werkgever is de eindverantwoordelijke, maar deelt de verantwoordelijkheid met de hiërarchie in zijn bedrijf.
7
Binnen het bedrijf doet men een beroep op de ―Interne Dienst voor Preventie en Bescherming‖ die de organisatie met deskundig advies bijstaat. Deze IDPB doet een beroep op een ―Externe Dienst voor Preventie en Bescherming‖ om haar competentie aan te vullen in die gebieden waar ze zelf geen deskundige in huis heeft. De werknemers zelf spelen ook een rol, hetzij via rechtstreeks overleg, hetzij via het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk. Het CPBW is een overlegorgaan, paritair samengesteld via verkiezingen dat een hoofdzakelijk adviserende rol vervult. Preventiehiërarchie Een ander belangrijk element in deze context is de preventiehiërarchie die voorgeschreven wordt, namelijk: 1° preventiemaatregelen die tot doel hebben risico‘s te voorkomen; 2° preventiemaatregelen die tot doel hebben schade te voorkomen; 3° preventiemaatregelen die tot doel hebben de schade te beperken. Samengevat: het opgelegde resultaat wordt duidelijk omschreven, namelijk ―het welzijn op het werk‖ verzekeren. De opgelegde middelen zijn beleidsinstrumenten, organisatorische verplichtingen en dergelijke, maar zelden technische voorschriften.
2.4.2 K.B. Tijdelijke en Mobiele bouwplaatsen Ingaan op de juridische details van welke werken nu precies ―tijdelijke en mobiele bouwplaatsen‖ zijn of wanneer welk type ―coördinatie‖ moet worden ingevoerd, is niet het doel van deze scriptie. De basisprincipes waarop deze regelgeving gebaseerd is, zijn echter belangrijk. Dit zijn de grote lijnen: Vanaf een zekere omvang, complexiteit of risicograad is een veiligheidscoördinator verplicht. In essentie is het de taak van de veiligheidscoördinator om die risico‘s aan te pakken die voortvloeien uit gelijktijdigheid en opeenvolging van werken door verschillende werkgevers of zelfstandigen op dezelfde plaats of hetzelfde moment. Een coördinator neemt dus niet de verantwoordelijkheden over van de verschillende werkgevers en hun hiërarchie, noch treed hij in de plaats van de IDPB van deze werkgevers. De taak van de coördinator is complementair aan de bestaande veiligheidsorganisatie van de betrokken bedrijven of zelfstandigen. De coördinatie verloopt in 2 aansluitende fasen: het concept van het bouwwerk en de uitvoering van de werken. De coördinatie wordt onder meer afgesloten met een postinterventie dossier dat de nodige gegevens bevat voor latere werken. (onderhoud en/of aanpassing) De vraag die van meet af aan moet gesteld worden, is: ―Kan het bouwwerk veilig gerealiseerd worden en later veilig onderhouden en/of aangepast worden?‖ Dit ligt geheel in de lijn van de algemene verplichtingen enerzijds tot coördinatie en anderzijds tot het respecteren van een zekere hiërarchie bij preventie. In ontwerpfase kan men immers de keuze van de uitvoeringstechnieken nog beïnvloeden en zo bepaalde risico‘s voorkomen. 8
Voor brandveiligheid tijdens de bouwwerken is dit uiteraard relevant. Een paar voorbeelden: bij het ontwerp kan men de trappen zo ontwerpen dat ze samen met het bouwwerk kunnen opgetrokken worden om zo steeds over een veilige toegang of evacuatieweg te beschikken; in het lastenboek of de offerteaanvraag kan beschreven worden hoe de organisatie van de brandveiligheid er uit zal zien, hoe de aanwezigheid van de nodige blusmiddelen zal geregeld worden, enz. hierbij worden ook de financiële aspecten geregeld; tijdens de bouwwerken is het bij uitstek collectieve risico ―brand‖ één van de onderwerpen van de coördinatie en kunnen individuele werkgevers of zelfstandigen zich niet onttrekken aan de plicht om hieraan mee te werken. De coördinator zorgt voor het opstellen van een ―veiligheids- en gezondheidsplan‖ van bij het ontwerpen van het bouwwerk. Dit VGP wordt overdragen naar de uitvoeringsfase en evolueert in functie van de keuzes die tijdens het ontwerp en de uitvoering gemaakt worden. Het K.B. definieert het veiligheids- en gezondheidsplan als volgt in art.3 6°: 6° “veiligheids- en gezondheidsplan”: document of het geheel van documenten waarvan de inhoud beantwoordt aan de bijlage I, deel A, en dat de op basis van risicoanalyses vastgestelde preventiemaatregelen bevat ter voorkoming van de risico’s waaraan de werknemers kunnen blootgesteld worden als gevolg van: a. de aard van het bouwwerk; b. de wederzijdse inwerking van activiteiten van de diverse tussenkomende partijen die tegelijkertijd op de tijdelijke of mobiele bouwplaats aanwezig zijn; c. de opeenvolging van activiteiten van de diverse tussenkomende partijen op een tijdelijke of mobiele bouwplaats wanneer een tussenkomst, na het beëindigen ervan, risico’s laat bestaan voor de andere tussenkomende partijen die later zullen tussenkomen; d. de wederzijdse inwerking van alle installaties of alle andere activiteiten op of in de nabijheid van de site waar de tijdelijke of mobiele bouwplaats is gevestigd, inzonderheid het openbaar of privaat goederen- of personenvervoer, het aanvatten of de voortzetting van het gebruik van een gebouw of de voortzetting van eender welke exploitatie; e. de uitvoering van mogelijke latere werkzaamheden aan het bouwwerk; Dit K.B. bevat bovendien enkele meer expliciete voorschriften in verband met de brandveiligheid, namelijk in ―BIJLAGE III - Minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid van toepassing op bouwplaatsen, zoals bedoeld in artikel 50‖. Zie 7.1 Uittreksel uit K.B. TMB. en het overzicht in de tabel hieronder. Deze voorschriften beperken zich hoofdzakelijk tot het omschrijven van het beoogde resultaat en geven slechts in beperkte mate aan welke middelen moeten worden aangewend om dit resultaat te bereiken.
9
Brandveiligheidsaspect
K.B. TMB
Organisatie: coördinatie in project- en uitvoeringsfase, enz.
Resultaatsgericht? JA
Installaties voor energiedistributie
B.III.A.2.a.
JA
Vluchtroutes en nooduitgangen
B.III.A.3.
JA
Vrij van obstakels, kortste weg naar veilige zone
B.III.A.3.a.
Alle werkplekken, snel & met max. veiligheid evacueren
B.III.A.3.b.
Aantal, verdeling, afmetingen, …
B.III.A.3.c.
Markering (signalisatie)
B.III.A.3.d.
Vrij van obstakels
B.III.A.3.e.
Veiligheidsverlichting
B.III.A.3.f.
Brandmelding en -bestrijding
B.III.A.4.
Brandbestrijdingsmiddelen, brandmelders, alarmsystemen
B.III.A.4.a.
Regelmatige controle en onderhoud, Testen en oefeningen
B.III.A.4.b.
Bereikbaarheid & bruikbaarheid, Markering (signalisatie)
B.III.A.4.c.
Blootstelling aan bijzondere risico‘s
B.III.A.6.
Blootstelling aan o.a. gassen, dampen, stof
B.III.A.6.a.
Zone met gevaarlijke atmosfeer (bv. ontvlambaar)
B.III.A.6.b.
Geen blootstelling aan atmosfeer met verhoogd risico
B.III.A.6.c.
JA
JA
Permanente observatie en noodmaatregelen Natuurlijke en kunstverlichting van werkplekken, ruimten en verkeersroutes
B.III.A.8.
Invloed kunstverlichting op markering
B.III.A.8.a.
Noodverlichting
B.III.A.8.c.
Verkeersroutes – gevarenzones
B.III.A.10.
Gevarenzones – duidelijk markeren
JA
JA
B.III.A.10.d.
Deuren van nooduitgangen - *draaizin en opening voorgeschreven
B.III.B.I.2.
JA*
Uitgraving, bouwput, ondergronds werk of tunnel … passende voorzorgsmaatregelen … om werknemers … in geval van brand, … in veiligheid te brengen.
B.III.10.a
JA
4°)
Tabel 2 Overzicht K.B. TMB
2.4.3 K.B. Opslagplaatsen ontvlambare producten In dit K.B. [11] worden de algemene regels beschreven voor het inrichten van opslagplaatsen voor ontvlambare producten. Het K.B. is zowel toepasselijk voor opslagplaatsen op werven of meer permanente opslagplaatsen in bedrijven. In de praktijk zal men deze voorschriften moeten combineren met de voorschriften uit de milieuregelgeving als de opslagplaats vergunningsplichtig is.
10
2.4.4 K.B. Veiligheids- en gezondheidssignalering Het K.B. Veiligheids- en gezondheidssignalering [12] maakt evenmin onderscheid tussen de ―tijdelijke‖ situatie op een werf of een permanente situatie en is dus onverkort van toepassing op bouwplaatsen. Het bevat voorschriften voor: art.2. 1° “veiligheids- of gezondheidssignalering”: een signalering die, toegepast op een bepaald object, een bepaalde activiteit, een bepaalde situatie of een bepaalde handelswijze, door middel van - al naar gelang van het geval - een bord, een kleur, een lichtsignaal, een akoestisch signaal, een mondelinge mededeling of een hand- of armsein, een aanwijzing of een voorschrift verstrekt met betrekking tot de veiligheid of de gezondheid op het werk;
2.4.5 K.B. ATEX Arbeidsplaatsen Ook in dit K.B. [2] worden bouwplaatsen niet uitgesloten van het toepassingsgebied. Praktisch betekent dit dat de explosierisico‘s op bouwplaatsen volgens de richtlijnen van dit K.B. moeten behandeld worden. In de logica van de welzijnswetgeving betekent dit voor bouwwerven dat bv. in projectfase al moet nagedacht worden over het voorkomen van explosierisico‘s. Het K.B. vraagt dat de risicostudie in een ―explosie veiligheidsdocument‖ (EVD) wordt gedocumenteerd.
2.4.6 ARAB, art.52 Samengevat kan gesteld worden dat buiten ―art.52.1 - Algemeenheden‖, art.52 (naar analogie met de interpretatie van het toepassingsgebied van het K.B. Basisnormen) bedoeld is voor gebouwen in gebruik, niet voor gebouwen tijdens de oprichting ervan. Art.52.1 legt onder andere duidelijk de verantwoordelijkheid van de werkgever vast. De overige toepasselijke voorschriften van art.52 vinden overigens een equivalent in bijlage III van het K.B. TMB. Denk daarbij aan het voorzien van de nodige brandblusmiddelen, alarmmiddelen, enz. Het ontwerp van het ―nieuwe art.52‖, namelijk 2 K.B.s die de omzetting van art.52 naar de Codex regelen, veranderen hier in essentie niets aan. Geheel in de filosofie van de Codex wordt wel de nadruk gelegd op risicomanagement, met andere woorden ook hier een tendens naar resultaatsgerichte wetgeving. Het is belangrijk te noteren dat art.52 wel van toepassing is op de tijdelijke gebouwen gebruikt voor de werf zoals kantoren, sanitair, kleedkamers of opslagplaatsen. Een van de ministeriele besluiten die een afwijking regelt op art.52, bevat wel een verwijzing naar ―tijdelijke werven‖, namelijk het ―Ministerieel besluit van 15 juni 1982 tot afwijking van de voorschriften van de artikelen 52.3.1.1.a. en 52.3.3.2. van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming (B.S. 3.7.1982)‖. De afwijking gaat over de afscheiding tussen de werfzone en de overige lokalen die niet de normaal vereiste brandweerstand moet bezitten.
11
Er worden wel voorwaarden opgelegd die betrekking hebben op onder andere: -
De aard van de scheidingswanden: volledig en onbrandbaar Het behouden van de evacuatiemogelijkheden Het sprinklersysteem, dat in principe in dienst moet gehouden worden in de werfzone Het gebruik van een vuurvergunning voor ―brandgevaarlijke werken‖, waarmee o.a. de volgende werken bedoeld worden: o bewerkingen met open vuur of vlam; o lassen, snijbranden, solderen, verwarmen; o werken waarbij brandgevaarlijke stoffen betrokken zijn.
2.5 AREI Het AREI is eveneens van toepassing op de tijdelijke elektrische installaties gebruikt op werven. De toepassing van delen van het AREI hangt eerder samen met de aard van de installatie (bv. spanning, omgevingsfactoren, …) dan met het feit of het om een werf gaat of niet. Gebrekkige elektrische installaties kunnen aanleiding geven tot brand. Voor werven is dat uiteraard niet anders.
2.6 Milieuregelgeving De milieuregelgeving is in België regionale materie. In functie van de regio waar de bouwwerken worden uitgevoerd zullen dus andere voorschriften van toepassing zijn. Het is niet de bedoeling hier in detail de 3 groepen milieuregelgevingen van België te bespreken, maar wel om de aandacht te vestigen op het feit dat bepaalde activiteiten op bouwwerven ook vergunningsplichtig kunnen zijn. In de context brandveiligheid kan dit de opslag van gevaarlijke producten zijn. In de praktijk moet men voor elke werf analyseren welke activiteiten vergunningsplichtig zijn. Voor dit soort oefeningen kan men een beroep doen op een milieudeskundige.
2.7 K.B. Basisnormen Zoals hierboven al meermaals vermeld, is dit niet van toepassing op de werfsituatie. Toch kunnen bepaalde delen van dit K.B. een leidraad vormen om bepaalde vragen in verband met brandveiligheid op werven op te lossen. Een voorbeeld: het bepalen van het aantal en de afmetingen van de vluchtwegen, trappen, enz. laat bijlage III van het K.B. TMB over aan de verantwoordelijken. De rekenregels van het K.B. Basisnormen kunnen in zo‘n geval als richtlijn gebruikt worden. Een tweede belangrijke reden om dit K.B. hier te vermelden is dat bij werken in een gebouw dat onder het toepassingsgebied van dit K.B. valt, de delen die in gebruik zijn, moeten voldoen aan het K.B. Verbouwingen kunnen bv. het aantal vluchtwegen reduceren. Er moet dan telkens nagegaan worden of voor het deel dat in gebruik blijft het K.B. nog steeds gerespecteerd wordt, zo niet moeten alternatieve oplossingen ingevoerd worden die een equivalent veiligheidsniveau garanderen.
12
2.8 Specifieke regelgeving brandveiligheid Zowel op federaal, regionaal als op gemeenschapsniveau bestaat er een lange lijst met regelgeving die in functie van het gebruik van een gebouw (rustoord, hotel, ziekenhuis, ...) brandveiligheidsvoorschriften oplegt. De relatie met brandveiligheid tijdens het bouwen of verbouwen is analoog met de uitleg voor het K.B. basisnormen hierboven.
2.9 Veiligheid van producten De veiligheid van producten wordt grotendeels door Europa geregeld. Europa wenst een interne markt te realiseren met onder andere een vrij verkeer van goederen. Een van de belangrijkste handelsbelemmeringen waren de verschillende regelgevingen betreffende de veiligheid van producten in de lidstaten. Vandaar dat Europa reeds jaren werkt aan een regelgeving voor veiligheid van producten die dezelfde veiligheidsvoorschriften oplegt aan alle producten die op de Europese markt gebracht worden. De Europese richtlijnen die in dit verband gepubliceerd worden, moeten dan ook ongewijzigd worden omgezet in wetgeving van de lidstaten. In België wordt deze materie geregeld door de ―wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten‖ en haar uitvoeringsbesluiten. Deze regelgeving is van toepassing op het op de markt brengen van de producten en niet rechtstreeks op het gebruik van deze producten. Voor de context ―werkgevers – werknemers‖ wordt het gebruik van producten geregeld via de welzijnswet en haar uitvoeringsbesluiten. Voorbeelden van deze uitvoeringsbesluiten: Referenties KB
Titel
KB van 23 maart 1977 (gewijzigd bij het KB van 10 januari 1997)
KB betreffende het op de markt brengen van elektrisch materieel
KB van 31 december 1992 (gewijzigd bij het KB van 5 mei 1995)
KB betreffende het op de markt brengen van persoonlijke beschermingsmiddelen
KB van 5 mei 1995
KB betreffende het op de markt brengen van machines
KB van 22 juni 1999
KB betreffende het op de markt brengen van apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen
Tabel 3 Veiligheid producten
Samengevat betekent dit voor een werkgever dat hij/zij alleen producten mag aankopen die voldoen aan deze regelgeving. (uiteraard voor zover de betrokken producten onder het toepassingsgebied van deze regelgeving vallen) Een bijkomende verantwoordelijkheid van de werkgever is het maken van de juiste keuze uit ―conforme‖ producten. Een werkgever moet ervoor zorgen dat hij een product kiest dat geschikt is voor de toepassing in zijn bedrijf.
13
Een triviaal voorbeeld om dit te verduidelijken: Stel dat een werkgever een cirkelzaag nodig heeft voor gebruik op een bouwplaats. Het spreekt dan vanzelf dat de aankoop van een cirkelzaag voor gebruik in een schrijnwerkerij een foute keuze zal zijn, hoewel het toestel op zich conform kan zijn met de regelgeving voor veiligheid van producten. Voor bouwproducten is er een grotendeels analoge regelgeving, namelijk de ―wet van 25 maart 1996 tot uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lidstaten inzake voor de bouw bestemde producten‖ en haar uitvoeringsbesluiten. Deze regelgeving is belangrijk voor brandveiligheid. Een van de fundamentele eisen van deze richtlijn gaat over brandveiligheid. Producten zoals deuren met brandweerstand, componenten van branddetectiesystemen, enz. vallen onder het toepassingsgebied van deze richtlijn.
2.10 Brandweervoorschriften De gebruikelijke werkwijze bij het verlenen van een bouwvergunning, waarbij de burgemeester advies vraagt aan de brandweer over de brandveiligheid van het te realiseren bouwwerk en dat advies al dan niet verplicht stelt, wordt soms ook toegepast op de werfsituatie zelf. Deze werkwijze is onder meer gebaseerd op art.135 van de nieuwe gemeentewet: Hoofdstuk IV - Bevoegdheden van de gemeente in het algemeen Art. 135. §2. De gemeenten hebben ook tot taak het voorzien, ten behoeve van de inwoners, in een goede politie, met name over de zindelijkheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust op openbare wegen en plaatsen en in openbare gebouwen. Meer bepaald, en voor zover de aangelegenheid niet buiten de bevoegdheid van de gemeenten is gehouden, worden de volgende zaken van politie aan de waakzaamheid en het gezag van de gemeenten toevertrouwd: (...) 5° het nemen van passende maatregelen om rampen en plagen, zoals brand, epidemieën en epizoötieën te voorkomen en het verstrekken van de nodige hulp om ze te doen ophouden; Er werd geen systematisch onderzoek gevoerd naar hoe vaak of in welke gevallen het advies van de brandweer gevraagd wordt voor een werf, noch over de inhoud van hun advies. Toch is het belangrijk om te melden dat de brandweer wel degelijk een rol kan spelen in dit proces. Deze rol wordt uiteraard belangrijker naarmate de risico‘s voor noodsituaties op een werf groter worden. Een voorbeeld uit de praktijk is het Diabolo project waarbij o.a. een nieuwe spoorwegtunnel wordt aangelegd onder de luchthaven van Zaventem. De brandweer wordt in dit project betrokken om advies te geven over de brandbeveiliging (en andere mogelijke noodsituaties) tijdens de bouw zelf. Onder punt 3.4 wordt meer informatie gegeven over dit project.
14
2.11 Andere voorschriften Verzekeringsvoorschriften Navraag bij een aantal verzekeringsmaatschappijen waaronder de Federale Verzekering, Axa, KBC, leverde weinig concrete voorschriften op. De verzekeringen verwijzen naar hun polissen ―alle risico‘s bouwplaats‖ en ―arbeidsongevallen‖. Voor beide verzekeringstakken zijn er preventiediensten van de verzekeraars zelf actief. Deze preventiediensten leggen in de mate van het mogelijke veiligheidsmaatregelen op tijdens bouwen of verbouwen. Er bestaan echter geen algemene voorschriften op Belgisch (Assuralia) of Europees (CEA) niveau voor deze risico‘s. De verzekering ―alle risico‘s bouwplaats‖ dekt: [13] [14] -
―het eigenlijke werk van de verzekerde‖, ―de tijdelijke installaties en materieel op de bouwplaats‖, ―bestaande goederen‖.
Met ―het eigenlijke werk van de verzekerde‖ wordt het op te richten bouwwerk bedoeld, inclusief zijn installaties en technische uitrusting en alle materialen en bouwelementen vanaf het ogenblik dat zij zich op de bouwplaats bevinden. De tijdelijke installaties en materieel op de bouwplaats omvatten zowel de werfinrichting (burelen, sanitair, opslagplaatsen) als de machines en uitrusting (stellingen, bekistingen, …) die gebruikt worden op de bouwplaats. Met ―bestaande goederen‖ bedoeld men de bestaande bouwwerken die worden aangepast. Aanvullend kan ook de ―burgerlijke aansprakelijkheid tegenover derden‖ en ―stoornissen van nabuurschap‖ (burenhinder) verzekerd worden. De schade door brand of ontploffing (al dan niet op de bouwplaats ontstaan) is een van de verzekerde elementen. Zoals hierboven reeds vermeld, ontbreken echter richtlijnen in verband met de voorzorgen die moeten genomen worden om deze schade te voorkomen of te beperken. De verzekering ―alle risico‘s bouwplaats‖ kan zowel door de bouwheer als de aannemers en de architecten- of studiebureaus worden afgesloten. Bij verbouwen [14] zal uiteraard de brandverzekering van het te verbouwen gebouw eveneens een rol spelen. Eventuele brandschade ten gevolge van de werken kunnen echter verhaald worden op de aannemer die aan de basis ligt van de schade. KBC Verzekeringen beschikt wel over een tekst als bijlage aan de polis ―alle risico‘s bouwplaats‖ (zie bijlage, onder 7.2 KBC voorwaarden bouwplaatsen). Deze voorschriften besteden aandacht aan: -
de organisatie, punt 7, aanstelling van een verantwoordelijke voor de brandveiligheid brandoorzaken, punt 5 ―vuurvergunning‖ en punt 8. Afsluiting en toegangscontrole (o.a. beperking van brandstichting) strengheid van de brand, punt 4 verpakkingsmateriaal verwijderen en punt 6 opslag van materiaal mogelijke gevolgen, punten 1 en 2 brandbestrijdingsmiddelen, punt 3 compartimentering 15
Deze beknopte voorschriften bevatten op die manier verschillende overeenstemming met de NFPA 241 die verder wordt besproken.
punten
van
In de UK bestaat er wel een ―Joint Code of Practice‖ [3] gesteund door ―The Association of British Insurers‖. Deze code wordt besproken onder 3.2.2 . Andere regels van goede praktijk Er bestaan meerdere ―regels van goed vakmanschap‖ opgesteld door verschillende organisaties. De toepassing ervan is juridisch zijn niet zonder meer afdwingbaar. Men kan eventueel de toepassing van deze teksten verplichten via het lastenboek of het contract. Overzicht van enkele voor deze scriptie geconsulteerde teksten Tekst
Herkomst
NFPA 241 [9]
USA
Standard for Safeguarding Construction, Alteration, and Demolition Operations
NFPA
FM Global
USA
Property Loss Prevention Data Sheets – 1-0
FM Global
Laatste publica tie
Info
2009
Hoofdzakelijk brandveiligheid
januari 2007
Algemene tekst,
Safeguards Construction, Alteration, and Demolition
Brandveiligheid is een van de besproken risico‘s Verwijst naar NFPA 241 + andere FM Global Data Sheets
FM Global
USA
Property Loss Prevention Data Sheets – 1-33
FM Global
januari 2000
Verwijst naar NFPA 241 die meer gedetailleerd is.
septem ber 2006
Algemene voorschriften in verband met vuurvergunningen, niet beperkt tot bouwplaatsen.
april 1991
Tekst gebaseerd op het ARAB.
maart 2005
Health and Safety Executive is een overheidsdienst in de UK.
Safeguarding Torch-Applied Roof Installations FM Global
USA
Property Loss Prevention Data Sheets – 10-03
FM Global
Hot Work Management NAVB [15]
België
Veiligheidsnota‘s bouwbedrijf – Nr.32 – Reeks: Voorkoming
NAVB
De voorkoming van het brandgevaar in de bouwnijverheid HSE Information sheet No 51 – Construction fire safety
UK HSE
16
De referenties naar de regelgeving zijn niet meer actueel.
Tekst
Herkomst
Fire Prevention on Construction Sites, The Joint Code of Practice on the Protection from Fire of Construction Sites and Buildings Undergoing Renovation [3]
UK
International Fire Code, 2009, Chapter 14, Fire Safety during construction and demolition [16]
ICC,
Construction Confederation & FPA
Laatste publica tie
Info
januari 2006
Deze tekst is o.a. gebaseerd op de uitgaven van HSE en LPC en wordt daarom in dit werk gebruikt als voorbeeld van UK voorschriften.
2009
Dit is een onderdeel van de ―International Fire Code‖ uitgegeven door het ICC (International Code Council)
USA
Tabel 4 Codes van goede praktijk
Een inhoudelijk bespreking van enkele van deze teksten vind je terug onder 3.2 .
2.12 Synthese voorschriften 2.12.1
België
Regelgeving en brandveiligheid bij bouwen en verbouwen: -
De basisregelgeving is de Welzijnswet en de Codex Welzijn op het Werk. Deze regelgeving legt vooral een kader vast en vraagt een bepaald resultaat, namelijk het garanderen van het welzijn op het werk, en schrijft slechts in beperkte mate de aan te wenden middelen voor.
-
Risicoanalyse is dus een belangrijk gereedschap om de juiste beslissingen te nemen in verband met de brandveiligheid. In dat verband kunnen meer prescriptieve voorschriften buiten de regelgeving een hulpmiddel zijn. Deze kunnen gezien worden als ―codes van goede praktijk‖.
-
De betrokken werkgevers dragen de eindverantwoordelijkheid en hebben een coördinatieplicht.
-
Art.52 (en zeker de K.B.s die art.52 zullen vervangen) sluiten volledig aan bij deze aanpak: een op risicoanalyse gebaseerd beleid.
-
Bij verbouwen is het bijkomende aandachtspunt dat voor de delen die in gebruik blijven, de brandvoorschriften voor het gebouw in principe moeten gehandhaafd worden.
Merk op dat al deze voorschriften de veiligheid van personen als belangrijkste doelstelling hebben. De veiligheid van de activiteiten of het bouwwerk zijn slechts doelstellingen in de mate dat ze nodig zijn om de veiligheid van personen te verzekeren. Bij personen gaat het zowel om het werfpersoneel als de hulpdiensten die eventueel moeten ingrijpen.
17
2.12.2
Europa
Uit voorgaande blijkt duidelijk het belang van de welzijnswetgeving voor de brandveiligheid tijdens bouwen of verbouwen. Deze welzijnswetgeving is grotendeels een omzetting van Europese Sociale Richtlijnen meer bepaald de Europese Kaderrichtlijn 1989/391 [17] en de bijzondere richtlijnen die in dit verband gepubliceerd werden, zoals bv. de richtlijn 1992/57 TMB [18] en de richtlijn 1992/58 Veiligheids- en gezondheidssignalering [19]. Omdat er een zekere vrijheid bestaat in het omzetten van deze Europese Sociale Richtlijnen naar nationale regelgeving zijn er verschillen, maar we vinden overal dezelfde basisprincipes terug zoals: -
de verantwoordelijkheid van de werkgever en de hiërarchie;
-
een risicobeheersingsbeleid;
-
de coördinatieplicht Bouwplaatsen‖.
van eenvoudige
coördinatie
tot
―Tijdelijke
en
Mobiele
De vrijheid in omzetting is een gevolg van een aantal factoren: -
de vaststelling dat vóór de Europese Kaderrichtlijn het veiligheidsniveau in de verschillende lidstaten sterk verschilde;
-
de wens om op termijn dit veiligheidsniveau voor alle lidstaten op eenzelfde hoog niveau te brengen, maar met de daaraan gekoppelde vaststelling dat dit een werk van vele jaren is;
-
de wens om bestaande hogere veiligheidsniveaus in de verschillende lidstaten te behouden of met andere woorden geen harmonisatie naar beneden in te voeren.
2.13 Concrete doelstelling van de scriptie Vertrekkende van de synthese van de bestaande voorschriften, is de nood aan een gedegen risicoanalyse duidelijk. De buitenwettelijke teksten zoals NFPA of NAVB bieden iets meer houvast maar houden het risico in dat bepaalde aspecten of werken over het hoofd gezien worden. Vandaar dat in deze scriptie een risicoanalyse methode voorgesteld wordt gebaseerd op een reeks open vragen (een expert checklist) om een zo volledig mogelijk beeld van de brandveiligheid op een werf te krijgen. Deze aanpak biedt bovendien het voordeel dat ze minder gebonden is aan de huidige stand van techniek. De vragenlijst wordt daarom gebaseerd op basisprincipes van brandbeveiliging en niet op bepaalde uitvoeringstechnieken of producten. Dit sluit niet uit dat men voor gekende uitvoeringstechnieken de antwoorden zoekt in de codes van goede praktijk als men een prescriptieve houvast zoekt. Voor nieuwe uitvoeringstechnieken of situaties kunnen de antwoorden gebaseerd zijn op de principes van ―Fire Safety Engineering‖ of ―Performance Based Design‖.
18
3
Inschatting van de risico's
In dit hoofdstuk wordt eerst aandacht besteed aan wat de brandrisico‘s bij bouwen en verbouwen zijn. Dit wordt gedaan aan de hand van statistieken, codes van goede praktijk, veiligheidscoördinatie dossiers, praktijkervaring en andere bronnen. Vervolgens wordt gezocht naar lacunes in deze bronnen.
3.1 Statistieken Statistieken over brandveiligheid in het algemeen zijn in zekere mate beschikbaar maar niet altijd praktisch hanteerbaar voor een risicoanalyse. De cijfers geven vooral het aantal schadegevallen en hun omvang in aantal slachtoffers of in materiële schade. Betrouwbare cijfers over de oorzaken van de brandschade zijn nog zeldzamer. De oorzaak hiervan ligt enerzijds in de soms gebrekkige registratie van schadegevallen en anderzijds in de moeilijkheid om na een brand met zekerheid de juiste oorzaak te achterhalen. Het zal dan ook niet verbazen dat statistieken die oorzaken van brand in een specifieke situatie zoals bouwen en verbouwen weergeven nauwelijks te vinden zijn. Zowel de verzekeringen in België, het FOD WASO als het NAVB hebben geen bruikbare statistieken in dit verband. Een voorbeeld: het NAVB publiceert regelmatig statistieken over arbeidsongevallen in de bouwnijverheid. Uit deze statistieken blijkt dat er in de periode 2002 tot 2005 geen arbeidsongevallen zijn geweest met als oorzaken ―Verbranding‖ of ―Ontploffing‖. Dit geeft echter geen beeld van het aantal branden (laat staan de oorzaken ervan) op bouwwerven, vermits een arbeidsongeval gerelateerd is aan een slachtoffer dat minstens 1 dag arbeidsongeschikt is.
Tabel 5 NAVB AO Statistieken
19
Enkele bronnen leveren wel een relatief bruikbaar resultaat op, namelijk: -
Publicaties gebaseerd op de databank ―NFIRS Version 5.0‖, dit is het ―National Fire Incident Reporting System‖ van de USA. De ―Fire Statistics, United Kingdom, 2006‖ [20] uitgegeven door de Britse overheid. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid uit Nederland.
3.1.1 USA Statistieken De NFIRS-databank is een nationale databank die statistische gegevens over branden in de USA bevat. In deze databank zitten o.a. gegevens over brand op bouwplaatsen. Bij gebrek aan rechtstreekse toegang tot deze databanken, worden hieronder 3 publicaties besproken die de statistieken in verband met brand op bouwplaatsen samenvatten, namelijk: -
-
―Selections from the U.S. fire problem overview report leading causes and other patterns and trends properties that are vacant, under construction, renovation or demolition‖ NFPA – Marty Ahrens – June 2003. [21] U.S. Fire Administration, TOPICAL FIRE RESEARCH SERIES, Volume 2, Issue 14, November 2001 (Rev. March 2002), Construction Site Fires [22] U.S. Fire Administration/National Fire Data Center, Fire in the United States, 1992–2001, Thirteenth Edition, October 2004 [23]
NFPA De bruikbaarheid van de resultaten voor bouwen of verbouwen is beperkt omdat deze statistieken ook leegstaande gebouwen omvatten. Wat de oorzaken van brand betreft wordt er geen opdeling gemaakt in functie van leegstand of bouwen. Brandstichting blijkt bv. de belangrijkste oorzaak te zijn, wat gezien het opnemen van leegstaande gebouwen in deze cijfers niet zo verwonderlijk is. Deze statistieken zijn m.a.w. niet bruikbaar om een beeld te krijgen van de brandoorzaken op bouwplaatsen. Toch zijn er enkele nuttige indicaties in verband met het aantal schadegevallen en hun omvang in de 2 tabellen hieronder:
Tabel 6 NFPA Statistieken 1999 Werven
Door een verandering in opbouw van de NFIRS statistieken is de tabel voor 1994-1998 anders gestructureerd dan deze van 1999. 20
Tabel 7 NFPA Statistieken 1994-1998 Werven
Belangrijkste besluiten: -
In 1999 werden 1800 branden bij bouwwerkzaamheden geregistreerd waarbij onder de ―civilians‖ (dwz. brandweer niet meegerekend) geen doden vielen maar wel 6 gewonden te betreuren vielen.
-
In de periode 1994-1998 tellen we 1600 branden bij bouwwerkzaamheden per jaar waarbij onder de ―civilians‖ (dwz. brandweer niet meegerekend) opnieuw geen doden vielen maar wel 20 gewonden per jaar te betreuren vielen.
-
Bij de brandweer vielen wel slachtoffers, bv. in 1999, 6 doden.
Voor 1999 vonden we een vergelijkingspunt in de algemene nationale statistieken van de USA, namelijk: Year
Fires
Deaths
1999
1,823,000 3,570
Injuries Direct Dollar Loss In Millions 21,875
$10,024
Tabel 8 USA Statistieken 1999 algemeen
Bron: U.S. Fire Administration, http://www.usfa.dhs.gov/statistics/national/index.shtm In vergelijking met brand op werven: Jaar
Branden
Algemeen
1999
Werven
1999
% werven / algemeen
Doden
Gewonden
1.823.000
3.570
21.875
$10.024
1800
0
6
± $42
< 0,1 %
---
< 0,03 %
< 0.42 %
Tabel 9 USA - NFPA Statistieken 1999 vergelijking
21
Directe verliezen in 106$
U.S. Fire Administration Een andere publicatie gebaseerd op dezelfde NFIRS databank, ―U.S. Fire Administration, Topical fire research series, Volume 2, Issue 14, November 2001 (Rev. March 2002), Construction Site Fires‖ [22] geeft meer informatie over de oorzaken van branden op werven. De cijfers van beide publicaties zijn gelijklopend. Noteer wel dat dit document de term ―construction site fires‖ gebruikt voor branden die zowel in leegstaande gebouwen plaatsvinden als branden op bouwwerven. Dit document geeft aan dat brandweerlieden een grotere kans lopen op verwondingen bij branden op bouwwerven dan bij branden in het algemeen, namelijk 13,4/1000 op werven tegenover 11,0/1000 in het algemeen. De verklaring zou een grotere kans op vallen of uitglijden zijn samen met een grotere kans om geraakt te worden door vallend puin of bouwmaterialen. Verder wordt ook aangegeven dat de waarschijnlijkheid op een brand toeneemt naar het einde van de werkdag toe. Noteer dat dit opnieuw inclusief leegstaande gebouwen en brandstichting is. Het document ―Fire in the United States 1992-2001‖ [23] bevestigt deze gegevens en geeft als bijkomende verklaringen voor het hoger aantal slachtoffers bij de brandweer de volgende punten: -
De brandweer is niet vertrouwd met de lay-out van de plaats gecombineerd met een voor werven typische voortdurende verandering van deze lay-out. Brandbeveiliging: werkt niet of gedeeltelijk. De branden beginnen vaak wanneer niemand aanwezig is (behalve de eventuele brandstichter) waardoor de brandweer meestal laat verwittigd wordt.
3.1.2 UK Statistieken Ook deze statistieken [20] zijn karig met informatie over branden op bouwwerven, maar bevatten toch enkele indicaties die hieronder weergegeven worden. Aantal branden Zoals blijkt uit de onderstaande figuur, is het aantal branden op werven sterk gedaald van 1996 tot 2006, namelijk van ±600 tot ±200. Bovendien is deze daling sterker dan de daling van het totaal aantal branden, wat blijkt uit het percentage branden op werven ten opzichte van het totaal: ±0,51% in 1996 tot ±0,23% in 2006. Net zoals in de USA lijkt het aantal branden op bouwwerven verwaarloosbaar tegenover het totaal aantal branden.
22
Figuur 3 UK Statistieken per locatie
23
Brandstichting Brandstichting blijkt de belangrijkste oorzaak van brand te zijn op werven, net zoals bij scholen en privé garages en schuurtjes. Meer informatie over de andere brandoorzaken voor bouwwerven zijn helaas niet beschikbaar.
Figuur 4 UK Statistieken Brandstichting
Slachtoffers In 2006 vielen er 10 gewonden per 1000 branden op werven te betreuren. Wat rekening houdend met ―Figuur 3 UK Statistieken per locatie‖ 2 gewonden zou betekenen in 2006. Over dodelijke slachtoffers op werven zijn geen cijfers beschikbaar, noch over de verdeling ―burgers – brandweer‖ zoals in de USA.
24
Figuur 5 UK Statistieken slachtoffers
3.1.3 NL statistieken In Nederland heeft het ―Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid‖ enkele nuttige statistieken gepubliceerd over brandveiligheid in ondernemingen waarbij ook werken vermeld worden. Bron: website http://www.hetccv.nl/dossiers/Ondernemen/brandveiligheid/?more Brandoorzaken De meeste branden in (winkel)bedrijven ontstaan door defecte apparatuur of het verkeerde gebruik ervan. Op de tweede en derde plaats, maar niet in dezelfde volgorde, volgen als belangrijkste oorzaken: brandgevaarlijke werkzaamheden (lassen, dakdekken, loodgieterswerk, verf afbranden e.d.) en brandstichting. Top-3 brandoorzaken Bedrijven Bijeenkomstgebouwen (o.a.) winkels) defect/verkeerd gebruik 20% defect/verkeerd gebruik 26% 1. apparaat/product apparaat/product brandgevaarlijke 9% Brandstichting 15% 2. werkzaamheden brandstichting 7% brandgevaarlijke 5% 3. werkzaamheden Hieruit blijkt dat ―brandgevaarlijke werkzaamheden‖ een belangrijke oorzaak zijn van brand in ondernemingen. 25
3.1.4 Besluiten voor de statistieken -
Statistieken die een goed beeld schetsen van de oorzaken van brand bij bouwwerken zijn nauwelijks beschikbaar.
-
Statistieken in verband met het aantal branden op bouwwerven wijzen erop dat deze in alle opzichten marginaal zijn ten opzichte van branden in het algemeen. Een verklaring hiervoor is dat over de levenscyclus van een gebouw gezien, het bouwen, verbouwen en het slopen slechts een fractie van de tijd in beslag neemt.
Uit vakliteratuur en ervaring blijkt echter dat brand bij bouwwerken en in het bijzonder bij verbouwingen ―vaak‖ voorkomt en voor grote schade zorgt. Een mogelijke verklaring van de discrepantie tussen het beeld dat we krijgen uit de literatuur en ervaring enerzijds en de statistieken hierboven anderzijds, is de ontoereikende registratie van branden. Daarbij gaat het niet alleen om het aantal branden maar eveneens om de omstandigheden en de omvang van de branden. Werken zoals het aanbrengen van een nieuwe dakbedekking op een bedrijf, worden bij de registratie (voor zover die al gebeurd) niet steeds gerelateerd aan bouwwerken. Mogelijk worden branden veroorzaakt in deze omstandigheden geregistreerd als een bedrijfsbrand met bv. open vlam als oorzaak. Tot slot: Het ―World Fire Statistics Centre‖ (WFSC), een onderdeel van ―The Geneva Association‖ (officieel: International Association for the Study of Insurance Economics) publiceert regelmatig statistieken over brand. Deze bevatten echter geen informatie bruikbaar voor deze scriptie.
26
3.2 Analyse “regels van goed vakmanschap” Regels van goed vakmanschap (of codes van goede praktijk) zijn in principe een weergave van de ervaring met een bepaald onderwerp. Een analyse van deze regels kan ons m.a.w. meer leren over de ervaring met brandrisico‘s tijdens bouwwerken. De vragen waarop een antwoord gezocht wordt, zijn: -
Welke brandveiligheidsaspecten (risico‘s en/of preventiemaatregelen) worden behandeld in regels van goed vakmanschap? Welke lacunes zitten er eventueel in deze teksten?
3.2.1 Inhoud NFPA 241 [USA]
Separation temporary construction & construction works
4.2.1
Separation between temporary structures, fire fighting equipment
4.2.2
Heating devices
4.2.3
10
11 Underground Operations
9
Demolition Operations
Fire Protection
5.2
8
Roofing Operations
7
Construction and
6
Alteration Operations
5
Utilities
Equipment, and Storage
Item
4 Temporary Construction,
Chapter
Processes and Hazards
De eerste NFPA voorschriften over brandveiligheid bij bouwwerken werden reeds in 1933 gepubliceerd. De tekst werd sindsdien regelmatig bijgewerkt. De meest recente editie is deze van 2009. De NFPA 241 [9] vertegenwoordigt dus heel wat ervaring met brandveiligheid op werven. Hieronder vind je een overzicht van de inhoud:
8.6
10.7 11.1.7
8.4
10.3
4.2.4 Temporary enclosures Fire extinguishers Equipment Hot work
4.3
11.1.7
4.3.4
7.7
8.7
9.4
10.8
4.4
11.3 11.7
5.1
Fire watch
5.1.3
Thermit welding
5.1.4
Smoking
5.3
Waste disposal
5.4
Flammable and combustible liquids and flammable gases
5.5
11.5
10.4 8.3
11.5 11.6
27
Handling – liquids
5.5.2
Storage and handling gases
5.5.3
Explosive materials Utilities - Electrical
5.6
10
11 Underground Operations
Fire Protection
5.5.1
9
Demolition Operations
Utilities
Storage – liquids
8
Roofing Operations
7
Construction and
6
Alteration Operations
5 Processes and Hazards
Equipment, and Storage
Item
4 Temporary Construction,
Chapter
10.5 6.1
8.5
Fire safety program
7.1
Responsibility
7.2
Installation, testing, and maintenance
7.3
Fire alarm reporting
7.4
Access for fire fighting
7.5
Standpipes
7.6
Means of egress
7.8
Scaffolding, shoring, and forms
10.6
11.4 11.2
8.7.4
10.8.4 11.1.4
8.2
Water supply
8.7.2
Sprinkler protection
8.7.3
11.1.8
Asphalt and tar kettles
9.2
Single-ply and torchapplied roofing systems
9.3
Fuel for roofing operations
9.5
Special precautions
10.2
Drainage systems for sprinkler or fire hose water
11.1.2
Security, Access control
11.1.5
Evacuation plans & Drills
11.2
Tabel 10 NFPA 241 overzicht inhoud
28
Enkele vaststellingen in verband met de inhoud: -
-
-
Onder punt 7.1 Fire Safety Program wordt gevraagd om vooraf een brandveiligheidsplan op te stellen. Dit vertoont enige gelijkenis met de aanpak in Europa, namelijk het veiligheids- en gezondheidsplan waar brandveiligheid in verwerkt is. Hoewel dit punt erg beknopt is, is de verplichting op zich om vooraf na te denken over de volgende punten belangrijk: (1)
Good housekeeping
(2)
On-site security (cfr. het grote aantal branden door brandstichting uit de statistieken)
(3)
Installation of new fire protection systems as construction progresses
(4)
Preservation of existing systems during demolition
(5)
Organization and training of an on-site fire brigade (niet expliciet gevraagd door het K.B. TMB)
(6)
Development of a prefire plan with the local fire department (overleg met de brandweer gebeurt niet systematisch in België en wordt eveneens niet gevraagd door het K.B. TMB)
(7)
Rapid communication
(8)
Consideration of special hazards resulting from previous occupancies
(9)
Protection of existing structures and equipment from exposure fires resulting from construction, alteration, and demolition operations
Het vorige punt wordt nog aangevuld en versterkt in 7.2 Owner’s Responsibility for Fire Protection waar bv. het aanduiden van een ―Fire Prevention Program Manager‖ (FPPM) door de eigenaar wordt gevraagd. Deze FPPM krijgt een belangrijke verantwoordelijkheid voor het opstellen en implementeren van het preventieplan. Dit is gekoppeld aan de nodige bevoegdheid om op te treden (the authority to enforce …). Deze bevoegdheid wordt waarschijnlijk contractueel vastgelegd. In België is deze verantwoordelijkheid verdeeld tussen de verschillende werkgevers en hun hiërarchie, bijgestaan door hun IDPB en de veiligheidscoördinator. Op zich sluit onze regelgeving het creëren van zo‘n functie niet uit en is dit zeker voor grotere werven met belangrijke brandrisico‘s het overwegen waard. Prescriptief & resultaatsgericht: de inhoud is grotendeels prescriptief. Het gekende voordeel is dat dergelijke tekst een zekere houvast biedt voor de aspecten die beschreven worden. Het gekende nadeel is echter dat er geen richtlijnen zijn voor aspecten die niet opgenomen zijn en dat er bovendien weinig stimuli zijn om deze lacunes op te sporen.
Besluit NFPA 241: een degelijke leidraad maar opgelet met het prescriptieve karakter, aanvulling met een degelijke risicoanalyse vooral van aspecten die niet zijn opgenomen in deze tekst is een noodzaak. Andere regels van goed vakmanschap uit de USA IFC, Chapter 14, [16] bevat voorschriften die analoog zijn aan deze van NFPA 241. Er zijn geen verschillen van betekenis voor deze scriptie te noteren. FM Global [24] verwijst naar NFPA 241 en voegt er wat deze scriptie betreft ook niets essentieel aan toe.
29
3.2.2 Inhoud “Fire Prevention on Construction Sites” [UK] Voor de UK werden verschillende nuttige referenties gevonden, namelijk: -
Fire safety in construction work, HSE [25] Joint Code of Practice on the Protection from Fire of Construction Sites and Buildings Undergoing Renovation [3]
Voor deze scriptie werd dit laatste document geanalyseerd als voorbeeld van de aanpak in de UK samen met de daarop gebaseerde Construction Site Fire Prevention Checklist [26]. Overzicht van de inhoud 1
Objective of the Code
Commentaar Doel: preventie van brand Hoe: gecoördineerde aanpak van bij het ontwerp, verder gezet tijdens de uitvoering
2
Compliance with the Code
Het niet respecteren van deze ―code‖ kan eventueel betekenen dat het risico niet verzekerd wordt.
3
Introduction
Een impliciete verwijzing naar een basisprincipe van de richtlijn TMB [18], namelijk vooraf maatregelen plannen en de nodige middelen voorzien.
4
Definitions used in this Code
---
5
Design phase
Brandrisicobeoordeling bij ontwerp. Hierin wordt verwezen naar de ―CDM Regulations‖ (d.i. de omzetting van de richtlijn TMB in Brits recht) maar er wordt aan toegevoegd dat voor projecten waar de ―CDM Regulations‖ niet van toepassing zijn, er toch een brandveiligheidscoördinator bij ontwerp moet worden aangesteld.
6
Construction phase
Als logisch vervolg op de ontwerpfase, wordt een verantwoordelijke (Site Fire Safety Coordinator) gevraagd voor de brandveiligheid tijdens de uitvoering. Deze verantwoordelijke zorgt voor een ―Site Fire Safety Plan‖ (meer informatie hierover onder deze tabel)
7
Liaison with the emergency services
Dit punt geeft een overzicht van de informatie die beschikbaar moet zijn voor de hulpdiensten (brandweer, politie) en vraagt duidelijk overleg vooraf.
8
Emergency procedures
Alarmsignaal, procedures, noodverlichting, signalisatie
30
toegang,
Overzicht van de inhoud 9
Fire protection
Commentaar Van bij het ontwerp moet naar oplossingen gezocht worden om zo vroeg mogelijk de brandbeveiliging te installeren, zoals trappen, compartimentering, detectie, blusmiddelen. Er wordt een controle na de werkdag of ploegwissel op brandgevaar gevraagd, in het bijzonder na ―hot work‖.
10
Temporary covering materials
Eisen naar gedrag bij brand van tijdelijk afdekmateriaal waarmee voorwerpen worden beschermd of zones worden afgesloten tegen vervuiling.
11
Portable fire extinguishers
Alle aspecten komen hier aan bod, zoals aantal, plaats, onderhoud, aanpassen aan de evolutie van de werf, opleiding in het gebruik ervan, …
12
Site security against arson
Verschillende suggesties om de beveiliging te verbeteren zoals een omheining, verlichting, bewakers, CCTV, …
13
Temporary buildings and temporary accommodation
Regels voor tijdelijke constructies: het type, hun plaats op de werf, hun uitrusting, enz.
14
Site storage of flammable liquids and LPG
Zowel correcte opslag als beperking van de hoeveelheid op de bouwplaats
15
Electricity and gas
Voorschriften om te zorgen voor nutsvoorzieningen die voldoen aan de geldende installatievoorschriften
16
Hot work
Het belangrijkste punt is: waar mogelijk een andere werkwijze gebruiken.
17
Waste materials
In essentie ―good housekeeping‖ regels: regelmatig verwijderden van afval, niet verbranden op de werf, enz.
18
Plant and vehicles
Regels voor het gebruik van verbrandingsmotoren (uitlaat, ventilatie, brandstof, lekken, …) en het parkeren van voertuigen.
19
Materials' storage
Brandlast in het gebouw beperken
20
Smoking
Algemeen rookverbod met rookzones
Tabel 11 Inhoud "Joint Code of Practice"
31
Enkele vaststellingen in verband met de inhoud: -
Onder punt 6 Construction phase wordt gevraagd om een brandveiligheidsplan op te stellen. Dit plan mag deel uitmaken van het veiligheids- en gezondheidsplan zoals voorzien in de richtlijn TMB. Punt 6 geeft meer expliciete richtlijnen dan de richtlijn TMB en bevat verschillende punten die ook in de NFPA 241 [9] worden vermeld.
-
Inhoud van dit plan: The plan must detail, as a minimum: (a) the organisation of and responsibilities for fire safety and arrangements for recording all training given to site operatives; (b) general site precautions, fire detection and alarm systems and temporary emergency lighting; (c) the locations of designated smoking area(s) where provided; (d) the requirements for a hot work permit regime; (e) temporary buildings and temporary accommodation - location, construction and maintenance; (f) fire escape and communications (including an effective evacuation plan and procedures for calling the fire brigade); (g) fire brigade access, facilities and co-ordination; (h) instructions given to those on site of the required actions in case of fire; (i) security measures to minimise the risk of arson; (j) a materials storage and waste control regime; and the plan should be updated at regular intervals.
-
De verantwoordelijkheden en taken van de ―Principal Contractor‖ of de ―Site Fire Safety Co-ordinator‖ worden eveneens duidelijk omschreven. De lijst hieronder vertoont veel gelijkenissen met de operationele verantwoordelijkheden die we ook in de NFPA 241 [9] terug vinden. Deze verantwoordelijkheden zijn complementair aan deze van de veiligheidscoördinator volgens het K.B. TMB. 6.2 The Principal Contractor or Site Fire Safety Co-ordinator must: (a) ensure that all procedures, precautionary measures and safety standards as laid down in the Site Fire Safety Plan are clearly understood and complied with by all those on the project site(s); (b) ensure that where necessary a system using hot work permits is established and monitor compliance; (c) carry out weekly checks of fire fighting equipment and test all alarm and detection devices installed on site; (d) conduct weekly inspections of escape routes, fire brigade access, fire fighting facilities, temporary emergency lighting and the routing of temporary electrical cables, and work areas and monitor the requirements laid down in the Site Fire Safety Plan; (e) liaise with the local fire brigade and invite them to undertake site inspections and familiarisation tours; 32
(f) liaise with site security personnel where they are employed; (g) ensure that a proper maintenance regime for fire protection equipment is instituted, including the keeping of a written record of all checks, inspections and tests; (h) maintain a written record of training of site operatives and of all fire patrols and fire drill procedures; (i) regularly monitor and check the detailed arrangements and actual procedures for calling the fire brigade; (j) during an alarm, execute those duties required for the safe evacuation of the site, and ensure that all staff and visitors report to the assembly points; (k) promote "a fire safe working environment" at all times. 6.3 Large Projects (a) On large projects, the Principal Contractor or Site Fire Safety Co-ordinator should appoint, where appropriate, a Fire Marshal(s) and Deputy Fire Marshal(s) to assist in the implementation of the Site Fire Safety Plan. (b) Where appropriate, the Fire Marshal(s) should be full time but otherwise preferably combining this duty with health and safety responsibilities. However, where circumstances dictate a part-time role, it is essential that the Fire Marshal(s) are afforded sufficient time to execute their fire safety duties. They should be adequately trained in fire safety matters and have sufficient status and authority for the effective execution of their duties and responsibilities. (c) Liaison with the emergency services is essential. See section 7. -
De checklist [26] volgt de inhoud van de ―Joint Code of Practice‖ [3]. Het is met andere woorden dezelfde inhoud in een andere verpakking.
Besluit: het document is gebaseerd op de richtlijn TMB (althans de omzetting in Brits recht) maar geeft voor verschillende punten duidelijker en meer expliciete richtlijnen. Hoewel de NFPA 241 [9] niet in de referentie documenten staat, vertonen beide documenten veel punten van overeenstemming, zowel wat betreft aanpak van de risico‘s (Site Fire Safety Plan) als de praktische maatregelen die voorgeschreven worden.
33
3.2.3 Inhoud NAVB [BE] De brochure ―De voorkoming van het brandgevaar in de bouwnijverheid‖ [15] dateert van april 1991 en is nog gebaseerd op het ARAB. De referenties naar de regelgeving in deze tekst zijn dus niet meer actueel. Van coördinatie zoals we die nu kennen is nog geen sprake. De inhoudstafel geeft een overzicht van de aspecten waaraan aandacht wordt besteed: Inhoud Kennis van de risico’s Specifieke brandoorzaken op de bouwplaatsen •
Elektriciteit, elektrische installaties
•
Ontvlambare producten en materialen
•
Ontvlambare vloeistoffen en gassen
•
Las- en snijwerken
•
Asfalterings- en bitumeringswerken
•
Andere bouwwerken
Brandbestrijdingsmiddelen •
Aard van de brand
•
Blusapparaten
Brandvoorkomingsbeleid •
Organisatie van de voorkomingsfase
•
Organisatie van de actieve fase
Het document behandelt een minder uitgebreid gamma aan risico‘s dan de referenties uit de USA en UK en besteed bovendien minder aandacht aan het risicobeheer in het algemeen.
34
3.2.4 Synthese “regels van goed vakmanschap” De tabel hieronder vat voor de geanalyseerde documenten samen brandveiligheidsaspecten worden behandeld en geeft de onderlinge lacunes weer.
welke
Voor het K.B. TMB en de Codex zou op basis van de algemene principes van risicobeheer overal ―JA‖ kunnen ingevuld worden. De tabel beperkt zich tot ―JA‖ voor die aspecten die expliciet benoemd worden en dat in relatie tot de manier waarop deze aspecten in de codes van goede praktijk behandeld worden. Een voorbeeld: NFPA 241 [9] heeft expliciete voorschriften voor de toegang door hulpdiensten (toegangsweg voor brandweervoertuigen). In de context van de Codex zal een risicoanalyse de noodzaak van een goede toegankelijkheid door de hulpdiensten duidelijk maken, expliciete voorschriften hierover zijn echter niet opgenomen.
Aspect
Organisatie - Omkadering Veiligheidscoördinatie Verantwoordelijke voor brandveiligheid Preventie bij ontwerp Noodprocedures Evacuatie oefeningen Training personeel - eerste interventie Overleg met hulpdiensten Toegang hulpdiensten Vuurvergunning Security (omheining, toegang, …) Voorkoming brandstichting Brandwacht Onderhoud, controle, … Werfinrichting (werfketen, burelen, …) Ontstaan van brand ―Hot work‖ zoals slijpen, lassen, snijbranden Elektriciteit, elektrische installaties Dakwerken, zoals asfalterings- en bitumeringswerken Voertuigen en machines Verwarmingssystemen werfzone Roken
K.B. TMB (Codex)
Document NFPA 241 JCoP [9] [3]
NAVB [15]
JA --JA JA JA JA ------JA ----JA JA
--JA --JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA
JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA
------JA JA JA ----JA ------JA ---
---
JA
JA
JA
JA ---
JA JA
JA JA
JA JA
JA --JA
JA JA JA
JA --JA
--JA JA
35
Aspect
Strengheid van brand Brandlast uit steigers, bekistingen, … Ontvlambare producten en materialen Ontvlambare vloeistoffen en gassen Tijdelijk afdekmateriaal zoals plastic folie Afval (afvoeren, niet verbranden, …) Explosieven Mogelijke gevolgen Scheiding van zones (bv. tussen werf en niet-werf) Blusapparaten Droge stijgleiding Sprinklers (geleidelijk opbouwen of in dienst houden) Afvoer bluswater Evacuatiemogelijkheden Verlichting (normale, nood- en/of veiligheidsverlichting)
K.B. TMB (Codex)
Document NFPA 241 JCoP [9] [3]
NAVB [15]
--JA JA ---
JA JA JA JA
--JA JA JA
--JA JA ---
--JA
JA JA
JA ---
JA JA
---
JA
JA
---
JA -----
JA JA JA
JA JA JA
JA -----
--JA JA
JA JA JA
--JA JA
--JA JA
Tabel 12 Synthese regels goed vakmanschap
36
3.3 Analyse veiligheidscoördinatie dossiers Een 30-tal veiligheidscoördinatie dossiers, willekeurig gekozen uit het archief van Vinçotte Academy1, werden geanalyseerd. Het gaat om dossiers die weliswaar in het kader van een opleiding werden opgesteld, maar wel degelijk voor reële werken werden uitgewerkt en toegepast. Hierbij werd onder meer aandacht besteed aan: -
welke brandrisico‘s werden opgenomen in het dossier?
-
hoe deze risico‘s werden ingeschat?
-
welke preventiemaatregelen werden voorgesteld?
Omwille van de vertrouwelijkheid van de gegevens, worden de namen van de dossiers hier niet weergegeven, enkel een volgnummer en de aard van de werken.
3.3.1 Dossier 01 – Verbouwing van een gebouw Aard van de werken -
Verbouwing van een volledig gebouw – type: laag kantoorgebouw Andere gebouwen op dezelfde site aanwezig Onder andere dakwerken met isolatie & bitumen, doch geen enkele opmerking in het dossier in verband met brandgevaar bij deze werken
Inhoud in verband brandveiligheid -
-
1
Vuurvergunning: het document zit in het dossier doch zonder enige procedure voor het gebruik ervan Slechts 2 verwijzingen in het bouwplaatsreglement naar ―brand‖, nl. o BRANDBESTRIJDING De aannemers, onderaannemers en zelfstandigen zorgen voor de nodige brandbestrijdingsmiddelen (brandblussers) in de nabijheid van brandgevaarlijke producten. o EXPLOSIEVE/ONTVLAMBARE MATERIALEN Er is een absoluut rook- en vuurverbod in de nabijheid van explosieve en brandbare materialen. Pagina met noodnummers: opgenomen in het dossier Risico's & gevaren: geen brand / verhitting / explosie vermeld Geen aanduidingen op inplantingsplan in verband met brandveiligheid Geen nood- of interventieplannen, toegang hulpdiensten, enz. Geen maatregelen voor opslag van producten Beoordeling offertes: geen vermelding brand Uitvoeringsverslagen: brandweer wel geconsulteerd voor advies over het afgewerkte gebouw, echter geen gegevens over een raadpleging voor de werfsituatie. Controlerapport: alleen brandbestrijdingsmiddelen en reddingsmateriaal op de lijst Tekst uit bijlage III van het K.B. TMB wordt overgenomen, geen echte analyse van de brandrisico‘s
Vinçotte Academy is een erkende instelling voor het opleiden van veiligheidscoördinatoren. 37
3.3.2 Dossier 02 – Verbouwen Aard van de werken -
Verbouwen van een overkapping tot magazijn, burelen en carport
Inhoud in verband brandveiligheid -
verantwoordelijkheden goed vastgelegd vuurvergunning inclusief procedure die erbij hoort aandacht voor toe- en uitgangen en verlichting preventie vooral door aandacht voor producten en bepaalde werken (lassen), te weinig aandacht voor dakwerken met bitumen brandbestrijding: wordt niet vermeld Tekst uit bijlage III van het K.B. TMB wordt overgenomen, geen echte analyse van de brandrisico‘s
3.3.3 Dossier 03 – Aanleg van een loszone voor tankwagens Aard van de werken -
Aanleg van een loszone voor tankwagens naast een bestaand fabriek Werf voornamelijk in open lucht op het terrein rond het gebouw
Inhoud in verband brandveiligheid -
Vuurvergunning wordt gevraagd. Noodsituaties: gericht op EHBO en arbeidsongevallen, niet op brand (zoals de voorgaande dossiers) Weinig aandacht voor de interactie werf – bedrijf wat betreft brand, bv. geen info over bestaande maatregelen in bedrijf (organisatie, actief, passief) Tekst uit bijlage III van het K.B. TMB wordt overgenomen, geen echte analyse van de brandrisico‘s
3.3.4 Dossier 04 – Nieuwbouw appartementen en handelsruimten Aard van de werken -
Nieuw gebouw met appartementen, 2 handelsruimten en een ondergrondse parking. Laag gebouw.
Inhoud in verband brandveiligheid -
Brandrisico: als onbestaande of onbelangrijk beschouwd, niet opgenomen in risicoanalyse Verder in het document is er toch sprake van een vuurvergunning bij de afwerking Tekst uit bijlage III van het K.B. TMB wordt overgenomen, geen echte analyse van de brandrisico‘s Er is een veiligheids- en gezondheidsplan van de aannemer opgenomen in dit dossier: o beperkt tot dakbedekking (zeer algemeen) o Beoordeling in projectfase: enkel een verwijzing naar gebruik (indien mogelijk) van solvent vrije verven & lijmen o Toolbox meeting over platte daken: zeer minimalistische verwijzing naar brandrisico met bitumen
38
3.3.5 Dossier 05 – Nieuw kantoorgebouw Aard van de werken -
Nieuw kantoorgebouw, het dossier beperkt zich tot de inrichtings- en uitrustingswerken
Inhoud in verband brandveiligheid -
-
Tekst uit bijlage III van het K.B. TMB wordt overgenomen, geen echte analyse van de brandrisico‘s ―Algemene regels‖ voor opslag van producten en instructies bij brand ―Specifieke regels‖ voor vuurvergunning, preventie en werken met gevaarlijke producten die echter beperkt blijven tot algemeenheden en geen specifieke voorschriften zoals de titel laat uitschijnen In risicoanalyse gaat wat brand betreft alleen aandacht naar slijpen en lassen. De analyse gebeurt met de methode van Kinney, de voorgeschreven maatregelen beperken zich tot het aanvragen van een vuurvergunning, het voorzien van een blustoestel, het verwijderen van brandbaar materiaal en een evacuatieplan voor de omgeving van de werkzaamheden.
3.3.6 Dossier 06 – Renoveren en uitbreiden woning Aard van de werken -
Renoveren en uitbreiden van een eengezinswoning
Inhoud in verband brandveiligheid -
Brandveiligheid niet vermeld in projectfase Tekst uit bijlage III van het K.B. TMB wordt overgenomen, geen echte analyse van de brandrisico‘s Verder slechts wat algemene voorschriften in het werfreglement en een post ―brandblussers‖ in de meetstaat
3.3.7 Dossier 07 – Nieuwbouw 8 woningen Aard van de werken -
Bouwen van 8 huurwoningen
Inhoud in verband brandveiligheid -
Tekst uit bijlage III van het K.B. TMB wordt overgenomen, geen echte analyse van de brandrisico‘s Vuurvergunning wordt vermeld zonder procedure
3.3.8 Dossier 08 – Nieuwbouw 24 appartementen Aard van de werken -
Bouwen van 24 appartementen en 12 garages
Inhoud in verband brandveiligheid -
zelfde coördinatie-bedrijf als dossier 01, dezelfde aanpak, dezelfde opmerkingen ondanks het feit dat dit een ander type werf is
39
3.3.9 Dossier 09 – Nieuwbouw gezinswoning Aard van de werken -
bouwen van een vrijstaande woning
Inhoud in verband brandveiligheid -
-
Tekst uit bijlage III van het K.B. TMB wordt overgenomen, geen echte analyse van de brandrisico‘s Enkele verwijzingen in de risicoanalyse naar bv. dakwerken met maatregelen die zich beperken tot ―de brander weghouden van alle brandbare materialen – de brander in statief plaatsen bij tijdelijke onderbreking – aanwezigheid van een ABC-blustoestel‖ Vuurvergunning wordt vermeld met een procedure
3.3.10
Dossier 10 – Industriehal
Aard van de werken -
Nieuwbouw van een industriehal op een bestaande site waarbij de omliggende gebouwen in dienst blijven tijdens de werken
Inhoud in verband brandveiligheid -
geen specifieke brandrisico's in dossier … Vuurvergunning wordt vermeld met een procedure Evacuatie: er zijn instructies om de verzamelplaats van bedrijfssite te gebruiken bij evacuatie van de werf
3.3.11
Dossier 11 – Nieuwbouw appartementsgebouw
Aard van de werken -
Bouwen van een appartementsgebouw met een ondergrondse parkeergarage, commerciële ruimtes op het gelijkvloers, 18 appartementen, verdeeld over het eerste, het tweede en het derde verdiep en 5 dakappartementen. Langs één zijde wordt het nieuwe bouwwerk tegen bestaande gebouwen aangebouwd.
Inhoud in verband brandveiligheid -
Tekst uit bijlage III van het K.B. TMB wordt overgenomen, geen echte analyse van de brandrisico‘s Vuurvergunning wordt vermeld met een procedure Geen analyse of maatregelen in verband met het aanpalend gebouw
3.3.12
Dossier 12 – kantoorgebouw
Aard van de werken -
Bouwen van een kantoorcomplex, bestaande uit 2 niveaus ondergrondse garages en 2 torens, respectievelijk met 8 en 6 bouwlagen, elk met een technische verdieping.
Inhoud in verband brandveiligheid -
Tekst uit bijlage III van het K.B. TMB wordt overgenomen, geen echte analyse van de brandrisico‘s
40
3.3.13
Dossier 13 – Nieuwbouw appartementen en woningen
Aard van de werken -
4 appartementen en 4 woningen
Inhoud in verband brandveiligheid -
Tekst uit bijlage III van het K.B. TMB wordt overgenomen, geen echte analyse van de brandrisico‘s Vuurvergunning wordt vermeld met een procedure Specifieke voorschriften: opslag & gebruik gevaarlijke producten Risicoanalyse: alleen voor risico op brand of explosie in verband met ondergrondse leidingen
3.3.14
Dossier 14 – Renovatiewerken kasteel
Aard van de werken -
Renovatiewerken aan enkele onderhoudsschilderwerken buiten
lokalen
van
een
historisch
gebouw
en
Inhoud in verband brandveiligheid -
Tekst uit bijlage III van het K.B. TMB wordt overgenomen, geen echte analyse van de brandrisico‘s Vuurvergunning wordt vermeld met een procedure Specifieke voorschriften: beperkt tot opslag & gebruik gevaarlijke producten
3.3.15
Dossier 15 – Verbouwing in een groot openbaar gebouw
Aard van de werken -
Verbouwing van een zone van ± 900 m² in een grotendeels publiek toegankelijk gebouw van ± 130000 m² De grondige verbouwing omvat ruwbouwwerken, technische installaties, afwerking en inrichting.
Inhoud in verband brandveiligheid -
-
Er wordt verwezen naar het ―huishoudelijk reglement‖ van dit gebouw, waarin onder andere de brandveiligheid van de gemeenschappelijke delen van het gebouw wordt besproken. Tekst uit bijlage III van het K.B. TMB wordt overgenomen, geen echte analyse van de brandrisico‘s Men verwijst naar de brochure voor werken in het gebouw en het aanvragen van een vuurvergunning voor werken met brandgevaar. Deze brochure bevat 2 bladzijden met algemeenheden en rekent vooral op de vuurvergunning om de brandveiligheid bij werken te verzekeren.
41
3.3.16
Dossier 16 – Bodemsaneringswerken
Aard van de werken -
Bodemsaneringswerken in een industriële gebouw dat in bedrijf blijft. Als onderdeel van deze werken worden o.a. muren en betonverharding opgebroken, een ondergronds dieselreservoir opgegraven en verwijderd, de muren en betonverharding worden nadien hersteld.
Inhoud in verband brandveiligheid -
-
Het bedrijf heeft voorschriften voor externe partijen die werken uitvoeren in het bedrijf. Hierin is o.a. informatie opgenomen over de procedure voor melding, waarschuwing en alarm. Voor werken met brandrisico wordt verwezen naar de vuurvergunning. Ook in de risicoanalyse voor deze werf, vertrouwt men voor het aanpakken van de brandrisico‘s hoofdzakelijk op de vuurvergunning.
3.3.17
Dossier 17 – Funderingswerken voor 70 kV-post
Aard van de werken -
Funderingswerken in het kader van het aanpassen en vernieuwen van een 70 kV-post op een industrieterrein
Inhoud in verband brandveiligheid -
Geen bijzondere aandacht voor brandveiligheid, alleen wat voorschriften voor opslag & vuurvergunningswerken
3.3.18
Dossier 18 – gevelrenovatie van een kantoorgebouw
Aard van de werken -
Plaatsen van een steiger en materiaallift Reinigen van gevel met hoge druk en zandstralen Beton herstelling: afsteken beton, ontroesten bewapening, herstellen met hydraulische mortel en egalisatie Schilderwerken Afbreken steiger en materiaallift
Inhoud in verband brandveiligheid -
-
Het bedrijf heeft voorschriften voor externe partijen die werken uitvoeren in het bedrijf. Hierin is o.a. informatie opgenomen over de procedure voor melding, waarschuwing en alarm. Tekst uit bijlage III van het K.B. TMB wordt overgenomen, geen echte analyse van de brandrisico‘s
3.3.19
Dossier 19 – gevelrenovatie van een kantoorgebouw
Wat brandveiligheid betreft: equivalent met het vorig dossier.
3.3.20
Dossier 20 – Renovatie gedeelte gebouw
Aard van de werken -
Renovatiewerken in een industrieel gebouw bestaande uit: o Afbraak van een koelinstallatie 42
o o o o
Afbraak van de dekvloer en herstelling van de betonvloer door nieuwe wapening aan te lassen en plaatselijk het beton te herstellen Boven : nieuwe waterdichte vloer in roofing aanbrengen, afgewerkt met een gepolierd beton Onderaan: het plafond herstellen en herschilderen Herschilderen van de muren
Inhoud in verband brandveiligheid -
-
Het bedrijf heeft voorschriften voor externe partijen die werken uitvoeren in het bedrijf. Hierin is o.a. informatie opgenomen over de procedure voor melding, waarschuwing en alarm. Voor werken met brandrisico wordt verwezen naar de vuurvergunning. Tekst uit bijlage III van het K.B. TMB wordt overgenomen, geen echte analyse van de brandrisico‘s behalve voor de herstelling met bitumen: o Pekketel: buiten plaatsen, degelijk afgeschermd, binnen de werf, brandblusser er naast, lekpan eronder. o Optakelen gieter: met hete pek, niemand onderdoor lopen, 1 man boven en 1 man beneden, steeds dezelfde handeling. o Asfalteren: in gesloten ruimte, geforceerde ventilatie, minimum 5 verluchtingen, montagepoort volledig open. Blustoestellen in de nabijheid. Geen andere werken uitvoeren die gassen of dampen kunnen vrijmaken. o Gasflessen: elke avond naar beneden, op te bergen in aangeduid gasflessenkot. Slangen en ontspanners met zorg te behandelen. o Werkvergunning: Deze werken mogen niet starten zonder vergunning en zonder controle en de aanwezigheid van de bedrijfsbrandweer…
3.3.21
Dossier 21 – Uitbreiding bestaand industriegebouw
Aard van de werken -
Uitbreiding van een bestaand industriegebouw met 3 bouwlagen en interne verbouwing om nieuwe productieactiviteiten mogelijk te maken
Inhoud in verband brandveiligheid -
-
Het bedrijf heeft voorschriften voor externe partijen die werken uitvoeren in het bedrijf. Hierin is o.a. informatie opgenomen over de procedure voor melding, waarschuwing en alarm. Voor werken met brandrisico wordt verwezen naar de vuurvergunning. Tekst uit bijlage III van het K.B. TMB wordt overgenomen, geen echte analyse van de brandrisico‘s Er is wel een samenvatting van de ―risicoposten tijdens het ontwerp‖ opgenomen waarbij onder andere voor de dakwerken de volgende vraag gesteld wordt: ―Is er gekozen voor dakdichtingsmaterialen waarbij het gebruik van open vlam niet nodig is?‖ Antwoord: nee.
3.3.22
Dossier 22 – Verbouwen industriegebouw
Aard van de werken -
Verbouwen van een industriegebouw met sloop- en verbouwingswerken aan de ruwbouw, technische uitrusting vernieuwen, afwerking en inrichting.
43
Inhoud in verband brandveiligheid -
-
Het bedrijf heeft voorschriften voor externe partijen die werken uitvoeren in het bedrijf. Hierin is o.a. informatie opgenomen over de procedure voor melding, waarschuwing en alarm. Voor werken met brandrisico wordt verwezen naar de vuurvergunning. Tekst uit bijlage III van het K.B. TMB wordt overgenomen, geen echte analyse van de brandrisico‘s
3.3.23
Dossier 23 – Bouw van werkplaatsen en burelen
Aard van de werken -
Bouwen van nieuwe werkplaatsen en burelen inclusief uitrusting en inrichting
Inhoud in verband brandveiligheid -
Tekst uit bijlage III van het K.B. TMB wordt overgenomen, geen echte analyse van de brandrisico‘s Voor werken met brandrisico wordt verwezen naar de vuurvergunning. Wat de opslag van gevaarlijke producten betreft wordt hier wel een speciale prefabopslagplaats voorzien.
3.3.24
Dossier 24 – Nieuwe installatie in een chemische bedrijf
Aard van de werken -
Nieuwe installatie in chemische bedrijf te bouwen in een ―zone 2‖ (ruimte waar het bestaan van een ontplofbare atmosfeer weinig waarschijnlijk is bij normale werking of waar deze slechts korte tijd zou blijven bestaan in geval ze zich zou vormen) o slopen betonverharding o trillingsarme paalboringen o funderingswerken o staalconstructie o apparaten, leidingen, elektriciteit, instrumentatie o aansluitingen aan bestaande installaties tijdens shut-down
Inhoud in verband brandveiligheid -
-
Er wordt verwezen naar alle reglementaire verplichtingen inclusief uiteraard bijlage III van het K.B. TMB als minimum voorschriften Werken met brandrisico worden zoveel mogelijk vermeden door de keuze van de uitvoeringstechnieken zoals de prefabricatie van gelaste onderdelen in een veilige zone en montage ter plaatse met schroefverbindingen. Voor werken met brandrisico die niet kunnen vermeden worden, wordt verwezen naar het vuurvergunningssysteem van het bedrijf. Zoals gebruikelijk in de chemische nijverheid is er verplichte veiligheidsopleiding voor alle personen die werken zullen uitvoeren in het bedrijf en is er uitgebreide informatie beschikbaar over de mogelijke risico‘s en de veiligheidsvoorzieningen en procedures.
3.3.25
Dossier 25 – Nieuwbouw op terrein bestaand bedrijf
Aard van de werken -
Ruwbouwwerken voor een nieuw kantoorgebouw van ongeveer 15 x 50 m en 3 verdiepingen, binnen een bestaand bedrijf 44
Inhoud in verband brandveiligheid -
-
In het veiligheids- en gezondheidsplan zit een verwijzing naar het bouwplaatsreglement voor brand dat echter beperkt is tot algemene voorschriften (cfr. bijlage III van het K.B. TMB) In de risicoanalyse zelf staat niets in verband met brand. In de inleiding wordt wel het volgende vermeld: ―Veronderstel brandveiligheid OK gezien één van de veiligheidsdiensten die hier zullen gehuisvest worden de brandweer (opdrachtgever) is.‖
3.3.26
Dossier 26 – Verbouwing kantoortoren
Aard van de werken -
Verbouwing van een deel van een kantoortoren terwijl het gebouw in gebruik blijft Het gaat om een gebouw van 8 verdiepingen en 26000 m² waarvan verdiepingen 6 en 7 intern volledig vernieuwd worden. Het gebouw wordt gebruikt door verschillende huurders.
Inhoud in verband brandveiligheid -
-
-
-
Vooral aandacht voor het comfort van de andere huurders van het gebouw en de strikte scheiding (met de nadruk op geluidshinder) tussen de zones. Interactie in verband met brand tussen de zones krijgt minder aandacht. Er worden verschillende maatregelen opgesomd om de brandveiligheid te waarborgen tijdens werken (vooral vrijhouden van uitgangen) doch deze zijn niet volledig. Een voorbeeld: bij de risicoanalyse van werken met solventen wordt brandgevaar niet vermeld, enkel gezondheidsrisico‘s. De branddetectie installatie moet in dienst blijven tijdens de werken. Uitzonderlijk kan gevraagd worden om een deel tijdelijk uit te schakelen. Hoe dit mogelijk is rekening houdend met de ingrijpende werken waarbij onvermijdelijk een sterke vervuiling van de detectoren zal optreden, wordt niet uitgelegd. Voor gevaarlijke producten is er een meldingsplicht: het afleveren van een veiligheidssteekkaart. Geen verdere voorschriften.
3.3.27
Dossier 27 – Nieuwbouw villa
Aard van de werken -
Nieuwbouw van een villa
Inhoud in verband brandveiligheid -
Tekst uit bijlage III van het K.B. TMB wordt overgenomen, geen echte analyse van de brandrisico‘s Voor werken met brandrisico wordt verwezen naar de vuurvergunning. In de risicoanalyse zelf staat niets in verband met brand.
3.3.28
Dossier 28 – Nieuwbouw appartementen
Aard van de werken -
Afbraak van een bestaand gebouw voor het oprichten van appartementen (4 verdiepingen) in een stadscentrum (met aanpalende gebouwen) – bebouwde oppervlakte ± 2500 m² 45
Inhoud in verband brandveiligheid -
-
Tekst uit bijlage III van het K.B. TMB wordt overgenomen, geen echte analyse van de brandrisico‘s Voor werken met brandrisico wordt verwezen naar de vuurvergunning. In de risicoanalyse zelf staat niets in verband met brand tenzij voor opslag van gevaarlijke producten en de dakwerken met bitumen, zonder echter duidelijke en volledige maatregelen voor te schrijven. Er wordt een ―brandploeg‖ van 2 personen op de werf gevraagd, als volgt omschreven: o BRANDBESTRIJDINGSPLOEG o Op de werf dienen minstens twee personen aanwezig te zijn die bekwaam zijn om in geval van brand doeltreffend handelen op te treden. o Indien voor een werk in een welbepaalde zone een vuurvergunning nodig is, is het aangewezen dat één van deze personen daarbij aanwezig is.
3.3.29
Synthese vaststellingen – coördinatiedossiers
De meeste dossiers bevatten geen echte analyse van de brandrisico‘s. Ze beperken zich tot het herhalen van enkele vaak voorkomende brandveiligheidsaspecten. Vaak wordt gewoon de tekst van het K.B. TMB opgenomen in het dossier en wordt gerekend om een vuurvergunning om de rest op te lossen. Op een enkele uitzondering na, is er geen spoor van een echte preventieve aanpak die start in ontwerpfase en waar nodig het ontwerp of de uitvoeringsmethode bijstuurt. De enkele gevallen die beter uitgewerkt zijn betreffen werken in bedrijven waar men ―bedrijfsvoorschriften voor werken met derden‖ hanteert die over de jaren heen steeds bijgewerkt en verbeterd zijn. Toch valt ook daar op dat er vaak geen specifieke analyse uitgevoerd wordt. Men rekent er blijkbaar op dat de veiligheidsregels en het toepassen van een vuurvergunningsprocedure in het bedrijf voldoende zijn. Rekening houdend met de belangrijke lacunes in de meeste geanalyseerde dossiers is er duidelijk nood meer aandacht voor brandveiligheid bij bouwwerken, een betere opleiding en betere hulpmiddelen.
3.4 Praktijk & ervaringsgegevens Als aanvulling op de bovenstaande gegevens en met het oog op het latere gebruik van deze scriptie als basis voor opleidingen zoals vermeld onder 1 Probleemstelling werd een beperkt onderzoek gevoerd naar andere praktijk & ervaringsgegevens. De informatie hieronder is gebaseerd op: -
Eigen ervaring Gesprekken met personen betrokken bij de veiligheid op bouwplaatsen Informatie uit de pers (krant en vakliteratuur)
Dit leverde een aantal indicaties en praktische voorbeelden op die hieronder beknopt worden weergegeven. Er is een duidelijk verschil tussen de risicoperceptie van professionelen betrokken bij bouwwerkzaamheden en wat uit de statistieken blijkt. Het risico op brand bij bouwwerken en meer in het bijzonder bij verbouwingen wordt hoog ingeschat. 46
Een voorbeeld daarvan zijn de brandrisico‘s bij dakwerken, specifiek het aanbrengen van bitumineuze dakbedekkingen met een gasbrander. Uit de praktijk blijkt dat deze aannemers niet gemakkelijk een brandverzekering kunnen afsluiten. Opnieuw kon dit niet gestaafd worden met statistieken, maar de verzekeringssector gaat er niet onterecht van uit dat het brandrisico bij dit soort werken hoog is. Uit gesprekken met medewerkers van ―Onroerend erfgoed Vlaanderen‖ (voorheen ―monumenten- en landschappen‖) blijkt dat ze vooral werken aan het onroerend erfgoed vrezen als mogelijke oorzaak van brand. Zonder dat ze hiervoor op statistieken kunnen terugvallen om dit te staven, is dat wat de ervaring hun leert. Een beperkt onderzoek naar krantenartikels uit ―De Standaard Online‖ voor de periode maart tot mei 2008 leverde 7 resultaten op waarbij werken de vermoedelijke oorzaak van brand zijn. Dit is voor 1 krant met niet gespecialiseerde inhoud over 1 trimester toch een indicatie dat er wat statistieken betreft één en ander fout loopt in België. Door de algemene berichtgeving kunnen we uiteraard over niet meer dan een indicatie spreken. De oorzaak van de vermelde branden ligt niet altijd vast of kan door de journalist niet correct zijn weergegeven. vrijdag 14 maart 2008 - Dakbrand AALST - Bij herstellingen aan een dak brak gisteren rond 10.30 uur brand uit op de zolderverdieping van een huis in de Petrus Van Nuffelstraat. Door de brand liep een deel van het dak schade op. vrijdag 21 maart 2008 - Brand in chocoladefabriek WIEZE - In de chocoladefabriek van Barry Callebaut- ontstond gisterenmiddag brand. In de afdeling waar de cacaonoten opgeslagen liggen, waren onderhoudswerken aan de gang. Vermoedelijk zette een vonk van een slijpapparaat het stof in de afzuigleiding in brand. De Lebbeekse brandweer had de brand vrij vlug onder controle. De schade is miniem. (pvr) zaterdag 05 april 2008 | Bron: afp - Tien miljoen euro schade na brand in kasteel van Moncalieri ROME - Een brand zaterdagvoormiddag in het kasteel van Moncalieri dat toebehoort aan de laatste koninklijke familie van Italië, de Savoies, heeft voor tien miljoen euro schade veroorzaakt volgens de eerste schattingen van experten. … De brand die uitbrak in een van de vier torens van dit kasteel, dat op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO prijkt, heeft een aantal kunstvoorwerpen en historische waardevolle documenten verwoest, aldus Ansa. Op het ogenblik van de brand waren renovatiewerken bezig. Een onderzoek werd gelast om de oorzaak van de brand te achterhalen. MCU
47
vrijdag 25 april 2008 - DAKBRAND BRUSSEL - In het dak van een gebouw in renovatie op de hoek van de Koloniënstraat en de Koningsstraat, vlakbij het Parlement van de Franstalige Gemeenschap, is donderdag omstreeks 15 uur brand uitgebroken. Er was een grote rookwolk. Er zijn renovatiewerken bezig. Er bevond zich niemand in het gebouw. vrijdag 09 mei 2008 - Tuinhuis brandt uit EEKLO - In de Zandstraat brandde gistermiddag een tuinhuis af. De brand ontstond bij het branden van roofing op het dak van het tuinhuis. De brandweer kon niet beletten dat het tuinhuis volledig uitbrandde. (osw) vrijdag 09 mei 2008 - Brand in schip ZELZATE - In een droogdok, op het eind van de Kanaalstraat, ontstond bij laswerken gistermiddag om half 12 uur een brandje in de kajuit. Het bewoonbaar gedeelte van het schip liep zware schade op. (osw)
dinsdag 20 mei 2008 | Bron: ap, die welt Grote brand in Berliner Philharmonie BERLIJN - In de Berliner Philharmonie is dinsdag een grote brand uitgebroken. Het is niet duidelijk of er nog mensen in het gebouw aanwezig zijn. Iets voor twee uur vanmiddag merkte buurtbewoners de brand op. Die zou volgens de politie onder het dak van het gebouw ontstaan zijn. De brandweer is ter plaatse met 30 brandweerwagens en 170 brandweermannen. De brand zou veroorzaakt zijn door laswerken net onder het dak. De situatie ter plaatse zou wel al overzichtelijk zijn. De Philharmonie beschikt over een goed uitgeruste sprinklerinstallatie, waardoor erger waarschijnlijk verkomen kon worden. Het is nog niet duidelijk of er zich nog mensen binnen in het gebouw bevinden. Ook over eventuele gewonden is nog niets geweten. Het wereldberoemde concertgebouw werd ontworpen door de architect Hans Scharoun en was in 1963 klaar. Het gebouw is de thuisbasis van het bekendste symfonieorkest van Berlijn, de Berliner Philharmoniker. SVH, AVB
48
3.4.1 Verbouwing van een school met internaat in Wetteren Aard van de werken Het gaat om een interne verbouwing om de brandveiligheid te verbeteren, meerbepaald het brandwerend compartimenteren van de trappenhallen. Meerdere gebouwen op deze campus ondergaan deze behandeling. De gebouwen bevatten leslokalen, kamers van het internaat en kantoren. De gebouwen blijven in gebruik tijdens de verbouwingen. Het schema hieronder geeft een overzicht van de fasering voor één van de gebouwen.
Figuur 6 Mariagaard - Overzicht fasering
De volgende pagina geeft de zone rond de ingang weer en illustreert de aanpak. Per fase en per zone worden de grenzen van de werfzone aangeduid, aangevuld met de aanduiding van lokalen die tijdens die fase moeilijk of niet toegankelijk zijn. De foto‘s illustreren de scheiding van de werfzone.
49
Figuur 7 Mariagaard Detail fase 1
Figuur 8 Mariagaard foto 1
Figuur 9 Mariagaard foto 2
50
Opvallende aspecten in verband met brandveiligheid De uitdaging bij deze werken is vooral het behoud van voldoende evacuatiemogelijkheden voor elk deel van het gebouw. Daarvoor is een combinatie van maatregelen genomen: -
-
Planning in verschillende fasen van de werken: deze planning werd vooraf uitgewerkt. Voor elke fase is een evaluatie gemaakt van de beschikbare evacuatiemogelijkheden tijdens de werken en dit zowel voor het dag- als het nachtregime. Op basis van deze evaluatie werd ofwel de planning bijgestuurd ofwel het gebruik van bepaalde zones beperkt of uitgesloten tijdens die fase. Bij de werken is ook het plaatsen van bijkomende noodtrappen aan de buitenzijde van de gebouwen voorzien. Deze noodtrappen werden eerst geplaatst zodat de hierboven beschreven oefening al iets eenvoudiger werd. De werken worden dagelijks opgevolgd en waar nodig bijgestuurd.
De aard van de werken zelf houdt op zich geen groot brandgevaar in.
51
3.4.2 Tunnel onder de luchthaven van Zaventem Aard van de werken Diabolo project Boren van 2 spoorwegtunnels onder de luchthaven Zaventem en de aansluitende infrastructuurwerken.
Figuur 10 Overzicht Diabolo project
52
Opvallende aspecten in verband met brandveiligheid Voor deze werken werd vooraf overleg gepleegd met de hulpdiensten, niet alleen om een eventuele interventie vlot te laten verlopen maar ook om preventiemaatregelen te bespreken. Een paar praktische gevolgen van dit overleg: -
-
―Rendez-Vous Punten‖ (RVP): als onderdeel van de noodplannen zijn over de kilometers lange werfzone verschillende RVP ingericht en aangeduid. Elk RVP heeft een uniek nummer en de toegangsplannen tot elk RVP zijn beschikbaar voor alle betrokkenen. Op deze manier kan een interventieteam bij een noodgeval sneller op de juiste plaats geraken. Het volstaat op bij de oproep van de nooddiensten het juiste RVP door te geven. Specifiek voor de tunnelboring werd gezocht naar een beperking van de brandlast en het bepalen van de aard en de hoeveelheid van de blusmiddelen. Bovendien zijn er evacuatieoefeningen gepland voor dit deel van de werf in samenwerking met de hulpdiensten.
Figuur 11 Diabolo project - deel van het RVP plan
53
3.4.3 Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen - G.H. Luxemburg Aard van de werken Bouwen van 2 torens van meer dan 100 meter hoog en 27 verdiepingen op een gemeenschappelijke sokkel verbonden via een galerij met andere gebouwen van het Hof van Justitie. Opvallende aspecten in verband met brandveiligheid Deze werf werd niet bezocht in het kader van deze scriptie, toch zijn achteraf bekeken enkele interessante aspecten in verband met de brandveiligheid tijdens het bouwen te melden. Net zoals vele werven van dit type in een stedelijke omgeving is de ruimte voor werfinrichting schaars. De gemeenschappelijke sokkel, meerbepaald de kelderverdieping, diende dan ook voor tijdelijke opslagplaatsen en ateliers. In combinatie met een gebrek aan compartimentering tijdens de bouw betekende dit een belangrijk brandrisico. Hoe men met dit risico is omgegaan is niet bekend. Het gebouw is inmiddels in gebruik. De trappen werden wel opgetrokken samen met de verdiepingen. Elke toren beschikt over 2 trapkokers die echter niet gecompartimenteerd waren tijdens de bouw. Het gebouw is uitgerust met een sprinklersysteem dat slechts in de allerlaatste fase in dienst werd gesteld. Figuur 12 Foto 1, bron: Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
Figuur 13 Foto 2, bron: Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
54
3.5 Risicofactoren - synthese Uit de regelgeving bleek al dat er nood is aan een risicoanalyse methode voor brandveiligheid op bouwplaatsen. Uit de resultaten van dit hoofdstuk blijkt dat codes van goede praktijk door hun prescriptief karakter niet geheel voldoen. Verder stellen we vast dat in de geanalyseerde coördinatiedossiers geen grondige analyse van de brandrisico‘s vervat zit. Daarom is het belangrijk om de lacunes in bovenstaande teksten wat betreft de organisatie en die een invloed hebben op het ontstaan van een brand, de strengheid van een brand en de mogelijke gevolgen te identificeren, als achtergrond bij de risicoanalysemethode die in hoofdstuk 5 wordt voorgesteld.
3.5.1 Organisatie – Omkadering Verantwoordelijken Naast de algemene verantwoordelijkheden van de werkgever of eigenaar en hun hiërarchie, vinden we in bovenstaande teksten 2 specifieke functies terug die een belangrijke rol kunnen spelen voor de brandveiligheid tijdens bouwplaatsen: -
De veiligheidscoördinator bij ontwerp en bij uitvoering De brandveiligheidsverantwoordelijke, zie NFPA 241 [9] punt 7.2 ―Fire Prevention Program Manager‖ of de JCoP [3] punt 6 ―Site Fire Safety Co-ordinator‖.
Indien beide functies correct ingevuld en uitgevoerd worden, dan zou er wat verantwoordelijkheden betreft geen probleem mogen zijn. Zeker in de Belgische situatie waar er naast de veiligheidscoördinator ook interne preventieadviseurs zijn, zou er voldoende deskundigheid moeten aanwezig zijn om de juiste maatregelen te bepalen en de rest van de organisatie te sensibiliseren en mobiliseren om deze maatregelen uit te voeren. De praktijk leert ons echter dat de veiligheidscoördinatie vaak niet werkt. Voor deze scriptie houden we het bij deze vaststelling, verder ingaan op de oorzaken van het onvoldoende functioneren van de veiligheidscoördinatie zou ons te ver afleiden van het onderwerp van deze scriptie. Gestructureerde en planmatige aanpak Onze welzijnswetgeving vraagt een gestructureerde en planmatige aanpak, net zoals NFPA 241 [9] en de JCoP [3]. (weliswaar op een iets andere manier) NPFA vraagt wel geen analyse bij ontwerp zoals we in de context van de richtlijn TMB kennen. Alle teksten bevatten echter zowel een reeks richtlijnen voor preventie als voor repressie en noodsituaties. We kunnen wel besluiten dat de teksten voldoende voorschriften en richtlijnen bevatten om gestructureerd en planmatig brandveiligheid bij bouwwerken aan te pakken.
55
3.5.2 Ontstaan van brand In essentie gaat het hier om de elementen van de vuurdriehoek en de gekende uitbreidingen ervan zoals vorm van de brandstof, katalysator of inhibitor, enz. Oxidans In alle geconsulteerde teksten worden geen expliciete vragen gesteld in verband met O 2 zoals: -
Verhoogd of verlaagd O2-gehalte, verhoogd, bv. door lekkende opslag van O2 Aanwezigheid van andere oxiderende producten die in combinatie met andere chemicaliën een hevige exotherme reactie kunnen veroorzaken?
Hoewel de situaties op werven waarbij deze factor een rol van betekenis kan spelen allicht zeldzaam zijn, is het vanuit het standpunt van risicoanalyse wel belangrijk om telkens deze vraag te stellen. Brandstof Alle voorschriften bevatten een reeks punten in verband met de aanwezigheid van brandbare producten op de bouwplaats. Er wordt aandacht besteed aan het beperken van de brandlast en het correct stockeren van de gevaarlijke stoffen. De teksten blijven echter vrij algemeen op dit punt. Er worden bv. te weinig vragen gesteld over de aard van de brandlast (bv. houten planken of zagemeel), en de hoeveelheden (bv. hoeveel per m²?) en de relatie met de planning (bv. wanneer zijn er pieken? gelijktijdig over heel de werf?). Meer gerichte vragen naar deze aspecten zijn belangrijk, niet alleen om de kans op het ontstaan van de brand maar ook om de strengheid van de brand te kunnen inschatten. Ontstekingsbronnen Er gaat veel aandacht naar ―Hot work‖ (lassen, slijpen, branden, …), verbrandingsmotoren (hete uitlaat) en elektrische installaties. Het valt echter op dat steeds dezelfde lijstjes opduiken. Deze lijstjes zijn allicht gebaseerd op de ervaring met de meest voorkomende ontstekingsbronnen op bouwplaatsen. Het risico bij deze aanpak is dat men vergeet aandacht te besteden aan andere mogelijke ontstekingsbronnen wat vanuit het standpunt van risicobeheer geen goede aanpak is. Een inspiratiebron voor een ruimer denkkader in verband met ontstekingsbronnen voor brand kan de EN 1127-1 [27] zijn, daarin worden er dertien soorten ontstekingsbronnen onderscheiden voor ontploffingen: -
hete oppervlakken vlammen en hete gassen mechanisch veroorzaakte vonken elektrische installaties elektrische circulatiestromen, kathodische corrosiebescherming statische elektriciteit blikseminslag elektromagnetische velden binnen het bereik van de frequenties van 9 kHz tot 300 GHz elektromagnetische straling binnen het bereik van de frequenties van 300 GHz tot 3 x 106 GHz en/of golflengten van 1000 μm tot 0,1 μm (optisch spectrumgebied) 56
-
ioniserende straling ultrageluid adiabatische compressie, drukgolven, stromende gassen chemische reacties
De nodige energie voor brand en explosie verschilt sterk, deze lijst kan dus niet zonder meer toegepast worden op brand. Smeulende branden Dat brand kan uitbreken enige tijd na het beëindigen van de werken wordt wel opgemerkt in de regels van goede praktijk. NFPA [9] vraagt in de laatste editie (2009) een nabewaking van 2 uur terwijl de vorige editie net zoals de JCoP [3] een nabewaking van 1 uur vraagt. Het organiseren van een nabewaking is overigens opnieuw een punt dat moet voorzien worden tijdens de ontwerpfase. Dan kan bekeken worden voor welke werken dit wenselijk is en kan hiervoor een post in het budget voorzien worden.
3.5.3 Strengheid van brand De besproken teksten besteden nauwelijks aandacht aan de strengheid van de brand terwijl de verwachte strengheid van de brand een invloed heeft op de keuzes voor de brandbeveiliging. Bv. wanneer men een snel evoluerende brand verwacht, dan zal bv. een snelle detectie en repressie nodig zijn samen met goede evacuatiemogelijkheden. Door de voortdurend veranderende omstandigheden op bouwplaatsen is een wetenschappelijke analyse van de te verwachte strengheid van brand geen haalbare kaart in de praktijk. Een bewustmaking van de verantwoordelijken voor de risicoanalyse en een ruwe inschatting van de mogelijke strengheid van brand voor de meest kritische plaatsen en fasen van een bouwproject, is echter een minimum. In de opleiding van deze verantwoordelijken moet dan ook aandacht besteed worden aan bv. -
De verschillende brandcurves De invloed van de ventilatiefactor De invloed van de kρc-factor
3.5.4 Mogelijke gevolgen In verband met het beperken van de mogelijke gevolgen van een brand beperken de besproken teksten zich tot algemeenheden, terwijl er enkele factoren zijn die relatief goed kunnen ingeschat worden. Mogelijk aantal slachtoffers Voor de meeste bouwwerken heeft men een goed zicht op het aantal personen dat zal aanwezig zijn op de werf in een bepaalde fase en op een bepaalde plaats. Voor grotere werken wordt het aantal ―resources‖ opgenomen in de projectplanning. (zie ook 5.7 ) Bij de voorbereiding van de werken wordt aandacht besteed aan het afvlakken van deze ―resources‖ om onmogelijke pieken en schommelingen in de personeelsbezetting van de werf te voorkomen. Op basis van deze gegevens is het m.a.w. mogelijk om de evacuatiemogelijkheden te begroten in aantal en omvang.
57
In praktijk beperkt men zich vaak tot de eis om de trappen mee op te trekken met het opgaande bouwwerk. Daarbij gaat men er impliciet of onbewust vanuit dat de bezetting op de werf kleiner of gelijk zal zijn dan deze van het uiteindelijke bouwwerk. Dit uitgangspunt kan leiden tot gevaarlijke situaties. Zeker in de laatste weken voor de opening kan de densiteit van werknemers hoog oplopen. Bovendien zijn deze laatste weken vaak zeer hectisch omdat bij uitstek hier de achterstand op de planning tot uiting komt. Een tweede aspect voor de veiligheid van personen is de veiligheid van de hulpdiensten. Onder andere NFPA [9] en JCoP [3] besteden hier aandacht aan. Er wordt overleg met de hulpdiensten gevraagd, regelmatige bezoeken aan de werf door de hulpdiensten, enz. Deze bezoeken moeten de hulpdiensten vertrouwd maken met de evoluerende omstandigheden en de lay-out van de werf. Mogelijke materiële schade Afhankelijk van de fase en de aard van de werken, kan de mogelijke materiële schade zeer hoog oplopen tot het totaal verlies van het bouwwerk in uitvoering plus mogelijke schade aan de omgeving. In bepaalde fasen is de brandbeveiliging immers beperkt en zijn er bijvoorbeeld nauwelijks hindernissen voor brandvoortplanting door rookverspreiding en straling. In combinatie met een gebrekkige detectie van brand en dito interventiemogelijkheden zorgt dit voor een hoog risico. Mogelijke schade – gemeenschappelijke factoren Factoren die zowel voor grotere schade op menselijk vlak als op materieel vlak kunnen zorgen, zijn o.a.: Laattijdig ontdekken van brand Gebrekkige interventiemogelijkheden Gebrekkige passieve brandbeveiliging door onvoltooide weerstand tegen brand: Gebrek aan compartimentering Mechanische respons van een onafgewerkte constructie: nog niet beschermde staalconstructies, welfsels zonder druklaag, onvolledig uitgehard beton, enz. In het volgende hoofdstuk worden mogelijke beveiligingsmaatregelen voor deze factoren besproken.
58
4
Brandbeveiliging
Het doel van dit hoofdstuk is om een overzicht te geven van punten waarin de brandbeveiliging van een werf verschilt van de meer permanente situatie na het bouwen. Het is vooral belangrijk bij een risicoanalyse van de brandveiligheid tijdens het bouwen om zich bewust te zijn van deze verschillen. Dit hoofdstuk heeft zeker niet de ambitie om volledig te zijn in het beschrijven van mogelijke verschillen en voorbeelden, maar wel om de juiste denkpistes aan te geven. Bouwen of verbouwen is per definitie een proces met vele variabelen eigen aan één bepaald project, zodat volledig zijn uitgesloten is. Het onderscheid tussen nieuwbouw en verbouwen is bij deze bedenkingen belangrijk. Het hoofdstuk is opgebouwd rond de 3 groepen van brandbeveiligingsmaatregelen, namelijk passieve, actieve en organisatorische maatregelen. Een goede brandbeveiliging bestaat steeds uit een evenwichtige combinatie van maatregelen uit deze 3 groepen.
4.1 Passieve brandbeveiliging 4.1.1 Nieuwbouw Zowel de stabiliteit bij brand als de compartimentering wordt geleidelijk gerealiseerd tijdens het bouwen. Stabiliteit Voor stabiliteit bij brand van bouwelementen en constructies zijn er test- en rekenmethodes beschikbaar. Wat de stabiliteit bij brand van een bouwelement of constructies in wording is, is echter een vraagteken. Een paar voorbeelden: -
Hoe zal een vloer met voorgespannen welfsels en een pas gestorte druklaag zich gedragen bij brand? De stabiliteit van een nog niet beklede staalconstructie kan ingeschat worden, maar de berekeningsnota‘s worden enkel opgemaakt voor de afgewerkte constructie. Berekeningsnota‘s voor de half afgewerkte constructie worden niet opgesteld.
De onzekerheid over de stabiliteit bij brand is tijdens het realiseren van een constructie m.a.w. veel groter dan bij een afgewerkte constructie. Zonder meer rekenen op de stabiliteit bij brand die de uiteindelijke constructie zal geven, kan men niet. Compartimentering Men kan dezelfde bedenking formuleren voor de compartimentering, maar er zijn extra elementen die hieraan moeten toegevoegd worden, zoals: -
Het brandwerend afdichten van openingen rond leidingen kan pas in een laat stadium gebeuren. Deze werken zijn meestal gesitueerd naar het einde van het plaatsen van de technische installaties en de aanvang van de afwerking. Voor deze fase kan men niet rekenen op afgedichte openingen. Hetzelfde geldt voor technische kokers, waar men er eveneens moet vanuit gaan dat deze als schouw kunnen functioneren voor de afwerkingsfase.
59
-
Hoewel sommige codes van goede praktijk aandringen op het zo vroeg mogelijk plaatsen van brandwerende deuren en poorten tijdens het constructieproces, lijkt dit niet realistisch in een werfsituatie. Brandwerende deuren en poorten kunnen slechts geplaatst worden en correct hun functie vervullen als de afwerking er rond gerealiseerd is, bv. de vloerbekleding. Verder zijn deze deuren en poorten gevoelig voor mechanische beschadigingen en het risico daarop is veel groter tijdens het bouwen en de afwerkingsfase.
De conclusie is dus analoog met de stabiliteit bij brand: men kan niet zonder meer rekenen op een compartimentering van de werf. Afstandsregels of scheiding Naast de compartimentering met brandmuren en –deuren, kan men de uitbreiding van een brand beperken of remmen door o.a. een bepaalde afstand te respecteren tussen materialen opgeslagen op de bouwplaats en het bouwwerk. Indien het bouwterrein voldoende groot is, is een scheiding door afstand van gestockeerde producten, werfateliers, kantoren, enz. uiteraard een goede maatregel. De codes van goede praktijk geven richtwaarden voor dergelijke afstanden of men kan op basis van berekeningen (stralingswarmte) afstanden bepalen. Evacuatie Het correct afstemmen van de evacuatiemogelijkheden op het aantal personen is de eerste vereiste voor een vlotte evacuatie. Zoals eerder aangehaald is het optrekken van de definitieve trappen samen met het bouwwerk een vaak voorgeschreven en toegepaste maatregel. Wanneer dat echter onvoldoende blijkt, moet er gezocht worden naar bijkomende mogelijkheden, zoals stellingtrappen opgesteld buiten het bouwwerk of in atria in het gebouw. Zeker voor hogere bouwwerken kan men overwegen de evacuatie en interventie te laten verlopen via de bouwliften met een noodstroomvoorziening. Signalisatie en verlichting (nood- en veiligheidsverlichting) worden in alle voorschriften aangehaald. Het verschil met de definitieve situatie ligt vooral in de noodzaak om dit mee te laten evolueren met de bouwwerken. Dit is eerder een organisatorische dan een technische uitdaging. Een laatste bedenking gaat over het rookvrij houden van evacuatiewegen. Zeker voor de interne trapkokers stuit men hier op de technische beperkingen van een werfsituatie zoals bij het compartimenteren. Voor rookvrije evacuatiewegen zal men eerder moeten denken in de richting van buitentrappen of interne trapkokers die ver genoeg van mekaar verwijderd zijn.
4.1.2 Verbouwen Waarin verschilt het verbouwen van nieuwbouw wat betreft stabiliteit en compartimentering? Stabiliteit Verbouwen betekent vaak het gedeeltelijk demonteren of slopen van een constructie. Bv. het wegnemen van de brandwerende bekleding van een constructie. Dit kan niet alleen de stabiliteit van de constructie in de werfzone beïnvloeden. Het risico op voortschrijdende instorting, voorbij de scheiding tussen de werf en het deel in gebruik, wordt vergroot. Denk bv. aan de grondige vernieuwing van een verdieping in een kantoorgebouw (zie 3.3.26 ) waarbij het best denkbaar is dat men de brandwerende bekleding van de staalstructuur vernieuwt en zo de stabiliteit bij brand van de hele toren in gevaar brengt. 60
Denkpistes om dit soort situaties te voorkomen: als men dit detecteert in de projectfase kan men de planning en de uitvoeringsmethode aanpassen. Eventueel kan men op basis van bijkomende stabiliteitsberekeningen bij brand de werken in fasen te laten verlopen, waarbij een voldoende groot deel van de constructie beschermd blijft. Het detecteren van dit probleem tijdens de uitvoering zal onvermijdelijk tot grotere problemen leiden door de impact op de uitvoeringstermijn en andere bijkomende kosten. Op deze manier is dit een mooie illustratie van hoe belangrijk het principe van ―veiligheidscoördinatie bij ontwerp‖ kan zijn. Compartimentering Nagenoeg alle voorschriften besteden enige aandacht aan de scheiding tussen de werfzone en de rest van het gebouw. Net zoals bij het vorige punt, kan de compartimentering tussen beide zones aangetast worden door de werken. Denk bv. aan doorvoeringen voor technische installaties, namelijk het demonteren van oudere doorvoeringen of het realiseren van nieuwe. Mits men zich bewust is van het probleem, is het behouden van de compartimentering vaak oplosbaar. Evacuatie Bij verbouwen is een evaluatie van de evacuatiemogelijkheden van beide zones (werf en normaal) noodzakelijk. Men kan zich de vraag stellen of beide zones afzonderlijk over voldoende evacuatiemogelijkheden beschikken of dat een evacuatie via de andere zone nodig blijft. Zeker in het laatste geval moet er aandacht besteed worden aan het aanpassen van de signalisatie in beide zones.
4.1.3 Besluit passieve brandbeveiliging De uitdaging zit vooral in het omgaan met een grote graad van onzekerheid omtrent de passieve brandbeveiliging van een bouwplaats. Het compenseren van het gebrek aan passieve beveiliging door andere beveiligingsmaatregelen zal noodzakelijk zijn.
4.2 Actieve brandbeveiliging Net zoals de passieve brandbeveiliging worden de actieve brandbeveiligingssystemen geleidelijk gerealiseerd tijdens het bouwproces. De actieve systemen worden meestal slechts afgewerkt en in dienst gesteld in de allerlaatste bouwfase. Bij de denkoefening hieronder worden 2 pistes voor ogen gehouden, of het eerder afwerken en in dienst stellen van de definitieve systemen of het plaatsen van tijdelijke systemen specifiek voor de bouwfase.
4.2.1 Nieuwbouw Melding, waarschuwing en alarm Melding: technisch zijn er voldoende eenvoudige oplossingen (telefoonlijn, gsm, …), dit is vooral organisatorisch een uitdaging daarom zie 4.3 . Waarschuwing: het automatisch detecteren van het begin van brand op een bouwplaats is wel degelijk een technische uitdaging. Als er al een detectie-installatie voorzien is voor het afgewerkte bouwwerk, dan wordt deze meestal in de allerlaatste fase in dienst gesteld. De reden hiervoor is onder meer de gevoeligheid van de meeste detectoren voor vervuiling.
61
In het themanummer over ―Construction Fire Safety‖ van ―Fire Protection Engineering‖, meerbepaald het artikel ―Fire Detection and alarm systems in building under construction‖ [28] bespreekt de auteur onder andere de mogelijkheden van het vroegtijdig installeren van het detectiesysteem. Het probleem van vervuiling tijdens de bouw blijkt vaak tot problemen te leiden zodat er in de ―National Fire Alarm Code‖ [29] zelfs een clausule wordt voorgesteld om betwistingen te voorkomen. Uit praktijkervaring met werven in België blijkt dat installateurs van branddetectiesystemen inderdaad de detectoren van beschermkappen voorzien tot net voor de indienststelling van het systeem. Dat in dienst stellen gebeurt wanneer mogelijk vervuilende werken achter de rug zijn, met andere woorden in de laatste dagen voor de opening. Naar analogie hiermee zal men vaak bij verbouwingen het deel van de branddetectie installatie in de werfzone buiten dienst zetten en de detectoren beschermen tegen vervuiling. Bij verbouwen heeft men echter wel de mogelijkheid om bv. tijdens de nacht en de weekends het systeem te activeren. Op die manier zou men tijdens de werkuren kunnen rekenen op detectie door de aanwezige personen en buiten de werkuren een beroep kunnen doen op het automatisch systeem. Voor nieuwbouw zal een manier om specifiek tijdens het bouwen tijdig het begin van brand te ontdekken, moeten gevonden worden. Ook hier kan men denken aan manuele detectie en/of automatische detectie. Op het ontdekken van brand door personen gaan we verder in onder 4.3 . Voor automatische detectie moet het tijdelijke systeem aan enkele criteria voldoen: Bestand zijn tegen de specifieke omgevingsfactoren van een werf zoals temperatuur, luchtvochtigheid, luchtcirculatie, mechanische beschadiging, stof of andere producten die de werking van een detectiesysteem kunnen verstoren. Praktisch haalbaar, zoals eenvoudig te installeren en beheren, flexibel om aanpassingen aan de evolutie van de werf mogelijk te maken. Economisch verantwoord bv. herbruikbaar op meerdere projecten. Het eerder geciteerde artikel uit ―Construction Fire Safety‖ [28] suggereert in dit verband als oplossing o.m. het gebruik van een lineaire thermische detectie. Technisch en praktisch zijn er alvast enkele argumenten in het voordeel van zo‘n oplossing: -
relatief goed bestand tegen de omgevingsfactoren in deze omgeving minder kans op valse alarmen dan rookdetectie vrij eenvoudige plaatsing (minder kritisch qua installatieregels dan puntdetectoren)
De keuze van de technologie zal echter geval per geval moeten gebeuren. Een paar voorbeelden: Bij het bouwen van een kantoorgebouw zal het afwerken van het plafond problemen geven voor de tijdelijke detectie. In een industriegebouw daarentegen kan een detectiekabel onder de hoofdbalken waarschijnlijk tijdens de hele duur van de werken (en eventueel ook nadien) ongehinderd blijven hangen. Bij het boren van een tunnel (bv. Diaboloproject) zou men een detectiekabel kunnen ―afrollen‖ samen met de andere nutsleidingen die de boormachine volgen. Andere detectietechnologiën die vaak buiten gebruikt wordt, kunnen geschikt zijn voor bepaalde werven, zoals detectie met camera‘s of UV/IR-vlamdetectoren.
62
Aandachtpunten blijven: -
-
De identificatie van de plaats van detectie op de centrale: het vraagt een goede organisatie om de informatie op de detectiecentrale op een duidelijke manier te laten overeenstemmen met een zone van de werf. De mogelijke beschadiging van detectoren en valse alarmen door bepaalde werken. De overgang van het tijdelijke systeem naar het definitieve systeem moet correct gepland worden, niet alleen technisch maar ook organisatorisch. Het financieel – economisch aspect dat niet verder onderzocht is in deze scriptie.
Alarm (evacuatiesignaal): Net zoals voor de melding zijn er voor het alarmsignaal technisch voldoende eenvoudige oplossingen en is dit vooral organisatorisch een uitdaging daarom zie 4.3 . Technische oplossingen zijn onder andere: Installatie van elektrische sirenes bv. aan de trappenhallen of de bouwlift Handsirene of persluchtclaxon (indien de werf niet te groot is) Blusmiddelen Men kan dit indelen in 2 groepen: -
Tijdelijke blusmiddelen specifiek geplaatst voor de werf zoals brandblussers of een droge stijgleiding. o Brandblussers: het voorzien van voldoende brandblussers van het juiste type (aangepast aan het risico en de omgevingsfactoren) is geen technisch probleem meer. De uitdaging is opnieuw eerder organisatorisch, zie 4.3 . o Droge stijgleiding: zeker bij werven met grote hoogteverschillen of horizontaal uitgestrekte werven met moeilijker bereikbare delen voor brandweervoertuigen, kan het plaatsen van een droge voedingsleiding voor brandweerslangen een interventie vergemakkelijken. Aandachtspunten: een goed bereikbaar en gesignaleerd voedingspunt voor het systeem, voldoende aansluitpunten op de werf, het juiste type koppeling in overleg met de brandweer. Deze oplossing wordt in verschillende codes van goede praktijk vermeld, zowel als tijdelijk systeem, als het gefaseerd plaatsen van de definitieve leiding. Deze laatste oplossing is uiteraard economisch interessanter. - Definitieve systemen die gefaseerd in gebruik worden genomen zoals een droge stijgleiding of sprinklers In het themanummer over ―Construction Fire Safety‖ meerbepaald de artikels ―Supplying water for high-rise construction projects‖ [30] en ―Fire sprinkler systems during construction‖ [31] worden enkele tips gegeven. Wat sprinklers betreft vraagt NFPA 241 bv. ―8.7.3.1* If automatic sprinkler protection is to be provided, the installation shall be placed in service as soon as practicable.‖ Dit is echter niet zo eenvoudig te realiseren. o
o
Men moet zich er bewust van zijn dat dergelijke opbouw aan dezelfde beperkingen onderhevig zal zijn als elke gedeeltelijke sprinklerinstallatie, zoals de onmogelijkheid om een brand die in de niet gesprinklerde zone begint, te controleren. Beslissen wanneer een deel van de installatie in dienst kan gesteld worden is niet zo eenvoudig: De voeding van installatie (waterbevoorrading, pompen, …) moet afgewerkt zijn. Elk deel moet beschikken over een eigen controlepost. 63
Het alarm met doormelding zou eveneens operationeel moeten zijn om te vermijden dat een sprinklersysteem uren lang water blijft sproeien. Voor natte systemen moet men vorstgevaar kunnen uitsluiten. De werken moeten voldoende ver gevorderd zijn om beschadiging van de sprinklerkoppen te voorkomen. Vooral sprinklers met glazen ampul met kleinere diameter (bv. ESFR) zijn gevoelig voor mechanische beschadiging. Het artikel suggereert zelfs dat de glazen ampul weken of maanden na de beschadiging kan breken. Dit brengt ons bij de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid bij waterschade of bij slecht functioneren. De meeste installateurs willen hun installatie om die redenen pas in dienst stellen als de werken nagenoeg afgerond zijn. Voor die tijd laten ze bv. de beschermkappen over de sprinklerkoppen zitten.
De waterbevoorrading via een droge of natte leiding moet correct opgebouwd worden. Een goede referentie in dit verband is NFPA 14 [32]. Enkele aandachtspunten: o o o o o
vorstgevaar voor natte systemen; de nodige waterdruk voor hoge gebouwen; open staande kranen bij manuele droge systemen; de persluchtdruk die kan vrijkomen bij semi-automatische droge systemen, een probleem dat toeneemt met de hoogte van het systeem; de waterslag bij het voeden van droge systemen, opnieuw belangrijker bij hoge systemen waar de vereiste pompdruk hoger is.
Rook- en warmteafvoer Rook- en warmteafvoersystemen kunnen om technische redenen pas na de ruwbouw en het voltooien van een deel van de afwerking en de technische installaties geplaatst en in dienst gesteld worden. Ze zijn bovendien voor hun goede werking afhankelijk van de afwerking van andere werken zoals dichtheid van het gebouw, rookcompartimentering, detectie. Men kan m.a.w. niet rekenen op de aanwezigheid van een goed functionerend RWAsysteem tijdens de bouwwerken.
4.2.2 Verbouwen Vanuit technisch standpunt stelt het in dienst houden bij werken van actieve brandbeveiligingssystemen dezelfde problemen als bij nieuwbouw. Zie wat dat betreft het vorige punt waar enkele aspecten in verband met verbouwen reeds aan bod kwamen. Het belangrijkste punt bij verbouwen is een goede coördinatie tussen de werfzone en de zone in gebruik. Het moet op elk moment duidelijk zijn op welk systeem men al dan niet kan rekenen voor elke zone en wat in voorkomend geval de compenserende maatregelen zijn. Het volgende punt gaat hier verder op in.
64
4.3 Organisatie van de brandveiligheid Zowel passieve en actieve brandbeveiliging zijn tijdens het (ver)bouwen aan belangrijke beperkingen onderhevig. Om deze beperkingen op te vangen zal een goede organisatie noodzakelijk zijn.
4.3.1 Nieuwbouw Wie doet wat? De zorg voor brandveiligheid op een bouwplaats is een taak die thuis hoort op een overkoepelend niveau. Individuele aannemers kunnen eventueel zorgen voor bijkomende beveiliging bij specifieke werken, maar de basis brandbeveiliging moet overkoepelend georganiseerd worden. De richtlijn TMB vangt dit grotendeels op via de veiligheidscoördinator, die daarom niet zelf de volledige taak op zich moet nemen, maar wel moet zorgen dat de gepaste organisatie zowel in project- als in uitvoeringsfase tot stand komt. Hoe zo‘n organisatie er kan uitzien, wordt uiteengezet in zowel NFPA 241 – punt 7 [9] als de JCoP – punt 6 [3]. (zie ook 3.2.1 en 3.2.2 ) Deze punten bevatten een lijst van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden die een goede aanvulling zijn op de taken die in de welzijnswetgeving en het K.B. TMB worden beschreven. De combinatie van deze 3 referenties levert voldoende elementen op voor een degelijke organisatie. Welke bron men ook als basis wil gebruiken, de volgende punten zijn essentieel: -
het aanstellen van een verantwoordelijke persoon, waarvan de verantwoordelijkheden vastgelegd worden, gekoppeld aan bevoegdheden om op te treden; het opstellen van een programma of plan voor de brandveiligheid in projectfase; het uitvoeren en waar nodig aanpassen van dit programma tijdens de uitvoering; communicatie en overleg met alle betrokken partijen, zowel op de bouwwerf als met externe partijen zoals de brandweer en de bevoegde overheid; actief toezicht op alle brandbeveiligingsmaatregelen: opvolging van de uitvoering, het onderhoud, de controle, enz.; zorgen voor informatie, opleiding, promotie over deze maatregelen; voor grotere werven: het samenstellen van een ploeg van verschillende medewerkers.
Organisatorische maatregelen Als aanvulling op de beknopte lijst hierboven: -
-
opstellen van een noodplan, waarin onder andere de hieronder opgesomde punten worden verwerkt; opstellen van beknopte duidelijke instructies voor iedereen op de werf. Dit is niet zo eenvoudig als men op het eerste zicht zou denken. Op de meeste werven vindt men werknemers van verschillende nationaliteiten, taal en cultuur. Niet alle werknemers blijven gedurende langere tijd op 1 project. Bepaalde gespecialiseerde ploegen komen slechts voor enkele dagen naar de werf. In deze omstandigheden is het geen sinecure om de essentiële veiligheidsinstructies aan iedereen duidelijk maken en zich ervan te vergewissen dat ze goed begrepen zijn. Melding: o duidelijk vastleggen wie de brandweer verwittigt, in welke omstandigheden, met welke middelen, om tijdverlies te voorkomen; o vooraf een type boodschap voor de melding opstellen is een goede maatregel; 65
―wie de melding doet‖ vraagt de nodige overweging: deze persoon moet steeds snel beschikbaar zijn en de afgesproken procedures goed kennen; bij werken in meerdere ploegen moet een overdracht georganiseerd worden tussen de ploegen; indien bij wijze van spreken iedereen de brandweer mag verwittigen, kan men tot een situatie komen waar iedereen denkt dat iemand anders dit al gedaan heeft. Alarm (evacuatiesignaal): o duidelijk vastleggen wie de beslissing tot evacuatie mag nemen, voor het alarm kunnen en mogen dat meerdere personen zijn, in gevaarlijke omstandigheden (bv. de mogelijkheid tot een zeer snel evoluerende brand) is het niet ongewoon om iedereen de toestemming te geven om het evacuatiesignaal te starten; o zorgen voor de nodige middelen om iedereen op de werf te kunnen bereiken, rekening houdend met het lawaai op de werf, de uitgestrektheid, enz. Organisatie van de eerste interventie: o zorgen voor voldoende opgeleide personen gedurende de volledige uitvoeringstermijn van de werken: dit vergt goede afspraken (coördinatie) tussen alle betrokken partijen, de ploeg kan samengesteld zijn uit medewerkers van meerdere bedrijven, gezamenlijke oefeningen zijn in dat geval aangewezen; o plaatsing en onderhoud van blusmiddelen: de basisvoorzieningen moeten overkoepelend georganiseerd worden, vermits de blusmiddelen zullen evolueren in aantal en plaats met de werf en rekening houdend met mogelijke beschadigingen tijdens de werken is een regelmatige opvolging nodig, het aanstellen van een verantwoordelijke die dit dagelijks opvolgt (bv. te combineren met de opvolging van de signalisatie, evacuatiewegen, enz.) is noodzakelijk. Organisatie van de evacuatie: o zorg voor voldoende, vrije, goed gesignaleerde evacuatiewegen; o informatie voor de aanwezigen; o organisatie van evacuatieoefeningen; o aangeduide verzamelplaats(en); o registratie van aanwezigen: Het registreren van wie op de werf aanwezig is om bij een evacuatie te kunnen nagaan of iedereen de werf veilig verlaten heeft, is in de praktijk een hele uitdaging. (zelfs voor vele bedrijven in normale omstandigheden is dit niet eenvoudig) Toch is het essentieel in verband met de interventie van de brandweer. Wanneer men zeker is dat de werf volledig ontruimd is, moeten er geen, vaak gevaarlijke, ―search & rescue‖-operatie uitgevoerd worden. Brandweer interventie: o onthaal en begeleiding van de brandweer: afspraken maken rond de plaats(en) waar de brandweer de werf kan bereiken en zorgen voor een begeleider die de brandweer bij aankomst correcte informatie kan geven over de situatie op de werf. In NFPA 241 [9] spreekt bv. in punt 7.5 van een ―command post‖ waar alle nuttige informatie beschikbaar is en waar de verantwoordelijke voor de brandveiligheid de brandweer kan informeren; o toegankelijkheid: zowel voor voertuigen als personeel; o kennis van de situatie: bv. door regelmatige bezoeken door de brandweer, bijgewerkte situatieschema‘s, enz. o
-
-
-
-
66
4.3.2 Verbouwen Bij verbouwen kan men het schema van het vorige punt overnemen, met echter enkele belangrijke bijkomende punten: -
de coördinatie van het geheel met de bestaande organisatie van het bedrijf waar de werken doorgaan; het eventueel aanpassen van de bestaande organisatie aan de werfsituatie, zoals een aangepast evacuatieplan voor het deel dat in gebruik blijft.
4.4 Synthese brandbeveiliging Door de beperkingen waaraan vooral de passieve en actieve brandbeveiliging onderhevig is tijdens het (ver)bouwen, is een degelijke organisatie onontbeerlijk. Het aanduiden van een verantwoordelijke voor de brandveiligheid van een project met de nodige verantwoordelijkheden en bevoegdheden is belangrijk. Hoe eerder deze persoon bij het project betrokken wordt (best tijdens het ontwerp), hoe groter zijn kans op slagen met een minimum aan kosten.
67
5
Praktische aanpak
5.1 Waarom controlelijsten? Welke risicoanalyse methode is het meest geschikt om de brandveiligheid op bouwplaatsen te beoordelen? Of aan welke criteria moet zo‘n risico analyse methode voldoen? [33] Een eigenschap van bouwwerken is, dat ze in tegenstelling tot een operationeel gebouw, letterlijk van dag tot dag evolueren. Het volstaat met andere woorden niet om eenmalig de risico‘s te analyseren voor het bouwwerk. De analyse zal moeten herhaald worden voor elke belangrijke fase van het bouwproces. Dit betekent dat tijdrovende, arbeidsintensieve risicoanalyse methodes niet praktisch bruikbaar zijn. Enkele voorbeelden hiervan: FRAME: is geschikt voor de meeste bouwwerken. De methode is immers ontworpen voor gesloten gebouwen. Verder wordt de methode toegepast per compartiment. Gewoonlijk wordt de berekening gemaakt voor de meest ongunstige compartimenten. Tijdens bouwwerken is er vaak geen sprake van compartimenten, die zijn immers nog in opbouw. Bovendien zijn de meeste parameters die in deze methode verwerkt zijn, eigen aan een operationeel gebouw. Een goede analyse van 1 compartiment kost gewoonlijk 3 à 4 uur. Kortom niet geschikt voor deze toepassing. ISO/TS 16732 en 16733 zijn indien de volledige werkwijze wordt gevolgd, te complex en tijdrovend voor bouwwerken en vragen een hoge graad van deskundigheid in de toepassing. Op zich is dit dus niet de beste keuze, maar de methode kan wel dienen om andere methodes te toetsen op hun volledigheid, wat hier dan ook wordt gedaan. HAZOP is ontwikkeld voor het beoordelen van chemische (of gelijkaardige) processen. Bij een HAZOP is het risico op brand en explosie een deel van de risico studie van het proces. De methode op zich is echter niet aangepast om brandrisico‘s te analyseren. Brandrisico‘s laten zich niet zomaar als proces beschrijven. FMEA (of FMECA) onderzoekt de faalwijzen van een systeem door het falen van componenten te beschouwen. Met andere woorden niet geschikt voor brandveiligheid in het algemeen. De huidige kwantitatieve risicoanalyse methodes voor brand zijn vaak grove benaderingen. De oorzaak hiervan ligt onder andere in het gebrek aan degelijk cijfermateriaal om statistisch het fenomeen brand te beschrijven. Ook voor technisch cijfermateriaal stuit men algauw op de beperking van formules opgesteld op basis van experimenten met een beperkt geldigheidsgebied of anderzijds complexe en rekenintensieve computermodellen. Een kwantitatieve risico beoordeling is momenteel voor bouwwerven dus geen haalbare kaart. Momenteel wordt bij veiligheidscoördinatie voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen vaak de methode van Kinney gebruikt. Bij deze methode wordt het risico gekenmerkt door 3 elementen: -
Blootstellingsfrequentie Waarschijnlijkheid dat het risico zich voordoet Ernst van de schade als het risico zich voordoet
B W E
Waarvan het product -
de risicoscore geeft:
R=B *W *E
68
Deze methode lijdt in de praktijk aan een te grote eenvoud waardoor ze vaak misbruikt wordt. De risicoscore wordt al te vaak gezien als een absolute waarde terwijl het niet meer dan een subjectieve inschatting is. De subjectiviteit wordt nog vergroot omdat de methode meestal door een enkeling wordt gehanteerd. In het beste geval geeft dit een relatieve indicatie van een reeks risico‘s onderling. Toch kan de Kinney-methode, indien correct toegepast en bij voorkeur in groep, een nuttig instrument zijn. Ze toepassen op brand heeft weinig zin omdat de verschillende factoren nauwelijks in te schatten zijn voor brand. Een andere valkuil bij het gebruik van Kinney is dat het scenario waaraan de opsteller denkt bij het bepalen van de waarde van de factoren meestal niet gecommuniceerd wordt. Men zou voor eenzelfde risico verschillende scenario‘s moeten identificeren en per scenario een Kinney-berekening uitvoeren. [34] Toch is er nood aan een aangepaste risicoanalyse methode en dat niet alleen om aan de wettelijke verplichtingen te kunnen voldoen maar eveneens om daadwerkelijk de risico‘s te kunnen reduceren. Vandaar dat deze scriptie een andere methode voorstelt die probeert een gepaste graad van complexiteit en volledigheid te vinden gecombineerd met toepasbaarheid en relevantie voor bouwwerken. Kwantitatieve analyse sluiten we op dit moment uit om de redenen die hiervoor werden aangehaald. Vandaar dat gekozen wordt voor een open gestructureerde vragenlijst, aangepast aan deze context. De voorgestelde vragenlijst gaat uit van een reeks relevante vragen over de ―organisatie en omkadering‖, ―de kans op ontstaan van brand‖, ―de mogelijke strengheid van de brand‖ en ―de mogelijke gevolgen van de brand‖. De vragenlijst vormt zo een denkkader om de brandrisico‘s te beoordelen. In de volgende punten wordt de keuze en de opbouw van deze methode verder gemotiveerd en verduidelijkt.
5.2 Gebruik van controlelijsten Controlelijsten zijn handige hulpmiddelen bij het analyseren van risico‘s, doch het gebruik ervan houdt enkele risico‘s in. De voor- en nadelen van 2 soorten controlelijsten, nl. gesloten & open controlelijsten, worden hieronder besproken.
5.2.1 Gesloten controlelijsten Met gesloten controlelijsten worden die lijsten bedoeld die in detail elk te controleren punt bevatten. Denk bv. aan de controlelijst die piloten gebruiken vóór het opstijgen met een vliegtuig. De antwoorden op de vragen zijn vooraf gedefinieerd, bv. ja/nee of een bepaalde waarde die afgelezen wordt van een meettoestel. Nadelen Het risico van deze controlelijsten is dat bepaalde te controleren punten niet of onvoldoende duidelijk worden opgenomen in de lijst. Niet vermelde punten worden dan ook systematisch niet gecontroleerd. 69
De aard van deze controlelijsten stimuleert de gebruiker bovendien niet om zich te vraag te stellen of niets over het hoofd gezien wordt, eerder integendeel. Voordelen Als de controlelijst correct is opgesteld en gevalideerd kan ze met goede reproduceerbare resultaten worden gebruikt. Het gebruik ervan vergt een minimum aan training of expertise van de gebruiker zelf. Voorwaarden Om een goede gesloten controlelijst op te stellen is voldoende kennis en ervaring nodig van de context waarin men deze wil gebruiken. Van de gebruiker zelf wordt relatief gezien, minder kennis verwacht.
5.2.2 Open controlelijsten Open controlelijsten zijn opgebouwd uit open vragen die als doel hebben een deskundige op een gestructureerde manier aan het denken te zetten. Nadelen Open controlelijsten kunnen enkel gebruikt worden door deskundigen. De kwaliteit van het resultaat is immers recht evenredig met de kwaliteit van de gebruiker of zijn beschikbare tijd en middelen. Voordelen Een open controlelijst geeft een raamwerk of structuur die een deskundige toelaat op een relatief eenvormige wijze te rapporteren over zijn bevindingen. De antwoorden of resultaten worden niet beperkt door de controlelijst zelf. Voorwaarden Een open controlelijst heeft een goede structuur nodig die een deskundige stimuleert om over elk aspect van het te onderzoeken probleem na te denken en desnoods zelf bijkomende vragen te formuleren. Dit vergt een goede verklaring van de achtergrond van de verschillende vragen en een voldoende opleiding en ervaring van de gebruiker. Een van de uitdagingen is het juist doseren van de graad van detail van dergelijke controlelijst. Een te gedetailleerde lijst kost niet alleen veel tijd bij het opstellen, maar vraagt ook veel tijd in gebruik. Bovendien geeft een te grote graad van detail vaak de indruk dat alle aspecten zijn opgenomen in de lijst waardoor het open karakter verdwijnt. Het ander uiterste kan men theoretisch voorstellen door 1 open vraag, zoals ―Is de werf brandveilig?‖. Een praktische controlelijst zal zich ergens tussen deze 2 theoretische uitersten bevinden. (zie Figuur 14 Denkschema - detail - controlelijsten)
70
Figuur 14 Denkschema - detail - controlelijsten
De uiteindelijk keuze van de graad van detail blijft subjectief en hangt mee af van de persoonlijke voorkeur en de manier van werken van de opsteller. De hieronder voorgestelde controlelijst moet dan ook in dit perspectief gezien worden. Het is een raamwerk dat als ambitie heeft zo goed mogelijk alle relevante aspecten af te dekken, maar dat in de praktijk, in functie van de voorkeur van de gebruiker, verder kan gedetailleerd worden of juist algemener kan gemaakt worden.
5.3 Structuur van de controlelijsten De wetgeving schrijft voor dat er zowel in projectfase als in uitvoeringsfase een risicoanalyse wordt uitgevoerd. In de projectfase zijn o.a. de volgende vragen belangrijk: -
-
Kan het ontwerp van het bouwwerk aangepast worden om de brandveiligheid tijdens de uitvoering te verbeteren? (bv. de trappen zo ontwerpen dat ze mee kunnen opgetrokken worden met het gebouw) Kan de uitvoeringsmethode aangepast worden om de brandveiligheid tijdens de uitvoering te verbeteren? (bv. gebruik maken van lijm zonder solventen, schroefkoppelingen in plaats van lassen)
In de uitvoeringsfase zal de aandacht gaan naar het correct toepassen van de vooraf voorgestelde preventiemaatregelen en het aanpassen van de analyse aan de niet voorziene situaties die onvermijdelijk opduiken. De controlelijst zal echter meer dan 1 keer moeten doorlopen worden zowel tijdens projectfase als uitvoeringsfase. Om de brandrisico‘s bij de veranderlijke omstandigheden van bouwwerken te analyseren zal een van de vragen opnieuw moeten gesteld worden voor meerdere fasen en plaatsen van het project. Grote delen van de controlelijst zijn gemeenschappelijk, maar er zijn specifieke aandachtspunten voor ―nieuwbouw‖, ―verbouwen in een zone gescheiden van de operationele zone‖ en ―verbouwen in de operationele zone (niet gescheiden)‖. De vragen zijn verder in 4 hoofdstukken ingedeeld, nl. vragen in verband met de organisatie en de 3 groepen risicofactoren. 71
-
De vragen zijn ingedeeld in functie van de risicofactor waarop ze van toepassing zijn, namelijk de kans op ontsteking (of ontstaan van brand), de mogelijke strengheid van de brand en de mogelijke gevolgen van de brand. Schematisch ziet dat er als volgt uit:
Figuur 15 Schema risicofactoren -
Bij de kans op ontsteking wordt onderzocht wat de brandlast is en welke de ontstekingsbronnen zijn. (zie bespreking hierboven) Bij de strengheid van de brand wordt ingeschat hoe snel een brand zich zou kunnen ontwikkelen en welke temperatuur men zou kunnen bereiken. (cfr. brandcurves) Tot slot worden de mogelijke gevolgen ingeschat. Hoe verder op de schaal van elk van deze assen, hoe hoger het brandrisico. Omdat er niet kwantitatief gewerkt wordt, is dit schema louter indicatief.
5.4 Inspiratie uit ISO/TS 16732 & 16733 De normen ISO/TS 16732 [35] en ISO/TS 16733 [36] beschrijven een gestructureerde werkwijze om brandrisico‘s te analyseren. De beschreven methode is echter te uitgebreid om ze toe te passen op de voortdurend evoluerende situatie op bouwwerven. Toch is het nuttig om bij wijze van kwaliteitscontrole na te gaan of de hier beschreven aanpak met controlelijsten de verschillende stappen en aspecten die in deze normen worden aangehaald bevatten of niet. Niet gedekte aspecten kunnen eventueel door aanpassingen aan de lijst of door gebruiksinstructies opgevangen worden.
72
ISO/TS 16732 vat in ―Figure 1 – Fire risk management flow chart‖ de aanpak samen. De controlelijst hoort in dit schema thuis in het vak ―Fire risk assessment‖. We overlopen de verschillende vakken en hun relatie met de controlelijst.
Figuur 16 Fig.1 uit ISO/TS 16732
Objectives and acceptance criteria De doelstellingen en de aanvaardbaarheidscriteria moeten vóór elke risicoanalyse vastgelegd worden. Over de doelstelling ―personen beschermen‖ zal alleen al omwille van de reglementaire verplichtingen weinig discussie ontstaan. Bijkomende doelstellingen zoals het beperken van materiële schade bij een incident bv. omwille van bedrijfscontinuïteit moeten vooraf wel duidelijk gemaakt worden. De keuze van de doelstellingen zal mee de aanvaardbaarheid van bepaalde risico bepalen. Een voorbeeld: als bedrijfscontinuïteit meespeelt, zal een scenario waarbij iedereen veilig de werf kan verlaten, waarna het bouwwerk verloren mag gaan, niet aanvaardbaar zijn. Initial design specification (or revisions to …) Het ―design‖ gaat binnen de context van de richtlijn TMB niet alleen over het afgewerkte bouwwerk, maar ook over de werfsituatie. Bij de veiligheidscoördinatie in projectfase moet immers aandacht besteed worden aan de mogelijkheid tot veilig realiseren van het bouwwerk. Indien nodig wordt het technisch ontwerp van het gebouw of de organisatie van de werf aangepast om veilig bouwen mogelijk te maken. Elke aanpassing in het ―ontwerp‖ wordt opnieuw beoordeeld.
73
Fire risk assessment De controlelijst heeft wel als doel risico‘s te identificeren en te evalueren op een ―kwalitatieve‖ (niet kwantitatieve) manier. Fire risk acceptance and fire risk communication De ingevulde controlelijst kan dienen als ondersteuning bij het aanvaarden van risico‘s (al dan niet mits bijkomende maatregelen) en als communicatiemiddel over de risico‘s en de geselecteerde maatregelen en de restrisico‘s. Figuur 2 uit ISO/TS 16732 verduidelijkt het vak ―Fire risk estimation‖ uit de bovenstaande figuur en verwijst naar ISO/TS 16733 in verband met de ―fire scenarios‖.
Bij elke risicobeoordeling is het belangrijk om duidelijk de scenario‘s te beschrijven die gehanteerd werden bij de beoordeling. In de controlelijst hieronder stellen we voor om dit op te vangen door een extra kolom toe te voegen, om waar dit relevant is, te kunnen verwijzen naar een bepaald scenario. Omdat we ons beperken tot een kwalitatieve analyse wordt het schema uit de figuur hiernaast niet volledig gevolgd en uitgewerkt. De basisredenering erachter is echter wel van belang, namelijk per context (voor een bouwplaats bv. bouwfase en plaats), de gevaren identificeren en scenario‘s uitwerken, selecteren en beoordelen. Wat zo‘n scenario kan inhouden, wordt duidelijker uitgelegd in de ISO/TS 16733. Bij het omzetten van deze scriptie in opleiding is het zeker nuttig om de hoofdlijnen van ISO/TS 16733 die hieronder worden weergegeven toe te lichten. De kwantitatieve aspecten laten we achterwege. Figuur 17 Fig.2 uit ISO/TS 16732
74
Figuur 1 vat de methodologie samen,
Figuur 18 Fig.1 uit ISO/TS 16733
die in 10-stappen wordt uitgewerkt: Step 1 — Location of fire Step 2 — Type of fire Step 3 — Potential fire hazards Step 4 — Systems and features impacting on fire Step 5 — People response Step 6 — Event tree Step 7 — Consideration of probability Step 8 — Consideration of consequence Step 9 — Risk ranking Step 10 — Final selection and documentation Op basis van deze 10 stappen worden ―design fires‖ geselecteerd die als input kunnen dienen voor een ontwerp.
75
5.5 Inspiratie uit NFPA 550 NFPA 550 [37] ―Guide to the Fire Safety Concepts Tree‖ is een andere nuttige bron om na te gaan of de controlelijst volledig is. Onder punt ―1-2 Scope and Application‖, staat dat deze ―concepts tree‖ onder meer bedoeld is als hulpmiddel bij het identificeren van lacunes en overlappingen in een brandbeveiligingsstrategie: ―It can identify gaps and areas of redundancy in alternative fire protection strategies as an aid in making fire safety decisions.‖ De figuur hieronder geeft het bovenste deel van deze boomstructuur weer. Alle poorten zijn ―OF-poorten‖ tot op dit niveau. Daarmee wordt bedoeld dat niet noodzakelijk alle strategieën samen moeten aanwezig zijn. NFPA 550 nuanceert dit door aan te geven dat de betrouwbaarheid verhoogt bij het combineren van meerdere strategieën.
Fire safety objective(s)
Prevent fire ignition
Control heatenergy source(s)
Control source-fuel interactions
Manage fire impact
Control fuel
Manage fire
Control Combustion process
Suppress fire
Manage exposed
Control fire by construction
Limit amount exposed
Safeguard exposed
Figuur 19 NFPA 550 Top levels of the Fire Safety Concepts Tree
Deze ―Fire Safety Concepts Tree‖ is een van de hulpmiddelen die werden gebruikt om de inhoud van de controlelijst te beoordelen op volledigheid.
76
5.6 Controlelijsten De controlelijsten werd opgesteld in Excel om verschillende redenen: -
De mogelijkheid om de lijst via filters aan te passen aan de omstandigheden. De flexibiliteit bij het invullen en afdrukken van grote tabellen. Eenvoudig aan te passen aan de persoonlijke voorkeur van de gebruiker, bv. rubrieken toevoegen.
Het juiste formaat is voor deze scriptie minder belangrijk dan de structuur en inhoud van de vragenlijst. Het ontwerp van de vragenlijst zoals deze in Excel is opgebouwd vind je in bijlage. (zie 7.3 ) Om de inhoud te verduidelijken is in dit hoofdstuk gekozen voor een eenvoudige tabel in 2 kolommen: de vragen en waar nodig een verklaring bij deze vragen. De verklaring is eveneens opgenomen in Excel als laatste kolom bij wijze van handleiding.
5.6.1 Identificatie van de lijst Elke analyse moet duidelijk gekoppeld kunnen worden aan een bepaald project en daarbinnen waar toepasselijk een bepaalde situatie. Daarom begint elke lijst best met de volgende gegevens: Identificatie van het project -
Naam, plaats, geplande uitvoeringsperiode, contactpersonen, …
Type project -
Nieuwbouw Verbouwen – afzonderlijke werfzone Verbouwen – werfzone in het bedrijf
Onderwerp van de analyse -
Analyse in projectfase of in uitvoeringsfase Geanalyseerde plaats (algemeen, werfinrichting, plaats in bouwwerk, …) Geanalyseerde bouwfase (zie planning) Opmerking: de laatste 2 voor de vragen per “plaats – fase”
Analyse uitgevoerd door -
Verantwoordelijke voor de analyse Lijst personen / bedrijven die meewerkten aan de analyse
Datum van analyse Voorstel van lay-out: zie 7.3 . (tabellen gekopieerd uit Excel)
77
5.6.2 Vragenlijst De vragenlijst zelf is modulair opgebouwd. -
De eerste module ―PROJECT VRAGEN‖ bevat vragen die gemeenschappelijk zijn voor heel het project. De vragenlijst wordt de eerste keer ingevuld in projectfase en nadien regelmatig bijgewerkt naargelang het ontwerp en de realisatie vordert.
-
De tweede module ―SITUATIE VRAGEN‖ bevat vragen die gerelateerd zijn aan een bepaalde plaats en fase in het project. Per project kunnen er zoveel vragenlijsten als nodig van deze module worden ingevuld.
De horizontale opbouw van een controlelijst hangt voor een deel van de voorkeur van de gebruiker af. Essentiële rubrieken zijn uiteraard de vraag zelf, een vorm van beoordeling en voorgestelde maatregelen. In dit geval zijn de volgende rubrieken voorzien na de vraag: -
-
-
Nieuwbouw of Verbouwen: om aan te geven of de vraag al dan niet relevant is voor dit type project. Op die manier kan via een filter de lijst aangepast worden aan nieuwbouw en/of verbouwen. Scenario‗s: dit geeft de mogelijkheid om naar een of meerdere scenario‘s te verwijzen bij een bepaalde vraag. Het belang hiervan werd uitgelegd onder 5.1 . Beoordeling, opgesplitst in 2 kolommen: o Aanvaardbaar? met ja of nee beantwoorden (om een snelle selectie van actiepunten mogelijk te maken) o Commentaar uitleg waarom ja of nee werd geantwoord Maatregelen: beschrijving van de voorgestelde maatregelen. Hier kunnen eventueel kolommen aan toegevoegd worden voor de opvolging van de maatregelen, zoals de planning, het budget, de verantwoordelijke, …
78
PROJECT VRAGEN (vragen gemeenschappelijk voor een project) Vraag
Verklaring
Voorbereiding Is er tijdig een verantwoordelijke voor brandveiligheid aangesteld in projectfase? Zo ja, heeft deze persoon voldoende kennis? (naam van de persoon vermelden)
Zijn de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en middelen van de verantwoordelijke in projectfase vastgelegd? Zo ja, zijn deze voldoende? Zijn deze aanvaardbaar voor alle betrokkenen?
Is er een verantwoordelijke voor brandveiligheid aangesteld voor de uitvoeringsfase? Zo ja, heeft deze persoon voldoende kennis ter zake? (naam van de persoon vermelden)
Het doel van deze vragen is bij de start de hoofdlijnen onmiddellijk duidelijk te maken. Zonder een aanvaardbare oplossing van deze vragen heeft het vervolg minder zin. De veiligheidscoördinator kan deze functie vervullen, maar het kan net zo goed een andere persoon zijn. In dat laatste geval is uiteraard overleg tussen beide personen noodzakelijk. "Tijdig" is opgenomen in deze vraag omdat uit de praktijk blijkt dat de coördinator voor het project vaak pas wordt aangesteld als de ontwerpfase volledig achter de rug is. Hierdoor wordt de coördinatie gedegradeerd tot een administratieve formaliteit. Nog te vaak ziet men in de praktijk personen verantwoordelijk voor de veiligheid maar zonder enige effectieve bevoegdheid of middelen om op te treden. De rol van de brandveiligheidsverantwoordelijke duidelijk vastleggen en communiceren naar alle betrokkenen is belangrijk. De nodige middelen kunnen - overigens conform het K.B. TMB - gehaald worden uit afzonderlijke posten in de meetstaat, opgenomen in de prijsaanvraag. Analoog met de projectfase, kan de veiligheidscoördinator of een andere persoon deze functie vervullen. Dezelfde verantwoordelijke aanstellen voor project- en uitvoeringsfase heeft voordelen op het vlak van continuïteit en gegevensoverdracht. Idem als bij project, zie hierboven.
Zijn de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en middelen van deze verantwoordelijke vastgelegd? Zo ja, zijn deze voldoende? Zijn deze aanvaardbaar voor alle betrokkenen? Besteedt het VGP specifiek aandacht aan de De bedoeling is verder te gaan dan kopiëren brandveiligheid? van de artikels uit de regelgeving en enkele richtlijnen voor vaak voorkomende brandrisico's. Er zou een risicobeoordeling op maat van het project moeten opgesteld worden. (waarbij de rest van deze controlelijst als ondersteuning kan dienen)
79
Vraag
Verklaring
Bevat het VGP een lijst van de toepasselijke voorschriften, zowel reglementaire, als codes van goede praktijk en in voorkomend geval bedrijfsvoorschriften die men wil opleggen?
Rekening houdend met de complexiteit van onze regelgeving en de beschikbaarheid van een aantal goede codes van goede praktijk is een lijst op maat van de werken aangewezen. Denk hierbij ook aan voorschriften opgelegd via de brandweer of via de verzekering. Bij werken in een bedrijf is het belangrijk de geldende bedrijfsvoorschriften te vermelden. Zijn deze voorschriften verwerkt in de Dit moet de gebruiker ertoe aanzetten de controlelijst hieronder? vragenlijst zelf aan te vullen of aan te passen aan het specifieke project. Zijn de doelstellingen in verband met De belangrijkste doelstelling blijft de brandveiligheid in overleg met de betrokken veiligheid van personen, maar er kunnen partijen vastgelegd? bijkomende doelstellingen zijn zoals het beperken van de schade bij brand om financieel-economische redenen, de zorg voor bedrijfscontinuïteit, enz. die de te nemen maatregelen kunnen beïnvloeden. Er is enige overlapping tussen deze rubrieken en de 3 volgende. In deze rubriek ligt het accent eerder op de voorbereiding van de organisatie en omkadering, terwijl in de volgende 3 eerder de operationele aspecten aan bod komen. Dit is een persoonlijke keuze, een andere schikking kan uiteraard, het belangrijkste is dat de nodige vragen gesteld worden.
Organisatie - Omkadering
NOODPLAN Is het noodplan opgesteld op maat van het project? Is het tot stand gekomen in overleg met en goedgekeurd door de plaatselijke hulpdiensten? PREVENTIE Zijn er voldoende maatregelen voorzien en genomen om brandstichting te voorkomen? Bv. security (bewaking, omheining, toegangscontrole, …), bescherming van afvalcontainers en opgeslagen goederen.
Geen copy/paste noodplan, maar wel degelijk aangepast aan het project. Overleg en goedkeuring door de hulpdiensten vooraf (in ontwerpfase) is belangrijk.
Brandstichting blijkt een van de belangrijkste oorzaken van brand te zijn op bouwplaatsen. Het K.B. TMB vraagt eveneens maatregelen in verband met de toegang tot de werf. Vandaar de gesuggereerde oplossingen, maar dit is zeker geen limitatieve lijst. Onderhoud en controle van de Onderhoud en controle is op een bouwplaats brandbeveiliging: zijn hiervoor de nodige met de voortdurende evolutie en het groter middelen voorzien? Verantwoordelijken, tijd, risico op beschadiging door de aard van de uitrusting, planning, criteria voor goed of activiteiten essentieel. Onderhoud mag in dit afkeuring, … verband ruim geïnterpreteerd worden in de zin van aanpassen aan (of meegroeien met) de bouwwerken.
80
Vraag
Verklaring
Brandwacht: is een brandwacht voorzien, inclusief de nodige instructies, om de arbeidsplaatsen te controleren na het beëindigen van werken met warmte of hitte?
Vooral in de eerste 1 à 2 uur (zie codes van goede praktijk) na het beëindigen van werken met warmte/hitte is een regelmatige controle van die werkplaatsen noodzakelijk. In deze periode kan een smeulende brand zich ontwikkelen tot een volle brand. Dit slaat op het regelmatig afvoeren van afval, het vrijhouden van doorgangen, het afschermen van gevaarlijke punten (bv. leuningen bij valgevaar), enz.
Is het algemeen onderhoud (housekeeping) van de werf georganiseerd? Welk personeel en welke middelen zijn hiervoor voorzien?
Hoe wordt de informatie in verband met de brandveiligheid meegedeeld aan de personen op de werf? Informatiebrochure? Toolbox meetings? (rekening houden met taal- en cultuurverschillen) Nutsvoorzieningen - Elektrische installatie: voldoet deze aan de geldende voorschriften? Conform de uitwendige omstandigheden? Zijn controle en onderhoud georganiseerd? - Gas (aardgas, LPG, …): voldoet de installatie aan de geldende voorschriften? Zijn controle en onderhoud georganiseerd? - Water: is er overleg gepleegd met de hulpdiensten over de waterbevoorrading bij brand van de werf? Zijn de beschikbare bronnen voldoende? Welke bijkomende maatregelen zijn nodig? EVACUATIE Zijn er evacuatieplannen opgesteld voor elke fase van de werken? Evacuatiemogelijkheden: zijn de evacuatiemogelijkheden (aantal, capaciteit, …) geëvalueerd op basis van het te verwachten aantal personen per bouwfase en zone? Zijn de nodige organisatorische maatregelen genomen om de evacuatiewegen in orde te houden gedurende de looptijd van het project? (vrijhouden, signalisatie, verlichting, …) Is de organisatie van evacuatieoefeningen uitgewerkt? In welke fasen van de werken? Welke omkadering? Hoe evalueren? INTERVENTIE Is er een evaluatie gemaakt van de Hoe groot moet deze ploeg zijn? Evolutie van samenstelling van de eerste interventieploeg de grootte tijdens het project? Wie levert de voor de looptijd van het project? nodige personen?
81
Vraag
Verklaring
Hoe wordt de training van de eerste interventieploeg georganiseerd?
Training tijdens de werken of aanvaarden van trainingsgetuigschriften die elders behaald werden? Is de toegankelijkheid voor de hulpdiensten In overleg met de hulpdiensten moeten de geëvalueerd? Toegang tot het terrein en toegangsmogelijkheden worden bepaald: doorgang op het terrein. toegang van de straat of wegen op de werf zelf. Karakteristieken van deze weg in draagvermogen, breedte, enz. Zijn er afspraken gemaakt in verband met de communicatie met en het onthaal van de hulpdiensten in noodgevallen? Is het up-to-date houden van de informatie voor de hulpdiensten georganiseerd? ACTIEVE BRANDBEVEILIGING Voorbereiding Zijn er bestaande systemen die tijdens het verbouwen in dienst kunnen gehouden worden? Zo ja, met welke maatregelen? Zo nee, welke alternatieven zijn er voor de werf en welk maatregelen worden genomen voor het deel dat in dienst blijft? - branddetectiesysteem - sprinklersysteem, automatisch blussysteem - rook- en warmteafvoersysteem Welke actieve systemen kunnen tijdens het bouwen gebruikt worden? Zijn deze systemen tijdelijk of worden de definitieve systemen progressief opgebouwd? - branddetectiesysteem - (droge) stijgleiding voor bluswater - sprinklersysteem, automatisch blussysteem - rook- en warmteafvoersysteem PASSIEVE BRANDBEVEILIGING Voorbereiding Compartimentering tussen de werfzone en Denk aan leidingen, luchtkanalen, enz. die aanpalende gebouwen of delen van een door de compartimentswand gaan: worden gebouw: welke brandmuren moeten intact deze afgekoppeld, verwijderd, …? Denk aan gehouden worden? Welke maatregelen branddeuren: bescherming tegen worden hiervoor genomen? beschadiging, mogen deze afgesloten worden voor de duur van de werken of moeten ze bruikbaar blijven bv. voor toegang en/of evacuatie? Deze vraag zal vaker voorkomen bij verbouwingen, maar kan voor het bouwen tegen bestaande bouwwerken aan althans gedeeltelijk relevant zijn.
82
Vraag
Verklaring
Werfinrichting: is er een evaluatie gemaakt over de scheiding van opslag van gevaarlijke goederen, werfateliers, het bouwwerk zelf, enz. Welke maatregelen zijn genomen?
Op een ruim bouwterrein kan het volstaan voldoende afstand te voorzien tussen deze activiteiten onderling en de afsluiting rondom de werf (ivm. brandstichting). Bij werven op een beperkt terrein, worden vaak de lagere niveaus gebruikt voor opslag en ateliers. In dat geval moet gedacht worden aan het compartimenteren in een vroeg stadium van deze activiteiten.
Ontstaan van brand Welke werken of uitvoeringsmethoden met brandgevaar werden in ontwerpfase geïdentificeerd? Hoe werden de risico's aangepakt? Welke brandgevaarlijke werken konden niet vermeden worden en vragen bijgevolg specifieke maatregelen tijdens het bouwen? Welke maatregelen? Is dit type activiteiten traceerbaar in de planning? Zo ja, wat zijn de risico's uit interactie met andere activiteiten? Welke maatregelen? Vuurvergunning: op welke manier zijn de risico's van de brandgevaarlijke werken verwerkt in een vuurvergunning? Combinatie van ontstekingsbronnen en brandstof: zijn alle plaatsen & fasen tijdens de bouw waar een combinatie van ontstekingsbronnen en brandbaar materiaal aanwezig is, geïdentificeerd en geanalyseerd? Zijn de mogelijkheden onderzocht om deze combinaties te vermijden?
Worden er werken uitgevoerd waarbij een verhoogde concentratie aan O2 te verwachten valt? Welke maatregelen zijn voorzien?
83
Zie de "vuurdriehoek" of daarvan afgeleide uitgebreidere voorstellingen. 2 aspecten zijn hierbij belangrijk: (a) opsporing in projectfase en (b) bij voorkeur werken of uitvoeringsmethodes met brandgevaar vervangen door een andere methode met minder of geen brandgevaar. Deze en de volgende vragen zijn deels variantes van mekaar. Het komt erop aan dat men vooraf de risico's die men kent beoordeelt en maatregelen ontwikkelt. Deze activiteiten worden best herkenbaar gemaakt in de planning zodat de risico's uit interactie met andere activiteiten kunnen geanalyseerd worden.
Mogelijkheden om de combinatie van ontstekingsbronnen en brandstof te vermijden zijn te vinden in het herschikken van de planning, het beperken van de brandlast in het bouwwerk zelf tot wat verwerkt wordt in die fase. (cfr. de verplichting in de regelgeving om de hoeveelheid brandbare vloeistoffen op de werkplaats te beperken tot het strikte minimum, de hoeveelheid die bv. dagelijks verwerkt wordt) Het afschermen van activiteiten met ontstekingsbronnen, enz.
Vraag
Verklaring
Niet limitatieve lijst van voorbeelden in dit verband:
Dit is een kleine toegeving aan de traditionele aanpak. Het lijstje hieronder geeft de ontstekingsbronnen weer die in de meeste voorschriften vermeld worden. De laatste lijn, nl. zelf aan te vullen, is een uitnodiging om verder na te denken over andere mogelijkheden, voor zover dat al niet gebeurd is bij de vragen hierboven.
- Elektrische installaties - Roken
In België geldt er een algemeen rookverbod op arbeidsplaatsen. Onder andere rekening houdend met de verschillende nationaliteiten op werven, mag men er niet zonder meer vanuit gaan dat er niet gerookt wordt op een werf. Een rookbeleid is noodzakelijk.
- Las- en snijwerken - Solderen (o.a. kans op smeulende brand) - Dakwerken met brander - Asfalterings- en bitumeringswerken - Voertuigen en machines Verwarmingssystemen (tijdelijke of permanente) - … (zelf aan te vullen) -… Vragen in verband met de brandlast Waar en wanneer is de brandlast / brandbelasting het hoogst? Zijn er in functie van de planning pieken in de brandlast op de werf? Welke maatregelen zijn genomen om de brandlast te beperken? In welke vorm komt deze brandlast voor? Kan de hoeveelheid fijn verdeelde of voorverwarmde brandbare producten beperkt worden? Welke bijkomende maatregelen worden genomen? Niet limitatieve lijst van voorbeelden van brandlast: - Brandlast uit steigers, bekistingen, … - Ontvlambare vloeistoffen en gassen - Afval (afvoeren, niet verbranden, …) Materiaal keuze voor tijdelijke beschermingen: zowel bescherming van voorwerpen als tijdelijke scheidingswanden
84
Eventueel toetsen aan ontstekingsbronnen uit EN 1127-1 (opgesteld voor explosies)
de [27]
Fijn verdeelde of voorverwarmde brandbare producten houden een groter risico op het ontstaan van brand in dan bv. massieve blokken brandbare stof. Bv. houtafval tov. massief hout.
Vaak wordt kunststoffolie gebruikt voor tijdelijke beschermingen. Er zijn verschillen in gedrag bij brand van kunststoffolies, maar de beste maatregel blijft het vermijden van deze producten in de buurt van mogelijke ontstekingsbronnen of andere materialen gebruiken met een beter gedrag bij brand
Vraag
Verklaring
Strengheid van brand
Hoe snel kan de brand zich ontwikkelen en uitbreiden?
Zijn er plaatsen of fasen in het project waar men een hevige en/of snelle brand kan verwachten? Welke maatregelen zijn genomen om deze situaties te voorkomen? Welke maatregelen zijn genomen om het ontstaan snel te ontdekken en snel te kunnen ingrijpen? Factoren die van belang zijn in dit verband: - aard van de brandlast - ventilatiefactor - kρc-factor Hoe ernstig kunnen de gevolgen zijn? Mogelijk aantal blootgestelde personen, mogelijke materiële schade.
Mogelijke gevolgen
Compartimentering 1: is er voldoende scheiding tussen de bouwplaats en aanpalende gebouwen of delen van gebouwen? (brandmuur of equivalente afstand) Compartimentering 2: is er voldoende scheiding op de bouwplaats tussen het bouwwerk, de opslagplaatsen, werfinrichting, enz.? Evacuatiewegen: zijn deze wegen goed gesignaleerd, verlicht, onderhouden? Evacuatiewegen: wordt de evolutie van de werf gevolgd bij het inrichten van evacuatiewegen? Verzamelplaats: zijn de verzamelplaatsen goed aangeduid? Gekend door de aanwezigen? Op voldoende afstand van het bouwwerk? Aanwezigheidslijsten: worden de aanwezigheidslijsten bijgehouden zodat bij een evacuatie kan worden nagegaan of iedereen het terrein heeft verlaten? Evacuatieoefeningen: worden er regelmatig De kans om een ramp te overleven neemt evacuatieoefeningen gehouden? (inclusief toe naarmate men vooraf heeft nagedacht briefing / debriefing) over wat er moet gebeuren bij een ramp. Het inoefenen verhoogt nog eens deze kans en zorgt er bovendien voor dat de aanwezigen vertrouwd raken met andere wegen dan deze die ze gewoonlijk gebruiken. Evacuatieoefeningen zijn dus belangrijk. 85
Vraag
Verklaring
Brandbestrijdingsmiddelen Hoe werd het aantal, het type en de plaatsing van de brandblussers aangepakt? Voldoende van het juiste type tijdens de duur van de werken? Is het nodige budget voorzien via de meetstaat / prijsaanvraag? (Droge) stijgleiding: kan dergelijke leiding geplaatst worden (tijdelijk of permanent in fasen)? Wat zijn de resultaten van de analyse over de plaats, capaciteit, concrete uitwerking? Zijn deze besproken met de hulpdiensten? Sprinklers: zijn er sprinklers aanwezig voor de aanvang van de werken? Op welke manier kunnen deze in dienst gehouden worden? Zo nee, welke compenserende maatregelen zijn genomen zowel voor de werfzone als de aanpalende zones? Sprinklers: zijn er sprinklers voorzien voor het afgewerkte bouwwerk? Zo ja, onder welke voorwaarden kan deze installatie in fasen opgebouwd en in dienst gesteld worden om de bouwwerken te beschermen? Voldoet de klasse van de installatie voor het risico tijdens de werken? Zo niet, welke bijkomende maatregelen zijn genomen? Verlichting (nooden/of veiligheidsverlichting): waar en wanneer wordt deze aangebracht? Welke type, hoeveel lux, enz.? Is controle en onderhoud georganiseerd? Signalisatie: waar en wanneer wordt deze aangebracht? Zijn de gebruikte symbolen voor iedereen duidelijk? Is controle en onderhoud georganiseerd? Tabel 13 Controlelijst - project vragen
86
Zie o.a. het K.B. Signalisatie
SITUATIE VRAGEN (vragen per plaats – fase)
Vraag
Verklaring
Onderzochte bouwfase Onderzochte plaats Onderzochte werken Organisatie - Omkadering Is de algemene organisatie toereikend voor Bv. aanwezigheid van een interventieploeg deze situatie of moeten bijkomende bij de werken. maatregelen genomen worden? Zo ja, welke? Kunnen de werken aanleiding geven tot een smeulende brand? Zo ja, is er een brandwacht georganiseerd na het beëindigen van de werken? Ontstaan van brand Welke ontstekingsbronnen zijn er aanwezig? Hetzij door de hier beschouwde werken zelf, hetzij door werken in de nabijheid. Kunnen deze ontstekingsbronnen vermeden worden? Zo nee, welke maatregelen worden er genomen? Welke brandlast is er aanwezig? Hetzij door de hier beschouwde werken zelf, hetzij door werken in de nabijheid. Kan deze brandlast vermeden worden? Zo nee, welke maatregelen worden er genomen? Wat kan de invloed zijn van het ontstaan van brand in deze situatie op andere plaatsen? Aanpalende plaatsen, bovenliggende verdiepingen, evacuatiewegen, … Welke maatregelen worden er genomen om deze invloed te beperken of uit te sluiten? Strengheid van brand Welk type brand kan er verwacht worden in functie van o.a. de brandlast, de ventilatieomstandigheden, de kρc-factor, …? Welke maatregelen worden genomen om de strengheid van de brand te beperken? Of indien het vorige ontoereikend is, om de brand snel te ontdekken en doeltreffend te bestrijden?
87
Vraag
Verklaring
Mogelijke gevolgen Hoe worden deze werken gescheiden van de andere werken en van de rest van het bouwwerk? Is deze scheiding voldoende om branduitbreiding te voorkomen (eventueel rekening houdend met de mogelijke interventie)? Belemmeren deze werken bepaalde evacuatiewegen? Zo ja, welke maatregelen zijn genomen om toch over voldoende evacuatiecapaciteit te kunnen beschikken? Voor de betrokken zone zelf en voor de rest van het bouwwerk. Zijn er voldoende en aangepaste brandbestrijdingsmiddelen beschikbaar in de onmiddellijke omgeving? Hebben deze werken een nadelige invloed op andere brandveiligheidsmaatregelen? Zo ja, wat is die invloed en welke compenserende maatregelen worden genomen? Tabel 14 Controlelijst - situatie vragen
88
5.7 Risicobeheer & projectplanning Een bouwplaats is voortdurend in evolutie. Om die reden wordt vaak een beroep gedaan op project management software die toelaat op een gebruiksvriendelijke manier met PERT en Gantt te werken. De impact van veranderingen in timing of beschikbare middelen kan snel ingeschat worden evenals de mogelijkheden om het project bij te sturen. Ook het risicobeheer moet zich aanpassen aan de voortdurende evolutie van een werf en kan daarbij zijn voordeel doen met project management software.
Figuur 20 Gantt kaart - Voorbeeld uit MS Project – Bouw van een kantoorpand
Een paar suggesties: -
-
-
-
Aan de taken waaruit een project is opgebouwd, kunnen middelen worden toegekend (personen, materieel, materiaal, …). Van deze middelen kan een histogram worden geproduceerd dat hun evolutie in de tijd weergeeft. Afhankelijk van hoe de planning werd opgebouwd door de gebruiker, kunnen de gegevens gefilterd worden op basis van bv. de plaats op de werf. Aan de hand van het histogram van personeelsbezetting kan bv. het verwachte aantal personen in functie van de tijd en in een bepaalde zone afgelezen worden. Deze gegevens kunnen helpen om het nodige aantal evacuatiewegen en –trappen te bepalen. Het inschatten van de brandlast en mogelijke ontstekingsbronnen in functie van de tijd en plaats kan eventueel gebeuren door te filteren op activiteiten die een gekende brandlast of ontstekingsbron (bv. laswerken) met zich meebrengen. Dat inschatten kan echter ook door materiaal hoeveelheden toe te kennen aan taken en daarvan histogrammen op te vragen.
89
Figuur 21 Histogram resources - Voorbeeld uit MS Project – Bouw van een kantoorpand
Een projectplanning kan m.a.w. een goed hulpmiddel zijn bij de risicoanalyse om te bepalen wanneer en waar de brandrisico‘s het belangrijkst zijn. (zie de “SITUATIE VRAGEN” hierboven)
5.8 Synthese gebruik controlelijsten De voorgestelde controlelijsten zijn samengesteld op basis van de bevindingen uit de vorige hoofdstukken. Daarbij werd gestreefd naar volledigheid in de aangehaalde aspecten zonder te ver in detail te gaan per aspect. Ondanks alle zorg die eraan besteed is, blijven dergelijke controlelijsten naar vorm en gedeeltelijk ook naar inhoud een persoonlijke keuze. Aanpassingen naar vorm in functie van persoonlijke voorkeur zijn dan ook geen probleem. Met inhoudelijke aanpassingen moet omzichtig omgesprongen worden vooral om geen essentiële factoren weg te laten. Het belangrijkste is dat de controlelijsten enerzijds een ondersteuning bieden bij het op een gestructureerde manier nadenken over de brandveiligheid tijdens het bouwen en anderzijds toelaten deze bedenkingen te documenteren. De verwijzing naar en het opnemen van brandscenario‘s laat toe de analyse beter te onderbouwen. Zeker bij het werken met dit type controlelijsten is het documenteren van de analyse essentieel. Dit laat toe de resultaten te bespreken met andere betrokken partijen om zo de analyse te verbeteren. Met een dergelijke gestructureerde en gedocumenteerde aanpak kan men voldoen aan de reglementaire verplichting om een risicoanalyse uit te voeren.
90
6
Besluit
In deze scriptie is een methode voorgesteld om het brandrisico bij bouwwerken te beoordelen en daaraan maatregelen te koppelen. De methode is samengesteld op basis van een analyse van de huidige voorschriften en aanpak, bekeken vanuit een ―Fire Safety Engineering‖ standpunt. De resulterende methode is een open controlelijst. De vragen helpen de gebruiker om op een gestructureerde manier een globaal beeld van de brandrisico‘s op een bouwplaats te krijgen. De structuur is opgebouwd rond 4 thema‘s: organisatie, ontstaan van brand, strengheid van brand en mogelijke gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar een aanpak die zo weinig mogelijk afhankelijk is van specifieke uitvoeringstechnieken. De huidige manier van werken beperkt zich immers meestal tot een reeks gekende uitvoeringstechnieken waardoor andere risico‘s mogelijk uit het oog verloren worden. Er rijzen trouwens nogal wat vragen bij de huidige praktijk, zowel wat betreft de methode als de kennis. Men kan zich terecht afvragen of met de gangbare manier van werken aan de reglementaire verplichtingen wordt voldaan. Alleen al in dat opzicht is deze scriptie zinvol omdat ze een methode voorstelt die toelaat om aan deze verplichtingen te voldoen en aan te tonen dat eraan voldaan is. Bovendien zal deze scriptie omgezet worden in een opleiding, zodat ook aan de kennis wat kan gedaan worden. Bij het opstellen van deze scriptie en de daarbij onvermijdelijke keuzes en beperkingen, kwamen verschillende pistes voor verdere uitwerking aan het licht. De eerste is natuurlijk het toepassen van deze controlelijst bij reële projecten om de praktische hanteerbaarheid te evalueren en de lijst waar nodig te verbeteren. Een volgende stap die binnen het kader van mijn huidige werk zal uitgevoerd worden, is de eerder aangehaalde vertaling van deze scriptie naar een opleidingspakket voor personen die professioneel bij de brandveiligheid op werven betrokken zijn. Verder zijn er nog tal van interessante onderwerpen die aangehaald werden in deze scriptie maar die verder onderzoek verdienen. Denk bijvoorbeeld aan de toepasbaarheid van verschillende actieve en passieve brandbeveiligingstechnieken zowel vanuit technisch en organisatorisch standpunt als wat de economische haalbaarheid betreft. Een belangrijke hindernis bij het samenstellen van deze scriptie was een gebrek aan goed statistisch materiaal. Zonder statistische gegevens is het onder meer moeilijk om het economische nut van deze methode aan te tonen. Het uitwerken van een systeem voor de registratie van incidenten en ongevallen in verband met brand of explosie zodat degelijke statistieken kunnen opgesteld worden, is nog een idee voor verdere ontwikkeling. Laten we vooral hopen dat mede door de toepassing in de praktijk en het geven van opleidingen, de brandveiligheid op tijdelijke en mobiele bouwplaatsen zal verbeteren en dat er betere statistische gegevens beschikbaar zullen zijn om deze vooruitgang aan te tonen.
91
7
Bijlagen
7.1 Uittreksel uit K.B. TMB BIJLAGE III - Minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid van toepassing op bouwplaatsen, zoals bedoeld in artikel 50 DEEL A - ALGEMENE MINIMUMVOORSCHRIFTEN VOOR DE ARBEIDSPLAATSEN OP BOUWPLAATSEN 2. Installaties voor energiedistributie 2.a.
Deze installaties dienen zodanig te zijn ontworpen en uitgevoerd en te worden gebruikt dat zij geen brand- of ontploffingsgevaar opleveren en dat personen op afdoende wijze worden beschermd tegen het gevaar van elektrocutie door directe of indirecte aanraking.
3. Vluchtroutes en nooduitgangen 3.a.
Vluchtroutes en nooduitgangen dienen vrij te zijn van obstakels en via de kortste weg naar een veiligheidszone te voeren.
3.b.
Bij gevaar moeten alle werkplekken snel veiligheidsomstandigheden kunnen worden geëvacueerd.
3.c.
Het aantal, de verdeling en de afmetingen van de vluchtroutes en uitgangen zijn afhankelijk van de bestemming, de outillage en de afmetingen van de bouwplaats en de ruimten alsmede van het maximale aantal personen dat zich aldaar kan ophouden.
3.d.
De specifieke vluchtroutes en nooduitgangen dienen gemarkeerd te zijn in overeenstemming met de bepalingen betreffende de veiligheidsof gezondheidssignalering op het werk. Deze markering dient duurzaam te zijn en op daarvoor in aanmerking komende plaatsen te worden aangebracht.
3.e.
De vluchtroutes en nooduitgangen alsmede de verkeersroutes en de deuren die daarop uitkomen dienen vrij te zijn van obstakels zodat ze te allen tijde zonder belemmeringen kunnen worden gebruikt.
3.f.
Vluchtroutes en nooduitgangen waar verlichting noodzakelijk is, dienen te worden voorzien van een veiligheidsverlichting die bij het uitvallen van de elektrische stroom voldoende lichtsterkte bezit.
en
onder
maximale
4. Brandmelding en -bestrijding 4.a.
Afhankelijk van de kenmerken van de bouwplaats en de afmetingen en het gebruik van de ruimten, de aanwezige uitrusting, de fysische en chemische eigenschappen van de aanwezige stoffen of materialen alsmede het maximale aantal personen dat aanwezig kan zijn, dient er een voldoende aantal passende brandbestrijdingsmiddelen en voor zover nodig brandmelders en alarmsystemen te worden geplaatst.
4.b.
Deze brandbestrijdingsmiddelen, brandmelders en alarmsystemen dienen regelmatig te worden gecontroleerd en onderhouden. Op gezette tijden moeten testen en relevante oefeningen plaatsvinden.
92
4.c.
De niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen dienen gemakkelijk bereikbaar en te gebruiken te zijn. Zij dienen te worden voorzien van een markering in overeenstemming met de bepalingen betreffende de veiligheids- of gezondheidssignalering op het werk. Deze markering dient duurzaam te zijn en op de daarvoor in aanmerking komende plaatsen te worden aangebracht.
6. Blootstelling aan bijzondere risico's 6.a.
De werknemers mogen niet worden blootgesteld aan een schadelijk geluidsniveau noch aan schadelijke invloeden van buitenaf (bijvoorbeeld gassen, dampen of stof).
6.b.
Indien werknemers een zone moeten betreden waar de atmosfeer mogelijk een giftige of schadelijke stof of onvoldoende zuurstof bevat, of ontvlambaar kan zijn, dient de atmosfeer in deze zone te worden gecontroleerd en moeten passende maatregelen worden genomen om elk gevaar te voorkomen.
6.c.
Een werknemer mag in geen enkel geval worden blootgesteld aan een atmosfeer met verhoogd risico. Hij moet in ieder geval permanent van buitenaf worden geobserveerd en alle passende voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen opdat hem onmiddellijk op doeltreffende wijze hulp kan worden geboden.
8. Natuurlijke en kunstverlichting van werkplekken, ruimten en verkeersroutes op de bouwplaats. 8.a. ...
De voor de kunstverlichting gebruikte kleur mag markeringstekens of -borden niet wijzigen of beïnvloeden.
de
waarneming
van
de
8.c. Ruimten, werkplekken en verkeersroutes waar het uitvallen van de kunstverlichting grote risico's voor de werknemers kan opleveren dienen met een toereikende noodverlichting te zijn uitgerust. 10. Verkeersroutes - gevarenzones 10.d. … Gevarenzones dienen zeer duidelijk gemarkeerd te worden. 13. Eerste hulp DEEL B - SPECIFIEKE MINIMUMVOORSCHRIFTEN VOOR DE WERKPLEKKEN OP BOUWPLAATSEN Inleidende opmerking Indien specifieke omstandigheden zulks vereisen, moet de indeling van de minimumvoorschriften in twee afdelingen, zoals hierna is gedaan, niet bindend worden geacht. Afdeling I Werkplekken in ruimten op de bouwplaatsen 2. Deuren van nooduitgangen De deuren van nooduitgangen dienen naar buiten open te gaan. Deze deuren moeten op zodanige wijze zijn gesloten dat ze gemakkelijk en onmiddellijk kunnen worden geopend door iedereen die ze in geval van nood moet gebruiken. Schuif- en draaideuren mogen niet als nooduitgang worden gebruikt.
93
Afdeling II Werkplekken in de open lucht op bouwplaatsen 10. Uitgravingen, bouwputten, grondverzetwerkzaamheden
ondergrondse
werkzaamheden,
tunnels,
10.a. Bij een uitgraving, bouwput, ondergronds werk of tunnel moeten passende voorzorgsmaatregelen worden genomen: …; 4°) om de werknemers de gelegenheid te bieden om zich in geval van brand, overstroming of instorting in veiligheid te brengen.
94
7.2 KBC voorwaarden bouwplaatsen Bijlagen: Acceptatievoorwaarden en Bijzondere Clausules Speciale voorwaarden betreffende brandbestrijdingsvoorzieningen brandbeveiligingsmaatregelen op de bouwplaatsen (Clausule 112 MR)
en
Niettegenstaande enige andersluidende bepaling in de polis en de bijgevoegde clausules, is overeengekomen dat de Verzekeraar de Verzekerde vergoedt voor de schade die is veroorzaakt door brand of explosie, op voorwaarde dat de volgende veiligheidsmaatregelen zijn toegepast: 1.
Naargelang de stand van de bouwwerken, zal men erop toezien dat er een uitrusting met voldoende capaciteit (blusapparaten en blusmiddelen) voor brandbestrijding beschikbaar is op de bouwplaats en dat deze gebruiksklaar is. Er zullen drukkolommen moeten worden aangelegd vanaf de brandkranen; deze moeten gebruiksklaar zijn en in verbinding staan met de verdieping onder het niveau waarop gewerkt wordt. Zij zullen voorlopig afgesloten worden met deksels.
2.
Blusapparaten en brandslangen zullen regelmatig gecontroleerd worden, minstens twee keer per week, om te verzekeren dat ze perfect werken.
3.
De brandwerende zones die noodzakelijk zijn met het oog op de geldende voorschriften, zullen zo snel mogelijk worden aangebracht na het wegnemen van de bekistingen. De oversteken voor trappenhallen en de onderhoudsschachten en andere openingen zullen zo snel mogelijk tijdelijk worden afgesloten, en ten laatste van zodra de werken voor de binneninrichting beginnen.
4.
Het verpakkingsmateriaal moet regelmatig worden verwijderd. Op de verdiepingen waar de werken zijn uitgevoerd, zullen de brandbare verpakkingen dagelijks bij het beëindigen van de werkzaamheden worden verwijderd.
5.
Er is een toelatingsprocedure voorzien voor werkzaamheden die brandgevaar inhouden, van welke aard ook, bijvoorbeeld: - rechtzettingswerken, snij- of soldeerwerken, - werken die worden uitgevoerd met de soldeerlamp, - asfalt storten, of voor andere werkzaamheden waarbij warmte vrijkomt. Wanneer er werkzaamheden worden uitgevoerd die brandgevaar inhouden, zal men erop toezien dat er telkens iemand aanwezig is die is opgeleid om een brand te bestrijden en die is uitgerust met een blusapparaat. 95
Een uur na het beëindigen van de werkzaamheden die brandgevaar inhouden, zal ter plaatse een controle worden uitgevoerd. 6.
De opslag van het bouw- of montagemateriaal moet gebeuren op verschillende opslagplaatsen, en de waarde van de materialen die op elke plaats worden opgeslagen, mag niet meer bedragen dan 10% van de totale verzekerde waarde. De verschillende opslagplaatsen moeten minstens op 50 m afstand van elkaar liggen of gescheiden worden door brandmuren. De brandbare materialen, en in het bijzonder alle ontvlambare vloeistoffen of gassen, moeten opgeslagen worden op een voldoende afstand van de bouw-/montageplaatsen van de gebouwen en van de warmtebronnen.
7.
Er zal een verantwoordelijke voor de brandveiligheid worden aangesteld. Er zal een betrouwbare alarminstallatie worden geplaatst, die rechtstreeks en permanent, op elke plaats waar dat mogelijk is, verbonden is met de plaatselijk brandweer. Er zullen actieplannen en brandbestrijdingsplannen worden opgesteld, die op de bouwplaats moeten worden toegepast, en die regelmatig zullen worden bijgewerkt. De personen die op de bouwplaats werken, zullen een opleiding in brandbestrijding krijgen en wekelijks deelnemen aan brandblusoefeningen. Het plaatselijke brandweerkorps zal vertrouwd gemaakt worden met de voorwaarden die gelden op de bouwplaats, en het zal daar op ieder ogenblik onmiddellijk toegang toe hebben.
8.
Er zal een afsluiting rond de bouwplaats geplaatst worden en de toegang zal gecontroleerd worden.
Werken met open vlam Op de bouwplaats dienen volgende brandpreventiemaatregelen genomen te worden: -
Men dient erop toe te zien dat op de de plaats van uitvoering minstens 2 brandblusmiddelen aanwezig zijn.
-
De brandblusmiddelen dienen jaarlijks gekeurd te zijn en dienen zich in goede staat van onderhoud te bevinden..
-
Er wordt voorzien in een speciale procedure (― Vuurvergunning‖) voor alle brandgevaarlijke werkzaamheden, van welke aard deze ook zijn, voor werken in bestaande gebouwen.
-
De brandgevaarlijke werken worden tot 1 uur na uitvoering onder controle geplaatst.
96
7.3 Controlelijsten Tabellen gekopieerd uit Excel.
7.3.1 PROJECT IDENTIFICATIE
Project Naam Plaats Bouwheer Architect Aannemer(s) Uitvoeringsperiode
Aard van de werken Nieuwbouw Verbouwen
Risicoanalyse Projectfase Uitvoeringsfase
Geanalyseerde situatie - algemeen - plaats - bouwfase
Uitgevoerd door
Uitgevoerd op
97
7.3.2 PROJECT VRAGEN VRAGEN
Nieuwbouw
Verbouw
Is er tijdig een verantwoordelijke voor brandveiligheid aangesteld in projectfase? Zo ja, heeft deze persoon voldoende kennis ter zake? (naam van de persoon vermelden)
X
X
Zijn de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en middelen van de verantwoordelijke in projectfase vastgelegd? Zo ja, zijn deze voldoende? Zijn deze aanvaardbaar voor alle betrokkenen?
X
X
Is er een verantwoordelijke voor brandveiligheid aangesteld voor de uitvoeringsfase? Zo ja, heeft deze persoon voldoende kennis ter zake? (naam van de persoon vermelden)
X
X
Zijn de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en middelen van deze verantwoordelijke vastgelegd? Zo ja, zijn deze voldoende? Zijn deze aanvaardbaar voor alle betrokkenen?
X
X
Besteed het VGP specifiek aandacht aan de brandveiligheid?
X
X
X
X
X
X
X
X
SCENARIO('S)
PROJECT VRAGEN Voorbereiding
Bevat het VGP een lijst van de toepasselijke voorschriften, zowel reglementaire, als codes van goede praktijk en in voorkomend geval bedrijfsvoorschriften die men wil opleggen? Zijn deze voorschriften verwerkt in de controlelijst hieronder? Zijn de doelstellingen in verband met brandveiligheid in overleg met de betrokken partijen vastgelegd?
98
BEOORDELING Aanvaardbaar?
BOORDELING Opmerkingen
MAATREGELEN
Organisatie - Omkadering NOODPLAN Is het noodplan opgesteld op maat van het project? Is het tot stand gekomen in overleg met en goedgekeurd door de plaatselijke hulpdiensten? PREVENTIE Zijn er voldoende maatregelen voorzien en genomen om brandstichting te voorkomen? Bv. security (bewaking, omheining, toegangscontrole, …), bescherming van afvalcontainers en opgeslagen goederen
X X
X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Is de toegankelijkheid voor de hulpdiensten geevalueerd? Toegang tot het terrein en doorgang op het terrein.
X
X
Zijn er afspraken gemaakt in verband met de communicatie met en het onthaal van de hulpdiensten in noodgevallen?
X
X
X
X
X
X
-
X
-
X X
Onderhoud en controle van de brandbeveiliging: zijn hiervoor de nodige middelen voorzien? Verantwoordelijken, tijd, uitrusting, planning, criteria voor goed of afkeuring, … Brandwacht: is een brandwacht voorzien, inclusief de nodige instructies, om de arbeidsplaatsen te controleren na het beeindigen van werken met warmte of hitte? Is het algemeen onderhoud (housekeeping) van de werf georganiseerd? Welk personeel en welke middelen zijn hiervoor voorzien? Hoe wordt de informatie in verband met de brandveiligheid meegedeeld aan de personen op de werf? Informatiebrochure? Toolbox meetings? (rekening houden met taal- en cultuurverschillen) Nutsvoorzieningen - Elektrische installatie: voldoet deze aan de geldende voorschriften? Conform de uitwendige omstandigheden? Zijn controle en onderhoud georganiseerd? - Gas (aardgas, LPG, …): voldoet de installatie aan de geldende voorschriften? Zijn controle en onderhoud georganiseerd? - Water: is er overleg gepleegd met de hulpdiensten over de waterbevoorrading bij brand van de werf? Zijn de beschikbare bronnen voldoende? Welke bijkomende maatregelen zijn nodig? EVACUATIE Zijn er evacuatieplannen opgesteld voor elke fase van de werken? Evacuatiemogelijkheden: zijn de evacuatiemogelijkheden (aantal, capaciteit, …) geëvalueerd op basis van het te verwachten aantal personen per bouwfase en zone? Zijn de nodige organisatorische maatregelen genomen om de evacuatiewegen in orde te houden gedurende de looptijd van het project? (vrijhouden, signalisatie, verlichting, …) Is de organisatie van evacuatieoefeningen uitgewerkt? In welke fazen van de werken? Welke omkadering? Hoe evalueren? INTERVENTIE Is er een evaluatie gemaakt van de samenstelling van de eerste interventieploeg voor de looptijd van het project? Hoe wordt de training van de eerste interventieploeg georganiseerd?
Is het up-to-date houden van de informatie voor de hulpdiensten georganiseerd? ACTIEVE BRANDBEVEILIGING - Voorbereiding Zijn er bestaande systemen die tijdens het verbouwen in dienst kunnen gehouden worden? Zo ja, met welke maatregelen? Zo nee, welke alternatieven zijn er voor de werf en welk maatregelen worden genomen voor het deel dat in dienst blijft? - branddetectiesysteem - sprinklersysteem, automatisch blussysteem
99
Ontstaan van brand Welke werken of uitvoeringsmethoden met brandgevaar werden in ontwerpfase geïdentificeerd? Hoe werden de risico's aangepakt?
X
X
Welke brandgevaarlijke werken konden niet vermeden worden en vragen bijgevolg specifieke maatregelen tijdens het bouwen? Welke maatregelen? Is dit type activiteiten traceerbaar in de planning? Zo ja, wat zijn de risico's uit interactie met andere activiteiten? Welke maatregelen?
X
X
Vuurvergunning: op welke manier zijn de risico's van de brandgevaarlijke werken verwerkt in een vuurvergunning?
X
X
Combinatie van ontstekingsbronnen en brandstof: zijn alle plaatsen & fazen tijdens de bouw waar een combinatie van ontstekingsbronnen en brandbaar materiaal aanwezig is, geïdentificeerd en geanalyseerd? Zijn de mogelijkheden onderzocht om deze combinaties te vermijden?
X
X
Worden er werken uitgevoerd waarbij een verhoogde concentratie aan O2 te verwachten valt? Welke maatregelen zijn voorzien?
X
X
Niet limitatieve lijst van voorbeelden in dit verband:
X
X
- Elektrische installaties
X
X
- Roken
X
X
- Las- en snijwerken - Solderen (o.a. kans op smeulende brand) - Dakwerken met brander - Asfalterings- en bitumeringswerken - Voertuigen en machines - Verwarmingssystemen (tijdelijke of permanente) - … (zelf aan te vullen) -… Vragen in verband met de brandlast Waar en wanneer is de brandlast / brandbelasting het hoogst? Zijn er in functie van de planning pieken in de brandlast op de werf? Welke maatregelen zijn genomen om de brandlast te beperken? In welke vorm komt deze brandlast voor? Kan de hoeveelheid fijn verdeelde of voorverwarmde brandbare producten beperkt worden? Welke bijkomende maatregelen worden genomen? Niet limitatieve lijst van voorbeelden van brandlast: - Brandlast uit steigers, bekistingen, … - Ontvlambare vloeistoffen en gassen - Afval (afvoeren, niet verbranden, …)
X X X X X X X X X
X X X X X X X X X
X
X
X
X
X X X X
X X X X
X
X
- Materiaal keuze voor tijdelijke beschermingen: zowel bescherming van voorwerpen als tijdelijke scheidingswanden
100
Strengheid van brand X
X
X
X
X X X X
X X X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
(Droge) stijgleiding: kan dergelijke leiding geplaatst worden (tijdelijk of permanent in fazen)? Wat zijn de resultaten van de analyse over de plaats, capaciteit, concrete uitwerking? Zijn deze besproken met de hulpdiensten?
X
X
Sprinklers: zijn er sprinklers aanwezig voor de aanvang van de werken? Op welke manier kunnen deze in dienst gehouden worden? Zo nee, welke compenserende maatregelen zijn genomen zowel voor de werfzone als de aanpalende zones?
-
X
Sprinklers: zijn er sprinklers voorzien voor het afgewerkte bouwwerk? Zo ja, onder welke voorwaarden kan deze installatie in fazen opgebouwd en in dienst gesteld worden om de bouwwerken te beschermen? Voldoet de klasse van de installatie voor het risico tijdens de werken? Zo niet, welke bijkomende maatregelen zijn genomen?
X
-
X
X
X
X
Zijn er plaatsen of fazen in het project waar men een hevige en/of snelle brand kan verwachten? Welke maatregelen zijn genomen om deze situaties te voorkomen? Welke maatregelen zijn genomen om het ontstaan snel te ontdekken en snel te kunnen ingrijpen? Factoren die van belang zijn in dit verband: - aard van de brandlast - ventilatiefactor - kρ c-factor
Mogelijke gevolgen Compartimentering 1: is er voldoende scheiding tussen de bouwplaats en aanpalende gebouwen of delen van gebouwen? (brandmuur of equivalente afstand) Compartimentering 2: is er voldoende scheiding op de bouwplaats tussen het bouwwerk, de opslagplaatsen, werfinrichting, enz.? Evacuatiewegen: zijn deze wegen goed gesignaleerd, verlicht, onderhouden? Evacuatiewegen: wordt de evolutie van de werf gevolgd bij het inrichten van evacuatiewegen? Verzamelplaats: zijn de verzamelplaatsen goed aangeduid? Gekend door de aanwezigen? Op voldoende afstand van het bouwwerk? Aanwezigheidslijsten: worden de aanwezigheidslijsten bijgehouden zodat bij een evacuatie kan worden nagegaan of iedereen het terrein heeft verlaten? Evacuatieoefeningen: worden er regelmatig evacuatieoefeningen gehouden? (inclusief briefing / debriefing) Brandbestrijdingsmiddelen Hoe werd het aantal, type en de plaatsing van de brandblussers aangepakt? Voldoende van het juiste type tijdens de duur van de werken? Is het nodige budget voorzien via de meetstaat / prijsaanvraag?
Verlichting (nood- en/of veiligheidsverlichting): waar en wanneer wordt deze aangebracht? Welke type, hoeveel lux, enz.? Is controle en onderhoud georganiseerd? Signalisatie: waar en wanneer wordt deze aangebracht? Zijn de gebruikte symbolen voor iedereen duidelijk? Is controle en onderhoud georganiseerd?
101
7.3.3 SITUATIE VRAGEN VRAGEN
Nieuwbouw
Verbouw
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Hoe worden deze werken gescheiden van de andere werken en van de rest van het bouwwerk? Is deze scheiding voldoende om branduitbreiding te voorkomen (eventueel rekening houdend met de mogelijke interventie)?
X
X
Belemmeren deze werken bepaalde evacuatiewegen? Zo ja, welke maatregelen zijn genomen om toch over voldoende evacuatiecapaciteit te kunnen beschikken? Voor de betrokken zone zelf en voor de rest van het bouwwerk.
X
X
Zijn er voldoende en aangepaste brandbestrijdingsmiddelen beschikbaar in onmiddellijke omgeving?
X
X
Hebben deze werken een nadelige invloed op andere brandveiligheidsmaatregelen? Zo ja, wat is die invloed en welke compenserende maatregelen worden genomen?
X
X
SCENARIO('S)
SITUATIE VRAGEN Onderzochte bouwfase Onderzochte plaats Onderzochte werken
Organisatie - Omkadering Is de algemene organisatie toereikend voor deze situatie of moeten bijkomende maatregelen genomen worden? Zo ja, welke? Kunnen de werken aanleiding geven tot een smeulende brand? Zo ja, is er een brandwacht georganiseerd na het beeindigen van de werken?
Ontstaan van brand Welke ontstekingsbronnen zijn er aanwezig? Hetzij door de hier beschouwde werken zelf, hetzij door werken in de nabijheid. Kunnen deze ontstekingsbronnen vermeden worden? Zo nee, welke maatregelen worden er genomen? Welke brandlast is er aanwezig? Hetzij door de hier beschouwde werken zelf, hetzij door werken in de nabijheid. Kan deze brandlast vermeden worden? Zo nee, welke maatregelen worden er genomen? Wat kan de invloed zijn van het ontstaan van brand in deze situatie op andere plaatsen? Aanpalende plaatsen, bovenliggende verdiepingen, evacuatiewegen, … Welke maatregelen worden er genomen om deze invloed te beperken of uit te sluiten?
Strengheid van brand Welke type brand kan er verwacht worden in functie van o.a. de brandlast, de ventilatieomstandigheden, de kρcfactor, …? Welke maatregelen worden genomen om de strengheid van de brand te beperken? Of indien het vorige ontoereikend is, om de brand snel te ontdekken en doeltreffend te bestrijden?
Mogelijke gevolgen
102
BEOORDELING Aanvaardbaar?
BOORDELING Opmerkingen
MAATREGELEN
Referentie uit vragenlijst
Korte omschrijving
Scenario's Brandstof
Strengheid van de brand VentilatieCombinatie Brandcurve omstandighe kρc-factor den
Ontstaan van brand
Ontstekings bron Ontdekking
Interventie
Branduitbrei ding
Personen
Mogelijke gevolgen Materiële schade
7.3.4 SCENARIO’S bij de VRAGEN
Deze tabel is een hulpmiddel om de scenario‘s waarnaar in de vragenlijsten wordt verwezen te documenteren.
103
8
Bibliografie
[1] Building Line. Dean McGrail, Simon Lay. UK : IFE en FPA, augustus 2007, Fire Risk Management, p. 3. [2] Koninklijk besluit van 26 maart 2003 betreffende het welzijn van de werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen. België : FOD WASO. [3] Fire Prevention on Construction Sites - The Joint Code of Practice on the Protection from Fire of Construction Sites and Buildings Undergoing Renovation. 6de editie. UK : Construction Confederation + The Fire Protection Association, januari 2006. p. 13. ISBN 1-902790-33-2. [4] Koninklijk besluit van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen. België : FOD WASO. [5] Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. België : FOD WASO. [6] Koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen. België : FOD BiZa. [7] Koninklijk besluit van 6 november 1979 tot vaststelling van de normen inzake beveiliging tegen brand en paniek waaraan ziekenhuizen moeten voldoen. België : sn. [8] Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties. België : FOD Economie. [9] NFPA 241 Standard for Safeguarding Construction, Alteration, and Demolition Operations. USA : NFPA, 2009. p. 22. [10] Koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. België : FOD WASO. [11] Koninklijk besluit van 13 maart 1998 betreffende de opslag van zeer licht ontvlambare, licht ontvlambare, ontvlambare en brandbare vloeistoffen. België : FOD WASO. [12] Koninklijk besluit van 17 juni 1997 betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk. België : FOD WASO. [13] De verzekering alle risico's bouwplaats. sl : Federale Verzekering. (technischcommerciële brochure). [14] De verzekering van renovatiewerken. sl : Federale verzekering. (technisch-commerciële brochure). [15] De voorkoming van het brandgevaar in de bouwnijverheid. Moonens, et al. Reeks: Voorkoming - bundel nr.32, België : Nationaal Actiecomité voor veiligheid en hygiëne in het bouwbedrijf, april 1991, p. 23. [16] Chapter 14, Fire safety during construction and demolition. International Fire Code. USA : International Code Council, 2009, p. 3. [17] Kaderrichtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk. Europa : sn. [18] Achtste bijzondere richtlijn 92/57/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen. Europa : sn.
104
[19] Negende bijzondere richtlijn 92/58/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften voor de veiligheids- en/of gezondheidssignalering op het werk. Europa : sn. [20] Fire Statistics 2006. UK : Communities and Local Government Publications, mei 2008. p. 117. ISBN 978-1-4098-0046-0. [21] Marty Ahrens. Selections from the U.S. fire problem overview report, Leading causes and other patterns and trends, Properties that are vacant, under construction, renovation or demolition. USA : NFPA, juni 2003. p. 20. [22] Construction Site Fires. sl : U.S. Fire Administration, november 2001 (revisie maart 2002). p. 7, Topical Fire Research Series, Volume 2, Issue 14. [23] Fire in the United States, 1992–2001. 13de editie. USA : U.S. Fire Administration / National Fire Data Center, oktober 2004. p. 197. Beschikbaar via http://www.usfa.dhs.gov/statistics/national/index.shtm. [24] Safeguards during construction, alteration, and demolition. USA : FM Global, januari 2007. p. 16. [25] Fire safety in construction work. 2de editie. UK : HSE Books, 2009. p. 48. ISBN 9780717663453. [26] Construction Site Fire Prevention Checklist. 2de editie. UK : FPA - Fire Protection Association, maart 2006. p. 15. ISBN 1-902790-32-4. [27] Ontploffingsgevaarlijke atmosferen - Voorkoming van en bescherming tegen ontploffingen - Deel 1 : Basisbegrippen en methodologie. NBN EN 1127-1. sl : BIN, oktober 1997. 1ste uitgave, p. 48. [28] Fire Detection and alarm systems in building under construction. NEMA. USA : SFPE, winter 2009 - Construction Fire Safety, Fire Protection Engineering, p. 4. [29] NFPA 72 - National Fire Alarm Code. USA : NFPA, 2007. p. 273. [30] Supplying water for high-rise construction projects. Edward J. Prendergast, P.E. USA : SFPE, winter 2009 - Construction Fire Safety, Fire Protection Engineering, p. 5. [31] Fire sprinkler systems during construction. Russell P. Fleming, P.E., FSFPE. USA : SFPE, winter 2009 - Construction Fire Safety, Fire Protection Engineering, p. 4. [32] NFPA 14 - Standard for the installation of standpipe and hose systems. sl : NFPA, 1996. p. 38. [33] Prof. dr. ir. Marc Van Overmeire, VUB en ir. Paul Olivier, AVI. Betrouwbaarheids- en risicoanalyse van industriële systemen. sl : Vrije Universiteit Brussel. Cursustekst o.a. gebruikt in de opleiding "Master in de Veiligheidstechniek". [34] Kinney-Methode kritisch bekeken. Prevent Actua. 23/03/2009. [35] ISO/TS 16732 Fire safety engineering — Guidance on fire risk assessment. First edition, 2005-09-15, p. 30. [36] ISO/TS 16733 Fire safety engineering — Selection of design fire scenarios and design fires. First edition 2006-07-15. p. 44. [37] NFPA 550 - Guide to the Fire Safety Concepts Tree. USA : NFPA, 1995. p. 15.
105
9
Lijst van tabellen
Tabel 1 Bouwen - Verbouwen................................................................................................. 5 Tabel 2 Overzicht K.B. TMB ................................................................................................. 10 Tabel 3 Veiligheid producten ................................................................................................ 13 Tabel 4 Codes van goede praktijk ........................................................................................ 17 Tabel 5 NAVB AO Statistieken .............................................................................................. 19 Tabel 6 NFPA Statistieken 1999 Werven .............................................................................. 20 Tabel 7 NFPA Statistieken 1994-1998 Werven ..................................................................... 21 Tabel 8 USA Statistieken 1999 algemeen............................................................................. 21 Tabel 9 USA - NFPA Statistieken 1999 vergelijking .............................................................. 21 Tabel 10 NFPA 241 overzicht inhoud .................................................................................... 28 Tabel 11 Inhoud "Joint Code of Practice" .............................................................................. 31 Tabel 12 Synthese regels goed vakmanschap ..................................................................... 36 Tabel 13 Controlelijst - project vragen ................................................................................. 86 Tabel 14 Controlelijst - situatie vragen .................................................................................. 88
10 Lijst van figuren Figuur 1 Overzicht regelgeving .............................................................................................. 2 Figuur 2 Coordinatieprincipe .................................................................................................. 7 Figuur 3 UK Statistieken per locatie ..................................................................................... 23 Figuur 4 UK Statistieken Brandstichting ............................................................................... 24 Figuur 5 UK Statistieken slachtoffers.................................................................................... 25 Figuur 6 Mariagaard - Overzicht fasering ............................................................................. 49 Figuur 7 Mariagaard Detail fase 1 ........................................................................................ 50 Figuur 8 Mariagaard foto 1 ................................................................................................... 50 Figuur 9 Mariagaard foto 2 ................................................................................................... 50 Figuur 10 Overzicht Diabolo project ..................................................................................... 52 Figuur 11 Diabolo project - deel van het RVP plan ............................................................... 53 Figuur 12 Foto 1, bron: Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen ...................... 54 Figuur 13 Foto 2, bron: Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen ...................... 54 Figuur 14 Denkschema - detail - controlelijsten .................................................................... 71 Figuur 15 Schema risicofactoren .......................................................................................... 72 Figuur 16 Fig.1 uit ISO/TS 16732 ......................................................................................... 73 Figuur 17 Fig.2 uit ISO/TS 16732 ......................................................................................... 74 Figuur 18 Fig.1 uit ISO/TS 16733 ......................................................................................... 75 Figuur 19 NFPA 550 Top levels of the Fire Safety Concepts Tree ........................................ 76 Figuur 20 Gantt kaart - Voorbeeld uit MS Project – Bouw van een kantoorpand .................. 89 Figuur 21 Histogram resources - Voorbeeld uit MS Project – Bouw van een kantoorpand ... 90