Onderzoek invoering wetswijziging hoofdstuk 8 Wet milieubeheer Implementatie van de IPPC-Richtlijn Zaaknummer: 5030040090
Definitief rapport
DG Milieu Postbus 30945 2500 GX ’s-Gravenhage Grontmij Nederland bv Infrastructuur & Milieu De Bilt, 21 maart 2005
Divisie Water Postbus 61 8200 AB Lelystad
Verantwoording
Titel
:
Onderzoek invoering wetswijziging hoofdstuk 8 Wet milieubeheer
Projectnummer
:
167288
Documentnummer
:
I&M-99047417-AvE/SLN
Revisie
:
D2
Datum
:
21 maart 2005
Auteur(s)
:
Ir. D.D.L. Goedhart, ir. J.C. Jacobs, ing. M. Lieberom
e-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd
:
ir. J..C. Jacobs
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd
:
Paraaf goedgekeurd
:
@ Grontmij
ing. A.P.A. van Ewijk
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 blad 2 van 104
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding............................................................................................................. 5 Aanleiding en achtergrond.............................................................................. 5 Reden onderzoek ........................................................................................... 5 Vraagstelling ................................................................................................... 5 Leeswijzer....................................................................................................... 6
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Aanpak en methodologie .................................................................................. 7 Algemeen........................................................................................................ 7 Gevolgen wetsvoorstel ................................................................................... 7 Inventarisatie .................................................................................................. 7 Aggregatie en analyse .................................................................................. 13
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
Resultaten provincies...................................................................................... 15 Aantal IPPC-inrichtingen per IPPC-(sub)categorie ....................................... 15 Kwaliteit gegevens aantal IPPC-inrichtingen ................................................ 16 Aanwezigheid kennis over IPPC binnen de organisatie ............................... 16 Informatievoorziening over IPPC .................................................................. 18 Inbedding IPPC in provinciale organisatie .................................................... 19 Actualiteit van de vergunningen.................................................................... 19 IPPC-conformiteit.......................................................................................... 22 Rapportageverplichting................................................................................. 24 Knelpunten.................................................................................................... 25
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10
Resultaten RD’s RWS..................................................................................... 27 Aantal IPPC-inrichtingen............................................................................... 27 Kwaliteit gegevens aantal IPPC-inrichtingen ................................................ 28 Aanwezigheid kennis over IPPC binnen de organisatie ............................... 28 Informatievoorziening over IPPC .................................................................. 29 Inbedding IPPC in organisatie RD’s Rijkswaterstaat .................................... 31 Actualiteit van de vergunningen.................................................................... 31 IPPC-conformiteit.......................................................................................... 34 Rapportageplicht........................................................................................... 36 EPER............................................................................................................ 36 Knelpunten.................................................................................................... 37
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10
Resultaten gemeenten.................................................................................... 39 Kwaliteit reacties........................................................................................... 39 Aantal IPPC-inrichtingen............................................................................... 40 Kwaliteit gegevens aantal IPPC-inrichtingen ................................................ 42 Aanwezigheid kennis over IPPC binnen de organisatie ............................... 42 Informatievoorziening over IPPC binnen de organisatie............................... 43 Inbedding IPPC in de gemeentelijke organisatie .......................................... 43 Actualiteit ...................................................................................................... 45 IPPC-conformiteit.......................................................................................... 47 Rapportageplicht........................................................................................... 48 Knelpunten.................................................................................................... 48
6
Resultaten Waterschappen............................................................................. 49
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 blad 3 van 104
Inhoud (vervolg) 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10
Aantal IPPC-inrichtingen............................................................................... 49 Kwaliteit gegevens aantal IPPC-inrichtingen ................................................ 50 Aanwezigheid kennis IPPC binnen de organisatie ....................................... 51 Informatievoorziening en – structuur binnen de organisatie ......................... 52 Inbedding IPPC binnen de waterschappen................................................... 54 Actualiteit van de vergunningen.................................................................... 54 IPPC-conformiteit.......................................................................................... 57 Rapportageplicht........................................................................................... 59 EPER............................................................................................................ 60 Knelpunten.................................................................................................... 60
7 7.1 7.2 7.3 7.4
Aggregatie en analyse provincies ................................................................... 63 Algemeen...................................................................................................... 63 Extra werkzaamheden in kader van implementatieplicht IPPC..................... 63 Extra werkzaamheden in het kader van de verplichte verslaglegging .......... 68 Knelpunten, oorzaken en invoeringsbegeleiding .......................................... 69
8 8.1 8.2 8.3 8.4
Aggregatie en analyse RD’s RWS .................................................................. 71 Algemeen...................................................................................................... 71 Extra werkzaamheden in kader van implementatieplicht IPPC..................... 71 Extra werkzaamheden in het kader van de verplichte verslaglegging .......... 75 Knelpunten, oorzaken en invoeringsbegeleiding .......................................... 75
9 9.1 9.2 9.3
Aggregatie en analyse gemeenten ................................................................. 79 Algemeen...................................................................................................... 79 Extra werkzaamheden in het kader van de implementatieplicht IPPC.......... 79 Knelpunten, oorzaken en invoeringsbegeleiding .......................................... 84
10 10.1 10.2
Aggregatie en analyse Waterschappen .......................................................... 87 Extra werkzaamheden in het kader van de implementatieplicht IPPC.......... 87 Extra werkzaamheden in het kader van de verplichte verslaglegging .......... 92
11 11.1 11.2 11.3
Conclusies en aanbevelingen ......................................................................... 95 Algemeen...................................................................................................... 95 Conclusies .................................................................................................... 95 Aanbevelingen ............................................................................................ 103
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 4 van 104
Inleiding
1
Inleiding
1.1
Aanleiding en achtergrond
Eind jaren tachtig is op Europees niveau voor het eerst gesproken over een richtlijn voor integrale milieuvergunningverlening. Dit heeft in 1996 uiteindelijk geresulteerd in de Wet op de EG-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, verder te noemen IPPC-richtlijn. Het basisprincipe van de IPPC-richtlijn is geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (verder Wvo) en reeds lange tijd gangbaar in Nederland. De hierin vastgelegde ‘ALARA-regel’1 (As Low As Reasonable Achievable) in artikel 8.11 derde lid Wm en artikel 7 Wvo ontmoet in toenemende mate kritiek. In het EG-recht is ‘ALARA’ vrij onbekend, wat leidt tot discussies over de precieze inhoud en strekking van het beginsel. De discussie heeft een nieuwe dimensie gekregen door de opkomst van de regel ter voorkoming en beperking van milieuverontreiniging door de ‘beste beschikbare technieken (BBT)’. Om tevens voor de toekomst in EG-verband algemene milieudoelstellingen en uitgangspunten eenduidig te formuleren, zal de Nederlandse regelgeving verder in lijn gebracht moeten worden met de Europese regelgeving. Het concept-wetsvoorstel tot wijziging van de Wm en de Wvo heeft de volgende doelstellingen: • een betere aansluiting van de IPPC-richtijn; • het wegnemen van een aantal belemmeringen voor het verlenen van vergunningen op hoofdlijnen of vergunningen op maat. 1.2
Reden onderzoek
Onderhavig onderzoek past in de doelstelling van een correcte en tijdige implementatie van de Europese regelgeving. Het onderzoek is nodig voor een juiste invoeringsbegeleiding van het wetsvoorstel. Het niet doen van dit onderzoek zou afbreuk doen aan de geloofwaardigheid wat betreft onderbouwing van de uitvoeringslasten van de betrokken overheden en het zicht van het ministerie op de betekenis van de gevolgen van de implementatie van de EG-regelgeving. 1.3
Vraagstelling
Ter voorbereiding van de invoeringsbegeleiding door VROM (ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu) en V&W (ministerie van Verkeer en Waterstaat) van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wm en Wvo op het punt van de implementatie van de IPPC-richtlijn, is een helder beeld van de stand van zaken met betrekking tot de omzetting van de IPPC-richtlijn in Nederland gewenst. Voor het verkrijgen van dit heldere beeld dient onderzoek te worden verricht dat dient te leiden tot een onderbouwd overzicht van: a. het aantal IPPC-relevante Wm-inrichtingen en/of Wvo-inrichtingen en de betrokken bevoegde instanties, met een uitsplitsing naar de verschillende categorieën als bedoeld in bijlage I van de richtlijn; b. de eventuele extra werkzaamheden voor de betrokken bevoegde instanties in het kader van Wm- en Wvo-vergunningverlening om aan de implementatieverplichtingen te voldoen en van de oorzaken daarvan. Aandachtspunt hierbij is zoveel mogelijk onderscheid te maken tussen de werkelijke extra werkzaamheden op basis van de
1
ALARA-regel tevens van toepassing verklaard op Wvo-vergunningverlening, zie artikel 7 van de Wvo
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 blad 5 van 104
Inleiding
IPPC-verplichtingen enerzijds en het mogelijk inlopen van achterstanden op het terrein van de vergunningverlening anderzijds; c. de eventuele extra werkzaamheden voor de onder b betrokken bevoegde instanties in het kader van de in IPPC-verband verplichte verslaglegging en de oorzaken daarvan. De onderzoeksresultaten zullen worden gebruikt bij de invoeringsbegeleiding van het wetsvoorstel. Daarnaast zullen zij dienen voor het overleg met de betrokken overheden over de omvang van de bestuurslasten als gevolg van het wetsvoorstel. 1.4
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 geeft de bij dit onderzoek gehanteerde uitgangspunten weer, zoals het verschil tussen autonome actualisatie en IPPC-conformiteit. Tevens wordt ingegaan op de gevolgde aanpak en methodologie, volgend uit de uitgangspunten. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de resultaten van de inventarisatie bij de provincies en DCMR. In hoofdstuk 4, 5 en 6 worden de resultaten gepresenteerd van de inventarisatie bij respectievelijk de Regionale Diensten Rijkswaterstaat, de gemeenten en de Waterschappen. In hoofdstuk 7, 8, 9 en 10 worden de gegevens van respectievelijk de provincies, Regionale Rijkswaterstaatdirecties, gemeenten en waterschappen geaggregeerd en geanalyseerd. In hoofdstuk 11 worden de conclusies en aanbevelingen weergegeven.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 6 van 104
Aanpak en methodologie
2
2.1
Aanpak en methodologie
Algemeen
Dit hoofdstuk richt zich op een beschrijving van de aanpak en de methodologie die gevolgd is om te komen tot een beantwoording van de volgende drie projectvragen: 1. Aantal IPPC-inrichtingen: Hoe groot is het aantal IPPC-relevante Wm-inrichtingen en/of Wvo-inrichtingen per betrokken bevoegde instantie, uitgesplitst naar de verschillende categorieën als bedoeld in bijlage I van de richtlijn? 2. IPPC-vergunningverlening: Wat zijn eventuele extra werkzaamheden voor de betrokken bevoegde instanties in het kader van Wm- en Wvo-vergunningverlening om aan de implementatieverplichtingen te voldoen en wat zijn mogelijke oorzaken daarvan? 3. IPPC-rapportageplicht: Wat zijn eventuele extra werkzaamheden voor de betrokken bevoegde instanties om te kunnen voldoen aan de in het kader van de in IPPC-verband verplichte verslaglegging en wat zijn mogelijke oorzaken daarvan? Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden wordt gebruik gemaakt van een overall aanpak in drie fasen: 1. Inventarisatie; 2. Aggregatie en analyse resultaten van de inventarisatie; 3. Indiceren extra werkzaamheden bevoegdegezag. De gehanteerde aanpak van genoemde fasen worden in de volgende paragrafen per onderzoeksvraag nader beschreven. Aangezien de in hoofdstuk 1 genoemde wetswijziging de basis vormt voor het onderzoek, wordt allereerst ingegaan op de concrete gevolgen hiervan voor de operationele vergunningverlening. 2.2
Gevolgen wetsvoorstel
Concreet omvat het wetsvoorstel ter verduidelijking en explicitering van onderdelen van de IPPC in hoofdzaak: • introductie Best Beschikbare Technieken (BBT); • definiëring emissie en emissiegrenswaarden; • aanscherping van de controlevoorschriften; • voorschriften op het gebied van bedrijfsomstandigheden, bedrijfsbeëindiging, lange afstand- en grensoverschrijdende verontreiniging; • alle vergunningen van IPPC-relevante inrichtingen moeten voor 31 oktober 2007 conform IPPC zijn; • BBT dient in alle bestaande en nieuwe vergunningen te zijn opgenomen; • Alle inrichtingen moeten 31 oktober 2007 conform BBT in werking zijn; • Rapportageplicht voortgang implementatie van de IPPC. 2.3
Inventarisatie
Het doel van de inventarisatie is het verkrijgen van informatie ter beantwoording van de projectvragen. Hiertoe is de volgende informatie benodigd: 1. Aantal IPPC-inrichtingen (kwantitatief)per IPPC-(sub)categorie; 2. Kwaliteit kwantitatieve gegevens IPPC-inrichtingen;
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 blad 7 van 104
Aanpak en methodologie
3. 4. 5. 6. 7. 8.
Aanwezigheid kennis over IPPC binnen de organisatie; Informatievoorziening en -structuur over IPPC binnen de organisatie; Inbedding IPPC in operationele vergunningverlening; Actualiteit van de vergunningen; IPPC-conformiteit van de vergunningen; Rapportagemogelijkheden in kader van Eu rapportageplicht.
In de aanpak voor het verkrijgen van de benodigde informatie is onderscheid gemaakt naar twee groepen bevoegde instanties, te weten: • Provincies, Regionale Diensten Rijkswaterstaat (hierna te noemen RD’s Rijkswaterstaat, DCMR Milieudienst (hierna te noemen DCMR) en waterschappen; • Gemeenten en gemeentelijke samenwerkingsverbanden. De indeling van de bevoegde instanties is tevens gehanteerd bij de beschrijving van de aanpak van de inventarisatie per onderzoeksvraag. Vraag 1: Aantal IPPC-inrichtingen
Hoe groot is het aantal IPPC-relevante Wm-inrichtingen en/of Wvo-inrichtingen per betrokken bevoegde instantie, uitgesplitst naar de verschillende categorieën als bedoeld in bijlage I van de richtlijn? Om deze vraag te kunnen beantwoorden is per bevoegd gezag een kwantitatief overzicht verkregen met daarin de aantallen IPPC-inrichtingen per IPPC-(sub)categorie. Daarnaast is kwalitatieve informatie verzameld om te komen tot een inzicht over hoe het bevoegd gezag het aantal IPPC-inrichtingen heeft bepaald, of er een (digitaal) registratiesysteem is en zo ja, welke gegevens hierin worden geregistreerd. Deze kwalitatieve informatie wordt gebruikt om een inschatting te maken van de volledigheid en betrouwbaarheid van het opgegeven overzicht van IPPC-inrichtingen. De inventarisatie heeft plaatsgevonden op basis van de aangeleverde gegevens van de betrokken bevoegde instanties. Hierbij is uitgegaan van de volledigheid en juistheid van deze opgave van IPPC-inrichtingen, waarbij ook uitgegaan wordt van het toekennen van de juiste capaciteitsgrenzen door de overheden voor het bepalen van IPPC-inrichtingen en haar IPPC-(sub)categoriën. Provincies, regionale Rijkswaterstaatdirecties, DCMR en waterschappen Tijdens de voorbereiding is een verzendlijst opgesteld van de bevoegde instanties met contactpersonen. Deze contactpersonen hebben een informatiebrief ontvangen vanuit VROM, IVW dan wel UvW waarin een toelichting werd gegeven over de inhoud van het project en de vraag om medewerking te verlenen. Daarnaast zijn handleidingen verstuurd om het aantal IPPC-inrichtingen binnen het eigen vergunningenbestand te kunnen vaststellen. In bijlage 1 en 2 zijn de gebruikte brieven en handleidingen opgenomen. Voornoemde instanties zijn bezocht. Tijdens het bezoek hebben de bevoegde instanties overzichten met IPPC-inrichtingen binnen het eigen vergunningenbestand overlegd (NAWgegevens en IPPC-(sub)categorieën). Deze overzichten zijn besproken, waarbij is ingegaan op categorie-indelingen IPPC en zonodig aangepast. Tijdens het bezoek is een interview afgenomen met de sleutelperso(o)n(en) op het gebied van operationele vergunningverlening en IPPC, waarbij inzicht is verkregen in de wijze waarop het overzicht met IPPC-inrichtingen uitgesplitst naar IPPC-(sub)categorie tot stand is gekomen, de aanwezigheid van een (digitaal) registratiesysteem en indien aanwezig, de geregistreerde aspecten. De gehanteerde vragenlijst bij een interviews is opgenomen in bijlage 3. De overzichten van provincies en directies Rijkswaterstaat zijn met elkaar vergeleken. Indien overzichten niet consistent bleken, zijn ze gewijzigd dan wel aangevuld. Gemeenten en samenwerkingsverbanden
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 8 van 104
Aanpak en methodologie
De inventarisatie bij het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (hierna te noemen SRE) en Dienst Milieu en Bouwtoezicht van de gemeente Amsterdam (hierna te noemen DMB) heeft op dezelfde wijze plaatsgevonden als bij de provincies, DCMR, de directies RWS en de waterschappen. SRE en DMB hebben een brief gekregen met informatie over onderhavig onderzoek en zijn bezocht. Tijdens dit bezoek is een interview afgenomen met de sleutelperso(o)n(en) op het gebied van operationele vergunningverlening en IPPC. Tevens heeft een diepteonderzoek plaatsgevonden van de vergunningen van IPPCinrichtingen in het vergunningenbestand van beide bevoegde instanties. De overige gemeenten zijn schriftelijk benaderd, zoals hierna beschreven. Een aantal gemeenten in Nederland heeft de milieutaken, waaronder vergunningverlening, uitbesteed aan milieudiensten of samenwerkingsverbanden. Als gevolg hiervan hebben zowel gemeenten als milieudiensten en samenwerkingsverbanden een informatiebrief vanuit VROM ontvangen. Hierin is een toelichting gegeven over de inhoud van onderhavig project en de vraag om hieraan medewerking te verlenen. Tevens is een handleiding toegezonden ter vaststelling van het aantal IPPC-inrichtingen per IPPC-(sub)categorie binnen het eigen vergunningenbestand. De brieven zijn verzonden naar de hoofden van de afdeling ‘milieuvergunningverlening’. Het gaat hierbij om 484 gemeenten en 17 samenwerkingsverbanden2. Bij de brieven is een verkorte vragenlijst gevoegd. De gemeentes zijn gevraagd het absolute aantal IPPC-inrichtingen dat onder IPPC-(sub)categorie 6.6 (intensieve veehouderij) op te geven, alsmede de NAW- gegevens en IPPC-(sub)categorie van de overige inrichtingen, die onder de overige IPPC-(sub)categorieën vielen. Op basis van de overzichten die door de gemeenten, milieudiensten en samenwerkingsverbanden zijn toegezonden, is een eerste overzicht met IPPC-inrichtingen opgesteld. Vervolgens zijn alle gemeenten die nog niet gereageerd hadden schriftelijk benaderd met het verzoek de gevraagde gegevens alsnog aan te leveren. De gemeenten en samenwerkingsverbanden die hebben gereageerd, zijn zonodig gevraagd de gegevens aan te vullen. Op basis hiervan is het definitieve overzicht met IPPC-inrichtingen onder gemeentelijk bevoegd gezag vastgesteld. Inzicht in de kwaliteit van de geleverde informatie is deels verkregen door het registreren van de telefonische vragen van gemeenten, milieudiensten en samenwerkingsverbanden in het kader van onderhavig onderzoek. Tevens is beperkt inzicht verkregen in de volledigheid en betrouwbaarheid van de aangeleverde gegevens door het afnemen van vijftien telefonische interviews bij hiervoor geselecteerde gemeenten. Het voornaamste doel van de telefonische interviews was het verkrijgen van informatie ter beantwoording van de projectvragen twee (IPPC-vergunningverlening) en drie (IPPC-rapportageplicht). De gehanteerde vragenlijst bij het telefonisch interview is opgenomen in bijlage 4. De wijze van selectie van de vijftien gemeenten is beschreven bij de aanpak van projectvraag twee in de volgende paragraaf. Vraag 2: IPPC-vergunningverlening
Wat zijn eventuele extra werkzaamheden voor de betrokken bevoegde instanties in het kader van Wm- en Wvo-vergunningverlening om aan de implementatieverplichtingen te voldoen en wat zijn mogelijke oorzaken daarvan?
2
Aangezien in deze voorbereidingsfase niet bekend was welke gemeenten (een deel van de) milieutaken uitbesteden aan samenwerkingsverbanden, zijn naast alle gemeenten ook alle samenwerkingsverbanden aangeschreven. Zij hebben de vraag gekregen om voor de gemeenten waar zij vergunningverlening en handhaving voor uitvoeren, het aantal IPPC inrichtingen evenals de IPPC-(sub)categorie en de capaciteit op te geven.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 9 van 104
Aanpak en methodologie
Aandachtspunt bij deze vraag is zoveel mogelijk onderscheid te maken tussen de extra werkzaamheden op basis van de IPPC-verplichtingen enerzijds en het eventueel inlopen van achterstanden op het terrein van vergunningverlening (autonome actualisatie) anderzijds. Voor bepaling van de extra werkzaamheden ten gevolge van de wetswijziging wordt ervan uitgegaan dat in geval van een nog uit te voeren autonome actualisatie de werkzaamheden ten gevolge van de wetswijziging worden meegenomen. Voor het vaststellen van de extra werkzaamheden is informatie nodig over de autonome actualisatie en de IPPC-conformiteit van de vergunningen. Voor het verkrijgen van deze informatie is het begrip Stand der Techniek (SdT) belangrijk. Dit omdat dit begrip de belangrijkste link vormt tussen de huidige vergunningverlening en het BBT(BAT)-criterium uit de toekomstige vergunningverlening. Autonome actualisatie Om een oordeel te geven over de autonome actualisatie zijn de volgende aspecten van belang: 1. Toetsing aan SdT; 2. Wijzigingen in de bedrijfsvoering; 3. Wijzigingen in de omgeving; 4. Toetsing aan de laatste milieuwetgeving. In het onderzoek is nagegaan of deze aspecten worden betrokken in de operationele vergunningverlening. Een de inhoudelijke beoordeling van de toepassing van de aspecten door de bevoegde instanties heeft niet plaatsgevonden, omdat dit in het kader van onderhavig onderzoek te ver voert Voor het vaststellen van de autonome actualisatie is in het onderhavige onderzoek voornamelijk gericht op het toetsen aan SdT tijdens het proces van vergunningverlening. Omdat deze toetsing onderdeel is van de huidige wetgeving kan op basis hiervan worden vastgesteld of verleende vergunningen actueel zijn. Om na te gaan of toetsing aan Stand der Techniek plaatsvindt, is in de interviews met de bevoegde instanties ingegaan op het begrip SdT en de bij de vergunningverlening gebruikte documenten (NeR, LAP, NRB voor Wm-vergunningen en CIW voor Wvo-vergunningen). In het diepteonderzoek is nagegaan of toetsing aan SdT heeft plaatsgevonden door na te gaan of een verwijzing is opgenomen in de overwegingen. Dit kan een directe verwijzing zijn naar de toetsing aan SdT of een verwijzing naar NeR, LAP, NRB bij Wm-vergunningen of CIW (thans LBOW) bij Wvovergunningen. De overige drie aspecten, te weten ‘wijzigingen in de bedrijfsvoering’, ‘wijzigingen in de omgeving’ en ‘toetsing aan de laatste milieuwetgeving’ zijn tijdens de interviews aan de orde gekomen door na te gaan of deze aspecten worden betrokken bij de actualisatie. Daarnaast is in het interview nagegaan naar aanleiding waarvan een vergunning wordt bezien op actualiteit, bijvoorbeeld een geplande vaste frequentie, op verzoek van ander bevoegd gezag en/of na handhaving. Tevens is tijdens het interview nagegaan of bij een wijzigingsvergunning, ambtshalve wijziging of een melding 8.19 Wm de vergunning wordt bezien op actualiteit. Op basis hiervan is een relatie worden gelegd met het laatste moment van bezien op actualiteit. In combinatie met het diepteonderzoek en de ouderdom van de onderzochte vergunningen, is op basis van deze relatie een vertaling worden gemaakt van het diepteonderzoek naar het totale inrichtingenbestand. IPPC- conformiteit Voor de benodigde informatie over de IPPC-conformiteit van de verleende vergunningen is tijdens de interviews voor elke bevoegde instantie nagegaan wat het kennisniveau over
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 10 van 104
Aanpak en methodologie
de IPPC is (terminologie), welke IPPC-informatiebronnen beschikbaar zijn en op welke wijze deze kennis en informatie verspreid wordt binnen de organisatie. Daarnaast is ingegaan op de operationele vergunningverlening, zoals op welke aspecten wordt een aanvraag om een vergunning getoetst, wat wordt opgenomen in de overwegingen en worden IPPC-specifieke voorschriften opgenomen in vergunningen. Tijdens het interview is ook informatie over de ervaringen en knelpunten met de IPPC-vergunningverlening verzameld. Daarnaast is een diepteonderzoek uitgevoerd naar de IPPC-conformiteit voor de inrichtingen die vallen onder de IPPC-richtlijn. Dit op basis van een exemplaar van de vergunning. Zo is er bij de overwegingen onder meer vastgesteld of coördinatie en toetsing per milieucompartiment heeft plaatsgevonden. Bij de voorschriften is onder meer vastgesteld of methoden van analyse en bijbehorende frequenties zijn voorgeschreven en of er voorschriften zijn over bedrijfsbeëindiging. De aanpak voor het verkrijgen van informatie over de autonome actualisatie en de IPPCconformiteit is aansluitend voor beide groepen bevoegde instanties beschreven. De wijze waarop deze gegevens worden vertaald naar extra werkzaamheden is beschreven in paragraaf 2.4 aggregatie en analyse. Provincies, DCMR, Regionale Rijkswaterstaatdirecties en Waterschappen De benodigde informatie over de autonome actualisatie en de IPPC-conformiteit van de vergunningen is verkregen bij alle bevoegde instanties uit: • Interview sleutelpersonen operationele vergunningverlening. De gehanteerde vragenlijst is opgenomen in bijlage 3; • Diepteonderzoek vergunningen van inrichtingen. De selectie van de vergunningen voor het diepte onderzoek is uitgevoerd door het projectteam. Bij de selectie is rekening gehouden met spreiding in de ouderdom van de vergunningen en spreiding over de verschillende IPPC-(sub)categorieën. Gemeenten en samenwerkingsverbanden De benodigde informatie over de autonome actualisatie en de IPPC-conformiteit van de vergunningen is verkregen bij een selectie van veertien gemeenten en één gemeentelijk samenwerkingsverband uit: • Telefonisch interview sleutelpersonen operationele vergunningverlening. De gehanteerde vragenlijst is opgenomen in bijlage 4. • Diepteonderzoek vergunningen van inrichtingen. Voor de selectie van de gemeenten is de volgende verdeling gehanteerd: • Zeven gemeenten met relatief veel agrarische / veeteelt IPPC-inrichtingen (twintig of meer); • Zeven gemeenten met relatief veel industriële IPPC-inrichtingen (vijf of meer); Tijdens de telefonische interviews zijn verleende vergunningen opgevraagd voor het uitvoeren van een diepteonderzoek. Gezien de beschikbaarheid van verleende vergunningen heeft geen selectie plaatsgevonden op ouderdom en/of IPPC-(sub)categoriën. De inventarisatie bij DMB en SRE heeft op dezelfde wijze plaatsgevonden als bij de provincies, RD’s Rijkswaterstaat, DCMR en Waterschappen, een en ander zoals hiervoor beschreven. Vraag 3: IPPC-rapportageplicht
Wat zijn eventuele extra werkzaamheden voor de betrokken bevoegde instanties om te kunnen voldoen aan de in het kader van de in IPPC-verband verplichte verslaglegging te kunnen voldoen en wat zijn mogelijke oorzaken daarvan?
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 11 van 104
Aanpak en methodologie
Om deze vraag te kunnen beantwoorden is vastgesteld in hoeverre de bevoegde instanties op dit moment de onderdelen waarvoor een rapportageplicht geldt registreren en kunnen rapporteren. Voor onderdelen waar dit niet mogelijk is, wordt dit beschouwd als extra werkzaamheden voor de bevoegde instanties. In dat geval zijn tevens eventuele knelpunten in beeld gebracht. De rapportageplicht geldt in principe voor IPPC-activiteiten/installaties. Indien een bevoegde instantie geen onderscheid kan maken naar IPPC-activiteiten/installaties is nagegaan of kan worden gerapporteerd voor IPPC-inrichtingen. Als bevoegde instanties aangeven niet bekend te zijn met het aantal IPPC-inrichtingen, wordt aangenomen dat niet voldaan kan worden aan de rapportageverplichting. Provincies, DCMR, RD’s Rijkswaterstaat en Waterschappen De informatie is verkregen uit interviews met sleutelpersonen op het gebied van operationele vergunningverlening. Voorafgaand aan het interview zijn de vragen die betrekking hebben op de rapportageplicht aan de bevoegde instanties toegezonden. Bij de RD’s Rijkswaterstaat en de waterschappen is tevens nagegaan of kan worden voldaan aan de rapportageplicht in het kader van de European Pollutant Emission Register (EPER). Het betreft de rapportage van jaarvrachten voor afzonderlijk geëmitteerde componenten.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 12 van 104
Aanpak en methodologie
Gemeenten en samenwerkingsverbanden Om inzicht te verkrijgen in de mogelijkheid voor de gemeentelijke bevoegde instanties om te kunnen voldoen aan de rapportageplicht vanuit de IPPC, is hierop ingegaan tijdens de interviews met DMB, SRE en de telefonische interviews. 2.4
Aggregatie en analyse
De uit de inventarisatie verkregen informatie is verwerkt in een elektronisch databestand van Microsoft Office Excel 2003. In het databestand zijn overzichten gemaakt per bevoegd gezag van het aantal IPPC-inrichtingen met NAW-gegevens, IPPC-(sub)categorie, jaar verleende vergunning, jaar laatste wijziging van de vergunning, coördinatie en bevoegde instanties Wm en Wvo. Aan de hand van dit ingevulde databestand is het mogelijk om gegevens te aggregeren, berekeningen uit te voeren en selecties te maken. Op basis van deze geaggregeerde informatie heeft de analyse plaatsgevonden en is gekomen tot beantwoording van de projectvragen, Voor de beantwoording van vraag 2 dient in de extra werkzaamheden onderscheid te worden gemaakt tussen werkzaamheden die voortvloeien uit de autonome actualisatie en werkzaamheden die voortvloeien uit de implementatieverplichting van de IPPC. Dit heeft plaatsgevonden conform de in figuur 2-1 aagegeven wijze.
Is toetsing aan SdT opgenomen in de overwegingen?
NEE
JA
Is de vergunning conform IPPC?
Heeft toetsing aan SdT in praktijk wel plaatsgevonden?
NEE
Toetsing moet alsnog plaatsvinden; geen extra werkzaamheden
JA NEE
Vergunning is actueel, maar niet conform IPPC; extra werkzaamheden
JA
Vergunning is actueel en conform IPPC; geen extra werkzaamheden
Figuur2-1 Extra werkzaamheden als gevolg van implementatieplicht
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 13 van 104
Aanpak en methodologie
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 blad 14 van 104
Resultaten provincies
3
Resultaten provincies
In dit hoofdstuk worden de resultaten gepresenteerd van de inventarisatie uitgevoerd bij de twaalf provincies. De gegevens van DCMR zijn meegenomen indien de inrichting onder het bevoegde gezag van de provincie valt. De inventarisatie bij deze bevoegde instanties was gericht op het verkrijgen van informatie over: 1. Aantal IPPC-inrichtingen per IPPC-(sub)categorie; 2. Kwaliteit gegevens aantal IPPC-inrichtingen; 3. Aanwezigheid kennis over IPPC binnen de organisatie; 4. Informatievoorziening over IPPC; 5. Inbedding IPPC in operationele vergunningverlening; 6. Actualiteit van de vergunningen; 7. IPPC-conformiteit van de vergunningen; 8. Rapportagemogelijkheden in kader van EU-rapportageplicht; 9. Knelpunten. De verkregen informatie over genoemde onderdelen wordt in de paragrafen hierna behandel. 3.1
Aantal IPPC-inrichtingen per IPPC-(sub)categorie
De aantallen IPPC-inrichtingen per IPPC-(sub)categorie zijn gebaseerd op de informatie zoals aangeleverd door de provincies en de DCMR. Aangenomen is dat de aangeleverde informatie juist en volledig is. Aangeleverde overzichten van provincies en DCMR zijn vergeleken met de overzichten van de RD’s Rijkswaterstaat en consistent gemaakt. De IPPC-inrichtingen die onder de verantwoordelijkheid van DCMR3 vallen, zijn in dit onderzoek toegewezen aan Provincie Zuid-Holland en de betrokken gemeenten, aangezien zij het bevoegde gezag zijn van deze inrichtingen. De definitie van de categorie indeling was ten tijde van het onderzoek niet voor alle categorieën eenduidig vastgesteld. Tijdens het onderzoek is de interpretatie van de definities van IPPC-(sub)categorieën 5.1 en 5.3 gewijzigd. Het betreft het begrip verwijdering: deze handeling kan ook buiten de inrichting plaatsvinden. Voorheen werd aangenomen dat in het geval de inrichting dan niet onder de IPPCrichtlijn valt. Deze begripswijzigingen is niet bij de provincies meegenomen in onderhavig onderzoek. Hierdoor zal het aantal inrichtingen in de praktijk mogelijk hoger zijn dan hierna opgenomen. In tabel 3-1 zijn het totale aantal IPPC-inrichtingen weergegeven waarvoor de provincies bevoegd gezag zijn, evenals een onderverdeling per IPPC- hoofdcategorie en per (anonieme) provincie.
3 Volgens de opgave van DCMR vallen 88 IPPC-inrichtingen onder hun verantwoordelijkheid, hiervan vallen 78 inrichtingen onder het bevoegd gezag van provincie Zuid-Holland en 10 onder het bevoegd gezag van gemeenten (zie ook hoofdstuk 5).
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 blad 15 van 104
Resultaten provincies
In tabel 3-1 is te zien dat het totale aantal IPPC-inrichtingen binnen de categorieën groter kan zijn dan sec het aantal IPPC-inrichtingen. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat één inrichting onder meerdere categorieën kan vallen (bijvoorbeeld chemisch bedrijven maken vaak meerdere stofgroepen in verschillende installaties en vallen daarom onder verschillende IPPC-subcategorieën). Tabel 3-1 Aantal IPPC-inrichtingen provincies. Aantal IPPC-inrichtingen Per IPPC-hoofdcategorie Totaal cat. 1 cat. 2 cat. 3 cat. 4 cat. 5 cat. 6 onbekend A 103 16 9 3 17 63 16 2 B 53 1 4 2 39 10 7 4 C 12 3 2 0 0 5 4 0 D 58 4 6 1 25 19 17 0 E 25 4 3 1 6 7 5 1 F 42 3 2 1 5 14 10 9 G 55 7 6 1 13 22 24 2 H 11 1 1 0 5 10 1 0 I 113 20 12 4 50 36 15 2 J 83 7 8 6 32 20 9 9 K 10 2 0 0 1 0 4 2 L 51 9 9 0 8 7 8 11 Totaal 616 82 66 19 209 213 121 41 Toelichting hoofdcategorieën: categorie 1: energie-industrie; categorie 2: productie en verwerking van metalen; categorie 3; minerale industrie; categorie 4: chemische industrie; categorie 5: afvalbeheer; categorie 6: overige activiteiten; onbekend: inrichtingen wel aangemerkt als IPPC-plichtig, maar niet de bijbehorende categorie(ën) aangegeven. Provincie
3.2
Kwaliteit gegevens aantal IPPC-inrichtingen
Over het algemeen zijn de provincies in staat gebleken de IPPC-inrichtingen aan te geven per hoofdcategorie. In veel gevallen ontbreekt de IPPC-(sub)categorie, in een aantal gevallen zelfs de hoofdcategorie. Indien ontbrekende gegevens na koppeling met de Wvovergunningen wel bekend werden, zijn deze overgenomen. Per inrichting is de datum van de oprichtingsvergunning en/of de revisievergunning in de meeste gevallen bekend. In veel gevallen ontbraken op de overzichten de NAW gegevens. Deze zijn door Grontmij aangevuld. In bepaalde gevallen hebben provincies een zeer uitgebreid of zelfs het gehele vergunningenbestand toegezonden. Grontmij heeft een selectie gemaakt van de inrichtingen waarvan zeker bekend is dat deze onder de IPPC-richtlijn vallen. Voor complexe bedrijven is er het knelpunt dat niet altijd duidelijk is uit hoeveel inrichtingen (deelvergunningen) deze bestaat en welke IPPC-activiteiten wordt uitgevoerd. 3.3
Aanwezigheid kennis over IPPC binnen de organisatie
Het kennisniveau ten aanzien van de IPPC-richtlijn en de IPPC-procedure is getoetst tijdens de afgenomen interviews met de sleutelpersonen op het gebied van operationele vergunningverlening. De verwachting is dat deze sleutelpersoon de meeste kennis over de IPPC-richtlijn bezit. Er wordt aangenomen dat
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 16 van 104
Resultaten provincies
door het bestaan van een dergelijke sleutelpersoon IPPC-kennis aanwezig en beschikbaar is binnen de organisatie. De aanwezigheid van kennis over IPPC binnen de organisatie is gebaseerd op de volgende criteria: • Bekendheid met bestaan van IPPC-richtlijn; • Bekendheid met informatiebronnen IPPC en BREF’s. • Kennis van inhoud IPPC-richtlijn; • Bekendheid met wijze interpretatie BBT(BAT)uit IPPC; • Bekendheid hoe IPPC en BREF’s in het Nederlandse milieubeleid zijn geïncorporeerd. In tabel 3-2 zijn de criteria verder onderverdeeld en zijn de resultaten weergegeven voor de provincies. Tabel 3-2 IPPC-kennis sleutelperso(o)n(en) provincies Criteria kennisniveau IPPC Bekend met bestaan richtlijn IPPC Bekendheid met informa- Infomil tiebronnen VROM IPPC en BREF’s Europese IPPC-bureau in Sevilla Oplegnotities Dutch notes Eu internetsite BREF’s NeR LAP NRB Kennis van inhoud IPPC BREF dan wel het oude stand der techniek / ALARA Geïntegreerde benadering milieuthema’s Stoffenaanpak, waterkwaliteitsspoor, preventie / aanpak bij bron Coördinatie tussen Wm en Wvo Hoog beschermingsniveau ten aanzien van milieu Omgaan met calamiteiten en bijzondere omstandigheden, zoals bedrijfsbeëindiging Emissiegrenswaarden of gelijkwaardige technische voorzieningen Bekendheid met wijze Oude stand der techniek, ALARA interpretatie BBT (BAT) uit Voorkomen en beperken van emissies IPPC Economisch haalbaar in de betreffende bedrijfstak Technisch haalbaar in de betreffende bedrijfstak Technieken die redelijkerwijs verkrijgbaar zijn De meest doeltreffende technieken om milieugevolgen te voorkomen / beperken Bekend hoe IPPC en Hoofdstuk 8 Wm BREF’s in het Nederland- Ivb se milieubeleid zijn geïm- NeR plementeerd om SdT te LAP bepalen NRB
@ Grontmij
Percentages bekend 100 100 83 83 83 42 58 100 100 67 75 92 58 58 33 58 8 67 100 92 67 84 84 83 100 92 92 67 50
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 17 van 104
Resultaten provincies
3.4
Informatievoorziening over IPPC
Om vast te stellen of de provincies ingericht zijn om vergunningen conform IPPC te verlenen is met betrekking tot de IPPC-richtlijn gevraagd naar: • informatievoorziening vanuit landelijke organisaties; • informatievoorziening binnen de provincies. Informatievoorziening vanuit landelijke organisaties De provincies is gevraagd in hoeverre de informatievoorziening over de IPPC-richtlijn vanuit de landelijke organisaties (VROM en InfoMil) voldoende is voor een correcte uitvoer van de werkzaamheden in het kader van de IPPC-vergunningverlening. Indien de informatievoorziening volgens de provincies gedeeltelijk voldoende of onvoldoende was, zijn de knelpunten hiervoor geïnventariseerd. Deze knelpunten zijn (in willekeurige volgorde) weergegeven in tabel 3-3. Uit de tabel blijkt dat provincies vooral aangeven informatie te missen voor het uitvoeren van IPPC-gerelateerde werkzaamheden. Dit houdt in dat een gedeeltelijke voldoende of onvoldoende beoordeling vooral een behoefte aan informatie over IPPC weergeeft. Tabel 3-3 IPPC-informatievoorziening vanuit landelijke organisaties naar provincies Informatievoorziening Voldoende Gedeeltelijk voldoende Onvoldoende
Percentage 8 17 75
Aangegeven knelpunten
Informatievoorziening binnen de provincies De provincies is gevraagd op welke wijze voor de operationele vergunningverlening informatie en kennis over de IPPC wordt vergaard en overgedragen. De IPPCinformatievoorziening binnen de provincies is weergegeven in tabel 3-4. Tabel 3-4 IPPC-informatievoorziening binnen de provincies Informatievoorziening Vergunningverlener zelfstandig IPPC-informatie verzamelen Coördinator / verantwoordelijke voor verzamelen IPPC-informatie aangewezen (gestructureerd) Intern georganiseerde bijeenkomst Kennisuitwisseling met andere provincie Intern netwerk (intranet) met actuele IPPC-informatie Werkoverleg met structureel aandacht voor IPPC Bibliotheek met actuele IPPC-informatie Extene bijeenkomsten Infomil over IPPC Oplegnotities BREF’s Nieuwsbrieven Infomil Werkgroep IPPC
@ Grontmij
Percentage toegepast 100 42 17 83 50 75 50 8 42 33 8
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 18 van 104
Resultaten provincies
3.5
Inbedding IPPC in provinciale organisatie
Om vast te stellen in hoeverre IPPC al is ingebed in de operationele vergunningverlening is gekeken naar: • IPPC-ervaring binnen provincies; • Gebruikte documenten bij toetsing aanvraag IPPC-inrichting. Uit de interviews bij de provincies blijkt dat 83% van de provincies één of meerdere IPPCvergunningen heeft verleend. In totaal gaat het hierbij om circa 55 vergunningen. In tabel 3-5 zijn de documenten opgenomen die gebruikt worden voor de IPPCvergunningverlening. In deze tabel is het percentage provincies aangegeven, dat gebruik maakt van deze documenten bij de vergunningverlening voor inrichtingen die vallen onder de IPPC-richtlijn. Tabel 3-5 Gebruik documenten voor IPPC-vergunningverlening door provincie Documenten BREF Oplegnotities NeR LAP NRB Infomil informatie Brancheplannen Overig*
Percentage gebruik 75 50 83 50 42 58 33 50
* bij overig is genoemd: provinciale toetsingskaders, standaard voorschriften en –considerans, uitgebreid aanvraagformulier en BEES
Inzicht in inbedding van IPPC in de organisatie is verder verkregen door inzicht in de mate waarin vereiste aspecten worden opgenomen in de overwegingen van de vergunning. De volgende aspecten worden door alle provincies en DCMR meegenomen in de overwegingen: • Algemeen beleidskader; • Coördinatie tussen Wm en Wvo; • Toetsingskader aan overige wetgeving (bouw, habitat); • Toetsingskader per milieucompartiment aan BREF/ BBT; • Resultaten en conclusies uit een eventueel m.e.r.; • Juridisch toetsingskader (Awb). Eén provincie heeft aangegeven het algemene beleidskader niet mee te nemen in de overwegingen. 3.6
Actualiteit van de vergunningen
De actualiteit van het vergunningenbestand is mede vastgesteld op basis van de volgende aspecten: • Jaartal van afgifte (oprichtings-/revisievergunning); • Jaartal van afgifte (ambtshalve) wijzigingsvergunning. In het kader van dit onderzoek wordt aangenomen dat de vergunning mogelijk actueel is indien voor de inrichtingen een wijzigings-, revisie- of oprichtingsvergunning is verleend na 1994. Er wordt aangenomen dat vergunningen van voor 1995 niet actueel meer zijn als gevolg van gewijzigd beleid en regelgeving. Jaartal van afgifte oprichtings-/revisievergunning
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 19 van 104
Resultaten provincies
In tabel 3-6 is per provincie (anoniem) aangegeven het percentage van de aangemelde IPPC-inrichtingen waarvan leeftijdsgegevens van vergunningen van die inrichtingen zijn aangeleverd. Tabel 3-6 Aangeleverde leeftijdsgegevens vergunningen IPPC-inrichtingen provincies Provincie A B C D E F G H I J K L Gemiddeld
Percentage gegevens aangeleverd 70 28 0 76 98 100 88 89 96 86 97 50 72
In tabel 3-7 staan per provincie (anoniem) het aantal oprichtings- en revisievergunningen per afgiftejaar voor de IPPC-inrichtingen weergegeven. Tabel 3-7 Aantal oprichtings- en revisievergunningen per afgiftejaar per provincie Aantal afgegeven oprichtings- en revisievergunningen per jaar van afgifte <95 95 96 97 98 99 00 01 02 1 0 1 0 0 1 0 1 1 3 1 3 3 7 3 2 6 5 5 1 2 1 0 1 2 2 2 1 0 1 3 1 4 4 3 11 6 1 3 1 1 3 1 4 9 2 0 1 2 0 0 1 0 1 2 1 1 3 2 1 3 4 6 5 5 9 1 5 6 6 9 5 15 5 1 4 5 3 4 3 2 n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. 10 3 6 6 6 0 3 1 4 0 1 0 1 0 0 0 0 1 60 19 27 23 29 19 26 34 39
Provincie A B C D E F G H I J K L Totaal
n.a:
03 1 3 0
04 0 8 0
1
2
4 0 11 6 2
4 0 7 12 4
n.a.
n.a.
2 1 31
3 1 41
gegevens zijn niet aangeleverd
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 20 van 104
Resultaten provincies
Jaartal van afgifte (ambtshalve) wijzigingsvergunning In tabel 3-8 staan per provincie (anoniem) het aantal (ambtshalve) wijzigingsvergunningen per jaar van afgifte voor de IPPC-inrichtingen weergegeven, die zijn afgegeven na de oprichtings- of revisievergunning. Tabel 3-8 Aantal (ambtshalve) wijzigingsvergunningen per afgiftejaar per provincie Aantal (ambtshalve) wijzigingsvergunningen per afgiftejaar die zijn Provincie afgegeven na de oprichtings- of revisievergunningen < 95 95 96 97 98 99 00 01 02 03 04 A 1 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 B 2 0 1 1 2 2 1 1 0 0 0 C 2 0 0 0 0 1 2 1 2 0 0 0 2 1 1 0 3 1 2 7 4 D 1 E 5 1 2 0 0 2 0 4 6 1 0 F 2 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 G * * * * * * * * * * * H 4 5 9 0 4 5 5 9 1 1 1 I 12 4 1 3 2 2 3 0 0 1 0 J n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. K 7 0 4 3 2 0 1 0 0 0 0 L 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Totaal 36 11 30 9 11 12 15 16 11 10 5
n.a: gegevens zijn niet aangeleverd * : bij gegevens over wijzigingsvergunningen is niet de informatie van de bijbehorende oprichtings- of revisievergunning aangeleverd
Van de in bovenstaande tabellen genoemde aantal vergunningen zijn er momenteel circa 35 in procedure. De gegevens over de leeftijden van de vergunningen zijn samengevat in figuur 3-1 en figuur 3-2. Provincies 30%
percentage vergunningen
25%
20%
15%
10%
5%
0% 2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
<1995
jaartal afgifte oprichtings-/revisievergunning
Figuur 3-1 Jaartal afgifte oprichtings- en revisievergunning bij provincies
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 21 van 104
Resultaten provincies
Provincies 30%
percentage vergunningen
25% wijziging oprichting/revisie
20%
15%
10%
5%
0% 2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
<1995
jaartal van afgifte oprichtings-/revisie of wijzigingsvergunning
Figuur 3-2 Jaartal van afgifte oprichtings- revisie of wijzigingsvergunning
3.7
IPPC-conformiteit
Tijdens het diepteonderzoek van het IPPC-vergunningenbestand van de provincies en DCMR is gekeken naar de IPPC-conformiteit in de vergunningen. Het diepteonderzoek is voor 82 inrichtingen die vallen onder bevoegd gezag van de provincie uitgevoerd. De onderzochte vergunningen hebben een representatieve spreiding met betrekking tot leeftijd en IPPC-categorieën (zie figuur 3-3 en figuur 3-4). Diepteonderzoek 20%
procentuele verdeling aantal onderzochte vergunningen
18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0%
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
<1995
jaartal van afgifte onderzochte vergunningen
Figuur 3-3 Leeftijdsverdeling van Wm-vergunningen uit het diepteonderzoek voor provincies
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 22 van 104
Resultaten provincies
Diepteonderzoek
procentuele verdeling aantal onderzochte vergunningen
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0% 1
2
3
4
5
6
IPPC-hoofdcategorie onderzochte vergunning
Figuur 3-4 Categorieverdeling van Wm-vergunningen uit het diepteonderzoek voor provincies
Per vergunning is de IPPC-conformiteit bepaald, deze informatie is samengevat weergegeven in tabel 3-9. Tabel 3-9 Resultaten diepteonderzoek IPPC-conformiteit vergunningen provincies in de overwegingen opgenomen (bij 82 vergunningen) coördinatie met andere bevoegd gezag een verwijzing naar de IPPC toetsing heeft plaatsgevonden aan BBT, eventueel onderverdeeld naar: technologieën afvalpreventie (doelmatig beheer van afvalstoffen) beperking verbruik grond- en hulpstoffen (doelmatig gebruik) reductie energieverbruik (doelmatig gebruik) beperking emissies naar lucht grondwater en bodembeschermende maatregelen beperking emissies naar water beperking transportbewegingen (geluid) indien van toepassing verontreinigingen over lange afstand of grensoverschrijdend indien van toepassing de meeneming van de resultaten uit het m.e.r. Is in de voorschriften opgenomen (bij 81 vergunningen) emissiegrenswaarden voor bepaalde componenten naar lucht emissiegrenswaarden voor bepaalde componenten naar water emissiegrenswaarden voor geluid voorschriften voor afvalpreventie/ omgaan met afval voorschriften voor bodembescherming voorschriften voor energiereductie/ plannen voor de bepaling van de emissies de methode van bepaling voor de bepaling van de emissies de frequentie van bepaling verplichtingen tot het treffen van technische maat- regelen, danwel voorschriften die leiden tot gelijkwaardige bescherming van het milieu verslaglegging ten aanzien van de uitvoering van voornoemde verplichting
@ Grontmij
ja 57 18 9 26 62
nee 11 64 12 56 20
nvt 14 0 0 0 0
nb* 0 0 0 0 0
tot. 82 82 21 82 82
16
66
0
0
82
59 69 57
23 13 25
0 0 0
0 0 0
82 82 82
1 46 0
2 36 0
79 0 82
0 0 0
82 82 82
8
0
74
0
82
ja 66 0 31 24 32 22 48 46 44
nee 14 0 4 11 3 13 32 34 37
nvt 1 81 0 0 0 0 1 1 0
nb* 0 0 46 46 46 46 0 0 0
tot. 81 81 81 81 81 81 81 81 81
58
22
1
0
81
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 23 van 104
Resultaten provincies
Is in de voorschriften opgenomen (bij 81 vergunningen) hoe om te gaan met bijzondere bedrijfsomstandigheden hoe om te gaan met brand hoe om te gaan met bedrijfsbeëindiging alleen bodem anders
3.8
ja 66 24 8 29 6
nee 15 11 36
nvt 0 0 0
nb* 0 46 2
tot. 81 81 81
Rapportageverplichting
Vastgesteld is in hoeverre de provincies in staat zijn te voldoen aan de rapportageplicht die voortkomt uit de IPPC-richtlijn. Hiertoe dient door de provincies jaarlijks de volgende informatie aangeleverd te worden: 1. aantal procedures waarvoor volledige coördinatie is gevoerd (en vastgelegd); 2. aantal beroepsprocedures en opgelegde sancties of andere maatregelen (zoals dwangsom, boetes en in beslagname); 3. in hoeveel gevallen inspraak heeft plaatsgevonden van een ander lidstaat in het kader van grensoverschrijdende samenwerking; 4. aantal procedures waarvoor zowel een Wm- als een Wvo vergunning nodig is; 5. het totaal aantal IPPC-installaties binnen de inrichtingen; 6. per IPPC-(sub)categorie het totaal aantal bestaande IPPC-inrichtingen; 7. per IPPC-(sub)categorie, per jaar, het totaal aantal bestaande IPPC-inrichtingen waarvoor een wijzigingsvergunning is afgegeven in verband met een wijziging met een significant effect op het milieu; 8. per IPPC-(sub)categorie, per jaar, het aantal nieuwe IPPC-inrichtingen waarvoor vergunning is afgegeven; In tabel 3-10 wordt voor de provincies in percentages aangegeven of aan de rapportageplicht kan worden voldaan. Tabel 3-10 Percentage provincies dat kan voldoen aan de rapportageplicht Onderdeel van rapportageplicht Coördinatie Ter bepaling aantal sancties en beroepsprocedures Grensoverschrijdende samenwerking Aantal IPPC-installatie/inrichtingen per IPPC-(sub)categorie Per inrichting het aantal installaties Per IPPC-(sub)categorie het aantal IPPCinstallaties/inrichtingen waarvoor een (significante) wijzigingsvergunning is afgegeven Per IPPC-(sub)categorie het aantal nieuwe IPPC-activiteiten Aantal procedures waarvoor Wm en Wvo nodig is
Percentage van de provincies in staat tot rapportage 50 92 67 67* 25 75 75 83
* 8% niet bekend
Het onderzoek was gericht op het aantal inrichtingen. Indien per IPPC-installatie gerapporteerd dient te worden, zal het aantal provincies dat hier aan kan voldoen lager zijn (zie antwoord aantal IPPC-installaties per categorie).
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 24 van 104
Resultaten provincies
3.9
Knelpunten
De volgende knelpunten zijn door de geïnterviewde uitgesproken en hebben betrekking op de operationele vergunningverlening in relatie tot de IPPC-richtlijn: • Toetsen aan BREF / BBT duurt lang, status BREF/BBT onduidelijk; • Niet duidelijk wat in considerans en voorschriften opgenomen moet worden; • Niet duidelijk hoe om te gaan met bijzondere bedrijfsomstandigheden, met name bedrijfsbeëindiging; • Het Ivb sluit niet aan bij IPPC op gebied van de capaciteit van installaties; • Interpretatieverschillen tussen inrichtingen en installaties; • Het verband tussen afvalverbranding BREF en Bva niet duidelijk; • Niet duidelijk hoe een vergunning formeel in elkaar moet zitten zodat deze ‘RvS-proof’ is. • BREF biedt weinig meerwaarde; • Considerans te lang. • Voorzien knelpunt: de vergelijking met de best beschikbare technieken over de grenzen moeilijk, omdat het onbekend is voor de vergunningverlener.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 25 van 104
Resultaten provincies
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 blad 26 van 104
Resultaten RD’s RWS
4
Resultaten RD’s RWS
In dit hoofdstuk worden de resultaten gepresenteerd van de inventarisatie uitgevoerd bij de tien RD’s Rijkswaterstaat. De inventarisatie bij deze bevoegde instanties was gericht op het verkrijgen van informatie over: 1. Aantal IPPC-inrichtingen per IPPC-(sub)categorie; 2. Kwaliteit gegevens aantal IPPC-inrichtingen; 3. Aanwezigheid kennis over IPPC binnen de organisatie; 4. Informatievoorziening over IPPC; 5. Inbedding IPPC in operationele vergunningverlening; 6. Actualiteit van de vergunningen; 7. IPPC-conformiteit van de vergunningen; 8. Rapportagemogelijkheden in kader van Eu rapportageplicht. 9. Knelpunten. De verkregen informatie over genoemde onderdelen wordt in de paragrafen hierna behandel. 4.1
Aantal IPPC-inrichtingen
De aantallen IPPC-inrichtingen per (sub)categorie zijn gebaseerd op de informatie zoals aangeleverd door de RD’s Rijkswaterstaat. Aangenomen is dat de aangeleverde informatie juist en volledig is. Aangeleverde overzichten van RD’s Rijkswaterstaat zijn vergeleken met de aangeleverde overzichten van provincies, waterschappen en gemeenten en, indien nodig, consistent gemaakt. De definitie van de categorie indeling was ten tijde van het onderzoek niet voor alle categorieën eenduidig vastgesteld. Tijdens het onderzoek is de interpretatie van de definities van IPPC-(sub)categorieën 5.1 en 5.3 gewijzigd. Het betreft het begrip verwijdering: deze handeling kan ook buiten de inrichting plaatsvinden. Voorheen werd aangenomen dat in het geval de inrichting dan niet onder de IPPCrichtlijn valt. Deze begripswijzigingen is niet bij de RD’s Rijkswaterstaat meegenomen in onderhavig onderzoek. Hierdoor zal het aantal inrichtingen in de praktijk mogelijk hoger zijn dan hierna opgenomen. In tabel 4-1 zijn het totale aantal IPPC-inrichtingen weergegeven waarvoor de RD’s Rijkswaterstaat bevoegd gezag zijn, evenals een onderverdeling per IPPC- hoofdcategorie en per (anonieme) RD’s Rijkswaterstaat. In tabel 4-1 is te zien dat het totale aantal IPPC-inrichtingen binnen de categorieën groter kan zijn dan sec het aantal IPPC-inrichtingen. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat één inrichting onder meerdere categorieën kan vallen (bijvoorbeeld chemisch bedrijven maken vaak meerdere stofgroepen en vallen daarom onder verschillende IPPC-subcategorieën).
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 blad 27 van 104
Resultaten RD’s RWS
Tabel 4-1 Aantal IPPC-inrichtingen RD’s Rijkswaterstaat . Aantal IPPC-inrichtingen Totaal Per IPPC-hoofdcategorie cat. 1 cat. 2 cat. 3 cat. 4 cat. 5 cat. 6 onbekend A 62 9 11 0 9 15 9 11 B 1 0 0 0 1 0 1 0 C 96 17 10 2 53 23 13 4 D 4 2 0 0 2 1 0 0 E 25 3 7 5 10 4 4 0 F 4 2 0 0 0 1 1 0 G 28 2 3 1 26 3 4 1 H 51 6 4 3 41 9 10 0 I 24 3 2 3 5 2 17 0 J 7 2 0 1 1 2 1 0 Totaal 281 46 37 15 152 60 60 16 Toelichting hoofdcategorieën: categorie 1: energie-industrie; categorie 2: productie en verwerking van metalen; categorie 3; minerale industrie; categorie 4: chemische industrie; categorie 5: afvalbeheer; categorie 6: overige activiteiten; onbekend: inrichtingen wel aangemerkt als IPPC-plichtig, maar niet de bijbehorende categorie(ën) aangegeven. Regionale Directie RWS
4.2
Kwaliteit gegevens aantal IPPC-inrichtingen
Over het algemeen zijn de RD’s Rijkswaterstaat in staat gebleken de IPPC-inrichtingen aan te geven ingedeeld naar IPPC-(sub)categorie. Per inrichting is de datum van de oprichtingsvergunning en/of de revisievergunning in de meeste gevallen bekend. Bij enkele Directies ontbraken de NAW gegevens. Deze zijn door Grontmij aangevuld. Indien ontbrekende gegevens na koppeling met de Wmvergunningen wel bekend werden, zijn deze overgenomen. Voor complexe bedrijven bestaan in enkele gevallen problemen met deelrevisievergunningen, waardoor het aantal IPPC-activiteiten niet bekend is. Algemeen kan gesteld worden dat de kwaliteit van de geleverde overzichten sterk verschilt. 4.3
Aanwezigheid kennis over IPPC binnen de organisatie
Het kennisniveau ten aanzien van de IPPC-richtlijn en de IPPC-procedure is getoetst tijdens de afgenomen interviews bij de sleutelpersonen op het gebied van operationele vergunningverlening. De verwachting is dat deze sleutelpersoon de meeste kennis over de IPPC-richtlijn bezit. Er wordt aangenomen dat door het bestaan van een dergelijke sleutelpersoon IPPC-kennis aanwezig en beschikbaar is binnen de organisatie. De aanwezigheid van kennis over IPPC binnen de organisatie is gebaseerd op de volgende criteria: • Bekendheid met bestaan van IPPC-richtlijn; • Bekendheid met informatiebronnen IPPC en BREF’s. • Kennis van inhoud IPPC-richtlijn; • Bekendheid met wijze interpretatie BBT(BAT)uit IPPC; • Bekendheid hoe IPPC en BREF’s in het Nederlandse milieubeleid zijn geïncorporeerd. In tabel 4-2 zijn de criteria verder onderverdeeld en zijn de resultaten weergegeven voor de RD’s Rijkswaterstaat.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 28 van 104
Resultaten RD’s RWS
Tabel 4-2 IPPC-kennis sleutelperso(o)n(en) RD’s Rijkswaterstaat Criteria kennisniveau IPPC Bekend met bestaan richtlijn IPPC Bekendheid met informa- Infomil tiebronnen VROM IPPC en BREF’s RIZA Europese IPPC-bureau in Sevilla Oplegnotities Dutch notes Eu internetsite Kennis van inhoud IPPC BREF dan wel het oude stand der techniek / ALARA Geïntegreerde benadering milieuthema’s Stoffenaanpak, waterkwaliteitsspoor, preventie / aanpak bij bron Coördinatie tussen Wm en Wvo Hoog beschermingsniveau ten aanzien van milieu Omgaan met calamiteiten en bijzondere omstandigheden, zoals bedrijfsbeëindiging Emissiegrenswaarden of gelijkwaardige technische voorzieningen Bekend met wijze van Toetsing aan BBT (BAT), CIW toetsing IPPC ter verkrijBelangrijke verontreiniging met significant effect voorkomen, ging van hoog bescherafvalstoffenpreventie of verantwoord beheer, doelmatig mingsniveau energieverbruik Voorkomen van ongevallen en beperking van de gevolgen CIW-aanbevelingen NRB NRB
4.4
Percentages bekend 100 80 20 100 80 70 10 80 100 100 100 100 50 70 90 100 100
20 40 100 30
Informatievoorziening over IPPC
Om vast te stellen of de RD’s Rijkswaterstaat ingericht zijn om vergunningen conform IPPC te verlenen is met betrekking tot de IPPC-richtlijn gevraagd naar: • informatievoorziening vanuit landelijke organisaties; • informatievoorziening binnen de RD’s Rijkswaterstaat. Informatievoorziening vanuit landelijke organisaties De RD’s Rijkswaterstaat is gevraagd in hoeverre de informatievoorziening over de IPPCrichtlijn vanuit de landelijke organisaties (VROM, RIZA en InfoMil) voldoende is voor een correcte uitvoer van de werkzaamheden in het kader van de IPPC-vergunningverlening. Indien de informatievoorziening volgens de RD’s Rijkswaterstaat gedeeltelijk voldoende of onvoldoende was, zijn de knelpunten hiervoor geïnventariseerd. Deze knelpunten zijn (in willekeurige volgorde) weergegeven in tabel 4-3.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 29 van 104
Resultaten RD’s RWS
Tabel 4-3 IPPC-informatievoorziening vanuit landelijke organisaties naar RD’s RWS Informatievoorziening Voldoende Gedeeltelijk voldoende
Onvoldoende
Percentage 20 40
40
Aangegeven knelpunten Positief over oplegnotities, missen aanvullend advies over het toepassen van de BREF’s Capaciteitsgrenzen zijn onduidelijk BREF’s nog in concept Onduidelijkheden over bepaalde onderdelen in de considerans, hoe uitvoerig moet het zijn, moet het woord IPPC erin voorkomen Geen toepassingsvoorbeelden en praktische informatie Geen informatie vanuit RIZA of RWS Niet duidelijk wat met IPPC moet gaan gebeuren, moeten alle inrichtingen conform IPPC werken of moet de toetsing zijn gedaan voor 2007 Moeten veel zelf doen Top op heden te weinig informatie Niet duidelijk wat er in considerans moet Interpretatie BREF’s niet duidelijk, met name wat is redelijk qua kosteneffectiviteit Standpunt van Nederland tav IPPC niet voldoende helder
Informatievoorziening binnen de eigen organisatie De RD’s Rijkswaterstaat is gevraagd op welke wijze voor de operationele vergunningverlening informatie en kennis over de IPPC wordt vergaard en overgedragen. De IPPCinformatievoorziening binnen de RD’s Rijkswaterstaat is weergegeven in tabel 4-5. Tabel 4-4 IPPC-informatievoorziening binnen de RD’s RWS Informatievoorziening Vergunningverlener zelfstandig IPPC-informatie verzamelen Coördinator / verantwoordelijke voor verzamelen IPPC-informatie aangewezen (gestructureerd) Georganiseerde bijeenkomst / workshop RIZA steunpunt emissie Kennisuitwisseling met andere directies RWS Intern netwerk (intranet) met actuele IPPC-informatie Werkoverleg met structureel aandacht voor IPPC Bibliotheek met actuele IPPC-informatie Bijeenkomsten Infomil over IPPC Oplegnotities Infomil Nieuwsbrieven Infomil Werkgroep IPPC
@ Grontmij
Percentage toegepast 80 20 40 30 20 10 10 10 60 10 0
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 30 van 104
Resultaten RD’s RWS
4.5
Inbedding IPPC in organisatie RD’s Rijkswaterstaat
Om vast te stellen in hoeverre IPPC al is ingebed in de operationele vergunningverlening is gekeken naar: • IPPC-ervaring binnen de RD’s Rijkswaterstaat; • Gebruikte documenten bij toetsing aanvraag IPPC-inrichting. Uit de interviews bij de RD’s Rijkswaterstaat blijkt dat 50% van de RD’s Rijkswaterstaat één of meerdere IPPC-vergunningen heeft verleend. In tabel 4-5 zijn de documenten opgenomen die gebruikt worden voor de IPPCvergunningverlening. In deze tabel is het percentage RD’s Rijkswaterstaat provincies aangegeven, dat gebruik maakt van deze documenten bij de vergunningverlening voor inrichtingen die vallen onder de IPPC-richtlijn. Tabel 4-5 Gebruik documenten voor IPPC-vergunningverlening door RD’s RWS Documenten BREF Oplegnotities CIW aanbevelingen Infomil informatie Brancheplannen Overig*
Percentage gebruik 90 80 100 0 0 70
* bij overig is genoemd: eigen leidraad, handboek vergunningverlening, RIZA werkdocument, handboek lozingseisen, Uvr en STOWA.
Inzicht in inbedding van IPPC in de organisatie is verder verkregen door inzicht in de mate waarin vereiste aspecten worden opgenomen in de overwegingen van de vergunning. In tabel 4-6 zijn de aspecten aangegeven, die meegenomen worden in de overwegingen bij de RD’s Rijkswaterstaat. Deze informatie is gebaseerd op de interviews. Tabel 4-6 Aspecten in overwegingen RD’s Rijkswaterstaat Aspecten meegenomen in de overwegingen Algemeen beleidskader Coördinatie tussen Wm en Wvo Toetsingskader aan overige wetgeving Toetsingskader per milieucompartiment aan BREF/BBT Resultaten en conclusies uit een eventueel m.e.r. Juridisch toetsingskader
4.6
Percentage RD’s RWS 80 90 70 90 90 90
Actualiteit van de vergunningen
De actualiteit van het vergunningenbestand is vastgesteld op basis van de volgende aspecten: • Jaartal van afgifte (oprichtings-/revisievergunning); • Jaartal van afgifte wijzigingsvergunning. In het kader van dit onderzoek wordt aangenomen dat de vergunning mogelijk actueel is indien voor de inrichtingen een wijzigings-, revisie- of oprichtingsvergunning is verleend na 1994. Er wordt aangenomen dat vergunningen van voor 1995 niet actueel meer zijn als gevolg van gewijzigd beleid en regelgeving.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 31 van 104
Resultaten RD’s RWS
Jaartal van afgifteoprichtings-/revisievergunning In tabel 4-7 is per RD Rijkswaterstaat aangegeven het percentage van de aangemelde IPPC-inrichtingen waarvan leeftijdsgegevens van vergunningen van die inrichtingen zijn aangeleverd. Tabel 4-7 Aangeleverde leeftijdsgegevens vergunningen IPPC-inrichtingen RD’s RWS RD Rijkswaterstaat A B C D E F G H I J Gemiddeld
Percentage gegevens aangeleverd 97 82 75 96 100 100 82 98 100 25 83
In tabel 4-8 staan per RD Rijkswaterstaat (anoniem) het aantal oprichtings- en revisievergunningen per afgiftejaar voor de IPPC-inrichtingen weergegeven. Tabel 4-8 Aantal oprichtings- en revisievergunningen per afgiftejaar per RD RWS RD RWS A B C D E F G H I J Totaal
@ Grontmij
Aantal afgegeven oprichtings- en revisievergunningen per jaar van afgifte <95 95 96 97 98 99 00 01 02 03 6 1 2 4 3 3 2 3 2 17 13 7 7 5 4 2 7 7 2 1 1 1 5 3 2 2 1 2 1 1 5 1 2 2 1 1 4 3 1 17 13 7 7 5 4 2 7 7 2 15 4 4 6 3 1 2 4 11 4 1 1 1 1 1 68 36 25 22 17 15 12 27 31 14
04 1 7 5 2 7 3
25
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 32 van 104
Resultaten RD’s RWS
Jaartal van afgifte wijzigingsvergunning In tabel 4-9 staan per RD Rijkswaterstaat (anoniem) het aantal wijzigingsvergunningen per jaar van afgifte voor de IPPC-inrichtingen weergegeven, die zijn afgegeven na de oprichtings- of revisievergunning. Tabel 4-9 Aantal (ambtshalve) wijzigingsvergunningen per afgiftejaar per RD RWS PRD RWS
Aantal (ambtshalve) wijzigingsvergunningen per afgiftejaar die zijn afgegeven na de oprichtings- of revisievergunningen < 95 95 96 97 98 99 00 01 02 5 1 1 3 2 2 2 1 2 1 2 1 3 3 6
A B C D E F G H I J Totaal
4
1
2
1 2
2 3
1 1
2
1 1
13
9
6
4
6
2
03 1 6
04 6
1 1
1
1 3 1
3 3
6 1
6 2
6
10
13
14
16
12
1
Van de in bovenstaande tabellen genoemde aantal vergunningen zijn er momenteel circa 17 in procedure. De gegevens zoals in bovenstaande tabellen weergegeven, zijn samengevat in figuur 4-1 en figuur 4-2. Rijkswaterstaat Directies 25%
percentage vergunning
20%
15%
10%
5%
0% 2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
<1995
jaartal van afgifte oprichtings-/revisievergunning
Figuur 4-1 Jaartal afgifte oprichtings- en revisievergunning bij RD Rijkswaterstaaties
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 33 van 104
Resultaten RD’s RWS
Rijkswaterstaat Directies 25%
wijziging
percentage vergunningen
20%
oprichting/revisie
15%
10%
5%
0% 2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
<1995
jaartal van afgifte oprichtings-/revisie- of wijzigingsvergunning
Figuur 4-2 Jaartal van afgifte oprichtings- revisie of wijzigingsvergunning
4.7
IPPC-conformiteit
Tijdens het diepteonderzoek van het IPPC-vergunningenbestand van de RD’s Rijkswaterstaat is gekeken naar de IPPC-conformiteit in de vergunningen. Het diepteonderzoek is voor 61 inrichtingen die vallen onder bevoegd gezag van de RD’s Rijkswaterstaat uitgevoerd. De spreiding met betrekking tot leeftijd en IPPC-categorieën van de onderzochte vergunningen is weergegeven in figuur 4-3 en figuur 4-4. Diepteonderzoek Rijkswaterstaat Directies
procentuele verdeling aantal onderzochte vergunningen
25%
20%
15%
10%
5%
0%
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
<1995
N.B.
jaartal van afgifte onderzochte vergunningen
Figuur 4-3 Leeftijdsverdeling van Wvo-vergunningen uit het diepteonderzoek voor Rijkswaterstaatdirecties
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 34 van 104
Resultaten RD’s RWS
Diepteonderzoek Rijkswaterstaat Directies
procentuele verdeling aantal onderzochte vergunningen
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0% 1
2
3
4
5
6
IPPC-hoofdcategorie onderzochte vergunning
Figuur 4-4 Categorieverdeling van Wvo-vergunningen uit het diepteonderzoek voor Rijkswaterstaatdirecties
Per vergunning is de IPPC-conformiteit bepaald. Deze informatie is samengevat weergegeven in tabel 4-10. Tabel 4-10 Resultaten diepteonderzoek IPPC-conformiteit vergunningen RD’s RWS Is in de overwegingen opgenomen (bij 62 vergunningen): coördinatie met andere bevoegd gezag een verwijzing naar de IPPC toetsing heeft plaatsgevonden aan BBT, eventueel onderverdeeld naar: technologieën beperking emissies naar water indien van toepassing verontreinigingen over lange afstand of grensoverschrijdend indien van toepassing de meeneming van de resultaten uit het m.e.r.
ja 42 8 2 48 60 0
nee 20 54 3 14 2 0
nvt 0 0 0 0 0 62
tot. 62 62 5 62 62 62
8
0
54
62
Is in de voorschriften opgenomen (bij 62 vergunningen) emissiegrenswaarden voor bepaalde componenten naar water voor de bepaling van de emissies de methode van bepaling voor de bepaling van de emissies de frequentie van bepaling verplichtingen tot het treffen van technische maat- regelen, danwel voorschriften die leiden tot gelijkwaardige bescherming van het milieu verslaglegging ten aanzien van de uitvoering van voornoemde verplichting hoe om te gaan met bijzondere bedrijfsomstandigheden hoe om te gaan met bedrijfsbeëindiging
ja 60 57 59 32
nee 2 4 3 30
nvt 0 1 0 0
tot. 62 62 62 62
56 60 0
6 2 17
0 0 0
62 62 17*
*: deze vraag is voor 17 van de 62 vergunningen onderzocht
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 35 van 104
Resultaten RD’s RWS
4.8
Rapportageplicht
Vastgesteld is in hoeverre de RD’s Rijkswaterstaat in staat zijn te voldoen aan de rapportageplicht die voortkomt uit de IPPC-richtlijn. Hiertoe dient door de RD’s Rijkswaterstaat jaarlijks de volgende informatie aangeleverd te worden: 1. aantal procedures waarvoor volledige coördinatie is gevoerd (en vastgelegd); 2. aantal beroepsprocedures en opgelegde sancties of andere maatregelen (zoals dwangsom, boetes en in beslagname); 3. in hoeveel gevallen inspraak heeft plaatsgevonden van een ander lidstaat in het kader van grensoverschrijdende samenwerking; 4. aantal procedures waarvoor zowel een Wm- als een Wvo vergunning nodig is; 5. het totaal aantal IPPC-installaties binnen de inrichtingen; 6. per IPPC-(sub)categorie het totaal aantal bestaande IPPC-inrichtingen; 7. per IPPC-(sub)categorie, per jaar, het totaal aantal bestaande IPPC-inrichtingen waarvoor een wijzigingsvergunning is afgegeven in verband met een wijziging met een significant effect op het milieu; 8. per IPPC-(sub)categorie, per jaar, het aantal nieuwe IPPC-inrichtingen waarvoor vergunning is afgegeven; In tabel 3-10 wordt voor de RD’s Rijkswaterstaat in percentages aangegeven of aan de rapportageplicht kan worden voldaan. Tabel 4-10 Percentage RD’s RWS dat kan voldoen aan de rapportageplicht (indicatie) Onderdeel van rapportageplicht Coördinatie Ter bepaling aantal sancties en beroepsprocedures Grensoverschrijdende samenwerking Aantal IPPC-installatie/inrichtingen per IPPC-(sub)categorie Per inrichting het aantal installaties Per IPPC-(sub)categorie het aantal IPPC-installaties/inrichtingen waarvoor een (significante) wijzigingsvergunning is afgegeven Per IPPC-(sub)categorie het aantal nieuwe IPPC-activiteiten Aantal procedures waarvoor Wm en Wvo nodig is
Percentage van de RD’s RWS in staat tot rapportage 30 90 60 30 0 30 40 70
Het onderzoek was gericht op het aantal inrichtingen. Indien per IPPC-installatie gerapporteerd dient te worden, zal het aantal RD’s Rijkswaterstaat dat hier aan kan voldoen lager zijn (zie antwoord aantal IPPC-installaties per categorie). 4.9
EPER
Bij de directies Rijkswaterstaat zijn een tweetal vragen gesteld met betrekking tot European Pollutant Emission Register (hierna te noemen EPER). Bent u bekend met EPER? Het merendeel van de directies Rijkswaterstaat blijkt niet bekend te zijn met EPER. Op grond van EPER dienen de afzonderlijke geëmitteerde componenten per activiteit per IPPC-inrichting te worden geregistreerd. Daarom is tevens de volgende vraag gesteld. Kunt u per IPPC-inrichting per activiteit aangeven wat de jaarvracht is voor afzonderlijke geëmitteerde componenten? Uit de antwoorden blijkt dat 40 % van de directies Rijkswaterstaat in staat is om de jaarvracht per afzonderlijke geëmitteerde componenten aan te geven.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 36 van 104
Resultaten RD’s RWS
4.10 Knelpunten
De volgende knelpunten zijn door de geïnterviewde uitgesproken en hebben betrekking op de operationele vergunningverlening in relatie tot de IPPC-richtlijn: • BREF te vaag, en niet duidelijk in hoeverre de BREF richtinggevend is. Er kunnen interpretatieverschillen ontstaan; • Niet duidelijk wat in de considerans en voorschriften qua formulering en inhoud opgenomen moet worden; • Niet duidelijk hoe omgegaan moet worden met definitieve bedrijfsbeëindiging in een Wvo-vergunning; • Standpunt van Nederland ten aanzien van IPPC is niet helder; • Capaciteitsgrenzen in de BREF’s zijn onduidelijk; • Status concept-BREF niet duidelijk; • Geen of te weinig informatie over IPPC vanuit RIZA of RWS.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 37 van 104
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 blad 38 van 104
Resultaten gemeenten
5
Resultaten gemeenten
In dit hoofdstuk worden de resultaten gepresenteerd van de inventarisatie uitgevoerd bij de gemeenten. De gegevens van DCMR zijn meegenomen indien de inrichting onder het bevoegde gezag van de gemeente valt. De inventarisatie bij deze bevoegde instanties was gericht op het verkrijgen van informatie over: 1. Aantal IPPC-inrichtingen per IPPC-(sub)categorie; 2. Kwaliteit gegevens aantal IPPC-inrichtingen; 3. Aanwezigheid kennis over IPPC binnen de organisatie; 4. Informatievoorziening over IPPC; 5. Inbedding IPPC in operationele vergunningverlening; 6. Actualiteit van de vergunningen; 7. IPPC-conformiteit van de vergunningen; 8. Rapportagemogelijkheden in kader van Eu rapportageplicht. 9. Knelpunten. De verkregen informatie over genoemde onderdelen wordt in de paragrafen hierna behandel. Aangezien de kwaliteit van de reacties een indicatie geeft van de bruikbaarheid van de aangeleverde gegevens wordt hier eerst op ingegaan. 5.1
Kwaliteit reacties
Naar aanleiding van de verstuurde informatiebrieven met vragenlijsten naar alle gemeenten en milieusamenwerkingsverbanden en/of milieudiensten, hebben 390 van de 484 Nederlandse gemeenten gereageerd. De directe reacties van gemeenten zelf en indirecte reacties van gemeenten via samenwerkingsverbanden en of milieudiensten zijn samengevoegd. Ook zijn de gegevens afkomstig uit de interviews met Milieudienst Rijnmond (DCMR), Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) en de Dienst Milieu en Bouwtoezicht Amsterdam (DMB) in dit hoofdstuk verwerkt. In totaal heeft 81% van de gemeenten in Nederland (direct of indirect) gereageerd op het verzoek van Grontmij. Van 19% van de gemeenten is geen reactie ontvangen, noch direct, noch indirect via samenwerkingsverbanden of milieudiensten, of is een reactie ontvangen nadat alle gegevens verwerkt waren. De kwaliteit van binnengekomen reacties is onder te verdelen in: • een complete opgave van IPPC-inrichtingen zonder aanvullende opmerkingen over de kwaliteit van de opgave; • een opgave van IPPC-inrichtingen op basis van schatting; • een opgave van IPPC-inrichtingen, waarvan is aangegeven dat het overzicht zeker of mogelijk niet volledig is; • een opgave van enkel agrarische inrichtingen (categorie 6.6); • met vermelding van reden geen opgave gedaan.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 39 van 104
Resultaten gemeenten
In tabel 5-1 wordt een overzicht gegeven van de kwaliteit van de reacties van de gemeenten. Tabel 5-1 Kwaliteit reacties gemeenten Categorie reactie Complete opgave Opgave op basis van schatting Aangegeven opgave zeker of mogelijk niet volledig Opgave van alleen agrarische inrichtingen Geen opgave gedaan (met reden) Geen opgave gedaan (zonder reden of te laat gereageerd)
Aantal gemeenten 351 3 8 3 25 (waarvan 20 via één milieudienst) 93
Zoals uit tabel 5-1 volgt is door 25 gemeenten wel gereageerd, maar is geen opgave gedaan. Dat betekent dat er reacties van 365 gemeenten zijn ontvangen, die kunnen worden verwerkt. Dit aantal vertegenwoordigt 75% van de Nederlandse gemeenten. Na het vergelijken van de overzichten met IPPC-inrichtingen van de waterschappen zijn nog een aantal IPPC-inrichtingen die onder bevoegd gezag van de gemeenten vallen bekend geworden. 5.2
Aantal IPPC-inrichtingen
De aantallen IPPC-inrichtingen per IPPC-(sub)categorie zijn gebaseerd op de informatie zoals aangeleverd door de 365 gemeenten. Aangenomen is dat de aangeleverde informatie juist en volledig is. Aangeleverde overzichten van de gemeenten zijn vergeleken met de overzichten van de waterschappen en consistent gemaakt, voor zover het Wmbevoegde gezag vermeld is door het waterschap. Van de IPPC-inrichtingen waarvan in het overzicht van de waterschappen niet is aangegeven wie het Wm-bevoegd gezag is en tevens niet op de overzichten van gemeenten of provincies zijn vermeld (aantal?), zal naar verwachting het grootste deel onder het bevoegde gezag van de gemeenten vallen. Het betreft hier voornamelijk inrichtingen binnen de grenzen van gemeenten die niet hebben gereageerd. Deze IPPC-inrichtingen zijn niet meegenomen in het overzicht van de IPPCinrichtingen van de gemeenten. Dit aangezien zij niet eenduidig zijn toe te wijzen aan een Wm-bevoegd gezag. De definitie van de categorie indeling was ten tijde van het onderzoek niet voor alle categorieën eenduidig vastgesteld. Tijdens het onderzoek is de interpretatie van de definities van IPPC-(sub)categorieën 5.1 en 5.3 gewijzigd. Het betreft het begrip verwijdering: deze handeling kan ook buiten de inrichting plaatsvinden. Voorheen werd aangenomen dat in het geval de inrichting dan niet onder de IPPCrichtlijn valt. Deze begripswijzigingen is niet bij de provincies meegenomen in onderhavig onderzoek. Aangezien dergelijke IPPC-inrichtingen, met uitzondering in geval van delegeerde bevoegdheid naar de gemeente, in principe onder het bevoegde gezag vallen van de provincie zal het aantal inrichtingen in de praktijk niet of nauwelijks afwijken. Op basis van het voorgaande zijn het aantal IPPC-inrichtingen waarvoor de gemeenten bevoegd gezag zijn vastgesteld. In tabel 5-2 zijn het totale aantal IPPC-inrichtingen weergegeven waarvoor de gemeenten bevoegd gezag zijn, evenals een onderverdeling per IPPC- hoofdcategorie, waarbij voor categorie 6 een onderscheid is gemaakt in categorie 6.6 (intensieve veehouderij) en categorie 6 overig. In tabel 5-2 is te zien dat het totale aantal IPPC-inrichtingen binnen de categorieën groter kan zijn dan sec het aantal IPPC-inrichtingen. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat één inrichting onder meerdere categorieën kan vallen (bijvoorbeeld chemisch bedrijven maken
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 40 van 104
Resultaten gemeenten
vaak meerdere stofgroepen in verschillende installaties en vallen daarom onder verschillende IPPC-subcategorieën). Tabel 5-2 Aantal IPPC-inrichtingen gemeenten Aantal IPPC-inrichtingen per hoofdcategorieën Cat.1 Cat.2 Cat.3 Cat.4 Cat.5
Totaal aantal IPPCCat.6 onbe- inrichtingen overig kend 1 62 32 33 13 1.286 82 1 1.494 Toelichting hoofdcategorieën: Categorie 1: energie-industrie; categorie 2: productie en verwerking van metalen; categorie 3; minerale industrie; categorie 4: chemische industrie; categorie 5: afvalbeheer; categorie 6.6: intensieve veehouderijbedrijven; categorie 6 overig: overige activiteiten; onbekend: inrichtingen wel aangemerkt als IPPC-plichtig, maar niet de bijbehorende categorie(ën) aangegeven. Cat.6.6
Uit de bruikbare respons van 75% van de Nederlandse gemeenten zijn 166 industriële IPPC-inrichtingen gevonden. Deze inrichtingen zijn verdeeld over 79 gemeenten. Na het verwerken van informatie aangeleverd door de waterschappen, zijn 41 aanvullende IPPCinrichtingen bekend geworden, die ook vallen onder bevoegd gezag van de gemeenten, en waarbij het waterschap de Wm-bevoegde instantie heeft aangegeven. In Tabel 5-3 is het aantal intensieve veehouderijbedrijven dat valt onder de IPPC-richtlijn, onder bevoegd gezag van Nederlandse gemeenten, uitgesplitst naar IPPC-subcategorie. Tabel 5-3 Aantal IPPC-inrichtingen per IPPC-subcategorie tensieve veehouderij Aantal IPPC-inrichtingen binnen IPPC-subcategorie 6.6 Cat.6.6.a Cat.6.6.b Cat.6.6.c 711 420 155
Totaal aantal IPPC-inrichtingen subcat. 6.6 1.286
Bij een respons van 75% van de gemeenten zijn 1.286 categorie 6.6-inrichtingen aangemeld. Dit aantal inrichtingen is verdeeld over 179 gemeenten.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 41 van 104
Resultaten gemeenten
5.3
Kwaliteit gegevens aantal IPPC-inrichtingen
In tabel 5-4 wordt een overzicht gegeven van de wijze waarop de overzichten met IPPCinrichtingen tot stand zijn gekomen. Tabel 5-4 Wijze van opstellen overzicht IPPC-inrichtingen door gemeenten wijze tot stand komen overzicht automatisch
percentage gemeenten 23
handmatig
70
Niet
7
5.4
methode
percentage gemeenten 20 80
‘veldje’ IPPC in geautomatiseerd bestand filteren op bedrijfsomvang en diercategorie/ SBI-code op basis van IPPC-tabel schatting op basis van Ivb-categorie Schatting voor eigen dossiers
23 0 85
bij ontbrekende gegevens, bedrijf bellen niet van toepassing
8
Aanwezigheid kennis over IPPC binnen de organisatie
Het kennisniveau ten aanzien van de IPPC-richtlijn en de IPPC-procedure is getoetst tijdens de afgenomen interviews met de sleutelpersonen op het gebied van operationele vergunningverlening. Er wordt aangenomen dat door het bestaan van een dergelijke sleutelpersoon IPPC-kennis aanwezig en beschikbaar is binnen de organisatie. De aanwezigheid van kennis over IPPC binnen de organisatie is gebaseerd op het gebruik van informatiebronnen over IPPC en BREF’s. In tabel 5-5 worden de resultaten weergegeven voor de geïnterviewde gemeenten. Tabel 5-5 Informatiebronnen binnen gemeenten Informatiebron Infomil (website/ nieuwsbrieven) Eu internetsite VNG Bijeenkomsten vanuit VROM/infomil informatie vanuit samenwerkingsverbanden geen andere door gemeenten zelf genoemde informatiebronnen: RvS-site milieudatabank RMDG www.overheid.nl E-alert Kluwer
Percentage toegepast 100 40 47 73 47 0 13 7 7 7
Opmerking kennisniveau Voor de selectie van gemeenten is uitgegaan van gemeenten die hebben gereageerd op het verzoek vanuit VROM én hebben aangegeven één of meerdere IPPC-inrichtingen onder hun bevoegd gezag te hebben. Dit betekent dat er al een bepaalde selectie is gemaakt die enigszins een positief vertekend beeld kan geven. De gemeenten die niet hebben gereageerd omdat ze wellicht niet weten wat de IPPC-richtlijn inhoudt of die hebben aangegeven géén IPPC-inrichtingen te hebben maar deze wel degelijk te hebben, zijn niet meegenomen in het bepalen van het kennisniveau. Aan het projectteam van Grontmij zijn vragen gesteld waaruit blijkt dat een aantal gemeenten onbekend zijn met de IPPC-richtlijn of nauwelijks op de hoogte is van de inhoud van de IPPC-richtlijn, of.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 42 van 104
Resultaten gemeenten
5.5
Informatievoorziening over IPPC binnen de organisatie
Om vast te stellen of gemeenten ingericht zijn om vergunningen conform IPPC te verlenen is gevraagd naar de wijze waarop de informatievoorziening met betrekking tot IPPC georganiseerd is binnen de eigen gemeente. De resultaten van deze vraag zijn opgenomen in de tabel 5-6. Tabel 5-6 IPPC-informatievoorziening binnen gemeenten Informatievoorziening IPPC-informatie wordt centraal door hiervoor verantwoordelijke persoon verzameld en vervolgens naar betrokkenen verspreid Medewerkers worden actief op de hoogte gehouden over ontwikkelingen op IPPC-gebied, door bijvoorbeeld intranet Medewerkers worden passief op de hoogte gehouden, info is aanwezig maar wordt niet verspreid Medewerkers moeten zelf IPPC-informatie verzamelen Geen
5.6
Percentage toegepast 53 20 0 87 0
Inbedding IPPC in de gemeentelijke organisatie
Om vast te stellen in hoeverre IPPC al is ingebed in de operationele vergunningverlening is gekeken naar: • IPPC-ervaring binnen de gemeenten; • Gebruikte documenten bij toetsing aanvraag IPPC-inrichting. • Aspecten meegenomen bij toetsing van de aanvraag; • Aspecten meegenomen in de overweging; • Aspecten meegenomen in de voorschriften. Om de IPPC-ervaring vast te stellen is bij de geïnterviewde gemeenten geïnventariseerd of zij al ervaring hebben met het verlenen van IPPC-vergunningen. De resultaten zijn weergegeven in tabel 5-7. Tabel 5-7 Percentage gemeenten dat IPPC-vergunningen heeft verleend Zijn er al IPPC-vergunningen verleend Ja In procedure Nee
Percentage gemeenten agrarische vergunningen 47 0 13
Percentage gemeenten industriële vergunningen 7 13 20
In tabel 5-8 zijn de documenten opgenomen die gebruikt worden voor de IPPCvergunningverlening. In deze tabel is het percentage gemeenten aangegeven, dat gebruik maakt van deze documenten bij de vergunningverlening voor inrichtingen die vallen onder de IPPC-richtlijn.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 43 van 104
Resultaten gemeenten
Tabel 5-8 Gebruik documenten voor IPPC-vergunningverlening door gemeenten Documenten Bref zelf Oplegnotities BREF NeR LAP NRB Infomil Informatiedocumenten Brancheplannen Overig: • instrumentenset voor inspecteur vv en/ of hh • CPR • handreiking industrielawaai en vergunningverlening • eigen handboek afval en energiepreventie • stankhinder en geurbeleid • Regeling Ammoniak en veehouderij (RAV) • energiedocumentatie • aanvraagformulier, tekeningen, bedrijfsgegevens
Percentage gebruik 33 13 87 67 93 93 67 7 7 33 7 7 7 7 13
2 geïnterviewden wisten niet wat oplegnotities waren.
In tabel 5-9 zijn de aspecten waar de vergunningaanvraag aan wordt getoetst weergegeven, dit is eveneens bepaald op basis van het telefonische interview. Tabel 5-9 Aspecten bij toetsing van vergunningaanvraag bij gemeenten Aspect bij toetsing vergunningaanvraag Toegepaste techniek Emissie/immissietoets voor water E,missie/immisietoets voor lucht Emissie/immissietoets voor geluid Afvalstoffenpreventie of verantwoord beheer Doelmatig energiegebruik Bodembeschermende maatregelen Voorkomen van ongevallen en beperken van de gevolgen Nazorg bij definitieve stopzetting
Percentage toepast 100 47 100 100 80 100 100 93 67
Inzicht in de inbedding van IPPC in de organisatie wordt verder onder meer verkregen door inzicht in de mate waarin vereiste aspecten worden opgenomen in de overwegingen en voorschriften van de vergunning. De volgende aspecten worden door alle geïnterviewde gemeenten opgenomen in de overwegingen: • algemeen beleidskader • coördinatie tussen Wm- en Wvo • toetsingskader aan overige wetgeving (bouw, habitat) • toetsingskader per milieucompartiment aan BREF/BBT • resultaten en conclusies uit een eventueel m.e.r. • juridisch toetsingskader (Awb) In tabel 5-10 zijn de aspecten weergegeven die meegenomen worden bij het opstellen van de voorschriften weergegeven. De percentages zijn vastgesteld op basis van het telefonische interview.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 44 van 104
Resultaten gemeenten
Tabel 5-10 Aspecten bij opstellen voorschriften gemeenten Aspecten bij opstellen voorschriften Emissiegrenswaarden of technische voorzieningen voor lucht en water Controlevoorzieningen Meetfrequentie
Percentage toegepast 100 100 80
Analysemethode Rapportage- of inzageplicht naar/voor bevoegde instantie Afvalpreventie/afvalbeheer Bescherming van bodem en grondwater Voor bijzondere bedrijfsomstandigheden Definitieve bedrijfsbeëindiging, alleen bodem Definitieve bedrijfsbeëindiging, anders
5.7
87 93 100 100 87 93 73
Actualiteit
De actualiteit van het industriële vergunningenbestand (uitgezonderd IPPC-categorie 6.6) is vastgesteld op basis van de volgende aspecten: • Jaartal van afgifte (oprichtings- / revisievergunning); • Jaartal van afgifte wijzigingsvergunning; • Toetsing aan Stand der Techniek. In het kader van dit onderzoek wordt aangenomen dat de vergunning mogelijk actueel is indien voor de inrichtingen een wijzigings-, revisie- of oprichtingsvergunning is verleend na 1994. Er wordt aangenomen dat vergunningen van voor 1995 niet meer actueel zijn als gevolg van gewijzigd beleid en regelgeving. Jaartal van afgifte oprichtings-/revisievergunning Van de door de gemeenten aangemelde industriële IPPC-inrichtingen is van 52% van de vergunningen de leeftijd bekend. In figuur 5-1 is de procentuele verdeling van de jaren van afgifte door gemeenten van industriële Wm-oprichtings- en revisievergunningen grafisch weergegeven. Gemeentes 30%
percentage vergunning
25%
20%
15%
10%
5%
0% 2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
<1995
jaartal van afgifte oprichtings-/revisievergunning
Figuur 5-1 Jaartal van afgifte oprichtings- en revisievergunning bij gemeenten (uitgezonderd IPPC-categorie 6.6)
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 45 van 104
Resultaten gemeenten
In figuur 5-2 is het moment van bezien op actualiteit van Wm-vergunningen voor IPPCinrichtingen door gemeenten weergegeven. Zoals uit deze figuur blijkt is ruim 50% de afgelopen drie jaar bezien op actualiteit. Gemeentes 35%
30%
wijziging
percentage vergunningen
oprichting/revisie 25%
20%
15%
10%
5%
0% 2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
<1995
jaartal van afgifte oprichtings-/revisie- of wijzigingsvergunning
Figuur 5-2 Jaartal van afgifte oprichtings-, revisie- of wijzigingsvergunning (uitgezonderd IPPC-categorie 6.6)
De geïnterviewde sleutelpersonen van de gemeenten hebben aangegeven wat de aanleiding voor de actualisatie van het vergunningenbestand vormt. Dit wordt in tabel 5-11 in percentages aangegeven. Tabel 5-11 Actualisering vergunningenbestand gemeenten Aanleiding voor actualisatie vaste actualisatie termijn actualisatie projecten voor bepaalde branches na handhaving op verzoek van vergunninghouder op verzoek van derden anders, namelijk ambtshalve wijziging / gewijzigde regelgeving
Percentage van toepassing 13 47 93 46 14 7
Of toetsing aan SdT heeft plaatsgevonden, is vastgesteld tijdens het diepteonderzoek. Dit is uitgevoerd op basis van de aan Grontmij beschikbaar gestelde zes overwegingen behorende bij IPPC-vergunningen. Het betreft hier alleen inrichtingen uit de IPPC-subcategorie intensieve veeteelt (subcategorie 6.6). Deze toets heeft plaatsgevonden bij vergunningen van een vijftal gemeenten. Toetsing aan de BREF intensieve veehouderij heeft niet plaatsgevonden. In de meeste gevallen heeft toetsing aan de Regeling Ammoniak veehouderij (Rav) en/of het ontwerpbesluit ammoniak en huisvesting plaatsgevonden. Op deze wijze heeft wel een toetsing aan de Stand der techniek plaatsgevonden, alleen de BREF is buiten beschouwing gebleven.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 46 van 104
Resultaten gemeenten
5.8
IPPC-conformiteit
Toetsing aan de IPPC-conformiteit heeft plaatsgevonden op basis van de aan Grontmij beschikbaar gestelde voorschriften van vijf IPPC-vergunningen. De vergunningen waren allen uit 2004, die volgens de gemeenten conform IPPC zijn opgesteld. Het gaat hier om de voorschriften van vergunningen van een vijftal gemeenten. In tabel 5-12 zijn de resultaten van deze toets weergegeven. Tabel 5-12 Resultaten diepteonderzoek IPPC-conformiteit vergunningen gemeenten In de overwegingen opgenomen (bij 6 overwegingen) Coördinatie met bevoegd gezag Een verwijzing naar de IPPC Toetsing heeft plaatsgevonden aan BBT, eventueel onderverdeeld naar: Technologieën Afvalpreventie Beperking verbruik grond- en hulpstoffen Reductie energieverbruik Beperking emissies naar lucht Grondwater en bodembeschermdende maatregelen Beperking emissies naar water Beperking transportbewegingen (geluid) Indien van toepassing verontreiniging over langere afstand of grensoverschrijdend Indien van toepassing de meeneming van resultaten uit de m.e.r.
ja 0 6
nee 3 0
nvt 3 0
tot. 6 6
4 3 2 6 6 4
2 3 4 0 0 2
6 6 6 6 6 6
6 0
0 0
0 0 0 0 0 0 6 0 6
0
0
6
6
In voorschriften opgenomen (bij 5 vergunningen) Emissiegrenswaarden voor bepaalde componenten naar lucht Emissiegrenswaarden voor bepaalde componenten naar water Emissiegrenswaarden voor geluid Voorschriften voor afvalpreventie Voorschriften voor bodembescherming Voorschriften voor energiereductie/plannen Voor de bepaling van de emissies de methode van bepaling Voor de bepaling van de emissies de frequentie van bepaling Verplichtingen tot het treffen van technische maatregelen dan wel voorschriften die leiden tot gelijkwaardige bescherming van het milieu Verslaglegging ten aanzien van de uitvoering van voornoemde verplichting Hoe om te gaan met bijzondere bedrijfsomstandigheden Hoe om te gaan met brand Hoe om te gaan met bedrijfsbeëindiging
ja
nee
nvt 5*
1 5 5 5 5
4
5 5 5 5 5 1 3
4 2
6 6
tot. 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
* (door Rav en besluit)
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 47 van 104
Resultaten gemeenten
5.9
Rapportageplicht
Aan de hand van een viertal vragen is vastgesteld in hoeverre de gemeenten in staat zijn te voldoen aan de rapportageplicht die voortkomt uit de IPPC-richtlijn. De resultaten zijn weergegeven in tabel 5-13. Tabel 5-13 Percentage gemeenten dat kan voldoen aan de rapportageplicht Onderdeel van rapportageplicht Of coördinatie tussen Wm en Wvo bevoegd gezag heeft plaatsgevonden Het aantal beroepsprocedures Hoeveelheid sancties die zijn opgelegd Kan door het automatische overzicht het aantal IPPC-inrichtingen gegenereerd worden?
Percentage van de gemeenten in staat tot rapportage 47 53 80 40
5.10 Knelpunten
Tijdens de inventarisatie zijn de volgende knelpunten ten aanzien van IPPC en vergunningverlening door de sleutelpersonen van de gemeenten genoemd: • BREF’s in het Engels en dik; • Het ontvankelijk verklaren van de aanvraag kost te veel tijd gezien de informatie die bijgevoegd moet worden; • Het ontbreken van een concrete handreiking; • Informatie vanuit VROM niet tijdig; • EU-regelgeving niet duidelijk, concretisering naar lokaal beleid ontbreekt; • Wijze van interpretatie van een concrete richtlijn naar een concrete vergunning; • Wijze van omgaan met ammoniak-emissies en depositie; • Wijze van interpretatie IPPC naar Wav onduidelijk; • Wijze van interpretatie van ‘significant effect’; • Vergunningverlening conform IPPC moeilijk bij agrarische in verband met andere geldende regelgeving zoals de nieuwe AMvB huisvesting en de Reconstructiewet.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 48 van 104
Resultaten Waterschappen
6
Resultaten Waterschappen
In dit hoofdstuk worden de resultaten gepresenteerd van de inventarisatie uitgevoerd bij de 25 waterschappen. De inventarisatie bij deze bevoegde instanties was gericht op het verkrijgen van informatie over: 1. Aantal IPPC-inrichtingen per IPPC-(sub)categorie; 2. Kwaliteit gegevens aantal IPPC-inrichtingen; 3. Aanwezigheid kennis over IPPC binnen de organisatie; 4. Informatievoorziening over IPPC; 5. Inbedding IPPC in operationele vergunningverlening; 6. Actualiteit van de vergunningen; 7. IPPC-conformiteit van de vergunningen; 8. Rapportagemogelijkheden in kader van EU-rapportageplicht. 9. Knelpunten. De verkregen informatie over genoemde onderdelen wordt in de paragrafen hierna behandel. 6.1
Aantal IPPC-inrichtingen
De aantallen IPPC-inrichtingen per IPPC-(sub)categorie zijn gebaseerd op de informatie zoals aangeleverd door de waterschappen. Aangenomen is dat de aangeleverde informatie juist en volledig is. Aangeleverde overzichten van de waterschappen zijn vergeleken met de overzichten van de RD’s Rijkswaterstaat, provincies en gemeenten op inrichtingenniveau en consistent gemaakt. De definitie van de categorie indeling was ten tijde van het onderzoek niet voor alle categorieën eenduidig vastgesteld. Tijdens het onderzoek is de interpretatie van de definities van IPPC-(sub)categorieën 5.1 en 5.3 gewijzigd. Het betreft het begrip verwijdering: deze handeling kan ook buiten de inrichting plaatsvinden. Voorheen werd aangenomen dat in het geval de inrichting dan niet onder de IPPCrichtlijn valt. Deze begripswijzigingen is niet bij alle waterschappen meegenomen in onderhavig onderzoek. Hierdoor zal het aantal inrichtingen in de praktijk mogelijk enkele IPPC-inrichtingen hoger zijn dan hierna opgenomen. In tabel 6-1 zijn het totale aantal IPPC-inrichtingen weergegeven waarvoor de waterschappen bevoegd gezag zijn, evenals een onderverdeling per IPPC- hoofdcategorie en per (anoniem) waterschap. In tabel 6-1 is te zien dat het totale aantal IPPC-inrichtingen binnen de categorieën groter kan zijn dan sec het aantal IPPC-inrichtingen. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat één inrichting onder meerdere categorieën kan vallen (bijvoorbeeld chemisch bedrijven maken vaak meerdere stofgroepen in verschillende installaties en vallen daarom onder verschillende IPPC-subcategorieën).
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 blad 49 van 104
Resultaten Waterschappen
Tabel 6-1 Aantal IPPC-inrichtingen waterschappen Waterschap
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Totaal
Aantal IPPC-inrichtingen Totaal Per IPPC-hoofdcategorie cat. 1 cat. 2 cat. 3 43 1 18 0 24 0 6 0 9 0 2 0 14 1 3 2 3 0 1 0 1 0 0 0 55 4 12 0 86 6 14 3 38 3 10 0 8 0 2 0 41 1 6 1 13 0 1 0 17 0 5 2 19 0 3 1 17 1 4 0 36 1 8 2 20 0 7 0 24 3 9 0 22 0 6 0 5 0 0 0 2 0 0 0 5 0 2 0 26 2 7 0 59 3 16 10 17 0 9 0 604 26 151 21
cat. 4 14 3 0 2 2 0 4 21 8 0 24 1 0 3 0 8 7 8 1 1 1 0 1 13 5 127
cat. 5 11 15 1 7 0 0 18 40 11 0 12 6 5 6 9 17 6 3 4 4 1 4 1 14 6 201
cat. 6 4 2 6 2 1 1 24 19 16 4 9 6 6 7 5 8 3 2 14 2 0 1 13 11 1 167
onbekend 0 0 0 0 0 0 0 2 0 2 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 2 0 0 7
Toelichting hoofdcategorieën: categorie 1: energie-industrie; categorie 2: productie en verwerking van metalen; categorie 3; minerale industrie; categorie 4: chemische industrie; categorie 5: afvalbeheer; categorie 6: overige activiteiten; onbekend: inrichtingen wel aangemerkt als IPPC-plichtig, maar niet de bijbehorende categorie(ën) aangegeven.
6.2
Kwaliteit gegevens aantal IPPC-inrichtingen
De verwachting bestaat dat vrijwel alle inrichtingen die op de aangeleverde overzichten aangemerkt zijn daadwerkelijk vallen onder de IPPC-richtlijn. Na vergelijking met de geleverde overzichten van gemeenten blijkt een aantal inrichtingen door het Wm-bevoegd gezag aangemerkt te worden als Wvo-plichtige inrichtingen, terwijl deze inrichtingen niet voorkomen op de overzichten van de waterschappen. Andersom komt dit ook voor, dat inrichtingen door de waterschappen aangemerkt worden als IPPCinrichting, terwijl deze bij gemeenten niet zo aangemerkt worden. Het kan ook zo zijn dat de betreffende inrichting niet Wvo-plichtig is, dit kan niet door het projectteam geverifieerd worden. Ook blijkt na vergelijking van overzichten van gemeenten en directies Rijkswaterstaat dat in een aantal gevallen verschillende bevoegde instanties voor één inrichting verschillende IPPC-(sub)categorieën toe te kennen. In onderhavig onderzoek is het niet mogelijk om vast te stellen of welke IPPC-(sub)categorie juist is.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 50 van 104
Resultaten Waterschappen
Algemeen kan gesteld worden dat de kwaliteit van de geleverde overzichten sterk verschilt. Enkele overzichten bevatten een duidelijk overzicht van IPPC-inrichtingen met bijbehorende data, terwijl het merendeel van de overzichten een lijst van alle inrichtingen bevat, waarbij het projectteam zelf, in samenspraak met het bevoegd gezag, de IPPCinrichtingen heeft geselecteerd. 6.3 Aanwezigheid kennis IPPC binnen de organisatie
Het kennisniveau ten aanzien van de IPPC-richtlijn en de IPPC-procedure is getoetst tijdens de afgenomen interviews met de sleutelpersonen op het gebied van operationele vergunningverlening. De verwachting is dat deze sleutelpersoon de meeste kennis over de IPPC-richtlijn bezit. Er wordt aangenomen dat door het bestaan van een dergelijke sleutelpersoon IPPC-kennis aanwezig en beschikbaar is binnen de organisatie. De aanwezigheid van kennis over IPPC binnen de organisatie is gebaseerd op de volgende criteria: • Bekendheid met bestaan van IPPC-richtlijn; • Bekendheid met informatiebronnen IPPC en BREF’s. • Kennis van inhoud IPPC-richtlijn; • Bekendheid met wijze interpretatie BBT(BAT)uit IPPC; • Bekendheid hoe IPPC en BREF’s in het Nederlandse milieubeleid zijn geïncorporeerd. In tabel 6-2 zijn de criteria verder onderverdeeld en zijn de resultaten weergegeven voor de waterschapen. Tabel 6-2 IPPC-kennis sleutelperso(o)n(en) waterschappen Criteria kennisniveau IPPC Bekend met bestaan richtlijn IPPC Bekendheid met informa- Infomil tiebronnen VROM IPPC en BREF’s RIZA Europese IPPC-bureau in Sevilla Eu internetsite oplegnotities Dutch notes BREF’s CIW Zelf genoemd: zoeken op Internet, LIM (hh), UvW, Belgische VITO Kennis van inhoud IPPC BREF dan wel het oude stand der techniek/alara Geïntegreerde benadering milieuthema’s Stoffenaanpak, waterkwaliteitsspoor, preventie / aanpak bij bron Coördinatie tussen Wm en Wvo Hoog beschermingsniveau ten aanzien van milieu Omgaan met calamiteiten en bijzondere omstandigheden, zoals bedrijfsbeëindiging Emissiegrenswaarden of gelijkwaardige technische voorzieningen
@ Grontmij
Percentages bekend 100 100 64 100 72 28 52 8 100 100 16 4 100 100 100 92 96 60 100
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 51 van 104
Resultaten Waterschappen
Criteria kennisniveau IPPC Bekendheid met wijze interpretatie BBT (BAT) uit IPPC
Bekend hoe IPPC en BREF’s in het Nederlandse milieubeleid zijn geïmplementeerd om SdT te bepalen
6.4
Oude stand der techniek, ALARA Voorkomen en beperken van emissies Economisch haalbaar in de betreffende bedrijfstak Technisch haalbaar in de betreffende bedrijfstak Technieken die redelijkerwijs verkrijgbaar zijn De meest doeltreffende technieken om milieugevolgen te voorkomen / beperken Hoofdstuk 8 Wm Ivb Wvo Uvr Wob NeR CIW LAP NRB NW4
Percentages bekend 96 96 96 96 96 28 92 80 96 84 8 4 100 4 4 28
Informatievoorziening en – structuur binnen de organisatie
Om vast te stellen of de waterschappen ingericht zijn om vergunningen conform IPPC te verlenen is met betrekking tot de IPPC-richtlijn gevraagd naar: • informatievoorziening vanuit landelijke organisaties; • informatievoorziening binnen de provincies. Informatievoorziening vanuit landelijke organisaties De waterschappen is gevraagd in hoeverre de informatievoorziening over de IPPC-richtlijn vanuit de landelijke organisaties (VROM, RIZA, Unie van Waterschappen en InfoMil) voldoende is voor een correcte uitvoer van de werkzaamheden in het kader van de IPPCvergunningverlening. Indien de informatievoorziening volgens de waterschappen gedeeltelijk voldoende of onvoldoende was, zijn de knelpunten hiervoor geïnventariseerd. Deze knelpunten zijn (in willekeurige volgorde) weergegeven in tabel 6-3. Tabel 6-3 IPPC-informatievoorziening vanuit landelijke organisaties naar waterschappen Informatievoorziening Voldoende Gedeeltelijk voldoende
@ Grontmij
Percentage 28 28
Aangegeven knelpunten IPPC-tekst in NeR is alleen in het Engels Het is te veel “sprokkelwerk” Er zijn te weinig hulpmiddelen op internet Informatievoorziening is te traag Informatievoorziening is vrij beperkt Er moet te vaak zelf gezocht worden Informatievoorziening komt laat op gang
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 52 van 104
Resultaten Waterschappen
Informatievoorziening Onvoldoende
Niet van toepassing
Percentage 32
12
Aangegeven knelpunten Informatievoorziening is traag op gang gekomen Informatievoorziening is te laat op gang gekomenen te beperkt Het is onvoldoende bekend waar de informatie is Het is onvoldoende bekend hoe de informatie toegepast moet worden De mailing over het IPPC-onderzoek was het eerste informatiestuk Ondersteuning vanuit UvW en RIZA is te beperkt Er moet te vaak zelf gezocht worden Infomil moet toegankelijker worden CIW/ UvW geven te weinig info over de ontwikkelingen Plotseling moet de informatie verwerkt worden en de IPPC aangepakt worden Nog geen IPPC-vergunning verleend Te weinig ervaring Nog geen ervaring, verwachting is voldoende
Informatievoorziening binnen de gemeenten De provincies is gevraagd op welke wijze voor de operationele vergunningverlening informatie en kennis over de IPPC wordt vergaard en overgedragen. De IPPCinformatievoorziening binnen de waterschappen is weergegeven in tabel 6-4. Tabel 6-4 IPPC-informatievoorziening binnen de waterschappen Informatievoorziening Vergunningverlener zelfstandig IPPC-informatie verzamelen Coördinator / verantwoordelijke voor verzamelen IPPC-informatie aangewezen (gestructureerd) RIZA steunpunt emissies Kennisuitwisseling met andere bevoegde instanties Intern netwerk (intranet) met actuele IPPC informatie Werkoverleg met structureel aandacht voor IPPC Bibliotheek met actuele IPPC-informatie Bijeenkomsten Infomil over IPPC Oplegnotities Infomil Nieuwsbrieven Infomil Nieuwsbrieven RIZA Werkgroep IPPC CIW-aanbevelingen Zelf genoemd: Via UvW Via beleidsmedewerker Externe adviseurs Werkdocument met onderdelen
@ Grontmij
Percentage toegepast 96 36 80 48 4 36 0 64 28 32 12 0 40 4 4 4 4
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 53 van 104
Resultaten Waterschappen
6.5
Inbedding IPPC binnen de waterschappen
Om vast te stellen in hoeverre IPPC al is ingebed in de operationele vergunningverlening bij waterschappen is gekeken naar: • IPPC-ervaring binnen de waterschappen; • Gebruikte documenten bij toetsing aanvraag IPPC-inrichting. De ervaring met IPPC-vergunningverlening is per waterschap verschillend. In totaal blijkt dat 10 van de 25 waterschappen reeds vergunningen conform IPPC hebben verleend, wat gelijk staat aan 40% van de waterschappen. Bij één waterschap is een vergunning conform IPPC in procedure. In totaal zijn bij deze 10 waterschappen circa 29 IPPCvergunningen verleend en 2 concept-vergunningen opgesteld. Vastgesteld is welke documenten gebruikt worden voor de operationele vergunningverlening. Dit is opgenomen in tabel 6-5. Hierin is het percentage waterschappen aangegeven, dat gebruik maakt van bepaalde documenten voor de operationele vergunningverlening voor inrichtingen die vallen onder de IPPC-richtlijn. Tabel 6-5 Gebruik documenten voor IPPC-vergunningverlening door waterschappen Documenten BREF Oplegnotities CIW-aanbevelingen Infomil informatie Brancheplannen Overig, genoemd zijn: RIZA Interne beleidsdocumenten Waterbeheersplan Notitie Bloembollen Werkboek grafische industrie NW4 Eigen vergunningenhandboek Vergunningennota
Percentage gebruik 64 32 100 16 8 52 24 24 4 4 8 4 4
Inzicht in inbedding van IPPC in de organisatie wordt verder onder meer verkregen door inzicht in de mate waarin vereiste aspecten zijn opgenomen in de overwegingen en voorschriften van de vergunning. In tabel 6-6 zijn de aspecten die meegenomen worden in de overwegingen bij de waterschappen. Deze informatie is gebaseerd op de interviews. Tabel 6-6 Aspecten in overwegingen waterschappen Aspecten meegenomen in de overwegingen Algemeen beleidskader Coördinatie tussen Wm en Wvo Toetsingskader aan overige wetgeving Toetsingskader per milieucompartiment aan BREF/BBT Resultaten en conclusies uit een eventueel m.e.r. Juridisch toetsingskader
Percentage waterschappen 100 100 72* 100 100 100
* 4% doet dit soms
6.6
Actualiteit van de vergunningen
De actualiteit van het vergunningenbestand van de waterschappen is vastgesteld op basis van de volgende aspecten: • Jaartal van afgifte (oprichtings-/revisievergunning);
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 54 van 104
Resultaten Waterschappen
•
Jaartal van afgifte wijzigingsvergunning.
In het kader van dit onderzoek wordt aangenomen dat de vergunning mogelijk actueel is indien voor de inrichtingen een wijzigings-, revisie- of oprichtingsvergunning is verleend na 1994. Er wordt aangenomen dat vergunningen van voor 1995 niet actueel meer zijn als gevolg van gewijzigd beleid en regelgeving. Jaartal van afgifte oprichtings-/revisievergunning/wijzigingsvergunning In tabel 6-7 is per waterschap (anoniem) aangegeven van welk percentage vergunningen het jaar van afgifte aangeleverd is. Dit is 64% van de inrichtingen in Nederland. Opgemerkt wordt dat door de meeste waterschappen de aangeleverde jaartallen betrekking hebben op het laatste moment van bezien op actualiteit. Het is dan onbekend of het hier een oprichtings-/revisievergunning betrof of een wijziging. Daarom is in tabel 6-7 een totaaloverzicht gemaakt en wordt geen onderscheid gemaakt naar een oprichtings/revisievergunning en een wijzigingsvergunningen. Tabel 6-7 Aantal oprichtings-, revisie- of wijzigingsvergunningen per afgiftejaar per waterschap Waterschap
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Totaal
@ Grontmij
Aangeleverd in % 96 11 71 67 0 16 79 80 63 100 88 78 38 94 68 65 47 25 75 100 50 80 60 92 24 66
Aantal oprichtings-, revisie- of (ambtshalve) wijzigingsvergunningen per afgiftejaar <95 95 96 97 98 99 00 01 02 03 04 1 1 3 3 2 1 2 3 0 0 2 3
2
1
1 11 3 2 2 2 5
1 3 3 1 1
2 3 6 1
2
2 1
1
2 2 1 2 1 3 1
3 9
1 1 5
1 1 2
1 1 2
1 1
2 1 2 2 1
1
1
1
1
4 1 1 1 5
2 1 3
4
1 1
1 2
1 4
2
1 2 1
2
6 2
1
1
3 7
1 1 7 3
2 4 15 4
1 3 10 5
3 2
1 4
1 1
2 4 2 2 1 3 5
3 3 1 8 2
1 1 2 1 3 3
4 1 1
3
1 2 5
3
1 2 1 1 1 9
1 1
2 5 1 1
1 12 1
9 2
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 55 van 104
Resultaten Waterschappen
Van de in bovenstaande tabel genoemde aantal vergunningen zijn er momenteel circa 23 in procedure bij 10 waterschappen. De gegevens over de leeftijden van de vergunningen zijn samengevat in figuur 6-1 en figuur 6-2. Ogenschijnlijk lijkt het aantal wijzigingen op afgegeven vergunningen beperkt te zijn. Evenals bij tabel 6-7 dient ook bij figuur 6-2 opgemerkt te worden dat vele door de waterschappen aangeleverde jaartallen betrekking hebben op het laatste moment van bezien op actualiteit. Het is dan onbekend of het hier een oprichtings-/revisievergunning betrof of een wijziging. In dat geval zijn de jaartallen allemaal geïnterpreteerd als behorend bij een oprichtings-/revisievergunning. Waterschappen 25%
percentage vergunningen
20%
15%
10%
5%
0% 2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
<1995
jaartal afgifte oprichtings-/revisievergunning
Figuur 6-1 Jaartal van afgifte oprichtings- en revisievergunning bij waterschappen Waterschappen 25%
percentage vergunningen
20% wijziging oprichting/revisie 15%
10%
5%
0% 2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
<1995
jaartal van afgifte oprichtings-/revisie of wijzigingsvergunning
Figuur 6-2 Jaartal van afgifte oprichtings-, revisie- of wijzigingsvergunning bij waterschappen
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 56 van 104
Resultaten Waterschappen
6.7
IPPC-conformiteit
Tijdens het diepteonderzoek van het IPPC-vergunningenbestand van de waterschappen is gekeken naar de IPPC-conformiteit van de vergunningen. Het diepteonderzoek is uitgevoerd voor 92 inrichtingen die vallen onder het bevoegd gezag van het waterschap voor de Wvo vergunning. De onderzochte vergunningen hebben een representatieve spreiding met betrekking tot IPPC-categorie, aangezien de meeste Wvo-plichtige inrichtingen onder IPPC-hoofdcategorie 2, 4, 5 en 6 vallen. Ten aanzien van de leeftijd van de vergunning is gestreefd naar een dusdanige verdeling dat een goede uitspraak over de IPPCconformiteit van de laatste jaren gedaan kon worden (hoe doen de waterschappen het op dit moment). Dit is in figuur 6-3 en figuur 6-4 gevisualiseerd. Diepteonderzoek
procentuele verdeling aantal onderzochte vergunningen
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0%
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
<1995
jaartal van afgifte onderzochte vergunningen
Figuur 6-3 Leeftijdsverdeling van Wvo-vergunningen uit het diepteonderzoek voor waterschappen Diepteonderzoek 45%
procentuele verdeling aantal onderzochte vergunningen
40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 1
2
3
4
5
6
IPPC-hoofdcategorie onderzochte vergunning
Figuur 6-4 Categorieverdeliing van Wvo-vergunningen uit het diepteonderzoek voor waterschappen
Per vergunning is de IPPC-conformiteit bepaald. Dit wordt samengevat weergegeven in tabel 6-8.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 57 van 104
Resultaten Waterschappen
Tabel 6-8 Resultaten diepteonderzoek IPPC-conformiteit vergunningen waterschappen Is in de overwegingen opgenomen (bij 92 vergunningen): coördinatie met andere bevoegd gezag een verwijzing naar de IPPC toetsing heeft plaatsgevonden aan BBT, eventueel onderverdeeld naar: technologieën beperking emissies naar water indien van toepassing verontreinigingen over lange afstand of grensoverschrijdend indien van toepassing de meeneming van de resultaten uit het m.e.r.
ja 70 13
nee 22 79
78 81 0
14 11
Is in de voorschriften opgenomen (bij 92 vergunningen) emissiegrenswaarden voor bepaalde componenten naar water voor de bepaling van de emissies de methode van bepaling voor de bepaling van de emissies de frequentie van bepaling verplichtingen tot het treffen van technische maat- regelen, danwel voorschriften die leiden tot gelijkwaardige bescherming van het milieu verslaglegging ten aanzien van de uitvoering van voornoemde verplichting hoe om te gaan met bijzondere bedrijfsomstandigheden hoe om te gaan met bedrijfsbeëindiging
ja 91 89 84 83
nee 1 3 12 11
24 82 1
68 10 91
nvt
0
tot. 92 92
92
92 92 92
92
92
nvt
tot. 92 92 92 92 92 92 92
Tijdens het interview is vastgesteld op welke basis de emissiegrenswaarden, dan wel de vergelijkende parameters of technische maatregelen worden vastgesteld door de waterschappen. De resultaten zijn weergegeven in tabel 6-9. Tabel 6-9 Basis emissiegrenswaarden/ technische maatregelen waterschappen Basis emissiegrenswaarden/ technische maatregelen Rechtstreeks overgenomen uit beleidsnotities (CIW en NeR) Door gebruik te maken van grenswaarden uitde BREF’s (BBT) Via brancheplannen of vergelijkbare beleidstukken Historische meetgegevens Anders (plaatsgebonden omstandigheden) Vergelijking met andere inrichtingen RIZA Afhankelijk van techniek
Percentage toegepast 100 48 28 96 76 8 4 8
Tijdens het interview is vastgesteld op welke aspecten in de voorschriften worden opgenomen door de waterschappen. De resultaten zijn weergegeven in tabel 6-10.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 58 van 104
Resultaten Waterschappen
Tabel 6-10 Aspecten opgenomen in voorschriften door waterschappen Aspect in voorschriften Emissiegrenswaarden of technische voorzieningen voor water; alle parameters uit de bijlage III van de IPPC Emissiegrenswaarden of technische voorzieningen voor water; beperkt aantal parameters uit de bijlage III van de IPPC Controlevoorziening
Percentage toegepast 28
Frequentie percentage Altijd 28
72
Altijd 72
100
Altijd 96 Vaak 4 Altijd 84 Vaak 4 Soms 12 Altijd 100 Altijd 92 Vaak 8 Altijd 100
Meetfrequentie
100
Analysemethoden Rapportage- of inzageplicht naar/voor bevoegd gezag Bijzondere bedrijfsomstandigheden zoals start/stop, lekkages, storingen, calamiteiten Bijzondere bedrijfsomstandigheden zoals definitieve bedrijfsbeëindiging
100 100
6.8
100 100
Altijd 4 Soms 4 Nooit 92
Rapportageplicht
Vastgesteld is in hoeverre de waterschappen in staat zijn te voldoen aan de rapportageplicht die voortkomt uit de IPPC-richtlijn. Hiertoe dient door de waterschappen jaarlijks de volgende informatie aangeleverd te worden: 1. aantal procedures waarvoor volledige coördinatie is gevoerd (en vastgelegd); 2. aantal beroepsprocedures en opgelegde sancties of andere maatregelen (zoals dwangsom, boetes en in beslagname); 3. in hoeveel gevallen inspraak heeft plaatsgevonden van een ander lidstaat in het kader van grensoverschrijdende samenwerking; 4. aantal procedures waarvoor zowel een Wm- als een Wvo vergunning nodig is; 5. het totaal aantal IPPC-installaties binnen de inrichtingen; 6. per IPPC-(sub)categorie het totaal aantal bestaande IPPC-inrichtingen; 7. per IPPC-(sub)categorie, per jaar, het totaal aantal bestaande IPPC-inrichtingen waarvoor een wijzigingsvergunning is afgegeven in verband met een wijziging met een significant effect op het milieu; 8. per IPPC-(sub)categorie, per jaar, het aantal nieuwe IPPC-inrichtingen waarvoor vergunning is afgegeven; In tabel 6-11 wordt voor de provincies in percentages aangegeven of aan de rapportageplicht kan worden voldaan.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 59 van 104
Resultaten Waterschappen
Tabel 6-11 Percentage waterschappen dat kan voldoen aan de rapportageplicht Onderdeel van rapportageplicht Coördinatie Ter bepaling aantal sancties en beroepsprocedures Grensoverschrijdende samenwerking Aantal IPPC-installatie/inrichtingen per IPPC-(sub)categorie Per inrichting het aantal installaties Per IPPC-(sub)categorie het aantal IPPCinstallaties/inrichtingen waarvoor een (significante) wijzigingsvergunning is afgegeven Per IPPC-(sub)categorie het aantal nieuwe IPPC-activiteiten Aantal procedures waarvoor Wm en Wvo nodig is
Percentage van de waterschappen in staat tot rapportage 20 88 100 76 44 68 80 80
Het onderzoek was gericht op het aantal inrichtingen. Indien per IPPC-installatie gerapporteerd dient te worden, zal het aantal waterschappen dat hier aan kan voldoen lager zijn (zie antwoord aantal IPPC-installaties per categorie). 6.9
EPER
Bij de waterschappen zijn een tweetal vragen gesteld met betrekking tot European Pollutant Emission Register (hierna te noemen EPER). Bent u bekend met EPER? 44% van de waterschappen geeft aan bekend te zijn met EPER. Binnen EPER worden de afzonderlijke geëmitteerde componenten per activiteit per IPPC-inrichting geregistreerd. Daarom is de volgende vraag gesteld: Op grond van EPER dienen de afzonderlijke geëmitteerde componenten per activiteit per IPPC-inrichting te worden geregistreerd. Daarom is tevens de volgende vraag gesteld. Kunt u per IPPC-inrichting per activiteit aangeven wat de jaarvracht is voor afzonderlijke geëmitteerde componenten? Uit de antwoorden blijkt dat 44 % van de waterschappen in staat is om de jaarvracht per afzonderlijke geëmitteerde componenten aan te geven. 6.10 Knelpunten
De volgende knelpunten zijn door de geïnterviewde uitgesproken en hebben betrekking op de operationele vergunningverlening in relatie tot de IPPC-richtlijn (in willekeurige volgorde): • BREF’s zijn in het Engels, dit leidt tot taalproblemen en interpretatieverschillen • Onduidelijk welke BREF van toepassing is, dezelfde techniek namelijk vermeld in verschillende BREF’s ; • Kennisniveau van bedrijven niet voldoende voor toetsing aan BREF’s; • Tijd te beperkt om BREF’s door te nemen; • Landelijke lijn ten aanzien van toepassen BREF’s ontbreekt; • Voorlichting en stimulatie vanuit overheid gewenst; • BREF’s zijn te algemeen; • Informatie vanuit overheid te beperkt; • Onduidelijk wanneer voorschriften IPPC-proof zijn; • Onduidelijk waneer IPPC van toepassing is; • Status concept-BREF niet duidelijk; • Afstemming met Wm neemt meer tijd in beslag dan voorheen
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 60 van 104
Resultaten Waterschappen
• • • • • • •
Aanvraagformulier dient aangepast te worden; Het is onduidelijk hoe de vergunning er uit hoort te zien; Geen BREF voorhanden; Opleggen van de emissiegrenswaarden lastig (o.a. textiel); Beschrijvingen laten ruimte voor interpretatie; van BREF’s naar bedrijf is breed, CIW is smal en bekend; Praktische toepassingsinformatie ontbreekt; Indeling van de IPPC-categorieën lastig.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 61 van 104
Resultaten Waterschappen
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 blad 62 van 104
Aggregatie en analyse provincies
7
7.1
Aggregatie en analyse provincies
Algemeen
In dit hoofdstuk worden de gegevens verkregen in de inventarisatiefase geaggregeerd en geanalyseerd om te komen tot de volgende inzichten: 1. eventuele extra werkzaamheden voor de betrokken bevoegde instanties in het kader van Wm- vergunningverlening om aan de implementatieplicht te kunnen voldoen; 2. eventuele extra werkzaamheden voor het uitvoeren van de in IPPC-verband verplichte verslaglegging; 3. oorzaken van eventuele extra werkzaamheden; 4. eventueel benodigde invoeringsbegeleiding van het wetsvoorstel. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen extra werkzaamheden en achterstanden. Zoals genoemd in hoofdstuk 2, worden achterstanden als gevolg van een nog uit te voeren autonome actualisatie niet beschouwd als extra werkzaamheden. De werkzaamheden ten gevolge van de IPPC-implementatieplicht kunnen in dat geval direct worden meegenomen. Van het totale provinciale Wm vergunningenbestand van IPPC-inrichtingen is 14% betrokken bij het diepteonderzoek. 7.2
Extra werkzaamheden in kader van implementatieplicht IPPC
Extra werkzaamheden algemeen
Op basis van de ervaringen tijdens interviews, diepteonderzoek en het vergelijken van aangeleverde overzichten met IPPC-inrichtingen van de bevoegde instanties, blijkt bij een groot deel van de provincies het exacte aantal IPPC-inrichtingen per IPPC-(sub)categorie niet bekend. Daarnaast kunnen slechts drie provincies het aantal IPPC-installaties aangeven. Voor een juiste implementatie is het noodzakelijk dat alle provincies een correct overzicht met IPPC-inrichtingen opstellen. Dit zijn voor provincies extra werkzaamheden in het kader van de IPPCimplementatieplicht, aangezien voorheen IPPC-inrichtingen geen ‘sector’ vormden die structureel opgenomen moest worden in de operationele vergunningverlening. Stand der Techniek in overwegingen
In de overwegingen van de Wm-vergunning dient aangegeven te worden of getoetst is aan Stand der Techniek. Of dit in de overwegingen is opgenomen, is bepaald op basis van interviews en diepteonderzoek.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 63 van 104
Aggregatie en analyse provincies
Interview Tijdens de interviews is gevraagd of in de overwegingen de toetsing aan Stand der Techniek wordt opgenomen. Iedere provincie geeft aan dat dit standaard plaatsvindt. Ook wordt aangegeven dat de vereiste toetsingsdocumenten worden toegepast. Diepteonderzoek Tijdens het diepteonderzoek is voor 83 provinciale vergunningen vastgesteld of in de overwegingen is aangegeven of toetsing aan Stand der Techniek heeft plaatsgevonden. Voor hoeveel procent van de vergunningen uit een bepaald jaar in de overwegingen is opgenomen of toetsing aan Stand der Techniek heeft plaatsgevonden, is weergegeven in figuur 7-1. Diepteonderzoek 100%
procentuele verdeling van aantal onderzochte vergunningen op toetsing SdT per jaar van afgifte
90% niet getoetst aan SdT
80%
wel getoetst aan SdT
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
<1995
jaartal van afgifte onderzochte vergunning
Figuur 7-1 Verdeling van het aantal provinciale Wm-vergunningen dat is getoetst aan Stand der Techniek per jaar van afgifte
Uit figuur 7-1 blijkt dat toetsing aan Stand der Techniek vooral sinds 2002 plaatsvindt. Sinds 2002 is 66% van de vergunningen hieraan getoetst. Van de vergunningen van voor 2002 is 12% getoetst. Vertaling naar het totale provinciale IPPC-vergunningenbestand betekent dat 44% van alle inrichtingen getoetst is aan Stand der Techniek. Van deze 44% vergunningen is 90% de afgelopen drie jaar getoetst aan Stand der Techniek. Indien ook gekeken wordt naar de verdeling toetsing Stand der Techniek per hoofdcategorie, blijkt dat toetsing vooral plaatsvindt voor inrichtingen die vallen onder de IPPChoofdcategorieën 1 en 5. Voor ongeveer de helft van de vergunningen uit deze categorieen is een toetsing in de overwegingen opgenomen. Voor de overige categorieën is dit voor circa één op de vijf vergunningen het geval, zoals is weergegeven infiguur 7-2.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 64 van 104
Aggregatie en analyse provincies
Diepteonderzoek
procentuele verdeling van aantal onderzochte vergunnningen op toetsing SdT per hoofdcategorie
100% 90% niet getoetst aan SdT wel getoetst aan SdT
80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1
2
3
4
5
6
hoofdcategorie van onderzochte vergunning
Figuur 7-2 Verdeling van het aantal provinciale Wm-vergunningen dat is getoetst aan Stand der Techniek per IPPC-hoofdcategorie van de inrichting
Extra werkzaamheden Uit het bovenstaande blijkt dat toetsing aan Stand der Techniek vooral de laatste drie jaar in de overwegingen is opgenomen. De mogelijkheid bestaat dat bij een aantal vergunningen wél getoetst is aan stand der techniek, maar dat dit niet expliciet is vermeld in de overwegingen. Indien 44% (261 inrichtingen) van het totale vergunningenbestand is getoetst aan Stand der Techniek, is het van 56% (331 inrichtingen) niet bekend of toetsing heeft plaatsgevonden. De extra werkzaamheden houden daarom het volgende in: Van circa 331 inrichtingen dienen de vergunningen bekeken te worden op toetsing aan stand der techniek. Hierbij geldt: • Indien wél getoetst, maar niet vermeld in overwegingen, dan overwegingen aanpassen; • Indien toetsing niet heeft plaatsgevonden, dient dit alsnog te gebeuren. De nadruk hierbij ligt op de vergunningen van vóór 2003 van de categorieën 2, 3, 4 en 6. Dit zijn 241 inrichtingen. Indien toetsing aan Stand der Techniek daadwerkelijk niet heeft plaatsgevonden, dient deze toetsing alsnog uitgevoerd te worden. Dit valt onder autonome actualisatie en leidt derhalve niet tot extra werkzaamheden in het kader van de implementatieverplichting IPPC. Indien toetsing aan Stand der Techniek wél heeft plaatsgevonden, dienen te overwegingen aangepast te worden. Aangezien de vergunning actueel is, leidt dit tot extra werkzaamheden in het kader van de implementatieverlichting IPPC.
Vergunning conform IPPC
Tijdens het interview en het diepteonderzoek is ingegaan op IPPC-conformiteit. Interview
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 65 van 104
Aggregatie en analyse provincies
Uit de interviews blijkt dat de sleutelpersonen voldoende kennis hebben over IPPC en vergunningverlening. Er wordt gebruik gemaakt van de juiste toetsingsdocumenten en men is grotendeels bekend met de aspecten die meegenomen dienen te worden in een vergunning conform IPPC. Vrijwel alle provincies hebben (in 2004) IPPC-vergunningen verleend. Diepteonderzoek De vergunningen zijn getoetst op IPPC-conformiteit. De overwegingen en voorschriften zijn getoetst aan de criteria zoals genoemd in tabel 7-1. Van de 83 onderzochte vergunningen afgegeven door provincies zijn drie vergunningen IPPC-conform. Dit zijn vergunningen uit 2004. Bij 79 van de onderzochte vergunningen dienen de overwegingen en/of de voorschriften gewijzigd te worden. In de tabellen 7-1 en 7-2 is voor respectievelijk de overwegingen en de voorschriften per IPPC-conformiteits criterium, aangegeven hoeveel procent van de vergunningen op dit onderdeel aangepast moeten worden. Deze aanpassingen worden beschouwd als extra werkzaamheden in het kader van de implementatieplicht. Tabel 7-1 Vergunningen provincies waarvan overwegingen niet IPPC-conform Vergunningenonderzoek, 82 vergunningen en 1 considerans Is in de overwegingen opgenomen de Nee, percentage over- Opmerkingen volgende criteria voor IPPC-conformiteit weging aan passen coördinatie met andere bevoegd gezag 16 een verwijzing naar de IPPC 78 toetsing heeft plaatsgevonden aan BBT, eventueel onderverdeeld naar: o Technologieën 67 o afvalpreventie (doelmatig beheer 24 van afvalstoffen) o beperking verbruik grond- en 81 hulpstoffen (doelmatig gebruik) o reductie energieverbruik 27 (doelmatig gebruik) o beperking emissies naar lucht 17 o grondwater en bodembescher- mende 30 maatregelen o beperking emissies naar water 66 Dit criterium is voor 3 vergunningen relevant o beperking transportbewegingen / 43 geluid indien van toepassing verontreinigingen over lange 0 Dit criterium is voor 0 afstand of grensoverschrijdend vergunningen relevant indien van toepassing het meenemen van de 0 Dit criterium is voor 8 resultaten uit de m.e.r. procedure vergunningen relevant
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 66 van 104
Aggregatie en analyse provincies
Tabel 7-2 Vergunningen provincies waarvan voorschriften niet IPPC-conform Vergunningenonderzoek, 82 vergunningen Is in de voorschriften opgenomen de volgende criteria voor IPPC-conformiteit emissiegrenswaarden voor bepaalde componenten naar lucht emissiegrenswaarden voor geluid voorschriften voor afvalpreventie/ omgaan met afval voorschriften voor bodembescherming voorschriften voor energiereductie/ plannen voor de bepaling van de emissies de methode van bepaling voor de bepaling van de emissies de frequentie van bepaling verplichtingen tot het treffen van technische maatregelen, danwel voorschriften die leiden tot gelijkwaardige bescherming van het milieu verslaglegging ten aanzien van de uitvoering van voornoemde verplichting hoe om te gaan met bijzondere bedrijfsomstandigheden
Nee, percentage voor- Opmerkingen schriften aan passen 18 Dit criterium is voor 81 vergunningen relevant 11 Dit criterium is voor 35 vergunningen relevant 31 Dit criterium is voor 35 vergunningen relevant 9 Dit criterium is voor 35 vergunningen relevant 37 41 Dit criterium is voor 81 vergunningen relevant 43 Dit criterium is voor 81 vergunningen relevant 45
28
Dit criterium is voor 81 vergunningen relevant
18
Bij voornamelijk de vergunningen van vóór 2002 ontbreken verplichte onderdelen. Extra werkzaamheden Geëxtrapoleerd naar heel Nederland zijn in 2004 146 Wm-vergunningen verleend voor inrichtingen die vallen onder de IPPC-richtlijn (zie ook figuur 7-2). Deze vergunningen kunnen conform IPPC zijn, omdat sinds 2004 verwezen wordt naar de IPPC-richtlijn in de overwegingen van vergunningen. In de overwegingen van vergunningen voor 2004 wordt niet verwezen naar de IPPC-richtlijn. Op basis van het diepteonderzoek is vastgesteld dat 3 vergunningen uit 2004 IPPCconform zijn. Na extrapolatie naar de Nederlandse situatie betekent dit dat 27 vergunningen in Nederland IPPC-conform zijn, dit is 19%. 81% van de vergunningen dient dus aangepast te worden conform IPPC, voor de onderdelen zoals genoemd in tabel 7-1. Op basis van resultaten uit het interview en diepteonderzoek blijkt voor het gehele Nederlandse vergunningenbestand bij tenminste 447 vergunningen een verwijzing naar de IPPC-richtlijn toegevoegd dient te worden. Overige verplichte onderdelen in zowel overwegingen als voorschriften zullen per inrichting vastgesteld moeten worden. Omdat vooral bij de vergunningen van vóór 2002 verplichte onderdelen in de overwegingen en voorschriften ontbreken, dient hier de nadruk op gelegd te worden. De werkzaamheden die uitgevoerd moeten worden om deze actuele vergunningen IPPCconform te maken, worden beschouwd als extra werkzaamheden in het kader van de IPPC-implementatieverplichting. Het aantal vergunningen ouder dan 1995
Op basis van onderzoek en praktijkervaring kan gesteld worden dat vergunningen ouder dan 10 jaar vrijwel nooit actueel zijn. In het kader van onderhavig onderzoek wordt aangenomen dat vergunningen ouder dan 10 jaar geactualiseerd dienen te worden. Werkzaam-
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 67 van 104
Aggregatie en analyse provincies
heden die hieruit voortkomen, gelden niet als extra werkzaamheden in het kader van de implementatieverplichting IPPC. De datum van afgifte van oprichtings- en revisievergunningen en wijzigingsvergunningen zijn aangeleverd door de provincies. Van de vergunningen waarvan voor dit onderzoek de leeftijden bekend zijn, blijken 50 oprichtings- en revisievergunningen ouder dan 10 jaar. Hierbij dient opgemerkt te worden dat van provincie Overijssel geen leeftijden van vergunningen zijn aangeleverd (en dus niet bij het onderzoek betrokken). Gezien de ontbrekende informatie is naar verwachting het aantal vergunningen ouder dan 10 jaar in werkelijkheid groter. Van deze 50 vergunningen zijn voor 35 vergunningen wijzigingsvergunningen na 1994 verleend. Dit houdt in dat 15 vergunningen vernieuwd dienen te worden. Indien dit geëxtrapoleerd wordt voor het totale Wm vergunningenbestand voor IPPC-inrichtingen, zal op basis van ouderdom tenminste 3% van de oprichtings- en revisievergunningen vernieuwd dienen te worden. Extra werkzaamheden Werkzaamheden die voortvloeien uit genoemde autonome actualisatie, worden niet gerekend tot extra werkzaamheden in het kader van de implementatieverplichting IPPC. 7.3
Extra werkzaamheden in het kader van de verplichte verslaglegging
Op dit moment blijken de provincies niet in staat de vereiste gegevens voor de verslaglegging te kunnen leveren. In tabel 7-3 wordt per provincie aangegeven welke informatie beschikbaar is. Tevens is vermeld welke informatie handmatig aangeleverd kan worden, wat extra werk impliceert. Tabel 7-3 Percentage provincies dat kan voldoen aan de rapportageplicht Onderdelen van rapportageplicht
Coördinatie Ter bepaling aantal sancties en beroepsprocedures Grensoverschrijdende samenwerking Aantal IPPC-installatie/inrichtingen per categorie Per inrichting het aantal installaties Per categorie het aantal inrichtingen waarvoor een wijzigingsvergunning is afgegeven Per categorie het aantal nieuwe IPPCactiviteiten Aantal procedures waarvoor Wm en Wvo nodig is
% provincies in % provincies dat % provincies niet in staat tot staat tot rap- gegevens handrapportage matig aanlevert portage 50 17 50 92 8
Niet bekend 0 0
67 67
50
33 25
0 8
25 75
75 56
67 25
8 0
75
56
25
0
83
30
17
0
De registratiesystemen van alle provincies zullen op ontbrekende onderdelen moeten worden aangepast. Daarbij moet in ieder geval voor alle provincies dossieronderzoek plaatsvinden om de ontbrekende informatie te leveren, ook waar provincies in staat zijn om de gegevens handmatig aan te leveren. Het aantal onderdelen waarvoor informatie nog uitgezocht moet worden is verschillend per provincie.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 68 van 104
Aggregatie en analyse provincies
Het onderzoek heeft zich gericht op het aantal inrichtingen. Indien gerapporteerd gaat worden naar het aantal installaties, kunnen slechts twee provincies deze overzichten (handmatig) aanleveren. 7.4
Knelpunten, oorzaken en invoeringsbegeleiding
In de vorige paragrafen zijn de extra werkzaamheden die voortvloeien uit de implementatie- en rapportageverplichting van de IPPC-richtlijn aangegeven. In deze paragraaf wordt ingegaan op knelpunten, oorzaken en de invoeringsbegeleiding. 1. Bij een groot deel van het bevoegd gezag is het exacte aantal IPPC-inrichtingen niet bekend: Oorzaken • IPPC-inrichtingen vormen (meestal) geen ‘sector’ die structureel is opgenomen in de operationele vergunningverlening • Inventarisatie vindt deels gefragmenteerd plaats, veelal ad-hoc naar aanleiding van Raad van Staten uitspraken, actualisatie en aanvragen • Kennis van IPPC-categorieën in sommige gevallen niet aanwezig • IPPC-categorieën niet altijd duidelijk met name categorie 5 Invoeringsbegeleiding • Invoeringsbegeleiding zou zich moeten richten op: • Eenduidige afspraken over (sub)categoriën en inrichtingen/installaties, zonder ruimte voor interpretatieverschillen • Communicatie eenduidige afspraken naar provincies • Praktische en inhoudelijke begeleiding bij het vastsellen van IPPC-inrichtingen op basis van het complete vergunningenbestand 2. Vergunningen van vóór 2003 zijn zeker niet IPPC-conform en uit 2004 voldoet ook een deel niet aan de IPPC-richtlijn. Oorzaken Op dit moment is kennis van de provincies op gebied van de IPPC-richtlijn goed, de strekking en inhoud van de richtlijn zijn bekend en vereiste documenten voor vergunningverlening worden toegepast. Echter het in de praktijk toepassen van de richtlijn leidt tot knelpunten doordat: • IPPC-informatie wordt niet als eenduidig ervaren, er bestaan interpretatieverschillen • Niet bekend hoe een IPPC-vergunning opgesteld dient te worden, geldt zowel voor overwegingen als voorschriften. • Status BREF’s onbekend • Onbekend procedure en toepassingen bij voorlopige BREF’s • Aansluiting met overige regelgeving is niet duidelijk, zoals Ivb, Besluit luchtkwaliteit en Bva. • Onbekend inhoud voorschriften met betrekking tot omgaan met bijzondere omstandigheden (onder meer bedrijfsbeëindiging) Invoeringsbegeleiding • Ontwikkeling procedure voor het IPPC-proof opstellen van vergunningen (overwegingen en voorschriften), met een eenduidige interpretatie voor het Nederlanse bevoegd gezag, inclusief aansluiting met andere regelgeving. • Toegankelijker maken van BREF’s • Structurering van IPPC-informatie
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 69 van 104
Aggregatie en analyse provincies
3. Geen enkel bevoegd gezag kan thans op eenvoudige wijze gegevens aanleveren voor rapportage inzake de voortgang van de IPPC-implementatie. Oorzaken • Bij bevoegd gezag is veelal niet bekend wat gerapporteerd dient te worden • IPPC-registratie is meestal niet opgenomen in het centrale registratiesysteem en gebeurd veelal handmatig • Inzicht op installatieniveau ontbreekt bij driekwart van de provincies, mede terug te voeren op interpretatieverschil IPPC-inrichting/installatie Invoeringsbegeleiding • Ontwikkelen en faciliteren van een gestructureerde en digitale IPPC-registratie. Dit leidt tot eenduidige registratie en rapportage van bevoegd gezag in kader van implementatieverplichting.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 70 van 104
Aggregatie en analyse RD’s RWS
8
Aggregatie en analyse RD’s RWS
8.1
Algemeen
In dit hoofdstuk worden de gegevens verkregen in de inventarisatiefase geaggregeerd en geanalyseerd om te komen tot de volgende inzichten: 1. eventuele extra werkzaamheden voor de betrokken bevoegde instanties in het kader van Wvo-vergunningverlening om aan de implementatieplicht te kunnen voldoen; 2. eventuele extra werkzaamheden voor het uitvoeren van de in IPPC-verband verplichte verslaglegging; 3. oorzaken van eventuele extra werkzaamheden; 4. eventueel benodigde invoeringsbegeleiding van het wetsvoorstel. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen extra werkzaamheden en achterstanden. Zoals genoemd in hoofdstuk 2, worden achterstanden als gevolg van een nog uit te voeren autonome actualisatie niet beschouwd als extra werkzaamheden. De werkzaamheden ten gevolge van de IPPC-implementatieplicht kunnen in dat geval direct worden meegenomen. Van de totale Rijkswaterstaat IPPC-inrichtingen is 21% van de vergunningen onderzocht. 8.2
Extra werkzaamheden in kader van implementatieplicht IPPC
Extra werkzaamheden algemeen
Op basis van de ervaringen tijdens interviews, diepteonderzoeken en het vergelijken van aangeleverde overzichten met IPPC-inrichtingen van de bevoegde instanties, blijkt bij een groot deel van de RD’s Rijkswaterstaat het exacte aantal IPPC-inrichtingen per IPPC(sub)categorie niet bekend. Het opstellen van complete en correcte overzichten met IPPC-inrichtingen vormen extra werkzaamheden in het kader van de IPPC-implementatieplicht, aangezien voorheen IPPC-inrichtingen geen ‘sector’ vormden die structureel opgenomen moest worden in de operationele vergunningverlening. Er zijn inrichtingen waarvan zowel RD’s Rijkswaterstaat als het Waterschap hebben aangeven het Wvo-bevoegd gezag te zijn. Dit is mogelijk aangezien één inrichting zowel op Rijks- als op lokaal water kan lozen of dat een lozing op de riolering plaatsvindt. Vastgesteld dient te worden of dit correct is of dat er een onjuiste registratie plaatsvindt.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 blad 71 van 104
Aggregatie en analyse RD’s RWS
Toetsing stand der techniek
Toetsing aan Stand der Techniek dient plaats te hebben gevonden. Dit dient tevens in de overwegingen aangegeven te worden. Of Toetsing aan Stand der Techniek heeft plaatsgevonden en is opgenomen in de overwegingen, is bepaald op basis van interviews en diepteonderzoeken. Interview Tijdens de interviews is vastgesteld of de toetsing aan Stand der Techniek standaard plaatsvindt. 89% van de RD Rijkswaterstaat geeft tijdens de interviews aan dat het toetsen een standaard onderdeel vormt van de vergunningverlening. Tevens wordt aangegeven dat de vereiste toetsingsdocumenten worden toegepast. Diepteonderzoek Tijdens het diepteonderzoek is voor 59 vergunningen, afgegeven door RDRijkswaterstaat, vastgesteld of in de overweging is aangegeven of toetsing aan Stand der Techniek heeft plaatsgevonden. Uit het diepteonderzoek blijkt dit in 60% van de overwegingen aangegeven te zijn. Bij 21% is toetsing aan stand der techniek niet opgenomen in de overwegingen, bij 19% is dit onbekend. Dit blijkt ook uit figuur 8-1. Diepteonderzoek Rijkswaterstaat Directies
procentuele verdeling aantal onderzochte vergunningen op toetsing SdT per jaar van afgifte
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% toetsing niet bekend 20%
niet getoetst aan SdT wel getoetst aan SdT
10% 0% 2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
<1995
jaartal van afgifte onderzochte vergunning
Figuur 8-1Verdeling van het aantal Wvo-vergunningen van Rijkswaterstaat Directies dat wel en niet is getoetst aan Stand der Techniek per afgiftejaar
Wanneer wordt gekeken naar de toetsing aan Stand der Techniek per hoofdcategorie, blijkt dat toetsing voor inrichtingen die vallen onder de IPPC-hoofdcategorieën 4 en 5 in de meeste gevallen plaatsvindt. Voor circa driekwart van de vergunningen uit deze categorieen is een toetsing in de overwegingen opgenomen. Voor de overige categorieën is dit voor circa 40% van de vergunningen het geval, maar dit kan hoger uitvallen omdat voor een deel van deze vergunningen niet gecontroleerd kon worden of er wel of niet getoetst is. Het een en ander is weergegeven in figuur 8-2.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 72 van 104
Aggregatie en analyse RD’s RWS
Diepteonderzoek Rijkswaterstaat Directies
procentuele verdeling van aantal onderzochte vergunnningen op toetsing SdT per hoofdcategorie
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30%
toetsing niet bekend niet getoetst aan SdT
20%
wel getoetst aan SdT
10% 0% 1
2
3
4
5
6
hoofdcategorie van onderzochte vergunning
Figuur 8-2 Verdeling van het aantal Wvo-vergunningen van Rijkswaterstaat Directies dat is getoetst aan Stand der Techniek per IPPC-hoofdcategorie van de inrichting
Extra werkzaamheden Het gegeven dat de toetsing aan Stand der Techniek niet expliciet is opgenomen in de overwegingen van een vergunning, betekent niet automatisch dat deze toetsing niet daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Gezien de resultaten uit de interviews (waarin slechts één RD Rijkswaterstaat aangeeft dit niet standaard te doen) en aangezien toetsing plaatsvindt voor de zuiveringstechniek, kan worden aangenomen dat dit voor de meeste vergunningen wel is uitgevoerd, maar niet is vermeld. Uit het diepteonderzoek blijkt dat bij tenminste 21% van de Wvo-vergunningen nog bepaald moet worden of toetsing aan Stand der Techniek daadwerkelijk niet heeft plaatsgevonden. Geëxtrapoleerd naar de Nederlandse situatie betekent dit dat bij 11% van het totale Wvo-vergunningenbestand bepaald moet worden of toetsing aan Stand der Techniek al dan niet heeft plaatsgevonden. Voor 20% is dit onbekend. Indien wél getoetst, maar niet vermeld in overwegingen, dan dienen de overwegingen aangepast te worden; dit zijn extra werkzaamheden in het kader van de IPPCimplementatieverplichting. Indien toetsing daadwerkelijk niet heeft plaatsgevonden, is de vergunning niet actueel en moet een nieuwe vergunning opgesteld worden. Het aanpassen van de vergunningen op Stand der Techniek valt onder de autonome actualisatie en leidt daarom niet tot extra werkzaamheden in het kader van de IPPCimplementatieverplichting. Vergunning conform IPPC
Tijdens het interview en het diepteonderzoek is voor de afgegeven Wvo-vergunningen ingegaan op de IPPC-conformiteit. Interview Op basis van de interviews blijkt het kennisniveau van de sleutelpersonen binnen de RD Rijkswaterstaat op het gebied van IPPC en operationele vergunningverlening goed, zie ook tabel 4-2. Met name voor kennis van inhoud IPPC-regelgeving, en toetsing door middel van BREF/ Alara en CIW was 100% van de sleutelpersonen bekend. Diepteonderzoek
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 73 van 104
Aggregatie en analyse RD’s RWS
Van de 58 onderzochte vergunningen afgegeven door de RD’s Rijkswaterstaat zijn vier vergunningen IPPC-conform. Dit zijn vergunningen uit 2004. Geëxtrapoleerd naar de Nederlandse situatie zouden 19 Wvo vergunningen afgegeven door RD Rijkswaterstaat IPPC-conform zijn, dit is 7% van het vergunningenbestand. Van de overige 93% Wvo-vergunningen dienen de overwegingen en / of de voorschriften gewijzigd te worden. In de tabellen 8-1 en 8-2 is voor respectievelijk de overwegingen en de voorschriften per IPPC-conformiteits criterium, aangegeven hoeveel procent van de bestudeerde vergunningen op dit onderdeel aangepast moeten worden. Deze aanpassingen worden beschouwd als extra werkzaamheden in het kader van de implementatieplicht. Tabel 8-1 Vergunningen RD’s RWS waarvan overwegingen niet IPPC-conform Vergunningenonderzoek, 58 vergunningen Is in de overwegingen opgenomen de Nee, percentage overvolgende criteria voor IPPC-conformiteit weging aan passen coördinatie met andere bevoegd gezag 33 een verwijzing naar de IPPC 87 toetsing heeft plaatsgevonden aan BREF 87 o technologieën 29 o beperking emissies naar water 3 indien van toepassing verontreinigingen over lange 100 afstand of grensoverschrijdend indien van toepassing het meenemen van de 100 resultaten uit de m.er. procedure
Opmerkingen
Dit criterium is voor 0 vergunningen relevant Dit criterium is voor 8 vergunningen relevant
Tabel 8-2 Vergunningen RD’s RWS waarvan voorschriften niet IPPC-conform Vergunningenonderzoek, 58 vergunningen Is in de voorschriften opgenomen de volgende criteria voor IPPC-conformiteit emissiegrenswaarden voor bepaalde componenten naar water voor de bepaling van de emissies de methode van bepaling voor de bepaling van de emissies de frequentie van bepaling verplichtingen tot het treffen van technische maatregelen, danwel voorschriften die leiden tot gelijkwaardige bescherming van het milieu verslaglegging ten aanzien van de uitvoering van voornoemde verplichting hoe om te gaan met bijzondere bedrijfsomstandigheden
Nee, percentage voor- Opmerkingen schriften aan passen 3 7 5 49
10 3
Extra werkzaamheden in het kader van de implementatieplicht bestaan tenminste uit het nagaan van 93% van de Wvo vergunningen van RD Rijkswaterstaat welke voorschriften en overwegingen conform IPPC aangepast moeten worden. Het aantal vergunningen ouder dan 1995
Van de vergunningen waarvan de leeftijden bekend zijn, blijken 32 oprichtings- en revisievergunningen ouder dan 10 jaar. Hierbij dient opgemerkt te worden dat voor de Directie Limburg en Directie Oost Nederland geen leeftijdsgegevens van de Wvo-vergunningen bekend zijn en voor de RD Zuid-Holland en RD Utrecht zeer beperkt gegevens over leeftijden bekend zijn.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 74 van 104
Aggregatie en analyse RD’s RWS
Van deze 32 vergunningen zijn voor 11 vergunningen wijzigingsvergunningen na 1994 verleend. Dit houdt in dat 21 vergunningen vernieuwd dienen te worden. Indien dit geëxtrapoleerd wordt voor het totale Wvo- vergunningenbestand voor IPPCinrichtingen, zal tenminste 18% van de oprichtings- en revisievergunningen vernieuwd dienen te worden. Het vernieuwen van deze Wvo-vergunningen valt niet onder extra werkzaamheden die uitgevoerd worden voor de implementatieplicht IPPC. 8.3
Extra werkzaamheden in het kader van de verplichte verslaglegging
Op dit moment blijken de RD Rijkswaterstaat niet in staat de vereiste gegevens voor de verslaglegging te kunnen leveren. In hoofdstuk 4 wordt per RD Rijkswaterstaat aangegeven welke informatie beschikbaar is. Tevens is vermeld welke informatie handmatig aangeleverd kan worden, wat extra werk impliceert. In tabel 8-3 wordt in percentages aangegeven hoeveel RD Rijkswaterstaat kunnen voldoen aan de specifieke onderdelen van de verplichte rapportage. Tabel 8-3 Percentage RD’s RWS dat kan voldoen aan de rapportageplicht Onderdelen van rapportageplicht
Coördinatie Ter bepaling aantal sancties en beroepsprocedures Grensoverschrijdende samenwerking Aantal IPPC-installatie/inrichtingen per categorie Per inrichting het aantal installaties Per categorie het aantal inrichtingen waarvoor een wijzigingsvergunning is afgegeven Per categorie het aantal nieuwe IPPCactiviteiten Aantal procedures waarvoor Wm en Wvo nodig is Jaarvracht voor afzonderlijke geëmitteerde componenten (EPER) * Uitgezonderd voor de 25% MJV inrichtingen
Percentage RD’s RWS in staat tot rapportage 25 88
Percentage RD’s RWS dat gegevens handmatig aanlevert 13 0
50 33
25 17
0 29
0 0
29
14
63
0
25
0
De registratiesystemen van alle RD Rijkswaterstaat zullen op ontbrekende onderdelen moeten worden aangepast. Daarbij moet in ieder geval voor alle RD Rijkswaterstaat dossieronderzoek plaatsvinden om de ontbrekende informatie te leveren, ook waar de RD Rijkswaterstaat in staat zijn om de gegevens handmatig aan te leveren. Het aantal onderdelen waarvoor informatie nog uitgezocht moet worden is verschillend per RD. Het onderzoek heeft zich gericht op het aantal inrichtingen. Indien gerapporteerd gaat worden naar het aantal installaties, is geen enkele RD Rijkswaterstaat in staat deze overzichten aan te leveren. 8.4
Knelpunten, oorzaken en invoeringsbegeleiding
In de vorige paragrafen zijn de extra werkzaamheden die voortvloeien uit de implementatie- en rapportageverplichting van de IPPC-richtlijn aangegeven. In deze paragraaf wordt ingegaan op knelpunten, oorzaken en de invoeringsbegeleiding.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 75 van 104
Aggregatie en analyse RD’s RWS
1. Bij een groot deel van het bevoegd gezag is het exacte aantal IPPC-inrichtingen niet bekend Oorzaken • IPPC-inrichtingen vormen (meestal) geen ‘sector’ die structureel is opgenomen in de operationele vergunningverlening • Inventarisatie vindt deels gefragmenteerd plaats, veelal ad-hoc naar aanleiding van Raad van State uitspraken, actualisatie en aanvragen • Kennis van IPPC-categorieën in sommige gevallen niet aanwezig, met name categorie 5 blijkt onduidelijk Invoeringsbegeleiding • Invoeringsbegeleiding zou zich moeten richten op: • Eenduidige afspraken over (sub)categoriën en inrichtingen/installaties, zonder ruimte voor interpretatieverschillen • Communicatie eenduidige afspraken naar RD’s Rijkswaterstaat • Praktische en inhoudelijke begeleiding bij het vaststellen van IPPC-inrichtingen op basis van het complete vergunningenbestand 2. Vergunningen van vóór 2003 zijn zeker niet IPPC-conform en uit 2004 voldoet ook een deel niet aan de IPPC-richtlijn. Oorzaken Op dit moment is kennis van de RD Rijkswaterstaat op gebied van de IPPC-richtlijn goed, de strekking en inhoud van de richtlijn zijn bekend en vereiste documenten voor vergunningverlening worden toegepast. Echter het in de praktijk toepassen van de richtlijn leidt tot knelpunten doordat: • IPPC-informatie wordt niet als eenduidig ervaren, er bestaan interpretatieverschillen • Niet bekend hoe een IPPC-vergunning opgesteld dient te worden, geldt zowel voor overwegingen als voorschriften. • Status BREF’s onbekend • Onbekend procedure en toepassingen bij voorlopige BREF’s • Aansluiting met overige regelgeving is niet duidelijk, zoals Ivb, Besluit luchtkwaliteit en Bva. • Onbekend inhoud voorschriften met betrekking tot omgaan met bijzondere omstandigheden (onder meer bedrijfsbeëindiging)
Invoeringsbegeleiding • Ontwikkeling procedure voor het IPPC-proof opstellen van vergunningen (overwegingen en voorschriften), met een eenduidige interpretatie voor het Nederlanse bevoegd gezag, inclusief aansluiting met andere regelgeving. • Toegankelijker maken van BREF’s. • Structurering van IPPC-informatie. 3. Geen enkel bevoegd gezag kan thans op eenvoudige wijze gegevens aanleveren voor rapportage inzake de voortgang van de IPPC-implementatie. Oorzaken • Bij bevoegd gezag is veelal niet bekend wat gerapporteerd dient te worden
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 76 van 104
Aggregatie en analyse RD’s RWS
• •
IPPC-registratie is meestal niet opgenomen in het centrale registratiesysteem en gebeurd veelal handmatig Inzicht op installatieniveau ontbreekt bij de meeste RD’s, mede terug te voeren op interpretatieverschil IPPC-inrichting/installatie
Invoeringsbegeleiding • Ontwikkelen en faciliteren van een gestructureerde en digitale IPPC-registratie. Dit leidt tot eenduidige registratie en rapportage van bevoegd gezag in kader van implementatieverplichting.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 77 van 104
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 blad 78 van 104
Aggregatie en analyse gemeenten
9
Aggregatie en analyse gemeenten
9.1
Algemeen
In dit hoofdstuk worden de gegevens verkregen in de inventarisatiefase geaggregeerd en geanalyseerd om te komen tot de volgende inzichten voor gemeenten: 1. eventuele extra werkzaamheden voor de betrokken bevoegde instanties in het kader van Wm- vergunningverlening om aan de implementatieplicht te kunnen voldoen; 2. eventuele extra werkzaamheden voor het uitvoeren van de in IPPC-verband verplichte verslaglegging; 3. oorzaken van eventuele extra werkzaamheden 4. eventueel benodigde invoeringsbegeleiding van het wetsvoorstel; Er wordt een onderscheid gemaakt tussen extra werkzaamheden en achterstanden. Zoals genoemd in hoofdstuk 2, worden achterstanden als gevolg van een nog uit te voeren autonome actualisatie niet beschouwd als extra werkzaamheden. De werkzaamheden ten gevolge van de IPPC-implementatieplicht kunnen in dat geval direct worden meegenomen. Er is een diepteonderzoek uitgevoerd op vijf vergunningen uit 2004, waarin toetsing aan de IPPC-richtlijn heeft plaatsgevonden. Op basis van dit diepteonderzoek kan een inschatting gemaakt worden van de IPPC-conformiteit van vergunningen uit 2004. Van de vergunningen van voor 2004 wordt aangenomen dat in ieder geval de verwijzing naar de IPPC-richtlijn ontbreekt. 9.2
Extra werkzaamheden in het kader van de implementatieplicht IPPC
Extra werkzaamheden algemeen Op basis van de ervaringen tijdens de telefonische interviews en het vergelijken van aangeleverde overzichten met IPPC-inrichtingen van de bevoegde instanties, blijkt bij een deel van de gemeenten het exacte aantal inrichtingen niet bekend. Dat een aantal toegestuurde overzichten niet volledig zijn, is gebleken uit: • Telefonische vragen en opmerkingen naar aanleiding van het eerste schriftelijke verzoek om informatie. Vragen en opmerkingen hadden betrekking op het niet bekend zijn met de IPPC-richtlijn en het niet aan kunnen geven van inrichtingen die vallen onder de IPPC-richtlijn door het ontbreken van kennis, tijd of een registratiesysteem dat deze mogelijkheid biedt. • Vergelijking van de overzichten met IPPC-inrichtingen van de RD’s Rijkswaterstaat en Waterschappen. Bij het opstellen van de overzichten is aangegeven wie het Wm bevoegd gezag is. • Op een aantal overzichten is aangegeven dat het bevoegd gezag twijfelt of het overzicht compleet is of dit zelfs zeker weet; • Aanvullende informatie die verkregen is uit de telefonische interviews. Aantal opgegeven inrichtingen Uit tabel 5-2 volgt dat er bij een bruikbare respons van 75% van de Nederlandse gemeenten 166 industriële IPPC-inrichtingen worden gevonden. Wordt dit geëxtrapoleerd naar de
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 79 van 104
Aggregatie en analyse gemeenten
gehele populatie Nederlandse gemeenten dan zijn er 221 IPPC-inrichtingen die onder het bevoegd gezag vallen van de gemeenten. Bij een respons van 75% van de gemeenten zijn 1.286 categorie 6.6-inrichtingen aangemeld. Wordt aantal dit geëxtrapoleerd naar de gehele populatie Nederlandse gemeenten dan zijn er 1.715 intensieve veehouderijen onder het bevoegd gezag van gemeenten, die onder de IPPC-richtlijn vallen. Samen leveren dit een kleine 2.000 inrichtingen, onder het bevoegd gezag van gemeenten, die onder de IPPC-richtlijn vallen. Circa 11% hiervan betreft industriële inrichtingen. De overige 89% betreft intensieve veehouderijbedrijven (IPPC-categorie 6.6). Deze intensieve veehouderijbedrijven zijn als volgt verdeeld: • categorie 6.6.a: 55%; • categorie 6.6.b: 33%; • categorie 6.6.c: 12%. Tijdens het onderzoek zijn 208 inrichtingen bekend geworden die vallen onder gemeentelijk Wm-bevoegd gezag. Deze inrichtingen zijn aangemeld door ofwel de gemeente onder wiens bevoegd gezag de inrichting valt dan wel door een waterschap het Wm bevoegd gezag aangegeven heeft. Door de gemeenten zelf zijn 166 inrichtingen aangemeld. De waterschappen hebben 48 inrichtingen aangemeld. Extrapolatie van het aantal inrichtingen dat aangemeld is door de gemeenten levert een schatting van circa 220 IPPC-inrichtingen in Nederland onder bevoegd gezag van gemeenten. Dit is naar verwachting een onderschatting gezien het feit dat de waterschappen 48 inrichtingen met als Wm bevoegd gezag gemeenten aangeven. Echter, op basis van het opgestelde inrichtingenoverzicht blijken circa 130 inrichtingen die naar verwachting onder het bevoegd gezag van de gemeente vallen, niet als zodanig aangemeld te zijn. Deze inrichtingen zijn niet opgenomen in het totaal van 208 inrichtingen. Het gaat hierbij vooral om inrichtingen uit categorie 2.6, 6.2, 6.2 6.4 en 6.7. Het opstellen van een volledig overzicht van IPPC-inrichtingen kan beschouwd worden als extra werkzaamheden voor de gemeenten in het kader van de IPPC-implementatieplicht, aangezien voorheen de IPPC-inrichtingen geen ‘sector’ vormden die structureel opgenomen moesten worden in de operationele vergunningverlening.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 80 van 104
Aggregatie en analyse gemeenten
Stand der techniek in overwegingen
In de overwegingen van de Wm-vergunning dient aangegeven te worden of getoetst is aan Stand der Techniek. Of dit in de overwegingen is opgenomen, is bepaald op basis van interviews en diepteonderzoek bij vijf Wm-vergunningen uit 2004. Interviews Tijdens de interviews is gevraagd of in de overwegingen standaard aangegeven wordt of toetsing aan Stand der Techniek heeft plaatsgevonden. Iedere gemeente geeft aan dat dit standaard plaatsvindt. Ook wordt aangegeven dat de vereiste toetsingsdocumenten worden toegepast. Diepteonderzoek Tijdens het diepteonderzoek is voor 5 gemeentelijke vergunningen uit 2004 vastgesteld of in de overwegingen is aangegeven of toetsing aan Stand der Techniek heeft plaatsgevonden. Dit zijn allen vergunningen voor agrarische inrichtingen. Hieruit blijkt dat toetsing van technologieën aan Stand der techniek bij 67 procent van de vergunningen heeft plaatsgevonden. Een vertaling naar het totale gemeentelijke vergunningenbestand is op basis van het aantal vergunningen en de leeftijd van de vergunning niet mogelijk. Dit diepteonderzoek geeft alleen een indicatie over de inhoud van gemeentelijke vergunningen van inrichtingen die vallen onder de IPPC-richtlijn en die recent (2004) zijn afgegeven. Extra werkzaamheden Voor alle inrichtingen die vallen onder de IPPC-richtlijn dienen de vergunningen bekeken te worden op toetsing aan Stand der Techniek. Hierbij geldt: • Indien wél getoetst, maar niet vermeld in de overwegingen, dan overwegingen aanpassen. Aangezien de vergunning actueel is, leidt dit tot extra werkzaamheden in het kader van de implementatieverplichting IPPC; • Indien toetsing niet heeft plaatsgevonden, dient dit alsnog te gebeuren. Dit valt onder autonome actualisatie en leidt derhalve niet tot extra werkzaamheden in het kader van de implementatieverplichting IPPC. Vergunning conform IPPC
Tijdens het interview en het diepteonderzoek is ingegaan op de IPPC-conformiteit van de vergunningen. Interview Uit de interviews blijkt dat de sleutelpersonen voldoende kennis hebben over IPPC en vergunningverlening. Er wordt gebruik gemaakt van de juiste toetsingsdocumenten en men is grotendeels bekend met de aspecten die meegenomen dienen te worden in een vergunning conform IPPC. Van de geïnterviewde gemeenten hebben 6 gemeenten reeds één of meerdere vergunningen conform IPPC verleend. Diepteonderzoek De vergunningen zijn getoetst op IPPC-conformiteit. In de tabellen 9-1 en 9-2 is voor respectievelijk de overwegingen en de voorschriften per IPPC-conformiteits criterium, aangegeven hoeveel procent van de vergunningen op dit onderdeel aangepast moeten worden. Deze aanpassingen worden beschouwd als extra werkzaamheden in het kader van de implementatieplicht.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 81 van 104
Aggregatie en analyse gemeenten
Tabel 9-1 Vergunningen gemeenten waarvan overwegingen niet IPPC-conform Vergunningenonderzoek, 6 overwegingen Is in de overwegingen opgenomen de volgende criteria voor IPPC-conformiteit coördinatie met andere bevoegd gezag een verwijzing naar de IPPC toetsing heeft plaatsgevonden aan BBT, eventueel onderverdeeld naar: o Technologieën o afvalpreventie (doelmatig beheer van afvalstoffen) o beperking verbruik grond- en hulpstoffen (doelmatig gebruik) o reductie energieverbruik (doelmatig gebruik) o beperking emissies naar lucht grondwater en bodembescher- mende maatregelen o beperking transportbewegingen / geluid indien van toepassing verontreinigingen over lange afstand of grensoverschrijdend indien van toepassing het meenemen van de resultaten uit de m.e.r. procedure o
*
Nee, percentage over- Opmerkingen weging aan passen 50 Dit criterium is voor 3 vergunningen relevant 0
33 50 100 0 -*
Dit criterium is voor 0 vergunningen relevant
33 0 -
Dit criterium is voor 0 vergunningen relevant Dit criterium is voor 0 vergunningen relevant
Het betreft 6 vergunningen van agrarische inrichtingen waarop de Regeling ammoniak veehouderij van toepassing is en de emissie naar lucht is geregeld door middel van emissiearme stallen.
Tabel 9-2 Vergunningen gemeenten waarvan voorschriften niet IPPC-conform Vergunningenonderzoek, 5 vergunningen Is in de voorschriften opgenomen de volgende criteria voor IPPC-conformiteit emissiegrenswaarden voor bepaalde componenten naar lucht Emissiegrenswaarden voor bepaalde componenten naar water Emissiegrenswaarden voor geluid Voorschriften voor afvalpreventie / omgaan met afval Voorschriften voor bodembescherming Voorschriften voor energiereductie / plannen Voor de bepaling van de emissies de methode van bepaling Voor de bepaling van de emissies de frequentie van bepaling Verplichting tot het treffen van technische maatregelen, danwel voorschriften die leiden tot een gelijkwaardige bescherming van het milieu Verslaglegging ten aanzien van de uitvoering van voornoemde verplichtingen Hoe om te gaan met bijzondere bedrijfsomstandigheden Hoe om te gaan met brand
@ Grontmij
Nee, percentage voor- Opmerkingen schriften aan passen -* Dit criterium is voor 0 vergunningen relevant 0 Dit criterium is voor 1 vergunningen relevant 0 0 0 0 -* -*
Dit criterium is voor 0 vergunningen relevant Dit criterium is voor 0 vergunningen relevant
0
-
Dit criterium is voor 0 vergunningen relevant
0 80
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 82 van 104
Aggregatie en analyse gemeenten
Vergunningenonderzoek, 5 vergunningen Is in de voorschriften opgenomen de Nee, percentage voor- Opmerkingen volgende criteria voor IPPC-conformiteit schriften aan passen Hoe om te gaan met bedrijfsbeëindiging 0 * Het betreft 6 vergunningen van agrarische inrichtingen waarop de Regeling ammoniak veehouderij van toepassing is en de emissie naar lucht is geregeld door middel van emissiearme stallen.
Extra werkzaamheden De vergunningen die in 2004 zijn verleend zijn voor een belangrijk deel conform de IPPCrichtlijn. Aangezien dit allemaal vergunningen van agrarische inrichtingen zijn, kan geen uitspraak gedaan worden of gemeenten emissiegrenswaarden voor componenten naar de lucht opnemen in de vergunning, evenals de methode en frequentie voor het bepalen van emissie naar de lucht. De reden hiervoor is de Regeling ammoniak veehouderij, waarin de aanwezigheid van emissiearme stallen geregeld is. Alle vergunningen van vóór 2004 zullen opnieuw bekeken moeten worden. 30 % van de industriële vergunningen zijn geactualiseerd in 2004. Aangezien van af 2004 een verwijzing naar de IPPC richtlijn opgenomen wordt in de vergunning, betekent dit dat 30% van de vergunningen mogelijk IPPC-conform is en dat bij 70% van de vergunningen ten minste een IPPC verwijzing opgenomen moeten worden. Actualiteit vergunningen gemeenten Van het totale industriële vergunningenbestand is circa 97% jonger dan 10 jaar en daarmee mogelijk actueel. Vergunningen die ouder zijn dan 10 jaar zijn niet actueel. Het is niet mogelijk op basis van onderhavig onderzoek een uitspraak te doen over de actualiteit van de agrarische vergunningen, aangezien hiervoor aantallen inrichtingen zijn geïnventariseerd. Leeftijdsgegevens zijn niet bekend. Rapportageplicht
Extra werkzaamheden in het kader van de verplichte verslaglegging. Gemeenten blijken in staat tot verplichte verslaglegging, omdat het in veel gevallen gaat om enkele IPPC-inrichtingen. Het is niet zo dat ze de registratie hiertoe hebben ingericht. De rapportageplicht zorgt echter wel voor extra werkzaamheden voor de betreffende gemeenten, aangezien de benodigde gegevens niet geautomatiseerd geregistreerd worden en dus op een andere wijze, meestal handmatig, verkregen worden.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 83 van 104
Aggregatie en analyse gemeenten
9.3
Knelpunten, oorzaken en invoeringsbegeleiding
In de vorige paragrafen zijn de extra werkzaamheden die voortvloeien uit de implementatie- en rapportageverplichting van de IPPC-richtlijn aangegeven. In deze paragraaf wordt ingegaan op knelpunten, oorzaken en de invoeringsbegeleiding. 1. Bij een groot deel van het bevoegd gezag is het exacte aantal IPPC-inrichtingen niet bekend Oorzaken • IPPC-inrichtingen vormen (meestal) geen ‘sector’ die structureel is opgenomen in de operationele vergunningverlening • Inventarisatie vindt deels gefragmenteerd plaats, veelal ad-hoc naar aanleiding van Raad van State uitspraken, actualisatie en aanvragen • Kennis van IPPC-categorieën in sommige gevallen niet aanwezig, met name categorie 5 blijkt onduidelijk Invoeringsbegeleiding • Invoeringsbegeleiding zou zich moeten richten op: • Eenduidige afspraken over (sub)categoriën en inrichtingen/installaties, zonder ruimte voor interpretatieverschillen • Communicatie eenduidige afspraken naar waterschappen • Praktische en inhoudelijke begeleiding bij het vaststellen van IPPC-inrichtingen op basis van het complete vergunningenbestand 2. Vergunningen van vóór 2003 zijn zeker niet IPPC-conform en uit 2004 voldoet ook een deel niet aan de IPPC-richtlijn. Oorzaken Op dit moment is kennis van de waterschappen op gebied van de IPPC-richtlijn goed, de strekking en inhoud van de richtlijn zijn bekend en vereiste documenten voor vergunningverlening worden toegepast. Echter het in de praktijk toepassen van de richtlijn leidt tot knelpunten doordat: • IPPC-informatie wordt niet als eenduidig ervaren, er bestaan interpretatieverschillen • Niet bekend hoe een IPPC-vergunning opgesteld dient te worden, geldt zowel voor overwegingen als voorschriften. • Status BREF’s onbekend • Onbekend procedure en toepassingen bij voorlopige BREF’s • Onbekend inhoud voorschriften met betrekking tot omgaan met bijzondere omstandigheden (onder meer bedrijfsbeëindiging) Invoeringsbegeleiding • Ontwikkeling procedure voor het IPPC-proof opstellen van vergunningen (overwegingen en voorschriften), met een eenduidige interpretatie voor het Nederlanse bevoegd gezag, inclusief aansluiting met andere regelgeving. • Toegankelijker maken van BREF’s. • Structurering van IPPC-informatie.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 84 van 104
Aggregatie en analyse gemeenten
3. Geen enkel bevoegd gezag kan thans op eenvoudige wijze gegevens aanleveren voor rapportage inzake de voortgang van de IPPC-implementatie. Oorzaken • Bij bevoegd gezag is veelal niet bekend wat gerapporteerd dient te worden • IPPC-registratie is meestal niet opgenomen in het centrale registratiesysteem en gebeurd veelal handmatig • Inzicht op installatieniveau ontbreekt bij de meeste waterschappen, mede terug te voeren op interpretatieverschil IPPC-inrichting/installatie Invoeringsbegeleiding • Ontwikkelen en faciliteren van een gestructureerde en digitale IPPC-registratie. Dit leidt tot eenduidige registratie en rapportage van bevoegd gezag in kader van implementatieverplichting.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 85 van 104
Aggregatie en analyse gemeenten
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 blad 86 van 104
Aggregatie en analyse Waterschappen
10
Aggregatie en analyse Waterschappen
In dit hoofdstuk worden de gegevens die zijn verkregen in de inventarisatiefase geaggregeerd en geanalyseerd om te komen tot de volgende inzichten: 1. eventuele extra werkzaamheden voor de betrokken bevoegde instanties in het kader van Wm- vergunningverlening om aan de implementatieplicht te kunnen voldoen; 2. eventuele extra werkzaamheden voor het uitvoeren van de in IPPC-verband verplichte verslaglegging; 3. oorzaken van eventuele extra werkzaamheden 4. eventueel benodigde invoeringsbegeleiding van het wetsvoorstel; Er wordt een onderscheid gemaakt tussen extra werkzaamheden en achterstanden. Zoals genoemd in hoofdstuk 2, worden achterstanden als gevolg van een nog uit te voeren autonome actualisatie niet beschouwd als extra werkzaamheden. De werkzaamheden ten gevolge van de IPPC-implementatieplicht kunnen in dat geval direct worden meegenomen. Van het totale Wvo-vergunningenbestand van IPPC-inrichtingen is 16 % betrokken bij het diepteonderzoek. 10.1
Extra werkzaamheden in het kader van de implementatieplicht IPPC
Extra werkzaamheden algemeen
Op basis van ervaringen tijdens interviews, diepteonderzoeken en het vergelijken van aangeleverde overzichten met IPPC-inrichtingen van de verschillende bevoegde instanties, blijkt circa eenderde van de waterschappen een correct overzicht aangeleverd te hebben. Tweederde van de waterschappen heeft een overzicht aangeleverd dat niet compleet is. Dit houdt in dat niet alle IPPC-inrichtingen zijn aangegeven of dat (sub)categorieën niet zijn aangemerkt. Voor een juiste implementatie is het noodzakelijk dat alle waterschappen een correct overzicht met IPPC-inrichtingen en bijbehorende (sub)categorie kunnen opstellen. Het opstellen van een correct overzicht betekent voor de waterschappen extra werkzaamheden in het kader van de IPPC-implementatieplicht, aangezien voorheen IPPCinrichtingen geen ‘sector’ vormden die structureel moest worden opgenomen in de operationele vergunningverlening. Er zijn inrichtingen waarvan zowel RD’s Rijkswaterstaat als het Waterschap hebben aangeven het Wvo-bevoegd gezag te zijn. Dit is mogelijk aangezien één inrichting zowel op Rijks- als op lokaal water kan lozen of dat een lozing op de riolering plaatsvindt. Vastgesteld dient te worden of dit correct is of dat er een onjuiste registratie plaatsvindt.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 87 van 104
Aggregatie en analyse Waterschappen
Toetsing aan stand der techniek
In de overwegingen van de vergunning dient aangegeven te worden of getoetst is aan Stand der Techniek. Of dit in de overwegingen is opgenomen, is bepaald op basis van interviews en diepteonderzoek. Interview Tijdens de interviews is vastgesteld of toetsing aan stand der techniek heeft plaatsgevonden. Alle waterschappen hebben aangegeven dat deze toetsing standaard plaatsvindt. Tevens wordt aangegeven dat de hiervoor vereiste toetsingsdocumenten worden toegepast. Diepteonderzoek Tijdens het diepteonderzoek is voor 95 Wvo-vergunningen, afgegeven door de waterschappen, vastgesteld of in de overwegingen is aangegeven of toetsing aan Stand der Techniek heeft plaatsgevonden. Voor hoeveel procent van de vergunningen uit een bepaald jaar in de overweging is opgenomen of toetsing aan Stand der Techniek heeft plaatsgevonden is weergegeven in figuur 10-1. Diepteonderzoek 100%
procentuele verdeling van aantal onderzochte vergunningen op toetsing SdT per jaar van afgifte
90% niet getoetst aan SdT
80%
wel getoetst aan SdT
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
<1995
jaartal van afgifte onderzochte vergunning
Figuur 10-1 Verdeling van het aantal Wvo vergunningen van waterschappen dat wel en niet getoetst is aan Stand der Techniek / Best Beschikbare Techniek per jaar van afgifte
Uit figuur 10-1 blijkt dat toetsing aan Stand der Techniek de afgelopen tien jaar gangbare praktijk is (het jaar 2000 lijkt een uitzondering, maar dit is gebaseerd op een zeer beperkt aantal onderzochte vergunningen en heeft daarom niet zo’n grote betekenis). Sinds 2004 is iedere afgegeven vergunning getoetst aan Stand der Techniek / Best Beschikbare Techniek. Deze conclusie wordt onderbouwd door het grote aantal onderzochte vergunningen uit 2004 (circa 20% van het totaal aantal onderzochte vergunningen).
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 88 van 104
Aggregatie en analyse Waterschappen
Diepteonderzoek
procentuele verdeling van aantal onderzochte vergunnningen op toetsing SdT per hoofdcategorie
100% 90% niet getoetst aan SdT wel getoetst aan SdT
80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1
2
3
4
5
6
hoofdcategorie van onderzochte vergunning
Figuur 10-2 Verdeling van het aantal Wvo-vergunningen afgegeven door waterschappen dat is getoetst aan Stand der Techniek per IPPC-hoofdcategorie van de inrichting
Indien ook gekeken wordt naar de verdeling toetsing Stand der Techniek per hoofdcategorie, blijkt toetsing vooral plaats te vinden bij categorie 1, 2 en 3. Hierbij dient opgemerkt te worden dat categorie 1 en 3 heel weinig voorkomen bij de waterschappen (activiteit is meestal niet Wvo-plichtig). Voor categorie 4, 5 en 6 vindt toetsing plaats in circa 70 á 80 % van de vergunningen. Extra werkzaamheden Uit bovenstaande blijkt dat de toetsing aan Stand der techniek de laatste jaren bij vrijwel alle vergunningen in de overwegingen is opgenomen. De kans bestaat dat het aantal getoetste vergunningen aan Stand der Techniek nog groter is, doordat geen verwijzing opgenomen is in de overwegingen maar toetsing wel heeft plaatsgevonden. Voor 80% van de vergunningen is in de overwegingen opgenomen dat toetsing aan Stand der Techniek heeft plaatsgevonden (484 inrichtingen). Dit houdt in dat 20% van de vergunningen (120 inrichtingen) niet bekend is of deze toetsing heeft plaatsgevonden. Van circa 120 inrichtingen dienen de vergunningen bekeken te worden op toetsing aan Stand der Techniek. Hierbij geldt: • Indien wél getoetst, maar niet vermeld in de overwegingen, dan overwegingen aanpassen. Aangezien de vergunning actueel is, leidt dit tot extra werkzaamheden in het kader van de implementatieverplichting IPPC; • Indien toetsing niet heeft plaatsgevonden, dient dit alsnog te gebeuren. Dit valt onder autonome actualisatie en leidt derhalve niet tot extra werkzaamheden in het kader van de implementatieverplichting IPPC.
Vergunningen conform IPPC
Tijdens het interview en het diepteonderzoek is ingegaan op IPPC-conformiteit. Interview
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 89 van 104
Aggregatie en analyse Waterschappen
Op basis van de interviews blijkt het kennisniveau van de sleutelpersonen voldoende voor IPPC en vergunningverlening. Er wordt gebruik gemaakt van de juiste toetsingsdocumenten (100% gebruikt CIW, 64% BREF’s) en men is grotendeels bekend met de aspecten die meegenomen dienen te worden in een vergunning conform IPPC. Tien waterschappen hebben in 2004 een of meerdere IPPC-vergunningen verleend. Door een relatief groot deel van de waterschappen wordt aangegeven dat zij knelpunten ervaren op het gebied van concrete informatie en praktijkvoorbeelden met betrekking tot operationele vergunningverlening. Diepteonderzoek Van de 92 onderzochte vergunningen blijken 10 vergunningen conform de IPPC-richtlijn te zijn opgesteld, met hierbij opgemerkt dat géén van deze vergunningen voorschriften heeft opgenomen met betrekking tot definitieve bedrijfsbeëindiging. Overigens kan bediscussieerd worden of, en zo ja welke voorschriften in de Wvo-vergunning hieromtrent moeten worden opgenomen. Indien aangenomen wordt dat hierover aanvullende voorschriften opgenomen moeten worden, zijn er geen IPPC-conforme vergunningen bij de waterschappen verleend. Bij 82 van de onderzochte vergunningen dienen de overwegingen en/of voorschriften gewijzigd te worden. Bij alle vergunningen van vóór 2004 ontbreekt in ieder geval een verwijzing naar de IPPC-richtlijn. In de tabellen 10-1 en 10-2 is voor respectievelijk de overwegingen en de voorschriften per IPPC-conformiteits criterium, aangegeven hoeveel procent van de bestudeerde vergunningen op dit onderdeel aangepast moeten worden. Deze aanpassingen worden beschouwd als extra werkzaamheden in het kader van de implementatieplicht. Tabel 10-1 Vergunningen waterschappen waarvan overwegingen niet IPPC-conform Vergunningenonderzoek, 92 vergunningen Is in de overwegingen opgenomen de Nee, percentage overvolgende criteria voor IPPC-conformiteit weging aan passen coördinatie met andere bevoegd gezag 22 een verwijzing naar de IPPC 79 toetsing heeft plaatsgevonden aan BREF o technologieën 14 o beperking emissies naar water 11 indien van toepassing verontreinigingen over lange afstand of grensoverschrijdend indien van toepassing het meenemen van de resultaten uit de m.e.r. procedure
@ Grontmij
Opmerkingen
Dit criterium is voor 0 vergunningen relevant Dit criterium is voor 0 vergunningen relevant
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 90 van 104
Aggregatie en analyse Waterschappen
Tabel 10-2 Vergunningen waterschappen waarvan voorschriften niet IPPC-conform Vergunningenonderzoek,92 vergunningen Is in de voorschriften opgenomen de volgende criteria voor IPPC-conformiteit emissiegrenswaarden voor bepaalde componenten naar water voor de bepaling van de emissies de methode van bepaling voor de bepaling van de emissies de frequentie van bepaling verplichtingen tot het treffen van technische maat- regelen, danwel voorschriften die leiden tot gelijkwaardige bescherming van het milieu verslaglegging ten aanzien van de uitvoering van voornoemde verplichting hoe om te gaan met bijzondere bedrijfsomstandigheden hoe om te gaan met bedrijfsbeïndiging
Nee, percentage voorschriften aan passen 1 3 12 11 68 10 100
Toetsing aan CIW / LBOW In onderhavig onderzoek is de basis voor de toetsing van de individuele vergunningen de BREF’s/CIW aanbevelingen en de oplegnotities van het Landelijk Bestuurlijk Overleg Water, hierna te noemen LBOW. De CIW was het bestuurlijk overleg voor de afstemming van beleid en uitvoering van integraal waterbeheer. Deze commissie is in 2004 opgeheven en de taken zijn overgenomen door LBOW. In tabel 10-3 is weergegeven voor welke categorieën inrichtingen er CIW/LBOW oplegnotities bestaan (update 1 februari 2005). Tabel 10-3 Type en categorie inrichtingen met CIW/LBOW oplegnotities Type inrichting IJzer en staal Papier en pulp Glas en minerale wol Chlooralkali industrie Ferro metaalbewerking
IPPC-Categorie 1.3, 2.1 en 2.2 6.1a,b 3.3 en 3.4 4.2a,c 2.3a,b,c
In het kader van onderhavig onderzoek is gekeken of het mogelijk is een causaal verband aan te tonen tussen de aanwezigheid van een LBOW oplegnotitie en de IPPC-conformiteit van de vergunning. Hiervoor is het aantal inrichtingen per categorie met een LBOW oplegnotitie vastgesteld. Vervolgens is gekeken voor hoeveel van deze inrichtingen het bevoegd gezag bekend is. Van 49 inrichtingen die vallen in genoemde categorieën is het waterschap bekend. Deze 49 inrichtingen zijn verdeeld over 11 categorieën. Gezien het relatief beperkte aantal inrichtingen per categorie, is het niet mogelijk een uitspraak te doen over de IPPC-conformiteit van de vergunningen in relatie tot de aanwezigheid van een LBOW oplegnotitie. Een causaal verband is niet aan te tonen. Tevens is tijdens interview en diepteonderzoek gebleken dat alle waterschappen gebruik maken van de CIW-aanbevelingen (100% op basis van interview), maar dat de oplegnotitie niet vaak gebruikt wordt. Daarom is het ook niet mogelijk om een verband aan te geven tussen aanwezigheid LBOW oplegnotitie en IPPC-conformiteit van individuele Wvovergunningen.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 91 van 104
Aggregatie en analyse Waterschappen
Extra werkzaamheden Geëxtrapoleerd naar heel Nederland zijn in 2004 124 Wvo-vergunningen door de waterschappen verleend voor inrichtingen die vallen onder de IPPC-richtlijn. Deze vergunningen kunnen conform IPPC zijn, omdat sinds 2004 pas verwezen wordt naar de IPPC-richtlijn in de overwegingen van vergunningen. In de overwegingen van vergunningen van voor 2004 wordt niet verwezen naar deze richtlijn. Op basis van het diepteonderzoek wordt vastgesteld dat 10 vergunningen uit 2004 IPPCconform zijn (behalve voorschriften voor definitieve bedrijfsbeëindiging). Na extrapolatie naar de Nederlandse situatie betekent dit dat 42 % van de Wvo-vergunningen uit 2004 IPPC-conform zijn. Op basis van de resultaten uit het diepteonderzoek en interview blijkt voor het gehele Nederlandse vergunningenbestand bij tenminste 360 vergunningen een verwijzing naar de IPPC-richtlijn toegevoegd te moeten worden. Overige verplichte onderdelen in zowel overwegingen als voorschiften zullen per inrichting vastgesteld moeten worden. De werkzaamheden die hiervoor uitgevoerd moeten worden om deze actuele vergunningen IPPC-conform te maken, worden beschouwd als extra werkzaamheden in het kader van de IPPC-implementatieverplichting. Het aantal vergunningen ouder dan 10 jaar
Van 378 inrichtingen zijn de leeftijden van de Wvo-vergunning bekend. Dit is 62%. Hiervan blijken 33 oprichtings-, revisie- of wijzigingsvergunningen ouder dan 10 jaar. Indien dit geëxtrapoleerd wordt naar het totale Wvo –vergunningenbestand voor IPPCinrichtingen, zal tenminste 9 % van de Wvo-vergunningen vernieuwd moeten worden. Het vernieuwen van deze Wvo-vergunningen valt niet onder extra werkzaamheden die uitgevoerd worden in het kader van de implementatieplicht van de IPPC-richtlijn. 10.2
Extra werkzaamheden in het kader van de verplichte verslaglegging
De waterschappen blijken een groot deel van de benodigde informatie voor de verslaglegging te kunnen leveren. Er is echter niet een waterschap dat op dit moment alle benodigde informatie kan leveren, zie ook tabel 10-4. Tabel 10-4 Percentage waterschappen dat kan voldoen aan de rapportageplicht Onderdelen van rapportageplicht Coördinatie Ter bepaling aantal sancties en beroepsprocedures Grensoverschrijdende samenwerking Aantal IPPC-installatie/inrichtingen per categorie Per inrichting het aantal installaties Per categorie het aantal inrichtingen waarvoor een wijzigingsvergunning is afgegeven Per categorie het aantal nieuwe IPPC-activiteiten Aantal procedures waarvoor Wm en Wvo nodig is Jaarvracht voor afzonderlijke geëmitteerde componenten (EPER)
Percentage waterschappen in staat tot rapportage 24 88 100 72 44 68 80 80 44
Alle waterschappen kunnen het aantal keer dat grensoverschrijdende samenwerking heeft plaatsgevonden aangeven. Het aantal procedures waarvoor een Wm- en Wvo vergunning nodig is kunnen bijna alle waterschappen aangeven, evenals het aantal nieuwe IPPCactiviteiten per categorie.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 92 van 104
Aggregatie en analyse Waterschappen
Met name de registratie van coördinatie met het Wm-bevoegd gezag en de jaarvracht voor de afzonderlijke geëmitteerde componenten wordt veel minder vaak geregistreerd (bij 24% respectievelijk 44% van de waterschappen). De registratiesystemen van alle waterschappen zullen op de ontbrekende onderdelen moeten worden aangepast. Daarbij zal in ieder geval voor alle waterschappen dossieronderzoek moeten plaatsvinden om de ontbrekende informatie te verzamelen. Dit moet ook plaatsvinden daar waar de waterschappen hebben aangegeven in staat te zijn de gegevens handmatig aan te leveren. Het aantal onderdelen waarvoor gegevens nog moeten worden uitgezocht verschilt sterk per waterschap. De hoeveelheid werk die dit met zich meebrengt is natuurlijk ook afhankelijk van het aantal IPPC-inrichtingen dat valt onder het bevoegd gezag.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 93 van 104
Aggregatie en analyse Waterschappen
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 blad 94 van 104
Conclusies en aanbevelingen
11
Conclusies en aanbevelingen
11.1
Algemeen
In het hoofdstuk conclusies en aanbevelingen wordt antwoord gegeven op de projectvragen aan de hand van de resultaten uit de onderzoek. Vervolgens worden aanbevelingen gedaan voor de wijze van invoeringsbegeleiding door VROM, IVW en UvW. 11.2
Conclusies
Vraag 1. Aantal IPPC-inrichtingen
Hoe groot is het aantal IPPC-relevante Wm- en/of Wvo-inrichtingen per betrokken bevoegde instantie, uitgesplitst naar de verschillende categorieën als bedoeld in bijlage 1 van de richtlijn? De IPPC-richtlijn richt zich op installatieniveau en niet op specifieke inrichtingen. Tijdens de inventarisatiefase is gebleken dat bevoegde instanties over het algemeen niet in staat zijn het aantal installaties binnen de inrichtingen aan te geven. Daarom is het aantal inrichtingen dat onder de IPPC richtlijn valt bepaald. Een inrichting valt onder de IPPC-richtlijn indien één of meerdere IPPC (sub) categorieën van toepassing zijn op de zogenaamde IPPC-inrichting. De resultaten zijn per bevoegd gezag weergegeven in tabel 11-1 en voor totaal in Nederland in tabel 11-2. Tabel 11-1 Aantal inrichtingen per bevoegd gezag die onder één of meer IPPC-categorieën valt
Totaal aantal inrichtingen
provincies 616
directie RWS 281
gemeenten 1.494
waterschappen 604
Tabel 11-2 Totaal aantal inrichtingen in Nederland die onder één of meer IPPC-categorieën valt Inrichtingen Agrarisch Industrieel Totaal
Aantal in Nederland 1286 1055 2341
Zoals te zien is in bovenstaande tabellen, is het totaal aantal inrichtingen per bevoegd gezag groter dan het totaal aantal inrichtingen in Nederland, te weten respectievelijk 2995 inrichtingen en 2341 inrichtingen. De reden hiervoor is dat aantal inrichtingen zowel Wmals Wvo-plichtig is, waardoor deze inrichting zowel bij het Wm- als Wvo-bevoegd gezag is meegeteld. Een directe onderverdeling van het aantal vastgestelde IPPC-inrichtingen (tabel 11-1 en 11-2) is niet mogelijk, aangezien tijdens het onderzoek is gebleken dat een aantal inrichtingen onder meerdere IPPC (sub)categorieën valt. Om inzicht te verkrijgen in de verde-
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 blad 95 van 104
Conclusies en aanbevelingen
ling naar IPPC-categorieën wordt in tabel 11-3 het aantal keer dat een IPPC-categorie van toepassing is per bevoegd gezag weergegeven. Tabel 11-3 Aantal keer dat IPPC categorie van toepassing is per bevoegd gezag Categorie
1 2 3 4 5 6 6.6a 6.6b 6.6c onbekend
Aantal provincies
directie RWS
Gemeenten
waterschappen
82 66 19 209 213 121
46 37 15 152 60 60
26 151 21 127 201 166
41
16
1 62 32 33 13 84* 711 420 155 1
6
* cat. 6 overig, exclusief cat.6.6
Hoewel de hiervoor getoonde tabellen een goed beeld geven van het aantal activiteiten die onder IPPC vallen per bevoegd gezag, dient een aantal opmerkingen gemaakt te worden bij de genoemde aantallen: • De inrichtingen die in de overzichten zijn opgenomen, zijn daadwerkelijk IPPCinrichtingen. De betrouwbaarheid is in dit opzicht groot. • Na het vergelijken van de aangeleverde overzichten van de diverse bevoegde instanties blijken er verschillen te bestaan in het aantal IPPC-inrichtingen. Op de overzichten van het Wvo-bevoegd gezag komen inrichtingen voor die niet voorkomen op de overzichten van het Wm-bevoegd gezag. Andersom komt dit ook voor, zij het in mindere mate. Het niet consistent zijn van de overzichten houdt in dat IPPC-inrichtingen ontbreken op de overzichten. In werkelijkheid zullen er meer IPPC-inrichtingen zijn dan nu op de overzichten aangegeven zijn. • Na het vergelijken van de aangeleverde overzichten van diverse bevoegde instanties is gebleken dat voor dezelfde IPPC-activiteit binnen een bepaalde inrichting, het Wm- en Wvo-bevoegd gezag niet dezelfde IPPC-(sub)categorie toekennen. In werkelijkheid kan er een verschuiving plaatsvinden in het aantal IPPCactiviteiten per IPPC-(sub)categorie. • Er is een kennishiaat wat betreft de definities van IPPC-(sub)categorieën en daarmee inrichtingen die wel of niet onder de IPPC-richtlijn vallen. Recentelijk is de interpretatie van deze begrippen nog gewijzigd, zoals voor categorie 5.1 en 5.3. Door deze wijzigingen zullen meer inrichtingen onder de IPPC-richtlijn vallen dan aan het begin van het onderzoek het geval was. Deze wijzigingen zijn niet doorgevoerd in onderhavig onderzoek.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 96 van 104
Conclusies en aanbevelingen
Tijdens het onderzoek zijn bij een aantal bevoegde instanties één of meerdere van de volgende oorzaken geïdentificeerd die ten grondslag liggen aan bovengenoemde opmerkingen: • IPPC-inrichtingen vormen (meestal) geen apart gedefinieerde groep bedrijven in de administratie/registratie van de bevoegde gezagsinstanties, zodat in bepaalde gevallen niet of moeilijk aangegeven kan worden welke inrichtingen het betreft; • Inventarisatie naar de IPPC-inrichtingen vindt ad-hoc plaats, onder meer naar aanleiding van onderhavig onderzoek of Raad van State uitspraken; • Interpretaties van definities van categorieën zijn gewijzigd gedurende onderhavig onderzoek. Wijzigingen hiervan zijn niet verwerkt in het onderzoek en zijn meestal niet bekend bij het bevoegd gezag. • Niet alle gemeenten hebben informatie aangeleverd. Zeker is dat hier ontbrekende IPPC-inrichtingen bij zijn. • Bij een aantal gemeenten bleek het vergunningenbestand niet op orde en/of was het niet mogelijk de inrichtingen c.q. activiteiten die onder de IPPC-richtlijn vallen te selecteren. • Een aantal IPPC-subcategorieën blijken moeilijk herkend te worden, bijvoorbeeld de IPPC-subcategorieën 5.1 en 5.3. • Het aantal installaties met bijbehorende (sub)categorieën is bij het merendeel van het bevoegd gezag niet bekend. Vraag 2. IPPC-vergunningverlening
Wat zijn eventuele extra werkzaamheden voor de betrokken bevoegde instanties in het kader van Wm- en Wvo-vergunningverlening om aan de implementatieverplichtingen te voldoen en wat zijn mogelijke oorzaken daarvan? Het uitgangspunt bij het vaststellen van de extra werkzaamheden is om zoveel mogelijk onderscheid te maken tussen de werkelijke extra werkzaamheden op basis van de IPPCverplichtingen enerzijds en het mogelijk inlopen van achterstanden op het terrein van de vergunningverlening anderzijds. Op basis van figuur 11-1 wordt aangegeven op welke wijze de extra werkzaamheden vastgesteld worden. In onderhavig onderzoek wordt uitgegaan van de aanname dat werkzaamheden voortvloeiend uit autonome actualisatie niet worden beschouwd als extra werkzaamheden in het kader van de IPPC implementatieverplichting. Is toetsing aan SdT opgenomen in de overwegingen?
NEE
JA
Is de vergunning conform IPPC?
Heeft toetsing aan SdT in praktijk wel plaatsgevonden?
NEE
Niet acuteel plaatsvinden; geen extra werkzaamheden
JA I NEE II
Vergunning is actueel, maar niet conform IPPC; extra werkzaamheden
JA
Vergunning is actueel en conform IPPC; geen extra werkzaamheden
Figuur 11-1Extra werkzaamheden als gevolg van de implementatieplicht
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 97 van 104
Conclusies en aanbevelingen
I: Heeft toetsing aan stand der techniek4 in praktijk wel plaatsgevonden: Om na te gaan of toetsing aan stand der techniek plaatsvindt, is bij de interviews met de bevoegde instanties ingegaan op het begrip SdT en de bij de vergunningverlening gebruikte documenten (NeR, LAP, NRB voor Wm-vergunningen en CIW voor Wvovergunningen). In het diepteonderzoek is nagegaan of toetsing aan SdT heeft plaatsgevonden door na te gaan of een verwijzing is opgenomen in de overwegingen. Dit kan een directe verwijzing zijn naar de toetsing aan SdT of een verwijzing naar NeR, LAP, NRB bij Wm-vergunningen of CIW (thans LBOW) bij de Wvo-vergunningen). II: Is de vergunning conform IPPC: Om na te gaan of de vergunning conform de IPPC-richtlijn is, zijn de volgende criteria gehanteerd: Is in de overweging vermeld: • Verwijzing naar IPPC richtlijn; • Coördinatie met ander bevoegd gezag; • Verontreinigingen over lange afstand of grensoverschrijdend (indien van toepassing); • Meenemen van resultaten uit m.e.r. procedure (indien van toepassing). Zijn in de voorschriften opgenomen: • Emissiegrenswaarden voor bepaalde componenten naar lucht; • Emissiegrenswaarden voor bepaalde componenten naar water; • Emissiegrenswaarden voor geluid; • Afvalpreventie / omgaan met afval; • Bodembescherming; • Energiereductie/energieplannen; • Voor bepaling van emissies de methode van bepaling; • Voor bepaling van emissies de frequentie van bepaling; • Verplichting tot het treffen van maatregelen dan wel voorschriften die leiden tot gelijkwaardige bescherming van het milieu; • Verslaglegging ten aanzien van de uitvoering van voornoemde verplichting; • Hoe om te gaan met bijzondere bedrijfsomstandigheden; • Hoe om te gaan met brand; • Hoe om te gaan met bedrijfsbeëindiging. Om de extra werkzaamheden als gevolg van de implementatie van de IPPC-richtlijn vast te stellen, is eerst bepaald welke vergunningen in onderhavig onderzoek als actueel worden beschouwd. Hierbij is de volgende verdeling aangehouden: • Vergunningen van vóór 1995 worden beschouwd als niet actueel. Deze hadden bij een goede uitvoering van de sedert 1993 geldende wettelijke verplichting tot periodieke toetsing aan de stand der techniek, getoetst moeten zijn in het kader van autonome actualisatie. Werkzaamheden voortvloeiend uit de IPPCimplementatieplicht worden daarom toegerekend aan deze reeds geldende verplichting tot actualistie en worden in het kader van dit onderzoek niet aangemerkt als extra werkzaamheden. • Voor de vergunningen vanaf 1995 wordt voor bepaling van de extra werkzaamheden onderscheid gemaakt tussen de werkzaamheden die voortvloeien uit de autonome actualisatie en werkzaamheden die voortvloeien uit de implementatieverplichting van de IPPC. Dit heeft plaatsgevonden conform de in figuur 11-1
4 Voor toetsing aan stand der techniek is bekeken of toetsing aan het ALARA principe, verwijzend naar CIW/NeR heeft plaatsgevonden.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 98 van 104
Conclusies en aanbevelingen
aangegeven wijze. Werkzaamheden voortvloeiend uit autonome actualisatie worden niet beschouwd als extra werkzaamheden. De gevolgde werkwijze conform figuur 11-1 leidt tot een indicatie van het aantal vergunningen per type bevoegd gezag dat als actueel beschouwd wordt. Dit wordt weergegeven in tabel 11-4. Tabel 11-4 Indicatie aantal actuele vergunningen per bevoegd gezag Bevoegd gezag Provincies RD’s Rijkswaterstaat Waterschappen
Indicatie aantal actuele vergunningen 275 145
Percentage actuele vergunningen van het totale vergunningenbestand van IPPC-inrichtingen 45 51
450
75
Extra werkzaamheden De volgende extra werkzaamheden vloeien voort uit de implementatie van de IPPC richtlijn: bij de vergunningen waar toetsing aan stand der techniek niet is opgenomen in de overwegingen dient vastgesteld te worden of deze toetsing in de praktijk wél heeft plaatsgevonden: • Indien wél getoetst maar niet vermeld in overwegingen, dan overwegingen aanpassen; • Indien toetsing niet heeft plaatsgevonden, dient dit alsnog te gebeuren. In tabel 11-5 is per bevoegd gezag een indicatie van het aantal vergunningen aangegeven, waarvan dient te worden vastgesteld of toetsing aan stand der techniek in de praktijk al dan niet heeft plaatsgevonden. Tabel 11-5 Indicatie aantal vergunningen per bevoegd gezag te bezien op toetsing Sdt Bevoegd gezag
provincies Rd RWS waterschappen gemeente
Aantal vergunningen dat bezien dient te worden op toetsing Sdt* 331 88 120 n.b.
Percentage vergunningen dat bekeken moet worden op toetsing Sdt 56 31 20 n.b.
* deze vergunningen worden in dit onderzoek beschouwd als ‘niet actueel’ en daarom verder niet meegenomen in het bepalen van de extra werkzaamheden als gevolg van de implementatie de IPPC richtlijn.
Het is in het kader van onderhavig onderzoek niet mogelijk gebleken een indicatie te geven van het aantal actuele vergunningen van gemeenten.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 99 van 104
Conclusies en aanbevelingen
Om de extra werkzaamheden aan te geven bij de groep ‘actuele vergunningen’ is een verdeling gemaakt tussen: • Vergunningen verleend in 2004; • Vergunningen verleend in de periode tussen 1995 en 2004. Reden voor deze verdeling is dat vanaf 2004 verwijzingen naar de IPPC-richtlijn opgenomen zijn in Wm- en Wvo-vergunningen. Vóór 2004 was niet bekend dat er wijzigingen zouden plaatsvinden in de operationele vergunningverlening als gevolg van de implementatie van de IPPC richtlijn. Vergunningen verleend in 2004 Deze vergunningen kunnen IPPC-conform zijn. Dit moet voor alle vergunningen gecontroleerd worden. Indien de vergunningen niet IPPC conform zijn, dienen deze aangepast te worden. Dit wordt beschouwd als extra werkzaamheden. Vergunningen verleend in de periode tussen 1995 en 2004 Aangezien in deze groep vergunningen géén verwijzing naar de IPPC-richtlijn is opgenomen, is bekend dat deze groep vergunningen niet IPPC conform is. In de praktijk betekent dit dat voor deze groep vergunningen minimaal een verwijzing naar de IPPC richtlijn moet worden opgenomen (VROM stelt voor om deze verwijzing inhoudelijk in de vergunning zelf op te nemen, of, bij wel volledig plaatsgevonden toetsing die leidt tot IPPC-conformiteit, door vermelding in het dossier met bij voorkeur bericht aan de vergunninghouder). Waar het betreft noodzakelijk gebleken vergunningaanpassingen kan het gaan om aanpassingen van overwegingen en voorschriften, conform de opsomming zoals weergegeven in deze paragraaf. In de IPPC conforme vergunning zijn alle genoemde punten opgenomen. De maximale werkzaamheden zijn niet aan te geven, de verschillen tussen de individuele vergunningen zijn hiervoor te groot. In tabel 11-6, 11-7 en 11-8 wordt per bevoegd gezag een indicatie gegeven van het aantal en percentage vergunningen waarbij extra werkzaamheden in het kader van de IPPCimplementatieplicht dienen te worden uitgevoerd. Tabel 11-6 Extra werkzaamheden als gevolg van IPPC voor provincies Groep vergunningen (provincie) Vergunningen uit 2004
Werkzaamheden
• •
Vergunningen tussen 1995 en 2004
• • •
Controleren IPPC conformiteit Indien niet conform, aanpassen conform richtlijn Toevoegen IPPC verwijzing Controleren IPPC conformiteit Indien niet conform, aanpassen aan richtlijn
Totaal
% vergunningen van het totale vergunningenbestand
Aantal vergunningen 120
19
160
26
280
45*
* 55% van de provinciale vergunningen wordt beschouwd als niet actueel en wordt daarom niet betrokken bij het bepalen van de extra werkzaamheden. Tabel 11-7 Extra werkzaamheden als gevolg van IPPC voor RD RWS Groep vergunningen (RD RWS)
@ Grontmij
Werkzaamheden
Aantal vergunnin-
% vergunningen van het totale vergunningenbestand
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 100 van 104
Conclusies en aanbevelingen
Vergunningen uit 2004
• •
Vergunningen tussen 1995 en 2004
• • •
Controleren IPPC conformiteit Indien niet conform, aanpassen conform richtlijn Toevoegen IPPC verwijzing Controleren IPPC conformiteit Indien niet conform, aanpassen aan richtlijn
Totaal
gen 50
19
95
34
145
53*
* 47% van de vergunningen van RD RWS wordt beschouwd als niet actueel en wordt daarom niet betrokken bij het bepalen van de extra werkzaamheden. Tabel 11-8 Extra werkzaamheden als gevolg van IPPC voor waterschappen Groep vergunningen Vergunningen uit 2004
Werkzaamheden
• •
Vergunningen tussen 1995 en 2004
• • •
Totaal
Controleren IPPC conformiteit Indien niet conform, aanpassen conform richtlijn Toevoegen IPPC verwijzing Controleren IPPC conformiteit Indien niet conform, aanpassen aan richtlijn
% vergunningen van het totale vergunningenbestand
Aantal vergunningen 125
21
325
54
450
75*
* 25% van de waterschapsvergunningen wordt beschouwd als niet actueel en wordt daarom niet betrokken bij het bepalen van de extra werkzaamheden.
Bij de gemeenten is bekend dat 65 vergunningen in 2004 zijn verleend. In de praktijk houdt dit in dat deze vergunningen mogelijk actueel zijn. Echter, alle actuele vergunningen zullen bekeken moeten worden op IPPC conformiteit, waarna aanpassing of vaststelling door bevoegd gezag zal moeten plaatsvinden.
Extra werkzaamheden totaal • Doornemen vergunningenbestand op toetsing Sdt Het gaat hierbij om 551 vergunningen. Indien toetsing niet heeft plaatsgevonden dient een nieuwe vergunning verleend te worden. Op basis van dit onderzoek is het niet bekend om hoeveel nieuw op te stellen vergunningen het uiteindelijk zal gaan.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 101 van 104
Conclusies en aanbevelingen
Indien toetsing wel heeft plaatsgevonden, dienen de overwegingen aangepast te worden, dan wel dient een ambtshalve maatregel genomen te worden die volstaat (zoals vermelding in dossier en versturen van brief aan vergunninghouder) 5. •
Controleren IPPC- conformiteit Het gaat hierbij om 295 vergunningen uit 2004. Indien deze vergunningen niet conform IPPC zijn dan dienen deze aangepast te worden dan wel dient een ambtshalve maatregel genomen te worden die volstaat (zoals vermelding in dossier en versturen van brief aan vergunninghouder).
•
Toevoegen minimaal een IPPC verwijzing en controleren IPPC conformiteit Het gaat hierbij om 580 vergunningen. Indien deze vergunningen niet conform IPPC zijn dan dienen deze aangepast te worden dan wel dient een ambtshalve maatregel genomen te worden die volstaat (zoals vermelding in dossier en versturen van brief aan vergunninghouder).
Bij deze genoemde aantallen vergunningen zijn de gemeenten niet meegenomen, aangezien het op basis van dit onderzoek niet mogelijk was om een representatief beeld te geven. Een optelling van bovengenoemde aantallen is niet mogelijk, aangezien de groep die getoetst wordt aan IPPC-conformiteit een onderdeel vormt van de groep die eerst getoetst moet worden aan Stand der techniek (om vast te kunnen stellen of de vergunningen actueel zijn). Mogelijke oorzaken extra werkzaamheden • Vóór 2004 was niet bekend dat naar aanleiding van het inwerking treden van de IPPC-richtlijn wijzigingen zouden plaatsvinden in formulering van de toetsingscriteria binnen de operationele vergunningverlening. Het bevoegd gezag ging er dan ook van uit dat in de Wm- en Wvo vergunning niets hoefde te veranderen door implementatie van de IPPC-richtlijn. Dit is de reden dat bevoegde instanties de IPPC-richtlijn niet hebben meegenomen in de operationele vergunningverlening tot 2004. • Vanaf 2004 is bekend dat toetsing aan de toetsingscriteria zoals vermeld in de IPPC-richtlijn (en zoals die ook opgenomen zijn het wetsvoorstel) binnen de operationele vergunningverlening moet worden meegenomen. Dit blijkt bij het grootste deel van de vergunningen uit 2004 niet of niet geheel te hebben plaatsgevonden. Reden hiervoor is dat veel operationele vergunningverleners nog niet bekend waren met de inhoud en toepassingswijze van de IPPC. Ook zijn/waren veelal de opbouw en inhoud van een IPPC-conforme vergunning niet bekend. Dit geldt zowel voor het Wm- als voor het Wvo-bevoegd gezag. • De status van BREF’s en concept-BREF’s is niet of niet altijd bekend, met als gevolg dat deze niet of niet juist toegepast worden tijdens de operationele vergunningverlening. Vraag 3: IPPC-rapportageplicht
Wat zijn eventuele extra werkzaamheden voor de betrokken bevoegde instanties om te kunnen voldoen aan de in het kader van de in IPPC-verband verplichte verslaglegging en wat zijn de mogelijke oorzaken daarvan?
5 Het is voor Grontmij niet mogelijk om aan te geven welke inspanning bij welke afwijking aan de IPPCconformiteit uitgevoerd moet worden; VROM en IVW zullen zelf moeten bepalen in welke gevallen bijvoorbeeld een aantekening in het dossier of het verzenden van een brief volstaat in plaats van het aanpassen van de vergunning. In onderhavig onderzoek wordt uitgegaan van de aanname dat indien de vergunning niet IPPC conform is, deze aangepast dient te worden. Dit geldt voor de overwegingen en voorschriften.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 102 van 104
Conclusies en aanbevelingen
Rapportage dient plaats te vinden over de volgende punten: • Coördinatie; • Ter bepaling aantal sancties en beroepsprocedures; • Grensoverschrijdende samenwerking; • Aantal IPPC-installaties / inrichtingen per IPPC- (sub)categorie; • Per inrichting het aantal installaties; • Per IPPC-(sub)categorie het aantal IPPC installaties/inrichtingen; waarvoor een (significante) wijzigingsvergunning is afgegeven; • Per IPPC-(sub)categorie het aantal nieuwe activiteiten; • Aantal procedures waarvoor Wm- en Wvo nodig is. Uit onderhavig onderzoek blijkt dat geen enkel bevoegd gezag thans op eenvoudige wijze gegevens kan aanleveren voor rapportage inzake de voortgang van de IPPCimplementatie. Indien gegevens aangeleverd kunnen worden, vindt dit in de meeste gevallen handmatig plaats. De extra werkzaamheden voortvloeiend uit de rapportageverplichting zijn gericht op het zodanig inrichten van de eigen organisatie dat de gevraagde gegevens geleverd kunnen worden: • Gegevens vaststellen waarover gerapporteerd dient te worden. Dit houdt veelal in dossieronderzoek en mogelijk navraag bij betreffende inrichtingen; • Opzetten van een registratiesysteem; • Invullen en actueel houden van het registratiesysteem. Mogelijke oorzaken • Bij het bevoegd gezag is veelal niet bekend wat gerapporteerd dient te worden; • IPPC-registratie is meestal niet opgenomen in het centrale registratiesysteem en vindt veelal handmatig plaats; • Inzicht op installatieniveau ontbreekt bij driekwart van de provincies en een groot deel van de RD’s Rijkswaterstaat en waterschappen. Dit is mede terug te voeren op het, in een aantal gevallen tot andere uitkomsten leidende, interpretatieverschil tussen Wm- begrip IPPC-inrichting versus IPPC-installatie. • Bij gemeenten is het onderscheid in inrichting versus installatie niet zo belangrijk, aangezien dit als gevolg van de samenstelling van het inrichtingenbestand vrijwel niet voorkomt dat inrichtingen verdeeld zijn in meerdere (IPPC) installaties. 11.3
Aanbevelingen
De aanbevelingen zijn specifiek gericht op de implementatie van de IPPC richtlijn door het bevoegd gezag: Aanbevelingen gericht op het meer exact bepalen van het aantal IPPC-inrichtingen met volledige en juiste (sub)categorieaanduiding
Voor de bevoegde gezagsinstanties: • Alle vergunningen (zowel Wm- als Wvo-vergunningen) dienen doorgenomen te worden op de aanwezigheid van IPPC-installaties. • Wm- en Wvo bevoegd gezag dienen de overzichten af te stemmen. Voor de invoeringsbegeleiding: • Opstellen en uitdragen van een praktische richtlijn, met daarin eenduidige formuleringen over (sub)categorie en inrichtingen versus installaties, zonder mogelijkheid tot interpretatieverschillen, met praktijkvoorbeelden (al dan niet in het kader van de helpdeskfunctie Infomil);
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 103 van 104
Conclusies en aanbevelingen
•
Praktische begeleiding vanuit VROM en V&W bij het vaststellen van het aantal IPPC-inrichtingen met categorie-aanduiding.
Aanbevelingen invoeringsbegeleiding gericht op IPPC conforme vergunningverlening
•
•
Ontwikkeling (al dan niet in het kader van de helpdeskfunctie Infomil) richtlijn voor het opstellen van een vergunning conform IPPC (overwegingen en voorschriften), met een eenduidige interpretatie voor het Nederlandse bevoegd gezag, inclusief de aansluiting met andere regelgeving; Structurering en toegankelijker maken van de IPPC-informatie.
Aanbevelingen gericht op de invoeringsbegeleiding rapportageverplichting
•
Ontwikkeling en faciliteren van een gestructureerde en digitale IPPCregistratiesysteem. Dit leidt tot eenduidige registratie en rapportage van bevoegd gezag in het kader van de implementatieverplichting.
Algemene aanbevelingen
• •
Het merendeel van de bevoegde instanties zal meer tijd en energie stoppen in het op orde brengen van het IPPC-vergunningenbestand als VROM en V&W het bevoegd gezag actief blijven informeren over de verplichting die zij hebben; Om uitwisseling van informatie tussen vergunningverleners te bevorderen, zouden VROM en V&W een beschermd kennisuitwisselingsforum op kunnen (laten) zetten (al dan niet door Infomil). Dat hier behoefte aan is blijkt duidelijk uit de genoemde knelpunten.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2 Blad 104 van 104
Fout! Geen tekst met opgegeven opmaakprofiel in document.
@ Grontmij
I&M-99047417-AvE/SLN, rev. D2