Bacheloropleiding psychologie
Onderwijs- en examenregeling bacheloropleiding psychologie Paragraaf 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Toepasbaarheid regeling
1. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de bacheloropleiding psychologie (hierna te noemen: de opleiding). De opleiding wordt verzorgd door het onderwijsinstituut psychologie en cognitiewetenschap (hierna te noemen: het onderwijsinstituut) binnen de faculteit der sociale wetenschappen van de Katholieke Universiteit Nijmegen (hierna te noemen: de faculteit). 2. De feitelijke uitvoering van deze onderwijs- en examenregeling (OER) is vastgesteld in de regelen en richtlijnen (R&R). Artikel 1.2 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek afgekort tot WHW en zoals sindsdien gewijzigd; b. opleiding: de bacheloropleiding bedoeld in art. 7.3a, lid 1 sub a van de wet; c. student: hij of zij die is ingeschreven aan de Katholieke Universiteit Nijmegen voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; d. propedeuse: de propedeutische fase van de opleiding, als onderdeel van de opleiding genoemd in art. 7.8 van de wet; e. practicum: een praktische oefening als bedoeld in art. 7.13, lid 2 sub d van de wet, in één van de volgende vormen: • het schrijven van een scriptie; • het maken van een werkstuk of een proefontwerp; • het uitvoeren van een ontwerpof onderzoekopdracht;
Faculteit sociale wetenschappen
f.
g.
h.
i.
j.
k.
l.
• het verrichten van een literatuurstudie; • het verrichten van een stage; • het deelnemen aan veldwerk of een excursie; • het uitvoeren proeven en experimenten; • of het deelnemen aan een andere onderwijsactiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden; tentamen: een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student met betrekking tot een bepaalde onderwijseenheid, alsmede de beoordeling van dat onderzoek door minstens één daartoe door de examencommissie aangewezen examinator; examen: toetsing, waarbij door de examencommissie wordt vastgesteld of alle tentamens van de tot de propedeuse behorende onderwijseenheden resp. van alle tot de bachelor behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd (conform art. 7.10 van de wet); examencommissie: de examencommissie van een opleiding ingesteld conform art. 7.12 van de wet, hier bedoeld de examencommissie van de opleiding psychologie; examinator: degene die door de examencommissie wordt aangewezen ten behoeve van het afnemen van tentamens, conform art. 7.12 van de wet; opleidingscommissie: de opleidingscommissie bedoeld in art. 9.18 van de wet, hier bedoeld de opleidingscommissie van de opleiding psychologie; uitvoeringsregeling: de uitvoeringsregeling behorende bij de OER en geldend voor een specifieke opleiding; werkdag: maandag t/m vrijdag m.u.v. de erkende feestdagen;
1
Onderwijsinstituut psychologie en cognitiewetenschap
m. studiegids: de gids voor één van de opleidingen genoemd in art. 1.1 sub 1 bevattende de specifieke informatie voor de bacheloropleiding; n. instelling: de Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN); o. directeur: de directeur van het onderwijsinstituut psychologie en cognitiewetenschap; p. decaan: de decaan van de faculteit; q. gezamenlijke vergadering: de gezamenlijke vergadering van de onderdeelcommissie (van de universitaire ondernemingsraad) en de facultaire studentenraad van de faculteit. Artikel 1.3 Doel van de opleiding
1. Met de opleiding wordt beoogd zodanige kennis, inzicht en vaardigheid bij te brengen op het gebied van de psychologie dat de afgestudeerde: a. op de hoogte is van de belangrijkste theorieën en begrippen uit de verschillende deelgebieden in de psychologie; b. op de hoogte is van de belangrijkste statistische en methodische onderzoekstechnieken; c. in staat is met betrekking tot een psychologische vraagstelling relevante onderzoeksliteratuur op te zoeken, te begrijpen en kritisch te beoordelen; d. in staat is zelf een (eenvoudige) onderzoeksopzet te maken; e. in staat is een aantal beroepsvaardigheden, zoals testafname, gespreksvoering, schriftelijke en mondelinge presentatie, zelfstandig uit te oefenen; f. zich in een van de hieronder genoemde deelgebieden, dan wel op een zelf gekozen deelgebied van de psychologie verdiept heeft in kennis, inzicht en vaardigheid. 2. Het gebied van de psychologie wordt nader bestudeerd binnen drie hoofdstromen: psychonomie, psychologie van maatschappelijk gedrag en psychologie van gezondheid en levensloop.
2
3. Binnen de hoofdstromen is sprake van de volgende afstudeerrichtingen: psychonomie: • psychologische functieleer • mathematische psychologie • biologische psychologie psychologie van maatschappelijk gedrag: • sociale psychologie • arbeids- en organisatiepsychologie • cultuur- en godsdienstpsychologie psychologie van gezondheid en levensloop: • ontwikkelingspsychologie • klinische psychologie • psychogerontologie • neuro- en revalidatiepsychologie Artikel 1.4 Vorm van de opleiding
De opleiding wordt voltijds verzorgd. Artikel 1.5 Examens van de opleiding
In de opleiding kunnen de volgende examens worden afgelegd: a. het propedeutisch examen; b. het bachelorexamen. Artikel 1.6 Aanwijzing aansluitende masteropleiding
Wie het afsluitend examen van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd, heeft toegang tot tenminste de masteropleiding psychologie van de faculteit en onder nadere condities tot andere masteropleidingen. Deze nadere condities kunnen aanvullende examenonderdelen omvatten die de examinandus moet volgen. Artikel 1.7 Studielast
1. Eén studiepunt (stp) staat gelijk aan 40 uren studie. 2. Het propedeutisch examen heeft een studielast van 42 stp. 3. Het bachelorexamen heeft een studielast van 126 stp. Artikel 1.8 Taal
1. Het onderwijs wordt in het Nederlands gegeven (art.7.2 WHW). Hiervan mag in de volgende gevallen worden afgeweken:
Onderwijs- en examenregelingen
Bacheloropleiding psychologie
a. bij een opleiding voor een vreemde taal; b. bij een gastcollege door een anderstalige docent; c. als de specifieke aard, inrichting of kwaliteit van het onderwijs, dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt). 2. Wanneer het onderwijs in een andere taal wordt gegeven, dan is daarvoor de gedragscode vreemde taal van toepassing, als bedoeld in art. 7.2, sub c WHW. Binnen de KUN geldt de onderstaande gedragscode: Artikel 1 Binnen de KUN kan het verzorgen van onderwijs en het afnemen van tentamens en examens in een andere taal dan het Nederlands geschieden indien de specifieke aard, inrichting of kwaliteit van het onderwijs, dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt. Artikel 2 Een besluit tot het gebruik van een vreemde taal wordt genomen door de decaan van de desbetreffende faculteit, na advies ingewonnen te hebben van de opleidingscommissie. De decaan neemt daarbij de volgende uitgangspunten in acht: • de noodzaak van het gebruik van een andere taal dan het Nederlands dient vast te staan; • tentamens en examens worden ook in het Nederlands afgenomen; • het gebruik van een vreemde taal mag niet leiden tot verzwaring van de studielast van de opleiding; • het anderstalig onderwijs voldoet aan dezelfde kwaliteitseisen als het onderwijs verzorgd in het Nederlands. Artikel 3 In de OER van de opleiding wordt het besluit van de decaan verwerkt. Artikel 4 De decaan van de faculteit brengt jaarlijks het College van Bestuur
Faculteit sociale wetenschappen
verslag uit van de door hem genomen besluiten. Artikel 1.9 Vrije ruimte
In de bacheloropleiding is een vrije ruimte opgenomen van 4 stp. Artikel 1.10 Filosofie
In de bacheloropleiding is een wijsgerig onderdeel, i.c. inleiding in de wijsbegeerte en wetenschapsleer, opgenomen van 4 stp. Paragraaf 2 De propedeuse Artikel 2.1 Samenstelling propedeuse
1. De propedeutische fase omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast (in stp): a. persoonlijkheidsleer 5 b. ontwikkelingspsychologie 5 c. psychologische functieleer 5 d. sociale psychologie 5 e. biologische psychologie 5 f. cultuurpsychologie 3 g. geschiedenis van de psychologie 4 h. methoden 1 1 i. statistiek 1 4 j. literatuurvaardigheden 2 k. psychogerontologie 2 l. basisvaardigheden voor psychologen 1 totaal 42 Artikel 2.2 Onderwijsvormen in de propedeuse
1. Het onderwijs in de propedeuseonderdelen wordt gegeven in de vorm van student activerend onderwijs en omvat hoorcolleges, werkgroepen, responsiecolleges en practica. 2. Bij werkgroepen en practica kan aanwezigheid en actieve deelname verplicht worden gesteld. 3. De volgende onderdelen van de propedeuse omvatten, een onderzoekspracticum van de daarbij vermelde omvang: a. persoonlijkheidsleer 2 b. ontwikkelingspsychologie 2 c. psychologische functieleer 2
3
Onderwijsinstituut psychologie en cognitiewetenschap
d. sociale psychologie e. biologische psychologie 4. De volgende onderdelen worden in de vorm van een oefenpracticum gegeven: a. literatuurvaardigheden b. basisvaardigheden voor psychologen
2 1
2 1
Paragraaf 3 De postpropedeutische fase van de opleiding Artikel 3.1 Samenstelling postpropedeutische fase
1. De postpropedeutische fase omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast (in stp): tweede jaar (B2): a. arbeids- en organisatiepsychologie 3 b. klinische psychologie 4 c. inleiding in de wijsbegeerte en wetenschapsleer 4 d. statistiek 2 3 e. vaardigheden voor psychologen 6 f. vier kernthema's, volgens een daartoe vastgestelde procedure te kiezen uit het kernthemaaanbod (elk 4 stp) 16 g. methoden 2 5 totaal B2-jaar 42 derde jaar (B3): 1. theoretische en praktische verdieping in één van de specialisatiegebieden van de psychologie (afstudeerrichting): a. stroomgebonden onderwijs 8 per onderdeel onderverdeeld in: • psychonomie (psychologische functieleer, biologische psychologie, mathematische psychologie) • psychologie van maatschappelijk gedrag (sociale psychologie, cultuur- en godsdienstpsychologie, arbeids- en organisatiepsychologie) • psychologie van gezondheid en levensloop (klinische psychologie, ontwikkelingspsychologie,
4
psychogerontologie en neuro- en revalidatiepsychologie). b. theoretische cursussen afstudeerrichting 14 c. vaardigheidscursussen afstudeerrichting 8 2. methoden 3 4 3. vrij te kiezen door de student uit het aanbod van vakken aan een universiteit 4 4. afstudeerwerkstuk 4 totaal B3-jaar 42 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid, kan de student - overeenkomstig art. 7.3, lid 4 van de WHW - bij de examencommissie een voorstel doen voor een vrije variant van het bachelorexamen psychologie. De voorwaarden en criteria voor deze voorstellen worden vastgesteld door de decaan, de directeur gehoord en na instemming van de gezamenlijke vergadering. De examencommissie toetst of het voorstel aan de voorwaarden/criteria voldoet. Artikel 3.2 Onderwijsvormen in de postpropedeutische fase
1. Het onderwijs in het tweede studiejaar wordt gegeven in de vorm van student activerend onderwijs en omvat hoorcolleges, werkgroepen, responsiecolleges en practica. 2. Het onderwijs in het derde studiejaar omvat hoorcolleges, werkgroepen, responsiecolleges en practica. 3. Bij werkgroepen en practica kan aanwezigheid en actieve deelname verplicht worden gesteld. Paragraaf 4 Tentamens en examens van de opleiding Artikel 4.1 Volgorde tentamens
Ten aanzien van de volgorde van tentamens of delen van programma's geldt de volgende regeling: 1. Men rondt eerst de propedeuse af, daarna het tweede bachelorjaar (B2) en daarna het derde bachelorjaar
Onderwijs- en examenregelingen
Bacheloropleiding psychologie
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
(B3). Hierbij gelden de volgende nadere bepalingen. Deelname aan onderdelen van het B2-jaar is mogelijk wanneer tenminste 85 % (36 stp) van de propedeuse is afgerond. Deelname aan cursussen uit het B3jaar is slechts mogelijk wanneer de propedeuse is voltooid. Voor het volgen van een keuzevak bij een andere opleiding, gelden de daar heersende toelatingseisen. Ten aanzien van de volgorde van de onderdelen die vallen onder de afstudeerrichting zoals bedoeld bij art. 3.1 kan de afstudeerrichting nadere eisen stellen. Alvorens deel te kunnen nemen aan statistiek 2, dient men statistiek 1 behaald te hebben. Alvorens deel te kunnen nemen aan methoden 2, dient men serieus deelgenomen te hebben aan statistiek 2. Alvorens deel te kunnen nemen aan methoden 3, dient men methoden 2 behaald te hebben.
Artikel 4.2 Tijdvakken en frequentie tentamens
1. Tot het afleggen van de tentamens van de in de art. 2.1 en art. 3.1 genoemde onderdelen wordt in elk academisch jaar tenminste tweemaal de gelegenheid gegeven op de door de directeur van het onderwijsinstituut vóór het begin van het studiejaar vastgestelde data. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt tot het afleggen van het tentamen van een onderdeel, waarvan het onderwijs in een bepaald studiejaar niet is gegeven, in dat jaar slechts eenmaal de gelegenheid gegeven. 3. Ieder die studeert voor het propedeutisch examen of het bachelorexamen in een academisch jaar niet slaagt voor een studieonderdeel, kan in het volgend academisch jaar opnieuw aan het tentamen deelnemen, maar zal dan getoetst worden over de inhoud die
Faculteit sociale wetenschappen
het onderdeel heeft in dat betreffende jaar. 4. Ten aanzien van het in lid 1, 2 en 3 gestelde kan door de examencommissie een afwijkende beslissing genomen worden, wanneer de student door bijzondere omstandigheden niet in de gelegenheid is geweest aan de geboden gelegenheden deel te nemen en de voortgang van de studie hierdoor ernstig belemmerd zou worden. Alvorens een dergelijk besluit te nemen, wint de examencommissie advies in bij de studieadviseur over de omstandigheden en de studievoortgang. Artikel 4.3 Vorm tentamens
1. De tentamens van de onderdelen van de propedeuse worden schriftelijk afgelegd. 2. De tentamens van de onderdelen van de propedeuse kunnen bij de eerste gelegenheid in meerdere deeltentamens worden afgenomen. 3. In bijzondere gevallen kan de examencommissie toestaan dat van het gestelde in lid 1 wordt afgeweken. 4. De tentamens van de onderdelen van de postpropedeutische fase kunnen schriftelijk, dan wel mondeling worden afgelegd. 5. Wat betreft de onderdelen in de propedeuse en de postpropedeutische fase die mede een practicum en/of werkgroep omvatten, kan aanwezigheid, actieve deelname en/of een verslag deel uitmaken van de toetsing. 6. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 4.4 Mondelinge tentamens
1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald.
5
Onderwijsinstituut psychologie en cognitiewetenschap
2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student/examinator daartegen bezwaar heeft gemaakt. Artikel 4.5 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag
1. De examinator stelt in principe terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. 2. De examinator stelt in de regel de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen twintig werkdagen na de dag waarop het is afgelegd en verschaft het onderwijsdienstverleningscentrum (ODC) van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijk bewijsstuk omtrent de uitslag aan de student. Het ODC zendt iedere student tweemaal per academisch jaar een overzicht van de tentamenuitslagen en voorts zo vaak de student daarom verzoekt. 3. De termijn van twintig werkdagen in het voorgaande lid 2 moet zo worden gelezen, dat tussen de datum van het bekendmaken van de uitslag van een tentamen en de datum van de herkansing tenminste een termijn van veertien dagen dient te zijn. 4. T.a.v. een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen. 5. De kwalificatie van de toetsing van elk onderdeel van de opleiding wordt door de examinator vastgesteld in de vorm van een cijfer. Voor propedeuseonderdelen mogen alleen hele cijfers worden toegekend. Voor doctoraalonderdelen mogen ook halve cijfers worden toegekend, met uit-
6
zondering van het cijfer 5,5. Hierbij geldt dat het cijfer vanaf 6 beschouwd wordt als een voldoende. 6. Op de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in art. 4.7 lid 1, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. 7. De bewaartermijn voor tentamenstukken bedraagt één jaar. De docent is dus gehouden tentamenstukken één jaar te bewaren. Artikel 4.6 Geldigheidsduur
1. De geldigheid van behaalde propedeuseonderdelen verstrijkt op 31 augustus van het academisch jaar dat volgt op het academisch jaar waarin men zich voor het eerst voor de propedeutische fase van de opleiding heeft ingeschreven indien op die datum niet alle onderdelen van het propedeutisch examen zijn behaald. De examencommissie kan op schriftelijk en individueel verzoek van de studenten hiervan afwijken. 2. Wanneer het propedeutisch examen is behaald, is de geldigheidsduur van onderdelen onbeperkt. 3. In afwijking van het bepaalde in lid 2 kan de examencommissie m.b.t. een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan 10 jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. Een dergelijk vervangend, dan wel aanvullend tentamen levert geen extra studiepunten op. Artikel 4.7 Inzagerecht
1. Gedurende tenminste dertig dagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. 2. Gedurende de in lid 1 genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en
Onderwijs- en examenregelingen
Bacheloropleiding psychologie
opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De examencommissie kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op een vast tijdstip. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in lid 1 genoemde termijn. Artikel 4.8 Vrijstelling
De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen of practicum, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; om inhoud, niveau en studielast te kunnen beoordelen dient een gewaarmerkte beschrijving van het betreffende onderdeel te worden bijgevoegd; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. Artikel 4.9 Examen
1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student voldoende bewijzen overlegt van door hem behaalde tentamens en de daarmee verworven academische vorming. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voorzover de uitslagen van de desbetreffende tentamens haar daartoe aanleiding geven.
Faculteit sociale wetenschappen
3. Tot het afleggen van het propedeutisch examen wordt de gelegenheid geboden nadat de student binnen de daarvoor vereiste termijn van maximaal twee academische jaren tenminste een voldoende heeft behaald voor alle onderdelen van het propedeutisch examen. 4. Tot het afleggen van het bachelorexamen wordt de gelegenheid geboden nadat de student voor alle onderdelen van het bachelorexamen tenminste een voldoende heeft behaald. 5 In uitzonderlijke gevallen kan de examencommissie beslissen een examen af te nemen buiten deze vastgestelde data. 6. Het afleggen van examens is geformaliseerd. Dit betekent dat wanneer de examencommissie constateert dat alle onderdelen van het examen door de betreffende student behaald zijn, het propedeutisch- dan wel het bachelordiploma door de universiteit zal worden verleend. Op verzoek van de universiteit zal de examencommissie van de opleiding het diploma uitreiken. Bij die gelegenheid worden van de student geen aparte studieprestaties gevraagd. Artikel 4.10 Uitslag examen
1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, nadat de student de vereiste bewijzen overlegt van door hem behaalde tentamens. 2. De uitslag van het propedeuse-examen kent de volgende judicia: • geslaagd: geen van de onderdelen lager dan 6; • met lof: alle onderdelen gemiddeld 8 of hoger; alle onderdelen tenminste 7; * Er kan geen judicium 'met lof' worden toegekend, indien er voor meer dan 3 onderdelen vrijstelling is verleend. 3. De uitslag van het bachelorexamen kent de volgende judicia: • geslaagd: geen van de onderdelen lager dan 6;
7
Onderwijsinstituut psychologie en cognitiewetenschap
• met genoegen: alle onderdelen gemiddeld 7 of hoger; alle onderdelen tenminste 6; afstudeerwerkstuk: tenminste 7; • met lof: alle onderdelen gemiddeld 8 of hoger; alle onderdelen tenminste 7; afstudeerwerkstuk: tenminste 8. * Er kan geen judicium 'met lof' worden toegekend, indien er voor meer dan 6 onderdelen vrijstelling is verleend. 4. De examencommissie kan van de in lid 2 en 3 gestelde eisen afwijken, wanneer het naar haar oordeel gerechtvaardigd is een hoger judicium toe te kennen dan op grond van het gestelde in lid 2 en 3 mogelijk zou zijn. Artikel 4.11 Graad
1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad 'bachelor of science' verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend.
vooropleiding adviseert de examencommissie het College van Bestuur van de universiteit. Artikel 5.2 Nederlandse taal
Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Artikel 5.3 Inschrijving op basis van hbopropedeuse of -einddiploma
Ervan uitgaande dat een hbo'er niet in het eerste jaar de deficiënties kan opheffen, geschiedt inschrijving pas wanneer hij aangetoond heeft aan de nadere vooropleidingseisen te hebben voldaan. Artikel 5.4 Colloquium doctum
Het toelatingsonderzoek, bedoeld in art. 7.29 van de wet, heeft betrekking op de volgende vakken op het daarbij vermelde niveau: a. algemene ontwikkeling op vwo-niveau; b. wiskunde-a op vwo-niveau; c. vertaal- en leesvaardigheid Engels op vwo-niveau.
Paragraaf 5 Vooropleiding Artikel 5.1 Vervangende eisen deficiënties vooropleiding
1. Deficiënties in de vooropleiding m.b.t. het vak wiskunde A worden vervuld door het met goed gevolg afleggen van de toets afgenomen door het Regionaal Opleidingscentrum (ROC) Nijmegen, danwel door het behalen van een vwo-deelcertificaat wiskunde A, danwel door een gelijkwaardige toets afgenomen bij een andere opleiding. 2. De examencommissie bepaalt op welke wijze andere deficiënties in de vooropleiding worden vervuld. 3. De examencommissie kan in bijzondere gevallen een universitair docent in het desbetreffende vak belasten met het afnemen van een of meer tentamens. 4. Ten aanzien van de toelating van studenten met een buitenlandse
8
Paragraaf 6 Studiebegeleiding Artikel 6.1 Studievoortgangsadministratie
1. De faculteit registreert de individuele studieresultaten van de studenten. 2. Zij verschaft elke student tenminste twee maal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten in relatie tot het onderwijs- en examenprogramma van de opleiding. Artikel 6.2 Studiebegeleiding
De faculteit draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding. Artikel 6.3 Studieadvies eerste jaar
1. In het jaar van zijn eerste inschrijving krijgt elke student voor het einde van het eerste en vervolgens
Onderwijs- en examenregelingen
Bacheloropleiding psychologie
voor het einde van het tweede semester een schriftelijk advies over de voortzetting van zijn opleiding. 2. Desgevraagd geeft de faculteit de student mondeling advies over de voortzetting van zijn studie in of buiten de faculteit en over eventuele andere ontwikkelingsmogelijkheden. Paragraaf 7 Overgangs- en slotbepalingen Artikel 7.1 Tentamens en examens 'oude stijl'
1. Voor de studenten, die direct voorafgaand aan het tijdstip van invoering van deze regeling ononderbroken waren ingeschreven voor de opleiding psychologie, blijft de desbetreffende OER, laatstelijk vastgesteld / gewijzigd op 8 juni 2001, van kracht, onder de volgende voorwaarden: a. tot 1 september 2003 wordt de gelegenheid geboden het propedeutisch examen af te leggen; b. tot 1 september 2006 wordt aan degenen die het sub a bedoelde examen hebben behaald, de gelegenheid geboden de overige tentamens alsmede het doctoraal examen van de opleiding af te leggen. 2. Onderdelen, voorbereidend op het in lid 1 sub a bedoelde examen, kunnen voor de laatste maal afgerond worden in het studiejaar 2002-2003. 3. Onderdelen, voorbereidend op het in lid 1 sub b bedoelde examen, kunnen voor de laatste maal afgerond worden in het studiejaar 2005-2006. 4. In bijzondere gevallen kan de examencommissie aan andere studenten dan die bedoeld in lid 1, toestemming verlenen tentamens en examens af te leggen volgens de in lid 1 bedoelde OER. Het bepaalde in lid 1 sub a en sub b blijft daarbij onverminderd van kracht.
Faculteit sociale wetenschappen
Artikel 7.2 Overstap van 'oude stijl' naar 'nieuwe stijl'
Een student, als bedoeld in art. 7.1, kan onder de volgende voorwaarden deelnemen aan de opleiding krachtens deze OER: a. behaalde studieresultaten kunnen worden gewaardeerd als vrijstelling voor overeenkomstige onderdelen 'nieuwe stijl'; b. deelneming staat open voorzover de gefaseerde invoering van het onderwijs en de tentamens volgens deze regeling dat feitelijk toelaten. Artikel 7.3 Vervangende eisen 'oude stijl'vwo
Voor de bezitter van een vwo-diploma, dat is behaald volgens de op 31 juli 1998 geldende bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften worden deficiënties in de hierna genoemde vakken vervuld door het ten genoegen van de examencommissie afleggen van de desbetreffende tentamens op het niveau van het vwo-eindexamen: • wiskunde A. Artikel 7.4 Deficiëntie hbo-propedeuse
Het gestelde in art. 5.3 lid 1, treedt pas in werking met ingang van het studiejaar 2005-2006. Artikel 7.5 Vaststelling OER / wijzigingen
1. Vaststelling en wijziging van deze regeling geschiedt door de decaan bij afzonderlijk besluit, de directeur gehoord en na voorafgaande instemming van de gezamenlijke vergadering. 2. De directeur wordt inzake vaststelling en wijziging van deze regeling geadviseerd door de opleidingscommissie en de raad van advies van het onderwijsinstituut. 3. Geen wijzigingen vinden plaats die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad.
9
Onderwijsinstituut psychologie en cognitiewetenschap
4. Wijzigingen kunnen voorts niet ten nadele van de studenten van invloed zijn op enige andere beslissing welke krachtens deze regeling door de examencommissie ten aanzien van een student is genomen. Artikel 7.6 Bekendmaking
1. De decaan draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling (OER), van de regelen en richtlijnen (R&R) die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het ODC een exemplaar van de in lid 1 bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 7.7 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 september 2002. Aldus vastgesteld door de decaan op 10 juli 2002.
10
Onderwijs- en examenregelingen
Bacheloropleiding psychologie
Faculteit sociale wetenschappen
11
Onderwijsinstituut psychologie en cognitiewetenschap
Onderwijs- en examenregeling bacheloropleiding psychologie ....1 Paragraaf 1 Algemene bepalingen ....1 Artikel 1.1 Toepasbaarheid regeling....1 Artikel 1.2 Begripsbepalingen .............1 Artikel 1.3 Doel van de opleiding........2 Artikel 1.4 Vorm van de opleiding ......2 Artikel 1.5 Examens van de opleiding.2 Artikel 1.6 Aanwijzing aansluitende masteropleiding...............................2 Artikel 1.7 Studielast...........................2 Artikel 1.8 Taal..................................2 Artikel 1.9 Vrije ruimte.......................3 Artikel 1.10 Filosofie..........................3 Paragraaf 2 De propedeuse...............3 Artikel 2.1 Samenstelling propedeuse..3 Artikel 2.2 Onderwijsvormen in de propedeuse ......................................3 Paragraaf 3 De postpropedeutische fase van de opleiding ......................4 Artikel 3.1 Samenstelling postpropedeutische fase...................4 Artikel 3.2 Onderwijsvormen in de postpropedeutische fase...................4 Paragraaf 4 Tentamens en examens van de opleiding .............................4 Artikel 4.1 Volgorde tentamens ..........4 Artikel 4.2 Tijdvakken en frequentie tentamens .......................................5 Artikel 4.3 Vorm tentamens ...............5 Artikel 4.4 Mondelinge tentamens......5 Artikel 4.5 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag........6 Artikel 4.6 Geldigheidsduur..................6 Artikel 4.7 Inzagerecht.......................6 Artikel 4.8 Vrijstelling ........................7 Artikel 4.9 Examen ............................7 Artikel 4.10 Uitslag examen ...............7 Artikel 4.11 Graad ..............................8 Paragraaf 5 Vooropleiding................8 Artikel 5.1 Vervangende eisen deficiënties vooropleiding................8 Artikel 5.2 Nederlandse taal................8 Artikel 5.3 Inschrijving op basis van hbo-propedeuse of -einddiploma......8 Artikel 5.4 Colloquium doctum ...........8 Paragraaf 6 Studiebegeleiding ..........8 Artikel 6.1 Studievoortgangsadministratie .........8 Artikel 6.2 Studiebegeleiding ...............8 Artikel 6.3 Studieadvies eerste jaar......8
12
Paragraaf 7 Overgangs- en slotbepalingen................................ 9 Artikel 7.1 Tentamens en examens 'oude stijl'........................................ 9 Artikel 7.2 Overstap van 'oude stijl' naar 'nieuwe stijl'............................. 9 Artikel 7.3 Vervangende eisen 'oude stijl'-vwo......................................... 9 Artikel 7.4 Deficiëntie hbo-propedeuse ....................................................... 9 Artikel 7.5 Vaststelling OER / wijzigingen...................................... 9 Artikel 7.6 Bekendmaking................ 10 Artikel 7.7 Inwerkingtreding ............ 10
Onderwijs- en examenregelingen