OER BSc psychologie 2005-2006
Onderwijs- en examenregeling bacheloropleiding psychologie 2005-2006 Overzicht inhoud Paragraaf 1 Art. 1.1 Art. 1.2 Art. 1.3 Art. 1.4 Art. 1.5 Art. 1.6 Art. 1.7 Art. 1.8 Art. 1.9 Art. 1.10 Paragraaf 2 Art. 2.1 Art. 2.2 Paragraaf 3 Art. 3.1 Art. 3.2 Paragraaf 4 Art. 4.1 Art. 4.2 Art. 4.3 Art. 4.4 Art. 4.5 Art. 4.6 Art. 4.7 Art. 4.8 Art. 4.9 Art. 4.10 Art. 4.11 Paragraaf 5 Art. 5.1
Algemene bepalingen Toepasbaarheid regeling Begripsbepalingen Doel van de opleiding Vorm van de opleiding Examens van de opleiding Aanwijzing aansluitende masteropleiding Studielast Taal Vrije ruimte Filosofie De propedeuse Samenstelling propedeuse Onderwijsvormen in de propedeuse De postpropedeutische fase Samenstelling postpropedeutische fase Onderwijsvormen in de postpropedeutische fase Tentamens en examens Volgorde tentamens Tijdvakken en frequentie tentamens Vorm tentamens Mondelinge tentamens Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag Geldigheidsduur Inzagerecht Vrijstelling Examen Uitslag examen Graad Vooropleiding Vervangende eisen deficiënties vooropleiding
OER BSc 2005-2006
Art. 5.2 Art. 5.3
Nederlandse taal Inschrijving op basis van hbopropedeusegetuigschrift, hbogetuigschrift of VWO oude stijl zonder wiskunde Art. 5.4 Colloquium doctum Paragraaf 6 Studiebegeleiding Art. 6.1 Studievoortgangsregistratie Art. 6.2 Studiebegeleiding Art. 6.3 Studieadvies eerste jaar Paragraaf 7 Overgangs- en slotbepalingen Art. 7.1 Tentamens en examens 'oude stijl' Art. 7.2 Overstap van 'oude stijl' naar bacheloropleiding Art. 7.3 Deficiëntie met betrekking tot wiskunde Art. 7.4 Vaststelling en wijziging Art. 7.5 Bekendmaking Art. 7.7 Inwerkingtreding Bijlage 1 Regelen en richtlijnen examens (R&R) psychologie Bijlage 2 Nadere uitwerking doelstelling en eindtermen bacheloropleiding Bijlage 2a Eindtermen propedeuse bacheloropleiding psychologie Bijlage 2b Eindtermen bacheloropleiding psychologie Bijlage 3 Voorwaarden en criteria vrije variant bachelorexamen psychologie Bijlage 4 Gedragscode vreemde taal Bijlage 5 Overgangsregeling voor studenten 'oude stijl'
1
Onderwijsinstituut psychologie en kunstmatige intelligentie
Paragraaf 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1
Toepasbaarheid regeling
1. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de bacheloropleiding psychologie (hierna te noemen: de opleiding). de opleiding wordt verzorgd door het onderwijsinstituut psychologie en kunstmatige intelligentie (hierna te noemen: het onderwijsinstituut) binnen de faculteit sociale wetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen (hierna te noemen: de faculteit). 2. De feitelijke uitvoering van deze onderwijs- en examenregeling (OER) is vastgesteld in de regelen en richtlijnen (hierna te noemen: R&R), welke is opgenomen als bijlage 1 bij deze regeling. 3. De examencommissie kan haar in dit reglement genoemde taken delegeren aan de examinator (en) Artikel 1.2
Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek afgekort tot WHW en zoals sindsdien gewijzigd; b. opleiding: de bacheloropleiding bedoeld in art. 7.3a, lid 1 sub a van de wet, i.c. de bacheloropleiding psychologie; c. student: hij of zij die is ingeschreven aan de Radboud Universiteit Nijmegen voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; d. propedeuse: de propedeutische fase van de opleiding, als onderdeel van de opleiding genoemd in art. 7.8 van de wet; e. practicum: een praktische oefening als bedoeld in art. 7.13, lid 2 sub d van de wet, in één van de volgende vormen: – het schrijven van een scriptie; – het maken van een werkstuk of een proefontwerp; – het uitvoeren van een ontwerp- of onderzoekopdracht; – het verrichten van een literatuurstudie; – het verrichten van een stage; – het deelnemen aan veldwerk of een excursie; – het uitvoeren proeven en experimenten; – of het deelnemen aan een andere onderwijsactiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden; f. tentamen: een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student met betrekking tot een bepaalde onderwijseenheid, alsmede de beoordeling van dat onderzoek door minstens één daartoe door de examencommissie aangewezen examinator; g. examen: toetsing, waarbij door de examencommissie wordt vastgesteld of alle tentamens van de tot de propedeuse behorende onderwijseenheden resp. van alle tot de opleiding behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd (conform art. 7.10 van de wet); h. examencommissie: de examencommissie van een opleiding ingesteld conform art. 7.12 van de wet, hier bedoeld de examencommissie van de opleiding; I. examinator: degene die door de examencommissie wordt aangewezen ten behoeve van het afnemen van tentamens, conform art. 7.12 van de wet; j. opleidingscommissie: de opleidingscommissie bedoeld in art. 9.18 van de wet, hier bedoeld de opleidingscommissie van de opleiding; k. uitvoeringsregeling: de uitvoeringsregeling behorende bij de OER en geldend voor de opleiding; l. werkdag: maandag t/m vrijdag m.u.v. de erkende feestdagen; m. studiegids: de gids voor één van de opleidingen genoemd in art. 1.1 sub 1 bevattende de specifieke informatie voor de opleiding; n. instelling: de Radboud Universiteit Nijmegen; o. directeur: de directeur van het onderwijsinstituut; p. decaan: de decaan van de faculteit;
2
OER BSc 2005-2006
OER BSc psychologie 2005-2006
q. gezamenlijke vergadering: de gezamenlijke vergadering van de onderdeelcommissie (van de universitaire ondernemingsraad) en de facultaire studentenraad van de faculteit. Artikel 1.3
Doel van de opleiding
1. Met de opleiding wordt beoogd zodanige kennis, inzicht en vaardigheid bij te brengen op het gebied van de psychologie dat de afgestudeerde: a. op de hoogte is van de belangrijkste theorieën en begrippen uit de verschillende deelgebieden in de psychologie; b. op de hoogte is van de belangrijkste statistische en methodische onderzoekstechnieken; c. in staat is met betrekking tot een psychologische vraagstelling relevante onderzoeksliteratuur op te zoeken, te begrijpen en kritisch te beoordelen; d. in staat is zelf een (eenvoudige) onderzoeksopzet te maken; e. in staat is een aantal beroepsvaardigheden, zoals testafname, gespreksvoering, schriftelijke en mondelinge presentatie, zelfstandig uit te oefenen; f. zich in een van de hieronder genoemde deelgebieden, dan wel op een zelf gekozen deelgebied van de psychologie verdiept heeft in kennis, inzicht en vaardigheid. 2. Het gebied van de psychologie wordt nader bestudeerd binnen negen afstudeerrichtingen plus de mogelijkheid van een vrije afstudeerrichting: – cognitieve psychologie – biologische psychologie – sociale psychologie – arbeids- en organisatiepsychologie – cultuur- en persoonlijkheidspsychologie – ontwikkelingspsychologie – klinische psychologie – psychogerontologie – neuro- en revalidatiepsychologie 3. De nadere uitwerking van het doel van de opleiding is als bijlage 2 bij deze regeling opgenomen. Artikel 1.4
Vorm van de opleiding
De opleiding wordt voltijds verzorgd. Artikel 1.5
Examens van de opleiding
In de opleiding kunnen de volgende examens worden afgelegd: a. het propedeutisch examen; b. het bachelorexamen. Artikel 1.6
Aanwijzing aansluitende masteropleiding
Wie het afsluitend examen van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd, heeft toegang tot tenminste de masteropleiding psychologie van de faculteit en onder nadere condities tot andere masteropleidingen. Deze nadere condities kunnen aanvullende examenonderdelen omvatten die de examinandus moet volgen. Artikel 1.7
1. 2. 3. 4.
Studielast
De studielast is uitgedrukt in eenheden van het European Credit Transfer System (EC). Eén EC staat gelijk aan 28 uren studie. Het propedeutisch examen heeft een studielast van 60 EC. Het bachelorexamen heeft een studielast van 180 EC.
Artikel 1.8
Taal
1. Het contactonderwijs wordt in het Nederlands gegeven (art.7.2 WHW). Hiervan mag in de volgende gevallen worden afgeweken: a. bij een opleiding voor een vreemde taal; b. bij een gastcollege door een anderstalige docent; c. als de specifieke aard, inrichting of kwaliteit van het onderwijs, dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt.
OER BSc 2005-2006
3
Onderwijsinstituut psychologie en kunstmatige intelligentie
2. Wanneer het onderwijs in een andere taal wordt gegeven, dan is daarvoor de gedragscode vreemde taal van toepassing, als bedoeld in art. 7.2, sub c WHW. Binnen de instelling geldt de gedragscode, zoals opgenomen als bijlage 3. Artikel 1.9
Vrije ruimte
In de opleiding is een vrije ruimte opgenomen van 6 EC. Artikel 1.10 Filosofie
In de opleiding zijn wijsgerige onderdelen, i.c. wijsbegeerte voor psychologen en ethiek voor psychologen opgenomen met een omvang van tezamen 8 EC. Paragraaf 2 De propedeuse Artikel 2.1
Samenstelling propedeuse
1. De propedeutische fase omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast (in EC; totaal 60): - persoonlijkheidsleer .............................................................................................................................7 - ontwikkelingspsychologie ...................................................................................................................7 - psychogerontologie..............................................................................................................................3 - cognitieve psychologie ........................................................................................................................7 - sociale psychologie ..............................................................................................................................7 - biologische psychologie.......................................................................................................................7 - cultuurpsychologie...............................................................................................................................4 - geschiedenis van de psychologie 1......................................................................................................3 - geschiedenis van de psychologie 2......................................................................................................3 - methoden 1 ...........................................................................................................................................2 - statistiek 1.............................................................................................................................................6 - literatuurvaardigheden .........................................................................................................................3 - basisvaardigheden voor psychologen..................................................................................................1 Artikel 2.2
Onderwijsvormen in de propedeuse
1. Het onderwijs in de propedeuseonderdelen wordt gegeven volgens de aanpak van student activerend onderwijs en omvat hoorcolleges, werkgroepen, responsiecolleges en practica. 2. Bij werkgroepen en practica kan aanwezigheid en actieve deelname verplicht worden gesteld. 3. De volgende onderdelen van de propedeuse omvatten, naast een theoretische cursus, een onderzoekspracticum van de daarbij vermelde omvang: - persoonlijkheidsleer .............................................................................................................................3 - ontwikkelingspsychologie ...................................................................................................................3 - cognitieve psychologie ........................................................................................................................3 - sociale psychologie ..............................................................................................................................3 4. De volgende onderdelen worden in de vorm van een onderzoekspracticum gegeven: - literatuurvaardigheden .........................................................................................................................3 - basisvaardigheden voor psychologen..................................................................................................1 Paragraaf 3 De postpropedeutische fase Artikel 3.1
Samenstelling postpropedeutische fase
1. De postpropedeutische fase omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast (in EC; totaal 120): B2-jaar .....................................................................................................................................................60 - inleiding in de arbeids- en organisatiepsychologie.............................................................................4 - klinische psychologie...........................................................................................................................6 - filosofie voor psychologen ..................................................................................................................4 - ethiek voor psychologen ......................................................................................................................4 - methoden 2 ...........................................................................................................................................7
4
OER BSc 2005-2006
OER BSc psychologie 2005-2006
- statistiek 2.............................................................................................................................................6 - vaardigheden voor psychologen..........................................................................................................8 - drie kernthema's (elk 7 EC)*, volgens een daartoe vastgestelde procedure te kiezen uit het kernthema-aanbod..............................................................................................................................21 B3-jaar .....................................................................................................................................................60 afstudeerrichting*: - hoofdstroomcursussen ................................................................................................................. 12-18 - vaardigheidsonderwijs .......................................................................................................................12 - theoretische cursussen ................................................................................................................. 18-24 - bachelorwerkstuk .................................................................................................................................6 overige vakken: - volledig vrije keuze..............................................................................................................................6 * Zie voor een verdere uitwerking bijlage 5 van deze regeling. 2. De in lid 1 genoemde onderdelen: kernthema's (B2), hoofdstroomcursussen, vaardigheidsonderwijs en theoretische cursussen worden concreet benoemd in de studiegids van de opleiding. 3. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid, kan de student – overeenkomstig art. 7.3, lid 4 van de WHW – bij de examencommissie een voorstel doen voor een vrije variant van het bachelorexamen psychologie. De voorwaarden en criteria voor deze voorstellen zijn opgenomen in bijlage 4 van deze regeling. De examencommissie toetst of het voorstel aan de voorwaarden/criteria voldoet. Artikel 3.2
Onderwijsvormen in de postpropedeutische fase
1. Het onderwijs in het tweede studiejaar wordt gegeven volgens de aanpak van studentactiverend onderwijs en omvat hoorcolleges, werkgroepen, responsiecolleges en practica. 2. Het onderwijs in het derde studiejaar omvat hoorcolleges, werkgroepen, responsiecolleges en practica. 3. Bij werkgroepen en practica kan aanwezigheid en actieve deelname verplicht worden gesteld. Paragraaf 4 Tentamens en examens Artikel 4.1
Volgorde tentamens
Ten aanzien van de volgorde van tentamens of delen van programma's geldt de volgende regeling: 1. Men rondt eerst de propedeuse af, daarna het tweede bachelorjaar (B2) en daarna het derde bachelorjaar (B3). Hierbij gelden de volgende nadere bepalingen. 2. Deelname aan onderdelen van het B2-jaar is mogelijk wanneer tenminste 85 % (51 EC) van de propedeuse is afgerond. 3. Deelname aan cursussen uit het B3-jaar is slechts mogelijk wanneer de propedeuse is voltooid. 4. Voor het volgen van een keuzevak bij een andere opleiding, gelden de daar heersende toelatingseisen. 5. Ten aanzien van de volgorde van de onderdelen die vallen onder de afstudeerrichting zoals bedoeld bij art. 3.1 kan de afstudeerrichting nadere eisen stellen. 6. Alvorens deel te kunnen nemen aan statistiek 2, dient men statistiek 1 behaald te hebben. 7. Alvorens deel te kunnen nemen aan methoden 2, dient men statistiek 2 behaald te hebben. Artikel 4.2
Tijdvakken en frequentie tentamens
1. Tot het afleggen van de tentamens van de in de art. 2.1 en art. 3.1 genoemde onderdelen wordt in elk academisch jaar tenminste tweemaal de gelegenheid gegeven op de door de directeur vóór het begin van het studiejaar vastgestelde data. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt tot het afleggen van het tentamen van een onderdeel, waarvan het onderwijs in een bepaald studiejaar niet is gegeven, in dat jaar slechts eenmaal de gelegenheid gegeven. 3. Ieder die studeert voor het propedeutisch examen of het bachelorexamen en in een academisch jaar niet slaagt voor een studieonderdeel, kan in het volgend academisch jaar opnieuw aan het tentamen deelnemen, maar zal dan getoetst worden over de inhoud die het onderdeel heeft in dat betreffende jaar. 4. Ten aanzien van het in lid 1, 2 en 3 gestelde kan door de examencommissie een afwijkende beslissing genomen worden, wanneer de student door bijzondere omstandigheden niet in de gelegenheid is geweest aan de geboden gelegenheden deel te nemen en de voortgang van de studie hierdoor ernstig belemmerd
OER BSc 2005-2006
5
Onderwijsinstituut psychologie en kunstmatige intelligentie
zou worden. Alvorens een dergelijk besluit te nemen, wint de examencommissie advies in bij de studieadviseur over de omstandigheden en de studievoortgang. Artikel 4.3
Vorm tentamens
1. De tentamens van de onderdelen van de propedeuse worden schriftelijk afgelegd. 2. De tentamens van de onderdelen van de propedeuse kunnen bij de eerste gelegenheid in meerdere deeltentamens worden afgenomen. 3. In bijzondere gevallen kan de examencommissie toestaan dat van het gestelde in lid 1 wordt afgeweken. 4. De tentamens van de onderdelen van de postpropedeutische fase kunnen schriftelijk, dan wel mondeling worden afgelegd. 5. Wat betreft de onderdelen in de propedeuse en de postpropedeutische fase die mede een practicum en/of werkgroep omvatten, kan aanwezigheid, actieve deelname en/of een verslag deel uitmaken van de toetsing. 6. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 4.4
Mondelinge tentamens
1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student/ examinator daartegen bezwaar heeft gemaakt. Artikel 4.5
Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag
1. De examinator stelt in principe terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. 2. De examinator stelt in de regel de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen vijftien werkdagen na de dag waarop het is afgelegd en verschaft het onderwijsdienstverleningscentrum (ODC) van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van de registratie en de bekendmaking van de uitslag aan de student. Bij open vragen tentamens met meer dan 100 deelnemers geldt een nakijktermijn van twintig werkdagen. 3. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen. Bij werkstukken geldt de regel dat op de vooraf vastgestelde inleverdatum afgesproken wordt binnen welke termijn het werkstuk nagekeken zal zijn. Deze termijn is maximaal vijftien werkdagen en bij meer dan 100 studenten twintig werkdagen. 4. De termijn van vijftien/twintig werkdagen in het lid 2 en 3 moet zo worden gelezen, dat tussen de datum van het bekend maken van de uitslag van een tentamen en de datum van de herkansing tenminste een termijn van twee weken dient te zijn. 5. De termijnen genoemd in lid 2 en 3 van dit artikel gelden met inachtneming van overmacht. Valt een toets direct voor een vakantieperiode, dan dienen de termijnen met de duur van de vakantieperiode verlengd te worden. 6. De kwalificatie van de toetsing van elk onderdeel van de opleiding wordt door de examinator vastgesteld in de vorm van een cijfer. Voor propedeuseonderdelen mogen alleen hele cijfers worden toegekend. Voor onderdelen van het tweede en derde bachelorjaar mogen ook halve cijfers worden toegekend, met uitzondering van het cijfer 5,5. Hierbij geldt dat het cijfer vanaf 6 beschouwd wordt als een voldoende. 7. Op de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in art. 4.7 lid 1, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. De termijn daarvoor bedraagt vier weken. 8. De bewaartermijn voor tentamenstukken bedraagt één jaar. De docent is derhalve gehouden tentamenstukken één jaar te bewaren. 9. Ingeval tijdens een tentamen fraude geconstateerd wordt, is de frauderegeling van kracht, conform artikel 12 van de R&R.
6
OER BSc 2005-2006
OER BSc psychologie 2005-2006
Artikel 4.6
Geldigheidsduur
1. De geldigheid van behaalde propedeuseonderdelen verstrijkt op 31 augustus van het academisch jaar dat volgt op het academisch jaar waarin men zich voor het eerst voor de propedeutische fase van de opleiding heeft ingeschreven indien op die datum niet alle onderdelen van het propedeutisch examen zijn behaald. De examencommissie kan op schriftelijk en individueel verzoek van de studenten hiervan afwijken. 2. Wanneer het propedeutisch examen is behaald, is de geldigheidsduur van onderdelen onbeperkt. 3. In afwijking van het bepaalde in lid 2 kan de examencommissie m.b.t. een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan 10 jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. Een dergelijk vervangend, dan wel aanvullend tentamen levert geen extra studiepunten op. Artikel 4.7
Inzagerecht
1. Gedurende tenminste vier weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. 2. Gedurende de in lid 1 genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De examinator kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op een vast tijdstip. 4. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in lid 1 genoemde termijn. Artikel 4.8
Vrijstelling
De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen of practicum, indien de student: 1. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire opleiding heeft voltooid; om inhoud, niveau en studielast te kunnen beoordelen dient een gewaarmerkte beschrijving van het betreffende onderdeel te worden bijgevoegd en een gewaarmerkt bewijs waaruit de uitslag van het betreffende onderdeel blijkt; 2. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. Artikel 4.9
Examen
1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student voldoende bewijzen overlegt van door hem behaalde tentamens en de daarmee verworven academische vorming. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voorzover de uitslagen van de desbetreffende tentamens haar daartoe aanleiding geven. 3. Tot het afleggen van het propedeutisch examen wordt de gelegenheid geboden nadat de student binnen de daarvoor vereiste termijn van maximaal twee academische jaren tenminste een voldoende heeft behaald voor alle onderdelen van het propedeutisch examen. 4. Tot het afleggen van het bachelorexamen wordt de gelegenheid geboden nadat de student voor alle onderdelen van het bachelorexamen tenminste een voldoende heeft behaald. 5. In uitzonderlijke gevallen kan de examencommissie beslissen een examen af te nemen buiten deze vastgestelde data. 6. Het afleggen van de examens van de opleiding is geformaliseerd. Dit betekent dat wanneer de examencommissie constateert dat alle onderdelen van het examen door de betreffende student behaald zijn, het propedeutisch- dan wel het bachelorgetuigschrift door de instelling zal worden uitgereikt. Bij die gelegenheid worden van de student geen aparte studieprestaties gevraagd. Artikel 4.10 Uitslag examen
1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, nadat de student de vereiste bewijzen overlegt van door hem behaalde tentamens. 2. De uitslag van het propedeuse-examen kent de volgende judicia:
OER BSc 2005-2006
7
Onderwijsinstituut psychologie en kunstmatige intelligentie
a. geslaagd: geen van de onderdelen lager dan 6; b. met lof: alle onderdelen gemiddeld 8 of hoger; alle onderdelen tenminste 7; Er kan geen judicium 'met lof' worden toegekend, indien er voor meer dan 3 onderdelen vrijstelling is verleend. 3. De uitslag van het bachelorexamen kent de volgende judicia: a. geslaagd: geen van de onderdelen lager dan 6; b. met lof: alle onderdelen gemiddeld 8 of hoger; alle onderdelen tenminste 7; bachelorwerkstuk: tenminste 8. Er kan geen judicium 'met lof' worden toegekend, indien er voor meer dan 6 onderdelen vrijstelling is verleend. 4. De examencommissie kan van de in lid 2 en 3 gestelde eisen afwijken, wanneer het naar haar oordeel gerechtvaardigd is een hoger judicium toe te kennen dan op grond van het gestelde in lid 2 en 3 mogelijk zou zijn. Artikel 4.11 Graad
1. Aan degene die het bachelorexamen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad 'bachelor of science' (BSc) verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Paragraaf 5 Vooropleiding Artikel 5.1
Vervangende eisen deficiënties vooropleiding
1. Deficiënties in de vooropleiding m.b.t. wiskunde worden vervuld door het met goed gevolg afleggen van de toets afgenomen door het Regionaal Opleidingscentrum (ROC) Nijmegen, dan wel door het behalen van een vwo-deelcertificaat wiskunde-A1, dan wel door een gelijkwaardige toets afgenomen bij een andere opleiding. 2. De examencommissie bepaalt op welke wijze andere deficiënties in de vooropleiding worden vervuld. 3. De examencommissie kan in bijzondere gevallen een universitair docent in het desbetreffende vak belasten met het afnemen van een of meer tentamens. 4. Ten aanzien van de toelating van studenten met een buitenlandse vooropleiding adviseert de faculteit, de examencommissie gehoord, het College van Bestuur van de instelling. 5. Studenten met een propedeuse psychologie behaald aan een andere Nederlandse universiteit, dan wel indien daar geen propedeutisch examen is, een volledig afgerond eerste bachelorjaar, worden rechtstreeks toegelaten tot het tweede bachelorjaar. Artikel 5.2
Nederlandse taal
Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Artikel 5.3
Inschrijving op basis van VWO oude stijl zonder wiskunde
Ervan uitgaande dat men niet in het eerste jaar de deficiënties kan opheffen, geschiedt inschrijving pas wanneer een student aangetoond heeft aan de nadere vooropleidingseisen te hebben voldaan. Artikel 5.4
Colloquium doctum
Het toelatingsonderzoek, bedoeld in art. 7.29 van de wet, heeft betrekking op de volgende onderdelen op het daarbij vermelde niveau: a. algemene ontwikkeling op vwo-niveau; b. wiskunde-A1 op vwo-niveau; c. vertaal- en leesvaardigheid Engels op vwo-niveau. Paragraaf 6 Studiebegeleiding Artikel 6.1
Studievoortgangsregistratie
1. De faculteit registreert de individuele studieresultaten van de studenten. 2. Zij verschaft elke student één maal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten in relatie tot het onderwijs- en examenprogramma van de opleiding.
8
OER BSc 2005-2006
OER BSc psychologie 2005-2006
Artikel 6.2
Studiebegeleiding
De faculteit draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding. Artikel 6.3
Studieadvies eerste jaar
1. In het jaar van zijn eerste inschrijving krijgt elke student voor het einde van het eerste en vervolgens voor het einde van het tweede semester een schriftelijk advies over de voortzetting van zijn opleiding. 2. Desgevraagd geeft de faculteit de student mondeling advies over de voortzetting van zijn studie in of buiten de faculteit en over eventuele andere ontwikkelingsmogelijkheden. Paragraaf 7 Overgangs- en slotbepalingen Artikel 7.1
Tentamens en examens 'oude stijl'
1. Voor de studenten, die vóór 1 september 2002 ononderbroken waren ingeschreven voor de opleiding psychologie, blijft de desbetreffende OER, laatstelijk vastgesteld / gewijzigd op 8 juni 2001, van kracht, onder de volgende voorwaarden: a. Het propedeutisch examen kan uitsluitend nog worden afgelegd wanneer de examencommissie daartoe toestemming verleent. b. Tot 1 september 2011 wordt aan degenen die het sub a bedoelde examen hebben behaald, de gelegenheid geboden het doctoraal examen van de opleiding af te leggen. 2. Onderdelen, voorbereidend op het in lid 1 sub a bedoelde examen, kunnen uitsluitend worden afgelegd wanneer de examencommissie daartoe toestemming heeft verleend. 3. Onderdelen, voorbereidend op het in lid 1 sub b bedoelde examen, kunnen voor de laatste maal afgerond worden in het studiejaar 2005-2006. De in bijlage 6 opgenomen overgangsregeling is daarbij van kracht. Daarna kunnen alleen overeenkomende onderdelen uit het lopende studiejaar worden afgelegd. 4. In bijzondere gevallen kan de examencommissie aan andere studenten dan die bedoeld in lid 1, toestemming verlenen tentamens en examens af te leggen volgens de in lid 1 bedoelde OER. Het bepaalde in lid 1 sub a en sub b blijft daarbij onverminderd van kracht. Artikel 7.2
Overstap van 'oude stijl' naar bacheloropleiding
Een student, als bedoeld in art. 7.1, kan onder de volgende voorwaarden deelnemen aan de bacheloropleiding krachtens deze OER: 1. behaalde studieresultaten kunnen worden gewaardeerd als vrijstelling voor overeenkomstige onderdelen van de bacheloropleiding; 2. deelneming staat open voorzover de gefaseerde invoering van het onderwijs en de tentamens volgens deze regeling dat feitelijk toelaten. Artikel 7.3
Vaststelling en wijziging
1. Vaststelling en wijziging van deze regeling geschiedt door de decaan bij afzonderlijk besluit, de directeur gehoord en na voorafgaande instemming van de gezamenlijke vergadering. 2. De directeur wordt inzake vaststelling en wijziging van deze regeling geadviseerd door de opleidingscommissie en de raad van advies van het onderwijsinstituut. 3. Geen wijzigingen vinden plaats die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 4. Wijzigingen kunnen voorts niet ten nadele van de studenten van invloed zijn op enige andere beslissing welke krachtens deze regeling door de examencommissie ten aanzien van een student is genomen. Artikel 7.4
Bekendmaking
1. De decaan draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling (OER), van de R&R, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het ODC een exemplaar van de in lid 1 bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 7.5
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 september 2005. Aldus vastgesteld door de decaan op 29 juni 2005.
OER BSc 2005-2006
9
Onderwijsinstituut psychologie en kunstmatige intelligentie
Bijlagen OER BSc psychologie 2005-2006 Bijlage 1 Regelen en richtlijnen examens (R&R) psychologie De Regelen en richtlijnen examens liggen, na vaststelling door de examencommissie, vanaf het najaar 2005 ter inzage op het secretariaat van het onderwijsinstituut Psychologie en Kunstmatige Intelligentie, bij het ODC (A.01.07) en zijn te raadplegen en te downloaden via internet. Bijlage 2 Bijlage 1a
Nadere uitwerking doelstelling en eindtermen bacheloropleiding Eindtermen propedeuse bacheloropleiding psychologie
Aan het einde van de propedeuse psychologie (B1) wordt van alle studenten het volgende verwacht: 1. actieve basiskennis van en inzicht in: 1.1 de theoretische en praktische benaderingswijzen van psychologen, zodanig dat de student een duidelijk beeld krijgt van diverse psychologische benaderingen: • biologische psychologie: biologische mechanismen die aan informatieverwerking en gedrag van mens en dier ten grondslag liggen; • cognitieve psychologie: grondbegrippen, inzichten en benaderingswijzen in de belangrijkste deelgebieden van de cognitieve psychologie, o.a. waarnemen, geheugen, taal, beslissen en motoriek zoals deze worden bestudeerd in het kader van experimenteel-psychologische vraagstellingen; • cultuurpsychologie: het belang van "cultuur" voor diverse takken van de psychologie. Vanuit een cross-cultureel perspectief wordt gekeken naar de culturele variabiliteit van thema's als zelf en persoonlijkheid, waarneming, cognitie en emotie, taal en communicatie, geestelijke gezondheid, mentale ontwikkeling. Deze thematiek wordt waar mogelijk betrokken op het groeiende multiculturele karakter van de Nederlandse samenleving; • ontwikkelingspsychologie: het verloop van de normale ontwikkeling vanaf de conceptie tot aan de volwassenheid en, in samenhang daarmee, afwijkende ontwikkelingstrajecten. De student verwerft inzicht in hoe ontwikkeling plaatsvindt in de voortdurende wisselwerking tussen organisme en omgeving. Daarbij wordt kennis gemaakt met de voornaamste ontwikkelingspsychologische theorieën en methoden van onderzoek; • persoonlijkheidsleer: persoonlijkheidstheorieën in de vorm van vier hoofdstromen (eigenschappentheorieën, humanistische theorieën, psychoanalytische theorieën, biografisch-narratieve theorieën); • psychogerontologie: factoren die het individuele ouder worden beïnvloeden vanuit een levensloopperspectief, veranderingen behorende bij het ouder worden in termen van primaire en secundaire veroudering, normale veroudering en pathologische veroudering aan de hand van vier thema's: gezondheid, sociale relaties, persoonlijkheid en dood & sterven; • sociale psychologie: de grondbegrippen, voornaamste theorieën en bevindingen van de sociale psychologie: 1) sociale waarneming (o.a. indrukken vormen van anderen, stereotypen, zelfbeeld), 2) sociale beïnvloeding (attitudes, conformisme, groepsprocessen), en 3) sociale relaties (aantrekkingskracht, altruïsme, agressie); 1.2 de geschiedenis van de • academische psychologie: geschiedenis van de ideevorming. Dit is de geschiedenis van de psychologie die grotendeels aan de universiteiten beoefend is. Er komen stromingen aan de orde als rationalisme, structuralisme en behaviorisme. Doel van de cursus is verheldering van begrippen die ook in de huidige psychologie nog een belangrijke rol spelen; • praktijkpsychologie: de geschiedenis van de psychologische beroepspraktijk. Deze heeft een heel eigen bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de psychologie. Na afloop van deze cursus kan de student uitleggen (1) op welke wijze, (2) met welke middelen en (3) met welke gevolgen de drie onderscheiden psychologische beroepspraktijken (de test-, selectie- en adviespraktijk, de psychotherapeutische praktijk en de (maatschappelijke) onderzoekspraktijk) bijgedragen hebben en nog steeds bijdragen aan de inrichting en het sociaal beheer van de moderne samenleving; 1.3 elementaire methoden en technieken van empirisch onderzoek, die gangbaar zijn in de psychologie:
10
OER BSc 2005-2006
OER BSc psychologie 2005-2006
• methoden 1: enkele belangrijke psychologische onderzoeksmethoden zoals observatie, test, interview, vragenlijst en experiment en inzicht in de aard en het verloop van onderzoek in het algemeen; • statistiek 1: het systematisch verzamelen en coderen van observaties, het ordenen en samenvatten van gegevens, het interpreteren van de resultaten, communicatie over dit alles met andere onderzoekers; 2. beheersing van academische basisvaardigheden: beheersing van academische basisvaardigheden dient ertoe bij te dragen dat studenten in het vervolg van hun studie zelfstandig en in samenwerking met medestudenten effectief werken en leren. Deze academische basisvaardigheden omvatten: 2.1 onderzoeksvaardigheden: • een probleemstelling kunnen formuleren en analyseren; • het kunnen ontwerpen, uitvoeren en rapporteren van een eenvoudig empirisch onderzoek; • het kunnen toepassen en evalueren van elementaire technieken van empirisch onderzoek; • beschrijvende statistische gegevens in tabellen of figuren kunnen interpreteren; • beschrijvende empirische gegevens op een overzichtelijke en inzichtelijke manier kunnen weergeven; • psychologische kennis en inzichten kunnen toepassen op psychologische vraagstukken; • een oordeel kunnen geven over een psychologische casus en een stelling kunnen beargumenteren; 2.2 bibliotheekvaardigheden: • effectief gebruik kunnen maken van de bibliotheek en van hulpmiddelen voor literatuuronderzoek teneinde (op elementair niveau) een overzicht te krijgen en te kunnen geven van de actuele stand van kennis en opvattingen aangaande een psychologische vraagstelling; 2.3 schriftelijke en mondelinge vaardigheden: • een schriftelijk of mondeling betoog kunnen plannen en structureren; • op heldere en eenduidige wijze een wetenschappelijk betoog kunnen schrijven op basis van een afgebakende probleemstelling; • in een verslag op adequate en systematische wijze kunnen verwijzen naar literatuur; • kritisch kunnen analyseren van teksten; • adequate beheersing van tekstverwerking; 2.4 discussie- en samenwerkingsvaardigheden: • in eigen en andermans argumentatie kunnen onderscheiden tussen feiten, meningen, theorieën, waarden en normen; • in staat zijn met andere studenten samen te werken aan psychologische vraagstukken en op een effectieve wijze daarover kunnen communiceren; • op kritische en constructieve wijze kunnen deelnemen aan werkgroepen en een werkgroep kunnen voorzitten of notuleren; 3. professionele basisattitude: 3.1 blijk geven van kritische reflectie op psychologische vraagstukken; 3.2 bereidheid om eigen opvattingen over psychologische vraagstukken ter discussie te stellen en open staan voor andere standpunten; 3.3 blijk geven van een onderzoekende houding ten opzichte van psychologische verschijnselen; 3.4 zich bewust zijn van de fundamentele onzekerheid in (sociaal-) wetenschappelijke uitspraken. Bijlage 1b
Eindtermen bacheloropleiding psychologie
Naast het voldoen aan de eindtermen van de propedeuse psychologie wordt aan het einde van de bacheloropleiding psychologie van alle studenten het volgende verwacht: 1. gedegen actieve kennis van en inzicht met betrekking tot het menselijk gedrag, denken en beleven in brede zin: 1.1 arbeids- en organisatiepsychologie: overzicht van de hedendaagse arbeids- en organisatiepsychologie; daarbij is aandacht voor zowel het fundamentele als toepassingsgerichte karakter van de A&Opsychologie en haar deelgebieden: de arbeidspsychologie, de organisatiepsychologie en de personeelspsychologie; 1.2 klinische psychologie: overzicht van de hedendaagse klinische psychologie met inbegrip van psychopathologie, interventiemethoden en psychologische aspecten van lichamelijke gezondheid;
OER BSc 2005-2006
11
Onderwijsinstituut psychologie en kunstmatige intelligentie
daarbij is aandacht voor zowel het fundamentele als toepassingsgerichte karakter van de klinische psychologie en haar deelgebieden 1.3 theorieën en theorievorming in één kernthema's uit elk van de volgende drie: individu en cognitie, individu en beleven, individu en gedrag; 1.4 specialistische actieve kennis op het gebied van één van de deeldisciplines die door de opleiding als afstudeerrichting is aangewezen: • arbeids- en organisatiepsychologie • biologische psychologie • cognitieve psychologie • cultuur- en persoonlijkheidspsychologie • klinische psychologie • neuro- en revalidatiepsychologie • ontwikkelingspsychologie • psychogerontologie • sociale psychologie • vrije afstudeerrichting; 1.5 (basis)kennis van één extra vak binnen of buiten de psychologie, door de student zelf te kiezen; 1.6 de in de psychologische wetenschappen gangbare methoden en technieken van onderzoek en het feitelijk verloop van onderzoek aan de hand van een inhoudelijk thema: • kunnen aangeven wat empirisch-wetenschappelijk onderzoek is en welke functie het heeft in de ontwikkeling van de psychologie en in de verbetering van de psychologische praktijk; • kunnen aangeven welke typen onderzoek (zowel kwalitatief als kwantitatief) voorkomen in de psychologische wetenschappen en welke algemene doelstellingen deze hebben; • kunnen aangeven welke methodologische criteria een rol spelen bij de beantwoording van onderzoeksvragen; • kennis van en inzicht in de meest gangbare onderzoeksdesigns die in psychologisch onderzoek worden gebruikt en een geschikt design kunnen kiezen bij een gegeven vraagstelling; • kennis van de meest gangbare methoden van dataverzameling en de daarbij geldende methodologische criteria; • kennis van de meest gangbare technieken van de descriptieve en de inductieve statistiek; 1.7 een voor de psychologie relevant filosofische kader: • wetenschapsfilosofie; • ethiek: de ethische aspecten van beroepsmatig handelen en de 'Beroepscode voor psychologen', zoals vastgesteld door het NIP, waardoor een kritische reflectie op het eigen beroepsmatig handelen mogelijk is; 2. beheersing van academische vaardigheden: 2.1 cognitieve vaardigheden: • theorieën en opvattingen kunnen analyseren en beoordelen; • psychologische processen en opvattingen kritisch kunnen beoordelen, inclusief de daarin vervatte waarden en normen; • kunnen onderscheiden van wetenschappelijke inzichten en vóórwetenschappelijke opvattingen; • relaties tussen psychologie en andere wetenschapsgebieden kunnen beschrijven en analyseren; • waardenaspecten met betrekking tot psychologische vraagstukken als zodanig kunnen onderscheiden; 2.2 onderzoeksvaardigheden: • in staat zijn om psychologische begrippen en theorieën te gebruiken bij het analyseren van psychologische fenomenen; • in staat zijn verslagen van empirisch onderzoek kritisch te lezen en te becommentariëren; • effectief kunnen omgaan met wetenschappelijke literatuur en de verwijzingen naar wetenschappelijke literatuur; • in staat zijn om gangbare kwantitatieve onderzoeksmethoden en statistische procedures toe te passen gericht op het beantwoorden van een psychologische vraagstelling;
12
OER BSc 2005-2006
OER BSc psychologie 2005-2006
• evalueren van de bruikbaarheid van methoden en technieken voor de beantwoording van psychologische onderzoeksvragen; • vaardigheid met computers en het gebruik ervan door psychologen binnen en buiten psychologische laboratoria en effectief kunnen omgaan met gangbare computerprogramma's voor gegevensverwerking • in staat zijn om een afsluitend bachelorwerkstuk te maken dat bestaat uit: – of het ontwerpen van een uitvoerbare onderzoeksopzet; – of het schrijven van een review-artikel naar aanleiding van een psychologische vraagstelling; – of het analyseren van en rapporteren over bestaande onderzoeksdata; 2.3 sociaal-communicatieve vaardigheden: • vaardig zijn in interview- en gesprekstechnieken; • vaardigheid in het hanteren van psychologische tests en vragenlijsten; • vaardigheid in het samenwerken en discussiëren over psychologische vraagstukken; • vaardigheid in het efficiënt en democratisch vergaderen; • professionele vaardigheden die behoren bij het beroepsveld waarin men zich wenst te specialiseren; • mondeling en schriftelijk kunnen rapporteren op een wijze die begrepen kan worden door de luisteraars of lezers tot wie men zich richt; • een goed gestructureerde presentatie kunnen houden voor studenten in de eigen groep; • op systematische wijze een gesprek kunnen voeren met praktijkdeskundigen om relevante informatie over een vastgesteld onderwerp te verkrijgen; • het gangbare aanbod aan psychodiagnostische middelen (zoals tests en vragenlijsten) zoals die in de maatschappelijke praktijk door psychologen worden gebruikt; 3. blijk geven van een professionele attitude: 3.1 blijk geven van een instelling van wetenschappelijke integriteit; 3.2 zich bewust zijn van de waarheids- en waardenaspecten die inherent zijn aan psychologische vraagstukken op theoretisch en praktisch niveau en van de consequenties die eraan verbonden zijn voor het eigen handelen en dat van anderen; 3.3 een kritische instelling ontwikkelen (of behouden) jegens feiten en redeneringen die in de naam van de (psychologische) wetenschap worden gepubliceerd; 3.4 bereid zijn eigen opvattingen met betrekking tot psychologie en psychologische instituties ter evaluatie voor te leggen aan anderen; 3.5 zich bewust zijn van de fundamentele onzekerheid in sociaal-wetenschappelijke uitspraken; 3.6 zich bewust zijn van het feit dat de bacheloropleiding een basis is voor verdere studie en wetenschappelijke scholing; 3.7 besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid als academisch gevormde in de psychologie; 3.8 besef van eigen mogelijkheden en beperkingen; inzicht hebben in de sterke en zwakke kanten van de eigen persoonlijkheid en weten hoe met deze eigenschappen om te gaan en hoe ze te gebruiken in het maatschappelijk verkeer.
OER BSc 2005-2006
13
Onderwijsinstituut psychologie en kunstmatige intelligentie
Bijlage 3 Voorwaarden en criteria vrije variant bachelorexamen psychologie 1. De vrije variant van het bachelorexamen psychologie, zoals omschreven in Paragraaf 3, artikel 8, lid 2, bestaat uit: • het volledige tweede jaar zoals beschreven in de OER (60 EC) • een door de student zelf samen te stellen programma voor de afstudeerrichting (hierna te noemen vrije afstudeerrichting) (54 EC) • en één volledig vrije keuzevak (6 EC) 2. De vrije afstudeerrichting dient een tak van de psychologie te zijn, die niet samenvalt met/of onderdeel is van één van de afstudeerrichtingen. 3. De vrije afstudeerrichting dient uit een samenhangend geheel van vakken te bestaan. 4. De begeleiding van de vrije afstudeerrichting en de stage- en scriptiebegeleiding dient gegarandeerd te zijn, d.w.z. dat een staflid in vaste dienst van het onderwijsinstituut zich schriftelijk bereid verklaard de begeleiding op zich te nemen. 5. Het programma van de vrije afstudeerrichting bestaat uit (studielast uitgedrukt in EC): - theoretische psychologievakken........................................................................................................36 - vaardigheidscursussen relevant voor het gekozen gebied van de psychologie ...............................12 - bachelorwerkstuk .................................................................................................................................6 6. De vrije afstudeerrichting is een onderdeel van de opleiding psychologie en staat derhalve alleen open voor studenten psychologie. 7. De vrije afstudeerrichting dient, na toetsing aan genoemde criteria, voor aanvang goedgekeurd te worden door de examencommissie psychologie. Bijlage 4
Gedragscode vreemde taal, als bedoeld in art. 7.2 sub c WHW
Artikel 1
Binnen de RU kan het verzorgen van onderwijs en het afnemen van tentamens en examens in een andere taal dan het Nederlands geschieden indien de specifieke aard, inrichting of kwaliteit van het onderwijs, dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt. Artikel 2
Een besluit tot het gebruik van een vreemde taal wordt genomen door de decaan van de desbetreffende faculteit, na advies ingewonnen te hebben van de opleidingscommissie. De decaan neemt daarbij de volgende uitgangspunten in acht: – de noodzaak van het gebruik van een andere taal dan het Nederlands dient vast te staan; – tentamens en examens kunnen op verzoek van de student in het Nederlands worden afgelegd; – het gebruik van een vreemde taal mag niet leiden tot verzwaring van de studielast van de opleiding; – het anderstalig onderwijs voldoet aan dezelfde kwaliteitseisen als het onderwijs verzorgd in het Nederlands. Artikel 3
In de OER van de opleiding wordt het besluit van de decaan verwerkt. Artikel 4
De decaan van de faculteit brengt jaarlijks het College van Bestuur verslag uit van de door hem genomen besluiten.
14
OER BSc 2005-2006
OER BSc psychologie 2005-2006
Bijlage 5
Nadere specificering postpropedeutische cursussen: kernthema's en onderdelen afstudeerrichtingen - training psychodiagnostiek Kernthema's B2-jaar: - trainingen klinische psychologie Alle kernthema's hebben een omvang van 7 EC. (persoonsgerichte training, klachtgerichte In het studiejaar 2005-2006 worden de volgende interventies, persoonsgerichte interventies) kernthema's aangeboden: Bachelorwerkstuk (6 EC) - mentale belasting en stress -
ontwikkeling attitudeverandering primaire relaties groepsprocessen emotie cultuur en zelf leren motivatie en prestatie moraliteit actie perceptie en aandacht sociale cognitie individuele verschillen gender pijn religie, ervaring en bewustzijn taal en communicatie.
Onderdelen afstudeerrichtingen B3-jaar Afstudeerrichting ontwikkelingspsychologie
Hoofdstroomcursussen (12 EC) - inleiding in de psychopathologie - algemene psychodiagnostiek Theoretische cursussen (24 EC) - cognitieve ontwikkeling - sociale en persoonlijkheidsontwikkeling - keuzecursussen: twee uit • psychologische hulpverlening • adolescentiepsychologie • vroegkinderlijke ontwikkeling Vaardigheidscursussen (12 EC) - basisvaardigheden ontwikkelingspsychologie Bachelorwerkstuk (6 EC) Afstudeerrichting klinische psychologie
Hoofdstroomcursussen (12 EC) - inleiding in de psychopathologie - algemene psychodiagnostiek Theoretische cursussen (24 EC) - psychotherapie - klinische psychodiagnostiek - psychische stoornissen en hun behandeling - keuzecursus: één uit • preventie en gezondheidspsychologie • research in de klinische psychologie Vaardigheidscursussen (12 EC)
OER BSc 2005-2006
Afstudeerrichting psychogerontologie
Hoofdstroomcursussen (12 EC) - inleiding in de psychopathologie - algemene psychodiagnostiek Theoretische cursussen (24 EC) - psychogerontologie: individu en ontwikkeling - keuzecursussen: drie uit • primaire relaties op latere leeftijd • creativiteit en productiviteit gedurende de levensloop • klinische psychogerontologie • de sociale constructie van identiteit over de levensloop Vaardigheidscursussen (12 EC) - gespreksvaardigheden bij ouderen - onderzoekspracticum zingeving in de tweede levenshelft - één uit: • psychodiagnostiek bij ouderen • groepswerk met ouderen Bachelorwerkstuk (6 EC) Afstudeerrichting neuro- en revalidatiepsychologie
Hoofdstroomcursussen (12 EC) - inleiding in de psychopathologie - algemene psychodiagnostiek Theoretische cursussen (24 EC) - introductie neuro- en revalidatiepsychologie - neuropsychologische diagnostiek - neuropsychologische revalidatie - algemene neuropsychologie - één uit: • ontwikkelingsneuropsychologie • hersenen en gedrag B • perceptie • doelgericht handelen • geheugen • afasie Vaardigheidscursussen (12 EC) - hersenen en gedrag A - vaardigheidstraining klinische neuropsychologie - vaardigheidstraining testafname Bachelorwerkstuk (6 EC)
15
Onderwijsinstituut psychologie en kunstmatige intelligentie
Afstudeerrichting cognitieve psychologie
Hoofdstroomcursussen (12 EC) - algemene neuropsychologie - hersenen en gedrag B Theoretische cursussen (24 EC) - kerncursussen psychonomie: drie uit • perceptie • doelgericht handelen • geheugen • taal • aandacht, slaap en bewustzijn • psychofarmacologie - keuzecursus: één uit • modelvorming • afasie • muziekcognitie • psychologie van de seksualiteit • extra kerncursus Vaardigheidscursussen (12 EC) - hersenen en gedrag A - signaalverwerking - matlab - psychofysiologische technieken Bachelorwerkstuk (6 EC) Afstudeerrichting biologische psychologie
Hoofdstroomcursussen (12 EC) - algemene neuropsychologie - hersenen en gedrag B Theoretische cursussen (24 EC) - kerncursussen psychonomie: drie uit • perceptie • doelgericht handelen • geheugen • taal • aandacht, slaap en bewustzijn • psychofarmacologie - keuzecursus: één uit • modelvorming • afasie • muziekcognitie • psychologie van de seksualiteit • extra kerncursus Vaardigheidscursussen (12 EC) - hersenen en gedrag A - signaalverwerking - matlab - psychofysiologische technieken Bachelorwerkstuk (6 EC) Afstudeerrichting sociale psychologie
-
introductie attitudes intergroepsrelaties en groepsprocessen gevorderde sociale cognitie keuzecursussen: drie uit: • intieme relaties • psychologie van de politiek • de sociale psychologie van emoties • capita selecta uit de sociale psychologie • actuele thema's in de sociale psychologie Vaardigheidscursussen (12 EC) - project sociale psychologie 1 - project sociale psychologie 2 Bachelorwerkstuk (6 EC) Afstudeerrichting arbeids- en organisatiepsychologie
Theoretische cursussen (36 EC) - arbeidspsychologie - organisatiepsychologie - personeelspsychologie - van probleem naar oplossing - arbeid en gezondheid Vaardigheidscursussen (12 EC) - practicum personeelspsychologie - practicum organisatieadvies en –verandering Bachelorwerkstuk (6 EC) Afstudeerrichting cultuur- en peersoonlijkheidspsychologie
Theoretische cursussen (36 EC) - inleiding in de godsdienstpsychologie - de multiculturele samenleving vanuit psychologisch perspectief - de sociale constructie van identiteit over de levensloop - keuzecursussen: drie uit: • psychologie van de seksualiteit • jeugdcultuur (2006-2007) • psychologie van de religieuze ervaring (2006-2007) • klinische godsdienstpsychologie • psychologie van de magie • psychogerontologie: individu en ontwikkeling • primaire relaties op latere leeftijd Vaardigheidscursussen (12 EC) - practicum onderzoeksmethoden cultuur- en persoonlijkheidspsychologie - practicum inhoudsanalyse - practicum interview Bachelorwerkstuk (6 EC)
Theoretische cursussen (36 EC)
16
OER BSc 2005-2006
OER BSc psychologie 2005-2006
Bijlage 6 Overgangsregeling voor studenten 'oude stijl' Tengevolge van het invoeren van de bacheloropleiding per september 2002 voor het eerste bachelorjaar, de propedeuse (B1), én de invoering per september 2003 voor het tweede bachelorjaar (B2) is het 2e jaarsprogramma (B2) enigszins gewijzigd. Onderstaande overgangsregeling is van toepassing op: 1. studenten die gestart zijn met de opleiding psychologie per september 2001 of eerder en het D1programma nog niet hebben afgerond; 2. studenten die zijn overgestapt van een andere universiteit naar de opleiding psychologie aan de RU en zijn ingeschaald conform het oude D1-programma. Studenten die één of meer van onderstaande cursussen nog niet hebben afgerond dienen de nieuwe B2 cursus(sen) te volgen. De inhoud en omvang van deze cursussen is niet wezenlijk veranderd. D1-programma oude stijl vakcode titel cursus PSAO210 Inleiding in de arbeids- en organisatiepsychologie PSKL210 Klinische psychologie (m.i.v. psychopathologie) PSKL220 Werkstuk klinische psychologie PSMA210 Methoden 2 PSST210 Statistiek 2 PSVP220 Vaardigheden voor psychologen 1 en 2
stp 3 3 1 5 4 6
B2-programma vakcode BPSAO20 BPSKL20 BPSKL21 BPSML20 BPSST20 BPSVP20
EC 4 4 2 7 6 8
Filosofie (inleiding in de wijsbegeerte voor psychologen)
Studenten die het studieonderdeel Filosofie van het D1-jaar nog niet hebben afgerond, dienen de nieuwe cursus BPSFI20 Filosofie voor psychologen te volgen. Aangezien deze nieuwe cursus BPSFI20 minder EC punten omvat (4 EC), krijgen deze studenten extra literatuur en extra tentamenvragen met een omvang van 2 EC aangeboden zodat het totaal 6 EC (vergelijkbaar met de studiebelasting van de oude cursus) omvat. Nadere informatie (rooster etc) wordt in oktober/november 2004 bekend gemaakt. Themagedeelte
In het D1-programma oude stijl diende men vier kernthema's te volgen van elk 5.7 EC. In het B2-programma worden er in drie achtereenvolgende periodes een zes- tot zevental kernthema's aangeboden van elk 7 EC waaruit de student per periode er één moet kiezen.
afgerond in D1 (5,7 EC) 4 3 2 1 0
aantal kernthema's nog te volgen uit B2 (7 EC) 0 1 2 3 4
Groepsindeling kernthema's
De kernthema's hebben een nieuwe groepsindeling. Studenten oude stijl hoeven geen rekening te houden met deze groepsindeling. Zij dienen zich te houden aan de 'oude' groepsindeling, d.w.z. de indeling van het jaar waarin zij met kernthema's begonnen zijn.
OER BSc 2005-2006
17
Onderwijsinstituut psychologie en kunstmatige intelligentie
18
OER BSc 2005-2006