Faculteit der Letteren
Radboud Universiteit
Onderwijs- en Examenregeling 2015 – 2016
Bacheloropleiding
Geschiedenis
Inhoud Deel 1: Algemeen ................................................................................................................................... 1 Paragraaf 1 – Algemeen ...................................................................................................................... 1 Artikel 1 – Toepasselijkheid van de regeling .................................................................................. 1 Artikel 2 – Begripsbepalingen ......................................................................................................... 1 Artikel 3 – De opleidingen .............................................................................................................. 2 Artikel 4 – Algemene eindtermen van de opleiding ........................................................................ 3 Artikel 5 – Vorm van de opleiding .................................................................................................. 3 Paragraaf 2 – Vooropleidingseisen ...................................................................................................... 3 Artikel 6 – Toelatingseisen.............................................................................................................. 3 Artikel 7 – Vervangende eisen voor toelating tot een bacheloropleiding met deficiënte vooropleiding................................................................................................................................... 3 Paragraaf 3 – Tentamens en examens ................................................................................................. 4 Artikel 8 – Studiekeuzeadvies ......................................................................................................... 4 Artikel 9 – De examens ................................................................................................................... 4 Artikel 10 – Vorm van tentamens ................................................................................................... 4 Artikel 11 – Tijdvakken en frequentie van tentamens ..................................................................... 4 Artikel 12 – Geldigheidsduur .......................................................................................................... 5 Artikel 13 – Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag .......................................................... 5 Artikel 14 – Inzagerecht en nabespreking ....................................................................................... 6 Artikel 15 – Vrijstelling van tentamens........................................................................................... 6 Artikel 16 – Fraude en Plagiaat ....................................................................................................... 6 Artikel 17 – Bewaartermijnen ......................................................................................................... 7 Artikel 18 – Uitslag examen ............................................................................................................ 7 Artikel 19 – Judicium ...................................................................................................................... 7 Artikel 20 – Volgorde onderwijs en tentamens ............................................................................... 8 Artikel 21 – Graad ........................................................................................................................... 8 Artikel 22 – Regels en richtlijnen.................................................................................................... 8 Paragraaf 4 – Studievoortgang, studiebegeleiding en studieadvies ..................................................... 8 Artikel 23 – Studievoortgang en studiebegeleiding ........................................................................ 8
Artikel 24 – Studieadvies eerste jaar ............................................................................................... 8 Artikel 25 – Voorlopig advies ......................................................................................................... 9 Artikel 26 – Persoonlijke omstandigheden...................................................................................... 9 Artikel 27 – Duur afwijzing ............................................................................................................ 9 Artikel 28 – Hardheidsclausule bindend studieadvies ..................................................................... 9 Paragraaf 5 – Overgangs- en slotbepalingen ..................................................................................... 10 Artikel 29 – Honours Programma en Honours Academy .............................................................. 10 Artikel 30 – Bekendmaking........................................................................................................... 10 Artikel 31 – Inwerkingtreding ....................................................................................................... 10
Deel 2: Opleidingsspecifiek ................................................................................................................. 11 Paragraaf 6 – Algemene bepalingen .................................................................................................. 11 Artikel 32 – Toepasselijkheid algemeen deel ................................................................................ 11 Artikel 33 – Specifieke eindtermen ............................................................................................... 11 Artikel 34 – Taal............................................................................................................................ 11 Artikel 35 – Toelating op grond van hbo-propedeusediploma ...................................................... 12 Artikel 36 – Minoren ..................................................................................................................... 12 Artikel 37 – Core Curriculum........................................................................................................ 13 Paragraaf 7 – Propedeuse .................................................................................................................. 13 Artikel 38 – Samenstelling propedeuse ......................................................................................... 13 Artikel 39 – Praktische oefeningen in de propedeuse ................................................................... 14 Paragraaf 8 – De postpropedeutische fase van de opleiding ............................................................. 15 Artikel 40 – Samenstelling postpropedeuse .................................................................................. 15 Artikel 41 – Praktische oefeningen in de postpropedeuse ............................................................. 16 Paragraaf 9 – Tentamens en examens van de opleiding .................................................................... 16 Artikel 42 – Volgorde van de tentamens (‘volgtijdelijkheid’) ...................................................... 16 Artikel 43 – Beperking geldigheidsduur behaalde studiepunten ................................................... 17 Artikel 44 – Weging ...................................................................................................................... 17
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016
Deel 1: Algemeen Paragraaf 1 – Algemeen Artikel 1 – Toepasselijkheid van de regeling 1. Deze onderwijs- en examenregeling is van toepassing op de initiële opleidingen die in de faculteit zijn ingesteld en beschrijft de geldende procedures, rechten en plichten met betrekking tot het onderwijs, de tentamens en de examens. Deel 1 van de regeling omvat bepalingen die van toepassing zijn op alle opleidingen; in Deel 2 zijn aanvullende specifieke bepalingen per opleiding opgenomen 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 7 van de structuurregeling van de Radboud Universiteit (hierna verder: de structuurregeling), wordt de OER vastgesteld of gewijzigd door de decaan nadat de opleidingscommissies daarover hebben geadviseerd en de facultaire gemeenschappelijke vergadering daarmee heeft ingestemd. Artikel 2 – Begripsbepalingen 1. De in deze regeling voorkomende begrippen hebben, indien die begrippen ook voorkomen in de structuurregeling, of in de wet, de betekenis die de Structuurregeling respectievelijk de wet daaraan geeft. 2. In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek, afgekort tot WHW; b. de opleiding: de bacheloropleiding als bedoeld in de wet; c. student: hij of zij1 die is ingeschreven aan de Radboud Universiteit Nijmegen voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; d. propedeuse: de propedeutische fase als onderdeel van de opleiding, als bedoeld in de wet; e. studierichting: een opleidingsvariant binnen de bacheloropleiding; f. (examen)onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; g. core curriculum: een door alle studenten van de geesteswetenschappelijke faculteiten verplicht te volgen pakket in de bacheloropleiding met een omvang van 15 studiepunten2; h. minor: een door het bestuur van de faculteit goedgekeurd en in de facultaire minorgids opgenomen pakket van samenhangende onderdelen met een omvang van 15 studiepunten3; i. bindend studieadvies: advies dat aan alle studenten aan het eind van het eerste jaar van de bacheloropleiding wordt verstrekt over de voortgang van hun studie, waarbij een negatief advies een bindend karakter heeft; j. Commissie Studieadvies Eerste Jaar: commissie die namens de decaan na het eerste semester het voorlopig, en aan het eind van het eerste jaar het definitieve, bindend, studieadvies uitbrengt. Deze commissie bestaat uit drie leden met als voorzitter de onderwijsdirecteur. De overige leden zijn in beginsel leden van de facultaire examencommissie; k. praktische oefening: een praktische oefening als bedoeld in art. 7.13 lid 2 onder d van de wet, in één van de volgende vormen: - het maken van een scriptie; - het verrichten van een literatuurstudie; - het deelnemen aan veldwerk of een excursie; 1
In deze tekst worden met de termen student/hij/hem/enz. zowel mannelijke als vrouwelijke studenten bedoeld Voor studenten die voor 1 september 2011 zijn begonnen met een bacheloropleiding aan de letterenfaculteit maakt het core curriculum geen deel uit van het programma. 3 Voor studenten die voor 1 september 2011 zijn begonnen met een bacheloropleiding aan de letterenfaculteit geldt een omvang van 20 studiepunten per minor 2
-1-
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 -
l.
m. n.
o.
p.
q. r. s. t. u.
v.
w.
het maken van een werkstuk; het verrichten van een stage; het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden; - de door de docent voorgeschreven opdrachten ter voorbereiding op een werkcollege. examencommissie: de examencommissie van de Faculteit der Letteren. Zie ook Structuurregeling Radboud Universiteit Nijmegen en het Reglement Examencommissie Faculteit der Letteren RU; examinator: degene die door de examencommissie wordt aangewezen ten behoeve van het afnemen van tentamens; tentamen: het onderzoek naar en de beoordeling van kennis, vaardigheden en inzicht van de student met betrekking tot een bepaalde onderwijseenheid, ongeacht de vorm waarin dit onderzoek plaatsvindt, door ten minste één daartoe door de examencommissie aangewezen examinator; deeltentamen: een tentamen van een examenonderdeel dat in gedeelten wordt afgelegd. Tenzij anders vermeld wordt in het vervolg van deze onderwijs- en examenregeling met een tentamen ook een deeltentamen bedoeld; examen: toetsing waarbij door de examencommissie wordt vastgesteld of alle tentamens van de tot de propedeuse behorende onderwijseenheden resp. van alle tot de opleiding behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd, voor zover de examencommissie niet heeft bepaald dat het examen tevens omvat een door haar zelf te verrichten onderzoek naar de kennis, inzicht en vaardigheden van de examinandus alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek; studiepunt (afgekort: ec): studiebelastingseenheid conform het European Credit Transfer System (ECTS), waarbij één studiepunt gelijk is aan 28 uren studie; werkdag: maandag t/m vrijdag met uitzondering van de erkende feestdagen en door het College van Bestuur vastgestelde verplichte vrije dagen; studiegids: de gids voor de opleiding, bevattende de specifieke informatie voor de opleiding; instelling: Radboud Universiteit Nijmegen; fraude: het handelen van een student dat erop gericht is het vormen van een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden of die van andere studenten geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken; plagiaat: het bij het maken van werkstukken, scripties en andere schriftelijke toetsen geheel of gedeeltelijk overnemen of parafraseren van teksten van andere auteurs zonder adequate bronvermelding en zonder dat duidelijk het begin en einde van citaten op adequate wijze is aangegeven; studiekeuzecheck: activiteit als beschreven in de Regeling Studiekeuzecheck: www.ru.nl/opleidingen/bacheloropleidingen/aanmelden/studiekeuzecheck/
Artikel 3 – De opleidingen 1. In de faculteit zijn de volgende bacheloropleidingen met een studielast van 180 ec. ingesteld: a. Algemene Cultuurwetenschappen b. Communicatie- en Informatiewetenschappen c. Duitse Taal en Cultuur d. Engelse Taal en Cultuur e. Geschiedenis f. Griekse en Latijnse Taal en Cultuur g. Kunstgeschiedenis -2-
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 h. Nederlandse Taal en Cultuur i. Romaanse Talen en Culturen j. Taalwetenschap 2. De bacheloropleidingen omvatten een propedeutische fase van 60 ec. 3. In de faculteit zijn de volgende masteropleidingen met een studielast van 60 ec ingesteld: a. Communicatie- en Informatiewetenschappen b. Geschiedenis c. Kunst- en Cultuurwetenschappen d. Letterkunde e. Noord Amerika Studies f. Oudheidstudies g. Taalwetenschappen 4. In de faculteit zijn de volgende masteropleidingen met een studielast van 120 ec ingesteld: a. Europese Studies b. Taalwetenschappen (research), specialisatie Language and Communication c. Geschiedenis (research), specialisatie Historische Wetenschappen: Ideologie, Mentaliteit en Maatschappelijke Praktijk d. Kunst- en Cultuurwetenschappen (research), specialisatie Kunst en Visuele Cultuur in storisch Perspectief e. Letterkunde (research), specialisatie Letterkunde en Literatuurwetenschap: Nieuwe Filologie Artikel 4 – Algemene eindtermen van de opleiding 1. De opleidingen beogen de studenten: a. kennis, inzicht en vaardigheden op het desbetreffende gebied bij te brengen; b. academisch te vormen, en c. voor te bereiden op een verdere (studie-)loopbaan. 2. Studenten aan wie voor één van de bacheloropleidingen genoemd in artikel 3.1 een graad als bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid van de wet is verleend, worden onvoorwaardelijk toegelaten tot ten minste één van de masteropleidingen van de universiteit. Artikel 5 – Vorm van de opleiding De opleiding wordt uitsluitend voltijds verzorgd.
Paragraaf 2 – Vooropleidingseisen Artikel 6 – Toelatingseisen 1. Degene die voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde vooropleidingseisen wordt toegelaten tot de daarvoor in aanmerking komende opleidingen. 2. Het college van Bestuur kan, overeenkomstig artikel 7.29 van de wet, personen van 21 jaar en ouder die niet voldoen aan de toelatingseisen, van die eisen vrijstellen, indien zij via een toelatingsonderzoek of ‘colloquium doctum’ alsnog blijk hebben gegeven van geschiktheid voor de opleiding. Een aanvraag tot toelating moet worden gericht aan het College van Bestuur. Artikel 7 – Vervangende eisen voor toelating tot een bacheloropleiding met deficiënte vooropleiding Niet van toepassing
-3-
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 Paragraaf 3 – Tentamens en examens Artikel 8 – Studiekeuzeadvies 1. Degene als bedoeld in artikel 7.31b van de wet die zich als student wil inschrijven en zich vóór 1 mei voor de eerste maal aanmeldt voor de propedeutische fase van een bacheloropleiding ontvangt een studiekeuzeadvies op basis van de studiekeuzecheck zoals bedoeld in de Regeling Studiekeuzecheck. 2. Het studiekeuzeadvies is niet bindend. Artikel 9 – De examens 1. Het eerste jaar van de bacheloropleiding wordt afgesloten met het propedeuse-examen. 2. De bacheloropleiding wordt afgesloten met het bachelorexamen. Artikel 10 – Vorm van tentamens 1. Tentamens worden in beginsel schriftelijk of mondeling afgelegd 2. De examencommissie kan bepalen dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. 3. Mondelinge tentamens zijn in beginsel niet openbaar waarbij in beginsel niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd wordt. 4. Het mondeling afnemen van tentamens geschiedt zo mogelijk in aanwezigheid van een tweede examinator of een door de examencommissie aangewezen waarnemer. In bijzondere gevallen kan de examencommissie bepalen dat een bandopname wordt gemaakt van het tentamen. 5. Aan studenten met een functiebeperking wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun beperking aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zonodig deskundig advies in alvorens te beslissen. 6. Ten aanzien van een tentamen dat betrekking heeft op een onderdeel dat niet in de opleiding wordt onderwezen, geldt wat daarover in de voor dat onderdeel geldende onderwijs- en examenregeling is bepaald. Artikel 11 – Tijdvakken en frequentie van tentamens 1. Tot het afleggen van de tentamens wordt tweemaal de gelegenheid gegeven in het studiejaar waarin het betreffende onderwijs wordt gegeven. De datum van de eerste tentamengelegenheid dient aan het begin van het betreffende semester waarin het bij het betreffende onderdeel behorende onderwijs van start gaat, bekend te zijn. De datum van de tweede tentamengelegenheid dient bekend te zijn voordat de eerste gelegenheid heeft plaatsgevonden. Met betrekking tot het bachelorwerkstuk, de stage en andere onderdelen die niet met een tentamen worden afgesloten, kan de opleiding anders bepalen in het opleidingsspecifieke deel van deze regeling. 2. In een studiejaar waarin het onderwijs van een onderdeel voor het eerst niet meer wordt gegeven, wordt ten minste nog eenmaal gelegenheid gegeven het tentamen van het betreffende onderdeel af te leggen. 3. Werkstukken waarvoor door de opleiding of de docent(en) geen vaste inleverdata zijn vastgesteld, dienen uiterlijk 12 maanden na afloop van het onderdeel waarop ze betrekking hebben, te worden ingediend. Overigens dienen werkstukken altijd ten minste 30 dagen voor de dag waarop het examen wordt aangevraagd te worden aangeboden aan de examinator. 4. Een met goed gevolg afgelegd tentamen mag zonder de expliciete toestemming van de examencommissie niet herkanst worden. Indien deze toestemming wordt verleend, geldt het laatst behaalde cijfer.
-4-
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 5. Wanneer een tentamen dat niet met goed gevolg is afgelegd wordt herkanst, is het laatst behaalde cijfer bepalend voor het behaalde resultaat. 6. Studenten die zich via Osiris inschrijven voor cursussen zijn tevens aangemeld voor de eerste tentamengelegenheid in het desbetreffende studiejaar. Indien een student niet wenst deel te nemen aan het tentamen dient hij zich tijdig, uiterlijk 7 dagen voor de tentamendatum, af te melden via Osiris. 7. Studenten dienen zich uiterlijk 7 dagen voor de datum van de tweede tentamengelegenheid in te schrijven. Voor die tweede gelegenheid van periode 4 kunnen studenten zich op het laatst op 24 juni 2016 inschrijven. Studenten die zich niet of niet tijdig hebben ingeschreven lopen het risico dat zij niet aan het tentamen kunnen deelnemen. Artikel 12 – Geldigheidsduur 1. a. Voor studenten die vanaf 1 september 2011 voor het eerst in de propedeuse staan ingeschreven is de geldigheidsduur van behaalde tentamens in principe onbeperkt. b. In afwijking van het bepaalde in lid 1a. wordt daar waar nodig in het opleidingsspecifieke deel aangegeven welke onderdelen een beperkte geldigheidsduur hebben. 2. Voor studenten die zich tussen 1 september 2009 en 1 september 2011 voor het eerst voor de bacheloropleiding hebben ingeschreven geldt dat wanneer zij vijf jaar na het eerste moment van inschrijving voor de opleiding het bachelorexamen niet behaald hebben, op dat moment alle resultaten van behaalde postpropedeutische onderdelen vervallen. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid kan de examencommissie met betrekking tot een onderdeel waarvan de geldigheidsduur is verstreken, op inhoudelijke gronden besluiten om de geldigheidsduur te verlengen. Artikel 13 – Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. De examinator stelt binnen 10 werkdagen na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en administreert het resultaat in Osiris. 2. De examinator stelt binnen 15 werkdagen na het afnemen van een schriftelijk tentamen de uitslag vast en administreert het resultaat in Osiris. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid stelt de examinator de resultaten van tentamens en herkansingen van periode 4 vast binnen 5 werkdagen na afloop van de betreffende tentamenperiode. 4. De begeleider van het bachelorwerkstuk stelt het eindcijfer van dit onderdeel vast binnen de het tweede lid genoemde termijn. 5. Ten aanzien van een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamens bepaalt de examencommissie c.q. de examinator tevoren binnen welke termijn en op welke wijze de student een schriftelijke verklaring van de uitslag zal ontvangen. 6. Eindresultaten van examenonderdelen worden uitgedrukt in hele of halve cijfers waarbij 6,0 als laagste voldoende geldt. Daarbij gelden de volgende afrondingsregels: - Tot .,25 wordt naar beneden afgerond op .,0 - Van .,25 tot .,75 wordt afgerond op .,5 - Vanaf .,75 wordt naar boven afgerond op .,0 Bij afronding worden cijfers na de tweede decimaal genegeerd. 7. In afwijking van het bepaalde in het zesde lid wordt een einduitslag niet vastgesteld op 5,5. Een gemiddelde tussen 5,5 en 6,0 wordt afgerond naar 6,0. Een gemiddelde tussen 5,0 tot 5,5 wordt afgerond naar 5,0. Bij afronding worden cijfers na de eerste decimaal genegeerd. 8. Resultaten van deeltentamens mogen wel worden uitgedrukt in cijfers met 1 decimaal. Bij afronding worden cijfers na de eerste decimaal genegeerd. -5-
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 Artikel 14 – Inzagerecht en nabespreking 1. Na de bekendmaking van de uitslag van een mondeling tentamen vindt een nabespreking plaats tussen de examinator en de student, waarbij de gegeven uitslag nader wordt toegelicht. 2. Binnen een termijn van 4 weken na de bekendmaking van de uitslag van een anders dan mondeling afgelegd tentamen kan de student op zijn verzoek inzage verkrijgen in zijn beoordeeld werk en aan de desbetreffende examinator om een nabespreking verzoeken. De nabespreking vindt plaats op een door de examinator te bepalen plaats en tijdstip. 3. De examinator kan bepalen dat de inzage of kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op ten minste twee vaste tijdstippen. Indien de student aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het tweede lid genoemde termijn. 4. In verband met de beperkte tijd tussen tentamenperiode 4 en herkansingsperiode 4 en tussen herkansingsperiode 4 en het uitbrengen van het bindend studieadvies, vindt inzage van een tentamen uit deze periodes plaats op de dag van bekendmaking van de betreffende resultaten. Waar het herkansingsperiode 4 betreft kan een uitzondering gemaakt worden voor postpropedeuseonderdelen. 5. Indien een collectieve nabespreking wordt georganiseerd, kan de student een verzoek als bedoeld in het tweede lid pas indienen, wanneer hij bij de collectieve nabespreking aanwezig is geweest en zijn verzoek motiveert, of indien hij door overmacht verhinderd is geweest bij de collectieve bespreking aanwezig te zijn. 6. Het bepaalde in het vijfde lid is ook van toepassing wanneer de examencommissie dan wel de examinator aan de student de gelegenheid biedt om zijn uitwerking te vergelijken met modelantwoorden. 7. Gedurende de in het tweede lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en opdrachten van het tentamen en zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. Artikel 15 – Vrijstelling van tentamens 1. De examencommissie kan de student op diens verzoek vrijstelling verlenen van het afleggen van een tentamen (met inachtneming van hetgeen hieronder in lid 3 is vermeld), indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; b. hetzij aantoont door relevante werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken met betrekking tot het desbetreffende onderdeel. 2. Om in aanmerking te komen voor een bachelordiploma kan een student voor maximaal de helft van het aantal studiepunten van een examen vrijgesteld worden. 3. Vrijstelling van het bachelorwerkstuk van 10 ec kan alleen worden verkregen indien een student een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire opleiding heeft voltooid. Artikel 16 – Fraude en Plagiaat 1. Wanneer een docent of surveillant tijdens een tentamen of bij het nakijken van een tentamen of een werkstuk fraude, plagiaat of andere onregelmatigheden constateert of vermoedt, deelt hij dit schriftelijk mede aan de examencommissie van de betrokken opleiding en aan de betrokken student. 2. De examencommissie beslist vervolgens binnen 10 werkdagen over de eventueel te nemen maatregelen. De examencommissie beslist niet dan nadat de student die het betreft door haar is
-6-
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 gehoord, of althans daartoe in de gelegenheid is gesteld. Van het horen wordt een schriftelijk verslag gemaakt. 3. In geval van fraude tijdens het tentamen wordt de student uitgesloten van (verdere) deelname aan het tentamen. Uitsluiting heeft tot gevolg dat van het betreffende tentamen geen uitslag wordt vastgesteld. 4. Conform artikel 7.12b, lid 2 van de wet kunnen de door de examencommissie in geval van fraude of plagiaat te nemen maatregelen inhouden dat de student gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste 12 maanden het recht wordt ontnomen één of meer aan te wijzen tentamens en/of examens aan de instelling af te leggen. 5. In aansluiting op de in lid 3 genoemde maatregelen kan een examencommissie in geval van plagiaat de student de verplichting opleggen een nieuw werkstuk te schrijven over een door de voor het examenonderdeel verantwoordelijke docent vast te stellen onderwerp. Artikel 17 – Bewaartermijnen De examinator bewaart de tentamens en andere onderdelen die meetellen bij de bepaling van de uitslag zoals werkstukken, opdrachten en dergelijke, ten minste twee jaar nadat het tentamen heeft plaatsgevonden. Bachelorwerkstukken dienen gedurende ten minste zeven jaar bewaard te blijven. Artikel 18 – Uitslag examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, nadat de student de vereiste bewijzen heeft overgelegd van de door hem behaalde tentamens van de onderdelen van de opleiding. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding. Artikel 19 – Judicium 1. Met inachtneming van het in dit artikel bepaalde is de examencommissie het orgaan dat vaststelt of een, en zo ja welk, judicium wordt toegekend. 2. Het judicium a. "cum laude" wordt toegekend indien de gewogen gemiddelde uitslag van de eindbeoordeling van de in de lid 3 bedoelde onderdelen groter is dan of gelijk is aan 8,0, of b. "summa cum laude" wordt toegekend indien de gewogen gemiddelde uitslag van de eindbeoordeling van de in de lid 3 bedoelde onderdelen groter is dan of gelijk is aan 9,0. 3. Het judicium wordt berekend over alle onderdelen van het examenprogramma waarvoor een cijfer is toegekend op een schaal van 1 tot en met 10, met uitzondering van de extracurriculaire onderdelen. 4. Als weegfactor bij de berekening van de gewogen gemiddelde uitslag, geldt het aantal ec's van het onderdeel als bedoeld in lid 3, tenzij in het opleidingsspecifieke deel anders is bepaald. 5. Het judicium wordt niet toegekend indien meer dan 10 procent van de totale studielast van het examenprogramma (zijnde een of meer onderdelen) is herkanst en als tentamens meer dan éénmaal zijn herkanst, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie om gemotiveerd anders te beslissen. 6. Het judicium wordt niet toegekend indien bij een van de onderdelen van het gehele examenprogramma fraude is geconstateerd. 7. In afwijking van het hierboven bepaalde geldt tot en met 1 september 2018 voor studenten die vanaf 1 september 2010 ononderbroken voor de opleiding staan ingeschreven, de judiciumregeling zoals die gold op 1 september 2014.
-7-
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 Artikel 20 – Volgorde onderwijs en tentamens Studenten die vanaf 1 september 2011 voor het eerst in de propedeuse van een letterenopleiding staan ingeschreven en die het propedeutisch examen nog niet hebben behaald, maar wel een positief studieadvies als bedoeld in paragraaf 4 hebben gekregen, mogen postpropedeutisch onderwijs volgen en de desbetreffende tentamens afleggen met inachtneming van de geldende volgtijdelijkheid zoals beschreven in deel 2 van deze regeling. Artikel 21 – Graad 1. Aan degene die het bachelorexamen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Bachelor of Arts” (BA) verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 22 – Regels en richtlijnen 1. Het faculteitsbestuur heeft in het bijzonder tot taak het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens. 2. In het Reglement Examencommissie Faculteit der Letteren stelt het faculteitsbestuur regels vast met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de tentamens en met betrekking tot de in dat verband te nemen maatregelen. 3. Het faculteitsbestuur kan aan de examinatoren richtlijnen en aanwijzingen geven met betrekking tot de beoordeling van degene die het tentamen aflegt en met betrekking tot de vaststelling van de uitslag van het tentamen.
Paragraaf 4 – Studievoortgang, studiebegeleiding en studieadvies Artikel 23 – Studievoortgang en studiebegeleiding 1. De decaan draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten, dat aan elke student desgevraagd binnen een redelijke termijn een overzicht kan worden verschaft van de op dat moment in het systeem vastgelegde behaalde resultaten. 2. De decaan draagt zorg voor een adequate studiebegeleiding Artikel 24 – Studieadvies eerste jaar 1. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt namens de decaan aan het einde van het eerste studiejaar waarin een student staat ingeschreven voor de propedeutische fase van een voltijdse bacheloropleiding, uiterlijk op 31 augustus, een advies uit over de voortzetting van de opleiding, zoals bedoeld in artikel 7.8b van de wet. 2. De propedeutische fase van de opleiding omvat het programma van het eerste studiejaar van de bacheloropleiding met een studielast van 60 ec. 3. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt een positief advies uit aan de student die ten minste 40 ec van de in het tweede lid bedoelde propedeutische fase heeft behaald. 4. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt aan de student die niet voldoet aan de voorwaarde genoemd in het derde lid een negatief studieadvies uit, tenzij er sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden zoals bedoeld in artikel 26. Aan het negatieve studieadvies wordt een bindende afwijzing verbonden. 5. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt een voornemen inzake een bindend afwijzend studieadvies ter kennis van de student en stelt de student in de gelegenheid te worden gehoord, voordat het bindend afwijzende studieadvies wordt uitgebracht.
-8-
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 6. Om te bepalen of het aantal vereiste studiepunten bedoeld in het derde lid is behaald, worden studiepunten toegekend voor vrijstellingen, niet meegerekend. De examencommissie kan bij het verlenen van de vrijstellingen anders bepalen en vervangende of aanvullende eisen stellen. 7. Het horen van studenten geschiedt door de Commissie Studieadvies Eerste Jaar. 8. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar verstrekt aan studenten die worden ingeschreven na 31 januari het bindend studieadvies aan het eind van het tweede studiejaar. De commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt enkel dan een positief advies uit indien de propedeuse is behaald. 9. De decaan is bevoegd nadere regels vast te stellen voor studenten die zijn ingeschreven voor een bij of krachtens deze Onderwijs- en Examenregeling erkende dubbelstudie. 10. Studenten die de inschrijving beëindigen vóór 1 maart ontvangen dat studiejaar geen studieadvies. Indien zij zich het daarop volgende studiejaar opnieuw inschrijven voor deze opleiding ontvangen zij het bindend studieadvies aan het einde van het tweede inschrijvingsjaar. Het bepaalde in de laatste volzin van het achtste lid is van overeenkomstige toepassing. 11. Tegen de bindende afwijzing kan een student binnen zes weken beroep aantekenen bij het College van Beroep voor de Examens. Het beroep heeft geen schorsende werking. Artikel 25 – Voorlopig advies 1. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt na afloop van het eerste semester aan de student een voorlopig studieadvies uit op basis van de tot dan toe geregistreerde resultaten. 2. Het voorlopige studieadvies is vooral als waarschuwing bedoeld voor studenten die onvoldoende studievoortgang hebben geboekt. De daarvoor in aanmerking komende studenten worden uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur om te bezien op welke wijze het studieresultaat kan worden verbeterd dan wel welke andere opleiding een alternatief zou kunnen zijn. Artikel 26 – Persoonlijke omstandigheden 1. Bij het besluit betreffende de bindende afwijzing betrekt de commissie studieadvies eerste jaar in de afweging de persoonlijke omstandigheden bedoeld in artikel 2.1. van het Uitvoeringsbesluit WHW, voor zover deze omstandigheden onverwijld door of namens betrokkene zijn gemeld aan de studieadviseur, een studentendecaan of een andere daartoe aangewezen persoon. Aan de student kan worden gevraagd het beroep op persoonlijke omstandigheden nader te onderbouwen of aannemelijk te maken. 2. Als persoonlijke omstandigheden komen uitsluitend in aanmerking de omstandigheden die bij of krachtens de wet zijn genoemd. 3. Indien op grond van het eerste lid nog geen negatief advies wordt uitgebracht met een bindende afwijzing, brengt de Commissie Studieadvies Eerste Jaar voor het einde van het tweede studiejaar alsnog een studieadvies uit zoals bedoeld in de laatste volzin van artikel 24, lid 8. Artikel 27 – Duur afwijzing Studenten die een negatief bindend studieadvies hebben ontvangen mogen zich gedurende een periode van drie jaren niet meer inschrijven voor de desbetreffende bacheloropleiding, dan wel voor door de decaan aan te wijzen bacheloropleidingen die de desbetreffende propedeutische fase geheel of gedeeltelijk gemeen hebben. Artikel 28 – Hardheidsclausule bindend studieadvies In bijzondere gevallen, kan de decaan, gehoord de commissie studieadvies eerste jaar, besluiten aan een negatief advies (nog) geen bindende afwijzing te verbinden.
-9-
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 Paragraaf 5 – Overgangs- en slotbepalingen Artikel 29 – Honours Programma en Honours Academy Excellente bachelorstudenten van de letterenfaculteit kunnen deelnemen aan het interdisciplinaire Honours Programma of de disciplinaire programma’s van de Radboud Honours Academy. Artikel 30 – Bekendmaking De onderwijsdirecteur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling en van wijzigingen hierin. Artikel 31 – Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2015. Aldus vastgesteld bij besluit van de decaan van de Faculteit der Letteren op 31 juli 2015.
- 10 -
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016
Deel 2: Opleidingsspecifiek Paragraaf 6 – Algemene bepalingen Artikel 32 – Toepasselijkheid algemeen deel Op deze bacheloropleiding is het bepaalde in het Algemeen Deel van dit reglement van toepassing voor zover daarvan in de navolgende bepalingen niet wordt afgeweken. Artikel 33 – Specifieke eindtermen Conform het bepaalde in artikel 4 beoogt de opleiding de student kennis, vaardigheden en inzicht bij te brengen op het gebied van deGeschiedenis, zodat deze na voltooiing van de opleiding beschikt over een adequate academische vorming, voorbereid is op een maatschappelijke functie in het verlengde van de opleiding en op een verdere studieloopbaan met het recht op toegang tot de masteropleiding Geschiedenis zoals genoemd in de betreffende OER. Artikel 34 – Taal 1. De opleiding wordt in beginsel verzorgd in de Nederlandse taal 2. Voor deelname aan het onderwijs en de tentamens in het Nederlands is een voldoende beheersing van het Nederlands vereist. Aan deze eis is voldaan indien de student ofwel: a. in het bezit is van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, behaald aan een Nederlandstalige instelling van voortgezet onderwijs binnen of buiten Nederland, ofwel b. in het bezit is van een diploma hoger beroepsonderwijs van een dergelijke instelling, ofwel c. in het bezit is van een toelatingsverklaring tot het wetenschappelijk onderwijs in Nederland, ofwel d. in het bezit is van een van de hierna te noemen diploma’s of certificaten: i. het diploma van het Staatsexamen Nederlands als tweede taal, programma II (NT2II) ii. het RU-certifcaat Nederlands als tweede taal (RU-NT2); iii. het Certificaat Nederlands als vreemde taal, profiel Academische Taalvaardigheid óf profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs; iv. International Baccalaureate: Nederlands als Language A of Language B (Higher Level); v. Europees Baccalaureaat: Nederlands als tweede taal; vi. Verenigd Koninkrijk: Nederlands op GCE A-level (vanaf 1998); vii. International GCSE First Language; viii. Duitsland: Zeugnis der Allgemeinen Hochschulreife met Nederlands als Leistungsof Grundkurs; ix. Suriname: Vwo-diploma, propedeuse Anton de Kom universiteit; x. België: Diploma van Secundair Onderwijs (ASO), of xi. Overzeese gebiedsdelen: vwo-diploma met Nederlands als eindexamenvak dan wel een diploma hoger onderwijs. 3. Voor deelname aan het onderwijs en tentamens in het Engels is een voldoende beheersing van die taal vereist. Aan deze eis is in ieder geval voldaan wanneer de student: - in het bezit is van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs; of - 11 -
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 -
in het bezit is van een diploma van voortgezet onderwijs, behaald aan een Engelstalige instelling van voortgezet onderwijs binnen of buiten Nederland; of in het bezit is van een diploma hoger beroepsonderwijs, of een van de onderstaande toetsen heeft afgelegd: a. de Test of English as a Foreign Language (TOEFL) met een score van 550 punten of hoger (paper based), 213 punten of hoger (computer based) of 79 punten of hoger (internet based); b. de International English Language Testing System( IELTS) met een score van 6.0 of hoger, c. Cambridge Certificate of Advanced English met een score van 60% of hoger.
Artikel 35 – Toelating op grond van hbo-propedeusediploma 1. Bezitters van een hbo-propedeuse diploma worden desgevraagd vrijgesteld van de vooropleidingseis bedoeld in artikel 7.24 WHW, mits zij aantonen te beschikken over de kennis, het inzicht en de vaardigheden om de opleiding met goed gevolg af te ronden. 2. Aan de in lid 1 bedoelde eis is in ieder geval voldaan indien: a. - de hbo-propedeuse binnen een jaar is behaald, en - het gemiddelde behaalde cijfer minimaal een zeven is b. zij door middel van een deelcertificaat aantonen te beschikken over voldoende kennis van de volgende vakken op het niveau van het vwo-eindexamen: - Nederlands - Engels Artikel 36 – Minoren 1. De bachelor omvat twee minoren van 15 ec elk, door de student te kiezen uit het onderwijsaanbod van de faculteit of daarbuiten4. Met betrekking tot de tijdvakken, frequentie en mogelijke vormen van tentaminering, fraude en plagiaat, de vaststelling en bekendmaking van de tentamenuitslag, de geldigheidsduur, het inzagerecht en vrijstellingen geldt voor het minoronderwijs hetgeen in deel 1 van deze Onderwijs- en Examenregeling is vastgelegd. Voor de vormgeving van het onderwijs wordt verwezen naar de minorgids van de faculteit: studiegids.science.ru.nl/2015/arts/prospectus/minorgids/. Voor cursussen die buiten de opleiding gevolgd worden, bijvoorbeeld in het kader van een vrije minor, geldt met betrekking tot de tentaminering etc. hetgeen bepaald is door de examencommissie van de opleiding die het onderwijs verzorgt. 2. Het totale minorpakket van een student mag niet meer dan 15 ec aan propedeusecursussen bevatten. 3. De student heeft de mogelijkheid om maximaal één minor zelf samen te stellen uit het onderwijsaanbod van de faculteit of daarbuiten. Een zogeheten „vrije minor‟ vereist de goedkeuring van de examencommissie5. Een verzoek tot goedkeuring van een door de student zelf samengestelde minor wordt door de student ten minste twee maanden voor het afleggen van het eerste onderdeel bij de examencommissie ingediend. In bijzondere gevallen kan de examencommissie afwijken van de genoemde termijn.
4
Studenten die vóór 1 september 2014 met de propedeuse van de opleiding zijn begonnen, volgen drie minoren van ieder 15 ec. Studenten die voor 1 september 2011 met de propedeuse van deze opleiding zijn begonnen volgen drie minoren van ieder 20 ec. 5 Studenten die vóór 1 september 2014 met de propedeuse van de opleiding zijn begonnen, mogen maximaal twee vrije minoren in hun programma opnemen.
- 12 -
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 4. Een besluit goedkeuring van de in lid 3 bedoelde minor te onthouden wordt door de examencommissie gemotiveerd genomen, nadat de betrokkene in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. 5. Ten aanzien van de in lid 3 bedoelde minor beslist de examencommissie binnen vier weken na ontvangst van het verzoek of, indien het verzoek is ingediend binnen een academische vakantie, binnen vier weken na afloop daarvan. De examencommissie kan de beslissing voor ten hoogste twee weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de in de eerste zin genoemde termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de student. 6. Indien een student in de in lid 3 bedoelde minor wijzigingen wenst aan te brengen in de keuze van de onderdelen waarover reeds goedkeuring is verkregen, kan hij een verzoek daartoe indienen bij de examencommissie. De criteria die in dit artikel worden genoemd, zijn ook van toepassing op de gewenste wijzigingen. Artikel 37 – Core Curriculum 1. Alle studenten die vanaf 1 september 2011 voor het eerst in de propedeuse staan ingeschreven, volgen gedurende hun studie een core curriculum van 15 ec. Dit core curriculum bestaat uit de volgende onderdelen: - Wijsgerige reflectie: Geschiedfilosofie 1 (5 ec.) - Kennis en inzichten in de humaniora (5 ec.) Keuze uit (onder voorbehoud): - Theories of interpretation: understanding and explanation in the Humanities - Intellectuele geschiedenis van het Christendom - De oudheid en haar voortleven in de Europese cultuur - Ways of seeing. From mimesis to hyperrealism in the visual arts - Van Beowulf tot Brecht: Meesterwerken uit de Europese Letterkunde - Jodendom, christendom, islam: Oorsprong, conflict, en dialoog - De taal van literatuur - De academicus voor de klas - Geesteswetenschappen en samenleving (5 ec.) 2. Voor de vormgeving van het onderwijs wordt verwezen naar de studiegids van de opleiding: studiegids.science.ru.nl/2015/arts/
Paragraaf 7 – Propedeuse Artikel 38 – Samenstelling propedeuse 1. De propedeuse omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast in ec. Voor de vormgeving van het onderwijs wordt verwezen naar de studiegids van de opleiding: studiegids.science.ru.nl/2015/arts/: Mentoraat Oudheid I6 Oudheid II Middeleeuwen I7
0 5 5 5
6
Studenten die voor 1 september 2015 begonnen met de opleiding volgden ipv de cursussen Oudheid I en II de cursus Oudheid (10ec). Indien deze laatste cursus niet is behaald, komen de eerstgenoemde twee cursussen hiervoor in de plaats conform de geldende overgangsregeling 7 Studenten die voor 1 september 2015 begonnen met de opleiding volgden ipv de cursussen Middeleeuwen I en II de cursus Middeleeuwen (10ec). Indien deze laatste cursus niet is behaald, komen de eerstgenoemde twee cursussen hiervoor in de plaats conform de geldende
- 13 -
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 Middeleeuwen II Nieuwe tijd I8 Nieuwe tijd II Nieuwste tijd I9 Nieuwste tijd II Globalisering Nederlandse geschiedenis B1 Propedeusewerkstuk Core curriculum 1: Geschiedfilosofie 1
5 5 5 5 5 5 5 5 5
2. a. De aanwezigheid bij een werkcollege, inclusief het mentoraat, is verplicht. b. Een student die bij meer dan 20% van de werkcolleges niet aanwezig is, wordt uitgesloten van verdere deelname en van de bij de cursus behorende toetsen. c. De cursuscoördinator kan in bijzondere omstandigheden tot een individuele uitzondering op lid 2. besluiten. Artikel 39 – Praktische oefeningen in de propedeuse 1. De volgende propedeuseonderdelen, als genoemd in artikel 38, omvatten, eventueel naast het onderwijs in de vorm van hoor-, werk- of instructiecolleges, praktische oefeningen in de daarbij aangegeven vorm: - Oudheid I: opdrachten - Oudheid II: opdrachten - Middeleeuwen I: opdrachten - Middeleeuwen II: opdrachten - Nieuwe tijd I: opdrachten - Nieuwe tijd II: opdrachten - Nieuwste tijd I: opdrachten - Nieuwste tijd II: opdrachten - Propedeusewerkstuk: werkstuk - Geschiedfilosofie I: opdrachten 2. Het tentamen van een onderdeel genoemd in het eerste lid van dit artikel, kan niet worden afgelegd dan nadat de desbetreffende praktische oefeningen met voldoende resultaat zijn afgelegd: Niet van toepassing 3. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de praktische oefening als het behalen van het desbetreffende tentamen: Niet van toepassing.
overgangsregeling 8 Studenten die voor 1 september 2015 begonnen met de opleiding volgden ipv de cursussen Nieuwe tijd I en II de cursus Nieuwe tijd (10ec). Indien deze laatste cursus niet is behaald, komen de eerstgenoemde twee cursussen hiervoor in de plaats conform de geldende overgangsregeling 9 Studenten die voor 1 september 2015 begonnen met de opleiding volgden ipv de cursussen Nieuwste tijd I en II de cursus Nieuwste tijd (10ec). Indien deze laatste cursus niet is behaald, komen de eerstgenoemde twee cursussen hiervoor in de plaats conform de geldende overgangsregeling
- 14 -
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 Paragraaf 8 – De postpropedeutische fase van de opleiding Artikel 40 – Samenstelling postpropedeuse10 1. De postpropedeuse omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast in ec. Voor de vormgeving van het onderwijs wordt verwezen naar de studiegids van de opleiding: studiegids.science.ru.nl/2015/arts/ Historiografie Europa historisch beschouwd Gendergeschiedenis Religiegeschiedenis Geschiedfilosofie 2 Onderzoekslaboratorium Keuzepakket (keuze uit onderstaande pakketten à 15 ec) - Oude en Middeleeuwse geschiedenis De Byzantijnse tijd Romeinse keizertijd De vroege westerse middeleeuwen - Cultuurgeschiedenis Politieke cultuur: de verbeelding van de macht en de macht van beelden Inleiding cultuurgeschiedenis: steden, stromingen, wendingen Historische cultuur van oorlog en massaal geweld - Sociale Geschiedenis van Noord Amerika American identities: sociale tegenstellingen en strijd in het naoorlogse Amerika, 1945 – nu Wie schiepen de VS? 1: verandering en strijd in de sociale geschiedenis van de VS (1492 -1877) Wie schiepen de VS? 1: verandering en strijd in de sociale geschiedenis van de VS (1877 - heden) - Politieke Geschiedenis Geschiedenis van het politiek en ideologisch denken Nederland, Europa en de wereld 1. Themawerkgroep: keuze uit • Nederlandse politieke en parlementaire geschiedenis • Wat is politieke geschiedenis nu? • Europese integratie in historisch perspectief • History of international relations and organizations. Themacollege 1 en 2 (keuze uit onderstaande onderdelen) - The League of Nations - Experiment or Failure? - Urban Bodies in the Late Middle Ages - Oudheid in het heden - Interculturele ontmoetingen Nederlands Indië - De vroegmoderne stad: oord van verdriet of baken van moderniteit - Join the club? In-/uitsluiting in sport Core Curriculum Minoren Bachelorwerkstuk 10
5 10 5 5 5 5
5 5 5 5 5 5 5 5 5
5 5 5
10+10
10 30 10
Studenten die voor 1 september 2014 begonnen met de opleiding volgden ipv de cursussen Nederlandse Geschiedenis B1 (5ec) en Propedeusewerkstuk (5ec) de cursus Nederlandse Geschiedenis B2 (10ec). Indien deze laatste cursus niet is behaald, komen de eerstgenoemde twee cursussen hiervoor in de plaats conform de geldende overgangsregeling. In plaats van het keuzepakket (15ec) volgden zij een extra minor (15 ec).
- 15 -
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016
2.
a. De aanwezigheid bij een werkcollege is verplicht. b. Een student die bij meer dan 20% van de werkcolleges niet aanwezig is, wordt uitgesloten van verdere deelname en van de bij de cursus behorende toetsen. c. De cursuscoördinator kan in bijzondere omstandigheden tot een individuele uitzondering op lid 2. besluiten.
Artikel 41 – Praktische oefeningen in de postpropedeuse 1. De volgende onderdelen van de postpropedeutische fase, als genoemd in artikel 40, omvatten, naast het onderwijs in de vorm van hoor-, werk- of instructiecolleges, praktische oefeningen in de daarbij aangegeven vorm: - Historiografie: opdrachten,/masterclasses - Europa historisch beschouwd: werkstukken/mondelinge presentaties, - Gendergeschiedenis: opdrachten/masterclasses - Religiegeschiedenis: werkstuk/referaten - Geschiedfilosofie 2: opdrachten/werkstuk - Onderzoekslaboratorium: onderzoek/verslag - Keuzepakketten: opdrachten/referaten/werkstuk - Themacollege: opdrachten/referaten/werkstuk - Bachelorwerkstuk: werkstuk - Kunstkritiek en repertoire: bezoek aan culturele instellingen en voorstellingen, schriftelijke 2. Het tentamen van een onderdeel genoemd in dit lid kan niet worden afgelegd dan nadat de desbetreffende praktische oefeningen met voldoende resultaat zijn gevolgd. 3. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de desbetreffende praktische oefening zoals vermeld als het behalen van het tentamen: - Bachelorwerkstuk
Paragraaf 9 – Tentamens en examens van de opleiding Artikel 42 – Volgorde van de tentamens (‘volgtijdelijkheid’) 1. Aan de tentamens en de daarbij behorende praktische oefeningen van de hierna te noemen onderdelen kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat de tentamens van de daarbij vermelde onderdelen zijn behaald: a. propedeuse: Niet van toepassing b. postpropedeuse: - Toelating tot het themacollege onder de voorwaarde dat de propedeuse succesvol is afgesloten. - Toelating tot het bachelorwerkstuk onder de voorwaarde dat de propedeuse succesvol is afgesloten, alsook dat 30 ec. zijn behaald met de cursussen Historiografie, Europa historisch beschouwd, Nederlandse geschiedenis, Gendergeschiedenis, Religiegeschiedenis, Geschiedfilosofie en onderzoekslaboratorium. 2. In bijzondere gevallen kan de examencommissie toestaan dat op verzoek van de student wordt afgeweken van de volgorde zoals boven vermeld.
- 16 -
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 3. Ten aanzien van een tentamen dat niet is genoemd in het eerste lid, omdat het betrekking heeft op een vak dat niet in het programma van de opleiding voorkomt, geldt wat daarover in de voor dat onderdeel geldende Onderwijs- en Examenregeling is bepaald. Artikel 43 – Beperking geldigheidsduur behaalde studiepunten In afwijking van het bepaalde in artikel 12.1a gelden, onverminderd het bepaalde in de leden 12.1b en 12.2, voor behaalde studieresultaten de hierna te noemen beperkingen: Geen. Artikel 44 – Weging Bij het toekennen van het judicium gaat de examencommissie uit van een gewogen gemiddelde, waarbij cijfers van vakken meetellen in verhouding tot de ec-waardering verbonden aan deze vakken.
- 17 -