Van de redactie Helaas met enige vertraging hierbij nummer 152 van De Darde Klokke. De heer J. van der Bent heeft de oorsprong van de waterput, die nu bij het streekmuseum staat, beschreven. Verderop treft u kort overzicht aan van de oorlogsschade, die in de jaren 1940-1945 in de Ommen is ontstaan. De HKO stelt een werkgroep in, die tot doel heeft om alles wat bij de gemeente in het archief ligt, te rangschikken. We verwachten dat we hierover in de toekomst meer zullen horen en zien. Herman van Elburg vond een schoolschrift met complete lijsten van leerlingen uit 1944. We hebben deze lijsten 1:1 overgenomen. Het handschrift van de heer Van der Meulen is zeer duidelijk. Ben Wösten beschrijft de omgeving van de Van Raaltestraat en Den Lagen Oordt. Dick de Boer is samen met Gerko Warner de geschiedenis van Besthmen gaan uitzoeken. We ontvingen van hen bijgaand verhaal als nummer 1. De verwachting is dat we meer van de geschiedenis van Besthmen van hen tegemoet kunnen zien.
Omslagfoto: de Ulo aan het Vrijthof in Ommen. Op deze foto als de Prinses Beatrix School.
Inhoudsopgave Bentheimer put ................................................................... J. van der Bent ............ blz. 2 Oorlogsschade in Ommen .................................................. .................................... blz. 4 De Ulo in Ommen—1944 ................................................... Herman van Elburg .... blz. 6 Uit vervlogen tijden ............................................................ Ben Wösten ................. blz. 14 Over Besthmen—deel 1 ...................................................... Dick de Boer en .......... blz. 16 Gerko Warner
1
Bentheimer put oudheidkamer in Ommen door J. van der Bent
Afkomst en bezit Mijn grootvader de heer J. H. van der Bent, komend van uit Dalfsen, kocht in 1893 een boerderij in Ommen, met als huisnummer Dante W 22. Dit is later veranderd in Balkerweg 14. Deze boerderij stond schuin achter garage Oostendorp aan de Balkerweg, waar nu de Merelstraat loopt. Er staat nog een oude eik, een platte treurboom en een kastanjeboom,die mijn broer en ik daar rond 1960 gepland hebben en die toen al ongeveer 10 jaar oud was. Deze oude put stond bij ons links voor het huis; onze boerderij was gebouwd in 1886 . Wij weten niet wanneer de oude put daar geplaatst is, want in de rand van de put staan de initialen G M 1857. De letters G M waren de initialen van de heer G Mooiers , die destijds in Varsen woonde. Waarschijnlijk heeft G. Mooiers de put gebouwd. Deze oude put was gemaakt van Bentheimer zandsteen en werd in Duitsland gemaakt en in delen hier naar toegebracht. Deze put heeft een doorsnee van ongeveer 1,25 m en is 3 m diep. Deze put heeft 7 ringen op elkaar van verschillende hoogtes ,van 50 cm tot 80 cm. Iedere ring bestaat weer uit 5-7 stukken. Deze stukken waren zeer zorgvuldig bekapt of gezaagd ,want ze sloten bijna naadloos op elkaar aan, zowel horizontaal als vertikaal. De bovenste ring was 80 cm hoog. De verschillende stukken of blokken werden van boven door ijzeren haken met elkaar verbonden Met gesmolten lood werden deze ijzeren haken vakkundig vast gemaakt.
Gebruik van de put Deze put hebben wij gebruikt tot ongeveer 1955, toen werden wij aangesloten op het waterleidingnet van de WMO. Er zijn in de loop van al die jaren duizenden emmers water uit de put gehaald,voor mens en dier, en verder gebruik. Aan de kant van het huis waar we stonden om het water uit de put te halen was de bovenste rand duidelijk uitgesleten Omdat de put in schone zandgrond stond, was het helder en lekker zacht water, dat dan ook zo uit de put gedronken werd. Op ongeveer 1,50 m naast de put stond de Post, dit was een eiken boom die op ongeveer 3m boven de grond gesplitst was in twee takken. Deze takken waren op 50 cm boven de splitsing afgezaagd, zodat er een vork [Y] ontstond. In deze vork kwam de hefboom door middel van een ijzeren stang te hangen. Door de hefboom was een gat geboord , daar werd de stang door gestoken,daardoor kon de hefboom op en neer. Het achterste gedeelte van de hefboom was zwaarder dan het voorste gedeelte en ruste op de stutpaal; dit was een korte paal ook weer met een Y-splitsing. Omdat het achterste gedeelte van de hefboom zwaarder is, kun je makkelijk een emmer water uit de put tillen. Aan het voorste gedeelte van de hefboom, hing boven de put een lange houten stok , van ongeveer 4 m, dit noemt men de zwengel. Onder aan de stok was een ijzeren haak met een krul gemaakt waar de emmer aanhing. Hierdoor gleed de emmer niet van de haak als je aan het water scheppen was. Het vraagt enige handigheid om de emmer aan en van de haak te doen.
De pomp in huis Omdat men ook graag water in het huis wilde hebben, voor het drenken van het vee en varkens, stond er een pomp in de“washoek” aansluitend aan de “deel”, waar de koeien stonden. Deze pomp was van koper gemaakt. Onder aan de pomp zat een loden buis die naar buiten ging en dan langs het huis naar de put ging. Deze buis van ongeveer 5 cm doorsnee,lag ongeveer 70 cm diep in de grond om bevriezing te voorkomen,en ging daar de put in, tot ongeveer 25 cm van de bodem van de put. Nu zou een loden buis niet meer mogen, om loodvergiftiging te voor komen, maar daar dacht men toen niet aan. 2
In de washoek waar de pomp stond werden in de winter de melkbussen, zeef en melkemmers schoongemaakt. Omdat de oudere melkbussen roestig werden, werden ze met een harde heideborstel en daarna met een doek met geel grof zand geschuurd, afgespoeld en onderste boven neergezet. Bij de zomerdag werden ze buiten gewassen, en op het melkrek neergezet,met het deksel er bovenop. Na ongeveer 1970 werden de bussen al bij de melkfabriek schoongemaakt. Bij de pomp stonden ook de voeremmers om de varkens mee te voeren, en de koeien 2 keer per dag van water te voorzien. In strenge winters werd de put afgedekt met dekkleden, en ook de pomp werd goed afgedekt om bevriezing te voorkomen. Bij heel strenge vorst werd er s avonds een paar emmers water achter de kachel gezet. Dit was de enige warmtebron voor het hele huis. Om de pomp tegen de vorst te beschermen werd de zuiger en het afsluit klepje met rubber ring eruit gehaald. Het water liep dan terug naar de put, de volgende morgen werd het afsluitklepje [hartje] weer terug geplaatst en de zuiger er weer ingedaan. Er werd dan water op de zuiger gedaan en dan kon je weer water uit de put op pompen.
De put als koelkast Verder kan ik nog vertellen, dat de put niet alleen voor de watervoorziening was, maar dat wij de put in de zomer ook voor de koeling van de melk gebruikten. In de zomermaanden werd de melk van de zaterdagavond nog naar de fabriek gebracht, maar de melk van zondagmorgen moest je bij warme dagen koelen. Deed je dit niet , dan had je ‘s maandagmorgens zure melk ,en die kreeg je dan weer terug van de fabriek want die konden ze daar niet gebruiken. Die zure melk werd dan door mijn moeder gekarnd ,er werd dan boter van gemaakt en je had dan heerlijke karnemelk nog over. Om te voorkomen dat je zure melk kreeg , werd de melk van zondagochtend gekoeld in de put. Je deed de melk in de bussen, aan de handvaten maakte je een touw vast en het uiteinde van het touw maakte je vast aan de Post naast de put. Het deksel van de bussen deed je niet helemaal in de bus, omdat in de zijkanten van het deksel gaten zitten waar de warme lucht uit kan. Zo werd de melk gekoeld.
Katten jammerlijk verdronken Verder kan ik nog vermelden dat in rond maart 1950 de kater van onze buren bij onze poes op bezoek kwam. Daar was onze poes niet van gediend en het gevecht vond in de nacht plaats op de rand van de put met als gevolg dat ze alle twee in de put tuimelden Het gevecht was over en uit, maar ze verdronken jammerlijk, helaas. Mijn ouders waren de volgende morgen daar beslist niet blij mee, want de put moest eerst weer goed schoon gemaakt worden. Al het water met de dode katten moest uit de put worden gehaald. Dus de een aan het scheppen met de emmer en een ander aan de pomp. Pompen, pompen maar! Omdat het grondwater uit de “Welle” weer snel in de put loopt,is het een heel karwei om de put leeg en schoon te krijgen; maar het is gelukt en we gingen weer over tot de orde van de dag. We dronken als vanouds weer water uit de put.
Verplaatst naar streekmuseum In 1972 kwam de Gemeente Ommen met de mededeling dat onze boerderij met de gronden , nodig waren voor de stadsuitbreiding in de Dante en dat ze de grond en gebouwen kwamen taxeren de Ik heb hen toen gevraagd om de put apart te taxeren. Op de offerte van de gemeente werd opgemerkt, dat de put geen oudheid kundige waarde had. Ik heb toen gezegd: “ dan krijgen jullie de put ook niet”. Enige tijd later kwam wethouder G. J . Seinen namens het streek museum om de put te kopen. We zijn tot overeenstemming gekomen en zo is de put in bezit gekomen van het streekmuseum en in 1974 bij het museum geplaatst. Later is de put naast het Tolhuis gezet. Ik vind het jammer dat de ijzeren haken in de rand van de put vastgezet met lood nog ontbreken en dat ook de stutpaal waar de hefboom op rust nog ontbreekt. Ik ben in ieder geval blij dat de put hier bij het streekmuseum geplaatst is. Zo blijft toch een stukje geschiedenis en cultuur van vroeger bewaard. Ik hoop dat menig bezoeker met veel genoegen terug kan kijken op de tijd van vroeger, toen het leven anders, maar ook goed was.
3
Oorlogsschade in Ommen door Sir Schokkenbroek
Tijdens de bevrijding van de gemeente Ommen is er veel schade ontstaan. In de eerste plaats was er al het nodige vernield in de voorgaande jaren van 1940 tot aan de bevrijding op 11 april 1945. Geallieerde vliegtuigen hadden bij luchtaanvallen her en der in de gemeente bommen laten vallen of met boordgeschut geschoten. De spoorlijn Zwolle-Emmen is regelmatig aangevallen, waarbij de gebouwen in de buurt van het station ook waren beschadigd. Ook in de buurtschappen is tijdens de oorlogsjaren veel schade ontstaan. De Duitsers wisten vlak voor de bevrijding de meeste schade in korte tijd te veroorzaken. Dat kwam toen men de bruggen over de Regge en de Overijsselse Vecht opbliezen. In de directe omgeving van de bruggen bleef geen ruit heel en ook werden veel dakpannen van de daken geblazen. Vervolgens namen de Canadese bevrijders ook geen risico. Niemand wilde in de nadagen van de oorlog sneuvelen of zwaar gewond raken. Overal waar een dreiging werd vermoed, werd voor de zekerheid beschoten. Dat gebeurde of met luchtsteun, artillerie– of mortiervuur. In het minste geval gebeurde dit nog met mitrailleurs of geweren. Enkele inwoners van Ommen hebben dit helaas buiten hun schuld met de dood moeten bekopen. Daarnaast werd er ook veel schade aangericht aan de wegen. Niet alleen de meeste bruggen waren grondig vernield, maar na het doortrekken van een groot aantal (rups) voertuigen, waren ook de straten grondig geruïneerd. Het wegenstelsel was niet berekend op dit geweld. In het gemeentearchief van Ommen berust een groot aantal stukken over en na de Tweede Wereldoorlog. Daar zijn overzichten bij over welk soort schade men geleden heeft en ook gespecificeerde nota’s. Bij sommige lijkt het “tientjeswerk”, maar laten we de tijd niet uit het oog verliezen. Tien gulden was toen wel iets anders dan nu € 10,=.
4
De Historische Kring Ommen wil een werkgroep oprichten, die zich gaat bezighouden met het ontsluiten van het gemeentelijk archief over de nasleep van de laatste oorlog.
5
Ulo Ommen in 1944 door Herman van Elburg Van de Ulo aan het Vrijthof is een schoolschrift uit 1944 bewaard gebleven. In dat schrift staan allerlei wetenswaardigheden van leerlingen en personeel van de school. Aan het handschrift op het schrift kunnen de kenners het handschrift van de heer A.B. van der Meulen herkennen. In het schrift staan de namen en de geboortedata van kinderen, die op 1 april 1994 voor het eerst naar de “grote school” gingen. Dat waren kinderen die tussen 1 april 1937 en 1 april 1938 geboren waren. Opvallend is dat kinderen, die in Zwolle naar school gingen, nu weer in Ommen naar school gingen. De reden was omdat het reizen met de trein te gevaarlijk was geworden, als gevolg van vliegtuigen die op treinen schoten. Mevrouw Korteling was op 4 september 1944 absent, omdat haar trein beschoten was geworden. Het blijkt dat het kamp in Arriën toen nog bewoond werd. Van het kindertehuis in de Wolfskuil gingen er achttien naar de Ulo. De lagere school had toen nog een 7e en 8e klas. Leerlingen in de 8e klas, die veertien jaar waren, hadden aan de Leerplichtwet voldaan en mochten van school. De personeelslijst droeg de volgende namen: Mej. Kwakkel, C. De Boer, A.B. van der Meulen, K.C. Korteling, H. Veldman, T. en D. Oppedijk, Van der Meer, mw. Zondervan en Koldewey. Een leraar gaf aan een combinatieklas van meer dan veertig kinderen les. Pikant detail is dat Jan van der Vegte voor en na de oorlog nimmer verhuisd is. Voor en na
6
de oorlog woonde hij aan de Julianastraat en tijdens de oorlog aan de Emmastraat. Van de Duitse bezetter mochten straten niet vernoemd zijn naar levende leden van het koninklijk
7
huis.
Derde klas Ulo—1947. Corrie Trago, Addie Upperman, Alie van Gorkum, Corrie van der Meulen, Hennie Beunk, Ina aan het Rot, Jennie Pauw, onbekend, Mieke Dolfsma, Diny van Elburg, Janny Schuurman, Lina Vos, Rika Willems, Henk Pos, Jan van de Vegte, Wolter Naarding en Dick van Eerten.
8
9
10
1946—een natuurexcursie achter het Zeesserstrand
Van links naar rechts: Bovenste rij: Mannes Stegeman, Bertus Pannekoek, de heer Vissenberg, Mannes Kampman, Johan Oeben en Dinie van Elburg. Middelste rij: Koop Bakker, Willem Smith, Henk Pos, Jannie Schuurman en Theo Siero. Voorste rij: Johan Veurink, Jan van der Vegte, onbekend, Hennie Beunk, Corrie van der Meulen, Riekie van Elburg en Nellie Oldeman.
11
12
De heer Van der Meulen met enkele collega’s.
De Ulo aan het Vrijthof anno 1945
13
Uit vervlogen tijden Tussen Dr. A. C. van Raaltestraat en Den Lagen Oordt door Ben Wösten
Appartementencomplex “De Naald”.
Halverwege 2008 kwam het appartementencomplex “De Arriёrpoort” gereed voor bewoning. Even verderop nabij het Israelitisch kerkhof kwam bijna terzelfdertijd het appartementencomplex “De Naald”voor bewoning gereed. Om deze gebouwen te realiseren moest er fors met de slopershamer gewerkt worden. Garage Steen, de gemeentelijke gymzaal en de naaimachinewinkel van Beniers gingen allen tegen de vlakte. Daardoor kreeg dit deel van Ommen een totaal ander aanzien. Overigens was dit de tweede maal in de geschiedenis van ons stadje, dat het aanzien van dit gebied veranderde. Tussen en aan de bovengenoemde straten stonden vroeger een aantal historische gebouwen. Het betrof hier een deel van Ommen dat vooral te maken had met geloof en religie. Tussen de genoemde straten en het Israelisch kerkhof of Jodenkerkhofje zoals het in de volksmond wordt genoemd, stond ooit een mooie pastorie van de Gereformeerde kerk. Later werd in de tuin van de pastorie een noodkerk gebouwd die op 21 juni 1931 in gebruik werd genomen tijdens de bouw van de nieuwe Gereformeerde Kerk aan de Bouwstraat. Aan Den Lagen Oordt, waar nu de Rabobank staat, stond voorheen ‘d Olde Wheeme, dat dienst deed als Gereformeerd verenigingscentrum. Dit centrum werd aan de achterzijde van de pastorie gebouwd. Later verrijst er naast de oude pastorie een nieuwe waar o.a, ds. Van Egmond gehuisvest is geweest. Al deze gebouwen hebben het veld moeten ruimen voor nieuwbouw. Door deze nieuwbouw is dit deel van Ommen nu dus voor de tweede keer van aanzien veranderd. Wat nog is overgebleven is het oude huisje van dominee Dr.A.C. van Raalte, dat ooit dienst deed als Theologische school. Ook het winkelpand van Takman is er nog steeds. Toen de Gereformeerde Gemeente gebruik kon maken van de nieuwe kerk werd de noodkerk gesloopt om plaats te maken voor de winkel van slagerij Van Lohuizen. Na de slagerij vestigde zich hierin een kaaswinkel en nog weer later kwam in deze winkel de naaimachinehandel van Beniers. Dit was de laatste bewoner. Het fraaie winkelpand viel ten prooi aan de slopershamer om plaats te maken voor het appartementencomplex “De Naald” , gebouwd door aannemersbedrijf OCB. Het aangezicht van dit gebied is, zoals ik hierboven reeds opmerkte, volledig veranderd. Je zou kunnen zeggen,dat de moderne tijd hier een stuk geschiedenis van Ommen heeft ingehaald. Aan de andere zijde van de Van Raaltestraat bevind zich nog het oude niet meer in gebruik zijnde kerkhof uit 1828 en de voormalige kantonale gevangenis, nu de rijwielzaak van Tonnie van der Sligte. Naast de rijwielzaak stond vroeger een smederij waar onder andere Appelhof de scepter zwaaide. Na Appelhof kwamen Hendrik Jan Warmelink en daarna nog Martend Warmelijk op deze smederij. Tegenover de Theologische school van dominee Van Raalte, tussen de vroegere Van Raalteschool, gebouwd in 1902 en het oude kerkhof bevond zich een touwslagerij, met als laatste eigenaar Berend van de Vegte. Een gebouwtje van deze touw14
slagerij staat er nog steeds. Dat dit deel van Ommen te maken kreeg, zoals ik het hierboven heb genoemd, met geloof en religie kwam vooral door de afscheiding van een aantal personen uit de Nederlandse Hervormd Kerk. Deze gelovigen konden zich niet vinden in de verlichte ontwikkelingen die binnen hun kerk plaatsvond. Daarbij kwam ook nog het feit, dat koning Willem 1 in 1816 het Algemeen Reglement uitvaardigde waarin de bestuurlijke verhoudingen in de Hervormde Kerk werden geregeld. De kerk was min of meer afhankelijk van de Staat geworden. De opstandige gelovigen waren voor de zuivere handhaving van Gods woord. Dominee Hendrik de Cock uit Ulrum was de felste verdediger van deze opvatting. Later krijgt hij steun van andere dominees waaronder ds. A.C. van Raalte, die later vooral bij ons in Ommen zoveel bekendheid kreeg. De overheid en de Staatskerk zaten Van Raalte een tijd lang behoorlijk dwars.Hij werd vervolgd en verketterd en belande zelfs enige dagen in de gevangenis. Ze werden door de toenmalige burgemeester van Ommen de heer Dikkers betiteld als Dweepers. Door noest volhouden kregen de opstandige dominees, waaronder Van Raalte, samen met een aantal medestanders, uiteindelijk een nieuwe kerkorganisatie van de grond. Dit alles speelt zich af in de dertiger jaren van de 19e eeuw. Uit deze afgescheiden gemeente ontstaat later de Gereformeerde Kerk. De kerkdiensten van de eerste afgescheidenen werden aanvankelijk bij verschillende gelovigen thuis gehouden. Toen de Gereformeerde Gemeente uiteindelijk vorm begon te krijgen werd Dr. A.C.van Raalte de eerste dominee. Nadat er eerst een pastorie wordt gebouwd aan wat toen nog Hardenbergerweg heette en nu dus de Dr.A.C. van Raaltestraat, komt er enige jaren later een kerkgebouw tot stand. Dominee Van Raalte, die niet onbemiddeld was, kocht hiervoor van Harm Timmerman aan de Bouwstraat een stuk grond. Op 19 januari 1840 wordt de kerk in gebruik genomen. Deze eerste kerk heeft ruim 90 jaar dienst gedaan. Daarna was door de sterke groei van de Gereformeerde Gemeente de kerk te klein geworden en moest er een nieuwe komen. In de tijd, dat de oude kerk plaats ging maken voor nieuwbouw wordt er gebruik gemaakt van de eerder genoemde noodkerk. Maar alles wat met kerk en geloof te maken had tussen bovengenoemde straten is totaal verdwenen behoudens de Theologische school van ds. Van Raalte, het latere woonhuis van de familie Scholten staat nog overeind. Er zijn in Ommen een aantal geïnteresseerde inwoners die zich zorgen maken over het verdwijnen van dit pandje. Het zou heel mooi zijn als het pandje op de een of andere manier na restauratie een bepaald doel zou kunnen dienen. Er is wel enige haast geboden want de tijd en de rot vreten aan dit voor onze stad, toch historisch gebouw. Het heeft de geschiedenis van Ommen mede bepaald.
15
De noodkerk in 1931, precies op de plek waar nu “De Naald” is gebouwd.
De prachtige oude pastorie aan de Van Raaltestraat gebouwd in 1893. Op de foto de domineesfamilie De Graaf met hun zoontjes, Jaap en Wout die hier woonden van 1930 tot 1937 Daarna woonde er nog enige tijd ds. J. Koppe. Toen er later een nieuwe pastorie werd gebouwd stond het huis enige tijd leeg. De pastorie heeft nadien nog gediend voor huisvesting van enige schoolklassen van de Van Raalteschool en de Sint Bernardusschool.
d’Olde Wheeme waar nu de Rabobank is gevestigd. Ook op deze foto is de grote beuk zichtbaar.
Over Besthmen (1) Door Dick de Boer Met medewerking van Gerko Warner Enkele jaren geleden verscheen in de Darde Klokke een mooi overzicht van de Besthmense geschiedenis van de hand van Dieks Horsman. In een drietal artikelen willen wij wat aanvulling hierop geven. We beginnen met enige gegevens over het oude Besthmen. Een volgende keer gaat het over het noordwestelijke deel van de buurtschap, de Hammerweg en de Stationsbuurt. Tenslotte bieden we wat informatie over de meer recente geschiedenis van dit zo gevarieerde gebied onder de rook van de stad en de stoom van de zuivelfabriek. De oorsprong van de buurtschap ligt in nevelen gehuld. Wel zijn er archeologische vondsten en ook is er het verhaal van de reus die met een zak zand de woeste Zuiderzee moest dempen maar onderweg klonten zand verloor waardoor de Sallandse heuvels zijn ontstaan. Schriftelijke bronnen zijn er pas vanaf de late Middeleeuwen. Uit alle gegevens blijkt dat Besthmen één van de vele boerendorpen was die in de Middeleeuwen langs de Vecht ontstonden. Wel lag het vlak bij een stad en bij een adellijk bezit. De heer van Het Laer was voorzitter van de marke Besthmen. Hoeveel mensen woonden er in Besthmen? Steen en Veldsink geven voor 1457 tien huizen met 55 bewoners, een getal dat in 1664 nog hetzelfde was, om dan in 1811 tot 18 huizen met 96 personen te komen. Betrouwbare gegevens over het inwonertal van de buurtschappen zijn pas beschikbaar in de negentiende eeuw. Het Bevolkingsregister van Ambt-Ommen (1) vermeldt rond 1850 in de bladwijzer 135 personen voor Besthmen, wonende op circa 30 adressen. Hiervan waren er 25 bezet door een ouderpaar, de overige door weduwen of weduwnaren dan wel vrijgezellen. Ongeveer 60 kinderen hebben de moeilijke eerste jaren overleefd. De overige 25 waren inwonende familieleden, knechten of meiden. De meeste mannen waren boer maar er woonden ook: een tolbaas ( G.Stapelberg), twee schippers (J.Ekkel en G. Schuitemaker), een rietdekker ( J.Vosjan), een tapper ( A.H.Veldhuis), twee bakkers (E.Habers en A.J.Hellwich), een timmerman (J. Veldhuis), twee arbeiders (H.VdBerg en J. Wolfkamp) en een molenaar, AM Hellwich. Hoeveel land hadden de landbouwers? Dat wijst het kadaster uit (2) maar de onderlinge gebiedsverhoudingen komen we te weten door de opdeling van de marke die in 1853 plaatsvindt. Jhr.A.Sandberg van Het Laer, de gewezen markerichter, heeft 1 ½ van de ruim negen ‘whaeren’of waardelen en dat staat voor 12 stemmen in de vergadering. G.E.Luttikhof heeft 1 ¼ en 10 stemmen. H.Hekhuis heeft 1 waardeel, en J Luttikhof op de Stade heeft ¾ en dus 6 stemmen. De volgende personen hebben een halve whaere: GJ Schurink, AH Veldhuis, R Praas, L a/h Rot, J Brinkhuis en J Mannesen Drie-achtste hebben H Raatmink en GJ Otman en met een kwart moeten G Schippers, J Veldhuis, G Aderink(?) en de eigenaren van De Kulen zich tevreden stellen. Tenslotte is er nog J Veldhuis die net als E Stokvis 1/8 krijgt en daarmee één stem. Bij elkaar zijn dit 9 ¼ whaere – 271 ha verdeeld over 17 erven. Het is logisch dat de niet-boeren op deze lijst ontbreken hoewel tapper en timmerman Veldhuis elk wel een stukje hadden en boer Seijnen uit Dalfsen juist weer niet; de landbouwers JH en P Snel hadden zich pas na de markeverdeling in Besthmen gevestigd. Bijna alle bovengenoemde personen waren overigens afkomstig uit Ambt-Ommen of directe omgeving en nagenoeg allen waren Nederlands Hervormd. Waar woonden al deze mensen precies? Het is niet van iedereen goed na te gaan maar een vergelijking van eerdere tellingen en latere bevolkingsregisters levert het volgende, nog onvolkomen beeld op dat we voor het gemak in een tabelletje (I) onderbrengen. Eén van de vele probleempjes hierbij is het feit dat veel ingetrouwden hun naam verruilen voor die van de erve – maar niet iedereen doet dit en ook de ambtenaren voeren de gegevens niet altijd op dezelfde wijze in. De lijst van 1832 bevat de ei16
genaren-belastingplichtigen, de latere bevolkingsregisters alleen de bewoners. Toch krijgen we zo het begin van een bewoningsgeschiedenis die wellicht door andere HKO-leden of (oud-)inwoners van Besthmen aangevuld kan worden. Uiteraard is het ook interessant na te gaan waar elke bewoner zijn landje had. Dat is voor de huidige tijd niet zo’n langdurige onderneming maar de kadasterkaart van 1832 is een onregelmatig mozaïek van merendeels uiterst kleine veldjes die allemaal verschillende eigenaren kenden. Dat had uiteraard te maken met het oude agrarische systeem: de marke en/of de landheer had de gemeenschappelijke dan wel woeste gronden (heide, bos, struikgewas), de boeren hadden het bouwland (voornamelijk op de es) en het hooiland verdeeld: elk had er verschillende stukjes, in overleg werd geploegd, gezaaid en geoogst of gehooid. Doorgaans waren de veldjes dan ook hoogstens met paaltjes, niet met windsingels van elkaar gescheiden. Hoe zag Besthmen er in 1832 ongeveer uit? Op een tabellarisch overzicht (II) kunnen we tonen hoe de verdeling ongeveer geweest is. Daarbij moet worden bedacht dat verschillende boeren stukjes land buiten de marke hadden, ja de marke Besthmen bezat zelfs weiland in Giethmen! Net zo goed hadden ‘uitheemsen’ hier stukjes grond, zoals bv. de Hervormde kerk en enkele burgers uit de stad. Bij dit onderzoek kwam natuurlijk steeds de kwestie van de grenzen van de buurtschap of marke Besthmen aan de orde. De westgrens lijkt geen probleem: het is de Regge – maar tot waar? Tot de samenvloeiing met de Vecht? Die hoek was eigendom van het Laer maar ten Noorden van het huis lag het Zesemerveld en dat hoorde al bij Zeesse, dat verder ook de noordgrens met Besthmen vormde. De vraag is alleen hoe? Ergens vanuit Zeesse kwam een slootje dat de noordgrens van de Besthemer hooilanden vormde, onder de (spoor)weg dook waarna het in Het Laer uitkwam in één van de waterwegen aldaar. De Regge vormt ook de zuidgrens, maar ongeveer ter hoogte van de Eerder Palen aan de weg naar Den Ham begint de oostgrens – alleen hoe loopt die? In elk geval noordoostwaarts tot het eind van de es dus zo ongeveer tot waar nu het bos begint? De gemeentekaart van 1962 (3) geeft geen duidelijk antwoord op deze vragen. Toen men de straatnamen had ingevoerd kwam er een nieuwe kaart waarin de buurtschappen door stippellijnen van elkaar gescheiden werden. De grenzen van Besthmen lijken wat willekeurig getrokken: vanaf het station langs het spoor tot voorbij de Eerderveldweg, dan in een rechte lijn dwars door het bos naar de Regge bij Steile Oever, de Regge volgend tot de monding in de Vecht en tenslotte de Vecht volgend tot bijna aan de brug, alwaar de stippellijn onderbroken wordt (...) om voorbij de bebouwing weer naar de spoorwegovergang te lopen. Wellicht hebben we meer aan het dossier (4) dat hoort bij het introduceren van huisnummers in 1931 (er zit nog een kwaaie brief bij van Jhr Van der Wijck dat men zijn huis zo maar van een nummer voorzag en het ongevraagd vastspijkerde): de begrenzing van de ‘wijken’ werd er mede in aangegeven. Voor Besthmen gold de Regge als westgrens, in het noorden was dit de ‘Matenwaterleiding’ alsmede de spoorlijn tot aan de overgang op de kadastrale bladen F2 en F3; dit laatste gold ook voor de oostgrens. De zuidgrens was de Regge tot de ‘Hooge Oever’ en vandaar de overgang naar de bladen H2 en H3. Een ietwat gemakkelijke bureaucratische scheidslijn dus, die wel niet in overeenstemming met het gevoelen der bewoners zal zijn geweest. Verschillende personen (o.a. G.Steen, noot 5) geven inderdaad de waterleiding bij Koesteeg en Schapenallee, dan wel de Schammelte, aan als noordgrens - maar hoe die dan liep? Bij het dossier van 1931 hoorde ook een kaart maar die is in het gemeentehuis niet meer te vinden... Uiteindelijk komen we natuurlijk bij de markeboeken terecht die voor Besthmen gelukkig bewaard zijn gebleven. Het ligt voor de hand dat in de tijd dat de markerichter op Het Laer zat de west(Regge) en noordgrens ( de Vecht tot aan het Zemerveld) onomstreden waren. Toch was de grensscheiding in de achttiende eeuw kennelijk een probleem gezien de conventie die blijkens het markeboek omstreeks 1770 moet zijn gesloten ter vaststelling van de grenzen tussen Zeesse, Varssen en Besthmen.(6) Hierin spelen een drietal Vechtkolken en een afwateringskanaal naar de (Besthmer?) hooilanden/ Mastenbroek een rol maar het is onduidelijk waar deze stromen precies liepen. Raadselachtig is 17
Het maken van gebinten voor Warner in Besthmen
ook de bepaling dat de oostgrens van Besthmen de lijn is die je volgt als de wiek van de (oude) molen precies naar het noorden gericht is – dat zou betekenen dat de grens de es doorsnijdt, dus weinig waarschijnlijk. Het oosteinde van de es ligt meer voor de hand, maar grensde die direct aan de gronden van Eerde/Junne of Zeesse? Nadere studie is hier nodig. De wegen en weggetjes vormen een ander dankbaar onderzoeksthema. De kern van de buurtschap was een plekje aan de rand van de Es, een vertrouwd patroon in de dorpen langs Vecht en Regge. Hier staan een aantal boerderijen vlak bij elkaar. De weg van Ommen naar Den Ham liep hier destijds dwars doorheen: van de Eerderweg langs de oude molen, tot waar tegenwoordig het asfalt ophoudt, uitkomend op het laatste stuk van de huidige Bergsteeg, dan de Batterinkweg op en vervolgens het paadje tussen de nrs 3 en 6 in en ergens (op dezelfde plek als nu of noordelijker?) in de huidige Bergweg opgaand. De bebouwing buiten de kern vormt een grillig patroon en de wegen slingeren dan ook op een voor toeristen romantische wijze: de Bergweg is nog steeds een voorbeeld, maar ook de Bergsteeg kan er wat van en moet voor ambtelijke problemen hebben gezorgd. Overigens was dit deels een gevolg van het feit dat de Sterkampen een eigen toegang vanaf de weg naar Eerde wilden hebben, waardoor de openbare weg een rare slinger moest maken. Het Bergpad (aan de noordzijde van het spoor, langs de Wilhelminastraat) is het eindstuk van een route die niet meer bestaat: het pad dat de bewoners van Besthmen in een wat kortere tijd naar kerk, markt en school moest brengen. Ergens (waar?) stak men de vanaf de Bergweg het land van Bakker (nr 13) over (achter het huis langs?) richting Padmoat, dat begon waar tegenwoordig De Kamp een bijna haakse bocht maakt. Daar liep men de hooilanden in, stak het spoor over en dan rechtuit het Bergpad in langs het Eikebosje. Het paadje staat nog op kaarten van ver na WO II aangegeven. De bewoners van Giethmen verwierven zich in 1907 een brugje voor de wandelroute naar de stad. Tegenwoordig is het een toeristische attractie, destijds verving het een lastig voetveer. De kosten werden gedragen door de heer Cremers van Vilsteren – in ruil voor het jachtrecht in een deel van Giethmen. De werkgroep ‘Boerderij- en Veldnamen’ doet mooi werk met het in kaart brengen van lokale plaatsaanduidingen. Er zijn echter nog vele vragen. Waarom heet het stukje tussen Bergweg 12 en het huis van Koggel ‘Het verloren Kerkhof’? En zouden we ook niet de verdwenen bouwwerken in het landschap in kaart moeten brengen? Zo is er ooit de Theekoepel van Notaris Bloem geweest. Die stond op een hoog punt, midden op de heide achter het huis van Moerman (tegenwoordig bos!). De koepel bestond uit houten palen die een rieten dak droegen. Binnenin was een bankje, het rustpunt op menige zondagse wandeling. Wanneer heeft de notaris (die aan de andere zijde van de Esweg een ‘bossie’ had) dit laten zetten? Wanneer is het na een periode van verval en/of bebossing opgeruimd? Hoe is het kleine huisje van Bergweg 25 er gekomen? Is het soms net als de oorspronkelijke woning op Batterinkweg 4 binnen één dag gebouwd? Dan gold immers de regel dat wat tussen zonsondergang en zonsopgang gebouwd was mocht blijven staan, mits het helemaal af was en de schoorsteen rookte. Raadselachtig is de verdwijning van de naam ‘Bisschop’ op de kaart van 1832 – ervóór(?) en erna was de plek op Bergweg 15. Ook Horstink en Butenbelt staan er niet op aangegeven, de laatste wel in Giethmen. Waar heeft de oude molen precies gestaan, waar de oude school (midden op de nieuwe weg naar Lemele?) – zijn er nog resten van over? In dit stukje stonden wat gegevens maar ook veel vraagtekens. Redenen genoeg om het lokaal historisch onderzoek met kracht voort te zetten! Noten: Bevolkingsregister Ambt-Ommen (toegang 650), inv.nr. 115 en 117 (I/II) 1850-1860 in het Historisch Centrum Overijssel te Zwolle HCO: kadastrale gegevens (toegang 145): Minuut en OAT 1832, inv. 57 t/m
18
59, fiche 104-109 met name F 5 (3833) en F6 (3834). Straatnamenkaart Gemeente Ommen 1962, Gemeente-archief Ommen Gemeente-archief 1.755.35, doos 298, map 1 G.Steen, Ommen rond de negentiende eeuw, p. 237 HCO: markeboeken Ambt Ommen inv. 157-167, met name 162, fiche 104
Nr
Erfnaam
Huidig adres
786
Thoesink
Batt.weg 2/5
768
Roosendaal
802
Meijer
788
Belastingplichtige 1832 W Roosendaal/erven/ Dalfsen Jan Brinkhuis
Bewoner 1860
Jan Hofman
GJ Otman
Hoek Bat/ Bergw. Batt.weg 6?
GJ Batterink Junne
J. Brinkhuis
Bewoner 1900
Bewoner 1930
Batterink
Schuttert
Vertrokken Kelder Batterink/ Stokvis
Stokvis (Volkerink) Blikman
798
Vrolinck
Batt.weg 7?
M Jannesen Junne
DJ Jannesen
794
Campfebeke?
[ Bat.7/ Bergw.14] Bergweg 15
G.Hekhuis (erven)
H. Hekhuis
Hurink?
--
Bergweg 22
Wicher Zandink
E Stokvis
Kleinjan/ Dunnewind G? Stokvis
De Lange/ Kleinjan G Stokvis
Bergweg 23
M Schurink
H Schurink
Bergweg 24
JH Hellwich
Schurink/ Dubbink AM Hellwich
Kleinlugtenbelt/Braam AM Hellwich
JH Veldhuis
Apeldoorn Beniers Keizer/ Hellwich
Bisschop 773 774
Schurink
776 780
Besmanninck
Bergweg 26
AM Hellwich, molenaar J Veldhuis, timmerman
760
De Barke
Barkeweg 1
H Volkerink
Keizer
754
De Wijhe
Lemelerweg nr? Hammerweg
Jan de Waaijer
Praas,vertrokken Tolbaas Stapelberg
409
’t Laer
Het Laar
Jhr Sandberg
436
Kiekebelt
G’mer Hooiw.
G Schippers (schipper)
430 441
Ten Stade (Nagel) Willems De Nije Brugge Hijkamp (Het Laer)
G’mer Hooiw. Lemelerweg 8 Lemelerweg
Keizer/Hellwich
Hazelhorst [Stork 1901]
Hellwich (Pol-Evers)
Hellwich/ Weideman Heks-Jaan
Erven J Blekkenhorst
Luttikhof
Dogger
Hannes Wilems/ Wilmes R.Veldhuis, tapper
H a/h Rot
L a/h Rot
AH Veldhuis
Eggengoor
Het Laar
Pallandt/ Gem.Ommen Weideman Wolters Sluijer/ Tuinstra A a/h Rot/ Keizer Hilbers/ Dijk Melenboer
Hammerweg
Rietdekker J Vosjan Hellwich
Hammerweg Lemelerweg
E Vosjan Bakker Steen Meester Wandscheer
Tabel I: Enige oude Besthmener adressen. Met enige moeite laat zich bovenstaand overzicht uit het kadaster en de bevolkingsregisters alsmede uit mondelinge overlevering registreren. Niet alleen de vraagtekens en de open plekken geven aanleiding tot verdere naspeuring. Bijvoorbeeld: waar zijn de erven Horstink en Butenbelt (de laatste komt wel in Giethmen voor) gebleven?
19
GJ Vosjan
Vd Werff
Naam
Bouwland
Hooiland
3 ha
(elders)
Roosendaal
10
4
R Veldhuis, tapper
1
(elders)
M Schurink
8
3
Schippers, schipper
3
1
J Hofman
7
1,5
J Brinkhuis
6
2
W Zandink
5
1,5 ha
J Veldhuis
2
?
GJ Batterink (Junne)
1,5
1
Erven Hekhuis
10
4,5
M Jannesen
6,5
1,5
J de Waaijer
5 + elders
elders
Blekkenhorst (Te Stade)
10
5
Willems Marke (hei en zand)
6 --
3 0,5
p.m.
p.m.
84
33,5
Volkerink
Hellwich: huis/erf/hakhout Sandberg/Het Laer Totaal
Tabel II: Toelichting: Het gaat hier om bezit binnen Besthmen d.w.z. de kaarten F5 (geheel) en F 6 (gedeeltelijk), alsmede H 5 en H 6. Hierop zijn de perceelnummers te zien. Hun omvang en eigenaar vinden we op de bijhorende OAT’s. Verscheidene boeren hadden bezit in andere marken zoals Archem, Giethmen en Junne. Ook waren er enkele ‘stadsen’ en Van Pallandt die enig bezit hadden in Besthmen. Het eigen huis en erf van bovenvermelde boeren is niet meegerekend. Evenmin hun hakhout, gras- of weilanden want dat was over het algemeen van geringe omvang: het ging vooral om bouw- en hooiland. Het totaal aantal percelen bedraagt 336. Het bouwland op en bij de es is ongeveer 55 ha, de hooilanden bij de maten circa 18 ha. Verspreid over de rest van de buurtschap lagen de andere bouw- en hooilanden, waardoor het totaal op 84 resp. 33,5 ha grond uitkomt, exclusief die van Het Laer. De marke had het meeste bezit: het Besthmenerveld (de Wolfskuil tot in Het Laer), de weidegronden aan de Regge en de heidevlaktes rond de berg waren goed voor zo’n 350 ha. Men zou verwachten dat het aantal percelen tegenwoordig veel minder is geworden door de sanering in de agrarische sector. Dit is hier niet het geval: de markeverdeling, het uitblijven van ruilverkaveling en de fors toegenomen bebouwing langs de Hammerweg en in de buurt van het station maken dat er in hetzelfde gebied in 1999 (laatst geraadpleegde kadasterkaart) nog zo’n 250 percelen ingetekend waren.
20