Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
Olst-Wijhe, 2 oktober 2012 doc. nr.: 12.015566
Inhoudsopgave Samenvatting en beslispunten
3
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doelstelling 1.3 Beleidswijzigingen 2008-2011
6 6 6 7
Hoofdstuk 2 Kwantitatieve evaluatie 2.1 Inleiding 2.2 Omvang doelgroep 2.3 Reductieregeling 2.4 Bijzondere bijstand 2.5 Computerproject 2.6 Collectieve ziektekostenverzekering 2.7 Langdurigheidstoeslag 2.8 Schuldhulpverlening 2.9 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen 2.10 Doorlooptijden 2.11 Conclusie kwantitatieve evaluatie 2008-2011
11 11 11 11 12 14 14 14 15 16 17 18
Hoofdstuk 3 Kwalitatieve evaluatie 3.1 Inleiding 3.2 Bestandskoppelingen 3.3 Communicatie 3.4 Lean 3.5 Uitkomsten klanttevredenheidsonderzoeken 3.6 Conclusie kwalitatieve evaluatie 2008-2011 3.7 Algehele conclusie kwantitatieve en kwalitatieve evaluatie 2008-2011
19 19 19 19 20 20 21 21
Hoofdstuk 4 Aanbevelingen 4.1 Inleiding 4.2 Doelstelling 4.3 Lasten en beschikbare middelen Minimabeleid 4.4 Regelingen Minimabeleid 4.5 Schuldhulpverlening 4.6 Verbeterpunten 4.7 Evaluatie Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
22 22 22 22 24 25 26 27
Bijlage
Begrippenlijst
28
Bijlage I
Uitvoeringsplan Schuldhulpverlening in Olst-Wijhe 2012-2015
29
Bijlage II
Inventarisatie formulierenbrigade
45
Bijlage III
Klanttevredenheidsonderzoek 2012
49
Bijlage IV
Reactie Cliëntenraad WWB en reactie College van B&W
75
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
2 van 28
Samenvatting en beslispunten Inleiding (hoofdstuk 1) De gemeenteraad heeft eind 2008 ingestemd met de nota “Tussenevaluatie Minimabeleid 20062009. In deze nota is de looptijd van het minimabeleid vastgesteld op de periode 2008-2011. De gemeenteraad heeft met het vaststellen van de nota “De gemeente Olst-Wijhe heroverweegt op maat met de samenleving” bevestigd dat het minimabeleid in de heroverweging buiten schot moet blijven. Er is dan ook afgesproken de evaluatie met één jaar uit te stellen tot 2012. Daarnaast is per 1 juli 2012 de Wet Gemeentelijke schuldhulpverlening in werking getreden. De gemeenten dienen een plan dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening voor vier jaar vast te stellen. Voor wat betreft het minimabeleid is in het coalitieakkoord 2006-2010 als prestatieafspraak opgenomen dat alle burgers die in aanmerking komen voor bestaande sociale voorzieningen van de gemeente beschikken over de daarvoor relevantie informatie. In de periode 2008 tot en met 2011 zijn er een aantal regelingen op het gebied van het minimabeleid gewijzigd dan wel nieuw ingevoerd. Om het inzicht in de potentiële doelgroep te vergroten is in 2010 het gemeentelijk bestand gekoppeld aan bestanden van de Sociale Verzekeringsbank en SallandWonen. Daarna is de doelgroep, bijna 700 huishoudens aangeschreven om hen te wijzen op de bestaande minimaregelingen. De uitvoering van de aanvullende WWB uitkering op de gedeeltelijke AOWuitkering (65+ers) is overgedragen aan de Sociale Verzekeringsbank. Als laatste is een inventarisatie uitgevoerd welke organisaties binnen de gemeente Olst-Wijhe hulp bieden bij het invullen van de (aanvraag)formulieren. De aanvraagformulieren zijn inmiddels de aanvraagformulieren sterk vereenvoudigd. De Cliëntenraad WWB is al in een vroeg stadium betrokken bij het opstellen van deze nota. In de vergadering van 18 juni 2012 is toegelicht welke onderwerpen er in de nota besproken zouden gaan worden. Vervolgens is de conceptnota in de vergadering van de Cliëntenraad WWB van 10 september 2012 toegelicht en besproken. Uiteindelijk heeft dit tot een officiële reactie van de Cliëntenraad WWB geleid, deze is als bijlage IV in de nota opgenomen. In de nota wordt in verschillende paragrafen aangegeven, wat de mening van de Cliëntenraad WWB op een bepaald onderwerp is en wat onze reactie hierop is. De algemene teneur van de brief is dat de cliëntenraad WWB bezorgd is over de bezuinigingen op de sociale zekerheid en de gevolgen die dat heeft voor de dagelijkse leefwereld van mensen met een minimuminkomen. In de nota wordt in verschillende paragrafen ingegaan op de specifieke aandachtspunten van de Cliëntenraad WWB en wat onze reactie hierop is. Deze reactie is ook verwerkt in bijlage IV bij deze nota. Kwantitatieve evaluatie (hoofdstuk 2) De doelgroep voor het minimabeleid is vastgesteld op ongeveer 411 huishoudens in de gemeente Olst-Wijhe. Wat met name opvalt, is dat het aantal aanvragen reductieregeling en langdurigheidstoeslag fors zijn gestegen. Het aantal aanvragen om bijzondere bijstand is hierbij iets achter gebleven. Hierbij moet worden opgemerkt dat bijzondere bijstand alleen kan worden aangevraagd als er bijzondere (noodzakelijke) kosten zijn. De toename van het aantal aanvragen is hoofdzakelijk het gevolg van het, mede op verzoek van de gemeenteraad, intensief communiceren van de mogelijkheden die het minimabeleid biedt en het gegeven dat steeds meer mensen ten gevolge van de economische crisis ook noodgedwongen een aanvraag moeten indienen om het hoofd financieel gezien nog enigszins boven water kunnen houden. Dit is vooral zichtbaar in de toename van het aantal aanvragen voor woonkostentoeslag en vervanging Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
3 van 28
van duurzame gebruiksgoederen. Daarnaast is er met name in 2009 en 2010 een toename geweest van het aantal aanvragen om schuldhulpverlening. De toename van het aantal aanvragen heeft als gevolg dat ook de uitgaven in het kader van het minimabeleid fors zijn toegenomen en niet meer binnen de geraamde budgetten kunnen worden opgevangen. Hier wordt bij de financiële consequenties verder op ingegaan. De doorlooptijden van de aanvragen blijven binnen de termijn van vijf weken zoals binnen de gemeente Olst-Wijhe is afgesproken. Overigens geldt als wettelijke termijn een termijn van acht weken. Kwalitatieve informatie (hoofdstuk 3) Er is vanuit de gemeente nadrukkelijk geïnvesteerd in de informatievoorziening aan de doelgroep en de organisaties die in aanraking komen met de potentiële doelgroep. Dit heeft geresulteerd in een forse toename van het gebruik van de diverse regelingen. Het blijft een gegeven dat een aantal personen nog (steeds) geen gebruik maakt van het minimabeleid. Dit blijkt ook uit het klanttevredenheidsonderzoek. Hier is geen eenduidige oorzaak voor aan te geven. Uit het gehouden klanttevredenheidsonderzoek blijkt dat de klanttevredenheid ten opzichte van eerdere jaren iets is afgenomen. Wij zullen de geconstateerde aandachtspunten in samenspraak met de Cliëntenraad WWB omzetten in een aantal concrete verbeteracties. Daarnaast wordt nog vermeld dat de vakgroep Sociale Zaken de werkprocessen heeft doorgelicht en “lean” heeft gemaakt. Hierdoor zijn de aanvraagprocedures vereenvoudigd en de afhandeltermijnen verkort. Algehele conclusie kwantitatieve en kwalitatieve evaluatie De doelstelling van het Minimabeleid 2008-2011 was dat alle burgers die in aanmerking komen voor bestaande sociale voorzieningen van de gemeente over de daarvoor relevante informatie beschikken. Zoals uit de kwalitatieve evaluatie is gebleken zijn er door de vakgroep Sociale Zaken diverse acties gedaan om de bekendheid met de regelingen te vergroten. Zoals in de kwantitatieve evaluatie is te zien is het gebruik van alle minimaregelingen significant toegenomen. Dit met als logisch gevolg dat ook de uitgaven op grond van het minimabeleid fors zijn toegenomen. Uit de kwalitatieve- en kwantitatieve evaluatie kan dan ook worden geconcludeerd dat de doelstelling grotendeels is gerealiseerd. Aanbeveling (hoofdstuk 4) In hoofdstuk vier van het Beleidskader Minimabeleid 2013-2016 wordt een aantal aanbevelingen gedaan. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar het betreffende hoofdstuk. Allereerst wordt er een aantal voorstellen gedaan om wijzigingen in de verschillende budgetten die we in het kader van het minimabeleid van het Rijk ontvangen te verwerken in onze begroting. Er worden verder geen ingrijpende wijzigingen voorgesteld in het minimabeleid, maar op onderdelen moet het beleid wel geactualiseerd worden. In het kader van de bijzondere bijstand wordt daarom een tweetal voorstellen gedaan. Tot slot wordt voorgesteld om het Minimabeleid vast te stellen voor de periode 2013-2016 en deze in de eerste helft van 2015 te evalueren. Bij de evaluatie hebben we dan de beschikking over de cijfers van twee volledige kalenderjaren en de uitkomsten van het eerstvolgende klanttevredenheidsonderzoek over twee jaar. Tevens kan dan het “Uitvoeringsplan Schuldhulpverlening in Olst-Wijhe 2012-2015” worden geëvalueerd. Bijlage I Uitvoeringsplan Schuldhulpverlening in Olst-Wijhe 2012-2015 Op 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in werking getreden. Met de wet wordt de verantwoordelijkheid voor schuldhulpverlening aan gemeenten gegeven. Zij dienen een
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
4 van 28
plan dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening voor vier jaar vast te stellen. Specifiek moet worden aangegeven welke resultaten de gemeente wenst te behalen, welke maatregelen worden genomen om de kwaliteit te borgen, het maximaal aantal weken dat wordt nagestreefd met betrekking tot de wachttijd en hoe schuldhulpverlening aan gezinnen met inwonende kinderen wordt vormgegeven. Met dit uitvoeringsplan “Schuldhulpverlening in OlstWijhe 2012-2015” wordt aan de vereisten van de wet voldaan. De schuldhulpverlening wordt door het Budget Adviesbureau Deventer (BAD) uitgevoerd. Daarom is aangesloten bij het beleid dat door de gemeente Deventer is vastgesteld. Nieuwe voorstellen worden in de nota in een apart kader aangegeven en staan ook in onderstaande samenvatting vermeld. Onderstaand treft u een samenvatting van de besluitpunten, zoals in deze nota opgenomen. Besluitpunt De vanuit het Rijk extra ontvangen middelen ad € 34.905,00 vanwege intensivering bijzondere bijstand vanaf 2012 opnemen in de begroting voor de kosten bijzondere bijstand. Het kwijtscheldingsbeleid niet verruimen en de hiervoor vanuit het Rijk extra ontvangen middelen ad € 3.780,00 vanaf 2012 opnemen in de begroting voor de kosten bijzondere bijstand. De korting op de vanuit het Rijk ontvangen middelen ad € 23.000,00 (vanwege meer selectieve en gerichte schuldhulpverlening en het normeren van de inkomensgrens voor het gemeentelijk minimabeleid op maximaal 110% van het wettelijk minimumloon) vanaf 2012 in mindering brengen op het budget bijzondere bijstand. Het computerproject voor minima mee te nemen in de beleidsregels zoals deze ook gelden voor duurzame gebruiksgoederen. In het kader van bijzondere bijstand een uniform tarief voor reiskosten met eigen vervoer vaststellen. Het in de bijlage I opgenomen “Uitvoeringsplan Schuldhulpverlening in OlstWijhe 2012-2015” vaststellen. Het aangepaste minimabeleid vaststellen voor de periode 2013-2016 en deze in de eerste helft van 2015 te evalueren.
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
Pagina nota 23 24 24
25 25 26 27
5 van 28
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding De gemeenteraad heeft eind 2008 ingestemd met de nota “Tussenevaluatie Minimabeleid 20062009”. In deze nota is de looptijd van het Minimabeleid vastgesteld op de periode 2008-2011. De evaluatie zou voor de zomer van 2011 worden opgesteld, met eventuele aanpassing van het beleid. Echter in het voorjaar van 2011 is de nota “de gemeente Olst-Wijhe heroverweegt op maat met de samenleving” opgesteld. De gemeenteraad heeft met het vaststellen van deze nota bevestigd dat het minimabeleid in de heroverweging buiten schot moet blijven. Er is dan ook afgesproken de evaluatie met één jaar uit te stellen tot 2012. Het eventueel vast te stellen nieuwe beleid kan dan ingaan met ingang van 1 januari 2013. Daarnaast is per 1 juli 2012 de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (WGS) in werking getreden. Met de wet wordt de verantwoordelijkheid voor schuldhulpverlening aan gemeenten gegeven. De gemeenten dienen een plan dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening voor vier jaar vast te stellen. Dit plan wordt toegelicht in paragraaf 4.5 en is als bijlage bij deze nota opgenomen. Voor u ligt het beleidskader Minimabeleid 2013-2016. De uitkomsten van de evaluatie van het Minimabeleid 2008-2011 vormen de input voor het beleidskader. Hierbij zijn de ontwikkelingen over de eerste helft van 2012 ook aangegeven. In dit eerste hoofdstuk wordt ingegaan op de doelstelling van het Minimabeleid 2008-2011. Daarna wordt aandacht besteed aan de beleidswijzigingen en de gevolgen voor het minimabeleid in de afgelopen periode. In respectievelijk hoofdstuk 2 en 3 wordt de kwantitatieve en kwalitatieve evaluatie beschreven. Hierbij komen ook de mogelijke verbeterpunten in het minimabeleid aan bod. In het laatste hoofdstuk zullen dan naar aanleiding van deze verbeterpunten concrete voorstellen worden gedaan op welke wijze (de uitvoering van) het beleid aangepast kan worden. De Cliëntenraad WWB is al in een vroeg stadium betrokken bij het opstellen van deze nota. In de vergadering van 18 juni 2012 is toegelicht welke onderwerpen er in de nota besproken zouden gaan worden. Vervolgens is de conceptnota in de vergadering van de Cliëntenraad WWB van 10 september 2012 toegelicht en besproken. Uiteindelijk heeft dit tot een officiële reactie van de Cliëntenraad WWB geleid, deze is als bijlage IV in de nota opgenomen. De algemene teneur van de brief is dat de Cliëntenraad WWB bezorgd is over de bezuinigingen op de sociale zekerheid en de gevolgen die dat heeft voor de dagelijkse leefwereld van mensen met een minimuminkomen. In de nota wordt in verschillende paragrafen ingegaan op de specifieke aandachtspunten van de Cliëntenraad WWB en wat onze reactie hierop is. Deze reactie is ook verwerkt in bijlage IV. 1.2 Doelstelling De doelstelling van het Minimabeleid 2006-2009 was om zoveel mogelijk minima gebruik te laten maken van de minimaregelingen om het bestaan van “stille” armoede te bestrijden en sociale uitsluiting te voorkomen. Deze doelstelling is in het Coalitieakkoord 2006-2010 verwerkt in de prestatieafspraak dat alle burgers die in aanmerking komen voor bestaande sociale voorzieningen van de gemeente beschikken over de daarvoor relevante informatie. In het daarop volgende coalitieakkoord over de periode 2010-2014 is voor wat betreft het minimabeleid de volgende prestatieafspraak opgenomen; op het minimabeleid (incl. de langdurigheidstoeslag) wordt niet bezuinigd. Deze prestatieafspraak is nogmaals bevestigd in de nota “de gemeente Olst-Wijhe heroverweegt op maat met de samenleving” waarover de gemeenteraad op 27 juni 2011 een besluit heeft genomen. Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
6 van 28
Om te bepalen of de doelstelling van het minimabeleid is gehaald is het noodzakelijk om te weten wat de omvang en de kenmerken van de doelgroep van het minimabeleid in de gemeente Olst-Wijhe zijn. Daarnaast is het van belang om te weten wat het gebruik is van de bestaande regelingen onder de doelgroep. De omvang van de doelgroep en het gebruik van de regelingen wordt verder uitgewerkt in de kwantitatieve evaluatie, hoofdstuk 2. Aan het eind van hoofdstuk 2 en 3 wordt vastgesteld of de doelstelling behaald is. Maar eerst worden in de volgende paragraaf de belangrijkste beleidswijzigingen beschreven die in de periode 2008-2011 in werking zijn getreden. 1.3 Beleidswijzigingen 2008-2012 Het gemeentelijk minimabeleid betreft de uitvoering van een breed scala aan landelijke en lokale wet- en regelgeving. Het betreft de volgende regelingen en voorzieningen: Bijzondere bijstand Langdurigheidstoeslag Reductieregeling Kwijtschelding gemeentelijke belastingen Collectieve Ziektekostenverzekering Schuldhulpverlening In de loop van de jaren zijn een aantal van deze regelingen gewijzigd dan wel nieuw ingevoerd. Dit deels als gevolg van gewijzigde landelijke regelgeving of wijzigingen op gemeentelijk niveau. Hieronder wordt verder ingegaan op de (beleids)wijzigingen. Reductieregeling De drie budgetten van de Reductieregeling zijn samengevoegd tot één budget met de restrictie dat jaarlijks maximaal € 100,- aan telefoon- dan wel internetkosten (inclusief abonnementen) mag worden besteed. Daarnaast is het budget per kind verhoogd van € 100,- naar € 200,- per jaar, zodat er geen financiële argumenten meer zijn om de kinderen niet deel te laten nemen aan sport dan wel sociaal-culturele activiteiten. De Reductieregeling is verder uitgewerkt in de beleidsregel Reductieregeling. Computerproject voor minima Vanaf 1 januari 2009 kan aan mensen die drie jaar of langer een inkomen hebben van maximaal 110% van de geldende bijstandsnorm een computer en toebehoren zoals een printer worden verstrekt. Deze computer wordt in principe in bruikleen verstrekt. Op deze wijze wordt onder andere voorkomen dat schoolgaande kinderen vanwege het ontbreken van een computer in het gezin een mogelijke (leer) achterstand oplopen. Bijkomend voordeel is dat de ouder(s) van deze kinderen ook gebruik kunnen maken van de computer en zo op de hoogte (blijven) van de mogelijkheden van de computer. Er zijn afspraken gemaakt met onder meer volwassenen educatie en Seniorenweb voor het volgen van computercursussen. Een voorbeeld van een dergelijke cursus is Veilig internetgebruik. Bevorderen participatie schoolgaande kinderen In de gewijzigde Wet werk en bijstand (WWB) hebben gemeenten per 1 januari 2012 een verordeningsplicht opgelegd gekregen ten aanzien van het bevorderen van maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen. De Tweede Kamer heeft middels de motie BlanksmaSpekman c.s. aangegeven dat het heel belangrijk is dat gemeenten bijdragen aan het terugdringen van het aantal kinderen dat om financiële redenen maatschappelijk niet meedoet. Als gevolg van deze verordeningsplicht heeft de gemeenteraad op 19 maart 2012 de verordening Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
7 van 28
bevordering participatie schoolgaande kinderen vastgesteld. Maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen wordt bevorderd door toepassing van de Reductieregeling en het computerproject voor minima. Deze verordening gaat ervan uit dat de bovengenoemde regelingen passende en toereikende voorzieningen zijn om de participatie van schoolgaande kinderen te bevorderen. Als blijkt dat de nu geldende voorzieningen niet passend en toereikend zijn, dan kan in bijzondere situaties een beroep worden gedaan op de individuele bijzondere bijstand. De verordening geldt tot 1 januari 2016. Langdurigheidstoeslag Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, dat is bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van de component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimum inkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de invoering van de WWB in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen. Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. Ook is de langdurigheidstoeslag sinds die datum een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand. De langdurigheidstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor huishoudens die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij geen vooruitzicht hebben op inkomensverbetering. De gemeenteraad heeft op 16 november 2009 de verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Olst-Wijhe vastgesteld. Tot 2009 werd onder een laag inkomen een inkomen van 100% van de geldende bijstandsnorm verstaan. Vanaf 2009 is deze grens door het raadsbesluit verhoogd naar 110% van de geldende bijstandsnorm. Langdurig wordt uitgedrukt in een zogenoemde referteperiode, dat is de periode waarover iemand aan de gestelde criteria moet voldoen. Tot 1 januari 2009 bedroeg de referteperiode vijf jaar. Gemeenten zijn na de decentralisatie vrij om te bepalen hoe lang de referteperiode moet zijn. Voor de gemeente OlstWijhe is deze periode vanaf 1 januari 2009 gesteld op drie jaar. Daarnaast kunnen vanaf 2009 nu ook personen die inkomsten uit werk hebben (bijvoorbeeld betaalde arbeid of een werkgerelateerde uitkering zoals een arbeidsongeschiktheidsuitkering) in aanmerking komen voor de toeslag als zij aan de overige voorwaarden voldoen. Daarvoor was deze groep uitgesloten. De hoogte van de Langdurigheidstoeslag is vastgelegd in de verordening en wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd. Alle hiervoor beschreven maatregelen hebben tot een verruiming van de doelgroep geleid. Schuldhulpverlening De schuldhulpverlening wordt voor onze gemeente uitgevoerd door het Budget Adviesbureau Deventer (BAD). Uit de klanttevredenheidsonderzoeken 2008 en 2010 is gebleken dat de mogelijkheden die schuldhulpverlening biedt onvoldoende bekend zijn. Naar aanleiding van dit klanttevredenheidsonderzoek is in de communicatie extra aandacht besteed aan de mogelijkheden die de gemeente biedt in het kader van schuldhulpverlening. Daarnaast is er door de Rijksoverheid over de periode 2008-2010 extra budget beschikbaar gesteld voor schuldhulpverlening. In de kwantitatieve evaluatie wordt ingegaan op de effecten van dit beleid. Zoals al in de inleiding (paragraaf 1.1.) is aangegeven is per 1 juli 2012 de nieuwe Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in werking getreden. In het op te stellen uitvoeringsplan moeten de hoofdtaken van het door de gemeente te voeren beleid betreffende de integrale schuldhulpverlening en het voorkomen dat personen schulden aangaan die ze niet kunnen betalen zijn opgenomen. Specifiek moet worden aangegeven welke resultaten de gemeente
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
8 van 28
wenst te behalen, welke maatregelen worden genomen om de kwaliteit te borgen, het maximaal aantal weken dat wordt nagestreefd met betrekking tot de wachttijd en hoe schuldhulpverlening aan gezinnen met inwonende minderjarige kinderen wordt vormgegeven. Hier wordt in paragraaf 4.5 verder op ingegaan. Inzicht in de potentiële doelgroep van het minimabeleid Om het inzicht in de potentiële doelgroep van het minimabeleid te vergroten is in 2010 het gemeentelijke bestand gekoppeld aan bestanden van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en SallandWonen. Daarna is de doelgroep, bijna 700 huishoudens, persoonlijk aangeschreven om hen er op te wijzen dat zij mogelijk in aanmerking komen voor één of meerdere minimaregelingen. Overigens moeten we hierbij opmerken dat een grotere bekendheid met een regeling nog niet gelijk hoeft te betekenen dat het gebruik ook toeneemt. Het gebruik wordt namelijk grotendeels bepaald door de individuele omstandigheden van de klant. Samenwerking met de Sociale Verzekeringsbank De Algemene ouderdomswet (AOW) wordt opgebouwd van je 15e tot 65e levensjaar. Voor ieder jaar dat je in het buitenland verblijft, vindt er een korting van 2% op de AOW-uitkering plaats. Mensen die voor een kortere of langere tijd in het buitenland hebben gewoond en geen andere voorziening hebben getroffen hebben na hun 65e dan een inkomen beneden het minimumniveau. Deze mensen kunnen een aanvullende bijstandsuitkering aanvragen. Om er als gemeente zoveel mogelijk voor te zorgen dat 65-plussers die recht hebben op deze aanvullende bijstandsuitkering deze uitkering ook daadwerkelijk aanvragen is de uitvoering hiervan overgedragen aan de SVB. Zodra de AOW-uitkering wordt aangevraagd wordt door de SVB ook gekeken naar het inkomen en vermogen van de klant. Als blijkt dat de klant in aanmerking komt voor een aanvullende bijstandsuitkering ten behoeve van het levensonderhoud wordt deze door de Sociale verzekeringsbank berekend en tegelijk met de AOW-uitkering toegekend en uitbetaald. De verstrekte aanvullende uitkeringen komen ten laste van de gemeente. Formulierenbrigade Bij de evaluatie van het Minimabeleid 2006-2009 is voorgesteld om een formulierenbrigade in te stellen. Deze brigade kan ervoor zorgen dat klanten op de hoogte zijn van de mogelijkheden van het minimabeleid en dat zij ook daadwerkelijk gebruik maken van de diverse regelingen. De brigade kan de klanten helpen met het invullen van de aanvraagformulieren. Uit onze inventarisatie is gebleken dat er al diverse organisaties zijn waar inwoners terecht kunnen voor hulp bij het invullen van de formulieren. Deze inventarisatie is als bijlage II bijgevoegd. Deze lijst is ook opgenomen in de Werkmap Werk en Inkomen. Deze map is in samenspraak met de Cliëntenraad WWB ontwikkeld en bevat algemene informatie over de rechten en plichten verbonden aan de uitkering maar juist ook specifieke informatie zoals die voor onze gemeente geldt. In deze map wordt ook de nodige aandacht besteed aan de regelingen op grond van het minimabeleid. Deze map wordt aan iedere aanvrager van bijstand ten behoeve van het levensonderhoud uitgereikt en toegelicht. Inmiddels heeft de gemeente een startsubsidie aan het Informatie- en Ontmoetingspunt “Het Noaberhuus” verleend. “Het Noaberhuus” is een initiatief van onder andere de Stichting Welzijn Ouderen, de gezamenlijke Ouderenbonden, de Kerken en de Cliëntenraad WWB en heeft als doel een informatie- en ontmoetingspunt op te starten zowel in Olst als in Wijhe. Hier worden inwoners door vrijwilligers ontvangen met een kopje koffie of thee. Zij bieden een luisterend oor, geven informatie en advies, ondersteunen de klant en verwijzen naar professionals bij vragen op de volgende gebieden: welzijn, gezondheid, wonen, arbeid, inkomen, schulden en eenzaamheid.
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
9 van 28
Mogelijk kan in samenwerking met “Het Noaberhuus” worden bezien welk extra initiatief op dit gebied ontwikkeld moet worden. Hierbij wordt nog opgemerkt dat in het kader van het project om de werkprocessen binnen de gemeente Olst-Wijhe “lean” te maken ook de aanvraagformulieren kritisch zijn bekeken. De aanvraagformulieren zijn inmiddels aangepast. Deze zijn sterk vereenvoudigd en er wordt niet meer gevraagd naar de bij ons bekend zijnde gegevens. Na het beschrijven van de belangrijkste wijzingen van het beleid wordt in het nu volgende hoofdstuk ingegaan op de effecten van het gevoerde minimabeleid in kwantitatieve zin.
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
10 van 28
Hoofdstuk 2 Kwantitatieve evaluatie 2.1 Inleiding In de kwantitatieve evaluatie van ons minimabeleid proberen we antwoord te krijgen op de vraag wat de omvang is van de doelgroep die gebruik maakt van dit beleid in de gemeente Olst-Wijhe. Hierbij wordt met name gekeken naar de ontwikkeling van het aantal personen dat gebruik maakt van de regelingen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de diverse regelingen en de kostensoorten waarvoor een aanvraag wordt ingediend. 2.2 Omvang doelgroep Om vast te kunnen stellen of de doelstelling van het minimabeleid, zoals omschreven in hoofdstuk 1.2, behaald is, is allereerst inzicht nodig in de omvang van de doelgroep van het minimabeleid. Voor kleine gemeenten is voor het bepalen van de omvang van de doelgroep een redelijk betrouwbare formule te gebruiken1. Globaal genomen kan er van worden uitgegaan dat de doelgroep die gebruik kan maken van de gemeentelijke minimaregelingen de omvang heeft van drie keer het aantal huishoudens dat een uitkering van de gemeente ontvangt. Aangezien in de gemeente Olst-Wijhe 137 huishoudens (cijfer per 1 september 2012) een uitkering van de gemeente ontvangen, betekent dit dat de doelgroep van het minimabeleid op dit moment een omvang heeft van ongeveer 411 huishoudens. Zoals in paragraaf 1.3 is beschreven zijn in 2010 700 mensen aangeschreven. Hierbij zijn de criteria ruim aangehouden om niemand te vergeten. Nu duidelijk is dat het aantal huishoudens dat onder de doelgroep van het minimabeleid valt ongeveer 366 bedraagt is het interessant om te kijken hoeveel huishoudens uit deze doelgroep ook daadwerkelijk gebruik maken van de voorzieningen en regelingen op grond van het minimabeleid. 2.3 Reductieregeling In deze paragraaf wordt eerst weergegeven hoeveel aanvragen er per jaar in het kader van de Reductieregeling zijn ingediend en welk besluit de gemeente op deze aanvragen heeft genomen. Hierbij wordt opgemerkt dat de categorie afgebroken met name de gevallen zijn dat een aanvraag buiten behandeling wordt gesteld omdat de indiener zijn of haar informatieplicht niet (volledig) nakomt zodat het recht op de regeling niet kan worden vastgesteld. Tabel 2.3.1 Aantal aanvragen Reductieregeling naar besluitcategorie 2008 2009 2010 Afgebroken 6 11 8 Afwijzingen 9 23 12 Toekenning 207 228 236 Totaal 222 262 256
2011 14 33 293 340
Uit deze tabel blijkt dat het aantal aanvragen met name in 2011 fors is gestegen. Het aantal aanvragen over 2012 blijft op dit moment nog iets achter bij dat van 2011. Hierbij wordt opgemerkt dat de Reductieregeling kan worden aangevraagd op het moment dat de kosten zich hebben voorgedaan. Dit leidt ertoe dat er per huishouden meerdere aanvragen per jaar worden ingediend. In de volgende tabel wordt het aantal unieke huishoudens dat een aanvraag heeft ingediend weergegeven. 1
Nota minimabeleid 2006-2009
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
11 van 28
Tabel 2.3.2 Aantal unieke huishoudens dat een aanvraag Reductieregeling heeft ingediend. 2008 2009 2010 2011 Aantal 121 137 120 178 huishoudens Het aantal unieke huishoudens dat een aanvraag heeft ingediend is behoorlijk gestegen, dit geldt ook voor de eerste helft van 2012. Dit is te verklaren doordat eind 2010 de in paragraaf 1.3 genoemde bestandskoppeling heeft plaatsgevonden. Uit deze tabel kan ook worden geconcludeerd dat er gemiddeld genomen per huishouden twee aanvragen per jaar worden ingediend. In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de uitgaven van de Reductieregeling. Tabel 2.3.3 Uitgaven in het kader van de Reductieregeling 2008 2009 2010 Uitgaven € 26.532, € 30.495, € 39.066, -
2011 € 39.439, -
De uitgaven zijn ten opzichte van 2008 behoorlijk toegenomen. Opvallend is dat het aantal aanvragen in 2011 wel is gestegen maar het uitgegeven bedrag nagenoeg gelijk is gebleven. Dit kan worden verklaard door het gegeven dat in 2011 meer aanvragen door alleenstaanden zijn gedaan. Daarnaast valt het op dat mensen door de economische crisis kritischer zijn gaan kijken naar de uitgaven op sportief-, sociaal- en cultureel gebied. Verder wordt er bezuinigd op dagjes uit naar bijvoorbeeld een pretpark of bioscoopbezoek. Hierdoor wordt niet het maximale bedrag aangevraagd. In de eerste helft van 2012 zijn de uitgaven wederom fors toegenomen, in totaal is in 2012 een bedrag van € 23.683 uitgegeven. Waar de Reductieregeling een regeling is waar iedereen die aan de voorwaarden voldoet gebruik van kan maken is de bijzondere bijstand een regeling die alleen voorziet in een vergoeding voor de kosten die zich door bijzondere omstandigheden voordoen. Bij het beoordelen van het recht op bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de noodzaak van de te maken kosten waarbij geen beroep kan worden gedaan op een andere (voorliggende) voorziening. Hierop wordt verder ingegaan in de volgende paragraaf. 2.4 Bijzondere bijstand Als eerste wordt inzicht gegeven in het aantal aanvragen per jaar per besluitcategorie. Daarna is gekeken naar het aantal unieke huishoudens die een aanvraag hebben ingediend en uiteraard de uitgaven in het kader van de bijzondere bijstand. Verder wordt ingezoomd op de diverse kostensoorten waarvoor bijzondere bijstand is verstrekt. Tabel 2.4.1. Aantal aanvragen bijzondere bijstand naar besluitcategorie 2008 2009 2010 Afgebroken 18 26 14 Afwijzingen 38 58 39 Toekenning 232 273 203 Totaal 288 357 256
2011 22 55 187 264
Wat opvalt, is dat het aantal aanvragen in 2009 fors hoger was. Dit heeft onder andere te maken met het computerproject voor minima. Deze regeling is zoals beschreven in paragraaf 1.3 in 2009 in werking getreden. In dat jaar zijn dan ook de meeste aanvragen, te weten 44, ingediend. Per huishouden kan hiervoor eenmalig een aanvraag worden ingediend. Na 2009 bedraagt het aantal aanvragen voor het computerproject ongeveer vijf per jaar. Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
12 van 28
Over het algemeen kan worden gesteld dat het aantal aanvragen dus redelijk gelijk blijft in de loop van de jaren. Dit komt ook doordat bijzondere bijstand alleen kan worden aangevraagd voor de bijzondere noodzakelijke kosten die zich voor doen. Tabel 2.4.2 Aantal unieke huishoudens dat een aanvraag bijzondere bijstand heeft ingediend. 2008 2009 2010 2011 Aantal unieke 115 149 94 143 huishoudens Ook hier valt op dat er per gezin jaarlijks meerdere aanvragen om bijzondere bijstand worden ingediend. In 2012 zien we een toename van het aantal unieke huishoudens dat een aanvraag heeft ingediend. Het gaat tot 1 juli 2012 om totaal 87 unieke huishoudens. Omdat bijzondere bijstand pas wordt aangevraagd op het moment dat de kosten zich voordoen is dit niet te voorkomen. Wel is het zo dat bij elke eerste aanvraag de draagkracht over een periode van 12 maanden wordt vastgesteld. Bij een tweede aanvraag wordt niet meer naar de bekend zijnde gegevens gevraagd, alleen eventuele wijzigingen moeten dan nog worden doorgegeven. In onderstaande tabel zijn de totale uitgaven in het kader van de bijzondere bijstand weergegeven. Tabel 2.4.3 Uitgaven in het kader van de bijzondere bijstand. 2008 2009 2010 Totaal uitgaven € 168.912, - € 180.271, € 138.537, -
2011 € 188.121, -
Uit de tabel blijkt dat de kosten voor bijzondere bijstand vooral in 2009 en 2011 zijn toegenomen. De kosten van 2008 zijn inclusief de eenmalige uitkering die in dat jaar op grond van de motie Spekman werden verstrekt. Opvallend zijn de hoge kosten in 2009, zoals hiervoor gemeld komt dit door de start van het Computerproject voor minima ad € 42.000,-. Ook zien we in 2011 en 2012 een stijging van de kosten. Over de eerste helft van 2012 is een bedrag van € 111.120,- uitgegeven. De belangrijkste oorzaak is toch de economische crisis. Het wordt moeilijker om rond te komen waardoor vaker een beroep wordt gedaan op bijzondere bijstand. Dit wordt ook steeds vaker in de spreekkamer als reden voor de aanvraag aangegeven. Een van de opvallendste zaken in dit verband is de forse toename van de woonkostentoeslag boven de huurgrens. Het gaat hier om situaties waarin men de woonlasten voor de eigen woning niet meer kan betalen. De woningen staan in de meeste gevallen al langere tijd te koop. Daarnaast zijn de kosten voor vervanging van duurzame gebruiksgoederen significant toegenomen in de loop der jaren. In 2008 ging het om een bedrag van € 9.688,- en in 2011 om € 21.608,-. Ook hier geldt dat mensen door de economische crisis niet meer kunnen reserveren voor deze uitgaven en daardoor eerder bij ons aankloppen. Overigens moet men, om voor duurzame gebruiksgoederen in aanmerking te komen, langer dan drie jaar een inkomen van 110% van de bijstandsnorm hebben. De bijzondere bijstand die verstrekt wordt voor de premie aanvullende ziektekostenverzekering blijft over de jaren nagenoeg gelijk. Verder zijn de kosten voor bewindvoering, voor mensen die onder curatele zijn gesteld en waarvan het inkomen door een bewindvoerder wordt beheerd enorm gestegen. Dit is een landelijke trend. Het wordt steeds meer algemeen bekend dat voor deze kosten onder een aantal voorwaarden bijzondere bijstand kan worden aangevraagd.
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
13 van 28
Wat verder opvalt, is dat vooral de kosten van bijzondere bijstand voor medische kosten zoals medicijnen, bril en tandartskosten zijn gedaald. Een mogelijke verklaring kan zijn dat door de komst van de aanvullende verzekeringen klanten zelf kunnen kiezen welk pakket het best bij hun past voor wat betreft polisvoorwaarden en vergoedingen. Daarnaast is er natuurlijk de Collectieve ziektekostenverzekering waar klanten gebruik van kunnen maken. Hier wordt in paragraaf 2.6 op terug gekomen. Overigens wordt hierbij wel opgemerkt dat de hoogte van de vergoedingen tussentijds zijn aangepast, als voorbeeld melden wij u dat de vergoeding voor tandartskosten in 2009 is gemaximeerd. In het vervolg is nog een uitsplitsing gemaakt voor de specifieke kosten; computerproject voor minima, de langdurigheidstoeslag, collectieve ziektekosten, schuldhulpverlening. 2.5 Computerproject Het computerproject voor minima is op 1 januari 2009 ingegaan. Bij de start van het project is hier in de lokale media volop aandacht aan besteed. Dit is te zien in het aantal aanvragen in 2009, zijnde 44 aanvragen. Daarna is het aantal aanvragen op vijf per jaar blijven steken. Dit komt omdat je, om voor deze regeling in aanmerking te komen, minimaal drie jaar een inkomen op minimumniveau moet hebben. Het aantal aanvragen is over de eerste helft van 2012 teruggelopen, er is nog maar één aanvraag ingediend. Hierna wordt verder ingegaan op nog een specifiek onderdeel van de bijzondere bijstand namelijk de collectieve ziektekostenverzekering. 2.6 Collectieve ziektekostenverzekering Sinds 2007 kunnen inwoners van de gemeente Olst-Wijhe, met een inkomen tot maximaal 110% van het sociaal minimum deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering van Salland Verzekeringen. Men is dan verzekerd volgens het zogenoemde Pluspakket van Salland Verzekeringen. Aanvullend worden er dan nog kosten vergoed op grond van het Gemeentepakket. Hieronder vallen tandartskosten, orthodontie, podologie, hoortoestel en een vergoeding voor een bril. De gemeente betaalt deze kosten aan Salland Verzekeringen. De hoogte van de kosten is dus afhankelijk van de declaraties van de deelnemers. Over de jaren 2008 t/m 2010 bedroegen de kosten respectievelijk € 4.684,-, € 3.303,- en € 4.517,-. Het aantal deelnemers is stabiel te noemen, jaarlijks tussen de 153 en 159 deelnemers. Hierbij wordt opgemerkt dat in de WWB nadrukkelijk is bepaald dat de keuze voor een bepaalde zorgverzekering niet mag worden opgelegd. Men is dus vrij om te kiezen om wel of niet aan de collectieve regeling mee te doen of zich bij een andere zorgverzekeraar te verzekeren. Uit onderzoek van de Nederlandse zorgautoriteit blijkt dat er niet veel Nederlanders van zorgverzekeraar wisselen, over de periode 2007-2011 gaat het om een percentage overstappers van jaarlijks tussen de 3,5% en de 5,5%. 2.7 Langdurigheidstoeslag Zoals in paragraaf 1.3 al is aangegeven zijn de criteria om in aanmerking te komen voor de langdurigheidstoeslag vanaf 1 januari 2009 verruimd. Dit is dan ook duidelijk zichtbaar in onderstaande tabel, de aanvragen langdurigheidstoeslag zijn ten opzichte van 2008 meer dan verdubbeld. Wat opvalt is dat in 2011 een fors hoger aantal aanvragen is afgewezen. Dit valt te verklaren door de bestandskoppeling eind 2010. Door de aanschrijving van 700 huishoudens hebben ook beduidend meer huishoudens langdurigheidstoeslag aangevraagd maar niet iedereen bleek daadwerkelijk recht op de langdurigheidstoeslag te hebben. Hierbij wordt opgemerkt dat de criteria om in aanmerking te komen voor de langdurigheidstoeslag aanmerkelijk minder ruim zijn dan bijvoorbeeld de reductieregeling. In de eerste helft van 2012
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
14 van 28
hebben 33 mensen een aanvraag ingediend waarvan er 29 zijn toegekend. Het aantal aanvragen blijft dus naar verwachting stabiel. Tabel 2.7.1 Aantal aanvragen langdurigheidstoeslag naar besluitcategorie 2008 2009 2010 Afgebroken 5 Afwijzing 7 5 8 Toekenning 31 51 61 Totaal 38 61 69
2011 4 19 60 83
De verdubbeling van het aantal aanvragen ten opzichte van 2008 heeft zoals te verwachten ook geresulteerd in een verdubbeling van de uitgaven voor de langdurigheidstoeslag. Dit is in onderstaande tabel goed te zien. Tabel 2.7.2 Uitgaven in het kader van de langdurigheidstoeslag 2008 2009 2010 Uitgaven € 13.651, € 25.713, € 39.287, -
2011 € 30.838, -
Wat hierbij nog extra opvalt is dat de uitgaven in 2010 fors hoger zijn dan de uitgaven in 2011 terwijl het aantal aanvragen vrijwel gelijk is gebleven. Dit komt onder andere doordat het gewijzigd beleid in november 2009 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2009 is vastgesteld. In 2010 zijn nog een aantal aanvragen betrekking hebbende op het jaar 2009 toegekend. Over de eerste helft van 2012 is een bedrag van € 12.894,- uitgegeven. 2.8 Schuldhulpverlening In deze paragraaf wordt ingegaan op een ander aspect van het minimabeleid namelijk de schuldhulpverlening. Hier valt op dat het aantal klanten in inkomensbeheer is toegenomen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat er de laatste tijd steeds meer aandacht is gekomen voor preventieve activiteiten, waaronder het inkomensbeheer. Overigens is hier een maximumtermijn aan verbonden. Als deze termijn niet voldoende is kan worden overgegaan naar bewindvoering. Hier wordt verderop in deze paragraaf op terug gekomen. Ook het aantal klanten dat is opgenomen in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) is fors toegenomen. Dit is een landelijke tendens. De gedane investeringen in schuldhulp zijn zichtbaar in het toegenomen slagingspercentage. Tabel 2.8.1 aantallen aanvragen Schuldhulpverlening 2008 2009 Instroom Intake 26 40 Instroom schuldregeling 12 11 Geslaagde schuldsanering 1 1 Geslaagde schuldbemiddeling 1 3 Slagingspercentage 18,2 % 23,5% Aanvragen WSNP 14 15 Klanten in inkomensbeheer 30 27
2010 39 34 8 8 66,7% 18 33
2011 28 13 1 10 54,5% 25 39
Wat opvalt is dat de instroom in de intake vanaf 2009 behoorlijk is gestegen. Daarnaast zijn er in 2010 opvallend veel mensen ingestroomd in een schuldregeling. Dit is te verklaren doordat er eind 2009 begin 2010 een inhaalslag is gemaakt om de wachtlijst weg te werken. Dat heeft er voor gezorgd dat een heel groot deel van de nieuwe instroom van 2009 begin 2010 is
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
15 van 28
doorgestroomd naar de schuldregelingfase. De voorlopige cijfers over 2012 geven aan dat er 19 mensen een aanvraag hebben ingediend. Hiervan zijn er inmiddels 10 ingestroomd in de schuldregelingfase. Over de eerste helft van 2012 zijn er 6 geslaagde schuldsaneringen dan wel schuldbemiddelingen. Het slagingspercentage bedraagt per 1 juli 2012 66,7%. Er zijn 41 klanten in inkomensbeheer. Zoals te zien is in tabel 2.8.2 worden de kosten van schuldhulpverlening uit diverse budgetten betaald. Het grootste gedeelte wordt betaald vanuit het budget minimabeleid. Als het gaat om klanten met een WWB-uitkering die schulden hebben wordt het oplossen van de schulden onderdeel van het re-integratietraject. In het algemeen kan worden gesteld dat het hebben van schulden een belemmering vormt om weer werk te vinden. De schuldhulp wordt dan als voorwaarde, verbonden aan de uitkering, opgelegd en vormt als zodanig een onderdeel van het re-integratietraject. De kosten voor deze klanten worden dan ook betaald vanuit het Participatiebudget. Als een meerderjarige als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen, kunnen zijn goederen door de kantonrechter geheel of gedeeltelijk onder bewind worden gesteld. Bij het instellen van bewindvoering wijst de kantonrechter een bewindvoerder aan. Hiervoor komen zowel particuliere (echtgenoot, partner, familielid) als professionele partijen in aanmerking. Wanneer een professionele partij als bewindvoerder is benoemd, komt het vaak voor dat de bewindvoerder voor de kosten van bewindvoering namens de belanghebbende bijzondere bijstand aanvraagt. Zoals in onderstaande tabel is te zien zijn deze kosten explosief gestegen. Tabel 2.8.2 Uitgaven in het kader van de Schuldhulpverlening 2008 2009 2010 Minimabeleid 30.000,63.290,48.704,Participatiebudget 16.023,23.726,Bijstand voor 3.612,9.107,24.951,kosten bewindvoering Totaal 33.612,88.420,97.381,-
2011 48.146,13.385,26.622,88.153,-
De uitgaven zijn in de eerste helft van 2012 respectievelijk € 30.669,- (Minimabeleid), € 6307,(Participatiebudget) en € 15.148,- (Bijstand voor kosten bewindvoering). Ook hier is de tendens dat de kosten ten opzichte van 2011 stijgen. Als laatste wordt hier ingegaan op de kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen. Deze regeling wordt uitgevoerd door de vakgroep Belastingen maar valt onder het minimabeleid. 2.9 Kwijtscheldingen gemeentelijke belastingen Voor de inwoners van Olst-Wijhe met de laagste inkomens bestaat de mogelijkheid om voor kwijtschelding van de afvalstoffenheffing en het rioolrecht in aanmerking te komen. Er vindt een toets plaats naar het inkomen en het vermogen. Het inkomen mag niet hoger liggen dan 100% van het bijstandsniveau. Voor de ledigingen wordt slechts beperkt kwijtschelding verleend, zodat er een prikkel blijft bestaan om bewust met het aanbieden van huishoudelijk afval om te gaan.
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
16 van 28
Tabel 2.9.1 Aantal aanvragen kwijtschelding gemeentelijke belastingen 2008 2009 2010 Automatische kwijtschelding Afgewezen Toegewezen 125 110 Gedeeltelijk Toegewezen Totaal aanvragen 125 110 Individuele kwijtschelding Afgewezen 34 32 47 Toegewezen 145 37 49 Gedeeltelijk toegewezen 7 4 3 Totaal aanvragen 186 73 99 Bedrag € 55.000,- € 61.000,€ 61.000,-
2011 41 110 151 34 55 1 90 € 65.000,-
Hier valt het aantal afwijzingen bij automatische kwijtschelding in 2011 op. Tot 2011 werd automatische kwijtschelding verleend op basis van een koppeling met het bestand van Sociale Zaken, de gegevens van deze klanten waren volledig bekend en dus kon automatisch kwijtschelding worden verleend. Vanaf 2011 werden de gegevens van alle in het voorgaande jaar toegekende aanvragen voor het eerst gekoppeld met het Inlichtingenbureau. In tegenstelling tot voorgaande jaren waarin alleen de klanten van Sociale Zaken werden meegenomen worden nu alle klanten automatisch gekoppeld. Hierdoor zijn er 41 aanvragen in eerste instantie afgewezen. Al deze klanten ontvangen hierover bericht en krijgen de mogelijkheid om alsnog individuele kwijtschelding aan te vragen. Op basis van deze individuele toetsing zijn alsnog ongeveer 20 aanvragen toegekend. Overigens blijkt uit de voorlopige cijfers van 2012 dat het om ongeveer dezelfde aantallen gaat; 161 aanvragen automatische kwijtschelding waarvan er in eerste instantie 84 aanvragen zijn toegekend. Er zijn 77 individuele aanvragen ingediend. Er is tot 1 september 2012 een bedrag van € 59.401,- aan kwijtschelding uitgegeven. Zoals ook uit deze tabel blijkt is in de loop van de jaren het aantal aanvragen ook hier toegenomen en signaleren we een kostenstijging. Dit heeft ook te maken met de algemene verhogingen van de gemeentelijke belastingen, vanzelfsprekend wordt hierdoor het bedrag waarvoor kwijtschelding wordt verleend ook hoger. 2.10 Doorlooptijden Als laatste in dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de afhandeltermijnen van de aanvragen op grond van het minimabeleid. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is opgenomen dat een aanvraag binnen een termijn van acht weken moet worden afgehandeld. Binnen de gemeente Olst-Wijhe zijn hierover andere afspraken gemaakt, daar waar mogelijk moet een aanvraag zo snel mogelijk worden afgehandeld. Voor het minimabeleid hebben wij als servicenorm een termijn van vijf weken. In onderstaande tabel zijn de gemiddelde doorlooptijden opgenomen. Tabel 2.10.1 Gemiddelde doorlooptijden aanvragen in weken. 2008 2009 2010 Langdurigheidstoeslag 2 7 2 Reductieregeling 2 3 3 Bijzondere Bijstand 3 4 4
2011 2 2 3
Wat opvalt, is de doorlooptijd van zeven weken bij de langdurigheidstoeslag in 2009. Omdat er in 2009 met terugwerkende kracht een beleidswijziging heeft plaatsgevonden zijn de aanvragen
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
17 van 28
die op dat moment al waren ingediend aangehouden om niet alle beslissingen op grond van het gewijzigde beleid te moeten herzien. De klanten zijn daarvan op dat moment op de hoogte gesteld. De afhandelingduur van de bijzondere bijstand is over het algemeen wat langer, deze aanvragen zijn het meest complex waarin in voorkomende situaties ook een extern (medisch) advies moet worden ingewonnen. Ook in 2012 zijn de doorlooptijden behoorlijk opgelopen voor de langdurigheidstoeslag gaat het om drie weken en voor de aanvragen om reductieregeling en bijzondere bijstand gaat het om vijf weken, de termijnen blijven dus nog binnen de afgesproken servicenormen. Hierbij wordt opgemerkt dat het aantal aanvragen voor een uitkering ten behoeve van het levensonderhoud in 2012 ook zijn toegenomen en deze ook om extra aandacht vragen Overigens worden de aanvragen op grond van de minimaregelingen vanaf 1 juli 2012 ook afgehandeld door een medewerker van het klant contact centrum, dit vermindert de kwetsbaarheid en leidt naar verwachting tot een verkorting van de doorlooptijden. De Cliëntenraad WWB vraagt aandacht voor de doorlooptijden. De benodigde verbeteracties zijn in gang gezet. Overigens worden de aanvragen waar het acute nood betreft met voorrang behandeld. 2.11 Conclusie kwantitatieve evaluatie 2008-2011 Zoals uit de kwantitatieve evaluatie is gebleken is het gebruik van de regelingen in zijn algemeenheid toegenomen. Opvallend is dat het aantal aanvragen Reductieregeling en langdurigheidstoeslag fors is gestegen. Het aantal aanvragen om bijzondere bijstand is redelijk gelijk gebleven. De toename van het aantal aanvragen wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de economische crisis. Dit is vooral zichtbaar in de toename van het aantal aanvragen voor woonkostentoeslag en vervanging van duurzame gebruiksgoederen. Daarnaast is er met name in 2009 en 2010 een toename geweest van het aantal aanvragen om schuldhulpverlening. De toename van het aantal aanvragen heeft als gevolg dat ook de uitgaven in het kader van het minimabeleid fors zijn toegenomen. Deze kosten konden tot en met 2011 telkens binnen de begroting worden opgevangen. Op de kostenontwikkeling in 2012 wordt in paragraaf 4.3 verder ingegaan.
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
18 van 28
Hoofdstuk 3 Kwalitatieve evaluatie 3.1 Inleiding Naast aantallen en cijfers in de kwantitatieve evaluatie is het natuurlijk ook van belang op welke wijze wij onze doelgroep hebben bereikt en hoe zij daarna verder geholpen zijn. Als eerste besteden we aandacht aan het bereiken van de doelgroep waarna verder wordt ingegaan op de inrichting van de werkprocessen en de uitkomsten van de klanttevredenheidsonderzoeken. Daarna wordt in paragraaf 3.6 een algehele conclusie getrokken. Als laatste wordt nog stil gestaan bij de ontwikkelingen in 2012. 3.2 Bestandskoppelingen Vanaf 2009 hebben er zoals eerder gemeld diverse bestandskoppelingen plaatsgevonden om de doelgroep van het minimabeleid nog beter te bereiken. Allereerst vindt er jaarlijks een automatische koppeling plaats met het Inlichtingenbureau waaruit blijkt welke personen net als een eerder jaar weer in aanmerking komen voor kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen. Verder heeft de vakgroep Sociale Zaken alle personen die de laatste jaren gebruik hebben gemaakt van één van de regelingen van het minimabeleid aangeschreven en hen gewezen op alle mogelijkheden die het minimabeleid biedt. In december 2010 heeft er in samenwerking met onder andere de Sociale Verzekeringsbank en SallandWonen een bestandskoppeling plaatsgevonden. Deze bestandskoppeling heeft bijna 700 namen van inwoners opgeleverd die volgens de beschikbare gegevens tot de potentiële doelgroep van het minimabeleid behoren. Deze personen zijn persoonlijk aangeschreven dat zij wellicht in aanmerking komen voor de diverse minimaregelingen. Vooralsnog heeft dit ertoe geleid dat enkele tientallen inwoners voor het eerst een aanvraag voor het minimabeleid hebben ingediend. Hierbij is het opvallend dat het vaak mensen van 65 jaar of ouder betrof. Verder zijn er ook veel aanvragen ingediend door mensen die in het verleden al wel gebruik maakten van de minimaregelingen maar dit de laatste jaren niet meer deden. Jaarlijks wordt aan het eind van het jaar op basis van een bestandsvergelijking bekeken welke personen mogelijk nog in aanmerking komen voor één of meerdere regelingen en deze worden dan persoonlijk aangeschreven. 3.3 Communicatie In deze paragraaf wordt verder ingezoomd op de communicatie met de burgers en organisaties in het algemeen. Presentaties De vakgroep Sociale Zaken heeft in samenwerking met diverse organisaties in de gemeente een tweetal bijeenkomsten georganiseerd. Tijdens de eerste bijeenkomst “begrijpen we elkaar goed?” in mei 2010 werd met elkaar kennisgemaakt en een eerste aanzet gegeven naar de volgende bijeenkomst “hoe bereiken we elkaar?” die gehouden werd in december 2010. Tijdens deze laatste bijeenkomst is ook een presentatie gegeven van de voorzieningen. Daarnaast is er in 2010 ook een presentatie over ons minimabeleid gegeven aan leden van de ouderenbond KBO te Wijhe. Publicaties Periodiek wordt er aandacht geschonken aan ons minimabeleid op de gemeentepagina van de Huis aan Huis. Ook is er in de gemeentegids een katern over ons minimabeleid opgenomen. Eind 2010 is de zogenoemde Werkmap Werk en Inkomen ingevoerd. Aan iedere aanvrager van bijstand ten behoeve van het levensonderhoud wordt een door de gemeente, in samenspraak met de Cliëntenraad WWB, ontwikkelde informatiemap afgegeven. Hierin staat de algemene Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
19 van 28
informatie over de rechten en plichten maar juist ook de specifieke informatie zoals die voor de gemeente Olst-Wijhe geldt. Deze map wordt nadrukkelijk werkmap genoemd omdat de klant hierin alle correspondentie, kan bewaren. In deze map wordt de nodige aandacht besteed aan de regelingen op grond van het minimabeleid. Deze regelingen worden ook bij het uitreiken van de map nog eens aangehaald zodat de personen die een uitkering (gaan) ontvangen goed op de hoogte zijn van de bestaande regelingen. Uiteraard wordt de map periodiek aangepast. De Cliëntenraad WWB onderschrijft in haar reactiebrief het belang van communicatie. 3.4 Lean Binnen de gemeente Olst-Wijhe worden alle werkprocessen doorgelicht en daar waar mogelijk “lean” gemaakt. De vakgroep Sociale Zaken is in 2011 gestart met het verbeteren van de werkprocessen volgens de lean-methode. Uitgangspunt is geweest om de tijd die nodig is voor het afhandelen van de aanvragen zo kort mogelijk te laten zijn. Daarnaast is nadrukkelijk gelet op de klantvriendelijkheid van het proces. Het is hierbij van belang om het zo eenvoudig mogelijk te maken van de (aanvraag)formulieren en niet meer te vragen naar de al bekend zijnde gegevens. De effecten van deze aanpassingen zijn op dit moment nog niet meetbaar maar zullen als het goed is, in een volgend klanttevredenheidsonderzoek te merken moeten zijn. 3.5 Uitkomsten Klanttevredenheidsonderzoeken In 2008 is voor het eerst een klanttevredenheidsonderzoek onder de klanten van de vakgroep Sociale Zaken gehouden. In het najaar van 2010 en in het voorjaar van 2012 zijn er wederom klanttevredenheidsonderzoeken uitgevoerd. De uitkomsten worden hieronder met elkaar vergeleken. Er wordt in deze nota met name ingegaan op de uitkomsten die betrekking hebben op het minimabeleid. Het betreft een beknopte samenvatting van de uitkomsten, het klanttevredenheidsonderzoek 2012 is in zijn geheel als bijlage III bijgevoegd. Vooraf wordt opgemerkt dat het klanttevredenheidsonderzoek in 2012 een zeer lage respons heeft gekend. Vanwege deze lage absolute respons is het lastig om algemene conclusies te trekken. Van de 113 klanten die een vragenlijst hebben ontvangen, hebben er maar 34 de vragenlijst terug gestuurd. De Cliëntenraad WWB spreekt haar waardering uit voor de vorderingen die gemaakt zijn maar merkt ook op dat er nog een aantal punten voor verbetering vatbaar zijn. Wij onderschrijven deze opmerking en zullen in samenspraak met de Cliëntenraad WWB een aantal verbeteracties opstellen. Informatie De grootste groep respondenten (59%) leest de gemeentepagina in Huis aan Huis soms tot nooit. Ook in 2008 las meer dan de helft van de mensen de gemeentepagina soms of zelfs helemaal niet. Een telefoontje naar de gemeente is nog altijd de meest gebruikelijke manier om informatie over de uitkering of de vakgroep Sociale Zaken te vergaren. Net als in voorgaande jaren ligt dit aandeel rond de 75-80%. Komt de informatie naar de klant toe, dan ontvangt de klant deze het liefst in een persoonlijk gesprek. In vergelijking met voorgaande jaren valt op dat de voorkeur voor het persoonlijk gesprek is afgenomen en de e-mail aan populariteit wint. Maar omdat het in 2012 om een beperkt aantal respondenten gaat, kunnen hier geen conclusies aan verbonden worden. Van belang is hoe de klant het contact met de vakgroep Sociale Zaken ervaart, hierna wordt verder op de klantbejegening ingegaan. Klantbejegening De helft van de respondenten vindt dat de vakgroep Sociale Zaken voldoende telefonisch bereikbaar is. Dit beeld komt overeen met de uitkomsten van 2008. In 2010 was men
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
20 van 28
daarentegen positiever. Van de cliënten die wel eens een gesprek hebben aangevraagd geeft 85% aan dat zij voldoende gelegenheid krijgen een gesprek te voeren met de vakgroep. Tweederde van de klanten hebben het gevoel serieus genomen te worden. De grote meerderheid (82%) geeft aan met respect behandeld te worden door de vakgroep Sociale Zaken. De (aanvraag)formulieren worden als duidelijk leesbaar ervaren. De score van de overige brieven en beschikkingen blijft achter. Deze kunnen nog duidelijker om een net zo’n goede score te behalen als de aanvraagformulieren. De tevredenheid over de afhandelingtermijn is enigszins afgenomen, hierbij wordt opgemerkt dat de daadwerkelijke doorlooptijden in 2011 zijn afgenomen. De Cliëntenraad WWB vraagt in haar brief blijvende aandacht voor de klantbejegening. Ook het college vindt het vanzelfsprekend dat dit punt voortdurend onder de aandacht blijft. Minimabeleid De meest bekende regeling is de bijzondere bijstand. 75 % kent deze regeling. De bekendheid met de Reductieregeling ligt op 70%, de bekendheid van de kwijtschelding gemeentelijke belastingen is ten opzichte van 2010 afgenomen met elf procent tot 65%. De bekendheid van de langdurigheidstoeslag en schuldhulpverlening sluiten wederom het rijtje. Van de respondenten heeft 85% in 2011 of 2012 gebruik gemaakt van één of meerdere regelingen die worden aangeboden vanuit het gemeentelijk minimabeleid. Conclusie Voor de dienstverlening van de vakgroep Sociale Zaken geven de klanten in 2012 een gemiddeld totaalcijfer van 6,7 (in 2008 was dit een 7,2 en in 2010 een 7,3). Zoals gezegd was er een lage respons waardoor de uitkomsten wat lastiger te duiden zijn. Er wordt nagedacht over een andere opzet van het onderzoek waardoor meer mensen mee gaan doen en de uitkomsten betrouwbaarder worden. Overigens leiden deze uitkomsten, tot een aantal verbeterpunten die, zoals gebruikelijk nog in samenspraak met de Cliëntenraad WWB moeten worden vastgesteld. 3.6 Conclusie kwalitatieve evaluatie 2008-2011 Er is vanuit de gemeente nadrukkelijk geïnvesteerd in de informatievoorziening aan de doelgroep en de organisaties die in aanraking komen met de potentiële doelgroep. Dit heeft geresulteerd in een forse toename van het gebruik van de diverse regelingen. Met als gevolg dat ook de uitgaven fors zijn toegenomen. Het blijft een gegeven dat een aantal personen nog (steeds) geen gebruik maakt van het minimabeleid. Dit blijkt ook uit het klanttevredenheidsonderzoek. Hier is geen eenduidige oorzaak voor aan te geven. Daarnaast heeft de vakgroep Sociale Zaken de werkprocessen doorgelicht en “lean” gemaakt, hierdoor is de aanvraagprocedure vereenvoudigd en de afhandeltermijn verkort. In het volgende hoofdstuk wordt verder ingegaan op het actualiseren van het beleid om daar waar mogelijk de geconstateerde onvolkomenheden weg te nemen. 3.7 Algehele conclusie kwantitatieve en kwalitatieve evaluatie 2008-2011 De doelstelling van het Minimabeleid 2008-2011 was om alle burgers die in aanmerking komen voor bestaande sociale voorzieningen van de gemeente beschikken over de daarvoor relevante informatie. Zoals uit de kwalitatieve evaluatie is gebleken zijn er door de vakgroep Sociale Zaken diverse acties gedaan om de bekendheid met de regelingen te vergroten. Zoals in de kwantitatieve evaluatie is te zien is het gebruik van alle minimaregelingen significant toegenomen. Dit met als logisch gevolg dat ook de uitgaven op grond van het minimabeleid significant zijn toegenomen. Uit de kwalitatieve- en kwantitatieve-evaluatie kan dan ook worden geconcludeerd dat de doelstelling grotendeels is behaald.
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
21 van 28
Hoofdstuk 4 Aanbevelingen voor minimabeleid 2013-2016 4.1 Inleiding Deze notitie wordt geschreven in een nogal roerige periode als het gaat om landelijke regelgeving. Door de val van het kabinet is de huishoudinkomenstoets WWB 2012 alsnog ingetrokken en is het wetsvoorstel Wet werken naar vermogen (WWNV) controversieel verklaard. De gemeente wordt de komende jaren waarschijnlijk geconfronteerd met nog twee grote transities binnen het sociaal domein (Jeugdzorg en Begeleiding uit de Algemene wet bijzondere ziektekosten(AWBZ). De effecten van al deze maatregelen, de zogenoemde stapeling van de rijksbezuinigingen, moeten nog blijken. Op dit moment bestaat al wel redelijk inzicht in welke huishoudens de stapelingseffecten zich in belangrijke mate gaan voordoen. Het betreft huishoudens met één of meerdere uitkeringen, multiprobleem huishoudens, huishoudens met een inwonende ouder met aanvullende bijstand, zwakbegaafden met ernstig bijkomende problematiek, jongeren met psychische en gedragsproblematiek, ouderen die gebruik maken van zorg met minimuminkomens en gezinnen met minimuminkomens die gebruik maken van kinderopvang, zorg- en huurtoeslag. Wat in ieder geval al wel vaststaat, is dat er op rijksniveau flink bezuinigd gaat worden. Als gevolg hiervan moet ook de gemeente bezuinigen, bij de gemeente Olst-Wijhe zitten we dan ook volop in een heroverweging fase 3. De gemeenteraad heeft op 27 juni 2012 de bestuursopdracht gegeven. Daarnaast hebben we te maken met de zogenoemde kanteling in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Vanaf 1 juli 2012 worden eigen bijdragen voor de diverse voorzieningen gevraagd. Voor deze eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden aangevraagd. Hierdoor zal het beroep op bijzondere bijstand toenemen. Daarnaast is door de invoering van de aangescherpte WWB bepaald dat gemeenten een maximale inkomensgrens van 110% mogen hanteren bij (categoriale) gemeentelijke minimaregelingen. Voor de gemeente Olst-Wijhe heeft deze laatste wijziging geen gevolgen omdat deze grens al door ons wordt toegepast in de minimaregelingen. Mede gezien bovenstaande en het feit dat tot nu toe de gemeenteraad heeft uitgesproken dat het huidige minimabeleid gehandhaafd moet blijven is er bij de meeste regelingen dan ook geen aanleiding om het beleid te herzien. Wel zal op onderdelen het beleid moeten worden geactualiseerd en worden een aantal verbetervoorstellen gedaan die voortkomen uit de kwantitatieve- en kwalitatieve evaluatie. 4.2 Doelstelling In het coalitieakkoord over de periode 2010-2014 is voor wat betreft het minimabeleid het volgende opgenomen; De vigerende langdurigheidtoeslag wordt structureel gemaakt.
Prestatieafspraak: op het minimabeleid (incl. de langdurigheidtoeslag) wordt niet bezuinigd. Deze prestatieafspraak is nogmaals bevestigd in de nota “De gemeente Olst-Wijhe heroverweegt op maat met de samenleving” waarover de gemeenteraad op 27 juni 2011 een besluit heeft genomen. De uitkomsten van de heroverweging fase 3 zijn op dit moment nog niet bekend.. 4.3 Lasten en beschikbare middelen minimabeleid In deze paragraaf wordt ingegaan op de beschikbare middelen voor het minimabeleid. Aan het einde van elke paragraaf volgt in het kader het voorstel voor het inzetten van de middelen.
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
22 van 28
Voordat er op de beschikbare middelen wordt ingegaan kijken we eerst nog even naar de lasten van het minimabeleid. Zoals uit de kwalitatieve evaluatie blijkt zijn de kosten voor met name de reductieregeling en de bijzondere bijstand in 2012 significant gestegen. Het intensief communiceren over de mogelijkheden die het Minimabeleid biedt heeft geleid tot een toename van het aantal aanvragen. Daarnaast hebben we te maken met het gegeven dat steeds meer mensen ten gevolge van de economische crisis ook noodgedwongen een aanvraag moeten indienen om het hoofd nog enigszins boven water te kunnen houden. De beschikbare budgetten voor de reductieregeling en de bijzondere bijstand worden in 2012 fors overschreden. Dit wordt in de berap 2012 en 2013 opgenomen waarbij wordt aangegeven dat dit een structurele ontwikkeling is. Zoals hierboven gemeld ontstaat er vanaf 2012 een structureel tekort. De lastenoverschrijdingen voor 2012 en 2013 worden opgenomen in de berap waarbij wordt aangegeven dat dit een structurele ontwikkeling is. Bij de Kadernota 2014-2017 wordt vervolgens de lastenoverschrijding ingebracht en kan worden afgewogen of er structureel extra budget beschikbaar komt en/of dat het beleid moet worden aangepast om binnen de huidige beschikbare budgetten te blijven. Intensivering bijzondere bijstand Om de cumulatie van inkomenseffecten, zoals al benoemd in paragraaf 4.1, te verzachten voor kwetsbare groepen zoals bijvoorbeeld chronisch zieken, gehandicapten en ouderen wordt de bijzondere bijstand m.i.v. 2012 geïntensiveerd met € 90 miljoen structureel. De middelen worden toegevoegd aan de algemene uitkering en verdeeld via de maatstaven bijstandsontvangers en huishoudens met een laag inkomen (drempel). Door het toevoegen van deze middelen aan het gemeentefonds worden de gemeenten in staat gesteld om deze specifieke doelgroepen door middel van de verlening van bijzondere bijstand extra inkomensondersteuning te bieden. Voor onze gemeente gaat het om circa € 34.905,- structureel op jaarbasis. Gezien de toename van de uitgaven voor bijzondere bijstand wordt voorgesteld het bedrag van € 34.905,- vanaf 2012 op te nemen in de begroting voor de kosten bijzondere bijstand. Voorstel De vanuit het Rijk extra ontvangen middelen ad € 34.905,00 vanwege intensivering bijzondere bijstand vanaf 2012 opnemen in de begroting voor de kosten bijzondere bijstand Aanpassing norm kwijtschelding en bijzondere bijstand in verband met kosten kinderopvang Om de armoedeval voor alleenstaande ouders met een relatief laag inkomen te verminderen, wordt voor gemeenten de mogelijkheid gecreëerd om bij de kwijtschelding van lokale belastingen rekening te houden met de kosten van formele kinderopvang. Om gemeenten te ondersteunen bij het uitvoeren van deze maatregel is m.i.v. 2012 structureel € 10 miljoen aan het gemeentefonds toegevoegd. De middelen worden verdeeld via de maatstaven bijstandsontvangers en huishoudens met laag inkomen (drempel). Voor onze gemeente gaat het om circa € 3.780,-. Gemeenten hebben deze mogelijkheid al als het gaat om de bijzondere bijstand, maar nu het geregeld wordt voor de kwijtschelding van lokale belastingen zullen gemeenten hier naar verwachting eerder gebruik van maken. Dit vermindert de armoedeval en maakt werken lonender. Naar schatting betekent deze maatregel landelijk voor ongeveer 10.000 werkende alleenstaande ouders die nu gebruik maken van formele kinderopvang een inkomensverbetering. Gezien het feit dat deze situatie in onze gemeente nog niet is voorgekomen en de geconstateerde tekorten op het minimabeleid wordt voorgesteld om het
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
23 van 28
kwijtscheldingsbeleid niet te verruimen. Daarom wordt voorgesteld om het bedrag van € 3.780,vanaf 2012 op te nemen in de begroting voor de kosten bijzondere bijstand. Voorstel Het kwijtscheldingsbeleid niet verruimen en de hiervoor vanuit het Rijk extra ontvangen middelen ad € 3.780,00 vanaf 2012 opnemen in de begroting voor de kosten bijzondere bijstand Aanpassing budget schuldhulpverlening en minimabeleid Voor selectieve en gerichte schuldhulpverlening is voor 2012 en verder een taakmutatie van -/- € 8.000,- opgenomen. Naar het oordeel van het kabinet kunnen gemeenten namelijk besparingen realiseren op de schuldhulpverlening door meer selectieve en gerichte schuldhulpverlening. Het is aan gemeenten zelf om daaraan invulling te geven en daartoe maatregelen te treffen, waaronder maatregelen op het terrein van preventie en efficiency. Hier wordt in het uitvoeringsplan schuldhulpverlening in Olst-Wijhe 2012-2015 verder op ingegaan. Daarnaast heeft het kabinet met ingang van 1 januari-2012 de inkomensgrens voor het gemeentelijk minimabeleid genormeerd op maximaal 110% van het wettelijk minimumloon, zodat inkomensaanvullingen gerichter worden verstrekt. In verband hiermee is voor het minimabeleid een taakmutatie voor 2012 en verder van -/- € 15.000,- opgenomen Voorgesteld wordt het totaalbedrag van € 23.000,- in mindering te brengen op het budget bijzondere bijstand vanaf 2012 en verder. Voorstel De korting op de vanuit het Rijk ontvangen middelen ad € 23.000,00 (vanwege meer selectieve en gerichte schuldhulpverlening en het normeren van de inkomensgrens voor het gemeentelijk minimabeleid op maximaal 110% van het wettelijk minimumloon) vanaf 2012 in mindering brengen op het budget bijzondere bijstand. Gezien voorgaande voorstellen wordt uitgegaan van de volgende beschikbare budgetten en de te verwachten uitgaven. Verwachte Saldo Beschikbare Geraamd uitgaven middelen 2013 2013 2013 gezien bovenstaande voorstellen Bijzondere Bijstand 132.000,147.685,-* 195.000,-/- 47.315,Reductieregeling 35.000,35.000,50.000,-/- 15.000, Dit bedrag is opgebouwd uit de oorspronkelijke raming € 132.000,- plus de intensivering bijzondere bijstand ad € 34.905,- en € 3.780,- minus het saldo van de taakmutaties ad € 23.000,-. 4.4 Regelingen minimabeleid Zoals al eerder is opgemerkt worden er geen ingrijpende wijzigingen in het minimabeleid voorgesteld. Wel zal op onderdelen het beleid moeten worden geactualiseerd en worden er een aantal verbetervoorstellen gedaan die voortkomen uit de kwantitatieve- en kwalitatieve evaluatie. Nadat de gemeenteraad het Beleidskader Minimabeleid 2013-2016 heeft vastgesteld vindt de nadere uitwerking plaats in de door het college van B&W vast te stellen beleidsregels. De voorgestelde wijzigingen van de gemeentelijke minimaregelingen worden in een apart kader aangegeven.
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
24 van 28
Computerproject voor minima Zoals genoemd in paragraaf 1.3 kan aan mensen die drie jaar of langer een inkomen hebben van maximaal 110% van de geldende bijstandsnorm bijzondere bijstand om niet te verstrekken voor de aanschaf van een computer en toebehoren( zoals de noodzakelijke software en printer) worden verstrekt. Bij de start van het project zijn afspraken gemaakt met een leverancier binnen de gemeentegrenzen. Inmiddels is deze leverancier gestopt met zijn activiteiten. Voorgesteld wordt om het computerproject voor minima mee te nemen in de beleidsregels zoals deze ook gelden voor de duurzame gebruiksgoederen. In de beleidsregels wordt dan een maximaal bedrag opgenomen met daaraan gekoppeld minimale systeemvereisten zodat beschikt wordt over een goed werkend systeem. In dit bedrag zijn tevens de kosten voor toebehoren als software en printer opgenomen evenals een monteur voor het installeren inclusief het regelen van een internetaansluiting. De kosten zijn opgenomen binnen de reguliere begroting van de post bijzondere bijstand. Voorstel Het computerproject voor minima mee te nemen in de beleidsregels zoals deze ook gelden voor duurzame gebruiksgoederen. Reiskostenvergoeding De reiskosten voor deelname aan het maatschappelijk verkeer, het leven van alledag en het onderhouden van sociale contacten, moeten worden voldaan uit het inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm. Voor deze kosten is dus geen bijzondere bijstand mogelijk. Anders is dit voor de kosten die samenhangen met een als gevolg van bijzondere omstandigheden, tijdelijk optredende, extra vervoersbehoefte. Deze bijzondere reiskosten komen volledig voor vergoeding in aanmerking voor zover deze kosten aantoonbaar zijn. Het gaat hier om de volgende situaties; Reiskosten voor bezoek aan gezinsleden opgenomen in een instelling/ziekenhuis Reiskosten voor bezoek aan gezinsleden in detentie Reiskosten voor bezoek aan specialisten (niet in de eigen woonplaats) Reiskosten voor het volgen van een opleiding aan het voortgezet onderwijs Uitgangspunt is dat altijd rekening wordt gehouden met een zogenoemde voorliggende voorziening waar aanspraak op kan worden gemaakt. In de nader uit te werken beleidsregels wordt ondermeer bepaald in welke situaties bijzondere bijstand mogelijk is, wat wordt verstaan onder gezinsleden en het aantal keren dat bezoek wordt vergoed. Sinds jaar en dag wordt bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand uitgegaan van de goedkoopste vorm van openbaar vervoer voor het betreffende traject. Hierbij wordt van verschillende bedragen uitgegaan. Voorstel In het kader van bijzondere bijstand een uniform tarief voor reiskosten met eigen vervoer vaststellen. 4.5 Schuldhulpverlening Met ingang van 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in werking getreden. Met de wet wordt de verantwoordelijkheid voor schuldhulpverlening aan gemeenten gegeven. Zij dienen een plan dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening voor vier jaar vast te stellen. Met dit “Uitvoeringsplan Schuldhulpverlening in Olst-Wijhe 2012-2015 wordt aan de vereisten van de wet voldaan; De wachttijd voor schuldhulpverlening wordt vastgesteld op
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
25 van 28
maximaal vier weken. Uitgezonderd zijn de aanvragen waarbij sprake is van een bedreigende situatie, dan vindt binnen drie werkdagen het eerste gesprek plaats. Daarnaast worden er op voorhand geen personen uitgesloten van schuldhulpverlening. De schuldhulpverlening voor de gemeente Olst-Wijhe wordt uitgevoerd door het Budget Adviesbureau Deventer (BAD). Het in de bijlage I bijgevoegde uitvoeringsplan schuldhulpverlening in Olst-Wijhe 2012-2015 is in samenwerking met het BAD opgesteld. In overleg met het BAD is afgesproken dat vooruitlopend op het vaststellen van dit plan al wel wordt gewerkt volgens de in het uitvoeringsplan opgenomen uitgangspunten. Voorstel Het in de bijlage I opgenomen “Uitvoeringsplan Schuldhulpverlening in Olst-Wijhe 2012-2015” vaststellen. 4.6 Verbeterpunten In voorgaande paragrafen werd stil gestaan bij de inhoud van de minimaregelingen. In deze paragraaf wordt stilgestaan bij een aantal meer algemene verbeterpunten die uit de evaluatie naar voren zijn gekomen. Bekendheid met regelingen minimabeleid Zoals in de conclusie paragraaf 3.7 al is aangegeven is het gebruik van regelingen in het algemeen toegenomen. Intensivering van de informatievoorziening zal hoe dan ook niet leiden tot een 100% gebruik van alle regelingen. Wel is het van belang om aandacht te blijven houden voor voorlichting aan de klanten op individueel niveau, de burger in het algemeen en organisaties binnen de gemeente. Klanten Alle klanten met een uitkering van de gemeente ontvangen de zogenoemde “Werkmap Werk en Inkomen” met daarin opgenomen alle bestaande minimaregelingen en een toelichting daarop. Deze regelingen worden ook mondeling in de spreekkamer toegelicht. Ook is hierin de lijst opgenomen met instanties waar men terecht kan voor hulp bij het aanvragen van de verschillende voorzieningen. Algemene informatie De informatie over de bestaande minimaregelingen is opgenomen in de gemeentegids. Daarnaast is deze informatie te vinden op de website. Om de bekendheid met de regelingen in zijn algemeenheid te vergroten wordt voorgesteld om regelmatig een publicatie in Huis aan Huis en tegelijkertijd de informatie digitaal via de website aan te bieden met daarin aandacht voor één specifieke regeling, de ene keer is dit dan bijvoorbeeld schuldhulpverlening de andere keer de collectieve ziektekostenverzekering. Organisaties De vakgroep Sociale Zaken neemt deel aan het Multidisciplinair Overleg (MDO) binnen de gemeente. De informatie over de bestaande regelingen wordt binnen dit MDO gedeeld met de organisaties. Daarnaast zal de vakgroep op verzoek een presentatie verzorgen over het bestaande minimabeleid. De vakgroep Sociale Zaken heeft ook regelmatig contact met het Algemeen Maatschappelijk Werk en de Stichting Welzijn Ouderen. Een bundeling van diverse organisaties is bezig met het oprichten van een informatie- en ontmoetingspunt “Het Noaberhuus”. Zodra dit ontmoetingspunt is opgericht kan samen met
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
26 van 28
hen worden gekeken op welke wijze er behoefte is aan voorlichting over de bestaande minimaregelingen. 4.7 Evaluatie Beleidskader Minimabeleid 2013-2016 Er wordt voorgesteld om het nu vast te stellen beleid per 1 januari 2013 in te laten gaan en dit weer te evalueren in 2015. Er zijn dan twee volle kalenderjaren verstreken en daarnaast kunnen dan de uitkomsten van het klanttevredenheidsonderzoek dat gehouden wordt in 2014 worden meegenomen. Voorstel Het aangepaste minimabeleid vaststellen voor de periode 2013-2016 en deze in de eerste helft van 2015 te evalueren.
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
27 van 28
Bijlage Begrippenlijst. WGS SVB WWB BAD AOW CBS WSNP AWB WWNV AWBZ WMO CRvB NIBUD CAK Zvw MDO
Wet gemeentelijke schuldhulpverlening Sociale Verzekeringsbank Wet werk en bijstand Budget Adviesbureau Deventer Algemene ouderdomswet Centraal Bureau voor de Statistiek Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen Algemene Wet bestuursrecht Wet werken naar vermogen Algemene wet bijzondere ziektekosten Wet maatschappelijke ondersteuning Centrale Raad van Beroep Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting Centraal Administratie Kantoor Zorgverzekeringswet Multidisciplinair overleg
Beleidskader Minimabeleid 2013-2016
28 van 28