Maart 2011
Oefenvragen Middle Management B - Persoonlijke effectiviteit
1.
Waarom is het voor managers zo belangrijk om een (persoonlijke) visie te hebben? A. Het stelt je in staat om anderen erbij te betrekken en stelt je in staat blokkades op te ruimen. B. Het geeft vorm aan en schept een helder beeld van wat je wilt. C. Het richt je energie. D. Alle antwoorden zijn correct.
2.
Welke van de 4 denkmodellen van Quinn is vandaag de dag het best toepasbaar voor bedrijven? A. Het open systeem model, omdat dit model zich als enige richt op de klanten en inspeelt op de veranderende marktvraag. Dit is de basis van ieder succesvol bedrijf. B. Het intern proces model, omdat het aandacht heeft voor een goede interne organisatie, wanneer die ontbreekt houdt alles op. C. Het human relations model, omdat het personeel bepalend is voor het succes of falen van een onderneming. D. Geen van de denkmodellen kan als best toepasbaar worden aangewezen. Dit hangt sterk af van de situatie waarin het bedrijf verkeerd, ieder model bevat belangrijke componenten.
3.
Waar draait het rationeel doel model (Robert Quinn) vooral om? A. Motivatie en inzet. B. Aanpassing aan de markt, creativiteit en innovatie. C. Stabiliteit en continuïteit. D. Productiviteit en winst.
4.
Waar draait het human relations model (Robert Quinn) vooral om? A. Stabiliteit en continuïteit. B. Productiviteit en winst. C. Motivatie en inzet. D. Om aanpassing aan de markt, creativiteit en innovatie.
5.
Een directeur richt zich vooral op doelstelling, zoals productie, omzet en winst. Hij maakt hierover harde afspraken met zijn managers en stuurt ze hier op aan. Deze managementstijl past volgens de theorie van Quinn het meest binnen het? A. B. C. D.
Open systeem model. Rationeel doel model. Intern proces model. Human relations model.
Maart 2011
6.
Welke stelling is juist? 1. Denkers beslissen met het hart en zijn voornamelijk gefocust op de relatie. 2. Introverten kunnen bij extraverten dom en oppervlakkig overkomen, omdat zij er gemakkelijk iets uitflappen zonder over de consequenties na te denken. A. B. C. D.
7.
Stelling 1 is juist. Stelling 2 is juist. Beide stellingen zijn juist. Beide stellingen zijn onjuist.
Welke stelling is juist? 1. Voelers kunnen denkers koel, afstandelijk en soms zelfs arrogant vinden, omdat ze het allemaal zo goed weten en daarbij weinig oog voor de relatie hebben. 2. Denker kunnen voelers onberekenbaar vinden, omdat zij van mening kunnen veranderen terwijl de feiten niet veranderd zijn. A. B. C. D.
8.
Stelling 1 is juist. Stelling 2 is juist. Beide stellingen zijn juist. Beide stellingen zijn onjuist.
Welke stelling is juist? 1. Door middel van de DISC-methode is het mogelijk om personen in te delen in één specifieke gedragsstijl, zoals Dominant, Invloed, Stabiliteit of Conformiteit. 2. Drijfveren zeggen iets over het WAAROM van uw handelen en gedrag zegt iets over het HOE van uw handelen. A. B. C. D.
9.
Stelling 1 is juist. Stelling 2 is juist. Beide stellingen zijn juist. Beide stellingen zijn onjuist.
Het DISC-model kent een verschil in basis en respons gedrag, zoals dit wordt gebruikt in persoonlijke gedragsanalyses. Met responsgedrag wordt bedoeld: A. B. C. D.
gedrag van anderen als reactie op uw gedrag. aangepast gedrag van anderen op basis van hun functie. gedrag van u zelf als reactie op het gedrag van anderen. aangepast gedrag van u zelf op basis van uw functie.
Maart 2011
10.
Irene is zelfstandig ondernemer. Zij wordt gezien als een harde tante die precies weet wat ze wil. Zij heeft een duidelijke visie, waarin zij niet altijd tegenspraak duldt. Toch is zij ook in staat om klanten en haar personeel enthousiast te maken en te overtuigen van nieuwe ideeën. Ondanks haar harde aanpak werkt haar leiderschap ook enthousiasmerend en motiverend. Volgens het DISC-model valt het gedrag van Irene vooral te typeren als: A. B. C. D.
11.
Dominant en Conformiteit. Dominant en Invloed. Stabiliteit en Invloed. Stabiliteit en Conformiteit.
Eelko is manager bij een handelsbedrijf. Zijn gedrag kenmerkt zich vooral door een positieve, enthousiaste houding, soms misschien iets te goedgelovig. Hij weet anderen te overtuigen van goede ideeën. Daarnaast weet Eelko ook heel goed wat hij wil. Het is een doorzetter en bij verschillende meningen hakt hij de knopen door. Soms kan zijn fanatisme omslaan in drammerigheid. Volgens het DISC-model valt Eelko vooral te typeren als: A. B. C. D.
12.
Dominant en Conformiteit. Stabiliteit en Conformiteit. Stabiliteit en Invloed. Dominant en Invloed.
In een conflictsituatie spitten beide partijen elkaars belangen goed uit om te komen tot een bevredigende oplossing voor beide partijen. Volgens welke methode voor conflicthantering wordt het conflict dan aangepakt? A. B. C. D.
13.
Compromis. Competitie. Samenwerken. Toegeven.
Willem is hoofd productie en heeft een conflictsituatie met Bram (hoofd boekhouding). Het gaat over de manier van registreren van afgekeurde units. Dit systeem wil Willem eenvoudig houden, terwijl dit volgens Bram boekhoudkundig niet kan. Willem wil naar de directie stappen om koste wat het kost zijn idee door te kunnen voeren. Bram geeft aan te willen kijken of ze elkaar ergens in het midden kunnen vinden. Deze methoden van conflicthantering zijn: A. B. C. D.
Competitie van Willem en samenwerken van Bram. Ontlopen van Willem en compromis van Bram. Competitie van Willem en compromis van Bram. Ontlopen van Willem en samenwerken van Bram.
Maart 2011
14.
Welke stelling is juist? 1. Een kernkwaliteit is iemands specifieke kracht, ongeacht de omstandigheden. 2. Iemand die zich bewust is van zijn kernkwaliteiten zal geen last hebben van de vervormingen die uit deze kwaliteiten kunnen voortkomen. A. B. C. D.
15.
Stelling 1 is juist. Stelling 2 is juist. Beide stellingen zijn juist. Beide stellingen zijn onjuist.
In de opbouw van een presentatie vinden we de uitwerking van het onderwerp terug in de: A. kop. B. romp. C. staart. D. samenvatting.
Maart 2011
Oefenvragen Middle Management B - Persoonlijke effectiviteit 1.
D
2.
D
3.
D
4.
C
5.
B
6.
D
7.
C
8.
B
9.
D
10.
B
11.
D
12.
C
13.
C
14.
A
15.
B