O13.002662
*O13.002662*
Beleidsregels bijzondere bijstand Titel beleidsnota januari 2014
onder titel (optioneel)
1
Inhoudsopgave §1
Algemene bepalingen bijzondere bijstandsverlening
3
§2
Zorgverzekering: basis- en aanvullend verzekering (AV-Frieso)
9
§3
Diverse specifieke medische kosten
11
§4
Kosten van de eigen bijdrage bij verblijf in een AWBZ-instelling
15
§5
Kosten van een babyuitzet
16
§6
Kosten van maaltijdvoorziening
17
§7
Kosten kleding, schoeisel en beddengoed
18
§8
Begrafenis- of crematiekosten
19
§9
Kosten deelname maatschappelijk verkeer
20
§ 10 Reiskosten bezoek aan gezinsleden in ziekenhuis, inrichting of gevangenis 21 § 11 Bijzondere bijstand en norm zak-kleedgeld 22 § 12 Verhuiskosten
23
§ 13 Kosten van woninginrichting
24
§ 14 Aanvullende bijstand voor levensonderhoud/ jongeren van 18 tot 21 jaar 26 § 15 Kosten rechtshulp, griffierechten, bewindvoering en WSNP 27 § 16 Extra stookkosten (verwarming)
30
§ 17 Categoriale bijstandsverlening
31
§ 18 Kosten verblijfsvergunning
32
§ 19 Verwervingskosten
33
§ 20 Reiskosten schoolgaande kinderen
34
§ 21 Ouderbijdrage LBIO
35
§ 22 Reiskosten omgangsregeling
36
§ 23 Kosten aanhouden eigen woonruimte
37
§ 24 Woonkostentoeslag Huurder
38
§ 25 Woonkostentoeslag eigenaren – berekening
39
§ 26 Specifieke kosten zelfstandigen
40
§ 1 Algemene bepalingen bijzondere bijstandsverlening 2
Algemeen Voor “uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan” kan bijzondere bijstand worden verleend wanneer deze kosten niet uit het reguliere inkomen kunnen worden voldaan (art 35 WWB). Met andere woorden: Het moet gaan om noodzakelijke kosten, die uit bijzondere omstandigheden voortvloeien. Dat is niet hetzelfde als “bijzondere kosten”. Ook voor de kosten van bijvoorbeeld woninginrichting kan in bijzondere omstandigheden bijstand worden verleend. Categoriale bijzondere bijstand Deze beleidsregels hebben vrijwel uitsluitend betrekking op individuele bijzondere bijstand. Daarnaast kennen we ook nog enkele regelingen voor categoriale bijzondere bijstand, namelijk: - Bijdrageregeling chronisch zieken en gehandicapten; - Bijdrageregeling duurzame gebruiksgoederen pensioengerechtigden; - AV-Frieso. Voor deze regelingen geldt, in principe, dat degene die tot de categorie van rechthebbenden behoort in aanmerking komt voor tegemoetkoming ter hoogte van een vastgesteld bedrag. Dit bedrag staat los van de feitelijke kosten. Bij de toekenning wordt niet gecontroleerd of aanvrager de vergoeding daadwerkelijk gebruikt voor het doel waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend. Langdurigheidstoeslag Ook de Langdurigheidstoeslag valt onder de bijzondere bijstand, maar valt formeel niet onder de categoriale bijzondere bijstand. Wel zijn er bepaalde overeenkomsten. Ook hier worden de noodzaak van de kosten en de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden niet onderzocht. Let op: De Langdurigheidstoeslag kan niet (meer) met terugwerkende kracht worden aangevraagd. Datum aanvraag is de datum waarop het jaar ingaat waarover LTD kan worden verstrekt. We gaan geen 3 maanden terug, waar dat bij bijzondere bijstand vaak wel kan. Recht op bijzondere bijstand Uit de jurisprudentie kunnen criteria worden afgeleid voor de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand. Zo moeten de volgende criteria worden gehanteerd en in onderstaande volgorde: 1. Doen de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voor; vervolgens 2. Zijn deze kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk; 3. Vloeien de kosten voort uit bijzondere, individuele omstandigheden, en tenslotte; 4. Kunnen de kosten worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het inkomen dan wel het vermogen, voor zover dit meer bedraagt dan het bij de bijstand vrij te laten vermogen. De beoordeling van het recht op bijzondere bijstand moet terug te lezen zijn in de rapportage en het besluit c.q. de beschikking. Bovenstaande criteria moeten in de juiste volgorde beschreven worden. Is het antwoord op vraag 2 “Nee” dan komen de vragen 3 en 4 niet meer aan de orde. Vraag 4 is alleen relevant wanneer de vragen 1 t/m 3 met “Ja” zijn beantwoord. Vooral bij een negatief besluit, een geheel of gedeeltelijke afwijzing, is de motivering van het besluit heel belangrijk. Er kunnen ook andere redenen zijn om de aanvraag af te wijzen, bijvoorbeeld; - wanneer er een voorliggende voorziening is die geacht wordt passend en toereikend te zijn (art 15 lid 1 WWB). - wanneer de kosten al enige tijd geleden zijn gemaakt. 3
In principe moet bijstand gevraagd worden voordat de kosten worden gemaakt (art 44 lid 1 WWB). Uit coulance worden aanvragen voor kosten die niet langer dan 3 maanden voor de datum aanvraag zijn gemaakt nog in behandeling genomen. Bijstand op grond van zeer dringende redenen Aan iemand die geen recht heeft op bijstand kan, gelet op urgente omstandigheden, bijstand worden verleend op grond van zeer dringende redenen (art 16 WWB). Aan de voorwaarde van “zeer dringende redenen” worden ook zeer zware eisen gesteld. Er moet sprake zijn van een acute noodsituatie en dat op geen enkele andere manier de behoeftige omstandigheden van de betrokkene zijn te verhelpen. Bij medische kosten moet het gaan om een levensbedreigende situatie of wel dat betrokkene het risico loopt van blijvend letsel of invaliditeit. Zowel de acute noodzaak als het ontbreken van alternatieven moet blijken uit een medisch advies. Artikel 16 WWB is zeker geen algemene ontsnappingsclausule. Het is niet mogelijk om op grond van “zeer dringende redenen” aan een vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijft (artikel 11 lid 2 en 3 WWB) bijzondere bijstand te verlenen (art 16 lid 2 WWB). Deze uitsluitingsgrond geldt zowel voor algemene als bijzondere bijstand. In enkele juridische procedures is gebleken dat de uitsluitingsgrond van art. 16 lid 2 WWB in strijd kan zijn met internationaal recht, bijvoorbeeld het Internationaal verdrag voor het rechten van kind. Wanneer de ouders geen verblijfstatus hebben, maar de kinderen wel rechtmatig in Nederland verblijven, dan hebben de minderjarige kinderen wel recht op bijstand voor levensonderhoud. Voorliggende voorzieningen Wanneer er een voorliggende voorziening is, die passend en toereikend wordt geacht, dan wordt geen bijzondere bijstand verleend. Een voorziening is alleen voorliggend wanneer er daadwerkelijk een beroep op kan worden gedaan (art 15 WWB). Wanneer in een voorliggende voorziening bewust bepaalde kosten buiten de werkingsfeer zijn gelaten, bijvoorbeeld kosten van medicijnen of behandelmethodes die nog experimenteel zijn, dan wordt voor die kosten geen bijzondere bijstand verleend, tenzij er sprake is van zeer dringende redenen. Het kan zijn dat een voorliggende voorziening niet toereikend is, bijvoorbeeld wanneer om budgettaire of andere redenen de kosten niet volledig worden vergoed, of dat er een eigen bijdrage wordt gevraagd. In die gevallen kan bijzondere bijstand worden verleend. Meer over bijzondere bijstand voor medische kosten valt te lezen in § 2 en § 3. Alleen meerkosten zijn bijzondere kosten Bijzondere bijstand wordt alleen verstrekt voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten. Om die reden komen alleen de meerkosten voor bijzondere bijstand in aanmerking. Kosten die gebruikelijk zijn, zich in gebruikelijke omstandigheden voordoen, worden niet vergoed. Bij de toekenning van bijzondere bijstand, bij voorbeeld bij orthopedisch schoeisel, worden de meerkosten ten opzichte van gewone schoenen vergoed. Geen noodzaak op grond van wet De WWB geeft in artikel 14 een opsomming van kosten die in ieder geval niet tot noodzakelijke kosten van het bestaan worden gerekend: • het voldoen aan alimentatieverplichtingen; • de betaling van een boete; • geleden of toegebrachte schade; • vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering; • kosten van medische (be)handelingen die gerekend worden tot ontwikkelingsgeneeskunde.
4
Vormen van bijzondere bijstand Bijzondere bijstand kan worden verleend in de vorm van: • borgtocht; • geldlening; • bijstand om niet (art 48 WWB). De bijstand wordt in ieder geval in de vorm van borgtocht of een geldlening verstrekt als: • de bijstandsafhankelijkheid het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid, zonder dat er reden is voor bijstand om niet; • de aanvraag een door de betrokkene te betalen waarborgsom betreft. Bij bijzonder bijstand in de vorm van borgtocht of een geldlening moet eerst worden beoordeeld of aanvrager ook een lening kan krijgen bij een gewone bank of de KBN. De aard van de kosten kan ook met zich meebrengen dat bijzonder bijstand in de vorm van een borgtocht of geldlening wordt verstrekt. Bijstand en schulden Uitgangspunt is dat geen bijstand wordt verleend voor schulden. Wordt er wel bijstand verleend, bijvoorbeeld ter gehele of gedeeltelijke aflossing van een schuldenlast, dan wordt dat in de vorm van borgtocht of een geldlening gedaan. Slechts bij zeer uitzonderlijke omstandigheden kan bijstand om niet worden toegekend (art. 48 en 49 WWB). Noodzaak - medisch advies Vraag 2 bij een aanvraag bijzondere bijstand (pag. 3) is; Zijn de kosten noodzakelijk? Wanneer het medische kosten betreft, dan is die vraag voor een niet-medicus moeilijk te beantwoorden. Soms blijkt de noodzaak uit het feit dat de zorgverzekering de kosten gedeeltelijk vergoedt. In andere gevallen zal de noodzaak moeten blijken uit een medisch advies dat zich al in het (WMO-)dossier bevindt of dat speciaal moet worden opgevraagd. Een medisch advies is noodzakelijk vanuit het beginsel van zorgvuldigheid. Een medisch advies moet altijd zorgvuldig en kritisch worden gelezen. Gelet moet worden op de zorgvuldige totstandkoming van het medisch advies; - de deskundigheid van de adviseur; - de onderzoeksactiviteiten; (dossieronderzoek, contact met de behandelende sector, werd betrokkene onderzocht) - komt dit medisch advies overeen met eerdere/andere medische adviezen? - is de conclusie van het medisch advies goed onderbouwd? - is het medisch advies ondertekend door een arts? Een goed medisch advies begint met het stellen van de juiste vragen aan de adviseur. Zo kan ook de vraag aan de orde komen of de gekozen behandeling wel de goedkoopste adequate behandeling is. Wanneer er twijfels zijn over het advies of de vragen niet goed worden beantwoord, dan moet contact worden opgenomen met de medisch adviseur. Wanneer het medisch advies afwijkt van wat betrokkene heeft verklaard of voor betrokkene negatief uitvalt, dan moet betrokkene worden gehoord, nog voor er een besluit op de aanvraag wordt genomen. Een kopie van het medisch advies wordt als bijlage meegezonden met de beschikking. Draagkrachtbepalingen Bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand moet rekening worden gehouden met de draagkracht, oftewel het inkomen boven de relevante bijstandsnorm en het vermogen. De gemeente heeft enige mate van vrijheid bij het bepalen van de draagkracht.
5
Draagkrachtberekening en draagkrachtjaar In de artikelen 31, 32 en 33 van de WWB wordt beschreven wat onder het inkomen moet worden verstaan dat bij een draagkrachtberekening wordt meegenomen. Het gaat daarbij niet alleen om inkomen uit of in verband met arbeid, maar ook om inkomen uit vermogen. Bepaalde vergoedingen, bijvoorbeeld voor vrijwilligerswerk worden vrijgelaten, dat geldt ook voor participatie-premies. De draagkracht wordt in principe voor een heel jaar vastgesteld. Het draagkrachtjaar begint te lopen op de eerste dag van de maand waarover de bijzondere bijstand wordt verleend. De draagkracht in het inkomen wordt in beginsel bepaald door het inkomen in de maand waarover de bijzondere bijstand wordt verleend te vermenigvuldigen met 12. Bij zeer sterk wisselende inkomsten kan de draagkracht worden vastgesteld door uit te gaan van in het verleden ontvangen inkomsten (3 maanden, 6 maanden of de laatste 12 maanden). Ingeval reeds bij de aanvraag duidelijk is dat binnenkort een grote wijziging zal optreden in het beschikbare inkomen of vermogen kan bij de vaststelling van de draagkracht met die wijziging rekening worden gehouden. Daarnaast zijn aanvragers verplicht om wijzigingen in inkomen en vermogen door te geven. De draagkracht(-periode) kan vervolgens, hiermee rekening houdend, worden aangepast. Een en ander moet dan wel worden opgenomen in de toekenningsbeschikking. Een nieuw draagkrachtjaar hoeft niet aan te sluiten op een vorig draagkrachtjaar. Bij de vaststelling van een nieuw draagkrachtjaar wordt wederom de draagkracht in het inkomen en het vermogen vastgesteld. De Wajonguitkering en de draagkracht Een Wajong-uitkering kent net als de WWB normen voor alleenstaande, alleenstaande ouder, en ook jongeren-normen die gerelateerd zijn aan het minimumloon. De percentages zijn soms net iets anders dan bij de WWB. Daarnaast kan iemand met een Wajong-uitkering bij het UWV een aparte toeslag aanvragen die bedoeld is voor de extra kosten die men heeft vanwege een handicap. Deze doeluitkering moet bij de draagkrachtberekeningen altijd buiten beschouwing worden gelaten. Iemand met een Wajong-uitkering heeft vaak ook recht op een jonggehandicaptenkorting van de belastingen. Bij wajong-ers tot 27 jaar moet deze korting worden meegenomen in de draagkrachtberekening. Bij wajong-ers van 27 jaar en ouder moet deze korting worden vrijgelaten. Draagkrachtpercentage Niet de hele draagkracht hoeft te worden gebruikt om in die kosten te voorzien waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd. Wanneer het inkomen hoger is dan de relevante bijstandsnorm, wordt van het meerdere 35% als draagkracht in aanmerking genomen. Bij bijstand voor de volgende kosten geldt een draagkrachtpercentage van 100%: • woonkosten; • verwervingskosten; • bewindvoering en curatele; verhuiskosten. Draagkrachtberekening en vermogen In principe wordt alleen oververmogen, dus niet het vrij te laten bescheiden vermogen, als draagkracht meegenomen. Het oververmogen wordt voor 100% in aanmerking genomen.
6
Dus ook het gespaarde oververmogen tijdens de uitkeringsperiode. Voor bijzondere bijstand voor een aantal kosten geldt tevens dat rekening kan worden gehouden met een deel van het vrijgelaten bescheiden vermogen. Het vermogen boven het bedrag van tweemaal de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt in de volgende gevallen eveneens voor 100% in aanmerking genomen: • duurzame gebruiksgoederen; • verhuiskosten; • bewindvoering en curatele. Deze kosten behoren in beginsel tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan waarvoor de aanvrager dient te reserveren uit het periodieke inkomen. Via de algemene bijstand wordt hiervoor dus reeds bijstand verstrekt. Het hebben van een spaartegoed duidt er op dat aanvrager heeft kunnen sparen. Hij kan dan ook aflossen op een banklening c.q. bijstand in de vorm van een geldlening. Ook met het vermogen in de woning wordt rekening gehouden. Draagkracht en WSNP De Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) maakt het mogelijk dat schuldeisers verplicht kunnen worden mee te werken aan een schuldsanering. Voor de schuldenaar betekent dit dat een surplus in het inkomen voor het saneringsplan wordt gebruikt. Hierdoor komt het netto besteedbaar inkomen van de schuldenaar op (of beneden) het bijstandsniveau. Bij aanvragen om bijzondere bijstand moet bij berekening van de draagkracht in beginsel worden uitgegaan van het inkomen vóór aftrek van de door de bewindvoerder opgelegde bijdrage in de sanering, tenzij bij het saneringsplan geen of onvoldoende rekening is gehouden met deze bijzondere kosten. Belangrijk is dat bij de berekening van de draagkracht wordt uitgegaan van het inkomen waarover aanvrager daadwerkelijk beschikt, dan wel redelijkerwijs kan beschikken. Bij de WSNP is de kans groot dat aanvrager alleen over het ‘buiten de boedel gelaten bedrag’ kan beschikken. Dat inkomen is vaak gelijk aan de beslagvrije voet. Bij de berekening van de draagkracht moet van dat lage bedrag worden uitgegaan. Bij een ‘minnelijk traject’ is het bovenstaande niet van toepassing, omdat aanvrager wordt geacht volledig over zijn eigen inkomen te kunnen beschikken. Draagkracht en loonbeslag Loonbeslag heeft gevolgen voor het inkomen waarover aanvrager daadwerkelijk kan beschikken. Bij loonbeslag kan worden uitgegaan van het lage inkomen waar aanvrager daadwerkelijk over kan beschikken. Hij kan niet van zijn werkgever eisen dat deze het loonbeslag negeert en het volledige inkomen uitbetaalt. Bij de aanvraag voor bijzondere bijstand moeten alle omstandigheden die van belang zijn worden meegewogen, ook het genoegzaam besef van eigen verantwoordelijkheid van aanvrager. Wanneer iemand door de aanwezigheid van schulden slechts kan beschikken over een inkomen ter hoogte van 90% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, terwijl het inkomen zonder de toepassing van het beslag voldoende is om de bijzonder noodzakelijke kosten te voldoen (dan wel voor het overgrote deel te kunnen voldoen), dan moet worden onderzocht of sprake is van een onbetoond besef van verantwoordelijkheid. Dit kan betekenen dat via afstemming geen, dan wel minder, bijzondere bijstand kan worden toegekend.
7
Het aanvragen van bijzondere bijstand Een aanvraag om bijzondere bijstand dient bij voorkeur te worden ingediend, voordat de kosten zijn gemaakt. Het is toegestaan een aanvraag om bijzondere bijstand binnen drie maanden nadat de kosten zijn gemaakt nog in te dienen. Een eventueel bewijsrisico vanwege de late aanvraag komt voor rekening van de aanvrager. Beslag Bijzondere bijstand is niet vatbaar voor beslag. Dit geldt ook voor de toeslagen, die via de bijzondere bijstand worden verstrekt, bijvoorbeeld woonkostentoeslag en de toeslag voor jongeren van 18 tot 21 jaar (art 46 lid 2 WWB). Beëindiging periodieke bijzondere bijstand samen met beëindiging algemene bijstand Bijzondere bijstand wordt verleend aan mensen met een minimaal inkomen, vaak een algemene WWB-uitkering voor levensonderhoud. Wanneer die periodieke WWB-uitkering wordt beëindigd (om welke reden dan ook), dan moet altijd het recht op periodieke bijzondere bijstand (bijvoorbeeld reiskostenvergoeding schoolgaande kinderen) opnieuw worden beoordeeld. Bij het beëindigingsonderzoek moet het recht op bijzondere bijstand in de nieuwe situatie worden vastgesteld. Daarover moet worden gerapporteerd en het moet terugkomen in de beschikking. Wanneer betrokkene verhuist naar buiten de gemeente dan zal het recht op bijzondere bijstand altijd moeten worden beëindigd. Bij werkaanvaarding moet worden gekeken naar inkomen en draagkracht. Vervolgparagrafen In de volgende paragrafen worden bijzondere kosten beschreven waarvoor al dan niet bijzondere bijstand kan worden verleend.
8
§ 2 Zorgverzekering: basis- en aanvullend verzekering (AV-Frieso). Voorliggende voorziening. Voor medische kosten geldt dat er geen recht op bijzondere bijstand bestaat wanneer er beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening die geacht wordt passend en toereikend te zijn (art. 15 WWB). Voor medische kosten gelden (ook gezien jurisprudentie) de Zorgverzekeringswet en de AWBZ als voorliggende voorzieningen die passend en toereikend zijn. Dit komt er op neer dat er voor medische kosten in principe geen bijzondere bijstand wordt verleend. Op grond van buitenwettelijk beleid kan voor bepaalde kosten soms wel bijzondere bijstand worden verleend. Deze kosten staan vermeld in paragraaf 3. Daarnaast kan op grond van artikel 16 WWB, wegens zeer dringende redenen, bijzondere bijstand worden verleend voor medische kosten. Van een zeer dringende reden is niet snel sprake, het moet dan om een noodsituatie of levensbedreigende situatie gaan. Aanvullende verzekering / AV-Frieso is geen voorliggende voorziening. Een aanvullende zorgverzekering is geen voorliggende voorziening, al lijkt het er wel op. Niemand mag of kan worden verplicht tot het afsluiten van een aanvullende verzekering. De gemeente stimuleert mensen, met een inkomen tot 110% van de relevante bijstandsnorm, om zich aanvullend te verzekeren door de AV-Frieso aan te bieden, een zeer uitgebreid aanvullend pakket tegen een naar verhouding lage premie. Mensen die zich niet aanvullend verzekeren, besparen op de premie, maar nemen wel een risico. Bij de verlening van bijzondere bijstand voor ziektekosten houden wij hier rekening mee door bij de berekening van de bijzondere bijstand de vergoeding die aanvrager via de AV-Frieso had kunnen krijgen in mindering te brengen op de bijzondere bijstand. Het volledig vergoeden van de ziektekosten zou deelname aan de AV-Frieso anders ontmoedigen. Eigen bijdrage De AV-Frieso en andere aanvullende verzekeringen kennen bij enkele kosten een gedeeltelijke vergoeding toe. Soms wordt een percentage van het totaalbedrag vergoed (bijvoorbeeld 75%) of is een eigen bijdrage in euro’s per consult verschuldigd. Voor deze eigen bijdrage (bijvoorbeeld 25%) kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Wanneer de aanvullende verzekering de kosten niet vergoedt, dan is er voor aanvrager geen sprake van een eigen bijdrage maar van voor eigen rekening komende kosten. Maximumvergoeding Ook kennen aanvullende verzekeringen soms een maximale vergoeding, bijvoorbeeld een maximum van € 250,00 voor tandartskosten of € 300,00 voor een bril. Bij de bijzondere bijstand kan bij die maximum bedragen worden aangesloten (zie bril) of juist worden gekozen voor aanvullende bijstand (zie tandheelkundige zorg). Wettelijk eigen risico Voor het wettelijk eigen risico van € 350,00 (in 2013) kan geen bijzondere bijstand worden verleend. Deze kosten behoren, evenals de premie, tot de algemene kosten van bestaan.
9
Vrijwillig eigen risico De verzekerde kan, naast het wettelijke eigen risico, ook zelf voor een eigen risico kiezen (net als bij andere particuliere verzekeringen). Door dat risico te nemen wordt de te betalen premie lager. De bijzondere bijstand is er niet voor om dit risico, waar de verzekerde bewust voor kiest, af te dekken. Met andere woorden, wanneer er ziektekosten zijn die voor vergoeding middels de bijzondere bijstand in aanmerking komen, dan worden alleen die kosten als noodzakelijk aangemerkt die een verzekerde zonder zelfgekozen eigen risico zou hebben. Beoordeling Bij een aanvraag moet de volgorde 1-2-3-4 van pagina 3 gevolgd worden; 1. Doen de kosten zich voor? Zo ja, is er een voorliggende voorziening? 2. Zijn de kosten noodzakelijk? Wanneer de kosten door de (aanvullende) zorgverzekering deels worden vergoed, dan worden de kosten geacht noodzakelijk te zijn en kan worden afgezien van het opvragen van een medisch advies. Bij een alternatieve therapie moet altijd de vraag worden gesteld of er in het basispakket reguliere zorg is opgenomen waar gebruik van gemaakt kan worden. 3. Vloeien de kosten voort uit bijzondere, individuele omstandigheden? Dit moet in de rapportage duidelijk worden beschreven. 4. Kunnen de kosten worden voldaan uit het reguliere inkomen?
10
§ 3 Diverse specifieke medische kosten. Algemeen Zoals aangegeven in paragraaf 2 gelden de Zorgverzekeringswet en de AWBZ als voorliggende voorzieningen die geacht worden passend en toereikend te zijn. Een aanvullende ziektekostenverzekering is geen voorliggende voorziening. Wel mag van mensen worden verwacht dat zij aanvullend verzekerd zijn. Wanneer aanvrager niet aanvullende verzekerd is dan wordt de vergoeding die men via de AV-Frieso had kunnen krijgen fictief op de bijzondere bijstand in mindering gebracht. Het bovenstaande leidt er toe dat nog maar zelden recht bestaat op bijzondere bijstand voor ziektekosten. In deze paragraaf worden die ziektekosten opgesomd. § 3a, Bril of contactlenzen. De kosten van een bril of contactlenzen, aangemeten door een vakbekwaam opticien of oogarts, worden geacht noodzakelijk te zijn. Aanvullende verzekeringen voorzien vaak in een vergoeding (AV-Frieso: 300 euro, eens in de drie jaar) voor montuur en glazen, of voor contactlenzen. Van aanvrager wordt verwacht dat hij/zij een aanvullende ziektekostenverzekering heeft afgesloten die in deze kosten voorziet. Er kan alleen bijzondere bijstand worden verleend voor de meerkosten, wanneer aanvrager om medische redenen aangewezen is op zeer speciale glazen of lenzen die duurder zijn dan gebruikelijk lenzen. Wanneer om medische redenen de bril of contactlenzen binnen drie jaar moeten worden vervangen (sterk gewijzigd gezichtsvermogen) kan bijzondere bijstand worden verleend, wanneer de (aanvullende) zorgverzekering dit niet vergoedt. § 3b, Hoortoestellen. De kosten van een hoortoestel, aangemeten door een vakbekwaam audicien, worden geacht noodzakelijk te zijn. 75% van de kosten worden vergoed vanuit de basisverzekering. De aanvullende verzekering voorziet vaak in een geheel of gedeeltelijke vergoeding van de overige 25%. De AV-Frieso kent een vergoeding tot € 250,00, plus volledige vergoeding van batterijen en oorstukjes. Hier geldt de zorgverzekering als voorliggende voorziening die passend en toereikend wordt geacht. § 3c, Tandheelkundige zorg. De basisverzekering kent alleen een vergoeding voor enkele bijzondere tandheelkundige verrichtingen, doorgaans zijn de kosten voor eigen rekening. Van aanvrager wordt verwacht dat hij zich aanvullend verzekerd voor deze kosten. De aanvullende verzekering vergoedt doorgaans tot een maximum bedrag per jaar (AV-Frieso € 250,=) Voor kosten boven de maximum vergoeding kan bijzondere bijstand worden verleend, wanneer deze kosten strikt noodzakelijk zijn. Kiest aanvrager voor een duurdere voorziening (brug i.p.v. een plaatje) dan komen alleen de kosten van de strikt noodzakelijke voorziening in aanmerking voor vergoeding. De AV-Frieso kent een volledige vergoeding voor tandheelkundige zorg tot 18 jaar, beugels/orthodontie tot 22 jaar en een ongevallenregeling tot 25 jaar (max. € 750,=). Voor saneringskosten wordt geen bijzondere bijstand verleend, tenzij er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden.
11
§ 3d, Psychotherapie en psychologische hulp. De kosten van psychotherapie (2e lijns hulp) worden vergoed vanuit de basisverzekering. Bij psychologische hulp worden de eerste 5 sessies vergoed vanuit de basisverzekering, waarbij sprake kan zijn van een eigen bijdrage. Bij De Friesland zorgverzekering € 20,00 per sessie voor de eerste 5 sessies. Deze eigen bijdrage wordt door de AV-Frieso vergoed. Vanuit de gedachte dat mensen met voldoende besef van verantwoordelijkheid aanvullend verzekerd zijn wordt de bijzondere bijstand voor de kosten van een eigen bijdrage “afgestemd”, met als gevolg dat er geen bijzondere bijstand wordt verleend De kosten voor eventuele vervolgzittingen komen volledig voor rekening van de cliënt. Voor deze kosten kan bijzondere bijstand worden verleend wanneer de noodzaak voldoende vast staat, bijvoorbeeld wanneer de cliënt door een (huis-)arts is verwezen. Als de noodzaak onvoldoende vast staat moet een medisch advies worden opgevraagd. Recent is het Internet-behandeltraject in opkomst. Hierbij is een eigen bijdrage van € 50,00 verschuldigd. Deze eigen bijdrage wordt ook vergoed door de AV-Frieso. Wanneer aanvrager zelf een psycholoog benadert, dus niet verwezen is door een arts, wordt voor de kosten geen bijzondere bijstand verleend. Alleen wanneer er sprake is van zeer dringende redenen kan van het bovenstaande worden afgeweken, maar dan moet het gaan om een acute medische of psychische noodsituatie. § 3e, Dieetkosten. Er zijn twee soorten dieetkosten: dieetpreparaten en dieetproducten. Dieetpreparaten zijn preparaten die zowel qua samenstelling als qua vorm sterk van normale voeding afwijken en bedoeld zijn voor mensen met een ernstig slik- of passagestoornis, een ernstige voedselallergie of stofwisselingsstoornis. De preparaten worden via de apotheek verstrekt en vergoed uit het basispakket van de zorgverzekeraar. Er wordt geen bijzondere bijstand verleend omdat er een voorliggende voorziening is. Dieetproducten wijken af van normale voeding in samenstelling, bij voorbeeld zout-arm. Wanneer de medische noodzaak vast staat komen de meerkosten van deze voeding ten opzichte van reguliere voeding voor bijzondere bijstand in aanmerking. De hoogte van de meerkosten wordt vastgesteld aan de hand van de Nibud-prijslijst, te vinden bij GRIP onder “normen”. Het is raadzaam om de dieetkosten per jaar vast te stellen c.q. te herbeoordelen. Dieetadvisering wordt vanuit de basisverzekering vergoed, max. 3 uren per jaar. § 3f, kosten verloskundige- en kraamzorg. De kosten voor verloskundige zorg worden volledig vergoed door de zorgverzekeraar, deze kosten zijn opgenomen in het basispakket. Het basispakket voorziet tevens in de kosten van kraamzorg. Daarbij is een eigen bijdrage verschuldigd. Deze eigen bijdrage wordt vergoed vanuit de AV-Frieso. Kraamzorg wordt verstrekt tot een maximum van 80 uur. De AV-Frieso voorziet in 15 uur uitgestelde kraamzorg. Wanneer meer zorg nodig is, dan moet de medische of sociale noodzaak eerst worden vastgesteld. Alleen de noodzakelijk kosten komen voor vergoeding in aanmerking.
12
§ 3g, (Zelfzorg-)geneesmiddelen bij chronische aandoeningen. Geneesmiddelen die ook bij de drogist gekocht kunnen worden (zoals Paracetamol) worden ook bij noodzakelijk chronisch gebruik (met verklaring huisarts) niet door de zorgverzekeraar vergoed. Geneesmiddelen die alleen op recept van de huisarts, door de apotheek worden verstrekt, vallen niet onder zelfzorgmiddelen. Toch zijn er categorieën geneesmiddelen, bijvoorbeeld maagzuurremmers, die niet worden vergoed ondanks dat deze door de huisarts zijn voorgeschreven. Bijzondere bijstand voor de kosten van deze geneesmiddelen is niet mogelijk, omdat de Zorgverzekeringswet als een voorliggende voorziening wordt aangemerkt. § 3h, Fysiotherapie en oefentherapie. De basisverzekering vergoedt de kosten fysiotherapie bij personen boven de 18 jaar, alleen bij chronische klachten, vanaf de 21e behandeling. De AV-Frieso vergoedt bij de medische noodzakelijke fysiotherapie, de 1e t/m 20ste behandeling, maar niet elke aanvullende verzekering is zo ruimhartig. Na vaststelling van de noodzaak (bijvoorbeeld verwijzing door een arts) kan voor fysiotherapie bijzondere bijstand alleen worden verleend wanneer de kosten niet (volledig) worden vergoed door de zorgverzekeraar en de aanvullende verzekering. § 3i, Communicatie en signalering. Bij mensen met een slechte gezondheid die alleen wonen kan de behoefte bestaan aan een alarmeringssysteem waarmee een centrale post kan worden gewaarschuwd wanneer men zich onwel voelt of men plots valt en niet meer kan opstaan. Wanneer er een medische noodzaak bestaat voor een alarmeringssysteem, dan worden de kosten vergoed door de zorgverzekeraar. Wanneer de behoefte aan een alarmeringssysteem van sociale aard is (men bang is dat er iets zou kunnen gebeuren), dan worden de kosten niet vergoed door de zorgverzekeraar. Ook hier wordt de zorgverzekering als een voorliggende voorziening aangemerkt die geacht wordt passend en toereikend te zijn. § 3j, Alternatieve geneeswijzen. Kosten van de reguliere gezondheidszorg worden veelal gedekt door een voorliggende voorziening (Zorgverzekeringswet en AWBZ) die geacht wordt passend en toereikend te zijn. Kosten van alternatieve geneeswijzen komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand wanneer er in de reguliere gezondheidszorg een behandeling mogelijk is. Er wordt alleen bijzondere bijstand verleend wanneer uit een onafhankelijk medisch advies blijkt dat aanvrager geen baat heeft bij reguliere gezondheidszorg (bijvoorbeeld is uitbehandeld) en van de alternatieve therapie verbetering van de gesteldheid van de patiënt mag worden verwacht. De therapeut moet geregistreerd zijn bij de relevante beroepsvereniging. § 3 k, Pedicurekosten. Pedicurekosten zijn geen bijzonder noodzakelijke kosten die voor bijzondere bijstand in aanmerking komen, tenzij de behandeling plaatsvindt op advies van een huisarts of specialist (bijvoorbeeld bij diabetes of reuma). In deze situaties wordt voor de kosten bijzondere bijstand verleend, rekening houdende met de vergoeding van de aanvullende verzekering.
13
§ 3 l, Orthopedisch schoeisel. De kosten van orthopedisch schoeisel worden vergoed vanuit de basisverzekering met een eigen bijdrage voor; - kinderen tot 16 jaar € 69,00 per 9 maanden, - volwassenen € 137,50 per 15 maanden (bedragen van 2013). Deze vergoeding wordt gezien als toereikend. Daarmee is er geen reden om voor deze kosten bijzondere bijstand te verlenen. Alleen wanneer aanvrager binnen 9 of 15 maanden nieuwe orthopedische schoenen nodig heeft, bijvoorbeeld omdat hij aan zijn voeten is geopereerd en de bestaande schoenen niet meer passend zijn kan bijzondere bijstand worden verleend, wanneer de zorgverzekering deze kosten niet vergoedt. § 3 m, Vervoerskosten in verband met geneeskundige behandeling De zorgverzekeraar vergoedt “zittend ziekenvervoer” (taxi, openbaar vervoer of eigen auto) voor bepaalde patiënten: nierdialyse- patiënten, radiotherapie- en chemokuurpatiënten, visueel gehandicapten en rolstoelgebruikers. Er is een hardheidsclausule die het mogelijk maakt een vergoeding te geven aan anderen die aan een langdurige ziekte of aandoening lijden. Om voor een vergoeding door de zorgverzekeraar in aanmerking te komen moet de aanvrager een beroep doen op deze hardheidsclausule. Wanneer voor deze vervoerskosten bijzondere bijstand wordt verleend, dan moet de verplichting worden opgelegd dat aanvrager tevens bij de zorgverzekeraar een aanvraag doet met een beroep op de hardheidsclausule § 3 n, Reiskosten (tand)arts buiten de eigen woonplaats In principe wordt men geacht een (tand)arts te hebben in de eigen woonplaats of zo dichtbij als mogelijk. De te maken reiskosten worden dan tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten gerekend die uit de bijstandsuitkering kunnen worden voldaan. In individuele gevallen kan er altijd aanleiding zijn om reiskosten wel te vergoeden. Hierbij kan worden gedacht aan een patiëntenstop bij de dichtstbijzijnde (tand)arts of noodzakelijke vervolg-behandelingen. Afwijking van de hoofdregel moet door de consulent worden gemotiveerd.
14
§ 4 Kosten van de eigen bijdrage bij verblijf in een AWBZ-instelling Algemeen Personen die in een AWBZ-instelling verblijven, moeten een eigen bijdrage betalen. De rest van de kosten wordt vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) betaald. Dit wordt zorg met verblijf genoemd. De eigen bijdrage wordt door het CAK vastgesteld. Lage eigen bijdrage Gedurende de eerste 6 maanden van verblijf in een AWBZ-instelling wordt de lage eigen bijdrage in rekening gebracht. Daarna hangt het van de persoonlijke omstandigheden af welke bijdrage moet worden betaald. De lage eigen bijdrage is minimaal € 152,00 per maand en maximaal € 797,80 per maand (bedragen van 2013). Hoge eigen bijdrage De hoge bijdrage is maximaal € 2.189,20 per maand. Bij de berekening van de hoge eigen bijdrage houdt het CAK er rekening mee dat cliënt zak- en kleedgeld overhoudt. De hoogte van de eigen bijdrage hangt bovendien af van: - het aantal personen binnen het huishouden van cliënt; - diens verzamelinkomen en dat van diens partner; - de AWBZ-indicatie. Hogere eigen bijdrage bij veel vermogen Het kabinet heeft per 1 januari 2013 de eigen bijdrage voor de AWBZ verhoogd voor mensen met eigen vermogen. CAK berekent eigen bijdrage Het CAK berekent de eigen bijdrage voor 2013 op basis van het inkomen over 2011. Cliënt ontvangt periodiek een factuur met het bedrag dat moet worden betaald. Moment waarop eigen bijdrage ingaat Cliënt betaalt de eigen bijdrage vanaf het moment dat deze: - in een instelling wordt opgenomen; - de sleutel krijgt voor diens kamer in een zorginstelling; - naar het verpleeghuis kan (als cliënt in het ziekenhuis ligt en wacht op een plek); - 18 jaar wordt (als cliënt al in een AWBZ-instelling verblijft). Geen bijzondere bijstand voor zorg met verblijf Bij opname in de AWBZ-instelling wordt door het CAK eerst de lage eigen bijdrage in rekening gebracht. Mensen met een minimum inkomen kunnen bij het CAK bezwaar maken tegen die bijdrage. Dan wordt die bijdrage op nihil gesteld. De eigen bijdrage kan worden vermeden c.q. de kosten doen zich niet voor/ hoeven zich niet voor te doen. Hiermee is er geen reden om bijzondere bijstand te verlenen. Geen bijzondere bijstand voor zorg zonder verblijf Zorg zonder Verblijf kan bestaan uit Thuiszorg of zorg van een verpleegkundige hulp. Ook hierbij is een eigen bijdrage verschuldigd. Voor personen die AV-Frieso aanvullend verzekerd zijn wordt de eigen bijdrage vergoed. Om die reden wordt geen bijzondere bijstand voor deze eigen bijdrage verstrekt. Verblijf dat niet onder AWBZ valt Niet al het verblijf in een zorginstelling valt onder de AWBZ. Wordt cliënt bijvoorbeeld opgenomen in een ziekenhuis, revalidatie-instelling of instelling voor de geestelijke gezondheidszorg? Dan komt het eerste jaar voor rekening van de Zorgverzekeringswet.
15
§ 5 Kosten van een babyuitzet Algemeen De kosten van een babyuitzet behoren tot de algemene, noodzakelijke kosten van bestaan die uit het reguliere inkomen moeten worden bekostigd. Voor deze kosten wordt in principe geen bijzondere bijstand verleend. Men wordt geacht voor deze kosten te reserveren. Dat geldt ook voor mensen met een minimum inkomen. Een babyuitzet bestaat uit zaken als een ledikantje en babybadje, babykleding en verzorgingsproducten. Een deel van de verzorgingsproducten kan in de vorm van een kraampakket door de zorgverzekeraar worden verstrekt. Bijzondere omstandigheden Alleen bij zeer uitzonderlijke omstandigheden wordt bijzondere bijstand verleend voor de kosten van een babyuitzet. Vorm bijstand Net als bij bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen geldt bij een babyuitzet dat eerst de mogelijkheid van een lening bij de KBN moet worden onderzocht. Is dat niet mogelijk, dan kan eventueel bijstand in de vorm van een geldlening worden verleend, en in het uiterste geval bijstand om niet. Hoogte bijstand Richtprijzen voor babyartikelen zijn te vinden in de Nibud prijzenlijst. Bij de bepaling van de hoogte van de bijstand moet rekening worden gehouden met een reserveringstermijn gedurende de zwangerschap.
16
§ 6 Kosten van maaltijdvoorziening Algemeen Maaltijdvoorziening kan tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan worden gerekend als de kosten boven het normale uitgavenpatroon uitstijgen. Alleen wanneer er een medische of sociale indicatie is kan bijzondere bijstand worden verleend voor de meerkosten. Noodzaak De noodzaak van de meerkosten moet blijken uit een medisch advies of sociale indicatie afgegeven door een ter zake deskundige instantie. Eventueel kan gebruik gemaakt worden van een bestaand (recent) advies in het Wmo-dossier. Bij mensen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt kan de noodzaak door de consulent worden vastgesteld. Hoogte bijstand Voor de vaststelling van de bijstand kan worden uitgegaan van de tabellen voor de kosten van voeding zoals genoemd in de prijzengids van het Nibud. In deze tabellen wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met de leeftijd van de cliënt en de daarop afgestemde normvoeding. Voor het verschil tussen de feitelijke kosten en de genormeerde kosten voor een maaltijd kan bijstand worden verstrekt.
17
§ 7 Kosten kleding, schoeisel en beddengoed Algemeen De kosten van aanschaf c.q. vervanging van kleding, beddengoed en schoeisel behoren tot de algemene, noodzakelijke kosten van het bestaan waarvoor in principe geen bijzondere bijstand wordt verleend. In bepaalde situaties kan sprake zijn van extra kosten die het gevolg zijn van bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld een handicap. Voor het vaststellen van de noodzaak en de omvang van de extra kosten dient een medisch advies te worden ingewonnen. Kleding Voor de kosten van kleding wordt men geacht te reserveren, om die reden wordt er geen bijzondere bijstand verleend. Dat geldt voor mensen met een afwijkende lichaamsbouw, en ook voor mensen die een dieet volgen. De wijziging van de garderobe vindt doorgaans geleidelijk plaats. De noodzaak tot vervanging van kleding kan zich ook plotseling voordoen, bijvoorbeeld wanneer ziekte of gebrek leidt tot een sterk gewijzigde lichaamsomvang. Zijn de kosten niet voorzienbaar en heeft betrokkene er niet voor kunnen reserveren, dan bestaat recht op bijzondere bijstand. Schoeisel Voor orthopedisch schoeisel; zie Medische kosten paragraaf 3. De zorgverzekeraar vergoedt de kosten geheel of gedeeltelijk. Steunzolen Steunzolen worden vergoed vanuit de aanvullende zorgverzekering. De AV-Frieso vergoedt de kosten volledig. Heeft aanvrager een andere aanvullende verzekering en worden de gedeeltelijk vergoed, dan kan voor de eigen bijdrage bijzondere bijstand worden verstrekt.
18
§ 8 Begrafenis- of crematiekosten. Aanvragen bijzondere bijstand voor begrafenis- of crematiekosten kunnen worden gedaan voordat de begrafenis plaatsvindt. Het zou goed zijn dat aanvragers er dan op worden gewezen dat alleen de strikt noodzakelijke kosten voor vergoeding in aanmerking komen. De kosten van bijvoorbeeld een grafsteen vallen daar niet onder. De kosten van een begrafenis behoren niet tot de kosten van de overledene, maar komen ten laste van de nalatenschap. De kosten komen voor rekening van de erfgenamen. Is het erfdeel niet toereikend, dan kunnen de erfgenamen individueel bijzondere bijstand aanvragen. Er kan niet meer bijstand worden verstrekt dan het verplichte aandeel van aanvrager in de totale kosten. Voorliggende voorzieningen Begrafenis- of crematiekostenverzekering en de nalatenschap. Bijstand aan de nabestaanden Indien er sprake is van een langstlevende partner dan komen de begrafeniskosten volledig voor rekening van deze partner. Op basis van het erfrecht vallen zowel de positieve als de negatieve vermogensbestanddelen de langstlevende ten deel. De begrafeniskosten behoren ook tot de vermogensbestanddelen. Alleen de partner kan dan ook nog een beroep doen op de bijzondere bijstand voor deze begrafeniskosten. Is er geen langstlevende partner dan komen andere erfgenamen in aanmerking voor de nalatenschap, inclusief de kosten van begrafenis of crematie. De overleden kan in een testament erfgenamen hebben aangewezen, anders moeten de erven worden gezocht in de familielijn. Erven kunnen de erfenis aanvaarden of verwerpen. Wordt de erfenis verworpen, maar worden wel de begrafeniskosten voldaan, dan wordt voor deze kosten geen bijzondere bijstand betaald. Aanvrager heeft die kosten vrijwillig op zich genomen. Hetzelfde geldt wanneer een niet-erfgenaam de kosten heeft voldaan. Vallen de kosten van de begrafenis in de erfenis, dan zijn alle erven voor hun erfdeel aansprakelijk. Elke van de erfgenamen zal (wanneer hij/zij daarvoor in aanmerking komt) bijstand moeten aanvragen in de eigen gemeente. Wet op de Lijkbezorging Wanneer niet tijdig nabestaanden kunnen worden gevonden die voor de begrafenis of crematie zorg dragen, dan is op grond van de Wet op de Lijkbezorging de gemeente verplicht te zorgen voor de “lijkbezorging”. Wordt door de gemeente later een nabestaande getraceerd en worden de kosten op deze verhaald, dan kan betrokkene voor deze kosten bijzondere bijstand aanvragen. Kosten De meest sobere wijze van begraven of cremeren komen voor vergoeding in aanmerking (zie Nibud).
19
§ 9 Kosten deelname maatschappelijk verkeer. Algemeen De kosten van deelname aan het maatschappelijk verkeer behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, waarin een belanghebbende in beginsel zelf dient te voorzien. De term “maatschappelijk verkeer” omvat meer dan het kunnen reizen. Ook andere vormen van deelnemen aan de maatschappij vallen hieronder, zoals het bezoeken van de bibliotheek of bioscoop, het hebben van een krant, TV en Internet. De gemeente kent een Bijdrageregeling minima voor deze kosten deelname maatschappelijk verkeer. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan bijzondere bijstand worden verleend voor kosten ter voorkoming van sociaal isolement. De noodzaak moet middels een medisch advies zijn vastgesteld. Voorliggende voorzieningen Er is een aantal voorliggende voorzieningen: • vervoersvoorzieningen (Wmo); • geleidehonden voor blinden (Regeling CVZ blindengeleidehonden 2000); andere hulphonden (zorgverzekering en Wmo); • vergoeding voor doventolken (Subsidieregeling CVZ); • zorgvoorzieningen en hulpmiddelen (AWBZ);
20
§ 10 Reiskosten gezinsleden in ziekenhuis, inrichting of gevangenis. Bij een bezoekfrequentie van eens per drie weken kan voor reiskosten, gemaakt door gezinsleden (= partner, kind, en ouders), bijzondere bijstand worden verleend. Dit kan overigens alleen voor reiskosten binnen Nederland (territorialiteitsbeginsel). De noodzaak van meer bezoeken per maand moet door middel van schriftelijke verklaringen van de inrichting/reclassering worden gemotiveerd. Gaat het om het bezoeken van partner, kinderen en ouders die zijn opgenomen in het ziekenhuis of inrichting (in Nederland), dan is een bezoekfrequentie van eenmaal per dag, maximaal driemaal per week, acceptabel en uitgangspunt voor de verstrekking van bijstand. Een hogere frequentie moet deugdelijk worden gemotiveerd. De aanvullende zorgverzekering kent in bepaalde gevallen (AV-Frieso, bij opnames langer dan 1 maand) een vergoeding toe die geheel of gedeeltelijk de kosten dekt. Met die vergoeding moet rekening worden gehouden bij bijstandsverlening. Soms is opvang in een hotel of een Ronald McDonald huis een betere oplossing dan heen en weer reizen. Blijkt dat de daarvoor te maken kosten lager zijn dan reiskosten, dan komen die kosten voor vergoeding in aanmerking. Bij bezoek aan minderjarige kinderen kan worden uitgegaan van een frequentie van eenmaal per dag. Dit geldt voor beide ouders. Bij zeer ernstige (levensbedreigende) situaties kan tevens uit worden gegaan van eenmaal per dag. Ook hier geldt dat rekening moet worden gehouden met een eventuele vergoeding door de zorgverzekeraar. Voor de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de kosten openbaar vervoer of van de kosten eigen auto (€ 0,19 per kilometer).
Kosten voor (weekend)verlof gedetineerden. Reiskosten Reiskosten behoren in beginsel tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Men moet in deze kosten zelf voorzien. Verblijfkosten Het ministerie van Justitie verstrekt een verblijfskostenvergoeding aan gedetineerden tijdens weekendverlof. Deze vergoeding wordt verstrekt aan: -
langgestraften in de laatste twaalf maanden van hun detentie, aan wie op grond van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting verlof wordt verleend; gedetineerden in half-open inrichtingen die op grond van het regime een maandelijks weekendverlof hebben.
De reiskosten in verband met het verlof worden niet aangemerkt als noodzakelijke kosten van het bestaan, ook als de reiskostenvergoeding van Justitie en het gespaarde zakgeld niet toereikend zijn.
21
§ 11 Bijzondere bijstand en norm zak- en kleedgeld. Algemeen De norm zak- en kleedgeld wordt als algemene bijstand uitgekeerd voor zover de belanghebbende 21 jaar of ouder is. Daarnaast kunnen er kosten gemaakt moeten worden voor bijvoorbeeld het aanhouden van de woning. Deze kosten kunnen worden vergoed via de bijzondere bijstand voor de noodzakelijke duur, maar tot maximaal 1 jaar. De kosten moeten worden beperkt tot de strikt noodzakelijke kosten. Bijstand voor jongeren van 18 tot 21 jaar in een inrichting Jongeren van 18 tot 21 jaar hebben geen recht op algemene bijstand voor verblijf in een inrichting. De ouders zijn aansprakelijk voor de kosten van levensonderhoud, ook voor een bijdrage in de kosten bij verblijf in een inrichting. Als in verband met bijzondere omstandigheden de ouders niet of niet volledig kunnen bijdragen in de eventueel te maken kosten, kan hiervoor aan de jongere bijzondere bijstand worden verstrekt. Dit geldt zowel voor de persoonlijke uitgaven als voor andere noodzakelijke kosten. De mogelijkheden van verhaal dienen onderzocht te worden. De hoogte van de eventueel te verstrekken norm zak- en kleedgeld voor een 18- tot 21jarige is dezelfde als voor een alleenstaande van 21 jaar of ouder, die in een inrichting verblijft. Normwijziging norm zak- kleedgeld Wordt een WWB-gerechtigde opgenomen in een inrichting dan loopt de norm algemene bijstand nog even door, gedurende de maand van opname, plus nog een kalendermaand. De wijziging naar de norm zak- kleedgeld gaat in op de 1e dag van de 2e maand na opname. Ook is het mogelijk dat een persoon een gedeelte van de week in de inrichting verblijft en een gedeelte van de week thuis (bijvoorbeeld gedurende het weekend). Verblijft iemand het grootste gedeelte van de week in de inrichting dat wordt over die dagen van de week de norm zak- kleedgeld verstrekt en over de dagen dat diegene thuis verblijft wordt de reguliere norm aan bijstand verstrekt. In ons voorbeeld 5/7 dagen in de inrichting – norm zak- kleedgeld, en 2/7 reguliere norm, aangevuld met bijzondere bijstand voor vaste lasten. Verblijft iemand de meeste dagen van de week thuis, dan wordt de reguliere norm verstrekt en geen zak- en kleedgeld. Recht op bijzondere bijstand voor vaste lasten tijdens opname Aan een persoon die in een inrichting verblijft, kan onder bepaalde omstandigheden bijzondere bijstand worden verleend voor doorlopende vaste woonlasten. Voorwaarde is dat het aanhouden van de woonruimte noodzakelijk is. Maandelijks voorschotten voor gas en electra moeten dan direct worden verlaagd. Langer verblijf (>een jaar) in een inrichting: Als bij het begin van de opname al duidelijk is dat betrokkene langer dan een jaar wordt opgenomen, dan wordt het aanhouden van de woonruimte als niet noodzakelijk is beschouwd. Eventueel kan bijzondere bijstand worden verleend voor de kosten van de opslag van de inboedel.
22
§ 12 Verhuiskosten. Algemeen Verhuiskosten behoren tot de algemene, noodzakelijke kosten van bestaan. Mensen worden geacht hiervoor te reserveren, dat geldt ook bij verhuizingen om medische of sociale redenen. Voorliggende voorzieningen Bij een verhuizing om medische redenen geldt de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) als voorliggende voorziening. De WMO onderzoekt of de woning kan worden aangepast op de beperking, of dat verhuizing naar een al aangepaste woning beter is. Het herstellen van tekortkomingen aan de woning, bijvoorbeeld een vochtprobleem, komt voor rekening van de eigenaar van de woning. Beoordeling 1. Is sprake van een niet-voorzienbare, noodzakelijke verhuizing; 2. én kan betrokkene buiten zijn schuld niet reserveren, 3. én is een lening bij een (krediet)bank niet mogelijk, - dan kan eventueel bijzondere bijstand worden verleend. Dat is onder andere afhankelijk van inkomen en vermogen (draagkracht). Bijzondere bijstand wordt (eventueel) verstrekt in de vorm van een borgstelling voor een lening KBN, en als dat niet kan in de vorm van een lening, en in het uiterste geval als bijstand “om niet”. Bijzondere bijstand moet worden aangevraagd in de gemeente waar men woont voor dat men gaat verhuizen. Bij een medische of sociale noodzaak moet er een medisch advies worden opgevraagd. De kosten Tot de verhuiskosten worden onder andere gerekend: • transportkosten; • kosten van tijdelijke opslag (voor zolang als noodzakelijk. Denk aan verblijf- of vertrekgemeente); dubbele huur gedurende één maand; • administratiekosten. De kosten dienen te worden aangetoond door middel van nota's. Draagkracht Bij verhuiskosten wordt 100% van het inkomen boven de relevante bijstandsnorm als draagkracht aangemerkt en 100% van het vermogen boven tweemaal de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Alleenstaande tienerouders Alleenstaande ouders tussen 18 en 21 jaar kunnen voor de kosten van verhuizing en woninginrichting ook een lening afsluiten bij de kredietbank wanneer hun norm na de geboorte van het kind wordt aangevuld tot het niveau van een alleenstaande ouder van 21 jaar. Er is dan voldoende aflossingscapaciteit. De lening kan rond de zesde of zevende maand van de zwangerschap worden aangevraagd; de aflossing start na de geboorte van het kind. Indien nodig kan de gemeente borg staan voor deze leningen. Verhuizing uit woning boven huurtoeslaggrens Wanneer betrokkene verhuist van een woning boven het maximum van de huurtoeslaggrens naar een woning die voor huurtoeslag in aanmerking komt, dan kan de bijstand – met in achtneming van vorenstaande – om niet worden verstrekt.
23
§ 13 Kosten van woninginrichting. Algemeen De kosten van woninginrichting c.q. vervanging van duurzame gebruiksgoederen behoren tot de algemene, noodzakelijke kosten van het bestaan. Men wordt geacht te reserveren voor deze kosten. Dat geldt ook voor mensen met een minimum inkomen. Het voorzien in deze kosten door een lening bij de (Krediet-) bank kan worden gezien als achteraf sparen. Alleen in zeer uitzonderlijke situaties kan bijzondere bijstand worden verleend voor deze kosten. Dat kan door borg te staan voor een lening KBN, door bijstand als geldlening of door bijstand om niet. Voorliggende voorzieningen Een lening bij een reguliere bank of bij de KBN geldt als een voorliggende voorziening. Zijn er medisch redenen voor de kosten van woningaanpassing en verhuis- en inrichtingskosten, dan kan de WMO onder bepaalde omstandigheden een voorliggende voorziening zijn. Bij een verplichte verhuizing en/of renovatie van de woning kan mogelijk via de verhuurder een vergoeding of een tegemoetkoming worden verstrekt. Beoordeling Bij een aanvraag bijzondere bijstand moeten de vier vragen uit paragraaf 1 beantwoord worden: 1. doen de kosten zich werkelijk voor? 2. zijn de kosten noodzakelijk? De kosten kunnen om medische of sociale redenen noodzakelijk zijn. Dit moet dan blijken uit een medisch advies. 3. vloeien de kosten voort uit bijzondere omstandigheden? Een verhuizing is meestal voorzienbaar en betrokkene hadden hiervoor moeten reserveren. Er kan sprake zijn van bijzondere omstandigheden waardoor men niet kon reserveren. 4. kunnen de kosten worden voldaan uit het reguliere inkomen? Wanneer betrokkenen kunnen reserveren, dan moet een lening KBN, een borgstelling of bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening worden overwogen (in die volgorde). Alleen in het uiterste geval kan bijstand om niet worden verleend. Gezinsgrootte maximale bedrag Voor de bijzondere bijstand die kan worden verstrekt geldt een maximum afhankelijk van de situatie van aanvrager: dat kan variëren van een alleenstaande kamerbewoner tot een gezin met meerdere kinderen. Van toepassing zijn de bedragen van het Nibud. Wanneer de noodzaak voor bijstand voor woninginrichting voortvloeit uit een echtscheiding, dan wordt de naar Nibud-normen maximaal te verlenen bijzondere bijstand gehalveerd. Aangenomen mag worden dat aanvrager aanspraak kan maken op de helft van de inboedel van de gezamenlijke woningen. Aflossing lening / suppletie Een lening KBN bestaat uit eerdergenoemd bedrag plus de verschuldigde rente. Dit totaalbedrag dient in drie jaar te worden afgelost. De KBN berekent de hoogte van de maandelijkse aflossing. Deze aflossing kan hoger zijn dan 6% van de relevante bijstandsnorm = het bedrag dat cliënten geacht worden te kunnen aflossen. Voor het verschil tussen het bedrag dat cliënten moeten aflossen en kunnen aflossen, wordt bijzondere bijstand verleend. Dit heet suppletie. Voor jongeren van 18 tot 21 jaar geldt de lage bijstandsnorm. Alleenstaande jongeren met een dergelijk inkomen worden geacht geen aflossingscapaciteit te hebben.
24
Draagkracht Bij aanvragers die een hoger inkomen hebben dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt 35% van het meer-inkomen als draagkracht aangemerkt. Bovendien wordt vermogen boven tweemaal de relevante bijstandsnorm als draagkracht (100%) aangemerkt. Dit vermogen heeft men gereserveerd en verwacht mag worden dat men een deel van het vermogen inzet voor deze incidentele kosten. Aanstaande alleenstaande tienermoeders Jonge aanstaande alleenstaande moeders tussen 18 tot 21 jaar kunnen voor de kosten van woninginrichting, in principe een lening bij de KBN afsluiten wanneer de norm die zij ontvangen na de geboorte van het kind wordt aan-gevuld tot het niveau van een alleenstaande ouder van 21 jaar. Er is dan aflossings-capaciteit. De lening kan rond de zesde of zevende maand van de zwangerschap worden aangevraagd. De aflossing start na de geboorte van het kind. Verhuizing naar een woning waarvoor recht op huurtoeslag bestaat Speciale aandacht verdient de categorie belanghebbenden met een woonkostentoeslag, die is gebaseerd op een huur boven de maximale huurtoeslaggrens en aan wie de verhuisvoorwaarde is opgelegd. Bij verhuizing naar een woning beneden de huurtoeslaggrens is het acceptabel om de noodzakelijke kosten van woninginrichting om niet te verstrekken, indien men korter dan 3 jaar in de oude woning heeft gewoond. Het betreft alleen die zaken die noodzakelijkerwijs in verband met de verhuizing moeten worden aangeschaft omdat deze niet meer zijn te gebruiken in het nieuwe huis. Wel dienen de draagkrachtcriteria bijzondere bijstand toegepast te worden.
25
§ 14 Aanvullende bijstand voor levensonderhoud / jongeren van 18 tot 21-jaar. Algemeen Voor jongeren van 18 tot 21 jr. zonder inkomen is er algemene bijstand naar de lage norm, gerelateerd aan de hoogte van de kinderbijslag. Bij thuiswonende jongeren wordt deze bijstandsnorm geacht toereikend te zijn. Uitwonende jongeren zullen een beroep op hun ouders moeten doen voor aanvullende inkomsten. Bijzondere bijstand voor levensonderhoud Een jongere die beslist geen beroep op zijn ouders kan doen komt mogelijk in aanmerking voor bijzondere bijstand voor levensonderhoud. De reden waarom de jongere geen beroep kan doen op zijn ouders moet goed worden onderzocht en gemotiveerd. Eventueel wordt de bijzondere bijstand verhaald op de ouders. Voorwaarden voor de bijzondere bijstand Cruciaal voor het recht op bijzondere bijstand is of de kosten noodzakelijk zijn, oftewel; is het noodzakelijk dat de jongere uitwonend is? Meestal is sprake van een verstoorde verhouding tussen kind en ouder(s). De noodzaak c.q. de bijzondere omstandigheden moeten blijken uit een sociaal-medisch advies. Is een jongere buiten het gezin geplaatst, dan is in ieder geval sprake van buitengewone omstandigheden. Ook wanneer de jongere al langer dan een jaar buiten het gezin woont, of zelf een kind heeft kan er van uitgegaan worden dat de noodzaak van uitwonend zijn aanwezig is. Hoogte bijzondere bijstand De lage (algemene) bijstandsnorm kan middels bijzondere bijstand worden aangevuld tot de norm van een 21 jarige. De bijzondere bijstand kan lager worden vastgesteld wanneer de jongere lagere kosten van bestaan heeft. Eventuele inkomsten worden op de bijstand in mindering gebracht. Ontvangt de jongere kinderalimentatie, dan wordt de bijzondere bijstand lager vastgesteld. Het inkomen van de jongere bestaat dan uit; 1. algemene bijstand, 2. kinderalimentatie, 3. bijzondere bijstand. Verhaal bijzondere bijstand Bij de aanvraag moet met aanvrager worden overlegd over eventueel contact met de ouders. Met het toekennen van bijzondere bijstand ontstaat het recht van verhaal. De medewerk(st)ers Verhaal & Terugvordering moeten bij toekenning een signaal krijgen, zodat er een verhaalsonderzoek kan worden ingesteld, zo nodig met een ambtshalve vaststelling van de verhaalsbijdrage.
26
§ 15 Kosten rechtshulp, griffierechten, bewindvoering en curatele. Algemeen Voor de eigen bijdrage kosten van rechtshulp (en bijkomende kosten zoals griffiegeld e.d.) kan bijzondere bijstand worden verleend. Dat geldt niet wanneer aanvrager tot vergoeding van de proceskosten van de tegenpartij wordt veroordeeld. Bij toevoeging van een advocaat door de Raad voor Rechtsbijstand mag de noodzaak van de kosten van rechtshulp worden aangenomen. De aard van de procedure, strafrechtelijk of een procedure tegen de gemeente of een beroepsprocedure, is niet relevant. De eigen bijdrage wordt verlaagd met € 52,00 wanneer aanvrager eerst het Juridisch Loket heeft geraadpleegd en pas daarna naar een advocaat is gegaan. Het Juridisch Loket kan derhalve als een voorliggende voorziening worden beschouwd. Wanneer aanvrager zonder gegronde reden niet bij het Juridisch Loket is geweest, dan wordt bij de hoogte van de bijzondere bijstand € 52,00 in mindering gebracht op de kosten van rechtsbijstand. Was aanvrager te laat met het vragen van toevoeging van de Raad voor de Rechtsbijstand, dan zal de gemeente zelf de noodzaak van de procedure moeten beoordelen. LET OP: Kosten van rechtshulp waarvoor bijstand is verleend en die vervolgens via de gerechtelijke procedure aan de belanghebbende worden vergoed, dienen aan de gemeente te worden terugbetaald. Voorliggende voorziening • Rechtsbijstandverzekering; • Wet tarieven in burgerlijke zaken: op grond van deze wet kan driekwart van de eigen bijdrage in civiele zaken worden kwijtgescholden. Bewindvoering en curatele Onderbewindstelling wordt uitgevoerd als iemand zijn/haar financiële zaken niet meer zelf kan regelen. De bewindvoerder neemt beslissingen over het geld en de goederen van de betrokkene. Wie onder bewind staat, blijft handelingsbekwaam. Hij of zij mag dus nog wel zelfstandig rechtshandelingen verrichten. Bij het instellen van bewindvoering wijst de kantonrechter een bewindvoerder aan. Als een professionele partij als bewindvoerder is benoemd, dan zal deze vaak bijzondere bijstand voor de kosten van de bewindvoering aanvragen. Bewindvoering wordt ook wel beschermingsbewind genoemd. Bewindvoering en bijzondere bijstand Bij onderbewindstelling bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering wanneer de kosten van bewindvoering door de Kantonrechter zijn vastgesteld op een manier die afwijkt van de hoofdregel van het Burgerlijk Wetboek (5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen). De bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering wordt in beginsel om niet verleend. Hoogte bijzondere bijstand Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de bewindvoerder heeft vastgesteld komt voor bijstandsverlening in aanmerking. Hierbij word de (eventueel aanwezige) draagkracht in mindering gebracht. Draagkracht Bij bewindvoering wordt 100% van het inkomen boven tweemaal de relevante bijstandsnorm en 100% van het vermogen van meer dan tweemaal de relevante bijstandsnorm. 27
WSNP-bewind De Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) is bedoeld voor degenen die buiten hun schuld (te goeder trouw) in een problematische schuldsituatie terecht zijn gekomen. Het hoofddoel van de WSNP is het tegengaan dat een schuldenaar tot in lengte van jaren door zijn schulden wordt achtervolgd. De WSPN moet door de schuldenaar worden aangevraagd bij de rechtbank. De rechtbank benoemd dan een bewindvoerder. Deze bewindvoerder houdt toezicht op het nakomen van verplichtingen door de schuldenaar. Voorliggende voorziening WSNP Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 WWB). Wanneer de bewindvoering geschiedt in het kader van de WSNP dan geldt het Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering als een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB). Voorbereidingskosten WSNP Voor de voorbereiding van een WSNP-traject kan de schuldenaar naar de Kredietbank worden verwezen. Voor de voorbereidingskosten wordt geen bijzondere bijstand verleend, omdat de Kredietbank al door de gemeente wordt gesubsidieerd voor deze taak. Schuldenregeling voor ex-ondernemers Een ondernemer is wettelijk verplicht om een deugdelijke boekhouding bij te houden. Doet hij dat niet dan getuigt dit van slecht ondernemerschap en is de ondernemer niet te goeder trouw. Negatieve bedrijfsresultaten en schulden kunnen tot gevolg hebben dat de accountant de boekhouding niet afrondt. De onderneming kan dan wel worden uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel, maar de financiën van de onderneming zijn daarmee niet afgerond. Wanneer de boekhouding niet is afgerond kan de ex-ondernemer niet bij de Kredietbank terecht voor een schuldenregeling. Met de Kredietbank is hiervoor een regeling overeengekomen: Kan bijzondere bijstand worden verleend voor het afronden van bedrijfsadministraties? Op zich behoren deze kosten tot algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Echter in uitzonderlijke gevallen heeft het niet afronden van de bedrijfsadministratie wel degelijk gevolgen voor de voorziening in het levensonderhoud. In geval van een bijstandsgerechtigde zou hiervan sprake kunnen zijn. In andere gevallen kan door het aangaan van een gesprek worden onderzocht of er andere mogelijkheden zijn, alvorens een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt ingediend. Gedacht kan worden aan het bemachtigen van een lening of geldsom via derden. Een kanttekening van onderstaande werkwijze is dat de cliënt tweemaal zijn verhaal moet doen nl. aan de KBN en aan de gemeente. Door het aangaan van een gesprek wordt de zelfredzaamheid en bewustwording bevorderd. Te volgen stappen: 1. Cliënt regelt en betaalt zelf de accountant. Cliënt zoekt zelf opnieuw contact met eigen boekhouder en vraagt wat de afronding van zijn boekhouding inhoudt en wat dit gaat kosten. 2. Cliënt en/of KBN vraagt offerte(s) op bij accountant voor het afronden van boekhouding. Cliënt overlegt met KBN voor het maken van de juiste afweging. 3. Cliënt is niet in staat zelf de kosten van de afronding van de boekhouding voor zijn rekening te nemen. KBN neemt contact op met de gemeente. 28
Gemeente neemt contact op met cliënt en na overleg kan overgegaan worden tot het aanvragen van bijzondere bijstand. Op deze manier wordt door de gemeente het gesprek aangegaan en individueel bekeken of daadwerkelijk alle mogelijkheden zijn onderzocht en de omstandigheden gerechtvaardigd zijn voor het verlenen van individuele bijzondere bijstand. 4. Gemeente informeert de KBN door het verzenden van het afschrift van de Beschikking Bijzondere Bijstand. KBN kan de schuldregeling met cliënt opstarten.
29
§ 16 Extra stookkosten (verwarming). Algemeen De kosten van extra verwarming behoren alleen tot de bijzondere noodzakelijke kosten van bestaan wanneer de medische noodzaak van deze kosten is aangetoond. Noodzakelijkheid In het medisch advies moet tevens worden aangegeven wat de noodzakelijke binnentemperatuur dient te zijn. Er is sprake van extra stookkosten wanneer de temperatuur hoger moet zijn dan de algemeen gebruikelijke 20° Celsius gedurende de dag en hoger dan 16° Celsius in de nachtelijke uren. Hoogte van de bijstand De hoogte van de bijstand moet aan de hand van het Nibud Prijzenboekje worden bepaald. Over het algemeen geldt dat het gasverbruik met 7% toeneemt wanneer de thermostaat van de verwarming 1° Celsius hoger wordt gezet. Procedure Bij aanzienlijk structureel meerverbruik is periodieke bijstandsverlening in de kosten van de voorschotnota's mogelijk. De periodieke bijstand wordt voor de duur van één jaar verstrekt. In de beschikking wordt vermeld dat de periodieke bijstand een voorwaardelijk karakter draagt, totdat de volgende eindafrekening is ontvangen. Bij elke verlenging is een nieuw onderzoek vereist.
30
§ 17 Categoriale bijstandsverlening. Naast individuele bijzondere bijstand kan ook categoriale bijzondere bijstand worden verleend voor bijzondere kosten, onder andere voor ouderen en chronisch zieken en gehandicapten. Deze categoriale bijzondere bijstand is in aparte verordeningen vastgesteld. Daarnaast kent de gemeente een collectieve ziektekostenverzekering met een gunstige aanvullende zorgverzekering AV-Frieso. Met betrekking tot de draagkracht geldt dat geen categoriale bijzondere bijstand mogelijk is bij een inkomen hoger dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. De verlening van categoriale bijzondere bijstand sluit de verlening van individuele bijzondere bijstand niet uit. Dat blijft te allen tijde mogelijk, met name voor diegenen die niet tot de door de gemeente aangewezen doelgroepen behoren.
Categoriale Bijstandsverlening Duurzame Gebruiksgoederen Pensioengerechtigden Een bijdrage van € 250,00 per jaar in de kosten van vervanging van duurzame gebruiksgoederen voor pensioengerechtigden. Ouderen die zelfstandig wonen kunnen eenmaal per kalenderjaar deze bijdrage aanvragen.
Regeling categoriale bijstandsverlening chronisch zieken en langdurig gehandicapten Een jaarlijkse bijdrage van € 250,00 voor alleenstaanden of € 350,00 voor echtparen die als gevolg van chronisch ziekte of handicap extra kosten maken. Aanvrager moet aan één of meerdere van de volgende voorwaarden voldoen: 6 maanden of langer aanéén gebruik maken van geïndiceerde huishoudelijke hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo); gebruik maken van een geïndiceerde voorziening op grond van de Wmo, zijnde een vervoersvoorziening en/of een rolstoelvoorziening en/of een woonvoorziening; een financiële tegemoetkoming ontvangen in het kader van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg).
Bijdrageregeling sociaal-culturele en educatieve activiteiten Een vergoeding van gemaakte kosten tot een maximum van € 113,00 per volwassene per jaar en € 154,00 per jaar voor een thuisinwonend ten laste komend kind tot 18 jaar, voor kosten van sociaal culturele, educatieve en sportieve activiteiten, zoals: - entreekaarten en/of contributie voor sociaal- culturele en/of sportieve activiteiten; - de aanschaf van sportattributen; - abonnement televisie, krant en internet; - de aanschaf van een identiteitskaart of paspoort Anders dan bij eerdergenoemde bijdrageregelingen moeten hier de kosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt. Geen recht hebben: Personen die een toelage ontvangen op grond van de WTOS of studiefinanciering op grond van de WSF 2000. De bedragen in deze paragraaf zijn de bedragen in 2013. 31
§ 18 Kosten verblijfsvergunning. Kosten eerste aanvraag verblijfsvergunning Er is geen bijzondere bijstand mogelijk voor legeskosten verbonden aan het voor de eerste keer aanvragen van een verblijfsvergunning. Om recht te hebben op (bijzondere) bijstand moet de belanghebbende Nederlander of een aan een Nederlander gelijkgestelde zijn (artikel 11 lid 2 WWB). Dit geldt ook voor minderjarige kinderen. Kosten verlengen of wijzigen verblijfsvergunning In afwijking van het bovenstaande kan voor kosten verbonden aan het verlengen of wijzigen van een verblijfsvergunning bijzondere bijstand worden verstrekt. Vorm van de bijzondere bijstand De bijstand wordt in beginsel om niet verstrekt. Reiskosten voor afhalen verblijfsvergunning Indien betrokkene de verblijfsvergunning in een andere gemeente dient af te halen kan voor de reiskosten bijzondere bijstand worden verstrekt. De hoogte van de bijstand wordt vastgesteld op basis van de kosten van het openbaar vervoer: - Uitbetalen na inlevering van vervoersbewijzen (indien aanwezig); - Kopie inleveren van de verblijfsvergunning (voor en achterkant). Kosten naturalisatie De (leges)kosten van naturalisatie zijn geen noodzakelijke kosten in de zin van de WWB. Voor iemand die een verblijfsvergunning heeft is het niet noodzakelijk om de Nederlandse nationaliteit te verwerven om zijn verblijfsrecht of bestaanszekerheid te garanderen. Voor deze kosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.
32
§ 19 Verwervingskosten. Algemeen Dit zijn kosten die iemand noodzakelijkerwijs moet maken om bepaalde inkomsten te verwerven. Bijzondere bijstand wordt alleen toegekend voor daadwerkelijk gemaakte, aantoonbare kosten, zoals reiskosten woon-werkverkeer. Heeft belanghebbende een re-integratievoorziening (traject), dan kunnen uit het reintegratiebudget de noodzakelijke verwervingskosten betaald worden. Deze flankerende kosten maken zoveel als mogelijk integraal deel uit van het ingekochte traject. Procedure Aanvragers die een bijstandsuitkering ontvangen kunnen een verkort aanvraagformulier bijzondere bijstand gebruiken voor deze kosten. Anderen moeten het uitgebreide aanvraagformulier bijzondere bijstand invullen. De kosten dienen maandelijks te worden opgegeven en volgens de gebruikelijke procedure te worden geverifieerd. Draagkracht Van het inkomen boven de relevante bijstandsnorm wordt 100% als draagkracht aangemerkt. Voorwaarden voor de bijzondere bijstand Bijzondere bijstand voor reiskosten woon-werkverkeer wordt alleen verstrekt bij een afstand tussen woning en werkplek van 10 kilometer of meer. Voor de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de kosten openbaar vervoer of van de kosten eigen auto. In het laatste geval is de vergoeding € 0,19 per kilometer. Als maximum geldt de vergoeding op grond van de tabellen “openbaar vervoer” van de belastingdienst. De vergoeding geldt in beginsel voor één jaar. Als de afstand enkele reis 90 kilometer of meer is, mag verwacht worden dat men na één jaar is verhuisd. Mocht aanvrager zich wel voldoende hebben ingespannen om een woning in de buurt van de werkplaats te vinden maar daar niet in geslaagd zijn, dan kan opnieuw bijzondere bijstand worden verstrekt. Is de afstand enkele reis minder dan 90 kilometer dan kan jaarlijks een nieuwe aanvraag worden ingediend. Verwervingskosten en kinderopvang Kosten kinderopvang in het kader van uitstroom De kosten van kinderopvang, die verbonden zijn aan het deelnemen aan noodzakelijke scholing of werkervaring behoren tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan. De Wet kinderopvang is een voorliggende voorziening. Overblijfkosten De kosten van het overblijven van een kind op school worden aangemerkt als algemeen noodzakelijke kosten. Dit betekent dat de belanghebbende deze kosten moet voldoen uit zijn algemene bijstandsuitkering. Als de overblijfkosten noodzakelijk zijn als gevolg van een uitstroom- of inburgeringstraject, dan kan voor deze kosten wel bijzondere bijstand worden verstrekt. Het maakt dan niet uit of het gaat om kosten voor het overblijven op school of om opvang bij een opvangouder in de middagpauze. Voor de hoogte van de bijstand moet worden aangesloten bij de feitelijke kosten zoals de school die hanteert. Bij overblijven elders is dat ook de norm waarvan moet worden uitgegaan. Voor trajectdeelnemers kunnen deze kosten worden voldaan uit het participatiebudget.
33
§ 20 Reiskosten schoolgaande kinderen. Algemeen De reiskosten van schoolgaande kinderen behoren tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan die uit het reguliere inkomen moeten worden bekostigd. Daarnaast is er de uitkering van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS). Kinderen worden geacht naar de dichts bij zijnde school te gaan die het onderwijs aanbiedt dat het kind moet of wil volgen. Dit betekent niet dat wanneer er een VMBO-school is in het dorp, dat alle kinderen daar maar heen moeten, omdat dat het dichts bij zijnde onderwijs is. Het betekent wel dat wanneer het kind HAVO-onderwijs in Sneek volgt en er is dichterbij een school waar ook HAVO gevolgd kan worden, moet worden onderzocht of de reiskosten noodzakelijk zijn. De reiskosten huis – school worden als bijzonder aangemerkt wanneer de school verder weg is gelegen dan 10 kilometer van de eigen woonplaats. Voor de grens van 10 kilometer is aansluiting gezocht bij de belastingwetgeving Voorliggende voorzieningen Leerlingenvervoer: Bij speciaal onderwijs, niet zijnde Leerweg ondersteunend Onderwijs (LWOO) en praktijkonderwijs is het leerlingenvervoer een voorliggende voorziening. Hoogte van de bijzondere bijstand Uitgangspunt voor de vaststelling van de hoogte zijn de werkelijke kosten. De cliënt kan de kosten aantonen door middel van het overleggen van een abonnement of specificatie van de vervoerder of OV9292.nl. De goedkoopste adequate vervoersvoorziening wordt vergoed. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden (art. 18 lid 1 WWB).
34
§ 21 Ouderbijdrage LBIO. Ook wanneer de kinderen uit huis geplaatst zijn houdt de ouder de plicht om bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van het kind. Het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) legt ouders van uit huis geplaatste kinderen een ouderbijdrage op. Bij de vaststelling van de hoogte van de bijdrage wordt rekening gehouden met het inkomen van de ouder(s). Ook wordt rekening gehouden met kosten die de ouder(s) nog hebben voor het kind zoals reiskosten. De ouderbijdragen bij jeugdzorg ingeval van verblijf gedurende het etmaal bedragen per 1 januari 2013: per kind van bedrag per maand 0 - 5 jaar € 73,75 6 - 11 jaar € 101,41 12 - 20 jaar € 129,06 De ouderbijdrage bij verblijf gedurende een deel van het etmaal bedraagt de helft van de hiervoor genoemde bedragen. De ouder(s) behoudt het recht op kinderbijslag wanneer hij/zij het kind in belangrijke mate onderhoudt. Er is sprake van “in belangrijke mate onderhouden” als de ouder kan aantonen dat hij een minimale onderhoudsbijdrage levert van € 416,00 per kwartaal (2013). De ouder die het uit huis geplaatst kind niet in belangrijke mate onderhoudt, krijgt geen kinderbijslag. Het betreffende kind is dan, op grond van artikel 4 lid 1 onderdeel e WWB, geen ten laste komend kind meer en kan deze ouder niet als alleenstaande ouder worden aangemerkt, maar is hij/zij een alleenstaande. De LBIO-bijdrage voor een persoon met een WWB-uitkering naar de norm voor een alleenstaande wordt buiten invordering gesteld. In een aantal gevallen kan het LBIO de verschuldigde ouderbijdrage buiten invordering stellen indien een bijdrageplichtige ten tijde van de plaatsing: • algemene bijstand ontvangt, norm alleenstaande (zonder kinderen) op grond van de Wet werk en bijstand; • een verstrekking ontvangt op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 en geen ander inkomen heeft; • zak- en kleedgeld ontvangt op grond van artikel 41 van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden; • rechtens zijn vrijheid is ontnomen en de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregelen plaatsvindt in een penitentiaire inrichting, in een inrichting voor de verpleging van ter beschikking gestelden, in een inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen of in een psychiatrisch ziekenhuis en geen inkomen heeft. Voor elke andere situatie dan bovenstaande is geen buiten invorderingstelling mogelijk. Wanneer de LBIO-bijdrage verschuldigd is voor kinderen voor wie geen aanspraak op kinderbijslag bestaat, geldt dat er geen bijzondere bijstand kan worden verleend, omdat de kosten van de LBIO-bijdrage in dat geval kosten zijn ter voldoening van alimentatieverplichtingen. Op grond van artikel 14 onderdeel a WWB zijn alimentatieverplichtingen niet-noodzakelijke kosten
35
§ 22 Reiskosten omgangsregeling. Indien de ouders na echtscheiding niet in dezelfde woonplaats wonen brengt de omgangsregeling kosten met zich mee. Deze kosten behoren in beginsel tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en moeten uit het reguliere inkomen worden betaald. De kosten van de kinderen komen altijd ten laste van de verzorgende ouder. In het kader van een omgangsregeling wordt sporadisch gebruik gemaakt van een “Omgangshuis” of “TussenThuis” waar de ene ouder het kind brengt en de andere ouder het kind haalt. Voor deze en andere voorzieningen m.b.t. een omgangsregeling geldt eveneens dat voor de kosten geen bijzondere bijstand wordt verleend.
36
§ 23 Kosten aanhouden eigen woonruimte. Bijstand aanhouden woning bij detentie Voor het aanhouden van woonruimte wanneer betrokkene in detentie verblijft wordt geen bijzondere bijstand verleend, behoudens zeer dringende noodzaak (art 16 WWB). Het aanhouden van woonruimte is de eigen verantwoordelijkheid van betrokkene. Detentie – rechtens zijn vrijheid is ontnomen – omvat ook voorlopige hechtenis en gedwongen opnamen in een psychiatrisch ziekenhuis. Ook mensen die zich onttrekken aan detentie zijn uitgesloten van bijstand. Bijstand voor vaste lasten tijdens verblijf in inrichting Naast de norm zak- en kleedgeld kan bijzondere bijstand worden verleend voor de doorlopende woonlasten. Beoordeeld moet worden in hoeverre het aanhouden van de woonruimte noodzakelijk is. Wanneer bij het begin van de opname blijkt dat cliënt langer dan een jaar wordt opgenomen, wordt de noodzaak voor het aanhouden van de woonruimte in principe niet noodzakelijk geacht. De domicilie wijzigt dan in die van de gemeente van verblijf. Indien rechtstreeks voorschotnota’s electra en gas worden betaald dient met spoed contact te worden opgenomen met het energiebedrijf om de voorschotbedragen te laten verlagen. De bijstand wordt verstrekt als bijzondere bijstand, rekening houdende met draagkracht. Normwijziging norm zak- en kleedgeld Wordt een WWB-gerechtigde opgenomen in een inrichting dan loopt de norm algemene bijstand nog even door, gedurende de maand van opname, plus nog één kalendermaand. De wijziging naar de norm zak- en kleedgeld gaat in op de 1e dag van de 2e maand na opname.
37
§ 24 Woonkostentoeslag huurder. Algemeen Huur en andere woonkosten behoren tot de algemene kosten van bestaan die moeten worden voldaan uit het reguliere inkomen. De huurtoeslag geldt hierbij als voorliggende voorziening. Deze voorziening wordt geacht passend en toereikend te zijn. Bij een minimuminkomen hoort een maximale huurtoeslag. Er zijn situaties waarbij iemand niet de maximale huurtoeslag ontvangt, bijvoorbeeld vanwege een hoger inkomen over het lopende kalenderjaar. Voorwaarden De voorwaarden voor het recht op woonkostentoeslag huurder zijn gelijk aan de voorwaarden voor de huurtoeslag, met dien verstande dat er een ander vrij te laten vermogen van toepassing is en de draagkracht wordt vastgesteld conform dit beleid bijzondere bijstand. Berekening De woonkostentoeslag is het verschil tussen de huurtoeslag waar aanvrager (eventueel) recht op heeft en de huurtoeslag die hij zou krijgen wanneer bij toepassing van de relevante bijstandsnorm. De hoogte van de maximale woonkostentoeslag kan worden berekend middels een rekenhulp op www.belastingen.nl Woonkostentoeslag kan worden toegekend voor de duur van maximaal één jaar, of korter wanneer bekend is met ingang van welke datum aanvrager een hogere of de maximale huurtoeslag zal ontvangen. Woonkostentoeslag boven de maximale huurgrens In het geval de woonkosten boven de grens van de huurtoeslag liggen, kan voor de duur van een jaar een woonkostentoeslag worden toegekend. Bij de berekening van de bijzondere bijstand wordt de hoge huur eerst verminderd met de normhuur die in een bijstandsnorm is begrepen. De huurlast die dan nog overblijft, wordt verminderd met 100% van de draagkracht van een belanghebbende. Voorbeeldberekening: Inkomen (echtpaar) met WWB-uitkering ad € 1200 per maand (inclusief vt), met een draagkracht van € 60,00. Huur € 600,00 Minus normhuur € 200,00 € 400,00 Draagkracht € 60,00 Bijzondere bijstand € 340,00 per maand Verhuisverplichting Bij de verlening van woonkostentoeslag boven de huurgrens wordt de verplichting opgelegd dat aanvrager alles in het werk stelt om goedkopere woonruimte te verkrijgen. De toeslag kan zo nodig voor één jaar worden verlengd, als de belanghebbende nog niet heeft kunnen voldoen aan de voorwaarde om goedkopere woonruimte te verkrijgen. Minder-validen die een aangepaste woning bewonen, kunnen worden vrijgesteld van de verhuisverplichting. Dat geldt ook voor ouderen die een aanleunwoning bewonen.
38
§ 25 Woonkostentoeslag eigen woning. Ook eigenaren/bewoners van een woning (of woonboot) kunnen aanspraak maken op een woonkostentoeslag. Daarmee wordt bereikt dat eigenaren die niet in aanmerking komen voor huurtoeslag hetzelfde deel van hun inkomen aanwenden voor woonkosten als huurders. Woonkosten De kosten waarmee bij de berekening van de woonkostentoeslag rekening wordt gehouden, zijn: - hypotheekrente (geen aflossing); - eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (OZB); - premie opstalverzekering; - eigenaarsdeel Rioolbelasting; - waterschapslasten, uitsluitend aanslag eigenaarsdeel; - erfpachtcanons; - groot onderhoud (NB: bouwjaar voor af na 1945); - onderhoud centrale verwarming € 79,00 p/jr. (2012). En voor zover van toepassing: - liftinstallatie € 75,00 p/jr. (2012); - algemeen beheer en administratie (bij flatgebouw en appartementen) € 144,00 p/jr. (2012). Hypotheekrente De hoogte van de rentelasten wordt bepaald aan de hand van bewijsstukken. Onderhoudsbedragen Voor de hoogte van de mee te nemen onderhoudsbedragen wordt verwezen naar de door het rijk bekend gemaakte normen. Voor 2012 gelden de volgende forfaitaire bedragen per jaar: - kosten groot onderhoud van woning van voor 1945: € 590,00 - kosten groot onderhoud van woning van na 1945: € 504,00 (bedragen 2012) Woonkostentoeslag De berekeningswijze van de woonkostentoeslag is gelijk aan die bij huurwoningen. Dat geldt ook voor de vraag in hoeverre met een eigen inkomen boven de norm en de inkomsten van huisgenoten rekening moet worden gehouden. Teruggave inkomstenbelasting/premieheffing Aanvrager dient bij de Belastingdienst een verzoek om een “Voorlopige teruggaaf” in te dienen. Dit in verband met de fiscale aftrekbaarheid van de hypotheekrente. Een afschrift van het verzoek alsmede de beschikking voorlopige teruggaaf daartoe dient te worden ingeleverd. Aan de hand van de te betalen hypotheekrente moet worden beoordeeld of voor het volledige bedrag een voorlopige teruggaaf is aangevraagd. Bij de berekening van de bijzondere bijstand moet de voorlopige teruggaaf in mindering wordt gebracht op de theoretische woonkostentoeslag. Hoge woonkosten Wanneer de woonkosten hoger zijn dan de maximum huur bij de huurtoeslag kan de woonkostentoeslag in beginsel slechts gedurende een jaar worden verstrekt. Daarbij wordt de voorwaarde opgelegd dat betrokkene omziet naar goedkopere huisvesting waarvan de kosten beneden de maximale huur voor huurtoeslag liggen. Verlenging van de woonkostentoeslag is mogelijk, indien betrokkene in redelijkheid geen goedkopere woonruimte heeft kunnen verkrijgen. Er kunnen zich situaties voordoen waarin het als onredelijk moet worden aangemerkt de verhuisvoorwaarde op te leggen, bijvoorbeeld wanneer betrokkene inkomsten heeft uit verhuur van een gedeelte van zijn woning of uit het hebben van een kostganger. 39
§ 26 Specifieke kosten zelfstandigen. Bijzondere bijstand is mogelijk voor bijvoorbeeld woonkostentoeslag of de premie voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering. De bijzondere bijstand aan zelfstandigen wordt niet verstrekt op basis van een draagkrachtberekening, maar op basis van een inkomstenberekening (artikel 12 Bbz 2004 en artikel 21 Bbz 2004). In tegenstelling tot hetgeen gebruikelijk is bij bijzondere bijstand wordt bij zelfstandigen de bijzondere bijstand, net als de Bbz, als lening verstrekt. Aan de hand van de jaarcijfers wordt bij de jaarlijkse inkomensvaststelling berekend of het inkomen onder of boven bijstandsniveau was. De uitkomst van deze berekening is tevens bepalend voor de beslissing of de bijzondere bijstand om niet of als lening wordt verstrekt.
40