Notitie Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Aan: Onderwerp: Datum: Kenmerk: Status: Opsteller:
P.C. Jol Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder 24-6-2013 20121066/not02 Definitief J. Hop
Inleiding Omstreeks begin mei 2013 is de vislift bij het gemaal Holierhoekse en Zouteveense Polder in gebruik genomen. Direct hierna is begonnen met de monitoring van visintrek door de vislift vanuit de boezem naar de achterliggende polder. Enerzijds is de natuurlijke doortrek bepaald middels fuikmonitoring, daarnaast is middels PIT telemetrie onderzoek gedaan naar de wijze waarop vissen door de vislift heen migreren. De voorjaarsmonitoring is inmiddels afgerond. Voorliggend document presenteert de (voorlopige) resultaten van het onderzoek. Het aanbod van vis aan de boezemzijde van het gemaal is vastgesteld middels fuikmonitoring. Een aal- en visfuik zijn hierbij gelijktijdig toegepast. Het aanbod van vis is bepaald over de periode van half maart tot en met half juni. Aanbod van vis aan de boezemzijde Gedurende de monitoringsperiode zijn aan de boezemzijde in totaal 15 vissoorten aangetroffen. Dit zijn de soorten baars, brasem, blankvoorn, giebel, kolblei, kroeskarper, paling, pos, rivierdonderpad, riviergrondel, ruisvoorn, snoekbaars, snoek, winde en zeelt. In figuur 1 is het vangstverloop in de tijd weergegeven. De gezamenlijke vangsten van aal- en visfuik variëren van enkele tot maximaal bijna 100 exemplaren per dag. Vooral de soorten baars, blankvoorn en pos zijn in relatief grote aantallen aangetroffen aan de boezemzijde. Gemiddeld hebben deze soorten een aandeel van respectievelijk 49%, 25% en 12% in de totale vangst (op basis van aantallen). Na deze drie soorten zijn de soorten brasem en kolblei het meest abundant. Deze vissen hebben beide slechts een aandeel van 3% in de totale vangst, waarbij de absolute vangstaantallen beperkt zijn. In het vangstverloop zijn twee pieken te onderscheiden. De eerste piek is net na half april, de tweede piek is rond de tweede week van mei. De eerste piek in het vangstverloop bestaat grotendeels uit baars en in mindere mate uit pos. Bij de tweede piek bestaat de vangst daarnaast uit blankvoorn, brasem en kolblei. Deze laatste vissoort is ook begin mei in grotere aantallen gevangen.
Afbeelding 1. Baars, een veel voorkomende vissoort in de boezem.
Notitie Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Kenmerk: 20121066/not02, 24 juni 2013
Blz. 1 van 6
Figuur 1. Vangstverloop (aantallen aal-en visfuik/24h) totaal en voor de meest voorkomende vissoorten.
Notitie Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Kenmerk: 20121066/not02, 24 juni 2013
Blz. 2 van 6
Fuikmonitoring vislift Gedurende de periode van 14 mei tot en met 22 mei en van 31 mei tot en met 10 juni is de (natuurlijke) intrek van vis door de vislift onderzocht middels fuikmonitoring. In deze periode van 18 dage wisten 3.140 vissen via de vislift de achterliggende polder te bereiken. In tabel 1 zijn de vangsten weergeven als vangsten per 24 uur. In een later stadium worden deze gecorrigeerd naar het aantal “schuttingen” die met de vislift zijn uitgevoerd. Tabel 1. Vangsten doortrekmetingen vislift (aantallen/24h) Vissoort \ datum Alver Baars Brasem Blankvoorn Giebel Hybride Kolblei Kleine modderkruiper Pos Rode aal Riviergrondel Ruisvoorn Zeelt Totaal
15-5
17-5
5,0
4,0 3,6 12,1
1,0 9,0
175,0
1,0 1,0
0,4 0,4 2,7
18-5
20-5
22-5
1,5 1,5 4,6
1,7 4,6 1,7
3,5 1,7
1,5 38,7 4,6 1,5
125,0
208,2 0,6 0,6
0,4 9,3
0,6
1-6 1,2 3,5 2,3 1,2 360,6 14,0
3-6 0,5 2,4 4,4 3,4
246,4 2,9
2,3 1,2
198,3
63,5
133,7
215,1
386,3
0,5 1,1 1,6 0,5 199,0 1,1
7-6
0,4
283,2 1,3
0,5 1,6
0,4 17,0
5-6
260,1
206,0
8-6 1,3 1,3 1,3
20,5 3,8 1,3 1,3
9-6
10-6
1,5
6,5
11,6 1,2
0,7
1,3 284,9
32,0
0,7 9,5
12,7
Gedurende de onderzoeksperiode hebben 12 vissoorten (exclusief hybride, een kruising tussen twee karperachtigen) de vislift in de richting van de polder gepasseerd. De soortensamenstelling is divers, waarbij zowel typische bodemvissen als ook pelagische vissoorten zijn aangetroffen. Veruit de meest voorkomende vissoort tijdens de passage is de kolblei (94% van de totale vangst). De daarop volgende soorten zijn blankvoorn, brasem en baars, deze hebben echter een aandeel van minder dan 2% in de totale vangst. Voor kolblei geldt dat de vangsten (per 24 uur) een factor 100 keer zo groot zijn bij passage in relatie tot het aanbod. Deze vissoort lijkt in het bijzonder gemotiveerd de polder in te trekken. Een soortgelijk beeld werd in 2011 waargenomen bij een recent aangelegde vissluis bij het Amsterdam-Rijnkanaal (Hop, 2011). In onderstaande figuren wordt de lengtefrequentieverdeling van het aanbod (boven) en de passerende vissen (onder) weergegeven.
Figuur 2. Lengtefrequentieverdeling aanbod (boezemzijde) en vissen die de vislift passeerden (onder).
Notitie Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Kenmerk: 20121066/not02, 24 juni 2013
Blz. 3 van 6
Uit de lengtefrequentieverdeling van het aanbod van vis en de passage blijkt dat in beide gevallen de vangst voornamelijk bestaat uit vissen kleiner dan 30 cm. Dit is een normaal beeld, zeker wanneer bedacht wordt dat de lengtefrequentieverdeling bij passage voor 94% bestaat uit kolblei (deze vissoort bereikt een lengte tot maximaal circa 35 cm). De grootste vissen die de vissluis passeerden waren enkele brasems van 55 cm. In het aanbod zijn eveneens grotere vissen aangetroffen, voornamelijk paling en snoek. De grootste piek in de migratie van deze laatste vissoort was tijdens de monitoring van de vissluis reeds voorbij. Voor paling geldt dat het stroomopwaarts trekken van jonge paling plaatsvindt tot de vissen een lengte van maximaal 40, maar meestal 30 cm hebben bereikt (Klein Breteler, 2005), al kunnen hier natuurlijk altijd uitzonderingen op van toepassing zijn.
Afbeelding 2. Fuik achter vislift (polderzijde, links), grote vangst achter vislift (midden) en het visafweersysteem bij het gemaal (rechts). PIT telemetrie onderzoek In totaal zijn bijna 170 vissen voorzien van een kleine PIT-tag en uitgezet in het opvangnet aan de boezemzijde. De vissen die zijn ingezet vormen een afspiegeling van de visstand aan de boezemzijde en variëren in lengte van 12 tot en met 66 cm. Ingezette soorten zijn blankvoorn, brasem, hybride (kruising tussen twee karperachtigen), kolblei, ruisvoorn, paling, pos, snoek. Zowel aan de boezemals aan de polderzijde van de vislift was een antenne aanwezig die passerende vissen detecteerde. Vanuit het opvangnet konden vissen de vislift inzwemmen om deze aan de polderzijde te verlaten. Aan de polderzijde was tijdens dit deel van het onderzoek geen fuik aanwezig. Na passage konden deze vissen in vrijheid verder zwemmen. De vislift was in werking vanaf 27 mei tot en met 31 mei. Op deze laatste dag zijn de nog in het net aanwezige vissen in vrijheid gesteld. In figuur 1 zijn de totaal aantal passerende vissen weergegeven gedurende de onderzoeksperiode.
Figuur 3. Aantal gemerkte vissen dat de vislift passeerde tijdens onderzoeksperiode (27-31 mei 2013). Uit de eerste resultaten blijkt dat 80 vissen (46% van het aanbod) direct de eerste dag dat de vislift in werking was passeerden en via de vislift de achterliggende polder bereikten. De daarop volgende dagen zijn de aantallen aanzienlijk lager tot maximaal circa 10 exemplaren per dag (circa 7 tot 13%
Notitie Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Kenmerk: 20121066/not02, 24 juni 2013
Blz. 4 van 6
van de nog aanwezige vissen). Op 31 mei hebben de aantallen betrekking op een halve dag (dit was de laatste dag van het onderzoek). De vissen die tijdens dit deel van het onderzoek de vislift passeerden variëren in lengte van 13 tot en met 54 cm. De lengtefrequentieverdeling is in overeenstemming met het aanbod en de vissen die tijdens de natuurlijke intrek passeerden (zie figuur 4).
Figuur 4. Lengtefrequentieverdeling vissen PIT telemetrie onderzoek. Van de ingezette vissen wisten blankvoorn, brasem, hybride, kolblei en ruisvoorn de polder te bereiken. De ingezette palingen, possen en snoeken passeerden niet tijdens het onderzoek. Van deze vissen zijn echter slechts enkele exemplaren ingezet (maximaal 3). Paling en pos wisten al wel tijdens de overige metingen in te trekken. In een verder stadium wordt de ruwe data verder opgewerkt om inzicht te krijgen in de gedragingen van de vis tijdens passage van de vislift en een meer gedetailleerde weergave van de resultaten.
Afbeelding 3. Het opvangnet (links), de antenne aan de boezemzijde (midden) en het inbrengen van een PIT-tag in één van de vissen (rechts). Bij het opruimen van het opvangnet (aanbodzijde) is overigens waargenomen dat enkele kleine exemplaren van baars, blankvoorn, brasem en een paling van circa 30 cm aanwezig waren welke niet waren ingezet. Deze vissen zijn vanuit de polderzijde door de vislift naar de boezem getrokken, wat op zich opmerkelijk is gezien de instelling op de voorjaarsmigratie.
Notitie Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Kenmerk: 20121066/not02, 24 juni 2013
Blz. 5 van 6
Conclusies Op basis van de eerste resultaten van het onderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden met betrekking tot de functionaliteit van de vislift voor passage van vis vanuit de boezem naar de polder: -
Op basis van de resultaten van het voorjaarsonderzoek kan geconcludeerd worden dat de vislift goed functioneert met betrekking tot vismigratie vanuit de boezem naar de achterliggende polder. De aantallen vis die door de vislift passeerden, zijn aanzienlijk te noemen voor een relatief kleine vismigratievoorziening;
-
Gedurende het onderzoek migreerde een verscheidenheid aan vissoorten de vislift (12 soorten; 15 soorten in het aanbod). Zowel typische bodemvissen als ook pelagische vissoorten weten succesvol de achterliggende polder te bereiken;
-
Ondanks de beperkte dimensies/afmetingen van de vislift, weten zowel kleine als grote vissen de vislift te passeren. De vissen die gedurende de onderzoeksperiode vis vislift passeerden variëren in lengte van 8 tot en met 55 cm, waarbij de grootste exemplaren hoog gebouwde brasems zijn;
-
De (eerste) resultaten van het PIT telemetrie onderzoek tonen aan dat vissen doelgericht en effectief door de vislift heen kunnen migreren. De grote vangsten van kolblei tijdens de natuurlijke intrek (100 keer hoger dan aanbod) suggereren dat motivatie hierbij een belangrijke rol kan spelen;
-
De vislift blijkt tweezijdig passeerbaar gezien de vangst van onbekende vissen in het Noors leefnet (opslagnet gemerkte vissen aan de boezemzijde).
Literatuur Hop, J., 2011. Vismigratie Smidsdijk en Caspargouw. Rapportnr. 20110377/01. ATKB, Geldermalsen. I.o.v. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Klein Breteler, J.G.P., 2005. Kennisdocument Europese aal of paling, Anguilla anguilla (Linnaeus, 1758). Kennisdocument 11. OVB/Sportvisserij Nederland, Bilthoven.
Notitie Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Kenmerk: 20121066/not02, 24 juni 2013
Blz. 6 van 6