September Rapportage
Pro
NIFP M
A
G
A
Z
I
N
E
Jans Olthof, kinderrechter Almelo en gebruiker BooG:
Ik ben soms best wel eigenwijs
Het deskundigenregister komt er aan:
Het kaf van het koren scheiden
Het NIFP als servicepunt voor de rapporteur én de rechtbank Gz-psychologe Sanne Hartmann en psychiater Jan Neeleman volgden de opleiding tot rapporteur bij het NIFP:
De roep om meer verantwoording is volkomen terecht
2008
Justitia
Geachte re latie, Dit is al wee r waarmee w het tweede NIFP mag azine ij u op de ho og dienstverlen ing. Ditmaa te brengen van onze l gaan we in onze kernta ke op een van Een taak w n, de Rapportage Pro aarmee wij Justitia. ons de vraag om advies aan bevinden tussen commissari de officier of s enerzijds en onze rela rechterrapporteurs tie die het rapp ort opstelle met n, anderzijd s. Het NIFP is zich bewus t van haar waarbij het spilfun ga prioriteit he randeren van kwaliteit ctie eft. Daarom de wordt in dit ruim aandac num ht Nederlands besteed aan het kom mer ende Reg Deskundigen ister Gerechtelijk en wat dat voor ons. D betekent vo aarnaast ku or nt u o.a. leze u en het gebruik n over van BooG in de praktijk, service die wij de en meer. Ik bieden aan de rappor teurs wens u veel leesplezier. Erik Heijdel be (Algemeen rg Directeur N IFP)
Kwaliteit heeft prioriteit 3 Ronde tafel gesprek ‘Landelijk deskundigenregister’ 4 BooG: Meelopen met Jans Olthof 8 Standaard Evaluatie Rapportage 10 Samen zicht op perspectief (ForCA) 11 Civielrechtelijke Rapportagebemiddeling 11 Best Practice Rapportagebemiddeling 12 Bibliotheekservice 13 Convenanten bieden helderheid 14 Het NIFP als servicepunt 15 Het Pieter Baan Centrum investeert in kwaliteit 16 Opleiding rapporteur: interview met Hartmann en Neeleman 18 Nieuws 19 Handige tips voor de rapporteur 20 Publicaties 22 Cijfers 2007 23
Aan het begin van elke strafzaak moet de officier van justitie en vaak ook de rechter-commissaris een groot aantal besluiten nemen. Daarbij komt in heel veel gevallen de vraag aan de orde of een deskundigenrapport over de verdachte (volwassene of jongere) wenselijk of noodzakelijk is.
H
Het NIFP speelt hierin een belangrijke rol. In strafzaken komt het besluit over het pj-onderzoek mede tot stand door toepassing van het expertsysteem BooG (Beslissingsondersteuning onderzoek Geestvermogens) dat vanuit het NIFP als webapplicatie werd geïmplementeerd bij de ketenpartners. Bij jeugdrapportages is bovendien via een indicatieoverleg sprake van samenwerking met de Raad voor de Kinderbescherming. In civielrechtelijke jeugdzaken bestaat er ook een adviesfunctie naar Bureau Jeugdzorg onder andere over de wenselijkheid van onderzoek. Wordt besloten tot een onderzoek dan worden de volgende stappen gezet: de matching van de opdracht aan een deskundige, het actief volgen van het onderzoeksproces en het intercollegiaal toetsen van het rapport op een aantal kwaliteitskenmerken. Deze activiteiten hebben vanaf 1996 gaandeweg geleid tot kwaliteitsontwikkelingen in de vorm van opleidingen, wetenschappelijk onderzoek en publicaties en tot het ontwikkelen van best practices en standaards (zoals in jeugdzaken de STandaard Evaluatie Rapportages, STER). Deze NIFP-activiteiten zijn in 2002 voor de jeugdrapportages geformaliseerd in het landelijke kader Forensische Diagnostiek in de Jeugdzorg. Een nieuwe ontwikkeling binnen de portefeuille jeugd is het Forensisch Consortium Adolescenten (ForCa), een kennisnetwerk over diagnostiek en behandeling van jongeren met een PIJ-maatregel.
Kwaliteit heeft prioriteit
De ontwikkeling van best practices en (kwaliteits)beleid gebeurt vanuit - maar liefst - vier ‘rapportage’-portefeuilles; rapportagebemiddeling, jeugd, klinische rapportage en maatregeladvies. Over de eerste drie treft u informatie aan in dit magazine. De portefeuille maatregeladvies bemiddelt rapportages in het kader van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke maatregelen. Daarover zal meer te lezen zijn in een volgend magazine. Het belang van de rol van het NIFP blijkt ook uit cijfers. In 1996 werden zo’n 3500 rapporten bemiddeld naar 300 rapporteurs, in 2007 waren er dat – inclusief civiel – zo’n 9000 naar 550 rapporteurs. Het gaat dus allang niet meer om de vraag of er een deskundige kan worden gevonden die een onderzoek kan en wil doen, maar om het in al die zaken optimaal aan elkaar verbinden van de strafrechtelijke of civielrechtelijke vraag en de passende gedragsdeskundige expertise.
De bemoeienis van het NIFP rond de rapportagebemiddeling komt tot uitdrukking in het betreffende beeldmerk op de omslag van dit magazine. Immers, na jaren van ontwikkeling grijpen de tandwielen van indicatiestelling, bemiddeling, rapportage en kwaliteitstoetsing steeds doeltreffender in elkaar in een mechaniek voor samenhangend kwaliteitsbeleid. Twee jaar geleden is daar nog een tandwiel bijgekomen: de Vereniging van Pro Justitia Rapporteurs. Deze heeft in korte tijd een eigen kracht ontwikkeld, zoals blijkt uit de recente overeenkomst met de minister over reële normtijden en tarieven. De Vereniging is voor het NIFP ook een essentiële gesprekspartner bij het komen tot kwaliteitsafspraken en overeenkomsten met de rapporteurs. En een nieuw tandwiel wordt op dit moment gesmeed: het Nederlands Register voor Gerechtelijk Deskundigen. Via dat register gaan de kwalificaties van de deskundigen geborgd worden en zullen nieuwe verbindingen worden gelegd met andere forensische deskundigheidsgebieden. Kenmerkend voor het NIFP is de dynamiek waarbij het bewegen van het één wordt overgenomen door het ander, die dat weer doorgeeft aan het volgende. Dit magazine bevat boeiende voorbeelden van innovaties, die benadrukken dat kwaliteit prioriteit heeft en houdt. Mede namens de portefeuillehouders klinische rapportage, jeugd en maatregeladvies (respectievelijk Thomas Rinne, Nils Duits en Peter van Panhuis) 3
Wim van Kordelaar, portefeuillehouderRapportagebemiddeling
Het kaf van het koren scheiden Een advocaat is aangesloten bij zijn eigen beroepsvereniging, die de normen en waarden van diens vakgebied heeft vastgelegd en die ook toetst. Een arts ook, een buschauffeur ook. “Maar de rol en het functioneren van de forensisch deskundige bleven tot nu toe meestal ongetoetst,” zegt Michel Smithuis. Hij is, namens het ministerie van Justitie de projectleider voor een landelijk deskundigenregister dat er, als het een beetje meezit, op 1 januari 2009 is.
Deskundige wíl straks in het register staan
4
D
De tijd is rijp voor zo’n keurmerk van vakbekwaamheid, lieten de betrokkenen eenstemmig horen tijdens het rondetafelgesprek onlangs bij het NIFP. De opeenvolging van incidenten rond de rol van deskundigen in juridische zaken van de afgelopen jaren (Schiedammer Parkmoord, balpenmoord, de zaak Lucia de B., de Puttense moordzaak, de zaak Lancee) heeft dat bespoedigd, geeft Smithuis toe, maar de eerste aanzet, ook vanuit beroepsbeoefenaars en instituties, dateert al van voor die tijd. Wim van Kordelaar: “De incidenten waren nodig om de politiek het al ontstane initiatief te laten overnemen. Het idee voor een register is al opgekomen in 1997, toen door enkele medewerkers van de voormalige Forensisch Psychiatrische Dienst de Stichting Pro Justitia werd opgericht. Er werd een landelijke opleiding ontwikkeld voor psychiaters en psychologen die wilden gaan rapporteren en wij vroegen ons af of het niet handig was meteen maar een registratiesysteem op te zetten. We hebben toen aansluiting gezocht bij het BIG-register.” Het BIG-register (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) is een Nederlandse databank, waarin een aantal officieel erkende gezondheidswerkers is geregistreerd. In het BIG-register zijn artsen, apothekers, fysiotherapeuten, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, tandartsen, verloskundigen en verpleegkundigen opgenomen. “Dat is toen niet gelukt, pas in 2002 is er een vorm van samenwerking gekomen, toen met het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).
van professionals, zodat na een aantal weken duidelijk is hoe Het kan heel grote voordelen opleveren als forensisch deshet vakgebied daarover denkt en een breed gedragen eisenkundigen van elkaars werk op de hoogte raken. Daardoor pakket kan worden vastgesteld. En dat is dan nog maar één komt een gedragsdeskundige tot de ontdekking dat hij bij terrein. Smithuis realiseert zich dan ook dat de paar maanden zijn onderzoek met dezelfde grondbeginselen te maken heeft die nog resten tot 2009 een krappe aanloopperiode vormen. als een DNA-deskundige van het NFI en omgekeerd.” “Maar we kiezen kwaliteit vóór snelheid. Het doel is 1 januari, Het deskundigenregister zal uiteindelijk, over een paar jaar, maar 1 maart zou ook kunnen.” De periode tot 1 januari hebde vele tientallen, zo niet honderden vormen van forensische ben de betrokken partijen uitgetrokken om, zoals dat heet, deskundigheid moeten omvatten die beschikbaar zijn ten draagvlak te creëren voor het behoeve van de rechtspraak. register. Bij de deskundigen Als startdatum is gekozen voor moet het idee dus postvatten 1 januari 2009, de Tweede Kamer dat men in het register heeft het wetsvoorstel al De Tweede Kamer stemde opgenomen wil worden. goedgekeurd, de Eerste Kamer zal op 3 juli in met het Is daar wellicht nog weerstand het naar verwachting komend wetsvoorstel ‘Deskundige bij te verwachten? najaar definitief vaststellen. in strafzaken’. Deze wet zal, Zo zit iemand die al vijftien of als de Eerste Kamer hem Kaf van het koren twintig jaar zijn werk doet, en dit najaar vaststelt, ervoor Smithuis: “Het eerste doel is het naar kennelijke tevredenheid, zorgen dat de kwaliteit kaf van het koren te scheiden. misschien helemaal niet te van deskundigen wordt Het forensisch specialisme is een wachten op de toetsing die vastgesteld en meetbaar vak, erken dat. Mensen die het voorafgaat aan opname in het wordt. Daarnaast versterkt ‘er maar bij doen’, die moeten we register? Het is een beetje alsof de wet de positie van de dus niet in het register opgenomen je na twintig jaar autorijden verdediging, ondermeer willen hebben.” zonder brokken ineens opnieuw doordat de verdachte het Het nog vast te stellen college rij-examen moet doen. uitdrukkelijke recht krijgt (een vertegenwoordiger van het Wim van Kordelaar: “Er zijn om een tegenonderzoek Openbaar Ministerie, van de inderdaad deskundigen die te vragen. Het wetsvoorstel politie, van de advocatuur, drie zeggen: ik ben zo onafhankelijk, legt de basis voor het deskundigen en een rechter als ik ga me niet verbinden aan welk Nederlands Register voorzitter) zal - in samenspraak register dan ook. Maar de Gerechtelijk Deskundigen. met ‘het veld’ - de komende praktijk wijst toch uit dat als in maanden vaststellen aan welke een bepaald vakgebied een eisen de deskundigen in het register moeten voldoen. specialisme ontstaat en er komt een mogelijkheid dat je daarDNA-deskundigen, forensisch gedragsdeskundigen en in geregistreerd kunt worden, dat men dat dan ook wil. handschriftdeskundigen zijn de specialismen die als eerste Als een bepaalde beroepsgroep haar leden het advies geeft ter hand worden genomen. zich niet te registreren, dan zal dat aanvankelijk ook Wat Schuijer betreft, worden daarna zo snel mogelijk ook weerstand kunnen opleveren, maar uiteindelijk is dat een de eerste deskundigen in zoveel mogelijk andere achterhoedegevecht.” specialismen geregistreerd. “Deze drie zijn goed te definiëren vakgebieden. Maar wat mij betreft, wordt het register meteen ook opengesteld voor andere vakgebieden.” Met slechts een handvol geregistreerde deskundigen in een bepaald vakgebied kan het OM daar nog wel omheen, naarmate het er meer worden, wordt dat steeds moeilijker. Schuijer: “Op het moment dat je de eis stelt dat er uit het register moet worden geput, zorg dan ook dat het is gevuld.” Het college zal de beoogde normen voor een vakgebied straks publiceren in de vakliteratuur en op internet in de hoop daarmee reacties uit te lokken
“Het forensisch specialisme is een vak, erken dat.“
Meriam Embregts
5
“Het register kan worden gezien als een instrument om te zien of aan bepaalde minimumeisen is voldaan.”
Meriam Embregts benadrukt: “Het register garandeert tot op zekere hoogte ook dat de kennis van de deskundige up-to-dateis. Is een deskundige niet geregistreerd dan zal dat steeds opnieuw moeten worden vastgesteld. Het register kan worden gezien als een instrument voor onder meer de rechter om te zien of aan bepaalde minimumeisen is voldaan.” Zij waarschuwt ervoor “dat opname in het deskundigenregister niet zaligmakend is. Wetenschappelijke discussies binnen het vakgebied zijn ook relevant voor de rapporten van de deskundigen.” Liesbeth Schuijer vult aan: “Het is niet voor niets dat in alle expert meetings tot nu toe is gesproken over de vraag: hoe vinden we deskundigen bereid zich in te schrijven? Voor het Openbaar Ministerie is daarom bepaald dat als wij deskundigen willen inzetten, wij in beginsel moeten putten uit het register. Daarmee wordt voor ons al een drempel opgeworpen om niet vrijelijk te gaan shoppen.” Meriam Embregts: "De forensische kennis voegt bovendien iets toe aan hun deskundigheid. Daarmee onderscheiden zij zich weer binnen hun beroepsgroep.” Smithuis beaamt: “Ieder vakgebied wil uiteindelijk erkenning voor de eigen deskundigheid.” Schuijer: “Maar vooral voor de beroepsgroepen die het zelf al goed hebben geregeld, die zelf de lat al heel hoog hebben gelegd, daarvoor is het belang van dit register niet zo groot en zal het register zich juist bij hen moeten aansluiten in plaats van andersom.”
Nu het register er aan zit te komen, is ook de rechterlijke macht blij, omdat het een extra instrument biedt om na te gaan of de naar voren geschoven deskundige echt wel die titel verdient. Wilma van den Berg: “Als rechter maak je mee dat je een rapportage krijgt van een deskundige over wie je later van vakgenoten hoort dat die nooit TBS zal adviseren. Dat contact met vakgenoten is tot nu toe de enige manier om aan dat soort informatie te komen. Als het gaat om een deskundige op een voor mij onbekend terrein, vraag ik overigens ook nu al altijd om een cv mee te sturen. Het is toch handig te weten of iemand al twintig rapportages op zijn naam heeft staan of dat het pas de eerste of de tweede is. Naarmate het register groeit, valt het steeds meer op als iemand er niet in staat. Dan word je alerter en vraag je automatisch naar diens credentials. Ook rechters worden geacht in beginsel deskundigen uit het register te gebruiken en te motiveren waar dat niet het geval is.” Hoe groot en veelomvattend het register uiteindelijk wordt, er zal altijd een groep niet-geregistreerde deskundigen blijven. Omdat ze speciaal voor een zaak uit het buitenland komen bijvoorbeeld, of omdat hun specialisme te klein en specialistisch is. Smithuis: “Is het geen idee die mensen een gedragscode te laten tekenen?” Van den Berg: “Dat er een gedragscode binnen een beroepsgroep bestaat, is wat anders dan dat als rechter te eisen. Dat lijkt me moeilijk.” Wim van Kordelaar: “Maar op de een of andere manier moet een deskundige wel kunnen verantwoorden wat zijn kwalificatie is.” Meriam Embregts: “Ook de verdediging zal zeggen: ik wil discussie over het rapport, niet over de kwaliteit van mijn deskundige. Om dat te bereiken zal al snel aansluiting gezocht worden bij de voor het register vastgestelde kwaliteitseisen en de gedragscode.
Michel Smithuis
Wilma van den Berg
6
Dat kan doordat de rechter daar naar vraagt, maar ook doordat de verdediging hierop al anticipeert en deze gegevens aan het rapport toevoegt.” Wilma van den Berg: “We moeten hierover inderdaad met elkaar in gesprek, het is goed als dat gebeurt.”
Verdachte
Behalve dat er met de instelling van het deskundigenregister een instrument komt voor de kwaliteit van de deskundigen en van hun inbreng in een rechtszaak, verandert er ook iets aan de positie van de verdachte en zijn verdediging. Zij worden volgens het wetsvoorstel straks eerder betrokken bij het vaststellen van de onderzoeksvraag en kunnen in een eerder stadium zelf onderzoeksvragen inbrengen. “De betrokkenheid van de verdediging in een eerder stadium is een goede zaak. Dat zal het draagvlak voor het register zeker vergroten”, meent Schuijer. “En ook belangrijk: het voorkomt waarschijnlijk een grote stroom aan contra-expertises vanuit de verdediging.” Van den Berg ziet aanvankelijk geen verandering: “Aanvullende vragen toevoegen, dat gebeurt nu toch ook al?” Maar Smithuis geeft aan: “Tot nu toe speelt het stellen van aanvullende vragen door de verdediging vooral op de zitting, in de wet wordt nu bevorderd dat al in een eerder stadium te doen. In hoeverre dit gebeurt, is wel afhankelijk van de mate waarin de (jeugd)officier, rechter-commissaris en advocaat actief de discussie met elkaar aangaan.” De vraag is nog wel wie er gaat betalen voor die - door de verdediging aangebrachte - extra onderzoeksvragen. Van den Berg: “In de wet staat nu al: als een rapportage een belangrijke bijdrage levert aan het onderzoek, zal er een bijdrage uit ’s rijks kassa worden verstrekt. Als geen enkele vraag is beantwoord die rechtens van belang is, dan niet. Tenzij ik als rechter-commissaris al heb gezegd: we doen dat onderzoek. Dan wordt er natuurlijk voor betaald. Maar al met al is het goed dat de verdediging de mogelijkheid krijgt vragen toe te voegen. Al zal ik niet toestaan dat ze de vraagstelling wijzigen, het gaat om aanvullende vragen. En het moeten vragen zijn die passen in het onderzoek.” Schuijer wijst erop dat de mogelijkheden voor de verdediging om aanvullende vragen in te dienen, worden verruimd, terwijl de mogelijkheden voor de rechter om die verzoeken af te wijzen, worden ingeperkt. Ze kijkt ernaar uit dat in de nieuwe situatie het beeld verdwijnt dat het Openbaar Ministerie (synoniem: ‘de aanklager’) en de verdediging twee
“Het idee is nu toch vaak dat wij er zijn om de verdachte op te knopen. Dat is in strijd met de werkelijkheid.”
tegenover elkaar staande partijen zijn. “Het uitgangspunt moet toch zijn het oplossen van een zaak en het zoeken naar de waarheid. Het idee is nu toch vaak dat wij er zijn om de verdachte op te knopen. Dat is in strijd met de werkelijkheid.” Van Kordelaar stelt dat aanvullende vragen in het geval van het onderzoek naar de persoon van de verdachte niet zo voor de Wim van Kordelaar hand liggen, omdat daar al jaren een standaardvraagstelling wordt gehanteerd. “Bovendien misken je de positie van de gedragsdeskundige als je hem of haar zowel vraagt naar de geloofwaardigheid van verklaringen bij de politie als naar het verband tussen een eventuele stoornis en het delict’. Bij de start van het register zal een symposium worden georganiseerd, dat we jaarlijkse willen herhalen. Hierbij zullen we ons vooral richten op de gevolgen van het wetsvoorstel voor rechters, officieren en deskundigen. ’s Ochtends zullen enkele gerenommeerde sprekers het wetsvoorstel en kwaliteitsontwikkeling in een bredere, ook internationale, context plaatsen. In de middag is er veel ruimte voor kennisuitwisseling. Door Edwin Wendt
DEELNEMERS AAN HET RONDETAFELGESPREK BIJ HET NEDERLANDS INSTITUUT VOOR FORENSISCHE PSYCHIATRIE EN PSYCHOLOGIE (NIFP)IN UTRECHT: M. (Michel) Smithuis, jurist en arts, projectleider van het Landelijk Deskundigenregister namens het ministerie van Justitie. M.C.D. (Meriam) Embregts, dr. mr., Hoofd Juridische Zaken van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) W. (Wim) van Kordelaar, dr., portefeuillehouder rapportagebemiddeling en directielid van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) W.M.C. (Wilma) van den Berg, mr., rechter-commissaris van het arrondissement Amsterdam. E. (Liesbeth) Schuijer, forensisch officier van justitie bij het arrondissementsparket Den Haag. Verhinderd tijdens het gesprek, wel achteraf telefonisch geïnterviewd.
7
Jans Olthof: BooG
structureert je denken In 2007 is BooG (Beslissingsondersteuning onderzoek Geestvermogens) landelijk geïmplementeerd als hulpmiddel bij de besluitvorming over de aanvraag van rapportages pro Justitia. Vier ketenpartners (Openbaar Ministerie, kabinet Rechter Commisaris, Raad voor de Kinderbescherming en NIFP) kunnen in het expertsysteem hun module invullen en krijgen een advies over de wenselijkheid van een onderzoek pro Justitia. Jans Olthof gebruikt BooG regelmatig. Hij neemt als Kinderrechter/RC in Almelo een bijzondere positie in. Niet het parket, zoals in de meeste arrondissementen, maar hijzelf neemt bij jongeren de uiteindelijke beslissing voor een PJ-onderzoek. Vanuit zijn functie ziet hij zowel de jongere als de ouders. Dat levert veel extra informatie op om goed te kunnen beslissen.
V
Voor de behandeling van iedere nieuwe zaak bekijkt Jans Olthof de vordering inbewaringstelling van het parket, de aankondiging van de voorgeleiding, het uittreksel van de documentatie en het strafdossier. Omdat Jans als kinderrechter ook de civiele zaken onder zijn hoede heeft, beschikt hij vaak eveneens over informatie van de gezinsvoogd over eventuele Ondertoezichtstellingen (OTS). Hieruit ontstaat een beeld van de situatie, waarbij altijd de vraag speelt of een onderzoek naar de geestvermogens wenselijk is. Na de voorgeleiding wordt de BooG ingevuld en gaat de zaak door naar het indicatieoverleg tussen NIFP en Raad voor de Kinderbescherming. Zij bekijken Jans’ ingevulde BooG, vullen zelf BooG in en brengen uiteindelijk advies uit. Bij een positief advies van het indicatieoverleg neemt Jans het advies altijd over. Bij een negatief advies besluit Jans toch nog wel eens om wel een onderzoek aan te vragen. Hoe kan dat? Niet goedkoop
Jans Olthof
De reden is pragmatisch. In veel gevallen was een civielrechtelijke oplossing de beste keus, ware het niet dat de wachttijden daar vaak (te) lang zijn. Al die tijd gebeurt er niets met het kind. Omdat Jans het volledige overzicht heeft van civiele én strafzaken kiest hij in een aantal gevallen voor een slagvaardiger aanpak via het strafrecht.
Een PJ-onderzoek is dan noodzakelijk. Hierdoor kan voor een jongere veel sneller de juiste behandeling worden gestart en komt hij of zij niet op een maandenlange wachtlijst. Ook levert een PJ-onderzoek vaak extra informatie op die relevant is bij de oplegging van de gewenste maatregel. Zo kan een onderzoek bijvoorbeeld zwakbegaafdheid aantonen, wat voorheen niet bekend was. Jans merkt op dat rapporteurs zeer zelden aangaven dat zij een onderzoek overbodig vonden. Met het NIFP discussieert hij daar wel eens over. Onderzoeken is immers niet goedkoop en de capaciteit aan rapporteurs is beperkt. Jans erkent dat, maar relativeert: een PJ-onderzoek is net zo duur als één week detentie. Als je daarmee recidive kunt voorkomen… Nieuwsgierig
Vandaag wordt een zestienjarig meisje uit Azerbeidzjan voorgeleid. Ze is al eerder voorgeleid wegens diefstal. Volwassen uiterlijk, zwakbegaafd, vertoont uitdagend seksueel gedrag, dreiging om in handen te vallen van loverboys en problemen thuis. Ze heeft al OTS gehad en zat recentelijk vier maanden in de Veenpoort in Veenhuizen. Dat was geen succes. Op 30 juni vroeg de gezinsvoogd ‘residentiële crisisopvang’ aan. Op 1 juli kwam het meisje vrij uit Veenhuizen. Dezelfde avond ging ze naar haar vriendje en trof deze in bed aan met haar ‘beste’ vriendin. Dat was niet leuk. Ze heeft geweld gebruikt en de vriendin deed aangifte van mishandeling. Hierop kwam de zaak weer bij Jans. Een dag later trekt de vriendin de aangifte weer in, maar het parket handhaaft de zaak. Typisch een situatie waar civiel recht en strafrecht elkaar raken. Plaatsing in een gesloten inrichting zou hier wenselijk zijn, maar daarvoor bestaan wachttijden van vaak vele weken.
Jans wil snel plaatsen en overweegt een PJ-onderzoek. Vervolgens wordt BooG ingevuld. Binnen drie minuten adviseert BooG ‘consulteer het NIFP’. Dat verwachtte Jans al: “Dat is bij zware mishandeling bijna altijd het advies.” In de toelichting vult hij nog specifieke informatie in over deze situatie. Dan kan het indicatieoverleg kennisnemen van zijn overwegingen. BooG wordt afgesloten, zodat de ketenpartners de ingevulde BooG kunnen inzien. Jans verwacht dat de zaak komende week in het indicatieoverleg wordt besproken. Dan heeft hij binnen een week het advies en kan hij beslissen. De aanvraag voor rapportage is meestal binnen tien dagen de deur uit. Jans: “Ik ben altijd erg nieuwsgierig naar de PO’s. Omdat we die in Almelo via het Bureau Kinderrechter aanvragen, krijgen wij ze rechtstreeks van het NIFP toegezonden zodra ze klaar zijn. Ik lees ze dan met aandacht allemaal. Mochten er nog wat losse eindjes zijn, dan neem ik zo snel mogelijk, voorafgaand aan de zitting, contact op met het NIFP om opheldering of mogelijk een aanvullend onderzoek te vragen, als de rapporteur dat adviseert. Neurologisch onderzoek, bijvoorbeeld.” Toegevoegde waarde
Leidt het gebruik van BooG ook wel eens tot andere conclusies? Jans: “Nee, niet zo vaak.” Maar als je toch al weet wat je met een zaak wilt, wat is dan nog de toegevoegde waarde van BooG? Jans: “BooG structureert je denken. Systematisch loop je een aantal relevante aspecten na, die je anders mogelijk niet in je overwegingen meeneemt. Dat is goed. En de ketenpartners kunnen de overwegingen zien in BooG.” Door Frank Wagenvoort
9
In samenhang met de ontwikkeling en de implementatie van het landelijke kader Forensische Diagnostiek in de Jeugdzorg is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om rapportages pro Justitia van jongeren
Standaard Evaluatie Rapportage
V
Voor de duidelijkheid: de STER Jeugd evalueert niet de inhoudelijke ‘juistheid’ van diagnose, conclusie en advies, maar richt zich op kwaliteitskenmerken als volledigheid, transparantie, consistentie en verantwoording van de bevindingen. De STER Jeugd kan daarmee hulpmiddel zijn om op een objectiverende wijze deze kwaliteiten van jeugdrapportages te verduidelijken en te verbeteren. Er bestaan namelijk nog steeds flinke verschillen in kwaliteit en dat is niet in het belang van opdrachtgevers en gebruikers en zeker niet van de onderzochte jongeren. Immers, rapportages vormen vaak de grondslag voor vér strekkende beslissingen van de rechtbank en zijn vaak de basis voor (jarenlange) behandeling en begeleiding. Volgens het landelijke kader Forensische Diagnostiek in de Jeugdzorg moet het NIFP de kwaliteit van de rapportages van jongeren helpen verbeteren, en wel door advisering, bemiddeling en toetsing daarvan, het organiseren van opleiding en bijscholing van rapporteurs en de totstandkoming van registervorming. Dit laatste is één van de motoren geweest achter de ontwikkeling van het Nederlands Register Gerechtelijke Deskundigen. Het NIFP moet volgens het landelijke kader ook inzicht geven in de kwaliteitsverbetering van de rapportages van jongeren en gebruikt daarbij de STER Jeugd op de volgende manieren.
10
Allereerst worden in het kader van lopend wetenschappelijk onderzoek 700 rapportages pro Justitia van jongeren uit 2005, 2006 en 2007 met de STER Jeugd onderzocht op alle kwaliteitskenmerken. Dit geeft inzicht in de stand van zaken zodat een beter kwaliteitsbeleid mogelijk wordt. Dit sluit aan bij de door de minister van Justitie gewenste kwaliteitsborging waarbij registratie van de kwaliteitsvoortgang met de STER, als één van de kwaliteitsborgende elementen wordt genoemd. Ten tweede wordt de STER Jeugd gebruikt in het kader van de opleiding tot rapporteur van jongeren. Het maakt de beginnend rapporteur beter duidelijk aan welke kwaliteitseisen een rapportage moet voldoen en het maakt de productgerichte supervisie beter mogelijk.
te evalueren. Dit ging gepaard met empirisch onderzoek naar wat opdrachtgevers, gebruikers en rapporteurs het meest van belang achten voor de gebruikswaarde van de jeugdrapportage. De uitkomsten van dit onderzoek werden verwerkt in een onderzoeksinstrument met de naam STandaard Evaluatie Rapportage: STER.
Ten derde zal het NIFP in 2008 en 2009 de STER Jeugd als hulpmiddel gaan toepassen bij de evaluatie van de dubbelrapportages in het jeugdstrafrecht. Hierbij wordt gewerkt met geanonimiseerde databases waarin gegevens komen over getoetste rapporten. Een en ander zal leiden tot een meer gestandaardiseerde feed-back naar de rapporteur. De gegevens maken natuurlijk geen deel uit van de dossiers zoals ook geldt voor op andere manieren gegeven feedback op rapportages, omdat niet kan worden getreden in de onafhankelijke positie van de deskundige. Sterker nog: bewaking van die onafhankelijkheid is één van de kerntaken bij de evaluatie van rapportages. De hier beschreven ontwikkelingen met de STER Jeugd maken deel uit van de ontwikkeling van het algemene kwaliteitsbeleid van het NIFP. Steeds moet dat beleid worden geijkt op wat opdrachtgevers wensen, rapporteurs tot stand kunnen brengen en de overheid tot haar taken rekent.
Het Forensisch Consortium Adolescenten
Samen zicht op perspectief U heeft het hopelijk al gehoord: het Forensisch Consortium Adolescenten (ForCA) is opgericht. Het is een uniek samenwerkingsverband tussen justitiële jeugdinrichtingen, jeugdforensische psychiatrie, NIFP en universitaire centra. Het Consortium wil als praktisch kennisnetwerk komen tot kennis- en ervaringsuitwisseling over en verbetering van de diagnostiek en behandeling van jongeren met een PIJ-maatregel.
Dat dit nodig is, blijkt uit de conclusies van de gezamenlijke Inspecties en de Algemene Rekenkamer uit 2007 van tekortschietende veiligheid en kwaliteit van de behandeling van criminele jongeren. De staatssecretaris heeft ingestemd met financiering, het NIFP Jeugd draagt zorg voor de projectleiding en coördinatie van het Consortium. ForCA wil: 1 de ketenpartners beter informeren, 2 kennis vergaren en delen, 3 een wetenschappelijk onderzoeksprogramma opzetten, 4 observatie- en behandelmethodiek ontwikkelen en verbeteren 5 opleiding en deskundigheid van groepsleiders en gedragsdeskundigen bevorderen. Dit moet ten goede komen aan een effectievere diagnostiek en behandeling en aan een adequatere sturing op kwantiteit en kwaliteit hiervan. Een belangrijk onderdeel vormen twee ForCA observatieafdelingen van elk acht plaatsen in het Forensisch Centrum Teylingereind, die momenteel worden opgezet. Op de afdeling voor onderzoek pro Justitia zullen per jaar 56 jongeren op indicatie van het NIFP worden geobserveerd en onderzocht voor de rechtbank. Op de afdeling ‘advisering PIJ-maatregel’ zullen op jaarbasis eveneens 56 jongeren en jongvolwassenen met een PIJ-maatregel worden onderzocht ten behoeve van een advies over eventuele verlenging of meer effectieve behandeling. Het is de bedoeling dat beide afdelingen in april 2009 van start gaan. Er wordt hard gewerkt om al het bovenstaande tot stand te brengen, er zijn een ‘parlement’, een dagelijks bestuur, een projectleiding en verschillende werkgroepen. Informatie over het ForCA en de voortgang is te verkrijgen via de ForCA website en de website van het NIFP.
Civielrechtelijke rapportagebemiddeling Gezinsvoogden staan vaak voor moeilijke dilemma’s. De keuzes die zij maken, grijpen diep in de levens van kinderen en ouders in. Gelukkig staan zij niet alleen en worden zij mede ondersteund door gedragsdeskundigen. Soms blijkt het inschatten van risico’s echter zo ingewikkeld dat de kennis en expertise van onafhankelijke gedragsdeskundigen nodig is. In dat geval wordt een civielrechtelijk onderzoek aangevraagd. Daarvoor kan, zonder extra kosten, het NIFP worden ingeschakeld als adviseur, bemiddelaar en bewaker van de kwaliteit - taken die ook in het verband van het civiele recht door het landelijke kader Forensische Diagnostiek in de Jeugdzorg zijn toebedeeld aan het NIFP. Het NIFP als adviseur - Casus Ex-partners strijden om de zorg van een onder toezicht gesteld kind, dat al jaren bij moeder woont. Hij ontwikkelt zich op het eerste gezicht voldoende. De ouders maken elkaar zwart en de gezinsvoogd weet niet wie zij moet geloven. BJZ vraagt van beide ouders een onderzoek naar opvoedingscapaciteiten aan. Het NIFP adviseert in dit geval om eerst alleen de opvoedingssituatie bij moeder te onderzoeken. Vaders kritiek kan zo worden beoordeeld. Mocht de opvoedingssituatie onvoldoende zijn, kan op dat moment naar de opvoedingsvaardigheden van vader worden gekeken. Het voordeel is dat de jongen zo min mogelijk wordt belast, de rapporteur meer kans heeft uit de strijd te blijven en het onderzoek minder omvangrijk hoeft te worden uitgevoerd. Dit scheelt aanzienlijk in de kosten.
Het NIFP als bemiddelaar - Casus Vader is bekend met een manisch depressieve stoornis. De gezinsvoogd vraagt zich af of het vertrouwd is dat de bezoekregeling naar een heel weekeinde wordt uitgebreid. Het NIFP bemiddelt deze opdracht naar een onafhankelijke rapporteur. In dit geval is dat een psychiater met kennis van volwassenenpsychiatrie. Er kan zo een goed onderbouwd antwoord op deze vraag worden gegeven. Het NIFP als kwaliteitsbewaker - Casus Een rapporteur is overbetrokken bij een gezin en pleit voor terugplaatsing. Het NIFP bespreekt, als neutrale kwaliteitsbewaker, deze te weinig objectief onderbouwde conclusie met de rapporteur. De rapporteur besluit, na dit gesprek, toch meer informatie bij anderen in te winnen ten behoeve van een betere onderbouwing van zijn advies.
11
Best Practice Rapportagebemiddeling Gezocht:
Als iemand is opgepakt voor een ernstig delict, dan is de kans dat over deze verdachte een pro Justitia-rapportage
de meest
met een TBS-advies wordt uitgebracht in Assen 3% en in Maastricht 0,5%. Zo was het althans enige jaren geleden.
geschikte
Deze vorm van rechtsongelijkheid willen wij binnen onze rechtspraak tot het minimum beperken en het NIFP levert
rapporteur
daaraan een belangrijke bijdrage.
D
De keten van werkzaamheden tussen een gepleegd delict en het uitbrengen van een pro Justitia-rapport is behoorlijk lang. De portefeuille Rapportagebemiddeling werkt sinds ruim een jaar aan het stap voor stap in beeld brengen hiervan. Vervolgens worden de afzonderlijke stappen onder de loep genomen. De verschillende vestigingen van het NIFP in Nederland hebben ieder hun eigen manier van werken. In de komende tijd zal het NIFP een Best Practice Rapportagebemiddeling opstellen, zodat de kans op (rechts)ongelijkheid tot een minimum wordt beperkt. In het proces kunnen vier deelgebieden worden onderscheiden: indicatiestelling, matching, monitoring en toetsing. Indicatiestelling
12
Met behulp van BooG kan de (jeugd)officier van justitie of de rechter-commissaris vaststellen of bij een verdachte een onderzoek nodig is. Soms is dat een duidelijk ja of nee, maar niet zelden is de hulp van een NIFP-psychiater of psycholoog nodig om de noodzaak tot een onderzoek geestvermogens vast te stellen.
Dit vindt plaats door middel van een trajectconsult: de medewerker van het NIFP bezoekt de verdachte op de rechtbank of later in een Penitentiaire Inrichting (PI) of een Justitiële Jeugdinrichting (JJI). De portefeuille apportagebemiddeling heeft een voorstel opgesteld voor een gedifferentieerde, maar landelijk uniforme vorm van dit trajectconsult. De meest uitgebreide variant van het trajectconsult is een gesprek met de verdachte, waarbij de NIFP-psychiater (met behulp van BooG) de indicatie stelt: een monodisciplinair onderzoek door een psychiater of een psycholoog, een multidisciplinair onderzoek door een psychiater en een psycholoog, een triple-onderzoek of een klinisch onderzoek, bijvoorbeeld in het Pieter Baan Centrum. In een minder uitgebreide variant stelt het NIFP de indicatie op basis van de gerechtelijke stukken. Een verslag van elk trajectconsult wordt bij de stukken gevoegd, zodat de rapporteur beschikt over de motivering van de indicatiestelling. Matching
Nadat de indicatie is gesteld, moet de coördinerend psychiater of psycholoog van het NIFP een geschikte
rapporteur vinden. Hierbij wordt zoveel mogelijk de meest geschikte rapporteur gezocht. Het is daarom van belang dat de coördinator goed zicht heeft op de pool van rapporteurs en hun specialismen, bijvoorbeeld bovengemiddelde kennis van verslavingsproblematiek, zedendelicten of autistische stoornissen. Naast vakbekwaam moet de rapporteur ook onafhankelijk en onpartijdig zijn. Een rapporteur met traumatische ervaringen op het gebied van alcohol of drugs, of met slachtofferervaringen in de persoonlijke levenssfeer, kan meestal beter geen verdachte onderzoeken met juist deze problematiek of dat delict. De matching van de casus kan een knelpunt vormen in het strafproces, als de groep rapporteurs niet groot genoeg is. Monitoring
Voor een effectieve rechtspraak is de tijdigheid van het aanleveren van de pro Justitia-rapportage van groot belang. De doorlooptijden zijn op dit moment zeer verschillend. Door middel van overeenkomsten met de individuele rapporteur zal de doorlooptijd van een regulier onderzoek op maximaal acht weken worden gesteld. Gedurende deze periode kan de rapporteur voor vragen altijd een beroep doen op de psycholoog, psychiater en jurist van het NIFP.
Toetsing
In de nieuwe Wet Deskundige in Strafzaken is vastgelegd dat de rapporteur zich toetsbaar opstelt. Met de invoering van de nieuwe tarieven per 1 juli 2008 gaf de Minister het NIFP opdracht deze toetsingstaak te verrichten. Het NIFP wordt hiermee geen controlerend instituut, want de onafhankelijkheid van de rapporteur blijft het uitgangspunt in de rechtspraak. Momenteel stelt de portefeuille Rapportagebemiddeling een landelijk in te voeren toetsingskader op: wat wordt wanneer en hoe getoetst? Hieruit volgt een toetsingsinstrument op basis van STER (STandaard Evaluatie Rapportage), dat binnen de praktijk van de jeugdrapportages werd ontwikkeld. In het toetsingsinstrument zullen de belangrijkste indicatoren worden gevormd door de Best Practice pro Justitia-onderzoek psychologen, de (concept) richtlijn psychiaters, het gebruik van formats, en aanbevelingen die voortkwamen uit het onderzoek naar de modulering en tarifering van de rapportages (het HHM-rapport). Zoals ook in de Wet Deskundige in Strafzaken is vastgelegd: de rapporteur dient state of the art te werken.
Bibliotheekservice
Per januari 2008 is het NIFP een samenwerking aangegaan met de Walaeus Bibliotheek van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Met deze bibliotheekservice biedt het NIFP als kenniscentrum voor de forensische psychiatrie en psychologie medewerkers en rapporteurs de mogelijkheid zelfstandig online naar relevante wetenschappelijke literatuur te zoeken en wetenschappelijke artikelen te downloaden.
De heer Tale Evenhuis is aangesteld als informatiespecialist en kan voor u zoeken in alle denkbare databanken en informatiebronnen op het gebied van forensische psychiatrie en psychologie. Tevens verzorgt hij trainingen voor mensen die zelf literatuuronderzoek willen doen. Daarnaast draagt hij zorg voor de handbibliotheken op de diverse NIFP-locaties. De aanvragen voor literatuuronderzoek, artikelen, boeken en attenderingen moeten gedaan worden via aparte webformulieren: http://www.lumc.nl/walaeus/nifp/formulieren.html. Dit is nieuw voor de mensen die al bekend zijn met de dienstverlening. De afhandeling van de aanvragen verloopt zo echter een stuk vlotter. Rapporteurs van het NIFP kunnen ook van deze diensten gebruik maken. U kunt op elke NIFP-locatie inloggen in de bibliotheek. Deze service wordt gefaciliteerd door het bureau Onderzoek en Ontwikkeling van het NIFP en het LUMC.
Contact
Als u dat wilt, kunt u ook publicaties aanvragen, geattendeerd worden op inhoudsopgaven van tijdschriften en een literatuuronderzoek laten uitvoeren. Door een zoekprofiel op te geven kunt u regelmatig op de hoogte worden gehouden van nieuwe literatuur op het gebied van door u opgegeven onderwerpen. Om boeken te lenen dient u eerst een lenerspas aan te vragen. Het aanvragen van de pas is mogelijk via de website http://www.lumc.nl/walaeus/nifp/
Tale Evenhuis Informatiespecialist Walaeus Bibliotheek / NIFP Albinusdreef 2, Leiden Postbus 9600 2300 RC Leiden
[email protected] 071-526 4017 www.lumc.nl/walaeus/nifp/
13
Het NIFP verzorgt ten behoeve van een goede rechtsgang een groot aantal diensten aan rechtsplegers, zoals consulten, rapportagebemiddeling en instrumentontwikkeling, zowel voor jeugdigen als voor volwassenen. Kwaliteit staat daarbij hoog in het vaandel. Om de samenwerking tussen NIFP, rapporteurs en opdrachtgevers te optimaliseren werkt het NIFP eraan per arrondissement convenanten en overeenkomsten af te sluiten
B
Bij het realiseren van de dienstverlening zijn veel functionarissen van uitleenlopen disciplines betrokken, ieder vanuit zijn eigen achtergrond en deskundigheid (rechtspleging, geestelijke gezondheidszorg, opvoeding). Bovendien kennen de arrondissementen specifieke kenmerken en werkwijzen die historisch gegroeid zijn. Hierdoor zijn bijvoorbeeld verschillen in handelwijze te constateren met betrekking tot het aanvragen van rapportages (RC of OvJ), het wel of niet bieden van trajectconsulten door het NIFP, en het aanwezig zijn van indicatieoverleg voor jeugdigen en de vorm waarin dat geschiedt. Deze verschillen en diversiteit aan perspectieven kunnen leiden tot verwachtingen die niet goed op elkaar aansluiten en afbreuk doen aan de gewenste kwaliteit. Dat moet beter kunnen.
Convenanten
geven helderheid
Om de samenwerking tussen NIFP, rapporteurs en opdrachtgevers te optimaliseren werkt het NIFP eraan per arrondissement convenanten en overeenkomsten af te sluiten. Hierin zijn afspraken vastgelegd over te leveren diensten en de kwaliteit, dan wel voorwaarden, waaronder wordt samengewerkt. Doel van deze convenanten is het in overeenstemming brengen van wederzijdse verwachtingen en het leveren van een constante en duurzame kwaliteit van dienstverlening. Niet zelden stagneert een goed lopende samenwerking door wisseling van personen. De werkdrukte van alledag verhindert dan dat werkzaamheden in voldoende mate worden overgedragen, waardoor afspraken verwateren of verdampen. Zeker als ze alleen mondeling zijn gemaakt. Door samenwerkingsafspraken in een convenant vast te leggen worden ze geformaliseerd en kan er makkelijk overgedragen of naar verwezen worden. Bovendien voorkomt het dat verwachtingen niet goed op elkaar aansluiten, en dwingt het partijen bij de opstelling van het convenant goed na te denken over de essentiële onderdelen van de samenwerking en de verwachtingen aan de andere ketenpartner. In een aantal arrondissementen zijn goede ervaringen opgedaan met een dergelijk convenant
over
dienstverlening en kwaliteit
Wat wordt zoal in een convenant vastgelegd? Uiteraard dat wat de partijen relevant vinden voor het adviserings- en rapportageproces. Het gaat dan om pragmatische aspecten die succesbepalend zijn voor de dienstverlening, zoals het omschrijven van de termijnen waarbinnen wordt gewerkt, de inhoud van de consultfunctie, de kwaliteitsbewaking, de inhoud van procedures (onder meer het opstellen van de vraagstelling, de financiering en afhandeling), het gebruik van instrumenten (zoals BooG, formats en vragenlijsten) en de logistiek binnen het arrondissement. In bijlagen bij het convenant kan men uitwerkingen van de afspraken of andere relevante teksten toevoegen. Door te werken met convenanten ontstaat helderheid over de dienstverlening en de kwaliteit. Ook voor rapporteurs worden de kaders waarbinnen zij moeten gerapporteren helder. De arrondissementale samenwerkingsovereenkomsten tussen ketenpartners moeten vervolgens ook verankerd worden in dienstverleningsafspraken op landelijk niveau.
14
De arrondissementale convenanten tussen ketenpartners worden binnenkort ook aangevuld met individuele overeenkomsten tussen het NIFP en de rapporteurs. Het raamwerk daarvoor wordt momenteel ontwikkeld in overleg met de Vereniging van PJ-rapporteurs. In de overeenkomsten wordt ondermeer vastgelegd voor welke arrondissementen de rapporteur beschikbaar is, welke afspraken zijn gemaakt over het aantal onderzoeken per jaar, over de dienstverlening van het NIFP, maar ook over doorlooptijden, de toetsing van de conceptrapporten en het inschakelen van het NIFP bij bijzondere omstandigheden.
Het NIFP als servicepunt In het Rijksmuseum is een mooi glasruitje uit de zestiende eeuw te vinden. Het heet ‘Rechtspraak van Cambyses’ en verbeeldt een openbare terechtstelling. Op het ruitje zien we een man die zonder vorm van proces wordt gevild, omdat hij zich liet omkopen. De tijden zijn sindsdien flink veranderd: elke verdachte heeft recht op een zorgvuldig (persoonlijkheids)onderzoek en proces. Gelukkig maar.
H
Het NIFP vervult een sleutelrol als tussenpersoon bij het proces van de pro Justitia-rapportage voor zowel rapporteur en rechtbank als rapporteur en onderzochte. Een goede begeleiding daarin, zowel inhoudelijk als facilitair, is belangrijk en bevordert de kwaliteit en efficiency. De komende tijd zet het NIFP de operationele ondersteuning in het bemiddelingsproces, het zogeheten servicebeleid, verder op de kaart. Door in de verschillende arrondissementen eenduidig te werken en rapporteurs een (verbeterd) pakket van diensten aan te bieden, wil het meer binding krijgen met rapporteurs. Indirect wordt ook de Rechtbank beter hierdoor bediend, omdat het beleid een positief effect zal hebben op de doorlooptijden.
Het vernieuwde dienstenpakket moet bijdragen tot een verbetering van het proces van rapporteren. De diensten vormen een onderdeel van de samenwerkingsovereenkomst, die het NIFP met de rapporteurs wil afsluiten. Zo biedt de NIFP-website binnenkort praktische informatie voor de rapporteurs, zoals formats, formulieren, lokale informatie, richtlijnen, standaardaanvragen/verklaringen, etc. In de nabije toekomst kan de rapporteur zijn rapportage ook digitaal aanleveren en komt er een servicedesk. Met deze ontwikkelingen wil het NIFP meer pro rapporteur gaan werken, zodat de rapporteur zich kan richten op de essentie: het pro Justitia-rapport. 15
Het Pieter Baan Centrum investeert in kwaliteit
Een belangrijk thema van dit NIFP Magazine is: Kwaliteit heeft prioriteit. Dit geldt ook voor het Pieter Baan Centrum (PBC) waarvoor in 2006 de ambitie is vastgelegd dat de kliniek moet uitgroeien tot een topreferent onderzoeksinstituut voor klinische observatie en rapportage. Om dit einddoel te halen wordt op diverse manieren stevig geïnvesteerd in kwaliteit.
16
Kwaliteitscommissie PBC Zoals u weet is stilstand achteruitgang en rust roest. Kwaliteit staat daarom ook in het PBC boven aan het lijstje van aandachtspunten. Dit wordt o.a. zichtbaar in de kwalititeitscommissie die is opgericht. Deze commissie definieert voor de klinische pro Justitia rapportage de kwaliteitscriteria en de systemen om deze kwaliteit ook in de toekomst te borgen. Voor de vernieuwing van het format en de inhoud van de klinische PJ rapportage heeft de kwaliteitscommissie aselect een aantal rapporten getrokken en geanonimiseerd. Deze rapporten zijn aan drie externe reviewcommissies, met NIFP-onafhankelijke forensisch experts, voorgelegd met de vraag de rapporten uiterst kritisch door te nemen. De kritiekpunten van deze commissies zijn allemaal verwerkt in het nieuwe format van de klinische rapportage. Vanaf 1 september a.s. loopt een pilot met het nieuwe format dat fundamenteel veranderd is en dat ook nog in de komende jaren verdere veranderingen zal ondergaan.
DOP: Dienst Ondersteuning Psychodiagnostiek Tegenwoordig worden hoge eisen gesteld aan onderbouwing, objectiveerbaarheid en vergelijkbaarheid van rapportages. Om de onderbouwing van het klinische oordeel van de psychiater en psychologen transparanter en objectiveerbaar te maken, is in 2007 een pilot voor een interne Dienst Ondersteuning Psychodiagnostiek (DOP) gestart. Hierin nemen testassistenten en testpsychologen een gestandaardiseerde set aan gevalideerde vragenlijsten, klinische semi-gestructureerde interviews en tests af. Het DOP onderzoek kent een screeningsfase en een verdiepingsfase als bij de screening afwijkingen gevonden worden. Verder onderzoekt de DOP ook de toepasbaarheid van nieuwe tests, zoals binnenkort een geavanceerde computerondersteunde neuropsychologische test. De pilot is goed geslaagd en per 2009 wordt de DOP een vast onderdeel van het klinische onderzoek in het PBC.
Bijsluiters bij klinische pro Justitia rapportages Om de rechter en collega-onderzoekers goed over de bij ons toegepaste methoden, standaards en diagnostische instrumenten te informeren, wordt elk instrument in een factsheet of bijsluiter met zijn mogelijkheden en beperkingen beschreven. Deze bijsluiters worden in de bijlage aan de PJ rapporten toegevoegd. FOTRES en gestructureerde observatie Voor de standaardisatie van het klinische PJ onderzoek van het delict zal de waarde van het Forensische geOperationaliseerde Therapie en Risico Evaluatie Systeem (FOTRES worden onderzocht. Niet alleen het onderzoek van psychologen en psychiaters zal met gestandaardiseerde instrumenten worden aangevuld, maar ook de groepsleiding zal met een gestructureerde observatie gebaseerd op het Vier Factor Model in 2009 aan de slag gaan. Multidisciplinair werken en interne reviews In het nieuwe PJ rapport zal veel zichtbaarder en integraler gebruik gemaakt worden van de verschillende deelonderzoeken van de milieuonderzoeker, de groepsleiding, de psychiater en de psycholoog. Dit betekent dat het multidisciplinair werken als methode wordt versterkt en dat doublures zo veel mogelijk worden voorkomen.
In het kader van het kwaliteitsbeleid wordt niet alleen standaard gebruik gemaakt van de al hierboven genoemde externe reviewcommissies, maar wordt een aantal rapporten ook aan een kritische interne review onderworpen. Daarnaast gaat het PBC werken met gebruikerspanels. Zo zullen de eerste rapporten die volgens het nieuwe format en worden gemaakt aan een gebruikerspanel ter toetsing worden voorgelegd. Nieuw beleid moeilijk observeerbaren Ten aanzien van verdachten die moeilijk observeerbaar zijn gaat het PBC werken met gedifferentieerd onderzoeks- en rapportagebeleid. Het voorstel voor het nieuwe beleid, dat tot stand is gekomen na uitgebreid onderzoek naar deze groep, zal op een NIFP brede studiemiddag op 4 november a.s. worden besproken. Het is de bedoeling het nieuwe beleid met ingang van 2009 te implementeren. Al deze nieuwe kennis en ervaring wordt beschikbaar gemaakt in publicaties, trainingen en presentaties en er wordt actief deelgenomen aan het wetenschappelijk debat. Kortom: het Pieter Baan Centrum is volop in beweging!
17
De opleiding rapporteur NIFP is een eenjarige opleiding tot rapporteur pro Justitia, bestemd voor psychiaters (i.o) en gz-psychologen (i.o.). Zij bestaat uit een algemeen deel, waarin algemene juridische en diagnostische onderwerpen, werkveld, behandelmogelijkheden, communicatie en presentatie worden behandeld. Daarnaast zijn er drie specifieke delen: onderzoek en rapportage van volwassenen, jeugd straf, en jeugd civiel. Supervisie over te maken rapportages en intervisie maken integraal deel uit van de opleiding. De opleiding sluit af met een schriftelijke toets en een eindgesprek, waarin een door de rapporteur gemaakte rapportage wordt besproken in aanwezigheid van een vakgenoot en een rechter of officier van justitie.
De opleiding rapporteur NIFP
Voor meer informatie over deze en andere opleidingen en cursussen die het bureau Opleidingen van het NIFP verzorgt, kunt u contact op nemen met Helma Blankman, hoofd Opleidingen, op 088 - 071 02 43 of via
[email protected].
De roep om meer verantwoording is volkomen terecht
Steeds vaker worden rapporteurs
om verantwoording gevraagd over hun rapportage. Gz-psychologe Sanne
Hartmann en psychiater Jan Neeleman vinden dit een terechte ontwikkeling. Beiden volgden recent de opleiding tot rapporteur van het NIFP. Hartmann: “Het heeft mij altijd verbaasd dat op het raakvlak van strafrecht, forensische psychiatrie en maatschappij zo’n enorm gebrek heerste aan transparantie en deskundigheidsbewaking.” 18
R
“Rapporteren is leuk,” menen Sanne Hartmann en Jan Neeleman. Beiden houden van schrijven en zien het als een uitdaging om op papier te komen tot een beeld van een verdachte, in relatie tot zijn of haar delictgedrag. Beiden volgden de opleiding tot rapporteur bij het NIFP. Neeleman: “Ik had voordien al eens geprobeerd te rapporteren, maar dat was onbegonnen werk. Een rapportage moet in de bestaande regelgeving en bureaucratie passen, dat lukt je niet op eigen houtje.
Ik vind die formaliteit overigens wel goed, want zij behoedt je voor overmatig identificeren met de dader. De opleiding tot rapporteur heeft mij geholpen een houding van ‘gepast wantrouwen’ te ontwikkelen, die haaks staat op mijn dagelijkse werk in de ggz. Daar ga ik er toch altijd vanuit dat mijn cliënt de waarheid vertelt.” Sluitpost
Hoewel beiden de indruk hebben dat de meeste rapportages in Nederland kwalitatief goed zijn, vinden ze het een goede ontwikkeling dat daarover nu vaker verantwoording wordt gevraagd. Neeleman: “In Nederland is een BIG-registratie al voldoende om jezelf gedragsdeskundige te noemen. Ik vind dat volstrekt onvoldoende. Ik probeer mijn rapportages een wetenschappelijke invalshoek mee te geven, onder meer door recente, relevante literatuur aan te halen.” Hartmann: “Misschien vloek ik nu in de kerk, maar volgens mij stond de kwaliteitsbewaking van de rapportages lang op de sluitpost van de balans. De adviezen die uit deze onderzoeken volgen, worden vrijwel altijd overgenomen door de rechter. Het heeft mij altijd verbaasd dat op het raakvlak van strafrecht, forensische psychiatrie en maatschappij, waarnaar normaal gesproken toch buitengewoon veel belangstelling uitgaat, zo’n enorm gebrek aan transparantie en deskundigheidsbewaking heerste.” Transparantie
NIEUWS
Hartmann wijst erop hoezeer de media loeren op ‘missers’: “Het is soms op het hysterische af. Men reageert nogal eens vanuit de onderbuik op thema’s als veiligheid, schuld en boete. Transparantie, uitleg geven op grond waarvan je tot een zeker oordeel bent gekomen, kan alleen maar op positieve wijze bijdrage aan een inzichtelijke beeldvorming, met in de toekomst hopelijk wat meer nuance. Wat wij doen is ingewikkelde materie.
Dat blijkt wel uit het feit dat waar rechtspraak en psychiatrie elkaar raken, beide professies een totaal andere taal spreken. Het is een kapitale misvatting te denken dat zij elkaar vanzelfsprekend inhoudelijk wederzijds begrijpen.” Beiden zijn overigens nog nooit op een zitting uitgenodigd om een toelichting te geven. “Godzijdank niet,” verklaart Neeleman. Want hoewel hij graag een toelichting geeft op de psychiatrische kant van een door hem geschreven rapportage, ziet hij op tegen vragen over de juridische aspecten. “Ik ben nu eenmaal geen jurist en dat ambieer ik ook niet” Zuivere wetenschap
De opleiding tot rapporteur en het werken met intervisie en supervisie zijn manieren waarop het NIFP de kwaliteit van de rapportages probeert te bewaken en waar mogelijk verbeteren. Hartmann: “Supervisie is enorm belangrijk. Het is kennisoverdracht en kwaliteitsbewaking in één formule.” Neeleman: “Sommige rapporteurs werken als eenmansbedrijven en doen niets anders dan rapportages uitbrengen. Ik vraag me af of je dan je deskundigheid op peil kunt houden.” Hartmann: “Met voldoende deskundigheid is het mogelijk om daar waar schade wordt berokkend, slachtoffers worden gemaakt, emoties en belangen hoog op kunnen lopen, om al dat menselijke onvermogen en leed terug te brengen tot welhaast zuivere wetenschap. Als een rapportage klopt, is het gegeven advies aan de rechter niets anders dan de uitkomst van een in aanvang chaotische en ingewikkelde som. Nou ja, bij wijze van spreken dan. Want rekenen heb ik nooit gekund, maar dit is ongelooflijk leuk om te doen.”
Door Remco van Rijn
Informatiebrochure voor de verdachte Het NIFP ontwikkelt een brochure die de rapporteur aan de verdachte kan overhandigen. Deze brochure bevat informatie over de positie van de rapporteur in het strafproces, wat een verdachte van een onderzoek geestvermogens kan verwachten, het recht op inzage en correctie, enzovoorts. Het NIFP stelt de brochure gratis ter beschikking aan de rapporteur. Deze zal met de gerechtelijke stukken naar u worden toegestuurd. De eerste druk van de brochure komt naar verwachting dit najaar beschikbaar.
Landelijk uniforme declaraties 19
Vanuit het Openbaar Ministerie te ’s-Hertogenbosch wordt gewerkt aan een landelijk uniform declaratieformulier. Het formulier komt voor de gebruiker digitaal beschikbaar en zal op termijn ook digitaal kunnen worden verwerkt. Met de invoering van een uniform systeem zullen de declaraties ook sneller worden uitbetaald.
HANDIGE TIPS
Oproep ter terechtzitting Het overkomt bijna elke rapporteur: een oproep om zijn of haar rapport ter terechtzitting toe te lichten. Het NIFP biedt de rapporteur hierin graag de helpende hand. Als u een oproep krijgt, neem dan contact op met de coördinator van de psychologische of psychiatrische rapportages bij uw plaatselijke NIFP. Wij kunnen dan een afspraak plannen om uw rapport, samen met de jurist die aan het NIFP is verbonden, kritisch door te nemen. We proberen dan zo goed mogelijk in te schatten waar de vragen van de officier van justitie, de raadsman van de verdachte of de rechtbank liggen, zodat u zo min mogelijk voor verrassingen komt te staan. Ook kunnen wij uw positie in de betreffende strafzaak onder uw aandacht brengen en helpen de grenzen van uw deskundigheid te bewaken.
Wetboek van Strafrecht online Het komt voor dat op het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie veroordelingen worden genoemd, waarbij wel het betreffende artikel vermeld staat, maar niet meteen duidelijk is om wat voor soort strafbaar feit het gaat. Op www.wetboek-online.nl kunt u een omschrijving vinden van alle artikelen uit het Wetboek van Strafrecht. Deze service is gratis.
Toegang tot de PI Bij sommige penitentiaire inrichtingen is het niet nodig om een afspraak te maken voor het bezoek aan een verdachte, omdat u in opdracht van de rechter-commissaris of officier van justitie werkt. Zeker als u ver moet reizen naar een PI, is het raadzaam om op de dag zelf nog even te bellen met de PI om te vernemen of de betrokkene die dag aanwezig is. Vergeet nooit een geldig identiteitsbewijs mee te nemen en het is van belang dat u de opdrachtbrief van het NIFP of de benoeming van de rechtbank kunt overhandigen. Mocht u toch de toegang tot de PI worden geweigerd, refereer dan aan: “De regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen.
20
Toegang tot penitiaire inrichting.
Regeling van de Minister van Justitie van 8 april 2006, nummer5403085/05/DJI.” Een kopie hiervan kunt u downloaden van www.nifp.nl
Verzekeringen Met enige regelmaat blijkt dat niet elke freelance rapporteur een beroepsrechtsbijstandsverzekering heeft afgesloten. Dit kan tot onaangename situaties leiden als u bij het tuchtcollege wordt aangeklaagd. Indien u namelijk een advocaat nodig blijkt te hebben, kan u dit veel geld kosten, naast de emotionele belasting die een klacht met zich meebrengt. Ook bij tuchtzaken kan de jurist van het NIFP u van dienst zijn, maar niet ten aanzien van de rechtsbijstand. Let op dat een gezins- of verkeersrechtsbijstandsverzekering onvoldoende is: u dient een beroepsrechtsbijstandsverzekering af te sluiten. Meerdere verzekeraars opereren op deze markt en de Vereniging van Rapporteurs onderzoekt de mogelijkheden om voor haar leden een collectieve verzekering af te sluiten.
bij de art. 37 plaatsingen. Indien u een ambulante behandeling adviseert, verandert er vooralsnog niets. Deze aanmeldingen blijven plaatsvinden door de reclassering. Deze nieuwe procedures, die opgenomen worden in de nieuwe forensische zorgwet, zullen leiden tot aanpassingen in de vraagstelling en de formats. U wordt daar tijdig over geïnformeerd. Het NIFP heeft een brochure beschikbaar met daarin de meest gestelde vragen rond de indicatiestelling. Deze is op te vragen via
[email protected].
Psychologische tests In principe heeft elke vestiging van het NIFP de beschikking over de psychologische tests die in de Best Practice psychologisch onderzoek volwassenen zijn opgenomen. Vooralsnog kunt u daar gratis gebruik van maken. De MMPI-2 kunt u op een stand-alone computer bij het NIFP zelf invoeren. De handleidingen en sleutels van de tests kunt u niet mee naar huis nemen. Uiteraard geldt dat niet voor de intelligentietests. Het is raadzaam een intelligentietest tijdig te reserveren, zodat u daar op de dag van uw onderzoek ook werkelijk gebruik van kunt maken. De intelligentietests kunnen niet langer dan 24 uur in bruikleen worden gegeven, zodat ook uw collegae er gebruik van kunnen maken.
Forensische indicatiestelling Indien u in uw onderzoek tot de conclusie komt dat een klinische opname bij de betreffende justitiabele is geïndiceerd, wordt uw indicatie in behandeling genomen door de Coördinator Indicatiestelling Forensische Zorg (CIF). Justitie heeft klinische plaatsen ingekocht bij de verschillende forensische zorginstellingen; de CIF coördineert deze plaatsing. Het NIFP zal op basis van uw indicatiestelling de aanmelding verzorgen bij de CIF. Binnen welk juridisch kader u een klinische opname adviseert is niet van belang. Het kan dus gaan om een klinische opname als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf, in het kader van de maatregel ISD, de maatregel tbs met voorwaarden en
Feedback op formats De afgelopen jaren zijn de formats voor de pro Justitiarapportages steeds aangepast, zodat de state of the art van een psychologisch of psychiatrisch onderzoek gewaarborgd bleef. Binnen het NIFP is de Kwaliteitscommissie verantwoordelijk voor het verder ontwikkelen van de formats. Juist de rapporteur, als gebruiker van het format, kan de Kwaliteitscommissie van zinvolle feedback voorzien. Het NIFP nodigt rapporteurs uit om suggesties ter verbetering van de formats te sturen aan Wim van Kordelaar, portefeuillehouder rapportagebemiddeling:
[email protected]
21
Rapporteren over rapporteren
Ook in 2008 zorgt het NIFP weer voor nationale en internationale publicaties. Hieronder staan enkele wetenschappelijke bijdragen die ofwel recentelijk zijn verschenen ofwel binnenkort zullen verschijnen. Ook staan hieronder enkele artikelen en boeken vermeld die aansluiten bij het onderwerp van dit NIFP Magazine. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
[email protected]. Wilt u meer weten van een artikel of een boek,neemt u dan contact op met
[email protected]. Uw verzoek zal dan worden doorgestuurd naar de auteur.
Utrecht: Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (2008).
Kordelaar, W.F. van & Veurink, G.R.C. (2008).
Best practice ambulant forensisch psychologisch onderzoek in het strafrecht voor volwassenen .
De indicatiestelling voor gedragsdeskundige expertises. In: H.J.C. van Marle, P.A.M. Mevis, & M.J.F. van der Wolf (red). Gedragskundige rapportage in het strafrecht. Deventer: Kluwer
Beukers, M.M. (2005).
Stevens, M & Beukers, M. (2006).
Gedragsdeskundige rapportage in strafzaken. Waar liggen de grenzen? Strafblad 2005-5, 1-28.
PJ-rapportage in strafzaken. Juridische kaders voor het behandeladvies. Utrecht: Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.
Duits, N. (2006)
Troost, I.E. (2008).
Kwaliteit onderzoek pro justitia van jongeren. Academisch proefschrift Universiteit van Amsterdam. Assen: Van Gorcum.
Forensische Diagnostiek in het Civiele jeugdrecht, een zorg voor het NIFP. In: Ontmoetingen, nummer 14. Lutje Psychiatrisch-Juridisch Gezelschap Groningen.
Duits, N. & Kordelaar, W.F. van (2007). Deskundige let op uw zaak. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 597-611.
Duits, N., Doreleijers, Th.A.H. & Brink, W. van den (2008). Assessment of violence risk in youth for juvenile court: Relevant factors for clinical judgement. International Journal of Law and Psychiatry, 236-240.
Kordelaar, W.F. van (2007).
22
Het psychologisch onderzoek pro Justitia. In: Prof. dr. B.C.M. Raes & Mr. drs. F.A.M. Bakker (red.), De psychiatrie in het Nederlandse recht (vijfde druk). Deventer: Kluwer.
Verheugt, A.J. (2007). Moordouders. Een klinisch en forensisch psychologische studie naar de persoon van de kinderdoder. Academisch proefschrift, Universiteit van Tilburg. Assen: Van Gorcum.
Recente publicaties vanuit het Bureau Onderzoek & Ontwikkeling Barendregt, M., Rijnders, R., & Ranitz, A. de (2008). Rapporteren bij ontkennende verdachten?
Een reactie op De Ruiter. PROCES 2008, nr 4, p 20-26. Beurs, E. de & Barendregt, M. (2008). Mogelijkheden voor therapie-effectonderzoek in de tbs-sector: komen tot een evidence base onder zorgprogramma’s. Utrecht/Den Haag: NIFP/WODC. Barendregt, M., Muller. E., Nijman, H, & Beurs, E. de (geaccepteerd voor publicatie). Factors associated with experts’ opinions regarding criminal responsibility in the Netherlands. Behavioural Sciences & the Law.
Spaans, M., Barendregt, M., Muller, E., Beurs, E. de, Nijman, H., & Rinne, Th. (geaccepteerd voor publicatie). MMPI profiles of males accused of severe crimes, A cluster analysis. Psychology, Crime and Law. Boonekamp, J., Barendregt, M., Spaans, M., Beurs, E. de, & Rinne, Th. (geaccepteerd voor publicatie). Hoe gebruikt de rechtbank de PBC-rapportage? Een onderzoek naar PBC-rapporten van 2000-2005. Sancties, tijdschrift over straffen en maatregelen.
Geschreven door rapporteurs Blansjaar, B.A., Beukers, M.M. & Kordelaar W.F. van (red.) (2008). Stoornis en delict.
Handboek psychiatrische en psychologische rapportage in strafzaken. Utrecht: De Tijdstroom.
3 112233445566 152637485 6 3 4 Cijfers 83 94 05 17 2 635 1 2 3 4 6 7 8 9 0 1 2 4 5 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 9 0 2007 102 8 8797 0 8 9 890
Maatregeladvies Bemiddeling rapportage TBS zesjaarsverlenging Bemiddeling rapportage TBS longstay Enkel
302 5
Bemiddeling rapportage TBS longstay Dubbel
59
Bemiddeling rapportage TBS verlofaanvraag Enkel
12
Bemiddeling rapportage TBS verlofaanvraag Dubbel
7
Rapportage
Verstrekte BooG-adviezen
4.181
Jeugd
Trajectconsulten PJ volwassenen
2.742
Verstrekte BooG-adviezen
2.770
Bemiddeling PJ rapportage Enkel
2.853
Indicatieoverleg Strafrechtelijk Jeugd
2.020
Bemiddeling PJ rapportage Dubbel
1.242
Trajectconsult Strafrechtelijk Jeugd
393
Begeleiding rapportage Strafrechtelijk Jeugd Enkel
963
Begeleiding rapportage Strafrechtelijk Jeugd Dubbel
463
Indicatieoverleg Civielrechtelijk Jeugd
291
Begeleiding Civielrechtelijk Jeugd
499
Bemiddeling PJ rapportage Triple
61
23
COLOFON Het NIFP magazine is een uitgave van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie. Tekst en redactie: Bas de Koning, Marije Noorbergen, Frank Wagenvoort, Lydia Mak, Barend van Giessen, Remco van Rijn (de Brigade), Edwin Wendt (Team voor taal). Fotografie: Norbert Waalboer Fotografie Studio 236, Ton Kastermans fotografie, Frank Wagenvoort, Bas de Koning Rijksmuseum Opmaak: Studio Meter Druk: Plantijn Casparie Meer informatie: NIFP Postbus 13369 3507 LJ Utrecht Telefoon: 088-0710100 www.nifp.nl Deze uitgave is zuiver informatief. Er kunnen geen rechten aan worden ontleend.