VERBROEDERING BEVRIJDING VZW
Januari 2014 Jaargang 35 Nummer 1
Nieuwsbrief Woordje van de Voorzitter In dit nummer: Geplande activiteiten in 2014
2
In memoriam
2
Ontmoetingsdag 25 februari
3
Lidgeld 2014
3
Met de Verbroedering naar Normandië
3
Oude doos
4
Bataljon Bevrijding in 1980
5
Het leger als smeltkroes van de natie?
6
Operatie Mali van het Bn Bvr/5Li
10
Koning Albert I en de taalproblemen aan het Ijzerfront
12
Focus op GenMaj bd Verhelst
13
Verbroederingsdag 21 14 mei 2013
Te noteren datum 25 februari 2014: ontmoetingsdag 1/2014 te Leopoldsburg
De laatste feestvierders hebben de deur van 2013 achter zich dicht getrokken en zijn na enkele omzwervingen op hun bestemming aangekomen. Daar wachten zij nu vol spanning op wat 2014 voor hen in petto heeft. Zal 2014 geluk en voorspoed brengen? Zullen zij in een betere wereld terecht komen? Een wereld zonder geweld, zonder natuurrampen of andere ellende waarmee zij dagdagelijks worden geconfronteerd op radio, TV en geschreven pers. Een wereld waar het immorele verschil tussen arm en rijk tot meer aanvaardbare proporties zal worden herleid, of beter nog waar armoede zal verdwijnen in de vuilbak van de geschiedenis. Een wereld waar menselijke waarden opnieuw zullen floreren en ondeugden als hebzucht, arrogantie, onverschilligheid, hoogmoed en cynisme van het toneel zullen duwen. Een wereld waar sociale gelijkheid en solidariteit mensen zal verbinden in plaats van elkaar te verslinden. Een wereld waar mijnheer ethiek opnieuw de dirigeerstok in handen zal nemen en het wereldorkest zal begeleiden. Als gewone sterveling kunnen wij onmogelijk al deze problemen oplossen, maar iedereen kan wel proberen zijn steentje bij te dragen in de zoektocht naar een betere wereld. Het fenomeen, de icoon Nelson Mandela is daarvan het ultieme bewijs. Januari is ook de maand van wensen en waardering. Als voorzitter voel ik het dan ook als een aangename plicht om alle leden van onze Verbroedering en hun familie een gelukkig en voorspoedig 2014 toe te wensen en vooral een goede gezondheid, zodat iedereen in topvorm onze activiteiten kan bijwonen. Ik wil verder van dit platform gebruik maken om onze bestuursleden van harte te bedanken voor al het werk dat zij het voorbije jaar hebben gepresteerd. Zonder hun inzet en creativiteit zou onze Verbroedering niet hetzelfde elan en niveau halen. Ik wens ook de korpscommandant, tweede commandant, korpsadjudant en korpskorporaal van het bataljon Bevrijding/5Linie, in ons aller naam, te betrekken in deze dankwoorden, zonder uiteraard de mensen van de SCV te vergeten. Zonder hun steun zou onze vereniging niet over dezelfde mogelijkheden en faciliteiten beschikken. Tenslotte wens ik alle leden van onze Verbroedering te danken voor hun sympathieke aanwezigheid op onze evenementen. Spijtig genoeg hebben wij in 2013 ook afscheid moeten nemen van een paar toffe mensen, leden van onze vereniging. Afscheid nemen doet altijd pijn en alhoewel zij niet meer fysiek onder ons zijn, blijven zij deel uitmaken van de geschiedenis
van onze Verbroedering. Het jaar 2013 was eens te meer een turbulent jaar op mondiaal vlak. Gelukkig is onze Verbroedering in rustiger vaarwater gebleven en hebben wij een interessant programma kunnen afwerken. De eerste ontmoetingsdag in Leopoldsburg stond in het teken van een bezoek aan het museum van Kamp Beverlo en was succesvol. De Verbroederingsdag werd zoals steeds druk bijgewoond, alhoewel de opkomst, wegens begrijpelijke redenen, tanende is. Eén van de hoogtepunten bij al onze vergaderingen in Leopoldsburg is uiteraard de lunch in de villa Astrid en dat was deze keer niet anders. De herdenkingsfeesten in Molenbeek, Maaseik en Thorn kenden een traditioneel verloop met een beperkte deelname van onze leden. Op mijn schrijven aan de burgemeester van Molenbeek, over het schabouwelijke Nederlands tijdens de toespraak, heb ik tot op heden geen antwoord ontvangen. De reis naar Oostenrijk en Beieren was keigoed. Zeer mooi hotel, lekker eten, leuk programma, fijne groep, prima gids, kortom een opsteker voor alle deelnemers. De tweede ontmoetingsdag in Ieper was een schot in de roos. Grote aanwezigheid, interessant programma met een indrukwekkende Last Post als afsluiter en een super lekkere lunch in de kazerne te Ieper. Het plaatje was compleet voor een onvergetelijke dag. De Raad van Bestuur zal zijn uiterste best doen om ook in 2014 een programma te presenteren tot eenieders tevredenheid. Als toppers voor dit jaar mogen zeker de reis naar Normandië, 70e verjaardag van de landing van de Brigade Piron, en het
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 1 Pagina 2
bezoek aan het Holocaustmuseum in de Dossin kazerne in Mechelen Nogmaals het allerbeste aan iedereen en hopelijk zien wij elkaar terug naar voor worden geschoven. Wij hopen op een grote interesse van op 25 februari in Leopoldsburg. onze leden. Vriendelijke groeten Hopelijk vinden wij dit jaar ook de nodige mensen om de Raad van Bestuur te vervoegen. Zo niet is onze Verbroedering in 2015 gedoemd Wilfried Heyvaert om te verdwijnen naar het kerkhof van de geschiedenis. Dat zou zeer Voorzitter Verbroedering Bevrijding jammer zijn.
Geplande activiteiten in 2014 25 februari
Eerste ontmoetingsdag te Leopoldsburg
11 september
Plechtigheid te Thorn
13 maart
Statutaire vergadering voor de effectieve leden
14 september
Plechtigheid te Rotselaar
06 mei
Verbroederingsdag
21 tot 25 september Reis naar Normandië
04 september
Plechtigheid te Molenbeek
4 november
10 september
Plechtigheid te Maaseik
Tweede ontmoetingsdag
In memoriam
Uit de oude doos
Foto ingezonden door Carlos Mondy 1956 Défilé voor Lt Gen Materne ter gelegenheid van de aanstelling van Cdt Dedeken tot Majoor. Carlos Mondy is de derde van rechts, drager van de Mi.30
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 1 Pagina 3
Ontmoetingsdag 25 februari 2014 te Leopoldsburg Menu Scharretong met fijne groenten en tagliatelle Kleurige paprikavelouté met peterselieroom Gevogeltefilet met mascarponesaus Versbakken voorjaarsgroenten Slagaardappelen Vanille ijs met couberdondressing Mokka Water en wijnen (Amelie en Fontarèche) Bus transport (zie opmerking onderaan) 07.00 uur: vertrek van de autocar vanaf de parking aan het Mercatordok te Oostende 07.45 uur: opstapplaats Gentbrugge ( afrit 10 - Carpooling ) 08.05 uur: opstapplaats afrit Waasmunster (afrit 13) Traditiegetrouw gaat onze eerste ontmoetingsdag van het jaar door te 08.20 uur: opstapplaats Kruibeke (afrit 16) Leopoldsburg of omgeving. 10.00 uur: aankomst te Leopoldsburg Vandaag maken we een kleine wandeling in de prachtige natuur van Onkosten: onze militaire begraafplaatsen. Koffie, aperitief en maaltijd: 25 EURO per persoon. (koffie en koffieHet Belgisch militair kerkhof te Leopoldsburg werd door de Duitsers koeken alsook de aperitief worden betaald door onze kas) in 1915 aangelegd en bleef Duits tot 1928. In 1945 werden de Duitsers naar Lommel overgebracht. In 1972 nam het Ministerie van Binnen- Autobus: 10 EURO per persoon landse Zaken het kerkhof over en in 2004 kwam het bij Defensie. In Inschrijvingen: 2013 werd het onder leiding van het Plateau Ieper schitterend gerestaureerd. Het is een verzamelkerkhof voor 800 militairen van WO I, Door het verschuldigde bedrag te storten op ons rekeningnummer 735400 van WO II, SdtMil Silberman en enkele gesneuvelden van de 2233030-78, Verbroedering Bevrijding VZW, 3680 Maaseik, en dit Brigade Piron, 15 onbekende weerstanders gefusilleerd in het Ge- ten laatste op 7 februari 2014. Gelieve deze datum te r especter en. meentebos, 3 Russische krijgsgevangenen en bekende en onbekende Om het werk van de penningmeester te vergemakkelijken, wordt u gevraagd om de bedragen per afzonderlijke overschrijving te willen werknemers in Duitsland. storten voor: Op de Britse militaire begraafplaats liggen militairen gesneuveld bij de bevrijding van Beringen-Heppen en bij het vertrek van de aanval in de maaltijd met vermelding van het aantal personen het kader van Market-Garden. Voornamelijk Britten, maar ook Polen en 8 jongens van de Nederlandse Prinses Irene Brigade. Ook de Her- de autobus met vermelding van de opstapplaats en het aantal tog van Cavendish, schoonbroer van president Kennedy, in Heppen personen gesneuveld, heeft hier zijn grafsteen.. Programma 10.00 uur: Ontvangst met koffie in de bar van de Club Silberman. Belangrijke opmerking Kwartier Lt Gen Piron te Leopoldsburg Indien er onvoldoende interesse zou zijn voor het bus transport, be10.30 uur: Welkomstwoord, en vertrek per autocar voor het geleide houden we ons het recht om het transport per bus NIET te laten doorgaan. De deelnemers zullen in dit geval zo snel mogelijk op de hoogte bezoek aan het Kamp o.l.v. onze gids Dhr Sylvain Weuts gebracht worden, en kunnen dan ofwel met eigen transport vervoegen, 12.30 uur: Aperitief in de Villa Astrid ofwel hun deelname alsnog annuleren. 13.15 uur: Maaltijd in de Villa Astrid
Lidgeld 2014 De leden die nog niet in orde zijn met het lidgeld voor het nieuwe jaar, worden gevraagd om dit alsnog te doen. Het lidgeld voor 2014, nog altijd 10 €, kan gestort worden op ons rekeningnummer 735-2233030-78 of IBAN BE69 7352 2330 3078, BIC KREDBEBB. Wil je af van dit jaarlijkse wederkerend karwei, wordt dan lid voor het leven. Onze Verbroedering telt reeds 26 leden die hiervoor gekozen hebben. Het lidgeld voor het leven bedraagt 125 €. Om de misverstanden van elk jaar te vermijden: indien je ook lid bent van de Vriendenkring Bevrijding/5Linie, bedraagt het lidgeld aan hen te betalen 2 € en het rekeningnummer is dan BE68 9792 4138 7434. Er is dus een verschil tussen de VERBROEDERING en de VRIENDENKRING, dit zijn twee verschillende verenigingen!
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 1 Pagina 4
Met onze Verbroedering naar Normandië Van 21 tot 25 september 2014 3e dag Vandaag bezoeken we de Mont St. Michel, één van de meest spectaculaire toeristische plaatsen van Frankrijk. Een bezoek aan de abdij, de zogenaamde “La Merveille” is een bijzondere inspanning waard. Na de middag naar Bayeux. We brengen een bezoek aan het museum van het Wandtapijt, dat een lang borduurwerk is van 70 op 0,50 meter. In de XI eeuw gemaakt vertelt het met beelden de omstandigheden en het verloop van de tocht in Engeland van het leger aangevoerd door Willem de Veroveraar. Dit is uniek ter wereld : een getuigenis van het leven in de XI eeuw. We eindigen onze dag met een bezoek aan een Calvados boerderij. 4e dag In de sporen van de Brigade Piron. Gedetailleerd programma nog op te stellen. We beginnen onze dag aan de Orne en de Pegasusbridge en volgen in grote lijnen de weg gevolgd door de Brigade Piron. We rijden langs Ranville, Merville, Cabourg, Houlgate, Deauville en Trouville. Eventueel bloemenhulde aan een monument. In 2014 is het zeventig jaar geleden dat de geallieerden in Normandië landden en na lange en bloedige gevechten een einde maakten aan de Tweede Wereldoorlog. Voor een zoveelste keer worden de “Laatste “ grote herdenkingsplechtigheden georganiseerd. Normandië wereldwijd bekend omwille van de Mont St. Michel biedt tevens een schitterende kust, mooie steden en een prachtige natuur. Normandië is ook de streek van de Camembert, de Cider en de Calvados. Om de drukte van de juni-vieringen te vermijden, vertrekken we met de mooie herfstdagen in september. Genoeg redenen om mee te gaan met misschien wel de laatste reis van de Verbroedering Bevrijding.
5e dag Na het ontbijt en het laden van de bagage vertrekken we nar Rouen. Een prachtige stad. Stadswandeling met zeker een bezoek aan de gotische kathedraal met haar kleurrijke glasramen. Na het middagmaal huiswaarts. Over Gent en Antwerpen naar Leopoldsburg waar we rond 20 uur hopen aan te komen.
Hotel-info: Hotel Ibis Styles Quistreham, gesitueerd vlakbij de landingsstranden en op slechts 10 minuten van Caen, is de ideale uitvalsbasis voor onze excursies. Alle kamers beschikken over een badkamer met bad/ handdouche, toilet en haardroger, telefoon, satelliet-TV. Het ontbijt 1e dag Om 06.30 uur verlaten we Leopoldsburg en over Antwerpen bereiken wordt geserveerd in buffetvorm. Het avondmaal is een verzorgd 3we Gent, waar we een tussenstop houden. Verder langs Lille en gangenmenu. Dit hotel biedt de reiziger alles wat hij nodig heeft voor Bapaume naar Amiens. Hier brengen we een kort bezoek aan de een aangenaam verblijf. grootste en mooiste gotische kathedraal van Frankrijk. Na het middagmaal verder over de Pont de Normandië, een 2.141,25 Prijs per persoon, basis VOL pension, basis dubbel kamer : € 540 meter lange brug, die de monding van de Seine overspant. Verder naar Honfleur, een schilderachtig oud vissersplaatsje. Het stadje werd op Inbegrepen: vervoer heen en terug met luxe autocar, hoteldiensten basis volpension vanaf middagmaal 1e dag t/m middagmaal 5e dag, 25 augustus 1944 door de Brigade Piron bevrijd. uitstappen ter plaatse, inkomgelden volgens programma: Musée Sainte Vervolgens naar ons verblijfshotel in Quistreham -Mère Eglise, Musée Arromanches, Tapisserie Bayeux, CalvadosAvondmaal en overnachting degustatie, begeleiding vanaf vertrek. Niet inbegrepen: tafeldranken, reisverzekering: enkel annuleringsver2e dag In het teken van de zekering: € 3,40/dag, globale reisverzekering: € 4,00/dag “langste dag” rijden Toeslagen: singel-supplement: € 72 we langs enkele Groepsvoorwaarden: centrale opstapplaats: Leopoldsburg, bijkomende opstapplaats: Gent St. Pieters – Station. aanvalsstranden. Na een korte stop op Utah Beach ko- Autocar met maximum 46 plaatsen in Sky View-class men we in SainteMère Eglise. We Graag inschrijven vóór 01 april 2014. Gewenste opstapplaats mededebezoeken er het len. Airborne Museum Betaling: na ontvangst contract en rechtstreeks aan Carolus. en daarna vrije tijd in het stadje. We We nodigen alle leden van onze Verbroedering, evenals familieleden, hebben speciaal vrienden en sympathisanten hartelijk uit. aandacht voor soldaat John Steele, die met zijn parachute aan de klokkentoren van de Met vriendelijke groeten kerk bleef hangen. Na het middagmaal in het stadje, bezoeken we het Duits kerkhof in La Combe. Nadien een indrukwekkende wandeling op La Pointe du Hoc en een ingetogen bezoek aan het Amerikaans kerkhof van Colleville- Sylvain WEUTS sur-Mer. Langs de indrukwekkende Batterie de Longues-sur-Mer Ramskapellelaan 4 komen we in Arromanches voor een bezoek aan het landingsmuseum. 3970 Leopoldsburg Tel.: 011/344756 – GSM 0477/333936 Verder naar ons hotel. E-mail:
[email protected]
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 1 Pagina 5
Uit de oude doos: Bataljon Bevrijding in 1980 Het Bataljon Bevrijding was gekazerneerd in het huidige Kwartier Lt Gen Piron. Het was een gouden jaar wat de personeelsbezetting betreft: van de 677 voorzien op de slagorde, waren er 691 aanwezig, zo maar eventjes 102 %. Korpscommandant was Lt Kol SBH Wolfs, bijgestaan door een Staf bestaande uit Maj Vancraenbroeck, Cdt Van Erum, Lt Lenaers, Cdt Nuytten, Lt Verfaillie, Lt Reyniers, ADC Saenen, ADC Sclep, ADC Vanbroekhoven, ADC Van Outreve en ADC Demeulemeester. De Staf en Diensten Compagnie werd bevolen door Kapt Kenens (Cdt Heyvaert) bijgestaan door Lt Debondt, Olt Commers, Olt Leen, Cdt Heulsen, ADC Bijnens en ADC Vranken De A Compagnie: Lt Baillien, Lt Willekens, Olt Vandenaker,
B Cie: 39 munten C Cie: 26 punten StDst: 31 punten Het Bataljon nam deel aan talrijke interkorpsen kampioenschappen: Volleybal: verloren in de 2de ronde tegen 10JBW Handbal:1ste ronde verloren tegen 3WTac Mars van het leger: 4de plaats Voetbal: halve finale verloren tegen VervC Massaveldloop: 1ste plaats Sportdag Brigade: 1ste plaats Wisselbeker Prinses Irene: 1ste plaats Wisselbeker Etienne Gailly: 6de plaats Cross veteranen BSD: 10de plaats Zwemmen 1000 m BS: 2de plaats Zwemmen 1000 m BSD: 1ste plaats Oriëntatiecross BSD: 3de plaats Wisselbeker Autmans: 5de plaats Tennis Brigade: verloren in de 1ste ronde tegen Cie HK
De B Compagnie: Lt Deconseth;, Olt Souphy, Olt Bosteyn en Olt Webers Tijdens het jaar 1980 ontving het bataljon 39 bezoeken van scholen, oud-strijdersverenigingen, gepensioneerden, zangkoren, jeugdgroepeDe C Compagnie: Kapt Smets, Olt Vankriekelsvenne, Olt Cantineau ringen enz Het Bataljon reed op AMX, M75, CVRT, BrgPz Leopard, MAN, Op 30 april werd, op initiatief van de korpscommandant, Lt Kol SBH Unimog, Landrover 4x2 en Berliet en als voornaamste wapens be- Wolfs, de Verbroedering Bevrijding VZW boven hert doopvont geschikten we over de FAL, MAG en MILAN. houden. Er werden 167 betalende leden ingeschreven. Het was de tijd van de terroristische aanslagen, daarom moest het bataljon bewakingsdetachementen leveren voor de kerncentrale te Doel ( 16 maal maal 2 dagen), nucleaire site te Mol (26 maal 2 dagen) en aan het vliegveld van Kleine Brogel (6 maal EEN Pl voor 10 dagen)
Op 22 en 23 juli waren er overstromingen in Maasmechelen en Schulen. 104 manschappen van ons bataljon werd ingezet voor de hulpverlening.
Opmerking: bovenstaande gegevens heb ik gehaald uit het Historisch Verslag van 1980. In dit verslag worden in de slagorde enkel de offiTwee periodes van telkens 10 dagen ging het bataljon op kampperiode cieren en de onderofficieren, met een bataljonsfunctie, met naam vernaar Vogelsang, en voor de schietoefeningen en speciale opleidingen noemd. ging het richting Marche-les-Dames (Pl Vknr), Westhoven (Pl Vknr), Elsenborn (Pl Mor 4”2) en Bergen (CVRT en Milan). De nieuwe ( bruine) infanteriemuts werd uitgereikt tijdens een militaire plechtigheid op 14 februari 1980 De jaarlijkse bataljonsfeesten werden voorafgegaan door een concert uitgevoerd door de Koninklijke Harmonie van Thorn. Tijdens de jaarlijkse Silbermanavond werden volgende onderofficieren gehuldigd: - 15 jaar dienst in het Bn: 1SgtMaj Coudenijs - 20 jaar dienst: ADC Saenen, Adjt Cannaerts, Adjt Rijken, Adjt Wuyts, Adjt Reynders, 1Sgt Noël, 1SgtMaj Vanderezeypen. - 25 jaar dienst: Adjt Schreppers - 30 jaar: ADC Vanbroekhoven. Het bataljon organiseerde voor de eerste maal de herdenkingstocht “Kanaal van Wessem”. Deze tocht bestond de eerste dag uit een estafetteloop van Leopoldsburg naar Maaseik (60 Km) met aansluitend een militaire parade op de markt te Maaseik, en de tweede dag een intercompagniemars van Maaseik naar Thorn (32 Km) met afsluitend een militaire parade op het Vrijthof te Thorn. Tijdens de “Week van de Soldaat” worden traditioneel de miliciens in de watten gelegd. Hoogtepunt dit jaar was een optreden van “De Strangers” In de sport werden talrijke intercompagnie wedstrijden georganiseerd De einduitslag: A Cie: 21 punten
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 1 Pagina 6
HET LEGER ALS SMELTKROES VAN DE NATIE ? Artikel ingezonden door Wilfried Heyvaert In de vorige Nieuwsbrieven, met de geschiedenis van België als hoofdbrok, hebben wij verschillende relevante facetten van ons leger besproken: organisatiestructuur, operationaliteit, inzet, vorming enz… Een onderwerp dat nauwelijks aan bod is gekomen is de taalproblematiek, die sedert het ontstaan van onze strijdkrachten permanent een dominante rol heeft gespeeld. Ook vandaag nog wordt door bepaalde Franstalige politici veel drukte gemaakt over het feit dat er te veel Nederlandstalige en te weinig Franstalige generaals zijn. Misschien zou het opportuun zijn om de ware reden achter dit fenomeen te zoeken en te ontdekken dat een grondige tweetaligheid is vereist om tot de hoogste graden en functies te worden toegelaten. De geschiedenis leert ons dat onze strijdkrachten lange tijd een Franstalig bastion zijn geweest, waar het Nederlands amper werd gedoogd en de taal was van de “piotten”. Nochtans was/is het leger , waar -in theorie althans- alle sociale en regionale groepen van de bevolking met elkaar in contact komen, de ideale broedplaats om Vlamingen en Walen tot echte Belgen te smeden. Hoe het leger is omgesprongen met zijn rol van bruggenbouwer tussen beide taalgemeenschappen wordt geanalyseerd in onderstaand artikel van Richard Boijen (Sint-Truiden - 1948), dokter in de Letteren en Wijsbegeerte, afdeling Geschiedenis van KU Leuven. Hij was werkzaam in het Koninklijk Legermuseum te Brussel als hoofd van het Documentatiecentrum en als dusdanig een geprivilegieerd en onafhankelijk deskundige inzake deze problematiek. Onderstaande tekst is de integrale weergave van het artikel van de heer Boijen. Het leger als kweekschool voor een eentalig België. Van bij het ontstaan van de Belgische staat in 1830 beschouwde het nieuwe leger zich als de “vrijwaarder”, niet alleen van het pas opgerichte land en van zijn onafhankelijkheid, maar ook van de nationale idee. Dergelijke rol voor het leger was geen typisch Belgisch fenomeen, want universeel beschouwde de krijgsmacht dit als haar belangrijkste opdracht. Derhalve moesten niet alleen de verdediging der grenzen en eventueel de interne orde en veiligheid worden gewaarborgd, maar dienden de nieuwe Belgen ook een eigen fierheid, gebaseerd op een roemrijk verleden, op te bouwen. Ook hier zag het leger voor haar, naast en samen met andere instanties, een grote rol weggelegd. Belangrijke hulpmiddelen hierbij waren allerlei uiterlijkheden: het gebruik van de Belgische vlag en het volkslied, koninklijke erewachten, afleggen van eed van trouw, defilés, vlaggengroeten, oprichten van standbeelden voor vaderlandse helden, kortom ervoor zorgen dat het devies ‘Vorst en Vaderland’ geen ijdele woorden waren. Het militaire onderwijs, en dan vooral de geschiedenislessen, waren ideale middelen hiertoe. In 1849 schreef de toenmalige minister van Oorlog en vertrouwensman van zowel Leopold I als Leopold II, generaal F. Chazal (een Fransman van geboorte, die zich Belg voelde en alles deed om het België dat hij helpen uitbouwen had, prestige te geven) een wedstrijd uit voor schoolboeken voor de Regimentsscholen en de Compagnie voor Troepskinderen. Wat de geschiedenisles de leerling moest bijbrengen drukte hij als volgt uit: “inspirer l’amour de son état, l’attachement à la patrie, au Roi, aux institutions et à ses chefs; elle présentera de nombreux exemples à l’appui des principes que l’on cherche à inculquer dans l’esprit et le coeur des militaires”. Belangrijke hogere officieren als Eenens, Brialmont, Goethals, Renard en Guillaume zouden in hun geschriften de Belgische militaire geschiedenis met die bedoeling blijven vereren. De aanwezigheid van een ‘stand militaire geschiedenis’ op de Wereldtentoonstelling van 1910 moet ook in dat licht worden gezien .
legerdienst zouden de Vlamingen en de Walen elkaar beter leren kennen en bijgevolg leren waarderen en aldus België eendrachtiger en sterker maken. Het leger zou deze rol van ‘smeltkroes’ zeer ernstig nemen. Vlamingen en Walen zouden in het leger tot Belgen (moeten) omgesmolten worden. In zijn in 1851 gepubliceerd eerste deel van de geschiedenis van België, verheerlijkte kolonel B. Renard de oeroude ‘Belgische deugden’ en hield hij een vurig pleidooi voor het harmonisch samenleven van Vlamingen en Walen . Maar daar zou het schoentje gaan nijpen. Nog tijdens de gevechten met de Nederlandse troepen en nog vooraleer de Belgische onafhankelijkheid een voldongen feit was, had het Voorlopig Bewind twee besluiten uitgevaardigd waardoor het Frans de absolute heerschappij in het leger kreeg. Art. 3 van het Besluit van 16 oktober 1830 bepaalde dat het Frans de officiële commandotaal van het leger zou zijn. Op 27 oktober werd door een nieuw artikel bepaald dat het Frans ook de taal van de administratie zou worden. Het Voorlopig Bewind bepaalde eenvoudig dat het Frans de taal was “la plus généralement répandue en Belgique” . Het ging daarmee voorbij aan het feit dat zulks enkel gold voor de begoede en heersende klasse en niet voor het gewone volk. Zo bestond het leger uit een meerderheid van Vlaamse, Fransonkundige soldaten, bevolen en bestuurd in een taal die zij niet kenden .De meerderheid van de officieren sprak inderdaad geen of slechts gebrekkig Nederlands, of wat erger was en veelvuldig voorkwam, kende die taal wel maar minachtten ze en weigerden ze te spreken. Van bij het begin was de poging om via het leger ‘Belgen’ te vormen hierdoor zwaar gehypothekeerd en op lange termijn gedoemd om te mislukken. De tweetaligheid die het leger voorstond was een tweetaligheid in één richting. Vlamingen moesten Franssprekende Belgen worden. Aanvankelijk kwam er van Vlaamse zijde geen protest Zo is het opvallend dat het Vlaamse eisenpakket, dat in het Vlaams “petitionnement” (verzoekschrift) van 1840 aan het Parlement werd voorgelegd, het leger negeerde. De Vlamingen die naar het leger gingen (tot aan de afschaffing van het lotelingensysteem, met de daaraan verbonden mogelijkheid om zich gemakkelijk te laten vervangen, was dat in feite het proletariaat) ondergingen de verfransing gelaten en/of wisten niet beter. Het leger was de voortzetting van het dagelijkse leven waarin zij als Vlaming tweederangsburgers waren. Door de overheid werd dit dan geïnterpreteerd als waren de Vlamingen tevreden met de toestand. Daarenboven kregen zij, zo was toch de redenering, in het leger de kans om wat Frans te leren en konden ze zo naderhand hoger op de maatschappelijke ladder klimmen. Herhaaldelijk werd gewezen naar die enkele “purs Flamands” die het ver gebracht hadden. Bij de bespreking over de Organieke Wet voor de Militaire School van 18 maart 1838 was weliswaar bepaald dat “les éléments de la langue flamande” tot de verplichte vakken van de officiersopleiding gingen behoren, maar veel was het niet. De eerste grieven
De eerste felle aanklacht tegen de taaltoestand in het leger kwam van de in 1856 door de katholieke regeringsleider Pierre de Decker opgerichte “Vlaemsche Commissie”, meestal “Grievencommissie” genoemd. In de subcommissie betreffende het leger legden Snellaert en Conscience een vernietigend rapport over de situatie neer. De voorzitter van de commissie, de uit Waals-Brabant afkomstige advocaat en journalist L. Jottrand, stelde als remedie voor de oprichting van eentalige regimenten. De vrees dat hierdoor het principe van de eenheid van commando afgebroken werd en het leger aldus verzwakt zou worden, werd door Snellaert van tafel geveegd. In Waterloo voerde Wellington een leger aan waar vier talen werden gesproken. Nochtans overheerste ook de idee van de Belgische eenheid en om het versmelten van Vlamingen en Walen te bevorderen werd tevens voorgesteld de Vlaamse regimenten in Wallonië te kazerneren en de Waalse in Vlaanderen. Het uiteindelijke verslag, vooral m.b.t. het leger, werd door de nieuwe regeringsleider Charles Rogier als een kaakslag ervaNaast het uiterlijk vertoon nam het leger ook de taak op zich om men- ren. Het verslag wou volgens hem teruggrijpen naar de hatelijke toetaal ‘Belgen’ te vormen. Gezien de specifieke taaldualiteit van België, standen van het Verenigd Koninkrijk en veroordeelde de stichters van beschouwde het zichzelf als het cement van de natie. Tijdens hun
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 1 Pagina 7
de Belgische staat, waaronder ook Rogier zelf. De minister van Oorlog, generaal Berten, viel uit de lucht. Er waren geen misbruiken, de commissie zag het gans verkeerd: “Le rapport de la commission flamande expose une série de griefs non fondés contre l’armée, et propose de remédier à des abus qui n’existent point, par des moyens qui donneraient naissance à des abus réels” . Daarmee konden de Vlamingen het stellen. Ook voor Charlier was de kous af. Op 30 mei 1859 verklaarde hij niets meer te willen horen van de Vlaamse kwestie, omdat ze, wat hem betrof, was opgelost. Tegen de besluiten kwam ook verzet van de Franstalige Brusselse liberaal Louis Hymans, maar bij de Vlaamsgezinden was er evenmin eensgezindheid. De aanbevelingen m.b.t. het leger kwamen bij velen over als onrealistisch. De liberale historicus en hoogleraar Paul Fredericq bestempelde ze als ‘minder praktisch’ , maar als liberaal propagandist kon hij moeilijk iets verdedigen wat door de katholieken naar voren gebracht was en door de liberalen bestreden werd . De legerleiding meende aan de taaltoestanden iets te kunnen veranderen door aan de onderofficieren een betere taalkennis op te leggen en zwaardere examens te eisen. De officieren, de elite, bleven buiten schot. Het toelatingsexamen tot de Militaire School bepaalde dat qua talenkennis de kandidaat naast het Frans de keuze had tussen Latijn, Nederlands, Duits of Engels. Maar veel werd niet gevraagd. “Pour la langue flamande, la langue allemande ou la langue anglaise, les candidats doivent savoir expliquer, à livre ouvert, un texte facile et répondre dans la langue sur laquelle ils sont interrogés à des questions faciles”. Daarenboven stond het Nederlands, qua belangrijkheid op de waardeschaal, onderaan. Wiskunde: 20, Frans: 8, Latijn: 6, Duits: 5, Engels: 4, geschiedenis, aardrijkskunde en Nederlands : 3, tekenen: 1. Het hoeft dus niet te verbazen dat Het Handelsblad van Antwerpen reeds op 26 mei 1857 volgende zinnen schreef : “Het soldatenleven, die hedendaagse slavernij, is reeds pijnlijk genoeg om dragen, dan dat het nog niet zwaarder gemaakt worde. De dienst wordt voor de rekruut inderdaad een dubbele slavernij als hij zijn overheden niet verstaan kan... zulke schikkingen zijn hatelijk en zullen veel bijdragen om de soldatenstand meer en meer onpopulair te maken bij ons vrijheidlievend en onafhankelijk Vlaams volk”. Het bestaande Vlaamse antimilitarisme werd uiteraard door deze toestanden nog groter. Ondanks het ijveren van enkele jonge Vlaamse officieren als Van de Weghe en Van Acker, die moedig opkwamen voor de Vlaamse rechten, veranderde er weinig. Nochtans toonden de grote manoeuvres in de Condroz van 1882 aan dat het hoog tijd was dat de officieren een degelijke kennis van het Nederlands hadden. Dat stond te lezen, zowel in de Vlaamse als in de Franstalige, in de katholieke als in de liberale pers. In het programma voor de Vlaamse Landdag van 1884 werden eentalige divisies geëist en de verplichte kennis van het Frans, het Nederlands én het Duits voor alle officieren. Er was iets aan het roeren, maar of er verandering ging komen, was een andere vraag. De eerste timide maatregelen In 1884 gaf de nieuwe minister van Oorlog, de katholiek C. Pontus, wel de indruk iets aan de situatie te willen verhelpen, maar het bleef toch bij lapmiddelen. Hij vroeg de korpscommandanten er voor te zorgen dat de Vlaamse en Waalse rekruten hun basisopleiding in aparte groepen in hun moedertaal zouden krijgen, tot zij (in de praktijk : de Vlamingen) aan het leger gewoon waren geraakt. Tegelijkertijd dienden in elke eenheid 30 Franstalige vrijwilligers te worden gezocht, aan wie elementair Nederlands zou worden geleerd om aldus de Fransonkundige Vlamingen te begeleiden. Langs Vlaamse zijde werd die maatregel als “boerenbedrog” afgewimpeld. Het waren volgens hen niet de Franstalige dienstplichtigen die Nederlands dienden te leren. Pontus hoopte met deze maatregel het dogma van “het leger is het cement van de natie” te versterken, om zodoende een splitsing in eentalige eenheden af te wimpelen. Maar ook langs Franstalige zijde was er wrevel. Zo schreef de Brusselse liberale La Gazette op 22 augustus 1885 dat het wel nuttig was beide talen te leren, maar dat men ook niet moest overdrijven. In 1887 kwam de kwestie terug in het Parlement bij de bespreking van de wet rond de organisatie van de Militaire School, die op 03 mei 1888 in de Senaat zou worden gestemd. De passies laaiden hoog op rond de discussie in hoeverre toekomstige officieren Nederlands moesten kennen. Een uitbarsting van de Antwerpse flamingant Core-
mans, die uitriep dat de Vlaamse beweging in plaats van een ontbindend element, het beste en sterkste deel van de staat uitmaakte, had tot gevolg dat de Waalse linkerzijde in woede de Kamer verliet. De Luikse liberaal Hanssens, die in een amendement gevraagd had de overgangsperiode met twee jaar te verlengen en de taalkennis slechts te beperken tot een mondelinge ondervraging over dienstzaken, diende in Luik ontslag te nemen als schepen van onderwijs . De tijdsgenoot Paul Fredericq schreef achteraf dat het gerucht liep dat Frère-Orban bij koning Leopold II de nood van de “verdrukte Walen” was gaan klagen en dat enige pressie vanwege het Hof in de Senaatsdebatten merkbaar werd . De mentaliteit in het leger veranderde amper. De overgrote meerderheid van de officieren bleef beweren dat alles opperbest verliep in het voordeel én van de rekruut én van het leger. Maar ook voor een aantal vooraanstaande Vlaamsgezinden diende men niet verder te gaan. De liberale burgemeester van Antwerpen, Jan van Rijswijck, schreef op 01 juni 1898 vertrouwelijk aan een vriend dat hij zich neerlegde bij het Frans als beveltaal omdat er anders Vlaamse en Waalse eenheden zouden ontstaan, hetgeen schadelijk was voor de eenheid van het land. Nochtans bleven een aantal Vlaamse verenigingen, zoals het Vlaams Verbond ijveren voor een verandering en in november 1908 drukte Pieter Daens in de Kamer tegenover minister van Oorlog, generaal Cousebant d’Alkemade, uit wat vele Vlaamsgezinden dachten: “Denkt de Minister niet dat overal aan de Vlaamse jongens in ‘t Vlaams zou moeten worden gesproken ? Zo niet, dat de scheiding des legers in Frans leger en Vlaams leger zal nodig zijn” Bij het groeiende oorlogsgevaar werd in 1909 de persoonlijke dienstplicht ingevoerd voor één zoon per gezin en in 1913 ook voor de andere zonen. Niet alleen was de overheidsmaatregel onpopulair, hij bracht meteen veel meer Vlaamse jongens in contact met de ergerlijke taaltoestanden. Het lag in de lijn der verwachtingen dat de Vlaamse beweging hiervan gebruik zou maken om haar taaleisen inzake het leger opnieuw op tafel zou leggen. Dit leidde naar de gebrekkige taalwet van 1913. Na lange discussies werden de officieren een kleine, elementaire kennis opgelegd en werd een Nederlandstalige onderofficierenschool in het vooruitzicht gesteld. De andere Vlaamse eisen werden afgewezen, met als argument de eenheid van het land en het leger. Ondanks de vage beloften die minister van Oorlog de Broqueville aan Van Cauwelaert had gedaan, verwierp hij de Vlaamse eisen om tot eentalige eenheden te komen resoluut. “Je m’y oppose de toutes mes forces et j’ai même été jusqu’à dire que ce serait un crime contre l’unité nationale que de faire pareille chose”. Ogenschijnlijk bleef men met lege handen zitten. Er bestond nu eindelijk een wet, weliswaar zeer onvolkomen en veel te ontoereikend, maar zoals Basse het uitdrukte, sloeg deze wet “in de Fransgezinde vesting van het leger de eerste bres”. De Eerste Wereldoorlog bracht de taalproblematiek in een stroomversnelling en toonde tegelijkertijd het failliet aan van de door de legerleiding en de overheid gevoerde politiek van tweetaligheid (in één richting). Meer en meer bleek dat de “eenheid van het leger en derhalve de eenheid van het land” een alibi was voor het behoud van verworven privilegies. De legerleiding maakte van het oorlogsgebeuren dankbaar gebruik om de taaltoestanden te laten aanmodderen en om zelfs geen begin te maken met de uitvoering van de taalwet van 1913. Eens het front zich had gestabiliseerd ontplofte de taalbom met volle kracht. De Eerste Wereldoorlog Bij het uitbreken was er nochtans een groot gevoel van enthousiasme en vaderlandslievendheid bij de Vlaamsgezinden. De oproep van Koning Albert “Vlamingen gedenk de slag der Gulden sporen” was niet in dovemansoren gevallen. August Borms schreef tijdens die eerste oorlogsdagen: “Vlamingen, doet U gelden op het slagveld, zodat onze regeerders na de oorlog moeten bekennen: het Vlaamse volk is nog steeds een heldenras !”. Een jaar later waren er gans andere geluiden te horen. Cyriel Verschaeve schreef in zijn dagboek : “Wat gewordt er van België, was rond 03 augustus 1914 mijn eerste kommer, nu is ‘t een andere: wat gewordt er van Vlaanderen”. Het aanvankelijke optimisme van oorlogsvrijwilliger Jeroom Leuridan was reeds ver zoek
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 1 Pagina 8
toen hij in 1916 schreef : “ Het is grievend te zien hoe ons Vlaamse volk wordt verongelijkt ”... en frontdokter De Cuyper schreef rond dezelfde tijd in zijn dagboek : “Le gouvernement ne tient aucun compte des Flamands, qui sont majorité à l’armée; et l’ anti-flamingantisme devient de plus en plus fort” . Alhoewel de legerleiding aanvankelijk wat Vlaamse soldaten tot onderofficier bevorderde, maar in totaal was er in verhouding tot het aantal Vlaamse soldaten in de vuurlinie nog een tekort van 21%, deed zij verder niet veel. De klachten van Vlaamse soldaten, van de Vlaamsgezinde ministers Van de Vyvere, Poullet en Helleputte, evenals die van Van Cauwelaert en Van de Perre, bleven onbeantwoord. Tussenkomsten bij de koning leverden alleen mooie woorden op. Wel antwoordde de koning onrechtstreeks. Door twee vertrouwensmannen in 1917 op cruciale posten te laten benoemen, generaal Rucquoy als stafchef en generaal De Ceuninck als minister van Oorlog, lag de feitelijke macht in het leger nu in zijn handen. Rucquoy liet onmiddellijk alle studentenverenigingen afschaffen. De Vlaamsgezinden, die elkaar daar ontmoeten, waren bijgevolg verplicht dat clandestien te doen zodat de geheime Frontbeweging ontstond. Wanneer zij protesteerden in hun “Open Brief aan Koning Albert I”, volgden een reeks straffen. De Ceuninck ontketende een ware inquisitie - dixit Ernest Claes - en vele Vlaamsgezinden werden “overgeplaatst” naar strafkampen. Wanneer de minister dan toch een inspanning leek te doen door de nieuwe benoemde hulponderluitenanten te verplichten een taalexamen af te leggen, werd hij door de koning teruggefloten. Pas in 1918 drong bij de overheid het besef door dat er een ernstig taalprobleem was. Op de ministerraden van 01 februari en 20 maart werden de Vlaamse kwestie eindelijk behandeld. Maar ook nu werden eentalige eenheden afgewezen. Naast de gekende argumenten (eenheid van commando, eenheid van leger, enz.) kwam er nu een nieuw argument naar boven. Door deze maatregel zou men de activisten en de Duitse politiek steunen. Tegelijkertijd werd door de koning en door De Ceuninck geargumenteerd dat deze ingreep het officierenkorps zou irriteren en dat moest absoluut worden vermeden . Helleputte noteerde dat volgens de vorst die hervorming zou “faire éclater parmi les 5.000 officiers un mécontentement dont je prends pas la responsabilité ... Le corps d’officiers fait une armée. S’il faisait opposition il pourrait renverser la Monarchie”. De starre houding van legerleiding, regering én koning leidde er toe dat de niet-activistische Vlamingen met lege handen stonden en aan de Fronters niets konden bieden. Hierdoor ontstond er niet alleen een kloof tussen de Vlaamsgezinden en de Belgische staat, maar ook tussen de flaminganten onderling. Beide kloven bleken niet meer te dichten en bleven groeien. Zo werd de frontbeweging meer en meer genoyauteerd (geïnfiltreerd) door ex-activisten, die erin slaagden hun programma te doen primeren. De gevolgen hiervan zijn heden ten dage nog steeds te voelen. De naoorlogse Belgicistische revival Na de oorlog kreeg in het ganse land, en dus ook in leger, het Belgische nationalisme opnieuw wind in de zeilen. De tijdens de oorlog aan de Vlamingen gemaakte vage beloften, om aan de taaltoestanden iets te veranderen, leken opnieuw te zijn vergeten. Zowel de troonrede van Koning Albert in de Kamer op 22 november 1918, als de regeringsverklaring van 28 november, bleven zeer vaag. Ook bleef het een open vraag wat met “gelijkheid tussen Vlamingen en Walen” werd bedoeld. Voor de Vlaamsgezinden was het duidelijk : gelijkheid tussen Vlaanderen en Wallonië betekende eentaligheid in beide landstreken. De kreet “In Vlaanderen Vlaams” zou langzaam veranderen in “Vlaanderen Vlaams”. De francofone kringen (en ook de koning) zagen het wel even anders. Gelijkheid tussen Frans- en Nederlandstaligen in Vlaanderen. Dit impliceerde de suprematie van het Frans in België. Daarenboven had de oorlog de Franstaligen, zeker wat de legereisen betrof, nieuwe argumenten bezorgd. De Vlamingen waren niet te vertrouwen, cfr. het activisme en de Frontbeweging. De geschriften van een rabiaat anti-Vlaamsgezinde als Wullus-Rudiger zouden nog meer olie op het vuur gooien. Maar ook in het Vlaamsgezinde kamp bestond nog steeds geen eensgezindheid over de eentalige eenheden. Bij sommigen leefde de idee dat het splitsen van het leger in eentalige eenheden, de splitsing van België tot gevolg kon hebben. Frans Van Cauwelaert zou het ervaren wanneer hij trachtte het
Vlaamse minimumprogramma te doen aanvaarden. De bisschop van Luik-Limburg, Mgr. Rutten had begin februari 1919 zijn enthousiaste steun gegeven aan de oprichting van een Katholieke Vlaamse Bond in Limburg. Hij liet zich daarbij scherp uit over diegenen die in Vlaanderen “het Vlaams onderdrukten”. Hij aanvaardde het Vlaamse minimumprogramma, maar maakte wel voorbehoud voor de legerbepaling. De splitsing in eentalige eenheden mocht slechts dan worden nagestreefd, indien alle andere middelen om de Vlamingen in het leger gelijke rechten te geven waren uitgeput. Dit voorbehoud bleef een tijdlang een argument in handen van diegenen die alle veranderingen afwezen. Nochtans kwam Mgr. Rutten enkele maanden later terug op dat voorbehoud. De Vlamingen, betoogde hij, vragen alleen maar dat hun zonen zich in het leger thuis voelen en officieren vinden die hen verstaan en begrijpen en niet als minderwaardigen beschouwen, al moeten er, zoals dat in Zwitserland het geval is, afzonderlijke eenheden worden gevormd. Ik vraag mij af welk dreigend of revolutionair karakter die eis kan hebben. Het verwondert mij, preciezer gezegd het wekt mijn verontwaardiging op, dat er na zoveel jaren van “vertogen” en klachten der Vlamingen, nog zo weinig is gedaan om hen een rechtmatige voldoening te schenken. Feller Vlaamsgezind verzet tegen het Vlaamse minimumprogramma, omwille van de legerbepaling, kwam er van August Vermeylen. Hij schreef op 19 juni 1919 aan Van Cauwelaert dat de taaltoestand in het leger onhoudbaar was, maar hij kon de eis naar eentalige eenheden niet onderschrijven want “dan gaan we in korten tijd willens of niet ... regelrecht naar het naast elkaar bestaan van een Vlaams en Waals leger en niets ware beter geschikt om het beeld van een werkelijke scheuring van België in twee nationaliteiten aan alle geesten op te dringen. In dat opzicht schijnt me de splitsing nog gevaarlijker dan op het gebied van bestuur”. De overheid bleef werken in de richting van taalexamens en niet van gescheiden eenheden. In 1922 legde minister van Landsverdediging Devèze zijn ambitieuze plan ter hervorming van de landsverdediging aan het parlement voor. Wat de taaltoestanden betrof, herkauwde hij de wet van 1913, met een versterking van de taalexamens. Daarnaast aanvaardde hij wel een vorm van gewestelijke rekrutering. Dit was door de Vlaamsgezinden gepropageerd als alternatief voor de eentalige eenheden. Het zou een tussenoplossing moeten worden. Indien de dienstplichtigen uit eenzelfde streek in hun omgeving werden gekazerneerd en indien werd aanvaard dat de streektaal ook de opleidingstaal zou worden, dan kwamen er logischerwijze eentalige eenheden. Devèze had dit echter gecounterd door te bepalen dat alle eenheden gemengd Vlaams-Waals moesten blijven. Dat eentalige eenheden echter geen bezwaar vormden voor de efficiëntie had stafchef Maglinse reeds betoogd. Het enige probleem voor hem was dat men moest overgaan tot het vormen van grote taaleenheden, zelfs divisies, wat hij vanuit het politieke standpunt van de nationale eenheid veel te gevaarlijk vond . Devèze die uitdrukkelijk gemengde eenheden bleef eisen, kreeg luid applaus in militaire kringen. Forthomme, zijn opvolger in 1923, werd integendeel door diezelfde kringen uitgespuwd. Hij had een experiment aangedurfd door in de 4e Legerdivisie vanaf 01 januari 1924 de Vlaamse en Franstalige soldaten te scheiden. Dit experiment mislukte. Door gebrek aan voorbereiding ging het al evenzeer aan de echte Vlaamse eisen voorbij. Het werd later in ieder geval steeds opnieuw te berde gebracht om aan te tonen dat het met eentalige groepen al evenmin wilde lukken. Dat was vermoedelijk ook een van de redenen waarom het experiment toch was doorgegaan. Op 21 december 1923 schreef Eerste Minister Theunis aan koning Albert dat hij in een onderhoud met Forthomme had gesproken over “l’opinion nette et définitive du Roi sur la question des compagnies flamandes. Je lui ai dit que dans l’esprit de Votre Majesté cette concession serait le germe de la division de l’armée d’abord et du pays ensuite” . De opstelling van de Waalse beweging Het probleem van de samenhang van het leger, van gewestelijke rekrutering en van eentalige eenheden verscheurde ook de wallingantische beweging. De Assemblée Wallonne, na de benoeming van Destrée tot minister, voer een sterkere unitaristische koers, met de bedoeling de Franstalige minderheden in Vlaanderen te beschermen. Het legerprobleem entte zich evenwel als een splijtzwam op deze politieke koers.
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 1 Pagina 9
Enerzijds weigerde de Assemblée eentalige eenheden te aanvaarden, anderzijds verafschuwde ze de taalexamens als de pest. De Assemblée bleef in feite maar één zaak propageren : tweetaligheid in één richting. Rond de Luikse liberaal Emile Jennissen vormde zich een sterke scheurgroep, die zichzelf de naam Ligue d’Action Wallonne meegaf. Deze liga gaf stilaan de Franstalige minderheden in Vlaanderen op om de integriteit van Wallonië te vrijwaren. Om van de taalexamens af te geraken was er maar één oplossing: het aanvaarden van de eentalige eenheden De taalwetten van 1928 en 1938 In de eerste vijf jaar na de wapenstilstand van 1918 namen unitaristen, overheid, Vlaamsgezinden en wallinganten standpunten in die de komende 20 jaar amper zouden veranderen. Dat bleek al snel bij de bespreking van wat in 1928 de wet op het taalgebruik in het leger zou worden. Van Belgicistische kant werd opnieuw geargumenteerd dat alleen taalexamens iets konden veranderen en dat eentalige eenheden de ondergang van leger en land zouden meebrengen. De taalexamens waren ook een doorn in het oog van de Ligue d’Action Wallonne, die Wallonië opriep “à la défense commune, à l’heure la plus grave de son existence, et réserve tous ses droits au cas où le pacte de 1830 serait à nouveau violé”. Zoals de Vlaamsgezinden vroegen zij eentalige eenheden om Wallonië van de verplichte tweetaligheid te verlossen. Aan Vlaamsgezinde zijde ging men verder en eiste men de afschaffing van de verplichting voor officieren om onder elkaar Frans te spreken. Eerste Minister Jaspar beangstigde dit voorstel in dergelijke mate, dat hij de tussenkomst van koning Albert vroeg : “Il importerait d’obtenir de Poullet, Van Cauwelaert (surtout) et Van de Vyvere qu’ils renoncent expressément à soulever au Parlement la question de l’emploi des langues dans les rapports internes à l’armée entre les autorités militaires. C’est ici que l’autorité du Roi devrait agir vis-à-vis d’eux”. Na lange, uitzichtloze en nutteloze debatten in de Kamer kwam de taalwet van 7 november 1928 er toch. Alhoewel de wet ontoereikend was en zwalpte tussen tweetaligheid en eentaligheid, werden de eentalige compagnies (die tot bataljons samengesmolten konden worden) toch aanvaard. Daarenboven moesten de bevelen, tijdens de volledige opleiding, in de taal van de soldaat worden gegeven. Hierdoor werd het principe van eenheid van bevel aan het wankelen gebracht. In de loop van de volgende jaren werd stilaan duidelijk dat het systeem van gemengde eenheden niet vol te houden was. De taalkeuze van de dienstplichtigen toonde jaarlijks meer en meer aan dat er geen reden meer was om in Vlaanderen gemengde eenheden in stand te houden. Nog geen 8% had in 1930 voor het Frans gekozen en dat getal daalde steeds meer en meer. Over het ganse land kozen gemiddeld een kleine 23.000 militairen voor het Nederlands en een 17.000 voor het Frans. De taalwet voor het leger, van 30 juli 1938, voorzag eindelijk in grote eentalige eenheden en splitste tevens het militaire onderwijs. Belangrijk voor de toekomst was het invoeren van het principe dat elke afdeling van de Militaire School slechts zoveel kandidaten mocht toelaten als voor de eentalige en gemengde eenheden nodig
was. Van Cauwelaert had voldoende geargumenteerd dat wanneer het leger zijn argwaan tegenover de Vlamingen liet varen, hun antimilitarisme zou tanen en zij voor een officiersopleiding zouden kiezen. De wet kwam er pas na een lange lijdensweg (het ontwerp was al in december 1936 neergelegd !) . Epiloog Zoals tijdens de Eerste Wereldoorlog, werd ook gedurende de Tweede gebruik gemaakt van de omstandigheden om de taalwetten met mondjesmaat toe te passen. Begin 1940 schreef de Amerikaanse Militaire Attaché dat de Generale Staf de problemen rond de taalkwestie overwon “by tactfully and discreetly ignoring certain provisions of law” . Tijdens de oorlog wees minister A. de Vleeschauwer er in Londen bij zijn collega Gutt herhaaldelijk op dat Vlaamse kandidaten voor de officiersschool te gemakkelijk afgewezen werden en Nederlandsonkundigen werden aangeduid . Kort na de bevrijding, op 08 december 1944, ging Gaston Eyskens bij de liberale minister van Landsverdediging, Fernand Demets, aandringen op de aanwerving van Vlaamse officieren en protesteren tegen grove overtredingen van de taalwet. Demets deed de zaak af als onbelangrijk: “Het maakte volgens hem geen verschil uit in welke taal een soldaat werd bevolen. Het was voldoende, zei hij, dat bij de bevelvoering keelgeluiden werden uitgestoten !” . Na de Tweede Wereldoorlog werden, zoals in 1918, de Vlaamse collaboratie en in het bijzonder de activiteit van de Luitenant De Windekring gebruikt om opnieuw de onbetrouwbaarheid van de Vlamingen te bewijzen. In 1948 publiceerde de 75e Promotie Artillerie-Genie de brochure “Rouge et Pampousante. Histoire de la 75me Promotion Artillerie-Génie”. De teneur was duidelijk : de oorlog plaatste opnieuw de “collusion germano-flamingante au grand jour”. Eentalige eenheden hadden het leger vernietigd en toch bleven ze bestaan. Zo het leger en bijgevolg de Belgische natie wilden overleven, moest het Frans terug in ere hersteld worden, want deze taal “est la langue DIRECTRICE de la Nation ... le commandement de notre armée étant organe directeur au premier chef, le français doit être la langue du commandement. Donc des officiers, donc de l’Ecole Militaire”. Zo ver kwam het echter niet meer. Zoals Van Cauwelaert in 19361938 had voorspeld, kwamen meer en meer Vlamingen naar de Militaire School, zodat het vereiste quotum niet alleen bereikt maar ook overschreden werd. Toch heeft het leger haar gepretendeerde rol van ‘smeltkroes’ niet vervuld. Kon men in de 19e eeuw nog spreken van onbegrip tegenover de Vlaamse eisen, dan was er na de Eerste Wereldoorlog veeleer onwil mee gemoeid. Te lang heeft de overheid het “bilinguisme à sens unique” door allerlei kunstgrepen en vertragingsmanoeuvres in stand gehouden, niet zozeer ten dienste van de eenheid van het leger of het land, maar om verworven posities en privilegies te vrijwaren.
Met de Verbroedering naar Berwang (September 2013)
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 1 Pagina 10
OPERATIE MALI DOOR BATALJON BEVRIJDING/5LINIE bijkomende sectie toegevoegd. Begin september waren we uiteindelijk klaar voor onze CERTEX (certificatie-oefening), die plaatsvond te Elsenborn. Eénmaal dit afgerond waren we allemaal klaar bevonden voor het vertrek naar het tropische Afrika. Na een vlucht van 6 uur kwamen we aan in de luchthaven van Bamako, hoofdstad van Mali. De eerste voet op Malinees grondgebied was er meteen één om nooit meer te vergeten. Het temperatuurverschil was enorm, de drukkende hitte was overal en in de schaduw was het bijna even warm als in de zon. Ons allereerste “thing to do” was onze klok 2 uur terugdraaien. Eenmaal op de bus en na een lange, warme busrit van 2,5 uur op de lokale bus zonder airco en met “oorverdovende” plaatselijke muziek kwamen we na een toch wel helse rit aan in KTC (Koulikoro Training Center), ons kamp. Onderweg hebben velen hun ogen goed open getrokken over de levenswijze en armoede in Mali. Een grote cultuurshock, zeg maar. Bezoek van de Minister van Defensie Dhr Decrem Na de tussenkomst van Frankrijk in het onrustige Mali besliste de Europese Unie om midden maart de missie “EUTM Mali (European Union Training Mission Mali) op te starten. Deze heeft als doel de efficiëntie van het Malinees leger te verhogen. Hiervoor worden Europese trainers ingezet die op hun beurt door Belgische militairen beschermd worden. Het Bataljon Bevrijding-5e Linie werd aangeduid om als eerste deze beveiligingsopdracht op zich te nemen.
Na twee lange dagen van acclimatiseren en installatie in de slaapblok waar we met een dikke 100 man samenliggen, waaronder twee Spaanse pelotons, kon onze opdracht werkelijk van start gaan. Het takenpakket bestond uit vier verschillende taken, namelijk wacht aan het kamp, QRF (Quick Reaction Force), escorte van de EUTM trainers en escorte naar Bamako. Twee van deze taken namen de Belgen steeds voor hun rekening, de twee andere taken werden door de Spanjaarden vervuld. Aan het einde van iedere week werd er doorgeschoven naar de volgende taak.
Onderstaand artikel geeft het relaas weer van 1Sdt Kevin CleeneDe eerste dagen verliepen nog wat stroef, maar nadien wist iedereen werck, soldaat van de Direct Fire (DF) Compagnie van Bvr/5 Li. hoe het leven reilde en zeilde in Koulikoro. Onze eerste opdracht was KOULIKORO – De voorbereiding op EUTM Mali startte totaal on- de wacht aan het kamp van Koulikoro. De week nadien waren we van verwacht tijdens de eerste week van februari gedurende het krokusver- QRF 5/15/30 minuten hetgeen a priori een rustige periode is. Die week lof. Hiervoor werden we teruggeroepen uit ons verlof waardoor meer- moesten we een tweetal keer uitrukken voor achteraf bekeken twee dere collega’s hun geplande vakantie moesten afzeggen. Een detache- onschuldige incidenten. ment van twee pelotons met een compagniestaf, samen 100 personen Tijdens de escorte van de EUTM trainers was het weer een drukke sterk, werd voor de opdracht klaargestoomd. De training bestond week. De trainers van verschillende Europese landen hadden beveilivoornamelijk uit onderricht IED, escortes en beveiliging van personeel ging nodig op de schietstand en het oefenterrein en dit was aan ons en materiaal. Gezien het vertrek reeds midden maart zou plaatsgrijpen, besteed. Zij moesten de Malinese soldaten opleiden en bijschaven in was het programma zeer goed gevuld. Naast de training werd zeer veel zowel schiettechnieken als tactiek. tijd besteed aan de materiele en medische voorbereiding van de zending. De week escorte Bamako was weer een week van afwisseling. Zo voerden we die week in verschillende steden opdrachten uit, zoals in De beslissing voor de inzet bleef echter op zich wachten. Hierdoor Koulikoro de Heli Landing Sites verkennen, sociale patrouilles in kregen we extra tijd om onze procédés verder te verfijnen, daarnaast Tientienbougou, naar het hotel in Bamako en in Kati en gaan vuren werden enkele aanpassingen aan het detachement doorgevoerd. Initimet de zware wapens en de ROSS (boordwapen van de MPPV). Eens eel was de opdracht gepland met twee pelotons AIV (één peloton fuseeind oktober zijn we opnieuw aan de wacht begonnen en kon de hele liers en één peloton DF30) voor een duur van 5 maanden. Later werd rotatie opnieuw beginnen. beslist om de periode op te delen in twee blokken van 2 ½ maanden, met telkens een peloton Fuseliers op MPPV. Hierdoor moest ons pelo- Wat na één maand al sterk opviel aan het volk in Mali, is dat ze alleton aangevuld worden met bijkomend personeel van het peloton scout. maal heel vriendelijk zijn naar de militairen toe. Altijd zwaaien, hanUiteindelijk werd vlak voor het vertrek van het eerste peloton nog een den schudden en socializen in het Frans weliswaar. Hier en daar leer-
Groepsfoto FP, EUTM Trainers en Malinese militairen
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 1 Pagina 11 van dienst. De trainers hadden hen nodig om de Malinezen te helpen opleiden in TCCC. De week QRF verliep rustig. Na hier en daar wat activatieoefeningen van de QRF 5min en het beveiligen van de Heli Landing Zone op het paradeplein voor een MedEvac helicopter, zat ook deze week erop. Het beveiligen van de trainers was deze week een drukke week. De Malinese soldaten in opleiding begonnen aan hun laatste week voordat hun examenweken begonnen. Hun laatste voorbereiding bestond vooral uit zeroteren, schiettechnieken, MOUT… Dit zorgde voor soms wel grappige taferelen en hier en daar wat blikschade. Zaterdag 16 november hielden we onze korpsmaaltijd, dewelke een goede gelegenheid tot ontspanning gaf.
Eens de laatste voorbereidingen erop zaten, konden de Malinezen aan hun evaluatie-oefeningen beginnen. Onze escorte Bamako werd hiervoor omgezet in het beveiligen van de trainers omdat bijna iedereen Malinese vervoersmethode op het terrein en de schietstand zat. Op het einde van de week gingen we naar het lokale voetbalstadion Mamadou Diarra. Hier speelden we den we van de lokale bevolking en van de Malinese militairen een met een ‘internationaal’ voetbalteam, bestaande uit Belgen, Spanjaarmondje Bambara, de officiële taal in Mali naast het Frans. Het is zeker den, Duitsers en Franse militairen, tegen lokale teams uit Koulikoro. een grote ervaring om deze opdracht in Mali mee te maken. Op naar We werden wel laatste, maar het was een grote ervaring zowel voor de volgende. ons als voor de lokale bevolking. 27 november 2013 Deze week zijn we opnieuw met de wacht gestart en resteren er ons KOULIKORO – In de maand november begon ons rotatiesysteem nog een drietal weken bestaand uit wacht – QRF – wacht. Aansluitend weer van begin af aan. Dat wil zeggen dat we weer aan de wacht kon- starten we met het inpakken en binnenbrengen van materiaal. Dan den beginnen. Zo schoven we weer door van wachtpost P1 en P2 naar wordt het pas aftellen naar onze vertrekdatum die voorzien is op 19 P3 om dan naar OP Tango te gaan. Die week waren onze aidmen ook december.
Bezoek aan een lokale school
Patrouille op Tango
Verkenning van Heli lLanding Site
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 1 Pagina 12
KONING ALBERT I EN DE TAALPROBLEMEN AAN HET IJZERFRONT ingezonden door Wilfried Heyvaert Wanneer Albert I in 1909 de troon besteeg waren de verwachtingen van de Vlaamse Beweging hooggespannen. Hij was de eerste koning die de grondwettelijke eed aflegde in beide landstalen. Bij zijn bezoeken in Vlaanderen sprak hij Nederlands! Hij was voorstander van de Franse eentaligheid in Wallonië en de recent verworven tweetaligheid in Vlaanderen. Zijn hoofddoel was rust en eenheid van het land. Met de inval van het Duitse leger op 04 augustus sloeg plots een golf van nationalisme over België. De koning nam persoonlijk het opperbevel van het leger over (krachtens de grondwet). Vlaamse studenten, intellectuelen, ongeletterde boerenzonen en arbeidersjongens, allen trokken zij enthousiast als dienstplichtige of vrijwilliger naar het front. Hun geestdrift bekoelde echter vrij snel. Het Belgische leger was een weerspiegeling van de burgermaatschappij. Het officierenkorps was Franstalig en alle bevelen en mededelingen werden in die taal gegeven, of de soldaten dat nu begrepen of niet. Wie tegenpruttelde, zich verzette, actie voerde om zijn recht te bekomen werd uitgescholden voor tweedrachtzaaier, imbeciel, lafaard, boche of verrader en liep het risico te worden gestraft of een gevaarlijke missie te krijgen. Midden 1915 verschenen de eerste krantjes die contact legden tussen soldaten van verschillende regimenten, die uit eenzelfde stad of streek afkomstig waren. Uiteraard waren er sociale tegenstellingen tussen arbeiders en intellectuelen. Hoewel veel universitairen uit een burgerlijk milieu kwamen en zowel thuis als tijdens hun studie het Frans als voertaal hadden gebruikt, waren ze aan het IJzerfront bereid hun analfabete krijgsmakkers het lezen en het schrijven bij te brengen. De “Vriendenkringen” evolueerden tot “Studiekringen”. Zolang het om louter sociaal dienstbetoon ging, verleende de militaire overheid medewerking. Discussies over politiek hete hangijzers, zoals de taalproblematiek, waren uit den boze. Maar het gebeurde natuurlijk wel. Begin 1917 besloot de nieuwe stafchef Louis Ruquoy de Studiekringen te verbieden. Het resultaat was het ontstaan van een georganiseerde illegale Frontbeweging, die in alle eenheden infiltreerde en uitgroeide tot een politieke actiegroep. Hun programma was verregaand. Naast Waalse en Vlaamse regimenten en een eentalig Vlaanderen, eisten zij dat zelfbestuur een centrale plaats innam. Toen de oorlog begon, had koning Albert de Vlamingen naar de Guldensporenslag verwezen. Vandaar dat de meeste soldaten dachten dat de koning niet op de hoogte was van hun ellendige behandeling en dat hij door zijn Franstalige officierenkorps een onjuist beeld kreeg opgehangen. Om de vorst in te lichten, werd op 11 juli 1917 de eerste van zeven ”Open brieven” gepubliceerd. De brief was in De Panne opgesteld en in de woning van schoolhoofd Selschotter in Alveringem werden 1000 exemplaren gestencild. Open brief aan den koning van België Albert 1. Sire,
gelijk zijn voor de wet, geen ijdel woord bleef ……….. Deze wanhoopskreet van gewone soldaten sloeg in als een bom. In hun officieren, in de pers en in de regering hadden de soldaten geen vertrouwen meer. De boodschap van de open brief was duidelijk. Hier ons bloed! Wanneer ons recht? De koning stak geen vinger uit. Hij spoorde de Franstalige officieren aan Nederlands te leren, maar van afzonderlijke Vlaamse of Waalse eenheden wilde hij niets weten. Diplomaat als hij was, slaagde hij erin zich buiten de controverse te houden. Hij was bij zijn soldaten gebleven en dat werd hem ten goede gerekend. Verdachtmakingen, beledigingen en vernederingen waren schering en inslag. De Veiligheidsdienst begon een klopjacht op zowel de auteurs als de verspreiders en de lezers van de brief. De taalstrijd binnen het leger werd afgeschilderd als “heulen met de vijand”. De regering en de legeroverheid waren beducht voor de invloed van de activisten die met behulp van de bezetter de universiteit van Gent hadden vernederlandst. Op 21 maart 1917 ondertekende de Duitse gouverneur-generaal von Bissing het besluit dat België in twee taalgebieden opdeelde, waarbij Brussel bij Vlaanderen werd gevoegd en Namen de hoofdstad van Wallonië werd. Daardoor beschouwden vele Franstaligen elke bewuste Vlaming als een “boche”. Vooral geestelijken die in het leger als brancardier of aalmoezenier werkten, waren het mikpunt van de Militaire Veiligheidsdienst. ( . .) Wee hen die durven Vlaamsch voelen en het toonen, wee de aalmoezeniers, brankardiers en studenten die met hun volk medelijden hebben, ze helpen en steunen en raad geven; ze zijn oproermakers in het leger ( . .) Wee hen die niet ontwikkelden meehelpen hun recht te vragen; ze zijn ruziemakers, ze zijn verdacht en bewaakt, hun briefwisseling nagekeken, huiszoekingen gedaan, zelfs hun brieven gestolen wijl ze op het slagveld gekwetst liggen; ze zijn betaald door de Duitschers om tweedracht te zaaien in het leger! Sommigen werden naar Franse strafkampen in Fresnes en Auvours bij Le Mans gestuurd. Heel wat Vlaamse soldaten kregen buitensporige straffen voor onbenullige zaken zoals een officier in het Vlaams aanspreken. Wegens deze repressie namen sommige soldaten hun toevlucht tot een guerrillatactiek van korte manifestaties op verschillende plaatsen. Haastig enkele slogans kalken of Vlaamse leuzen aanplakken en dan vliegensvlug weer verdwijnen vooraleer de Veiligheidsdienst kon reageren. Toen na verloop van tijd Albert nog steeds niet publiekelijk op de Open brief had gereageerd, werden pamfletten verspreid waarin er voor het eerst kritiek op zijn persoon werd geleverd. In december 1917 vroor het heel hard en het leger had met een opvallend groot aantal deserteurs af te rekenen. Het vooruitzicht van een vierde winter in die eindeloos durende oorlog, de penibele levensomstandigheden van hun familieleden in bezet België, het mislukken van Britse en Franse offensieven en de Russische Revolutie hadden een grote weerslag op de soldaten. De legerleiding reageerde met zware straffen tegen deserteurs. De gevoerde processen waren meestal een aanfluiting van de rechtspraak. Sommige beklaagden kregen ofwel geen ofwel een volledig Nederlandstalig onkundige advocaat. De doodstraf werd weliswaar zelden uitgesproken. Tijdens de ganse oorlog werden achttien militairen geëxecuteerd. Omdat de Franse, de Britse en ook de Duitse legerleidingen van deze penibele toestanden op de hoogte waren, hielden de kabinetsraad en de koning op 01 februari 1918 in Houtem, bij Veurne, een vergadering. Koning Albert wou de geallieerden geruststellen en daartoe moest de regering zorgen dat de Vlaamse agitatie ophield. Alle problemen werden er op initiatief van minister de Broqueville besproken. Het overleg haalde niets uit en in de volgende maanden had het leger opnieuw af te rekenen met desertie van vele tientallen teleurgestelde Vlamingen.
Vol vertrouwen in U die, bij het ingaan van den wereldoorlog, de Vlamingen aan het Guldensporenfeest herinnerde, komen wij tot U, wij, de Vlaamsche soldaten, het Vlaamsche leger, het leger dus van den Yzer, om U te zeggen wat wij lijden, waarom wij lijden, om U te zeggen dat we ons bloed voor ons land veil houden doch dat het niet mag dienen om de boeien van ons volk nauwer toe te halen maar om het vrij te laten ademen, vrij te laten leven. We hebben geen vertrouwen in onze oversten die ons meer dan ooit tegengaan. De pers, die ons gedurig bekampt, wordt gesteund. We wantrouwen de regering die door ons gestemd, misbruik makend van haar gezag ons 85 jaar lang heeft bedrogen. In U alleen, 0 Koning geloven we nog: op 5 Augustus 1914, wist gij de Vlamingen aan te spreken, lijk het behoorde, als wilde ge aantonen dat we terecht op U mogen rekenen, zoals op den aanvoerder van het Vlaamsche leger in 1302. Gij staat hier te velde om recht en eer te verdedigen en zult dit nooit bewust dulden dat uw eigen onderdanen door hun en uw machthebbenden in die eer en dat recht gekrenkt worden. Ook daarom komen we U ter gelegenheid van het Guldensporenfeest om ons recht vragen. Van af 1830, begon Uit WIKIDEPANNEBLOGT de lijdensgeschiedenis van het vlaamsche volk. Ons volk is verachterd, verongelijkt, diep vervallen. In België is voor de Walen alles, voor de Vlamingen niets. We wilden dat de grondwet die zegde dat alle Belgen
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 1 Pagina 13
Focus op
Generaal-Majoor b.d. Aimé Verhelst Oud-korpscommandant van het bataljon Bevrijding 1e Pantserinfanteriebrigade te Siegen. Aansluitend oefent hij gedurende twee jaar de functie uit van compagniecommandant bij het 1e Carabiniers Prins Boudewijn. Na zijn bevelvoering muteert hij in 1970 naar de Staf Landmacht te Brussel, waar hij de functie van adjunct in de sectie GS3-Organisatie bekleedt. In 1971 wordt hij aangeduid om gedurende 10 maanden de cursussen aan het Britse Staffcollege te Camberley (Surrey) te volgen. Aansluitend wordt hij van 1971 tot 1974 docent en professor in de instructiegroep Commando van de Krijgsschool. Tussen 1974 tot 1977 vervoegt hij opnieuw de Staf Landmacht en wordt er chef van het bureau materieel van de Directie van de Infanterie en tevens projectofficier voor het aanschaffen van het anti-tank wapensysteem Milan. Tijdens deze periode neemt hij ook deel aan de groep Bewapening van FINABEL. Van 1977 tot 1979 voert Luitenant-Kolonel SBH Verhelst het bevel over het bataljon Bevrijding. Na zijn bevelvoering wordt Kolonel SBH Verhelst gedurende twee jaar stafchef van de 1 e Divisie in Verviers. In 1981 wordt hij aangeduid voor een nieuwe commandofunctie, met name commandant van de 4e Pantserinfanteriebrigade te Soest. Van 1983 tot 1984 bekleedt hij de functie van kolonel-adjunct op de Inspectie van de Landmacht. In Oktober 1984 wordt hij aangeduid als stafchef ven de Binnenlandse Strijdkrachten in Tervuren. Kolonel SBH Verhelst wordt bevorderd tot generaal-majoor op 26 maart 1988 en wordt aangeduid voor de functie van OpperofficierAdjunct van de Opperbevelhebber van de Belgische Strijdkrachten in Duitsland en Commandant van het Eerste Belgische Legerkorps in Weiden (OBBSD). Op 01 oktober wordt hij overgeplaatst naar Rheindahlen waar hij Deputy Chief of Staff Support wordt in het hoofdkwartier van Legergroep Noord (NORTHAG). Op 30 september 1991 verlaat de generaal, na een boeiende militaire loopbaan, de actieve dienst. Als gepensioneerd officier richt hij, samen met enkele collega´s, in 1993 de Kring WEST-BRABANT van de Koninklijke Vereniging der Oprustgestelde Officieren op. Generaal-Majoor buiten dienst Verhelst is sedert april 1955 gehuwd met Odette, heeft een zoon, een dochter en 5 kleinkinderen. Hij woont nu in LIER . Aimé Verhelst wordt geboren te Oostende op 08 september 1932. Op 16 jarige leeftijd beslist hij om zijn kandidatuur te stellen voor onderofficier en neemt hij deel aan de toelatingsexamens voor kandidaatgegradueerden. Hij slaagt en wordt in september 1948 opgeroepen voor de SCG (School voor Kandidaat- Gegradueerden) van de infanterie in Visé. In september 1949 worden, ten gevolge van een reorganisatie, alle Nederlandstaligen gemuteerd naar een identieke school te Maaseik. In juli 1950 wordt hij sergeant en geselecteerd om de hogere cyclus in Maaseik en nadien in 1951 in Sint- Denijs-Westrem te volgen. In 1952 slaagt hij in de toelatingsproeven voor de 92ste Promotie Alle Wapens van de Koninklijke Militaire School. In december 1954 wordt hij officier. Onderluitenant Verhelst kiest opnieuw voor de infanterie en meer bepaald voor het 2e Linie bataljon. Na 6 maanden vorming tot pelotonscommandant in de Infanterieschool te Aarlen voegt hij zich bij zijn eenheid, het 2e Linie te Siegen in Duitsland . Het actieve militaire leven kan beginnen. In het bataljon wordt hij achtereenvolgens pelotonscommandant en inlichtingenofficier. Bij de ontbinding van de eenheid muteert hij naar het 1e Carabiniers Prins Boudewijn te Siegen, waar hij wordt belast met de rekrutenopleiding voor alle soldaten van het bataljon. Een delicate opdracht want de compagniecommandanten wilden deze opleiding niet zomaar uit de hand geven Van 1958 tot 1963 wordt hij onderrichter in de Koninklijke Militaire School. In 1963 neemt hij deel aan de toelatingsproeven tot de Krijgsschool, slaagt en behaalt samen met zijn studiegenoten het Stafbrevet in 1965. De latere staffuncties worden zowel in operationele staven als op niveau Staf Landmacht uitgeoefend. Van 1965 tot 1968 is hij achtereenvolgens adjunct S3 operaties en later inlichtingenofficier van de
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 1 Pagina 14
Verbroederingsdag 21 mei 2013
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 1 Pagina 15
Samenstelling van het Bestuur Voorzitter Wilfried Heyvaert Telefoon: 058.518408 E-mail:
[email protected]
Ondervoorzitter Julien Saenen Telefoon: 011.344817 E-mail:
[email protected]
Secretaris Bob Antheunis Telefoon: 011.551104 E-mail:
[email protected]
Penningmeester, webmaster, redactie Jos Van Erum Telefoon: 0479.800348 E-mail:
[email protected]
Feestcommissaris Herman Dillen Telefoon: 011.343931 E-mail:
[email protected]
Bestuurslid Sylvain Weuts Telefoon: 011.344756 E-mail:
[email protected]
Vaandeldrager Gaston Cannaerts Telefoon: 011.343107
Reservevaandeldrager Mon Zmyslony Telefoon: 011.401590 E-mail:
[email protected]
Lidgelden
Secretariaat
Jaarlijkse bijdrage: minimum 10 € Lidgeld voor het leven: 125 € Te storten op rekening BE69 7352 2330 3078
Bob Antheunis Klachtloopstraat 30 3920 Lommel
BIC KREDBEBB