Nieuwsbrief van d.d. 14-03-2011 Nummer: 04—2011
Hoge Raad geeft een andere uitleg bij Geld van uw BV wegzetten in Privé De directeur-grootaandeelhouder die met zijn BV een transactie aangaat die hem in privé ‘geheid’ een voordeel oplevert, bevindt zich in de fiscale gevarenzone. Als de BV zich bewust, willens en wetens, een voordeel laat ontgaan en dat aan de DGA toespeelt, is er sprake van een uitdeling van winst. Dat kost belastingheffing in de BV én bij de DGA. Maar als de BV bij de transactie met de DGA zakelijk handelt en zelf geen voordeel misloopt, en de DGA door die transactie in privé een voordeel behaalt, is dat voordeel bij hem niet belast. De Hoge Raad corrigeert met deze uitspraak Hof Den Haag; dat hof had het voordeel bij de DGA aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Dirk de Groot was directeur-grootaandeelhouder van pelsdierfokkerij BV X. Die BV beschikte over veel liquide middelen, veel meer dan zij nodig had voor de bedrijfsvoering. In 2003 leende De Groot ruim € 800.000 van zijn BV in rekening-courant, tegen een rente van 2,5%. Dat was de hoogst denkbare rentevergoeding die de BV bij de bank zou kunnen krijgen op maanddeposito's of op een zakelijke rendementsrekening. De Groot stalde het van de BV geleende bedrag op drie internetspaarrekeningen, en ontving daarop een rentevergoeding van gemiddeld 3,6%. Het rentevoordeel van 1,1% dat hij daarmee behaalde, was volgens De Groot belastingvrij. Hij rekende de internetspaarrekening én de schuld aan zijn BV tot zijn vermogen in box 3; bezitting en schuld vielen tegen elkaar weg en daardoor kwam de belastingheffing uit op nihil.
De inspecteur belastte het verschil van 1,1% als resultaat uit overige werkzaamheid. Hof Den Haag was het daar mee eens. Zie ook BelastingBelangen april 2010: Rentetruc DGA mislukt: voordeel belast als RUOW. De Hoge Raad besliste anders: van resultaat uit overige werkzaamheden is geen sprake. Het uitzetten van geld op een internetspaarrekening is normaal, actief vermogensbeheer, en niet meer dan dat. Dit is niet anders als de DGA het geld op die spaarrekeningen heeft ingeleend, bij derden, of bij een vennootschap waarover hij als DGA de zeggenschap heeft. Kennis van rentetarieven op spaarrekeningen en de verschillen daartussen voor BV’s en natuurlijke personen kan niet worden aangemerkt als een bijzondere vorm van kennis in de zin van de wettelijke bepalingen van resultaat uit overige werkzaamheid. De Hoge Raad stelde belanghebbende in het gelijk en vernietigde de uitspraak. Commentaar Ja eerst adviseerde wij u om overtollige middelen van uw BV weg te zetten in Privé tegen een hogere rente en het renteverschil in privé te incasseren. Bovenstaande wordt nu door de Hoge Raad goedgekeurd, echter naar aanleiding van de uitspraak Hof Den Haag hadden wij u deze constructie vooralsnog ontraden. Dus indien de rentevergoeding in privé weer hoger wordt dan in uw BV dan kunnen wij deze regeling weer gaan toepassen. De Hoge Raad vindt het – anders dan Hof Den Haag – geen probleem als de DGA zijn machtspositie in de BV gebruikt om daar in privé beter van te worden. Voorwaarde is wel dat de BV zich geen voordeel laat ontgaan, én dat de DGA binnen de grenzen van normaal, actief vermogensbeheer blijft. De Hoge Raad maakt er geen punt van dat de DGA door de liquiditeitspositie van zijn BV in staat is om ruim € 800.000 in te lenen, tegen een voor de BV zakelijk rente. Een particulier moet daar – als hij al een dergelijk bedrag kan inlenen - meestal een veel hogere rente voor betalen.
Bezwaar maken per fax tegen een besluit van het UWV? Doe het dan wel op de juiste wijze Het kan voorkomen dat u tegen een besluit van het UWV bezwaar wilt maken, maar dat de bezwaartermijn bijna afloopt. Een bezwaarschrift moet immers binnen 6 weken na de datum van het besluit door het UWV zijn ontvangen. Indiening van het bezwaarschrift per fax kan dan uitkomst bieden. De Centrale Raad van Beroep (LJN: BP3470) heeft geoordeeld dat het indienen van een bezwaarschrift per fax op zich is aan te merken als een toelaatbare wijze van verzending, maar dat de aan deze wijze van verzenden verbonden risico’s voor rekening van de verzender komen. Dit betekent dat als het UWV stelt dat het bezwaarschrift niet is ontvangen, de verzender aannemelijk moet maken dat het faxbericht is verzonden. Als de verzender dit aannemelijk heeft gemaakt, ligt het op de weg van het UWV om de ontvangst van het faxbericht op een geloofwaardige wijze te ontkennen.
In de genoemde zaak was een verzendjournaal getoond, waaruit bleek dat het faxbericht op de aangegeven datum naar het juiste faxnummer was gezonden. Dit werd bevestigd door de aanduiding ‘verzending OK’ in het verzendrapport. De Raad achtte dit toereikend. Vervolgens moest het UWV op geloofwaardige wijze de ontvangst ontkennen. Het UWV had geen faxjournaal en bewaarde ontvangen faxberichten niet langer dan 1 maand in elektronische vorm, waardoor het UWV bij nadien gerezen twijfel niet in staat was om een deugdelijke registratie van ontvangen faxberichten te overleggen. De Raad oordeelde dat deze laatste gebreken voor risico van het UWV dienden te komen, waardoor het UWV niet in de bewijsplicht van een geloofwaardige ontkenning van de ontvangst van het faxbericht was geslaagd. Het UWV diende het bezwaarschrift alsnog in behandeling te nemen.
Concurrentiebeding en verlengde arbeidsovereenkomst In een relatief korte tijd zijn enkele uitspraken verschenen, waarin de kantonrechter oordeelt dat een concurrentiebeding haar werking verliest op het moment dat de arbeidsovereenkomst stilzwijgend wordt verlengd. Eén daarvan is de uitspraak van de kantonrechter te Helmond (LJN: BO3195) in de zaak van een BV die met een werknemer een arbeidsovereenkomst had gesloten, waarin een concurrentiebeding was opgenomen. Na ommekomst van deze overeenkomst werd deze stilzwijgend verlengd. Daarbij was het concurrentiebeding niet opnieuw overeengekomen. De werknemer wil overstappen naar een concurrerend bedrijf en de werkgever wil dit tegenhouden. De werknemer vordert schorsing van het concurrentiebeding in kort geding, voor zover dat concurrentiebeding bestaat. De werknemer slaagt in zijn stelling dat er niet aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan en de kantonrechter geeft uitvoerig aan waarom dit concurrentiebeding opnieuw in de verlengde arbeidsovereenkomst had moeten worden opgenomen om zijn gelding niet te verliezen.
Door tandarts geplaatste brug herstelt een normale gebitsfunctie / ziektekostenaftrek plus chronischziekenforfait Uitspraak Hof Amsterdam - 09/00748 (BP5334) - [3-2-2011] De echtgenote van een belastingplichtige leed aan een aandoening van het gebit waardoor de onderhoektanden en ondersnijtanden los gingen zitten en uitvielen. Ze heeft in verband hiermee door de tandarts een brug laten plaatsen die bestaat uit twee kronen en uit een brugtussendeel. De inspecteur weigerde aftrek van de kosten omdat de brug niet als hulpmiddel in de zin van artikel 6:17, lid 1, onderdeel a Wet IB 2001 kan worden aangemerkt. Rechtbank Haarlem (nr. 09/1548; niet vrijgegeven) volgde de inspecteur.
Hof Amsterdam staat wel aftrek toe omdat de inspecteur ten onrechte stelt dat de brug alleen cosmetisch is. De brug is immers bedoeld om een elementaire lichaamsfunctie – het bijten en kauwen van voedsel – weer mogelijk te maken. Voor het aanmerken van de brug als hulpmiddel in de zin van artikel 6.17 van de Wet IB 2001 is voorts niet vereist dat de brug een bijzondere hoedanigheid bezit die meebrengt dat zij alleen wordt gebruikt door zieke en/of invalide personen (HR, nr. 33.024). Aangezien sprake is van een hulpmiddel in de zin van artikel 6.17 Wet IB 2001, is de verhogingsfactor van 113% van toepassing op de kosten en komt de belastingplichtige ook in aanmerking voor het chronischziekenforfait ad 795 euro.
Geen parkeerbelasting verschuldigd omdat zogenoemde constateringstijd niet in acht is genomen Uitspraak Rechtbank Den Bosch - 09/3316 (BP5759) - [10-2-2011] Aan een man is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd voor het parkeren zonder geldig parkeerkaartje op zaterdag 3 augustus 2009 om 10.03 uur. Op de betreffende parkeerplaats in de binnenstad moet vanaf 9.00 uur tot 18.00 uur voor het parkeren een tarief van 2,20 euro per 60 minuten worden betaald. De man beschikt over een parkeerabonnement dat geldig is op maandag tot en met zaterdag van 17.00 uur tot 10.00 uur. Het abonnement was op het moment van het aantreffen van het voertuig derhalve niet geldig en de gemeente wijst er op dat de man een uur de tijd zou hebben gehad om een parkeerkaartje te kopen. Rechtbank Den Bosch leidt uit de gemeentelijke 'Richtlijnen parkeren' af dat de surveillanten van de afdeling Stadstoezicht een constateringstijd van 10 minuten in acht moeten nemen, alvorens een naheffingsaanslag op te leggen. Aangezien de constateringstijd ook moet gelden voor vergunninghouders en hier niet in acht is genomen, wordt de naheffingsaanslag vernietigd. Ook als de constateringstijd wel in acht is genomen, kan geen aanslag worden opgelegd omdat de man immers tot 10.00 uur mocht parkeren volgens de vergunning.
ASR moet woekerpolis fors compenseren Falcon Leven (onderdeel van ASR) is door de rechtbank in Haarlem veroordeeld tot de betaling van een zeer substantiële compensatie aan een klant met een woekerpolis. Over de gehele looptijd van de polis - die in 1996 werd gesloten – heeft de benadeelde klant een schadecompensatie van 45% per betaalde maandpremie toegewezen gekregen. Dit is de hoogste schadevergoeding die ooit in een woekerpoliszaak is toegekend. De rechter oordeelde al in een tussenvonnis dat de benadeelde terecht een beroep heeft gedaan op dwaling ten aanzien van het hefboomeffect en het prognoserendement
van zijn Falcon LevensPlan. De rechter heeft voor het eerst in de geschiedenis van de woekerpolisaffaire geoordeeld dat er sprake is geweest van dwaling van een polishouder. Dit houdt in dat de overeenkomst tussen de klant en de verzekeraar onder verkeerde voorstelling van zaken tot stand is gekomen Het hefboomeffect houdt in dat als gevolg van tegenvallend beleggingsrendement over een groter deel van de meeverzekerde overlijdensrisicoverzekering premie moet worden betaald. Die extra onttrekking aan de inleg zorgt op haar beurt weer voor lagere kapitaalsopbouw in de polis. Vanaf 1 april 2007 tot 1 september 2026 zal de klant maandelijks € 89,39 premie betalen en worden aan het LevensPlan units toegevoegd ter waarde van € 129, 69 (= € 89,39 + € 40,30). De benadeelde heeft dit voorstel van Falcon/ASR geaccepteerd en de rechtbank is hem daarin gevolgd. Het vervolg: Belangenbehartiger Consumentenclaim is erop gedoken en start het allereerste massaproces tegen deze woekerpolissen. De juridische dienstverlener spant namens 435 gedupeerde klanten een rechtszaak aan tegen verzekeraar Falcon Leven (ASR). ASR gaat overigens in hoger beroep tegen het vonnis van de Haarlemse rechtbank. ASR stelt namelijk dat er geen sprake is geweest van dwaling. ASR maakte tevens bekend klanten de compensatie voor hun beleggingsverzekering direct in de polis te storten in plaats van aan het einde van de looptijd. Daarnaast krijgen de klanten vanaf mei in een adviesgesprek met hun tussenpersoon de optie om hun polis kostenloos om te zetten naar een van de drie nieuwe producten voor vermogensopbouw.
WOZ-waarde niet op basis van één verkooptransactie referentiewoning De WOZ-beschikkingen zijn inmiddels bij veel mensen op de deurmat gevallen. De WOZ-waarde van bestaande woningen wordt vaak bepaald door vergelijking met zogenoemde referentieobjecten die rond de waardepeildatum zijn verkocht. De WOZ-waarde voor 2008 van het appartement van X was ook volgens deze methode vastgesteld. De gemeente gaf in het taxatieverslag drie referentiewoningen aan die rond de peildatum 1 januari 2007 waren verkocht, maar baseerde de WOZ-waarde van het appartement van X feitelijk op de hoogste WOZ-waarde van slechts één van de referentiewoningen. Deze woning kwam volgens de gemeente het meest overeen met die van X. Omdat het appartement van X meer achterstallig onderhoud had, werd de waarde nog met € 10.000 naar beneden bijgesteld.
Hof Den Haag (LJN: BP3139) oordeelt dat de WOZ-waarde van het appartement van X feitelijk is gebaseerd op één verkooptransactie. De op deze wijze vastgestelde waarde is daarmee niet aannemelijk geworden.
Zelftest Belastingdienst voor internetondernemers Sinds kort kunnen internetondernemers een zelftest doen via de website van de Belastingdienst. Ondernemers die internet gebruiken als verkoopkanaal zijn vaak onvoldoende op de hoogte van de voorwaarden die gesteld worden door de Belastingdienst. Als de ondernemers zaken doen met consumenten gelden er ook wettelijke bepalingen die kopers beschermen. De Consumentenautoriteit en de Belastingdienst zien hier op toe. Het gaat dan onder andere over elektronisch factureren, digitale administratie en het wettelijk verplicht vermelden van BTW- en Kamer van Koophandelnummers. Maar er zijn bijvoorbeeld ook regels op het gebied van informatie over vestigingsadres en klachtenafhandeling. Verkoopsites zijn vaak gestart vanuit hobbyisme en doorgegroeid naar professionele kanalen met flinke omzetcijfers. Daarom hebben de Consumentenautoriteit en de Belastingdienst het initiatief genomen om de test te ontwikkelen en internetondernemers te informeren. Door vijf vragen te beantwoorden wordt duidelijk of de website van de internetondernemer voldoet aan de gestelde voorwaarden. De test en informatie zijn te vinden op www.belastingdienst.nl/internetondernemers. De website van de test is laagdrempelig en de bezoeker wordt snel naar belangrijke informatie geleid. Een eerste groep van 560 ondernemers is bij wijze van proef via een e-mail geïnformeerd over dit initiatief en uitgenodigd om de zelftest te doen.
Denk aan tijdige betaling lijfrentepremies U kan onder voorwaarden de in 2011 betaalde lijfrentepremie nog ten laste van zijn inkomen over 2010 brengen. Als u de premie in de jaarruimte of reserveringsruimte wil aftrekken, dan kan dat alleen als u de lijfrentepremie tijdig heeft betaald en er een (getekende offerte van een) lijfrentepolis is. Tijdig is in dit verband vóór 1 april 2011. Vanaf de aangifte inkomstenbelasting 2011 is deze terugwentelingsmogelijkheid overigens vervallen. Dan moet u de lijfrentepremie in het jaar van de aftrek hebben betaald
Belastingdienst stelt aanspreekpunten in voor (simpele) vragen over sport en fiscaliteit
In 2009 zijn onderzoeken bij amateurvoetbalverenigingen in de hoofdklasse afgerond. Aanleiding voor de onderzoeken was onder meer de mogelijk oneerlijke concurrentie tussen de amateurclubs onderling en tussen amateur- en betaald voetbal. Uit de onderzoeken bleek dat veel verenigingen hun fiscale verplichtingen niet goed nakwamen. Veel correcties bleken samen te hangen met een gebrek aan fiscale kennis. Als uitvloeisel van het onderzoek hebben de KNVB en de Landelijke Doelgroep Sport van de Belastingdienst voorlichtingen verzorgd in het land. Deze voorlichtingen zijn, tezamen met andere signalen, aanleiding voor de Belastingdienst om per Belastingdienstregio een aanspreekpunt in te stellen voor vragen over sport en fiscaliteit. Sporters, sportverenigingen en sportevenementen kunnen het aanspreekpunt raadplegen voor eenvoudige fiscale vragen. Op de site van de Belastingdienst zijn de contactgegevens van de aanspreekpunten per regio te vinden.
Hoogachtend, R.A.M. van der Velden b.v. Oostveenseweg 7-b 2636EC Schipluiden k.v.k. nummer 27231863 telf. nr. 015-3808141 fax. Nr. 015-3808095 Hoewel aan de inhoud van deze nieuwsbrief de uiterste zorg wordt besteed, kunnen wij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor onverhoopte onjuistheden. Aanmelden nieuwsbrief, c.q. afmelden en e-mailadres wijzigen:
[email protected]