Nieuwsbrief: Prinsjesdag en overige actualiteiten Dinsdag 15 september jl. zijn de wetsvoorstellen in het Belastingplan 2016 en de Overige fiscale maatregelen 2016 gepubliceerd. In deze nieuwsbrief besteden wij aandacht aan de voor u meest belangrijke plannen. Ook bespreken wij enkele overige relevante voorstellen en besluiten. Belastingplan 2016 De Belastingvoorstellen zijn dit jaar overwegend matig van karakter. Hierna benoemen wij een groot aantal aangekondigde maatregelen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen wijzigingen die vanaf 2016 gelden en vanaf 2017. Vanaf 2016 Tarieven inkomstenbelasting De belastingschijven (2e en 3e schijf) gaan iets omlaag en de 3e belastingschijf wordt verlengd, waardoor het toptarief pas vanaf een hoger Box I inkomen verschuldigd is. Hierdoor zal men bijvoorbeeld sneller en meer voordeel kunnen hebben bij middeling, maar het hypotheekrenteaftrekvoordeel kan afhankelijk van het Box I inkomen beperkter zijn dan nu het geval is. Hieronder hebben wij de voorgestelde (reguliere) belastingschijven en tarieven van Box I voor 2016 opgenomen. Vanaf €0 € 19,922 € 33,715 € 66,421
Tot € 19,922 € 33,715 € 66,421
IB 8,4% 12% 40,15% 52%
IB / PVV 36,55% 40,15% 40,15% 52%
bouwt vanaf een inkomen ter hoogte van de 1e schijf met een percentage van 4,796% volledig af tot nihil bij het bereiken van een inkomen ter hoogte van het einde van de 3e schijf. De arbeidskorting (maximaal € 3.103 in 2016) bouwt per 2016 ongewijzigd met 4% ook af tot nihil, maar de afbouw begint – vanwege de verhoging van het maximale bedrag aan arbeidskorting – al vanaf een lager inkomen (€ 34.000) ten opzichte van 2015. In de loonbelastingtabellen (inclusief bijzondere beloningen) wordt rekening gehouden met de open afbouw van deze heffingskortingen, zodat deze beter aansluiten op de inkomstenbelasting. Vergelijking 2015 en 2016 Een simpele vergelijking op basis van tarief en loonheffingskortingen voor Box I arbeidsinkomsten, laat zien dat de verschillen beperkt zijn en tot een iets voordeligere belasting- en premiedruk leidt in 2016. Zie hieronder een vergelijking voor arbeidsinkomens van € 40.000, € 60.000 en € 100.000. 2015 IB / PVV Alg.hfk. Arbeidsk. Saldo in € In %
€ 40.000 € 15.708 (€ 1.735) (€ 2.200) € 11.773 (29,4%)
€ 60.000 € 24.349 (€ 1.342) (€ 1.811) € 21.196 (35,3%)
€ 100.000 € 45.149 (€ 1.342) (€ 211) € 43.596 (43,6%)
2016 IB / PVV Alg.hfk. Arbeidsk. Saldo in € In %
€ 40.000 € 15.343 (€ 1.267) (€ 2.864) € 11.212 (28%)
€ 60.000 € 23.373 (€ 308) (€ 2.064) € 21.001 (35%)
€ 100.000 € 43.412 (€ 0) (€ 464) € 42.948 (42,9%)
De inkomensafhankelijke combinatiekorting neemt met ca. € 600 toe tot € 2.769. Verder neemt de ouderenkorting toe voor inkomens tot ca. € 35.000 tot € 1.187. Eigenwoningregeling: versoepelingen
Heffingskortingen De loonheffingskortingen worden hoger, maar de afbouw – vanaf een bepaald inkomensniveau – is steviger. De algemene heffingskorting (€ 2.230)
Vanaf 2013 geldt – behoudens overgangsrecht – een annuïtaire aflossingseis voor de eigenwoningschuld. Hier mag tijdelijk van worden afgeweken, bijvoorbeeld in het geval van
TTT-Group B.V. Ringpark Building – 5th floor Nachtwachtlaan 20 1058 EA Amsterdam www.ttt-group.com Chambre of Commerce: 61477095 BTW: NL854358390B01
betalingsachterstanden. De schuld gaat dan in beginsel tijdelijk naar Box III. Echter, als de aflossingsachterstand niet tijdig ingehaald kan worden, gaat de schuld permanent naar Box III waardoor het recht op hypotheekrenteaftrek voorgoed verspeeld is. Voor deze zware sanctie is nu een versoepeling aangekondigd die erin bestaat dat de schuld toch niet permanent naar Box III overgaat. Als de belastingplichtige vanaf een bepaald moment weer aan alle voorwaarden voor renteaftrek voldoet, herleeft de aftrek vanaf dat moment. De versoepelende maatregel wordt ingevoerd met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013. Een andere versoepeling betreft de situatie dat sprake is van een eigenwoningschuld bij een eigen vennootschap of particulier (in plaats van een reguliere geldverstrekker). Het aangaan of wijzigen van een dergelijke lening moet aan de Belastingdienst – middels een hiertoe bestemd modelformulier – meegedeeld worden op straffe van het (tijdelijke) verlies van renteaftrek. Vanaf 2016 is het voldoende dat deze informatie bij de aangifte inkomstenbelasting wordt verstrekt. KEW, SEW en BEW Eén van de wijzigingen rondom de kapitaalverzekering eigen woning (en vergelijkbare producten) betreft een reparatie van de zogenaamde imputatieregeling. Deze regeling beoogt dat iemand slechts eenmaal de maximale vrijstelling (ad € 161.500 in 2015 bij 20 jaren premiebetaling) terzake van een kapitaaluitkering (of soortgelijk product) kan benutten. Het gaat dan om een Brede Herwaarderingspolis of een KEW (kapitaalverzekering eigen woning), SEW (spaarrekening eigen woning) of BEW (beleggingsrecht eigen woning). Wordt de vrijstelling van één van de producten benut, dan gaat dit ten koste van de (resterende) vrijstelling van de andere producten. Ook de Box III vrijstelling voor een oude premiepolis wordt met
het benutte bedrag van de vrijstelling verminderd. Door de voorgestelde wijziging is de imputatieregeling meer sluitend vormgegeven. Een andere voorgestelde wijziging houdt verband met de omstandigheid dat sprake is van fiscaal partnerschap maar – vaak onbewust – slechts een partner begunstigde is van de uitkering. Zodoende bestaat er slechts ten aanzien van één van hen recht op de maximale vrijstelling bij uitkering. Als zij beiden als begunstigde zouden zijn aangewezen, bestaat er recht op een dubbele vrijstelling. Er wordt voorzien in een versoepeling ingeval slechts één partner als begunstigde is aangewezen teneinde te voorkomen dat er aflossingsproblemen kunnen ontstaan (omdat een (groter) deel van het rendement is belast). Fiscale partners kunnen straks bij het indienen van de aangifte een gezamenlijk verzoek doen op basis waarvan een uitkering uit KEW (of soortgelijk product) wordt geacht voor ieder bij de helft op de te komen. Ervan uitgaande dat aan de voorwaarden is voldaan, kan elke partner dan toch de persoonlijke vrijstelling benutten. Vanwege uitvoeringsredenen kan op het verzoek niet worden teruggekomen. Hoewel de maatregel vanaf 1 januari 2016 geldt, zal middels een beleidsbesluit worden geregeld dat hetzelfde wordt bereikt met situaties van voor die datum. Afkoop lijfrente-uitkering: afschaffing minimumwaarderingsregel Onder de huidige wetgeving is het mogelijk dat een belastingplichtige over een hoger bedrag Box I belasting is verschuldigd dan de afkoopwaarde van de lijfrenteverzekering. Dat is het geval als het totale premiebedrag, dat bij afkoop minimaal tot het belastbaar inkomen wordt gerekend (i.e. zogenaamde negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen), hoger is dan het bedrag dat de belastingplichtige bij afkoop ontvangt. Dit komt door de huidige minimumwaarderingsregel. Middels de voorgestelde afschaffing hiervan wordt vanaf 2016 bij een lagere afkoopwaarde, deze
TTT-Group B.V. Ringpark Building – 5th floor Nachtwachtlaan 20 1058 EA Amsterdam www.ttt-group.com Chambre of Commerce: 61477095 BTW: NL854358390B01
lagere waarde toegepast. Bij beleidsbesluit zal nog een gelijke versoepeling worden geregeld van afkopen van vóór 2016. Uitgaven monumentpanden In navolging van een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie worden de mogelijkheden verruimd voor de aftrek van monumentenpanden. Het gaat daarbij in eerste instantie om monumentenpanden gelegen binnen het grondgebied van een andere EU/EER-lidstaat. Daarnaast moet zijn voldaan aan andere voorwaarden zoals dat het buitenlandse pand een element moet vormen van het Nederlandse cultureel erfgoed en ook moet het voor aanwijzing als beschermd monument op grond van de Monumentenwet 1998 in aanmerking komen als het pand in Nederland zou zijn gelegen. Voor toepassing van de Natuurschoonwet 1928 is overigens een soortgelijke aanpassing voorgesteld. Aan de te vervullen voorwaarden zal in de praktijk wellicht moeilijk kunnen worden voldaan. Uitbreiding emigratieheffing ab-houder Middels een wijziging in de Invorderingswet wil Nederland zijn heffingsrechten ten aanzien van een emigrerende aanmerkelijkbelanghouder (abhouder) zekerder stellen. De wijziging behelst dat een opgelegde conserverende aanslag niet meer louter door een tijdsverloop van 10 jaren wordt kwijtgescholden. Om nationaalrechtelijk Box II belasting te kunnen heffen, wordt een aanpassing in de Wet IB 2001 voorgesteld. In plaats van een woonplaatsfictie van 10 jaren wordt een lichaam, dat ten minste vijf jaar in Nederland gevestigd is geweest, nog geacht inwoner te zijn totdat de conserverende aanslag volledig is voldaan Nederland wil verder bereiken dat tot inning van een gedeelte van de conserverende aanslag kan worden overgaan. Nu zijn deze mogelijkheden er pas wanneer sprake is van een gehele of nagenoeg gehele (90% of meer) uitkering van de aanwezige
reserves door de geëmigreerde ab-houder. In de praktijk komt het regelmatig voor dat winstuitdelingen tot net onder de 90% worden gedaan. Dat leidt immers niet tot inning van de conserverende aanslag. Na 10 jaar wordt dan de laatste 10+% uitgekeerd, zodat Nederland in het geheel niet heeft kunnen heffen. Door de maatregelen kan Nederland bij elke winstuitdeling (een deel van) de conserverende aanslag invorderen, ook als dit na 10 jaar plaatsvindt, en zodoende tot belastingheffing/inning overgaan tot alle winstuitdelingen (waarover Nederland verdragsrechtelijke mag heffen). De wijzigingen zijn, ter voorkoming van anticipatiegedrag, per direct van toepassing. Werkkostenregeling: aanscherping gebruikelijkheidscriterium Het gebruikelijkheidscriterium van de werkkostenregeling wordt aangescherpt. Dit is eerder toegezegd aan de Eerste en Tweede Kamer in verband met de aldaar geuite zorg dat bonussen als werkkosten kunnen worden aangewezen, hetgeen tariefsmatig gunstiger is dan verloning bij de werknemer (tariefsarbitrage). In de artikelsgewijze toelichting is uitvoerig met diverse voorbeelden aangegeven hoe het gewijzigde gebruikelijkheidscriterium moet worden opgevat. Waar voorheen op basis van de wettekst gesteld kon worden dat de omvang als zodanig van de vergoedingen of verstrekkingen niet ongebruikelijk mocht zijn, is nu verduidelijkt dat het door de werkgever aanwijzen van vergoeding of verstrekking van een bepaalde omvang aan een werknemer als werkkosten gebruikelijk moet zijn. De nieuwe wettelijke voorwaarde die daarbij gesteld wordt, is dat de vergoeding of verstrekking niet in belangrijke mate mag afwijken van hetgeen in voor het overige overeenkomstige omstandigheden gebruikelijk is. Er wordt op gewezen dat het er om gaat of het gebruikelijk is dat een werkgever de eventueel
TTT-Group B.V. Ringpark Building – 5th floor Nachtwachtlaan 20 1058 EA Amsterdam www.ttt-group.com Chambre of Commerce: 61477095 BTW: NL854358390B01
verschuldigde eindheffing over bepaalde vergoedingen en verstrekkingen voor zijn rekening neemt. De aard van de vergoeding of verstrekking kan van belang zijn. Zo is het bijvoorbeeld ongebruikelijk om pure loonbestanddelen (zoals bonus, vakantiegeld) als werkkosten aan te wijzen, maar het is wel gebruikelijk om vergoedingen en verstrekking die een relatie met kosten hebben als wekkosten aan te wijzen. Verder zal het voordeel tussen aanwijzing als werkkosten ten opzichte van aanwijzing als werknemersloon in acht worden genomen, hetgeen ons inziens tot meer onzekerheid bij werkgevers kan leiden over de vrijheid die hij heeft. Tot slot zal ook de hoogte van de vergoedingen of waarde van een verstrekking van belang kunnen zijn en dient een vergelijking met andere werknemers te worden gemaakt ter beoordeling van de gebruikelijkheid van de keuze van de werkgever om een loonbestanddeel als werkkosten aan te wijzen. Hoewel het enerzijds de praktijk ten goede komt dat er met diverse voorbeelden een nadere toelichting op het gebruikelijkheidscriterium wordt gegeven, zal dit ook weer meer onduidelijkheid meebrengen. De kaders worden hierdoor immers enger en het biedt belastinginspecteurs meer mogelijkheden om tariefsarbitrage te bestrijden, ook waar dat voorheen niet tot discussies zou leiden. Het geeft bijvoorbeeld ook te denken in welke mate onderscheid gemaakt kan worden tussen verschillende groepen werknemers, bijvoorbeeld al dan niet in het buitenland woonachtige werknemers die enkel belastingplichtig zijn ten opzichte van reguliere belasting- en premieplichtige werknemers. Kindregelingen Er zijn diverse wijzigingen aangaande de kindregelingen. Zo gaat voor bijna iedereen de kinderopvangtoeslag (iets) omhoog. Ook het kindgebonden budget gaat omhoog (voor het tweede en derde kind).
Vanaf 2017 Wijziging Box III heffing Vanaf 2017 gaat de Box III heffing op de schop. Momenteel is 30% belasting in Box III verschuldigd over 4% verondersteld rendement over het saldo van de bezittingen en de schulden. Vanaf 2017 wordt een gedifferentieerd rendement (middels een drietal schijven) voorgesteld waarbij een verder onderscheid wordt gemaakt tussen sparen en beleggen, de zogeheten (fictieve) vermogensmix. Het systeem gaat ervan uit dat belastingplichtigen met kleinere vermogens meer sparen (waarvoor een lager tarief geldt: rendementsklasse 1) en belastingplichtigen met hogere vermogens meer beleggen (waarvoor een hoger tarief geldt: rendementsklasse 2). Het heffingvrije vermogen stijgt tot € 25.000 en komt in mindering op de grondslag van de eerste schijf. Het tarief van 30% blijft hetzelfde. Effectief rendement en tarief Het rendement per schijf komt per saldo neer op 2,9% (1e schijf), 4,7% (2e schijf) en 5,5% (3e schijf) waardoor de effectieve belastingdruk per schijf neerkomt op 30% daarvan, dus 0,87% (1e schijf), 1,41% (2e schijf) en 1,65% (3e schijf) van het vermogen.
Vanaf een vermogen van € 1.000.000 is derhalve het meerdere volledig onderworpen aan de hogere rendementsklasse 2. Deze methode leidt ertoe dat belastingplichtigen met hogere vermogens vanaf 2017 effectief een hogere Box III belasting zijn verschuldigd. Net als nu blijft de Box III heffing nog steeds een fictieve heffing die geen rekening houdt met de feitelijke (rendement)situatie van belastingplichtigen. Het verschil tussen de huidige en de voorgestelde situatie is dat de laatste meer aansluiting beoogt met actuele rendementscijfers. Belastingplichtige met kleinere respectievelijk hogere vermogens zullen straks minder respectievelijk meer belasting betalen dan nu het geval is. De stijgende belastingdruk voor belastingplichtigen met hogere
TTT-Group B.V. Ringpark Building – 5th floor Nachtwachtlaan 20 1058 EA Amsterdam www.ttt-group.com Chambre of Commerce: 61477095 BTW: NL854358390B01
vermogens kan betekenen dat deze op zoek gaan naar belastingbesparende constructies, zoals spaargeld BV’s en VBI’s (vrijgestelde beleggingsinstellingen). In het begin van elk kalenderjaar vindt middels een voorgeschreven methode een herijking plaats van de (fictieve) rendementspercentages. Voor 2017 zijn de geschatte rendementspercentages en vermogensmix als volgt. Vermogen € 0 - 100.000 (-/- € 25.000) € 100.000 - € 1 mio Meer dan € 1 mio
R1 (1,63%) 67%
R2 (5,5%) 33%
21% 0%
79% 100%
Hieronder een voorbeeld ter verduidelijking van de werking van de voorgestelde wijziging. Voorbeeld Pieter heeft € 500.000 aan Box III vermogen, € 300.000 spaargeld en € 200.000 aandelen en obligaties. De Box III heffing wordt als volgt berekend: R1 1e schijf: 67% x € 100.000 - € 25.000 = € 50.250 2e schijf: 21% x € 400.000 = € 84.000 Totaal: 1,63% van (€ 50.250 + € 84.000) = € 2.188 R2 1e schijf: 33% x € 100.000 - € 25.000 = € 24.750 2e schijf: 79% x € 400.000 = € 316.000 Totaal: 5,5% van (€ 24.750 + € 316.000) = € 18.741
Voor buitenlands belastingplichtigen zal – afgezien van een ophoging van de schijven ter grootte van het heffingvrije vermogen waar zij geen recht op hebben – hetzelfde schema gehanteerd worden. Dit ondanks dat zij slechts voor Nederlands onroerend goed belast zijn en dus een andere vermogensmix zullen hebben dan inwoners. Met het hanteren van hetzelfde schema voor nietinwoners is ook beoogd om een met EU-recht strijdige regeling te voorkomen. Verruiming schenkvrijstelling De eenmalige verhoogde vrijstelling voor schenking van ouders aan kinderen tussen 18 en 40 jaar in verband met een eigen woning wordt structureel vanaf 2017 verruimd. De verruimingen betreffen: een verhoging van het schenkingsvrije bedrag van € 53.016 tot € 100.000; en het vervallen van de eis dat het een schenking van een ouder aan een kind moet zijn. Hierdoor kan er ook buiten de directe gezinssituatie tot een bedrag van € 100.000 vrij van schenkbelasting worden geschonken mits de begunstigde tussen 18 en 40 jaar is en de schenking wordt aangewend ten behoeve van de eigen woning (i.e. aankoop, verbouwing, aflossing eigenwoning- of restschuld).
Belasting is 30% van (€ 2.188 + € 18.741) = € 6.279. Ter vergelijking, in 2015 is dit € 5.744 (30% over 4% van (€ 500.000 - € 21.330)).
Overige actualiteiten Auto van de zaak
Het schijventarief geldt ook indien sprake is van fiscaal partnerschap. Voor fiscale partners zal het daarom, anders dan nu het geval is, in de regel gunstig zijn om het Box III saldo te verdelen op basis van 50%/50% zodat men twee maal ten volle de (lagere) schijven kan benutten. Voor werknemers van wie een van de partners de 30%regeling heeft, zal het echter juist gunstig zijn om alles toe te rekenen aan de partner met de 30%regeling.
Enige tijd geleden is de zogenaamde Autobrief 2 gepubliceerd met de plannen rondom de bijtelling en de wijziging voor de BPM en MRB. De conclusie die daaruit getrokken kan worden, is dat het tijdperk van de fiscale stimulering van de plug-in hybrids wel voorbij is. Voor nulemissieauto’s (elektronische auto’s en waterstofauto’s) blijven gunstige voorwaarden gelden, al worden de dure elektrische auto’s (i.e. met een cataloguswaarde hoger dan € 50.000) zwaarder belast vanaf 2019. Werkgevers zullen daarom mogelijk hun
TTT-Group B.V. Ringpark Building – 5th floor Nachtwachtlaan 20 1058 EA Amsterdam www.ttt-group.com Chambre of Commerce: 61477095 BTW: NL854358390B01
autoleaseregeling moeten bijstellen. Hieronder hebben wij de nieuwe bijtellingspercentages vanaf 2016 opgenomen. CO2-uitstoot 0 1-50 g/km 51-106 g/km >106 g/km *
2016 4% 15% 21% 25%
2017 4% 17% 22% 22%
2018 4% 19% 22% 22%
2019/2020 4%* 22% 22% 22%
Voor elektrische auto’s met een cataloguswaarde boven € 50.000, is het meerde belast tegen 22%.
Bron: brief Ministerie van Financiën, 19 juni 2015, IZV/2015/504M. Versnelde verhoging AOW Met ingang van 1 januari 2016 zal de AOW-leeftijd versneld worden verhoogd. De AOW-leeftijd van 66 wordt reeds bereikt in 2018 en in 2021 van 67 jaar. Vanaf 2022 wordt – in stappen van telkens drie maanden – de (verdere) verhoging gekoppeld aan de levensverwachting. Hieronder een overzicht voor de komende jaren: Jaar 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022
AOW-leeftijd wordt: 65 jaar + 6 maanden 65 jaar + 9 maanden 66 jaar 66 jaar + 4 maanden 66 jaar + 8 maanden 67 jaar Afhankelijk van levensverwachting
Wet aanpak schijnconstructies (WAS) Per 1 juli jl. is een deel van de WAS deels in werking getreden. Een ander deel dat van groter belang is voor de loonadministratie treedt met ingang van 1 januari 2016 in werking. Het gaat dan bijvoorbeeld om onder meer de girale betaling van het minimumloon, inhoudingen en verrekeningen met het minimumloon en afzonderlijke specificaties op de loonstrook. Hieraan zullen wij in onze eerste nieuwsbrief van 2016 nader aandacht besteden.
Tijdelijke goedkeuring lijfrentepremieaftrek In de praktijk komt het wel eens voor dat belastingplichtigen een hoger bedrag aan lijfrentepremie betalen dan fiscaal aftrekbaar is. Naast de gebruikelijke fiscale ruimte (jaarruimte en reserveringsruimte) is middels de zogenaamde beperkte saldomethode een aanvullend bedrag ad € 2.269 toch aftrekbaar. Het meerdere is echter niet aftrekbaar, maar wel belast bij uitkering. Onlangs is een besluit uitgebracht die de mogelijkheid biedt voor financiële instellingen om het bedrag dat de reguliere fiscale ruimte overstijgt terug te storten zonder nadelige gevolgen van deblokkering. Dat zou namelijk leiden tot belastingheffing over de waarde van de lijfrente plus revisierente. De goedkeuring omvat enkele voorwaarden waaronder dat het betalingen betreft tot en met 31 december 2016. Voor degene die in het verleden meer lijfrentepremie heeft gestort dan fiscaal aftrekbaar was, is nu dus een oplossing voorhanden om dubbele belastingheffing te voorkomen. Bron: Besluit Ministerie van Financiën, 3 juni 2015, nr. BLKB2015/463M. Contact Heeft u vragen over de inhoud van deze nieuwsbrief of anderszins, neemt u dan gerust contact op met uw vaste contactpersoon of onderstaande. Dennis Reins Mail:
[email protected] Tel: +31 (0)6 510 33 477 Dennis Strijker Mail:
[email protected] Tel: +31 (0)6 551 74 553 Indien u voortaan ook onze nieuwsbrief per e-mail wenst te ontvangen, bezoek dan onze website en geef uw contactgegevens door. www.ttt-group.com
TTT-Group B.V. Ringpark Building – 5th floor Nachtwachtlaan 20 1058 EA Amsterdam www.ttt-group.com Chambre of Commerce: 61477095 BTW: NL854358390B01