NIEUWSBRIEF Nieuwsbrief 6, 2014
In deze nieuwsbrief • Landelijke traumaregistratie: data geven nieuw inzicht in traumazorg • Toekomstverkenning RIVM: Een gezonder Nederland met meer chronisch zieken • Ziekenhuis breidt fotoverbod uit • Prehospitale antibiotica bij sepsis/septische shock
Landelijke traumaregistratie: data geven nieuw inzicht in traumazorg
Bron: Landelijk netwerk acute zorg
In weerwil van de plannen voor concentratie van de spoedeisende hulp zijn de regionale ziekenhuizen de afgelopen jaren zowel relatief als absoluut meer traumapatiënten gaan behandelen. Dit blijkt uit cijfers van het Landelijke Netwerk Acute Zorg. Met de landelijke traumaregistratie is het mogelijk te bekijken hoe snel de traumapatiënt professionele hulp ontvangt, of de patiënt op de juiste plaats wordt behandeld en hoe de ziekenhuizen het qua uitkomst (mortaliteit) doen ten opzichte van de norm en elkaar. In 2012 is de LTR uitgegroeid tot een nagenoeg landelijk dekkende kwaliteitsregistratie met een participatiegraad van 96% van de afdelingen Spoedeisende hulp. Op 11 juni is tijdens het symposium ‘Landelijke Traumaregistratie: wat zeggen de data?’ een rapport met de informatie over de jaren 2008 – 2012 gepresenteerd. Ook zijn voor het eerst factsheets uitgereikt met kerngetallen over heupfracturen en ernstig gewonde patiënten. Nieuwe inzichten in de traumazorg keten Het rapport toont dat in 2012 ruim 76.000 klinische ongevalpatiënten zijn geregistreerd. Hiervan waren meer dan 4.800 patiënten ernstig gewond (multi-traumapatiënten). Voor het eerst is de spreiding van de opvang van traumapatiënten over de traumacentra en de regionale ziekenhuizen gepresenteerd. Hieruit blijkt dat de traumacentra duidelijk hun primaire rol vervullen in de
opvang van ernstig gewonde ongevalpatiënten. Maar ook de regionale ziekenhuizen leveren een substantiële bijdrage aan de traumazorg. Zij hebben 78% van de klinische ongevalpatiënten opgevangen. Nieuw zijn ook de gegevens over de prehospitale doorstroomtijden van de ambulance. De ambulance arriveert in gemiddeld 9 minuten bij de patiënt op de ongevallocatie. Dit is ruim binnen de landelijke 15-minuten norm. Door de toevoeging van deze informatie in het rapport wordt de gang van de patiënt door de traumazorgketen op een volledigere wijze in beeld gebracht. Ook toont het rapport de uitkomst evaluatie, op basis van ziekenhuismortaliteit, voor de elf regio’s. Uit deze evaluatie blijkt dat de Nederlandse traumazorg in vergelijking tot Amerikaanse referentiewaarden goed is In aanvulling op het rapport belichten de factsheets twee patiëntencategorieën nader: patiënten met een heupfractuur en ernstig gewonden patiënten. Hieruit blijkt dat 1 op de 5 ongevalpatiënten een heupfractuur heeft en dat deze fracturen vooral voorkomen bij ouderen. 85% van de heupfracturen worden behandeld in regionale ziekenhuizen. De factsheet over de ernstig gewonden toont regionale verschillen in de mate waarin ernstig gewonden zijn opgevangen in een traumacentrum. Stof voor discussie tijdens het symposium en deze bevindingen zullen nader onderzocht worden. De volgende stap Fred Krapels die het rapport en de factsheets namens de minister van VWS in ontvangst nam gaf aan dat de LTR maat en getal geeft aan de keten van de acute traumazorg, hij ziet de LTR als een voorbeeld registratie voor andere acute zorg aandoeningen. Volgens Krapels biedt de informatie uit de LTR veel aanknopingspunten voor preventie, verbetering van kwaliteit en doelmatige inrichting van zorg. Ook riep hij op tot meer transparantie over de uitkomsten per instelling zodat men van elkaar kan leren om de kwaliteit van de traumazorg te optimaliseren. Hij sprak zijn steun uit voor de ambities van het LNAZ voor doorontwikkeling van de LTR met normen van de wetenschappelijke verenigingen en metingen van het patiënten perspectief. Op de website www.lnaz.nl kunt u onderstaande factsheets vinden.
- Factsheet LTR acute ziekenhuisopnames heupfracturen; - Factsheet LTR ernstig gewonde patiënten; - Landelijke rapportage LTR 2008 - 2012
Toekomstverkenning RIVM: Een gezonder Nederland met meer chronisch zieken Nederlanders worden steeds ouder: in 2030 is de levensverwachting van mannen 82 jaar, die van vrouwen 85. Mede door de vergrijzing telt Nederland in 2030 circa 7 miljoen mensen met een chronische ziekte. Dat is ongeveer 40% van de bevolking; nu is dat nog 32%. Deze stijging betekent niet dat meer mensen buiten de maatschappij komen te staan: de meeste chronisch zieken van 20-65 jaar werken net zo veel als mensen zonder chronische ziekte. Het percentage volwassenen met overgewicht (48%) zal waarschijnlijk niet verder toenemen. Dit zijn enkele uitkomsten uit ‘Een gezonder Nederland’, de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014 (VTV) van het RIVM, die op 24 juni werd aangeboden aan minister Schippers.
Levensverwachting blijft stijgen De levensverwachting van Nederlandse mannen is 79 jaar en behoort daarmee tot de hoogste van de Europese Unie. Vrouwen verwachten 83 jaar te worden; dat ligt rond het Europese gemiddelde. Tussen 2012 en 2030 krijgen Nederlandse mannen er 3 jaar bij en vrouwen ruim 2 jaar. Het verschil in levensverwachting tussen laag- en hoogopgeleiden is groot (6 jaar). De sterfte aan coronaire hartziekten en beroerte is sterk gedaald en zal naar verwachting verder afnemen. De sterfte aan longkanker en dementie zal stijgen: in 2030 is dementie de belangrijkste doodsoorzaak. Meer mensen met een chronische ziekte Eén van de belangrijkste uitkomsten van de VTV 2014, die de naam Een gezonder Nederland heeft meegekregen, is de stijging van het aantal chronisch zieken. Het RIVM voorziet een stijging van 5,3 miljoen in 2011 naar 7 miljoen in 2030. Daarbij zal ook het aantal mensen met twee of meer aandoeningen toenemen. Vooral door de vergrijzing steeg het aantal mensen met een ziekte het afgelopen decennium en die stijging zet door. Vroege opsporing van ziekten plus een betere behandeling maken dat mensen langer kunnen leven met hun ziekte. Ook hierdoor stijgt het aantal mensen met een ziekte. De stijging van het aantal chronisch zieken betekent niet dat meer mensen buiten de maatschappij komen te staan. Mede dankzij de gezondheidszorg hebben ze minder last van hun ziekte. Veel mensen met een chronische ziekte hebben een betaalde baan, volgen onderwijs of doen vrijwilligerswerk. Alleen degenen die daarnaast ook beperkingen hebben, of zich niet gezond voelen, participeren veel minder dan mensen zonder ziekte. Eigen regie niet altijd haalbaar voor iedereen In de gezondheidszorg en het lokale beleid ligt de nadruk steeds meer op het vermogen van chronisch zieken hun leven zelf optimaal in te richten. Dat sluit aan bij de wens van veel mensen. Ze willen graag zelf bepalen hoe ze leven met hun ziekte, en welke hulp ze daarbij nodig hebben. Maar dat gaat niet bij iedereen vanzelf. Er zijn mensen die de mogelijkheden en vaardigheden missen om zelf de regie te voeren. Dat zijn vooral laagopgeleiden en kwetsbare ouderen. Extra zorg en ondersteuning voor deze groepen leidt mogelijk ook tot meer gezondheid en autonomie. Minder rokers, overgewicht stabiliseert Roken is verreweg de belangrijkste oorzaak van sterfte en ziekte (met 13% van de ziektelast), gevolgd door overgewicht, weinig bewegen en ongezonde voeding. Het percentage volwassen rokers daalt al lange tijd. Als deze trend doorzet, zal het percentage Nederlandse rokers dalen van 23% in 2012 naar 19% in 2030. Onder laagopgeleiden is het percentage rokers overigens anderhalf keer zo groot als onder hoogopgeleiden. Dit verschil is sinds 1990 iets groter geworden. Het percentage mensen met overgewicht zal naar verwachting niet verder toenemen en gelijk blijven op een hoog niveau (48%). Een op de drie Nederlanders beweegt weinig en dit zal ook in 2030 zo zijn. Het percentage zware drinkers zal in 2030 net als in 2012 uitkomen op 10%. Jongeren zijn de afgelopen jaren minder gaan roken en drinken. Het percentage 12-18 jarigen dat de afgelopen maand alcohol dronk is gedaald van 54% in 1999 tot 43% in 2012. Wel drinken Nederlandse jongeren nog steeds vaak in vergelijking met jongeren in andere landen. Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) 2014 De VTV geeft een overzicht van de huidige stand van de volksgezondheid en beschrijft trends in het verleden en in de toekomst. De toekomstige trends zijn gebaseerd op de analyse van historische trends en modellering, aangevuld met uitkomsten van literatuuronderzoek en oordelen van experts. Het trendscenario vormt het ‘business as usual’ scenario waarin de huidige maatschappelijke ontwikkelingen en het bestaande beleid worden doorgetrokken naar 2030. Naast het trend-
scenario beschrijft de VTV ook vier toekomstscenario’s, gebaseerd op verschillende perspectieven op de volksgezondheid. De VTV verschijnt elke vier jaar. Hiermee draagt het RIVM bij aan het volksgezondheidsbeleid in Nederland. Doel van de VTV is om strategische discussies te ondersteunen en te verhelderen. Het RIVM richt zich daarbij niet alleen op het ministerie van VWS, maar ook op andere ministeries en gemeentelijke overheden, bedrijven, partijen in het maatschappelijk middenveld, professionals en burgers. De volledige rapportage van de VTV-2014 is te vinden op: - www.eengezondernederland.nl. De Kernboodschappen van de VTV-2014 verschijnen ook in boekvorm.
Ziekenhuis breidt fotoverbod uit
Ziekenhuisselfie Thom Stokkel
Het Amphia Ziekenhuis in Breda heeft het foto- en filmverbod uitgebreid van de spoedeisende hulp naar de poliklinieken. Vorige week stelde het ziekenhuis al een verbod in op de spoedeisende hulp omdat jongeren daar in toenemende mate selfies maken. Ook in de wachtruimten van poliklinieken maken steeds meer mensen foto’s van zichzelf, volgens het ziekenhuis. “Ze realiseren zich dan niet dat ze andere mensen op de foto zetten die daar niet om hebben gevraagd”, zegt woordvoerder Judith Jansen van het ziekenhuis. Niet bewust Volgens haar kwamen er vragen van patiënten en vooral van het verplegend personeel. “Die worden geregeld op de foto gezet en wisten niet zo goed of ze patiënten daar nu wel of niet op konden aanspreken”, benadrukt Jansen. “Ze voelen zich door deze actie wel gesteund om dat te doen.” In de wachtkamers van de poliklinieken wordt nu via bordjes een beroep gedaan op bezoekers en patiënten om de privacy van anderen te respecteren. Volgens Jansen heeft tot nu toe niemand problemen met de actie. “De meest mensen zeggen dat ze zich er helemaal niet bewust van zijn dat ze anderen op de foto zetten die daar niet om hebben gevraagd.” Hele ziekenhuis? Ze sluit niet uit dat het foto- en filmverbod wordt uitgebreid naar bijvoorbeeld verpleegafdelingen of het hele ziekenhuis. Daar denkt het Amphia ziekenhuis nog over na.
Jansen benadrukt dat een foto van jezelf maken in het ziekenhuis natuurlijk nog steeds mag, maar “dan wel een foto van alléén jezelf, want daarom heet een selfie”.
Prehospitale antibiotica bij sepsis/septische shock
Sepsis is een van de meest voorkomende redenen voor verwijzing naar de SEH en kent een hoge mortaliteit. Snelle diagnostiek en behandeling zijn van essentieel belang. Bij andere ziektebeelden waarbij tijd een belangrijke rol speelt, zoals een acuut coronair syndroom, CVA en multipele trauma’s hebben de hulpverleners die als eerste ter plaatse zijn (huisarts en ambulancepersoneel) de afgelopen jaren een enorme bijdrage geleverd met een daling van de mortaliteit als resultaat. Wellicht zou sepsis van eenzelfde aanpak kunnen profiteren. Normaal gesproken wordt sepsis op de SEH behandeld met het toedienen van vocht, medicatie voor vasopressie/vasodilatatie en intraveneuze antibiotica. Onbekend is echter wat het effect is van het prehospitaal starten met antibioticatherapie. Om te onderzoeken wat het effect is van preshopitaal gestarte sepsisbehandeling is de PHANTASi trial (PreHospital ANTibotics Against Sepsis) opgezet. Het gaat om een prospectief gerandomiseerd multicenter trial waarbij meerdere ziekenhuizen en ambulanceregio’s in Nederland mee zullen doen. Tijdens deze trial bepaalt de ambulancebemanning aan de hand van criteria (die afgeleid zijn van de Severe Inflammatory Response Syndrome (SIRS) criteria) of iemand (mogelijk) een sepsis heeft: - Er is een bewezen of vermoeden van infectie; - De lichaamstemperatuur is hoger dan 38 graden C of lager dan 36 graden C; en - Minimaal één van de volgende symptomen is aanwezig: - Ademfrequentie van meer dan 20/minuut; - Hartfrequentie van meer dan 90/minuut; Is iemand ouder dan 18 en niet zwanger, dan komt hij of zij in aanmerking voor deelname aan de PHANTASi trial. De volgende stap is dat de patiënt “uiteraard na het verkrijgen van toestemming (informed consent)“ via een door de ambulanceverpleegkundige te trekken enveloppe ofwel preklinisch een behandeling krijgt (interventiegroep) of dat dit zoals gebruikelijk pas in het ziekenhuis gebeurt (controlegroep). De ambulancebemanning voert bij patiënten in de interventiegroep de volgende acties uit:
- afname van bloedkweken zodat in het ziekenhuis de verwekkende bacterie met gerichte antibiotica kan worden behandeld; - zo snel mogelijk starten met het breedspectrum antibioticum ceftriaxon zodoende de ziekteverwekker een eerste klap toe te dienen. Verder krijgen zowel de patiënten in de interventiegroep als in de controlegroep de standaard prehospitale zorg: zuurstof en vochtresuscitatie. In de kliniek volgt tevens inotropica en preventieve intubatie indien nodig. Om na te gaan of deze studie uitvoerbaar is, is er een pilotstudy in 2012 in het Albert Schweitzer Ziekenhuis in Dordrecht begonnen. Deze studie verloopt voorspoedig, maar om daadwerkelijk effect aan te kunnen tonen is een grotere onderzoekspopulatie nodig. Uit deze proefstudie is wel gebleken dat alle extra handelingen weinig extra tijd in beslag nemen en de toch al korte aanrijtijden niet onnodig verlengd worden. De PHANTASi trial kan op ruime steun rekenen. Er is inmiddels een onderzoekconsortium opgericht met meer dan 15 grote academisch en topklinische ziekenhuizen die zich bereid verklaard hebben om mee te doen met deze studie. Daarnaast steunt de Nederlandse Internisten Vereniging en de Nederlandse Vereniging voor Spoedeisende hulpartsen de studie. De trial start in de regio Amsterdam, daarna zullen andere regio’s in Nederland volgen, te weten Rotterdam, Maastricht, Eindhoven en Utrecht. Door de Medisch Ethische Toetsings Commissie is goedkeuring gegeven. Voor de uitvoering van de trial heeft stichting Fonds NutsOhra (FNO) en de Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) financiële middelen beschikbaar gesteld. De verwachting is dat in twee jaar 2000 patiënten kunnen worden geincludeerd. Met dit onderzoek hopen de onderzoekers de keten tussen zorgverleners te versterken. Door de ambulanceverpleegkundigen de aanval op sepsis te laten openen, hopen we dat er een sneeuwbaleffect optreedt, waardoor het gehele zorgproces tot in het ziekenhuis sneller en efficiënter zal verlopen. Maar aangezien de keten zo sterk is als zijn zwakste schakel, zullen alle zorgverleners bij dit project worden betrokken. Naast ambulanceverpleegkundigen- en chauffeurs, worden ook meldkamercentralisten, huisartsen, (triage)verpleegkundigen op SEH’s en huisartsenposten en klinische specialisten geïnformeerd over het project. Sepsis is een ziektebeeld met een hoge morbiditeit en mortaliteit die tijdige behandeling behoeft. Door middel van de PHANTASi trial zal hopelijk duidelijk worden hoe we patiënten met deze tijdbom van een ziekte het best kunnen behandelen. Voor vragen of opmerkingen kunt u terecht op: - www.phantasitrial.com
Dankzij de sponsorbijdrage van onderstaande bedrijven kan de NVSHV een aantal van haar activiteiten realiseren.