België/Belgique P.B. 3000 LEUVEN MAIL
2/3974
TIJDSCHRIFT Afzendadres: Vlaams Patiëntenplatform vzw – Groenveldstraat 15 - 3001 Heverlee v.u. G. Reynders-Broos – Wijnegemsteenweg 70 Bus 005 – 2970 ‘s Gravenwezel - nummer 61 -januari 2012 - verschijnt per jaar in jan- majun- sept en nov Afgiftekantoor 3000 - Leuven Mail Erkenningsnummer: P2A8311
NIEUWSBRIEF NIEUWJAARSWENSEN Beste ledenverenigingen, beste patiënten, In 2012 bestaat de wet op de rechten van de patiënt 10 jaar. We zullen deze gelegenheid aangrijpen om terug te kijken, vooruit te denken en aandacht te vragen voor de patiëntenrechten bij patiënten en de toepassing ervan door zorgverleners. Zo willen we op 18 april –de Europese dag van de patiëntenrechten- samen met jullie de patiëntenrechten verder bekend maken bij patiënten aan de deuren van een aantal ziekenhuizen. In juni mogen jullie ons verwachten in jullie provincie voor vormingen over patiëntenrechten. In september richten we ons tot zorgverleners. Daarnaast zal het Vlaams Patiëntenplatform in 2012 de nodige middelen aanwenden om het contact met haar leden en tussen leden onderling nieuwe kansen te geven. In het voorjaar willen we een alvast ‘online’ zijn met een nieuwe website en de Nieuwsbrief in een nieuw kleedje. Ik wens jullie alvast een gezond en gelukkig 2012 en kijk ernaar uit jullie terug te zien de algemene vergadering van 17 maart 2012. Gemma Reynders-Broos Voorzitter
1
VERSLAG VAN DE DENKDAG ‘KWALITEIT VAN ZORG IN HET ZIEKENHUIS’ WAT IS BELANGRIJK VOOR PATIËNTEN OM TE METEN EN TE WETEN?
Patiënten kunnen zich zonder informatie misschien niet uitspreken over de ideale grootte voor een kwaliteitsvol hartcentrum, maar wat kunnen patiënten wel inbrengen en aan welke informatie over de kwaliteit van zorg hebben zij nood? Deelnemers aan de studiedag geven aan dat alle patiënten zich kunnen uitspreken over de naleving van hun rechten als patiënt, over de manier waarop ze geïnformeerd werden, of er voldoende tijd was in het contact met de zorgverlener, hoe het contact met de zorgverlener verliep, of ze indien nodig goed werden doorverwezen, of er sprake is van negatieve ziekenhuiservaringen en of er in de zorgorganisatie rekening werd gehouden met hun dagdagelijkse realiteit. Patiënten willen deze informatie meedelen om de kwaliteitsverbetering van zorgen een duw in de rug te geven of –zoals bij medische fouten- om negatieve kwaliteit van zorg een halt toe te roepen. Enerzijds kunnen ziekenhuizen hun patiënten vragen naar hun ervaringen, anderzijds verwachten patiënten dat ze via een meer onafhankelijke instantie bevraagd worden zodat ze hun ervaring kunnen meedelen zonder de hierop afgerekend te worden door zorgverleners of instellingen waarvan ze zich afhankelijk voelen. Deelnemers geven aan dat ze informatie en ondersteuning nodig hebben om een keuze te kunnen maken voor behandelingen en opnames. Zo kijken ze uit naar tevredenheidsscores die iets zeggen over de algemene werking, de informatieverstrekking, de inspraak, de empathie en dit voor de verschillende niveaus in het ziekenhuis (zorgverlener, de afdeling en het ziekenhuis in zijn geheel). Daarnaast willen patiënten informatie over de relatieve slaagkans van een behandeling of ingreep in vergelijking met een andere behandeling of ingreep of eenzelfde behandeling of ingreep in een ander ziekenhuis. Tot slot willen patiënten ook gegevens over het voorkomen van medische fouten en het gevoerde preventiebeleid. Wat dit betreft is er nood aan een onafhankelijk controle-orgaan bij klachten en onafhankelijke expertise-artsen bij medische fouten. AAN WELK SOORT INFORMATIE-AANBOD HEBBEN PATIËNTEN NOOD?
Als je zou denken dat patiënten verloren lopen in al deze informatie, zou je versteld kunnen staan. Deelnemers geven aan dat ze vaak hulp vragen bij het maken keuzes, maar dat het voor hen cruciaal is om zelf de keuzes te maken. Deze hulp vragen patiënten aan zorgverleners, maar ook patiëntenverenigingen nemen hierin een belangrijke rol op omdat ze spontaan aansluiting vinden bij de ervaringen van patiënten en kennis kunnen opbouwen over de ervaren kwaliteit van zorg. Maar hoe wordt de gewenste kwaliteitsinformatie dan best aangereikt aan patiënten? Omdat deze vraag niet eenduidig beantwoord werd, geven we de bedenkingen weer die deelnemers formuleerden over bestaande vormen van kwaliteitsinformatie: kwaliteitsinformatie verspreid via inspectieverslagen De huidige inspectieverslagen zijn alvast te lijvig om door te nemen. Toch geven deelnemers aan dat inspectieverslagen belangrijk kunnen zijn, omdat het informatie is van de overheid, die ze als betrouwbaar beschouwen. kwaliteitsinformatie verspreid via de website van het ziekenhuis
2
Deelnemers zijn vragende partij om beschikbare kwaliteitsinformatie van het ziekenhuis op de website te publiceren. Hierbij wordt gedacht aan kwaliteitsinformatie die van de overheid komt en helder wordt voorgesteld. Deelnemers gaan ervan uit dat de concurrentie tussen ziekenhuizen die op deze manier kan aangewakkerd worden, de kwaliteit van zorg verbetert. kwaliteitsinformatie verspreid via patiëntenverenigingen (bijvoorbeeld op basis van een brochure of kwaliteitscharter) Heel wat zorgverleners zijn als de dood dat patiëntenverenigingen kwaliteitsinformatie zouden genereren die medisch niet gecheckt is of die hen in een kwaad daglicht zou stellen. Toch is de doorverwijzing van zorgverleners naar patiëntenverenigingen ontzettend belangrijk voor veel patiënten. Het is vaak maar door samen met lotgenoten ervaringen te kunnen delen en samen op zoek te gaan naar onafhankelijke informatie dat patiënten ertoe komen een actieve partner te worden in hun behandeling. Het valt ook op dat beschikbare informatie van patiëntenvereniging zich niet zozeer uitspreekt over de gerealiseerde kwaliteit, maar patiënten handvaten aanreikt (informatiebrochure, lijst met relevante vragen) om zelf een inschatting te maken van de kwaliteit van zorg. kwaliteitsinformatie verspreid via een top 100 van ziekenhuizen (praktijk in Nederland) Deelnemers geven aan dat een ranking van ziekenhuizen te algemene informatie is, terwijl patiënten net op zoek zijn naar informatie op maat. De criteria van de ranking kunnen op hun beurt mogelijk wel dienen als keuze-informatie. Daarnaast willen patiënten ook weten wat er gedaan wordt aan slechte scores op bepaalde criteria. kwaliteitsinformatie verspreid via een ervaringenwebsite zoals www.verbeterjezorg.be De meningen over dit instrument lopen erg uiteen: enerzijds zijn er deelnemers die ervan overtuigd zijn dat dit instrument zorgverleners stimuleert om meer aandacht te hebben voor de noden van patiënten, andere deelnemers vrezen dan weer dat het instrument een gevaarlijk forum biedt anoniem ongenoegen geuit kan worden. kwaliteitsinformatie verspreid via bekendmaking van tevredenheidsmetingen Deelnemers geven aan dat ze tevredenheidsmetingen een goede manier vinden om ervaren kwaliteit in kaart te brengen. Hierbij geven ze wel aan dat het belangrijk is dat patiënten de bevraging anoniem kunnen invullen en afgeven. Daarnaast stellen deelnemers zich de vraag wat er gedaan wordt met de resultaten. In die zin lijken ze een tevredenheidsmeting veeleer te zien als een interne werkprocedure van ziekenhuizen dan wel als een leidraad bij keuze voor een ziekenhuis, afdeling of arts. Ook de bevraging die binnen het VPP ontwikkeld werd, wordt door deelnemers gewaardeerd omwille van duidelijkheid en eenvoud. KWALITEIT: GEGEVENS VOOR ZIEKENHUIZEN EN OVERHEID
Ziekenhuizen nemen heel wat initiatieven om kwaliteit te meten. Het mag hierbij duidelijk zijn dat het meer voor de hand ligt om organisatorische dan wel relationele aspecten te meten. En niet alle gegevensverzameling in ziekenhuizen dient om de kwaliteit van zorg in kaart te brengen. Zo zal het aantal ligdagen voor een bepaalde behandeling geregistreerd worden om hiervoor financiering van het ziekenhuis te bekomen en niet om conclusies te trekken over de kwaliteit van zorg. Toch bieden de verantwoordingsdata voor de overheid een potentieel aan informatie, waaruit voorzichtige conclusies getrokken kunnen worden over kwaliteit en financiële implicaties van beleidsbeslissingen. Daarnaast zijn heel wat kwaliteitsinspanningen in ziekenhuizen gericht op het ontwikkelen en samenbrengen van procedures. Deze procedures kunnen door internationaal erkende instellingen geaccrediteerd worden. De accreditatie vormt voor ziekenhuizen een kwaliteitslabel waar ze vanuit een
3
zorgmarktperspectief belang aan hechten. Bij accreditatie wordt nagegaan of het ziekenhuis aan bepaalde standaarden voldoet. Zo dient er bijvoorbeeld aangetoond te worden dat er een proces voorzien is voor het ondersteunen van patiënten- en familierechten tijdens de opname. Procedures zijn belangrijk voor een goede en betrouwbare werking van het ziekenhuis. Daarom vormden processen en kwaliteitsborgende systemen (naast de erkenningsnormen) de afgelopen jaren een belangrijk aandachtspunt voor de Vlaamse zorginspectie. Nu ziekenhuizen via accreditaties meer en meer het heft in eigen hand nemen om hun procedurekennis aan de wereld kenbaar te maken, wil de zorginspectie haar rol aanpassen aan de veranderde situatie. In de toekomst zullen ziekenhuizen vrijgesteld worden van visitaties door de zorginspectie als ze in welbepaalde accreditatiesystemen1 gestapt zijn of hun accreditatie reeds behaalden. De focus van de zorginspectie zal verschuiven naar de kwaliteit van welbepaalde zorgtrajecten, zoals het traject van de chirurgische patiënt. Zorginspectie wil te weten komen of de doeltreffend, tijdig, veilig, doelmatig, geïntegreerd, continu en billijk is en beseft dat patiëntenervaringen voor deze beoordeling relevant zijn.
HOSPITALISATIEVERZEKERINGEN VAN MUTUALITEITEN IN 2012: DEKKING VOORAFBESTAANDE AANDOENING OF ZIEKTE Sinds het najaar van 2007 zijn de hospitalisatieverzekeringen van mutualiteiten zeer belangrijk voor personen met een chronische ziekte of handicap. Vanaf toen werden de hospitalisatieverzekeringen van mutualiteiten in tegenstelling tot de hospitalisatieverzekeringen van private verzekeraars wettelijk verplicht om tussen te komen voor de kosten van voorafbestaande aandoeningen of ziekten.2 De mutualiteit mocht daarvoor geen hogere bijdrage vragen. De enige beperkingen, die nog toegelaten waren, betroffen:
beperkingen of uitsluitingen van de kosten van supplementen in een eenpersoonskamer; het vervangen van de tussenkomst op basis van de werkelijke kosten door een forfaitaire vergoeding. Deze forfaitaire vergoeding kan al dan niet in de tijd worden beperkt.
1
NIAZ (Nederlands Instituut voor Accreditatie in de Zorg) ontwikkelt kwaliteitsnormen en toetst zorginstellingen hierop. Beoordeeld wordt of deze hun organisatie zo hebben ingericht dat zij op een reproduceerbare wijze een acceptabel kwaliteitsniveau van zorg voortbrengen. Als dat het geval is krijgt de instelling een accreditatie voor vier jaren, waarna een volledige hertoetsing plaatsvindt. Tussentijds gaat het NIAZ de voortgang van de afgesproken verbeterpunten na. De accreditatiestatus beoogt derden – zoals patiënten, verzekeraars, overheden – het vertrouwen in een goed en veilig georganiseerde instelling te geven.
JCI (Joint Commission International) is een organisatie die internationale normen, de zogenaamde JCI standards, vastlegt op het vlak van zorgkwaliteit en patiëntveiligheid. Als inspectie door JCI aantoont dat het kwaliteitssysteem van de zorginstelling beantwoordt aan de hoge eisen van de JCI standards, verleent JCI een ziekenhuisaccreditering. Een accreditering legt ook verbeterpunten van een organisatie bloot en gaat na of er in de organisatie een cultuur heerst om deze punten aan te pakken en te streven naar een optimalisering van de zorg en kwaliteit. Dit gebeurt aan de hand van de 300 JCI standards die geëxpliciteerd worden in 1.300 objectieve en meetbare criteria.
2 Wet van 11 mei 2007 tot wijziging van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen
4
Recente wetgeving heft de verplichting van mutualiteiten om voorafbestaande aandoeningen (beperkt) te dekken echter op. De wet van 26 april 20103, die de hospitalisatieverzekeringen van mutualiteiten gelijk moet schakelen met de hospitalisatieverzekeringen van private verzekeraars, laat de ziekenfondsen vanaf 1 januari 2012 vrij om nog een dekking aan te bieden voor de kosten van voorafbestaande aandoeningen. Deze vrije keuze voor de mutualiteiten betekent voor personen met een chronische ziekte of handicap echter een achteruitgang van hun sociale bescherming. Zij kunnen alleen maar hopen dat mutualiteiten een dekking blijven aanbieden voor de kosten van voorafbestaande aandoeningen. Om tegemoet te komen aan deze bezorgdheid, voorziet de Federale Regering een vrijstelling van de jaarlijkse taks voor de hospitalisatieverzekeringen, die een dekking voor de kosten van voorafbestaande aandoeningen bieden. Om te kunnen genieten van deze taksvrijstelling moet een hospitalisatieverzekering aan de volgende criteria voldoen4: de verzekering is toegankelijk voor alle kandidaat-verzekerden die de leeftijd van 65 jaar nog niet bereikt hebben; in de waarborgen, die de verzekering biedt, worden kosten van voorafbestaande ziekten of aandoeningen niet uitgesloten. De enige uitzondering die hieromtrent toegelaten zijn, zijn de uitsluiting of beperking van supplementen bij het verblijf in een eenpersoonskamer; personen met een voorafbestaande aandoening of ziekte moeten geen bijpremie betalen; de verzekeringsovereenkomst mag geen wachtperiode van meer dan 12 maanden voorzien. De nieuwe wetgeving en de mogelijkheid tot een vrijstelling van taks, hebben er toe geleid dat de mutualiteiten sinds januari 2012 hun dekking inzake voorafbestaande ziekten of aandoeningen veranderd hebben. Het Vlaams Patiëntenplatform maakte daarom een vergelijking op basis van de volgende vragen: Op welke manier vergoedt de hospitalisatieverzekering een hospitalisatie ten gevolge van een voorafbestaande aandoening of ziekte? Komt een voorafbestaande aandoening of ziekte in aanmerking voor de waarborg ambulante kosten voor ernstige ziekten? Naast deze twee dekkingen, zijn de volgende elementen ook belangrijk om hospitalisatieverzekeringen van mutualiteiten te vergelijken als je een voorafbestaande aandoening hebt: Voor welke ziekenhuisdiensten wordt de tussenkomst beperkt in bedrag of tijd (bijvoorbeeld voor de diensten revalidatie en geriatrie)? Zijn deze ziekenhuisdiensten belangrijk voor de behandeling van je voorafbestaande aandoening of ziekte? Voor welke hospitalisaties worden de kosten van geestes- en zenuwziekten terugbetaald? Indien je voorafbestaande ziekte onder de noemer van geestes- en zenuwaandoeningen valt, dien je dit zeker na te gaan. Vergelijkingen van deze elementen kan je opvragen bij het Vlaams Patiëntenplatform vzw.
Wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering Wet van 18 april 2010 tot invoering van een vrijstelling van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen ten voordele van de ziektekostenverzekeringen die een hoog niveau van bescherming aanbieden 3 4
5
LEGENDE -CM: Christelijke Mutualiteiten -SocMut: Socialistische Mutualiteiten -LibMut: Liberale Mutualiteiten -MLOZ (Landsbond van de Onafhankelijke Ziekenfondsen): Partena, Securex, Euromut, Onafhankelijk Ziekenfonds -V&NZ: Vlaams (&) Neutraal Ziekenfonds DEKKING VOORAFBESTAANDE AANDOENING OF ZIEKTE BIJ HOSPITALISATIE
Op welke manier vergoedt de hospitalisatieverzekering een hospitalisatie ten gevolge van een voorafbestaande aandoening of ziekte? CM: Hospitaalplan SocMut: KliniPlan & KliniPlanPlus5 LibMut: Hospitaal-Plus 100 & Hospitaal-Plus 200 SocMut: Hospimut & Hospimut Plus6
-Integrale vergoeding bij keuze voor een gemeenschappelijke kamer of tweepersoonskamer -Bij keuze voor een éénpersoonskamer worden de aangerekende kameren ereloonsupplementen tijdens de eerste 5 jaren van aansluiting uitgesloten.
-Integrale vergoeding bij keuze voor een gemeenschappelijke kamer of tweepersoonskamer -Bij keuze voor een éénpersoonskamer worden de aangerekende kameren ereloonsupplementen tijdens de eerste 3 jaren van aansluiting uitgesloten MLOZ: Hospitalia & Hospitalia -Integrale vergoeding bij keuze voor een gemeenschappelijke kamer of tweepersoonskamer Plus -Bij keuze voor een éénpersoonskamer worden de aangerekende kameren ereloonsupplementen ofwel de eerste 5 jaren van aansluiting ofwel altijd uitgesloten. De verzekerde kan na afloop van 5 jaar vragen om zijn toestand opnieuw te bekijken op basis van een nieuw medisch verslag. V&NZ: HospiPlan, AmbuPlan, -Integrale vergoeding bij keuze voor een gemeenschappelijke kamer of tweepersoonskamer HospiPlan, AmbuPlus -Bij keuze voor een éénpersoonskamer worden de aangerekende ereloon- en kamersupplementen ofwel de eerste 3 jaren van aansluiting ofwel altijd uitgesloten. De beslissing over deze duur (drie jaar of altijd) wordt genomen door de raadgevend geneesheer.
Na welke wachttijd kan iemand die zich in 2012 voor de eerste keer aansluit bij de hospitalisatieverzekering van één van deze mutualiteiten genieten van deze vergoeding? CM: Hospitaalplan SocMut: KliniPlan & KliniPlanPlus LibMut: Hospitaal-Plus 100 & Hospitaal-Plus 200 SocMut: Hospimut
Algemene wachttijd van 3 maanden Algemene wachttijd van 3 maanden Algemene wachttijd van 6 maanden Algemene wachttijd van 3 maanden
5 KliniPlan en KliniPlanPlus worden aangeboden door de Bond Moyson Oost-Vlaanderen, Bond Moyson West-Vlaanderen, De Voorzorg Antwerpen en De Voorzorg Limburg 6 Deze verzekeringen worden aangeboden door de Federatie van Socialistische Mutualiteiten van Brabant
6
& Hospimut Plus MLOZ: Hospitalia & Hospitalia Algemene wachttijd van 6 maanden Plus V&NZ: HospiPlan, AmbuPlan, Voor de aandoeningen of ziekten die bestaan op het moment van aansluiting geldt steeds een wachttijd van 12 maanden HospiPlan, AmbuPlus Opgelet: Een wachttijd kan wegvallen of in vermindering worden gebracht indien je voorheen ononderbroken aangesloten was bij een andere hospitalisatieverzekering. Voor pasgeborenen geldt de wachttijd onder bepaalde voorwaarden niet. Informeer je hierover bij je mutualiteit! Tip: Ga na of en hoe je hospitalisatieverzekering ook de medische kosten vóór en na een gewaarborgde ziekenhuisopname dekt. Heeft je hospitalistieverzekering met andere woorden een waarborg pré- en posthospitalisatie? DE WAARBORG AMBULANTE KOSTEN VOORAFBESTAANDE AANDOENING
VOOR ERNSTIGE
ZIEKTEN
IN
GEVAL
VAN
EEN
De meeste hospitalisatieverzekeringen bieden een waarborg ambulante kosten voor ernstige ziekten. Dit houdt in dat zij voor een aantal ziekten de kosten vergoeden voor behandelingen buiten een ziekenhuisopname. Welke ernstige ziekten kunnen rekenen op de waarborg ambulante kosten en tot welk grensbedrag worden deze ambulante kosten vergoed? Mutualiteit en verzekeringsformule CM: Hospitaalplan
SocMut: KliniPlan & KliniPlanPlus
LibMut: HospitaalPlus 100 & Hospitaal-Plus 200
MLOZ: Hospitalia
Ziekten die kunnen rekening op de waarborg ambulante kosten voor ernstige ziekten
Grensbedrag
Kwaadaardig tumoren (bv.kanker), hersentumoren, kwaadaardige bloedziekten (bv. leukemie, Hodgkin), MS, ALS, Parkinson, meningitis, encefalitis poliomyelitis, tuberculose, aids, brucellose, cholera, levercirrose t.g.v. hepatitis, pokken, tetanus, tyfus, buiktyfus, difterie, miltvuur, sarcoïdose, diabetes type I, nieraandoeningen met noodzaak tot nierdialyse, mucoviscidose en systeemsclerodermie met orgaanaantasting, ziekte van Crohn en Colitis Ulcerosa Kanker, leukemie, tuberculose, Hodgkin, Kahler, ALS, cerebrospinale meningitis, encefalitis, MS, poliomyelitis, Parkinson, aids, brucellose, buiktyfus, cholera, difterie, hepatitis, mazelen, miltvuur, pokken, rodehond, roodvonk, tetanus, tyfus of tyfus- of partyfuskoorts, diabetes, nieraandoeningen met noodzaak tot nierdialyse, sarcoïdose Kanker, leukemie, tuberculose, MS, Parkinson, difteritis, kinderverlamming, meningitis-cerebrospinalis, pokken, tyfus, encefalitis, miltvuur, tetanus, cholera, Hodgkin, aids, virushepatitus, roodvonk, diabetes, nieraandoeningen waarvoor dialyse noodzakelijk is, Crohn, colitis ulcerosa en mucoviscidose
7000 euro per kalenderjaar/per aangeslotene.
6250 euro per verzekeringsjaar /per aangeslotene
HospitaalPlus 100: 5000 euro per kalenderjaar/per aangeslotene. HospitaalPlus 200: 7000 euro per kalenderjaar/per aangeslotene. Kanker, leukemie, Parkinson, Hodgkin, Alzheimer, aids, TBC, MS, 7000 euro per ALS, cerebrospinale meningitis, poliomyelitis, progressieve jaar/per
7
spierdyostrofie, encephlitius, tetanus, mucoviscidose, Crohn, brucellosse, levercirrose t.g.v. hepatitis, sclerodermie met aantasting van organen, diabetes type I, rectocolitis ulcerosa, ziekte van Pompe, malaria, typhus exanthematicus, typhoïde en paratyphoïde aandoeningen, difterie, cholera, miltvuur V&NZ: AmbuPlan, Alle kwaadaardige woekeringen (bv. carcinoom, leukemie, uitgebreid melanoom, ziekte van Hodgkin, Kahler); ziekten die AmbuPlus dementie veroorzaken, zware chronische aandoeningen van het zenuwstelstel, van het musculair stelsel en van het bindweefsel (bv. MS, ALS, Parkinson, lidmaatverlammingen, spierdystrofie, sclerodermie, sarcoïdose, hersenontstekingen); nierinsufficiëntie die dialyse vergt; vaatziekten die tot lidmaatamputatie leiden; transplantatie van grote organen; chronische handicaperende aandoeningen (bv. insuline-afhankelijke diabetes); aids; mucoviscidose; hemofilie en niet-alcoholische cirrose.
Plus
aangeslotene
AmbuPlan: 1250 euro per kalenderjaar/per aangeslotene AmbuPlus: 2500 euro per kalenderjaar/per aangeslotene
Opgelet: De Federatie van Socialistische Mutualiteiten van Brabant biedt in hun hospitalisatieverzekeringen geen waarborg ambulante kosten voor ernstige ziekten aan. In bepaalde formules van de hospitalisatieverzekeringen van het Vlaams & Neutraal Ziekenfonds en de Onafhankelijke Mutualiteiten zit geen waarborg ambulante kosten voor ernstige ziekten vervat. Het verschilt van mutualiteit tot mutualiteit of de verzekerde ooit recht heeft op de bovenstaande waarborg indien de ernstige ziekte al bestond vóór de aansluiting tot de hospitalisatieverzekering. Hierbij kan er een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds de CM, de SocMut en de LibMut en anderzijds de Onafhankelijke mutualiteiten en het V&NZ. Mutualiteit en verzekeringsformule CM: Hospitaalplan SocMut: KliniPlan & KliniPlanPlus LibMut: Hospitaal-Plus 100 & Hospitaal-Plus 200 MLOZ: Hospitalia Plus V&NZ: AmbuPlus
Dekking voorafbestaande aandoeningen of Taksvrijstelling ziekten Voorafbestaande aandoeningen of ziekten komen na de algemene wachttijd van 3 maanden in aanmerking komen voor de waarborg ambulante kosten voor ernstige ziekten.
Voorafbestaande aandoeningen of ziekten worden uitgesloten voor de waarborg ambulante kosten voor AmbuPlan, ernstige ziekten. (Afwijkingen op deze uitsluiting kunnen mogelijk zijn).
Ja
Geen taksverlaging op de premie van de extra module met waarborg ambulante kosten voor ernstige ziekten
Belangrijk om weten: De wijzigingen in de nieuwe hospitalisatieverzekeringen van de mutualiteiten brengen met zich mee dat vroegere beperkingen (bv. forfaitaire vergoedingen voor hospitalisaties of wachtperiodes voor de waarborg ambulante kosten voor ernstige ziekten) in bepaalde formules wegvallen. Personen met een voorafbestaande aandoening of ziekte, die reeds vóór 2012 aangesloten waren bij de hospitalisatieverzekering van hun mutualiteit, vragen hierover best informatie aan hun mutualiteit. Indien je door de wijzingen in hospitalisatieverzekeringen van 2012 nu kan rekenen op de waarborg ambulante kosten van ernstige ziekten, dan dien je deze waarborg zelf aan te vragen.
8
PATIËNTENVERENIGINGEN IN HET DEBAT OVER GEPERSONALISEERDE GENEESKUNDE Gepersonaliseerde geneeskunde maakt zorg op maat van de patiënt mogelijk. Op het eerste zicht kan je er niet op tegen zijn dat patiënten behandelingen krijgen die het best aansluiten bij hun (genetisch) profiel. Ook de mogelijkheden die gepersonaliseerde geneeskunde opent voor bepaalde zeldzame ziekten zijn hoopgevend. BEZORGDHEDEN
Toch roepen de mogelijkheden ook bezorgdheden op die samengebracht werden in een resolutie7. Wat bijvoorbeeld met de betaalbaarheid van gepersonaliseerde geneeskunde voor het gezondheidszorgsysteem en patiënten? Verschillende studies tonen vandaag reeds aan dat steeds meer patiënten het moeilijk hebben om hun medische kosten te betalen en behandelingen zelfs uitstellen.8 Zal gepersonaliseerde geneeskunde toegankelijk zijn voor iedereen of stevenen we (verder) af op een geneeskunde met twee snelheden? Ook het recht om niet te weten9 en het recht op privacy10 van patiënten kunnen in het gedrang komen met gepersonaliseerde geneeskunde. Sommige personen zullen hun genetisch profiel wensen te kennen, terwijl andere personen hierover liever niet geïnformeerd worden. Beide keuzes dienen gerespecteerd en begeleid te worden. Toch bestaat het gevaar dat patiënten druk zullen ervaren om hun genetisch profiel te laten screenen en hun leven (relaties, kinderwens, job, hobby’s, eetgewoonten, …) aan de resultaten van die screening aan te passen. Wat het recht op privacy betreft, ervaart het Vlaams Patiëntenplatform vandaag reeds dat verzekeringsmaatschappijen - ondanks een wettelijk verbod11 - indirect naar genetische informatie peilen bij kandidaat-verzekerden.12 Informatie over het genetisch profiel van patiënten, zal dan ook voldoende beschermd moeten worden om gelijke kansen op de arbeids- en verzekeringsmarkt te garanderen. BESLUIT: PATIËNTENVERENIGINGEN NODIG IN MAATSCHAPPELIJK DEBAT
De geschetste bezorgdheden tonen aan dat gepersonaliseerde geneeskunde een maatschappelijk debat vereist.13 Hierbij dienen patiënten(verenigingen) betrokken te worden. Zij kunnen enerzijds aangeven welke ethische grenzen gerespecteerd moeten worden en anderzijds welk wetenschappelijk onderzoek en medische innovaties het best tegemoet komen aan hun noden. In verband met biobanken heeft de voorstel van resolutie betreffende gepersonaliseerde geneeskunde en de uitdagingen voor ons gezondheidssysteem, 19 november 2010. 8 Zie o.a. Gezondheidsenquête 2008, Jaarboek Armoede en Uitsluiting 2009, Studie Test Aankoop (2010): “Betaalbare gezondheidszorg. Uw financiële gezondheid aangetast.” 9 Artikel 7 §3 van de Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt 10 Artikel 10 van de Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt 11 Artikel 95 van de Wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst 12 Het komt nog steeds voor de verzekeringsmaatschappijen in hun medische vragenlijsten vragen naar familiale antecedenten. Bijvoorbeeld: Komen er in uw naaste familie hart- en vaatziekten, neurologische of psychische ziekten, kanker of suikerziekte voor? 13 Hiervoor kan o.a. inspiratie gehaald worden uit het NANOSOC-project. Dit project ging na hoe er een publieke discussie op gang kan gebracht worden over de grenzen van nanotechnologie. 7
9
samenwerking tussen patiëntenverenigingen en kenniscentra in het buitenland reeds hun vruchten afgeworpen.14
DEELTIJDSE
WERKHERVATTING NA ARBEIDSONGESCHIKTHEID: OPZEGVERGOEDING OP BASIS VAN VOLTIJDS OF DEELTIJDS LOON?
Wanneer een werknemer na een periode van arbeidsongeschiktheid met toestemming van de adviserend geneesheer deeltijds het werk hervat en nadien wordt ontslagen, dringt zich een vraag op: moet de opzegvergoeding berekend worden op basis van het (fictief) voltijds loon of op basis van het (reeël) deeltijds loon? ARBEIDSRECHTBANK STELT ZICH VRAGEN OVER BEPALING IN ARBEIDSOVEREENKOMSTENWET
De Arbeidsovereenkomstenwet bepaalt dat de opzegvergoeding moet berekend worden op basis van het ‘lopend loon’ van de werknemer. De arbeidsrechtbank in Kortrijk onderzocht hoe dit begrip moet worden ingevuld. De rechtbank merkte in eerste instantie op dat het begrip ‘lopende loon’ normaliter slaat op het reëel loon van de werknemer op het ogenblik van het ontslag. De arbeidsrechtbank verwees hierbij naar de vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie in verband met tijdskrediet en loopbaanvermindering. Volgens deze rechtspraak moet de opzegvergoeding van een werknemer die deeltijds werkt in het kader van tijdskrediet of loopbaanonderbreking, berekend worden op het reëel (deeltijds) loon en niet op het voltijds loon waarop de werknemer recht had voor de aanvang van het tijdskrediet of de loopbaanonderbreking. Toch merkte de arbeidsrechtbank van Kortrijk op dat er volgens deze redenering een ongelijke behandeling zou ontstaan tussen werknemers die (met toestemming van de adviserend geneesheer) hun prestaties deeltijds hebben hervat na hun arbeidsongeschiktheid en werknemers die onafgebroken afwezig blijven wegens arbeidsongeschiktheid. Wanneer deze laatste worden ontslagen, moet de opzegvergoeding worden berekend op basis van het voltijds loon van de werknemers, meer bepaald op basis van het loon waarop de werknemers recht hadden voor de schorsing van hun arbeidsprestaties. Als de eersten daarentegen worden ontslagen, zouden ze volgens de bovenbedoelde redenering een opzegvergoeding ontvangen die berekend wordt op basis van hun reëel deeltijds loon. Met andere woorden: werknemers die na een periode van arbeidsongeschiktheid deeltijds het werk hervatten, zouden minder gunstig worden behandeld dan degene die dat niet doen. De arbeidsrechtbank besloot hierover een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof, meer bepaald om te weten of er al dan niet sprake is van discriminatie.
De in deze nieuwsbrief opgenomen artikels mogen worden overgenomen mits bronvermelding. Je kan het artikel in een Word-versie opvragen via
[email protected] 14 T. Van der Valk & C. Smit, Patiënten spelen doorslaggevende rol bij biobanken. Nationale en internationale voorbeelden, NED TIJDSCHR GENEESKD. 2011;155:A2968
10
UITSPRAAK VAN HET GRONDWETTELIJK HOF: OPZEGVERGOEDING MOET BEREKEND WORDEN OP BASIS VAN HET VOLTIJDS LOON
Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat de interpretatie van het begrip ‘lopend loon’ volgens dewelke er gekeken moet worden naar het reëel loon op het ogenblik van het einde van de arbeidsovereenkomst een verschillende behandeling met zich meebrengt, die onredelijke gevolgen heeft en die daarom strijdig is met het grondwettelijk gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel. Volgens het Hof moet deze situatie duidelijk onderscheiden worden van de situatie waarin een werknemer in het kader van tijdskrediet of loopbaanonderbreking deeltijds werkt. In dat geval berust de deeltijdse tewerkstelling immers op een akkoord tussen werkgever en werknemer. Dan heeft de werknemer hiervoor vrijwillig gekozen. Dit is niet het geval voor de arbeidsongeschikte werknemer die onvrijwillig, door ziekte of ongeval ertoe gedwongen wordt om slechts deeltijds te werken. Het Grondwettelijk Hof besluit dus dat een arbeidsongeschikte werknemer die met toestemming van de adviserend geneesheer zijn arbeidsprestaties deeltijds hervat, gelijk behandeld moet worden als een werknemer die afwezig blijft wegens arbeidsongeschiktheid. Dit betekent dat de opzegvergoeding, in geval van ontslag, moet worden berekend op basis van het voltijds loon. Bron: Grondwettelijk Hof, 28 mei 2009, arrest nr. 89/2009, A.R. nr. 4485
VERS GEPERST AANTAL BUITENLANDSE PATIËNTEN IN BELGISCHE ZIEKENHUIZEN STIJGT, MAAR IS AL BIJ AL NOG BEPERKT
Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) onderzocht samen met de KULeuven de instroom van buitenlandse patiënten die zich laten opnemen in een Belgisch ziekenhuis voor een geplande ingreep. De grote meerderheid komt uit andere EU landen, vooral dan uit Nederland en Frankrijk. In vergelijking met het totaal aantal hospitalisaties is hun aandeel nog beperkt (ongeveer 1,5% van alle hospitalisaties), maar op 5 jaar tijd nam hun aantal wel met 60% toe. Een verdere toename kan financiële problemen of wachtlijsten veroorzaken. De Europese Unie ontwikkelde regels om de buitenlandse patiëntenstroom te organiseren. Afhankelijk van wie betaalt en wanneer kunnen de patiënten worden ingedeeld in drie groepen. Er zijn patiënten wiens verzekeraar in het thuisland de kosten via de Belgische ziekteverzekering aan het Belgische ziekenhuis betaalt, na voorafgaande toestemming van het thuisland om zich in België te laten behandelen. Anderen schieten zelf de kosten voor en krijgen nadien een (gedeeltelijke) terugbetaling van de verzekeraar in hun thuisland. De derde groep bestaat uit patiënten die zich laten verzorgen op basis van een overeenkomst die hun verzekeraar in het thuisland met het ziekenhuis afsloot. In het laatste geval draagt de verzekeraar rechtstreeks de kosten. Vandaag is het voor Belgische ziekenhuizen niet interessant om grote aantallen buitenlandse patiënten aan te trekken, tenzij om de leegstaande bedden op te vullen. Dit komt door het complexe systeem van de Belgische ziekenhuisfinanciering. Een toename van buitenlandse patiënten zou de ziekenhuissector in financiële problemen kunnen brengen. Daarom stelt het KCE alternatieve mechanismen voor, zoals een apart budget voor buitenlandse patiënten, of een forfaitaire prijs per aandoening. Tot nu toe hebben de ziekenhuizen nog geen melding gemaakt van het bestaan van wachtlijsten, maar ze volgen dit ook niet echt op. Blijkbaar vullen de buitenlandse patiënten vooral de leegstaande bedden op. Een aangepaste ziekenhuisfinanciering kan financiële problemen bij de ziekenhuizen vermijden maar kan
11
het tegelijkertijd voor hen interessant maken om buitenlandse patiënten aan te trekken, met als risico dat buitenlandse patiënten voorrang krijgen op de Belgische. Om dit te vermijden zou een opvolgingssysteem voor wachtlijsten moeten opgezet worden in arrondissementen waar de inkomende stromen van patiënten plots aanzienlijk toenemen. Op die manier blijft de toegankelijkheid tot de gezondheidszorg voor Belgische patiënten gegarandeerd. Deze taak zou kunnen worden uitgevoerd door het Observatorium voor Patiëntenmobiliteit, dat sinds kort operationeel is. KCE Press releases, 25 november 2011 CHRONISCH ZIEK IN TIJDEN VAN BESPARINGEN: JAN DE MAESENEER ‘BESPARINGEN IN GEZONDHEIDSZORG VRAGEN MAATSCHAPPELIJK DEBAT’
Van alle besparingen die bij de vorming van de nieuwe regering werden afgesproken maken deze in de gezondheidszorg het grootste pakket uit. Paradoxaal genoeg werd aan de discussie over dit pakket het minst tijd besteed. Dit wekt verwondering, want in de meeste westerse landen vormt de verwachte kost van de toenemende vergrijzing voor de uitgaven in de gezondheidszorg het voorwerp van fundamentele debatten, waarbij nagedacht wordt over de manier waarop de zorg best zal worden gerealiseerd. We worden allemaal ouder en dit op zich is een succesverhaal, maar het brengt ook mee dat er meer mensen zijn, met meer chronische aandoeningen. Dit laatste noemen we multimorbiditeit: mensen met meer dan één chronische ziekte. Meer dan 50 procent van de 65-plussers heeft drie chronische aandoeningen, terwijl een op vijf minstens vijf chronische aandoeningen vertoont.
In de voorbije jaren heeft de federale overheid initiatieven genomen om de chronische ziekten aan te pakken: dit gebeurt via zorgtrajecten. Binnen die zorgtrajecten wordt afgesproken wat er gebeurt bij de huisarts, wat de rol is van de specialist en van de andere zorgverstrekkers (diëtist,…), hoe die zorg vergoed wordt en hoe erover gewaakt wordt dat een toegankelijke en kwaliteitsvolle zorg voor alle patiënten gewaarborgd blijft. Het positieve aan deze ziektegerichte programma’s is dat artsen en verpleegkundigen geleerd hebben om gestructureerd te werken (vertrekkend van wetenschappelijk onderbouwde richtlijnen), dat aandacht wordt besteed aan voorlichting voor de patiënt en dat een vlotte taakverdeling wordt nagestreefd. Wanneer patiënten echter meerdere aandoeningen hebben (bijvoorbeeld zowel longlijden als suikerziekte), loopt deze ziektegerichte benadering duidelijk vast. In een recent artikel in het toonaangevende Amerikaanse tijdschrift JAMA beschrijft Chris Boyd hoe het opvolgen van alle richtlijnen, voor een patiënte met artrose, hoge bloeddruk, suikerziekte en chronisch longlijden ertoe leidt dat zij bijna 24 uur dient te besteden aan activiteiten die te maken hebben met haar chronische aandoeningen (waaronder 20 innames van in totaal 11 verschillende medicijnen), en er bijgevolg nauwelijks nog ‘leven’ naast ‘ziekte’ overbleef. Een ander probleem met deze ziektegerichte benadering is dat er in toenemende mate een nieuwe vorm van ongelijkheid ontstaat: bepaalde zorgpakketten zijn enkel ‘gratis’ toegankelijk voor patiënten die een bepaalde diagnose hebben (wat ertoe kan leiden dat iemand die halfzijdig verlamd is door een hersentumor meer en meer toegankelijke zorg krijgt dan iemand met dezelfde verlamming door een
12
hersenbloeding). De multimorbiditeit vraagt om een nieuwe aanpak van chronische aandoeningen. Hierbij verlaat men de strikte ‘probleemgeoriënteerde’ benadering, waarbij de doelstellingen die de patiënt in overleg met de hulpverlener formuleert, het uitgangspunt vormen voor het uittekenen van de aanpak en behandeling. Als men aan mensen met chronische aandoeningen vraagt wat voor hen er echt toe doet in hun leven, dan blijken twee zaken erg belangrijk: enerzijds het kunnen functioneren in een dagdagelijkse context en anderzijds sociale participatie. De vraag wordt dan hoe we maximaal kunnen bijdragen aan de doelstellingen van de patiënt en dit zowel op vlak van levensduur als van levenskwaliteit. In de reacties van patiënten op de discussie gelanceerd op 2 december door professor Cassiman, blijkt dat mensen op een verschillende wijze de afweging tussen kwaliteit en kwantiteit van leven maken. Hier ten volle aandacht aan schenken (wat onder meer vraagt om goede communicatievaardigheden bij artsen en andere hulpverleners), behoedt ons voor de impasse waar een ziektegerichte benadering ongetwijfeld toe zal leiden. De arts en andere hulpverleners worden hierbij begeleiders in het keuzeproces van de patiënt, waardoor zorg echt persoonlijk relevant en verantwoord wordt. Om deze doelgerichte benadering te realiseren, zijn nog vele stappen nodig. Informeren en versterken van de patiënt vormt een eerste belangrijke stap. Een goede relatie tussen een patiënt en een team van gezondheidszorgverstrekkers op de eerstelijn is essentieel. Daarbinnen moet het vertrouwen ontstaan, waarin respectvolle communicatie over wat er voor mensen in verschillende levensfases echt toe doet mogelijk wordt. Tevens zal er aandacht zijn voor de sociale context: mensen met een hogere opleiding zijn beter in staat om de doelstellingen voor hun leven helder te formuleren, dus extra ondersteuning voor maatschappelijk kwetsbare groepen mag niet ontbreken. Een ethische benadering en aandacht voor sociale rechtvaardigheid bij patiënten en hulpverleners zijn een vereiste. Deze fundamentele heroriëntatie in de zorg vraagt ook om een maatschappelijk gedragen kader voor het maken van keuzes in zorg. De vraag naar wat maatschappelijk verantwoord en betaalbaar is, kan niet op het bord van de individuele zorgverstrekker worden gelegd. Een breed maatschappelijk debat is nodig om keuzes te maken. Recent heeft de Strategische Adviesraad Welzijn, Gezondheid en Gezin in de visienota Maatschappelijk Verantwoorde Zorg de vijf kenmerken gedefinieerd waaraan maatschappelijk verantwoorde zorg moet voldoen: ‘kwaliteit, performantie, rechtvaardigheid, relevantie en toegankelijkheid’. Wellicht een goed vertrekpunt voor zo’n debat. Jan De Maeseneer in De Morgen, 3 januari 2012 MAAK PSYCHOTHERAPIE BESPREEKBAAR EN BETAALBAAR
De voorbije tien jaar is het aantal gevallen van zelfdoding met meer dan acht procent gedaald, maar Vlaanderen blijft het op dat vlak behoorlijk slecht doen. Het nieuwe actieplan wil de cijfers met 20 procent doen dalen, vooral door psychische problemen uit de taboesfeer te halen. Op de Conferentie Suïcidepreventie kon Vlaams minister van Welzijn Jo Vandeurzen uitpakken met vrij bemoedigende cijfers: het aantal zelfdodingen bij mannen daalde met 13.2 procent in de periode tussen 2000 (een piekjaar) en 2009, bij vrouwen is er een daling met 11 procent. Ook het aantal pogingen nam af. Maar het gaat nog altijd om drie gevallen van zelfdoding per dag in Vlaanderen, en dat is een pak meer dan bijvoorbeeld in Nederland. En sinds de economische crisis toesloeg, ziet men opnieuw een duidelijke stijging. Minister Vandeurzen wil dat het aantal zelfdodingen tussen 2000 en 2020 uiteindelijk met 20 procent daalt. Uit studies blijkt alvast dat een aantal maatregelen ook effectief werkt. Denk maar aan laagdrempelige hulp via het internet en psychische problemen bespreekbaar maken door initiatieven als Te Gek!?. Vandeurzen gaat met zijn actieplan op dezelfde weg verder. Hij wil werk maken van één enkel meldpunt, dat makkelijk toegankelijk is. En psychische problemen moeten verder uit de taboesfeer worden gehaald. Bij 90 procent van de zelfdodingen zou een psychiatrische problematiek één van de oorzaken zijn. Maar
13
Vlamingen vinden, in tegenstelling tot Nederlanders, zeer moeilijk de weg naar de hulpverlening. Door psychische problemen meer bespreekbaar te maken, wil minister Vandeurzen het maatschappelijk stigma wegwerken. Hij vraagt de federale overheid ook om eindelijk werk te maken van een terugbetaling van psychotherapie, iets wat tot nu niet gelukt is door budgettaire problemen en meningsverschillen over welke soorten therapie erkend moeten worden. Belga, 19 december 2012 DAG ZONDER KREDIET: LEVEN ZONDER SCHULDEN!
Jaar na jaar vestigt het platform Dag Zonder Krediet de aandacht op de gevaren van krediet. Op 26 november 2011, Dag Zonder Krediet, voert het platform opnieuw actie tegen de schadelijke gevolgen van ongebreidelde kredietverlening. Met concrete voorstellen en met verhalen van mensen die in schulden leven. In Brussel en in 5 Vlaamse steden. Broodnodig, want de vooroordelen en clichés over mensen met schulden zijn niet van de lucht: ze beheren budget slecht, kijken op geen euro en geven geld uit zonder na te denken. Vooroordelen die gemakkelijk doorprikt kunnen worden. Cijfers van de Nationale Bank bewijzen dat één derde van de mensen die een beroep doen op collectieve schuldenregeling, geen kredietschulden hebben. Zij raken in de problemen door te hoge kosten voor energie, gezondheidszorg, voeding, huisvesting,…net die hoge kosten voor basisbehoeften drijven mensen vaak in de armen van kredietverleners. Het platform zet 5 concrete aanbevelingen op de agenda: Voorkomen van financiële moeilijkheden en overmatige schuldenlast: minimuminkomen en uitkeringen op te trekken tot boven het niveau van de Europese armoedegrens; essentiële levensbehoeften zoals energie, onderwijs, huisvesting en gezondheidszorg betaalbaar te houden; automatische toekenning van sociale rechten. Versterken van de rechten van de consument. Een humane invordering met respect voor de menselijke waardigheid en voor de rechten van de verdediging. Optimalisatie van de procedure collectieve schuldbemiddeling. Voldoende financiering van alle schuldbemiddelingsdiensten om alle opdrachten kwaliteitsvol uit te voeren. Mailing OIVO, 25 november 2011 HET KENNISCENTRUM VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ONDERZOEKT INITIATIEVEN VOOR EEN HUISARTS VAN WACHT
De wachtdiensten van huisartsen, zoals we die nu nog kennen, komen in het gedrang. Er zijn, vooral in de landelijke regio’s, onvoldoende huisartsen om ook ’s nachts en in het weekend zorg te kunnen garanderen. Huisartsen ervaren de wachtdiensten bovendien als belastend, en voelen zich soms onveilig. Op vraag van de huisartsenkringen, die momenteel de wacht organiseren, bekeek het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) een aantal initiatieven in België en in het buitenland. Er tekenen zich een aantal alternatieve oplossingen af, waarvoor in ons land al proefprojecten lopen: een uniek oproepnummer, samengevoegde wachtdienstgebieden, doorschakeling naar ziekenhuizen, oprichting van wachtposten en het in dienst nemen van wachtdienstartsen. Andere mogelijkheden werden nog niet getest, maar zijn ook het overwegen waard: telefonische consultaties of consultaties door verpleegkundigen. Het KCE beveelt een, eventueel gecombineerde, voortzetting van de reeds bestaande initiatieven en een eventuele implementatie van de buitenlandse oplossingen aan. Daarbij zullen wel verschillende aanpassingen van de wetgeving nodig zijn.
14
Bij de keuze van de oplossingen moeten de toegankelijkheid en kwaliteit van de zorg verzekerd blijven, en moet aan de behoeften van de patiënt worden voldaan. Dit betekent daarom nog niet dat een huisarts verplicht is om een huisbezoek af te leggen telkens een patiënt erom vraagt. Huisartsen zouden hierover beter moeten worden geïnformeerd. Verder wordt er bij de keuze ook best rekening gehouden met de gevolgen voor de huisartsen (werkbelasting, veiligheid, beschikbaarheid van medische informatie enz) en de gevolgen voor de overheid (budget, wijzigingen aan de wetgeving, evaluatie van de kwaliteit, enz.). Press releases KCE, 30 december 2011 VERZEKERINGEN WORDEN TOT 6 PROCENT DUURDER
Verzekeringen worden een stuk duurder. De sector verwacht prijsstijgingen tot 6 procent, omdat ze meer moet tussenkomen in schadegevallen en door extremere weersomstandigheden. AG Insurance bijvoorbeeld, met ruim 2,5 miljoen klanten veruit de grootste verzekeringsmaatschappij van ons land, geeft alvast aan dat ze de premies voor brandverzekeringen optrekt met 5 à 6 procent. Oorzaak is het wispelturige weer. ‘In 2011 kampten we met een extreme winter, een kurkdroge lente en zomerstormen. De schade door overstromingen was aanzienlijk’, aldus Laurence Gijs. Ook de autopolis gaat bij AG met 4 procent omhoog. Concurrent Axa belooft ‘geen lineaire, maar wel individuele premieverhogingen’. Bij P&V, Vivium en Mercator Verzekeringen wordt zeker de autoverzekering duurder?. ‘We stellen meer schadegevallen vast en moeten hogere kosten compenseren’, aldus Patrick Van De Sype van Mercator. Ook de hospitalisatiepremies worden duurder, temeer omdat de regering in het budget voor de sociale zekerheid gaat snoeien. Wellicht betaalt de patiënt meer voor een ziekenhuisverblijf, waardoor verzekeraars ook meer moeten terugbetalen. AG Insurance trekt zijn tarieven alvast op met 3,35 procent. Ander motief voor de prijsstijgingen zijn de slinkende beleggingsinkomsten. ‘Beleggingen, vooral die in overheidsobligaties, brengen minder op. Verzekeringsmakelaars moeten dat compenseren om geen verlies te maken’, aldus Wauthier Robyns van verzekeringskoepel Assuralia. De Standaard, 10 december 2011 PRIJSDALING HIER AANGEKONDIGD VOOR GENEESMIDDEL DAT GOEDKOPER WORDT IN EEN BUURLAND
Zodra een geneesmiddel in een buurland goedkoper wordt, moet ook hier een prijsdaling doorgevoerd worden. Deze maatregel staat in de beleidsnota die minister van Consumentenzaken Johan Vande Lanotte (sp.a). Bovendien komt er een jaarlijkse prijsvergelijking. De maatregel moet niet alleen de prijs voor bepaalde medicijnen in ons land doen verlagen, hij geldt ook als besparing voor de federale overheid. Goedkopere geneesmiddelen betekenen immers ook dat het Riziv voor minder moet tussenkomen. België zal, net zoals onder meer in Frankrijk vandaag het geval is, een systeem invoeren dat de farmaceutische bedrijven verplicht om prijsverlagingen in de buurlanden te melden. Daarop moet dan een prijsdaling volgen in ons land. Hoe dat precies zal worden berekend en uitgevoerd, wordt momenteel nog besproken in werkgroepen. Vandaag bestaat zo’n regeling helemaal niet. De prijs van een medicijn wordt vastgelegd en met mogelijke prijsschommelingen in andere landen wordt daarbij geen rekening meer gehouden. Naast de meldingsplicht voor prijsstijgingen door de farmaceutische industrie, zal de FOD Economie elk jaar ook een prijsvergelijking uitvoeren met de buurlanden. “De bedoeling is dat er geen geneesmiddelen bij ons op de markt zijn, die duurder zijn dan in de ons omringende landen”, klinkt het op het kabinet van Vande Lanotte. “De prijzen van geneesmiddelen waarvan het patent nog niet is verstreken, zijn in ons land vandaag al relatief goedkoper”, meldt Leo Neels van pharma.be, de koepel van de geneesmiddelenindustrie. “Medicijnen waarvan het patent wel al is verstreken en generische geneesmiddelen (de zogenaamde witte producten bij de apotheek) zijn over het algemeen dan weer
15
duurder in ons land in vergelijking met de buurlanden.” Vooral de prijs van die laatste zal dus na de eerste prijsvergelijking met de buurlanden worden aangepast. Minister Vande Lanotte wil deze maatregel versneld doorvoeren. “Het is onze ambitie om dit in de programmawet van eind januari te passen”, klinkt het. Momenteel zijn werkgroepen in de weer en binnenkort volgt nog overleg met de farmaceutische industrie. Die laatste staat overleg niet in de weg. ‘We willen gesprekken voeren’, zegt Neels van pharma.be. ‘Maar alles hangt wel af van de manier waarop dit systeem wordt uitgerold. De farmaceutische sector met dertigduizend jobs, is belangrijk in ons land.’ De Morgen, 10 januari 2012
DATA VAN ACTIVITEITEN IN 2012 ALGEMENE VERGADERING
Algemene vergadering op 17 maart 2012 STUDIEGROEPEN 2012
Studiegroep medicatie
Studiegroep werk 16 februari 10 mei 4 oktober 6 december
Studiegroep verzekeringen 18 januari 4 april 5 september 14 november
ANDERE ACTIVITEITEN
Activiteiten Patiëntenrechten Klankbordgroep SEL 18 april actie ter gelegenheid van 19 januari Hasselt Europese dag van de patiëntenrechten 9 juni vorming patiëntenrechten 6 februari Gent Leuven 16 juni vorming patiëntenrechten Gent 20 juni vorming patiëntenrechten Antwerpen 26 juni vorming patiëntenrechten Kortrijk 29 juni vorming patiëntenrechten Hasselt 26 september vorming patiëntenrechten voor zorgbeoefenaars Leuven
Werkgroep GGZ 18 januari
16