Nieuwe standaard voor voorzieningen: schijnzekerheid of betere waardering? De IASB heeft een nieuw voorstel gepresenteerd voor de opname en waardering van voorzieningen. Het voorstel oogst op diverse aspecten kritiek, getuige ook de 207 commentaarbrieven die zijn binnengekomen. Als het voorstel wordt omgezet in een definitieve standaard, dan kan deze significante gevolgen hebben voor ondernemingen. Wim Schoonderbeek, National Office, Assurance Bob Owel, Accounting and Valuation Advisory Services, Assurance
1. Inleiding De IASB (International Accounting Standards Board) heeft een nieuw voorstel (exposure draft, ED) uitgebracht voor de opname en waardering van verplichtingen, als aanpassing van de bestaande IAS 37 ‘Voorzieningen, voorwaardelijke verplichtingen en voorwaardelijke activa’. In het voorstel hoeven verplichtingen aan minder criteria te voldoen om opgenomen te moeten worden in de jaarrekening. Het voorstel zet uiteen welke aspecten meegewogen moeten worden in de waardering van dergelijke verplichtingen. Uit hoofde van de geplande convergentie tussen de IFRS (International Financial Reporting Standard) en de Amerikaanse verslaggevingregels (US GAAP) wijzigt daarnaast de verslaggeving voor de kosten van een reorganisatie. De commentaarperiode voor het voorstel is in mei 2010 gesloten. De IASB heeft 207 commentaarbrieven ontvangen.
12
De IASB zal behoorlijk wat tijd moeten besteden aan de analyse van deze commentaarbrieven. De reacties in de commentaarbrieven lopen uiteen. Sommige partijen kunnen zich goed vinden in het voorstel, andere niet. Hierdoor blijft het voorlopig onduidelijk welke richting de IASB uiteindelijk zal opgaan. Het is raadzaam voor ondernemingen om tijdig de huidige voorstellen te evalueren en de gevolgen voor de jaarrekening in kaart te brengen. Naar verwachting brengt de IASB de definitieve standaard nog in 2010 uit. In dit artikel worden verplichtingen en voorzieningen behandeld. Voorzieningen zijn een specifieke vorm van verplichtingen. Beide termen worden gebruikt in dit artikel en moeten bezien worden vanuit het perspectief van IAS 37 en de voorgestelde vervanging hiervan.
PricewaterhouseCoopers
2. Achtergrond van de voorgestelde wijzigingen Waarom zijn er aanpassingen nodig?
Drie redenen De IASB geeft drie redenen waarom de waardering van de verplichtingen aangepast moet worden: • inconsistenties tussen standaarden; • convergentie met US GAAP; • verbetering van waardering van verplichtingen.
Inconsistenties tussen standaarden De IASB heeft enkele inconsistenties tussen standaarden geconstateerd ten aanzien van de waardering van verplichtingen. Een van de criteria voor het opnemen van een verplichting volgens IAS 37 is de waarschijnlijke uitstroom van middelen. Dit criterium komt niet terug in bijvoorbeeld de standaarden IFRS 3 ‘Bedrijfscombinaties’ en IAS 39 ‘Financiële instrumenten: opname en waardering’. Bij deze standaarden neemt de onderneming voorwaardelijke verplichtingen en financiële verplichtingen op zonder rekening te houden met dit criterium. Overigens is het hierbij belangrijk om te vermelden dat een vergelijkbaar voorstel voor aanpassing van IAS 12 ‘Winstbelastingen’ ten aanzien van onzekere belastingposities het vooralsnog niet heeft gehaald. Convergentie met US GAAP De IASB en de Financial Accounting Standards Board (FASB) hebben een ‘Memorandum of Understanding’ opgesteld om IFRS en US GAAP - de standaarden die wereldwijd het meest worden toegepast - te convergeren. De regelgevers hebben de meest significante verschillen geanalyseerd en een plan opgesteld om deze verschillen te evalueren en daar waar mogelijk de standaarden nader tot elkaar te brengen. Een van de verschillen betreft de behandeling van de kosten voor een reorganisatie. De ondernemer verantwoordt deze kosten onder IFRS in een voorziening op het moment dat zij een gedetailleerd formeel plan heeft en als zij aankondigt te beginnen of dat gestart is met de implementatie van de reorganisatie. Onder US GAAP verantwoordt de onderneming kosten voor een reorganisatie op individuele basis op het moment dat zij deze kosten maakt. Verbetering van waardering van verplichtingen De IASB is van mening dat te veel onduidelijkheid bestaat
Spotlight Jaargang 17 - 2010 | Uitgave 3
Samenvatting Dit artikel geeft inzicht in het nieuwe voorstel van de IASB voor de opname en waardering van verplichtingen, met name voorzieningen. De achtergrond van de voorgestelde wijzigingen wordt geschetst, en het geplande tijdspad voor invoering van de nieuwe voorstellen. Verder geeft het artikel een nadere uitwerking van de voorstellen van de IASB. Ten slotte wordt er inzicht gegeven in de potentiële gevolgen van de voorstellen.
over hoe de onderneming een voorziening zou moeten waarderen. Het begrip ‘beste schatting’ dat nu in de standaard is opgenomen, kan op meerdere manieren worden uitgelegd; de meest waarschijnlijke uitkomst, het gewogen gemiddelde van alle mogelijke uitkomsten of het minimum dan wel maximum van alle mogelijke uitkomsten, zijn opties die in de praktijk voorkomen. De IASB wil de waardering van voorzieningen verbeteren om helderheid te scheppen in het begrip ‘beste schatting’ en om aan te geven welke kosten de onderneming in de waardering moet meenemen. Welke verplichtingen vallen binnen de reikwijdte van IAS 37? De reikwijdte van de huidige IAS 37 is op dit moment niet concreet gemaakt. In de voorgestelde standaard is expliciet gemaakt voor welke verplichtingen de onderneming deze standaard dient te gebruiken; de opsomming is niet limitatief.
Specifieke verplichtingen De IASB stelt voor dat de standaard van toepassing wordt voor specifieke verplichtingen, zoals: • voorzieningen uit hoofde van juridische geschillen; • statutaire verplichtingen tot ontmanteling van activa; • voorzieningen uit hoofde van milieuvervuiling; en • voorzieningen uit hoofde van verlieslatende contracten.
De herziene standaard is niet van toepassing op verplichtingen die in andere standaarden aan de orde komen, zoals financiële verplichtingen (IAS 39), pensioenverplichtingen (IAS 19), verplichtingen uit hoofde van belasting naar de
13
winst (IAS 12) en verplichtingen in het kader van verzekeringscontracten (IFRS 4). Dit betekent dat de onderneming onder de bepalingen van de herziene standaard geen reorganisatievoorzieningen meer kan vormen.
• De IASB heeft aanvullende guidance opgenomen om te bepalen of sprake is van een bestaande verplichting.
• De wijze waarop de onderneming verplichtingen moet waarderen, is verhelderd.
De IASB is voornemens de huidige IAS 37 in te trekken, net als de twee bijbehorende interpretaties IFRIC 5 ‘Belangen in ontmantelings-, herstel- en milieusaneringsfondsen’ en IFRIC 6 ‘Verplichtingen die voortvloeien uit deelneming aan een specifieke markt - Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur’.
• De IASB heeft een uitzondering gemaakt voor het gebruiken van prijzen van dienstverleners met betrekking tot verlieslatende contracten uit hoofde van IAS 18 ‘Opbrengsten’ en IFRS 4 ‘Verzekeringscontracten’. Deze standaarden zijn nog aan veranderingen onderhevig in verband met significante wijzigingen die de IASB voor IFRS 4 en IAS 18 gepland heeft. De IASB stelt voor dat de onderneming deze contracten voorlopig waardeert op de wijze zoals in de huidige IAS 37 uiteengezet is. De verwachte kosten voor de onderneming worden dus gebruikt voor de waardering, in plaats van prijzen van dienstverleners. Als de nieuwe IAS 37 uitkomt, neemt de IASB een beslissing of deze uitzondering in de standaard blijft of verwijderd wordt.
Waar bevinden we ons in het proces? De IASB heeft een tijdlijn gepubliceerd op haar website. De tijdlijn in figuur 1 is hiervan afgeleid. Hieruit blijkt dat de herziene IAS 37 naar verwachting uitkomt in het vierde kwartaal van 2010. De datum van eerste verplichte toepassing van de standaard is nog niet bepaald, maar zal naar verwachting niet eerder zijn dan boekjaar 2012.
3. Voorstel 2005 en commentaarbrieven 4. Voorstellen 2010 In 2005 heeft de IASB het eerste voorstel voor de aanpassing van IAS 37 uitgebracht. Op basis van diverse commentaarbrieven vond de IASB het noodzakelijk om de aanpassing van de eerdere voorstellen in 2010 opnieuw uit te brengen in de vorm van een tweede voorstel. Een summiere uiteenzetting van de wijzigingen na het uitbrengen van het eerste voorstel:
• In plaats van een aangepaste versie van IAS 37 heeft de IASB besloten om een nieuwe versie van IAS 37 uit te brengen.
Eerste voorstel
Juni 2005: commentaarperiode tot oktober 2005
De IASB heeft onderdelen van de standaard verduidelijkt. Zo is het onderscheid tussen een juridisch afdwingbare en feitelijke verplichting niet meer aanwezig in de voorstellen. De onderneming beoordeelt nu of zij daadwerkelijk een verplichting heeft. Heeft zij een taak of verantwoordelijkheid om aan bepaalde verplichtingen te voldoen en is een derde partij betrokken bij deze taak of verantwoordelijkheid? Verder moet deze derde partij voordeel hebben van het voldoen aan de verplichtingen door de onderneming of nadeel hebben in geval van het niet voldoen aan deze verplichtingen.
Tweede voorstel
Januari 2010: commentaarperiode tot mei 2010
Streefdatum
Vierde kwartaal 2010
Streefdatum
Waarschijnlijk niet eerder dan 2012
Figuur 1 – Tijdlijn herziene IAS 37
14
PricewaterhouseCoopers
Belangrijkste wijzigingen De belangrijkste wijzigingen in de voorstellen van de IASB ten opzichte van de huidige IAS 37 hebben betrekking op: • de criteria voor opname van voorzieningen; • voorziening voor reorganisatie; • waardering van verplichtingen.
Criteria voor opname van voorzieningen De onderneming neemt een voorziening op volgens de huidige IAS 37 indien: 1. een entiteit een bestaande (in rechte afdwingbare of feitelijke) verplichting heeft ten gevolge van een gebeurtenis uit het verleden; 2. het waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen in zich bergen, vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen; en 3. het bedrag van de verplichting op betrouwbare wijze kan worden geschat. Indien niet aan deze voorwaarden is voldaan, wordt geen voorziening opgenomen. De invulling van het begrip ‘waarschijnlijke uitstroom van middelen’ is in de huidige IAS 37 expliciet anders dan in andere standaarden. De onderneming neemt een verplichting op als de uitstroom van middelen meer waarschijnlijk is dan niet. Daarbij hanteert de onderneming in de praktijk een indicatief percentage van 50. De IASB heeft het tweede criterium niet meer opgenomen in het voorstel van IAS 37 (zie figuur 2).
Fundamentele wijziging in de opname van voorzieningen Huidig: Criteria voor opname (IAS 37.14)
1
Bestaande verplichting voortkomend uit gebeurtenis verleden
2
Waarschijnlijke uitstroom van middelen
3
Betrouwbare schatting mogelijk
Voorstel IAS 37
Voorziening voor reorganisatie Een voorziening voor een reorganisatie wordt onder de huidige IAS 37 slechts opgenomen als de onderneming aan de drie criteria voor opname van een voorziening heeft voldaan. De onderneming heeft een feitelijke verplichting als zij een gedetailleerd formeel plan voor de reorganisatie beschikbaar heeft, en wanneer zij bij de betrokkenen de verwachting schept de reorganisatie door te voeren door met de uitvoer van het plan te beginnen of door belangrijke kenmerken met de betrokkenen te delen. Om aansluiting te vinden bij de bepalingen in US GAAP, heeft de IASB voorgesteld om de kosten voor een reorganisatie niet in een voorziening op te nemen. Dit betekent dat de onderneming haar reorganisatiekosten op individuele basis opneemt en zich daarbij baseert op de bepalingen van bijvoorbeeld IAS 19 ten aanzien van uitkeringen bij ontslag en IAS 37 ten aanzien van verlieslatende contracten. Daarnaast gelden aanvullende toelichtingvereisten voor reorganisaties. Waardering van verplichtingen Het bedrag dat de onderneming als voorziening opneemt onder de huidige IAS 37, is de beste schatting van de uitgaven die vereist zijn om de bestaande verplichting op de balansdatum af te wikkelen. Dit is het bedrag dat een entiteit redelijkerwijs zou betalen om de verplichting op de balansdatum af te wikkelen of ze op dat moment aan een derde partij over te dragen.
3 Verwijderd 3
Heeft gevolgen voor waardering!
Figuur 2 – Fundamentele wijziging in de opname van voorzieningen
Spotlight Jaargang 17 - 2010 | Uitgave 3
Acceptatie van de voorstellen betekent dat initieel meer verplichtingen kwalificeren voor opname in de jaarrekening, omdat bijvoorbeeld een verplichting die slechts een 30% waarschijnlijke uitstroom van middelen kent en aan de criteria 1 en 3 voldoet, in de nieuwe voorstellen wel wordt opgenomen. De wijze van waarderen verandert ook door de aanpassing van de eisen voor opname, zoals op pagina 16 is uiteengezet bij het derde punt in de opsomming.
Het eerste deel van deze definitie ‘de beste schatting’ komt niet terug in het voorstel van IAS 37, waardoor de onderneming een verplichting volgens de IASB waardeert op ‘het bedrag dat een entiteit redelijkerwijs zou betalen om de verplichting op de balansdatum af te wikkelen of ze op dat moment aan een derde partij over te dragen’. Er is geen sprake van een inhoudelijke wijziging op dit aspect, maar de IASB beoogt hiermee meer duidelijkheid te verschaffen over hoe de voorziening gewaardeerd moet worden.
15
Wanneer de onderneming het bedrag gaat bepalen dat zij redelijkerwijs zou betalen om de verplichting op de balansdatum af te wikkelen, of deze op dat moment aan een derde partij over te dragen, neemt zij de volgende zaken in ogenschouw:
• de verwachte uitstroom van middelen aan de hand van het gewogen gemiddelde van de mogelijke uitkomsten;
• de tijdswaarde van geld door het contant maken van de verplichting; en
• het risico dat de daadwerkelijke uitstroom van middelen zal afwijken van de verwachte uitstroom van middelen. Dit risico kan een onderneming kwantificeren door een additionele toevoeging aan de berekening van het bedrag dat de onderneming redelijkerwijs zou moeten betalen om van het risico af te zijn (bijvoorbeeld door een bepaald percentage van het bedrag te nemen). Wat is nu het bedrag dat de onderneming redelijkerwijs
zou betalen om de verplichting op de balansdatum af te wikkelen of deze op dat moment aan een derde partij over te dragen? Figuur 3 geeft inzicht in de stappen die een onderneming zou moeten doorlopen. Als geen sprake is van een markt voor de te verlenen dienst, moet de onderneming gebruik maken van een schatting van het bedrag dat de onderneming in rekening zou brengen als de onderneming zelf deze dienst voor een derde partij zou uitvoeren. Deze schatting dient een winstmarge te bevatten die de onderneming normaal gesproken zou doorberekenen aan een derde. Dit is ook het geval als de onderneming deze winstmarge in de praktijk nooit zal betalen. Bij afwikkeling van de voorziening zal dit derhalve tot een bate leiden. De IASB heeft voor deze wijze gekozen, omdat zij van mening is dat een prijs die een dienstverlener in rekening zou brengen, een objectieve maatstaf is voor de toekomstige uitstroom van middelen. Daarnaast is in deze situatie geen gedetailleerde regelgeving nodig voor welke kosten wel en niet in de voorziening meegenomen mogen worden, omdat de prijs van de dienstverlener wordt gehanteerd.
Verplichting voldoet aan opnamecriteria
LAAGSTE VAN:
Zoals een juridisch geschil
Contante waarde afwikkeling verplichting
Betaling om verplichting te annuleren
Afwikkeling door betaling bedrag aan tegenpartij
Afwikkeling door verlening dienst in toekomst
Verwachte betaling + gerelateerde kosten
Verwachte betaling aan dienstverlener
Betaling overdrachtverplichting aan derde
Bijvoorbeeld ontmanteling van een fabriek
Markt aanwezig
Geen markt aanwezig
Contractprijs die dienstverlener in rekening brengt
Contractprijs die onderneming in rekening zou brengen voor dienst
Figuur 3 – Stappenplan waardering verplichtingen
16
PricewaterhouseCoopers
Er geldt een uitzondering voor deze bepalingen voor verlieslatende contracten uit hoofde van IAS 18 ‘Opbrengsten’ en IFRS 4 ‘Verzekeringscontracten’. Voor deze contracten hanteert de onderneming de verwachte uitstroom van middelen om aan de contractuele voorwaarden te voldoen, als basis bij de berekening van de voorziening.
5. Potentiële impact van de voorstellen De potentiële gevolgen van de voorstellen zijn lastig in te schatten, al bestaat de verwachting dat gemiddeld genomen de voorzieningen hoger zullen worden. De potentiële gevolgen zijn hieronder toegelicht aan de hand van drie voorbeelden. De voorbeelden zijn sterk vereenvoudigde weergaven van praktijksituaties. Er is geen rekening gehouden met een eventuele aanpassing (van bijvoorbeeld 5%) van de voorziening voor het risico dat de daadwerkelijke uitstroom van middelen zal afwijken van de verwachte uitstroom. Voorbeeld 1: Verhogend effect op de voorziening Een onderneming produceert medicijnen. Na de lancering van een nieuw medicijn overlijden vijf mensen. De families starten een rechtszaak tegen de onderneming. De toezichthouder heeft geconstateerd dat de onderneming niet aan alle veiligheidseisen heeft voldaan bij de productie van de medicijnen. De verwachting van de onderneming en haar advocaat is dat de rechter de overlijdensgevallen gedeeltelijk zal toerekenen aan de onderneming, resulterend in een claim van € 1 miljoen per persoon. Als de rechter de overlijdensgevallen volledig toerekent aan de onderneming kan de claim oplopen tot € 10 miljoen per persoon. Dit resulteert in de volgende voorziening: Verwachte uitkomst
Kans
Voorziening huidig (IAS 37)
Voorziening nieuw (voorstel IAS 37)
1
€ 50.000.000
30%
2
€
70%
€
5.000.000
€
100%
€
5.000.000
€ 18.500.000
5.000.000
€ 15.000.000
Voorbeeld 2: Verlagend effect op de voorziening Een onderneming heeft een stuk grond op haar terrein waar sprake is van ernstige milieuvervuiling. De onderneming heeft een gespecialiseerde partij gevraagd een schatting te maken van de kosten voor het opruimen van de vervuilde grond. Deze derde partij heeft een rapport opgesteld, waarin twee opties mogelijk zijn. Bij de eerste optie wordt de vervuiling grondig opgeruimd en afgevoerd. Dit resulteert in hoge kosten. De tweede optie is om de vervuiling tot het minimaal vereiste niveau op te ruimen, waaraan een lager prijskaartje hangt. Dit resulteert in de volgende voorziening: Verwachte uitkomst
Kans
1
€
5.000.000
70%
2
€
1.000.000
30% 100%
Voorziening huidig (IAS 37) € 5.000.000
€ 5.000.000
Voorziening nieuw (volgens voorstel voor IAS 37) €
3.500.000
€
300.000
€
3.800.000
3.500.000
Het effect in deze situatie is een significant hogere voorziening bij toepassing van de nieuwe voorstellen van de IASB. Belangrijke opmerking bij dit voorbeeld is dat een potentiële claim niet in alle gevallen zal leiden tot een hogere
Spotlight Jaargang 17 - 2010 | Uitgave 3
voorziening onder de nieuwe voorstellen. Op 7 april 2010 heeft de IASB een ‘staff paper’ uitgebracht waarin de gevolgen van de nieuwe voorstellen specifiek voor claims uit juridische geschillen nader worden toegelicht. De belangrijkste mededeling in dit staff paper is dat de onderneming bij dergelijke juridische geschillen extra aandacht besteedt aan de twee resterende criteria voor het opnemen van een voorziening, te weten een bestaande verplichting die voortkomt uit een gebeurtenis in het verleden en de mogelijkheid van een betrouwbare schatting. De focus bij de bepaling van de voorziening zal dan verschuiven naar de evaluatie of sprake is van een bestaande verplichting die voortkomt uit een gebeurtenis in het verleden. Als in dit voorbeeld wél is voldaan aan alle veiligheidseisen en de onderneming kan dit onderbouwen met adequate documentatie dan kan zij tot de conclusie komen dat geen sprake is van een verplichting die per balansdatum bestaat en die voortkomt uit een gebeurtenis uit het verleden, en dat er daarom geen sprake is van een voorziening. Nauwkeurige evaluatie van alle criteria is dus van groot belang.
Het effect in deze situatie is een significant lagere voorziening bij toepassing van de voorstellen van de IASB. Voorbeeld 3: Geen effect op de voorziening Een onderneming geeft garantie op haar producten ten aanzien van reparatiekosten van gebreken die blijken binnen zes maanden na aanschaf. Als in alle verkochte producten
17
kleine defecten worden geconstateerd dan resulteert dit in € 1 miljoen aan kosten. Als sprake is van grote gebreken in alle verkochte producten dan levert dit een bedrag van € 4 miljoen aan kosten op. Op basis van historische gegevens is de verwachting dat 75% van de verkochte producten geen gebreken heeft, 20% kleine gebreken vertoont en 5% grote gebreken heeft. Dit resulteert in de volgende voorziening: Verwachte uitkomst
Kans
Voorziening huidig (IAS 37)
Voorziening nieuw (volgens voorstel voor IAS 37)
7. Conclusie
1
€
-
75%
€
-
€
-
2
€ 1.000.000
20%
€
200.000
€
200.000
3
€ 4.000.000
5%
€
200.000
€
200.000
100%
€
400.000
€
400.000
De onderneming heeft de voorziening voor dergelijke garantieverplichting bepaald door het gewogen gemiddelde van alle mogelijke uitkomsten te berekenen, omdat sprake is van een grote populatie. De voorziening wordt op basis van de huidige IAS 37 al bepaald op de verwachte waarde (expected value), wat afwijkt van voorbeeld 1 en 2 in deze paragraaf, waarbij een van de verwachte uitkomsten meer waarschijnlijk is dan niet (een kans die groter is dan 50%). De bepaling van deze voorziening is in de nieuwe voorstellen niet anders dan onder de huidige IAS 37, met als gevolg geen effect op de hoogte van de voorziening.
6. Vervolgstappen Reacties in de commentaarbrieven De IASB heeft 207 commentaarbrieven ontvangen van diverse belanghebbenden, zoals ondernemingen, regelgevers en accountantsorganisaties, waaronder PwC. De reacties neigen naar verwerping van de voorstellen. Opvallend is dat meerdere malen terugkomt dat het niet duidelijk is waarom IAS 37 aanpassing behoeft en dat de IASB een probleem probeert op te lossen dat er in de praktijk niet is. Daarnaast is er veel aandacht voor de winstmarge die een onderneming in haar voorziening moet meenemen als sprake is van een afwikkeling via een in de toekomst te leveren dienst.
18
Het verwachte tijdspad De IASB verwacht in het vierde kwartaal van 2010 de definitieve standaard te publiceren, waarbij de effectieve datum van de standaard niet eerder zal zijn dan 2012. Echter, gezien de volle agenda van de IASB en het significante aantal commentaarbrieven dat is binnengekomen, is de voorzichtige verwachting dat het vierde kwartaal van 2010 niet gehaald zal worden.
De IASB heeft met de voorstellen getracht om een zo objectief mogelijke maatstaf te hanteren voor de berekening van verplichtingen. Conceptueel is de gedachte van de IASB te begrijpen, omdat het management van de onderneming theoretisch een analyse en weging van de verwachte uitkomsten van een verplichting zou moeten maken. De subjectiviteit in de berekening is echter nog in hoge mate aanwezig. De onderneming zal een schatting moeten maken van de te verwachten uitstroom van middelen en de kans dat een bepaald scenario zich voordoet. Daarnaast moet de onderneming een toevoeging aan de voorziening opnemen in verband met het risico dat de daadwerkelijke uitstroom van middelen zal afwijken van de verwachte uitstroom. Het gebruik van contractprijzen van dienstverleners roept ook discussie op, vooral in gevallen waar de onderneming de verplichting zal afwikkelen door de dienst zelf te verrichten. In deze gevallen neemt de onderneming een winstmarge in de voorziening op, terwijl zij deze winstmarge nooit aan een derde partij zal afdragen. Daarentegen is de subjectiviteit bij de berekening van de kosten van een reorganisatie door de nieuwe voorstellen verminderd, omdat geen reorganisatievoorziening meer is toegestaan. Een onderneming vormt slechts een verplichting in geval van daadwerkelijk ontstane verplichtingen uit hoofde van bijvoorbeeld een uitkering bij ontslag of een verlieslatend contract. Resumerend levert de berekening van de verplichtingen onder de nieuwe voorstellen extra complexiteit op voor ondernemingen. De berekening lijkt meer een schijnzekerheid te zijn dan een verbetering van de waardering van verplichtingen.
PricewaterhouseCoopers