c
Turf het aantal fouten en zet de resultaten in een tabel. Vlamingen
Nederlanders
7 8 14 15 18 21 23 26 28 29 30 1 3 2 1 3 5 4 2 1 5 3
resultaat aantal
resultaat aantal
5 6 10 16 18 20 23 25 27 29 1 3 1 2 1 3 4 4 5 6
Een ander talstelsel 15 U
Ontcijfer de volgende hiërogliefen met behulp van het overzicht op p. 13 in het leerwerkboek.
224 ...........................................................
a b
63 203 ........................................................... c
2........................................................... 405 042
G3 Natuurlijke getallen op een getallenas en in een assenstelsel Getallen ordenen 16 B
17 B
Vul in met < of >. a
18
b
3 658
c
1 563
d
1 001
< < ......... > ......... < ......... .........
20
e
8 789
3 685
f
1 234
1 536
g
19 798
1 010
h
1 911
< < ......... < ......... > ......... .........
8 879 4 321 71 111 1 199
Rangschik de volgende getallen van klein naar groot. a
576, 247, 567, 427
b
61 611, 66 111, 61 161, 61 116
c
100 101, 110 011, 101 010, 111 000
247 < 427 < 567 < 576 .61 . . . . . . . . .116 . . . . . . . . . . . .< . . . . . . 61 . . . . . . . . . 161 . . . . . . . . . . . . .< . . . . . .61 . . . . . . . . .611 . . . . . . . . . . . .< . . . . . . 66 . . . . . . . . . .111 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .100 . . . . . . . . . . . . . 101 . . . . . . . . . . . . .< . . . . . .101 . . . . . . . . . . . . .010 . . . . . . . . . . . .< . . . . . . .110 . . . . . . . . . . . .011 . . . . . . . . . . . .< . . . . . . 111 . . . . . . . . . . . .000 . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Getallen op een getallenas 18 E
Welke getallen horen bij de punten M, A, T, R, I en X op de volgende getallenassen? a
0
M= b
1
4
..........
0
M=
1
2
..........
M
A=
6
..........
T=
A
8
M
A=
A
5
..........
T=
6
.........
9
R=
.........
T
..........
I=
11
..........
R
I
X=
14 .........
T
R=
R
11
..........
I=
12
..........
X=
X
13 .........
I
X
c
0
M= d
M
20
A=
..........
0
M= 19 E
5
3
30
T=
..........
A
40
M
6
A=
..........
A
15
T=
..........
18
55
..........
I
X=
X
70
.........
T
R=
.........
I=
..........
R
R
33
I=
..........
36
..........
X=
I
X
39
.........
Welke getallen horen bij deze punten? 0
A=
A
5
2
B
B = . .15 ........
..........
16
18 E
12 D = ..........
E = . 24 .........
F
F = . ..27 .. .. .. .. 100
G
C
C = . 20 .........
D
150
H
I
25 G = .......... 20 V*
45
R=
.........
T
H=
50 .........
I = 112,5 . .. .. .. .. ..
Noteer de getallen op de getallenas. a
7, 8 en 6
6 7 8
5
9
0,5 0,5 0,5 0,5 cm
b
90, 93 en 95 89
90
93
0,5 cm
c
95 96
1 cm 0,5 cm
400, 475 en 325
325
250
400
3 cm
21 B
3 cm
475 3 cm
Noteer de getallen op de getallenas. a
1, 10 en 15 0
b
1
5
20
7
6, 14 en 18 2
d
15
5, 0 en 20
01 c
10
3
6
12
14
18
120, 190 en 255
120
150
190 200
255
550 3 cm
Zet een kruisje achter de getallenassen waar de punten op de verkeerde plaats staan. Verbeter de fout.
22 V*
12
a
13
15
13 12
b
24
13
15
15
48
10
c
12
OF
26
34
Coördinaten in een assenstelsel Geef de coördinaten van de punten in het assenstelsel.
23 E
y
A
6
B
5
G
E
C
E H
3
G
I
H
F
1
I
A 0
a b c
F
B
2
24 B
D
C
4
0
(0,0) . . . . .(1,2) ................... . . . . (5,4) .................... . . . . (4,0) .................... . . . . (2,5) .................... . . . . .(2,1) ................... . . . .(0,5) .................... . . . . (4,3) .................... . . . .(6,2) .................... ........................
D 1
2
3
4
5
6
7
Plaats de punten in het assenstelsel. Verbind de opeenvolgende punten met elkaar. Verbind L ook met A. Welke figuur bekom je?
de letter M
......................................................................................................................
A(1,1) B(1,7) C(2,7) D(3,5) E(4,7) F(5,7) G(5,1) H(4,1) I(4,5) J(3,3) K(2,5) L(2,1)
y 8
B
7
C
E
F
6
K
5
I
D
4
3
J
2
1
A
L
H
G
0 0
1
2
3
4
5
6
7
x
25 B
a b
Plaats de volgende drie punten van het parallellogram ABCD in het assenstelsel. Het punt D is het vierde punt van het parallellogram. Bepaal de coördinaten van het punt D. A(1,1) B(2,5) C(6,5)
y 7
............ D. .(5,1)
6
B
5
C
4
3
2
A
1
D
0 0
26 B
1
Plaats deze vier punten in het assenstelsel.
2
3
4
5
6
7
x
7
x
y 12
A(2,6) B(4,11) C(6,6) D(4,1)
B
11 10
a
Verbind de opeenvolgende punten.
b
Welke vlakke figuur bekom je?
9 8
een ruit
............................................................................................................
7
c
Teken de diagonalen van deze figuur.
d
Bepaal de coördinaat van het snijpunt E van de twee diagonalen.
E(4,6)
............................................................................................................
E
A
6
C
5 4 3 2 1
D
0 0
27 B
1
2
3
4
5
6
Teken de punten A(1,1) en B(5,5) in het assenstelsel. a
Teken een rechte lijn die door beide punten gaat.
b
Teken het punt C(7,7). Ligt dit punt ook op de rechte lijn?
c
Teken het punt D(5,4). Ligt dit punt ook op de rechte lijn?
d
Plaats de coördinaten van de punten, die op de rechte lijn liggen, in de tabel en vul de tabel verder aan.
e
x
1
2
3
4
5
6
7
y
1 2 3 4 5 6 7 8
Ja ..................................................................................... Neen .....................................................................................
8
Vul de coördinaten aan van volgende punten op de rechte lijn.
. . . . . .) V(9, . . .9
M(.18 . . . . . . . . , 18)
f
Geef de coördinaten van vier punten die ook op deze rechte lijn liggen.
g
Hoe zie je aan de coördinaat van een punt of het op de rechte lijn ligt? y 10 9 8
C
7
P(10,10) Q(15,15) R(17,17) S(50,50) ..................................................................................... Punten waarbij het eerste ..................................................................................... coördinaatgetal (x) gelijk ..................................................................................... is aan het tweede coördinaatgetal (y) liggen op deze rechte. .....................................................................................
6
B
5
D
4 3 2
A
1 0 0
28 B
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
x
Teken de punten A(1,2) en B(6,7) in het assenstelsel. a
Teken een rechte lijn die door beide punten gaat.
b
Teken het punt C(4,5). Ligt dit punt ook op de rechte lijn?
c
Teken het punt D(5,4). Ligt dit punt ook op de rechte lijn?
d
Plaats de coördinaten van de punten, die op de rechte lijn liggen, in de tabel en vul de tabel verder aan. x
1
2
3
4
5
6
7
y
2 3 4 5 6 7 8 9
8
e
Vul de coördinaten aan van deze punten op de rechte lijn.
f
Geef de coördinaten van vier punten die ook op de rechte lijn liggen.
g
Hoe zie je aan de coördinaat van een punt of het op de rechte lijn ligt? y 10 9 8
B
7 6
C
5 4
D
3
A
2 1 0 0
1
2
3
4
5
6
7
Ja ..................................................................................... Neen .....................................................................................
8
9
10
x
V(9, .10 . . . . . . . .)
M(. 17 . . . . . . . . , 18)
P(10,11) Q(12,13) R(15,16) S(20,21) ..................................................................................... Als de x-coördinaat één ..................................................................................... minder is dan de y-coördi..................................................................................... naat, dan ligt het punt op de rechte. .....................................................................................
29 V*
Op deze assenstelsels zijn de assen nog niet voorzien van een ijk. a
IJk assenstelsel 1 zodat de punten A(2,3), B(7,5) en C(2,8) geplaatst kunnen worden.
b
Plaats A, B en C in assenstelsel 1.
c
IJk assenstelsel 2 zodat de punten D(10,30), E(40,50) en F(0,20) geplaatst kunnen worden.
d
Plaats D, E en F in assenstelsel 2.
e
Schrap wat niet past: • Als je grote getallen op een as wilt plaatsen, kies je best een grote/kleine ijk. • Als je kleine getallen op een as wilt plaatsen, kies je best een grote/kleine ijk.
y
y
C
8 7 6 5 4 3 2 1 0
80 70 60 50 40 D 30 F 20 10
B A
1 2 3 4 5 6 7 8
0 10 20 30 40 50 60 70 80
x
Assenstelsel 1 30 V*
E
Assenstelsel 2
Op dit assenstelsel zijn de assen nog niet voorzien van een ijk. a
Kies een ijk zodat de punten G(124,120), U(10,142) en Y(84,18) geplaatst kunnen worden.
b
Plaats de punten G, U en Y in het assenstelsel. y
200 180 160 140 120 100 80 60 40 20
U(10,142)
0 20
G(124,120)
Y(84,18) 60 100
140
180
x
x
31 B
Evi en Mathilde maken samen met hun ouders een fietstocht op het Deense eiland Funen. Ze krijgen een kaart mee. Ze starten in het havenstadje Middelfart. 8
7
Odense
Middelfart
Nyborg
6
5
4
E
3
Svendborg
2
Langeland
1 0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
M(1,7) .....................................................................
a
Wat is de coördinaat van Middelfart?
b
De meisjes willen het sprookjesmuseum van Hans Christian Andersen bezoeken. In de gids staat dat ze dit museum vinden bij de coördinaat (7,7). Odense In welke stad bevindt het museum zich? .....................................................................
c
Na het museumbezoek willen de ouders met de fiets voorbij Egeskov Castle, met coördinaten (8,3), één van de bekendste waterburchten in Europa. Duid de burcht aan op de kaart met E.
d
Hun kampeerplaats “Camping Carlsberg” heeft de coördinaat (12,2). •
Op welk (schier)eilandje bevindt de kampeerplaats zich?
•
Moeten de meisjes een boot nemen?
Langeland ..................................................................... Neen, je kunt er via de ..................................................................... weg geraken. .....................................................................
G4 Bewerkingen met natuurlijke getallen Cijferen en schatten 32 E
Los op door te cijferen. • • • a
Schat eerst het resultaat. Reken uit. Controleer het resultaat met je rekenmachine. 2256 + 6301
8557
2200 + 6300 = 8500
schatting:
........................
d
4175
.................
b
6145 + 1417
7562
6816 + 2189
9005 .................
5600 . . . . . . . . . . . . . . . . . .– ...... 1500 = 4100 schatting:
.................
6100 + 1400 = 7500 schatting:
........................
e
9600 – 7386
2214
.................
c
5645 – 1470
9600 – 7400 = 2200 schatting:
........................
.................
6800 + 2200 = 9000 schatting:
........................
f ·
97 70
6790 .................
schatting: 100 . . . . . . . . . . . . .·. . .
70 = 7000