Naar een minimumnorm voor Maatschappelijk Verantwoord Investeren Maatschappelijk Verantwoord Investeren (MVI) is investeren, niet alleen op basis van financiële, maar ook ethische, maatschappelijke en milieucriteria. MVI moet dus twee domeinen verzoenen met zeer uiteenlopende doelstellingen en geheel eigen regels. Het gaat allereerst om een economische handeling die steunt op de vrijheid om – al dan niet – producten te ontwikkelen die beantwoorden aan MVIcriteria. Bijgevolg is MVI bovenal het resultaat van een vrijwillige inspanning. Tegelijkertijd beogen de criteria voor MVI het algemene belang, of het nu gaat om maatschappelijke aspecten of het milieu, en ze behoren daarom tot de beleidssfeer. MVI kan op zeer veel verschillende manieren worden geïnterpreteerd en ingevuld. Deze rijkdom, onmisbaar voor de ontplooiing van een vernieuwende, opkomende markt, vereist niettemin de opzet van een normatief kader om een zekere kwaliteitsgarantie te kunnen bieden in het steeds heterogenere aanbod met opmerkelijke kwaliteitsverschillen. Het groeiende aantal MVI-fondsen lijkt zich immers niet te vertalen naar strengere kwaliteitseisen. De ondertekenaars willen daarom in de Belgische wetgeving een minimumnorm voor Maatschappelijk Verantwoord Investeren opnemen, alsook een procedure om de naleving daarvan op te volgen. Volgens deze norm moet iedereen die financiële producten onder het label ‘ethisch’, ‘verantwoord’ of ‘duurzaam’ aanbiedt, of onder een ander label dat de indruk wekt dat zijn beleggings- of kredietportefeuille niet louter financiële doeleinden nastreeft, aan drie voorwaarden voldoen: 1. niet investeren in ondernemingen en staten waarvoor er ernstige en overeenstemmende aanwijzingen zijn dat ze zich als dader, mededader of medeplichtige schuldig maken of voordeel halen uit handelingen die verboden zijn krachtens internationale door België bekrachtigde verdragen en conventies inzake mensenrechten, sociale rechten, burgerrechten, milieu en duurzaam beheer; 2. een selectie doorvoeren om te bepalen in welke ondernemingen en landen wordt geïnvesteerd, rekening houdend met zowel milieu- als maatschappelijke impact; de criteria voor deze selectie zijn volledig vrij te kiezen; 3. op een open en transparante manier eerlijke, correcte, relevante en recente informatie verstrekken m.b.t. zijn visie op Maatschappelijk Verantwoord Investeren en m.b.t. de methodologie en criteria die worden gehanteerd om zijn beleggingsuniversum uit te bouwen; deze informatie moet door een externe, onafhankelijke instelling correct en volledig worden verklaard. De controleprocedure m.b.t. het gebruik van de term ‘MVI’ veronderstelt de oprichting van een overheidsorgaan dat bij wet wordt belast met de opstelling van een zwarte lijst, nodig voor de negatieve selectie van ondernemingen en staten, plus een lijst van MVI-producten die na onderzoek aan de hoger uiteengezette voorwaarden blijken te voldoen. 1
Volledige tekst van het voorstel 1 Negatieve selectie 1.1 Negatieve selectie van ondernemingen Maatschappelijk Verantwoord Investeren is niet mogelijk wanneer het ondernemingen naar Belgisch of buitenlands recht betreft waarvoor er ernstige en overeenstemmende aanwijzingen zijn dat ze zich als dader, mededader of medeplichtige schuldig maken of voordeel halen uit de volgende handelingen: 1.1.1 In het domein van het humanitaire recht, zoals bedoeld in de volgende teksten: •
Verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoonsmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens (Ottawa, 1997)
•
Verdrag inzake het verbod van ontwikkeling, productie, opslag en gebruik van chemische wapens en inzake hun vernietiging (Parijs, 1993)
•
Verdrag inzake het verbod of de beperking van het gebruik van bepaalde conventionele wapens die geacht kunnen worden buitensporig leed te veroorzaken of een niet-onderscheidende werking te hebben (Genève, 1980) - Protocol I inzake niet-detecteerbare fragmenten (Genève, 1980) - Protocol IV inzake verblindende laserwapens (Wenen, 1995)
•
Verdrag inzake het verbod op clustermunitie (Dublin, 2008)
•
Verdrag van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd (Genève, 1949)
•
Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide (Genève, 1948)
a) Het gebruik, de ontwikkeling, productie, verwerving op enige andere wijze, opslag, het in bezit houden of overdragen aan wie ook, rechtstreeks of onrechtstreeks, van clustermunitie. (Verdrag inzake het verbod op clustermunitie - Art. 1) b) De ontwikkeling, productie, verwerving op enige andere wijze, opslag of het in bezit houden van chemische wapens of het rechtstreeks of onrechtstreeks 2
overdragen van chemische wapens aan wie ook, of om het even welke militaire voorbereidingen treffen met het oog op het gebruik van chemische wapens. (Verdrag inzake het verbod van ontwikkeling, productie, opslag en gebruik van chemische wapens en inzake hun vernietiging - Art. 1) c) Het gebruik, de ontwikkeling, productie, verwerving op enige andere wijze, de opslag of het in het bezit houden van enig wapen waarvan de belangrijkste uitwerking is dat het letsel toebrengt door middel van deeltjes die niet met röntgenstralen in het menselijk lichaam kunnen worden ontdekt. (Protocol I inzake niet-detecteerbare fragmenten - Art. 1) d) Het gebruik, de ontwikkeling, productie, verwerving op enige andere wijze, de opslag of het in het bezig houden van laserwapens die in het bijzonder ontworpen zijn met als enige strijdende functie of als een van hun strijdende functies, het veroorzaken van permanente blindheid bij personen zonder geassisteerd zicht. (Protocol IV inzake verblindende laserwapens - Art. 1) e) Schending van grondrechten in een conflictsituatie. (Verdrag (IV) van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd – Art. 3,4) f) Niet optreden om genocide te voorkomen of te bestraffen. (Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide – Art. 1) g) Zich schuldig maken aan enige andere schending van het internationale humanitaire recht 1.1.2 In het domein van de sociale rechten, zoals bedoeld in de volgende teksten: · ILO C 87 – Verdrag over de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en tot bescherming van het vakverenigingsrecht (1948) · ILO C 98 – Verdrag over het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen (1949) ·
ILO C 29 – Verdrag over de gedwongen arbeid (1930)
·
ILO C 105 – Verdrag over de afschaffing van gedwongen arbeid (1957)
·
ILO C 111 – Verdrag betreffende discriminatie (arbeid en beroep) (1958)
·
ILO C 100 – Verdrag over gelijke beloning (1951)
·
ILO C 138 – Verdrag over de minimumleeftijd (1973) 3
·
ILO C 182 – Verdrag over de ergste vormen van kinderarbeid (1999) Schending van een of meer van de volgende rechten/beginselen:
a) Het recht van werknemers om zich te laten vertegenwoordigen door vakbonden en andere bonafide werknemersorganisaties en om, hetzij individueel, hetzij via werkgeversorganisaties, constructieve onderhandelingen te voeren met deze vertegenwoordigers om overeenkomsten over de arbeidsvoorwaarden te bereiken. (ILO C87 - Art. 2,3; ILO C98 - Art. 1,2) b) Verbod op alle vormen van gedwongen of verplichte arbeid. (ILO C29 - Art. 1; ILO C105 - Art. 1,2) c) Verbod op de discriminatie van werknemers inzake arbeid of beroep op basis van ras, huidskleur, geslacht, godsdienst of geloof, politieke overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst. (ILO C111 - Art. 1,2,3; ILO C100 - Art. 1,2) d) Verbod op alle vormen van kinderarbeid. (ILO C182 - Art. 1; ILO C138 Art. 1) 1.1.3 In het domein van de burgerrechten, zoals bedoeld in de volgende teksten: •
Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (1966)
•
Internationaal verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten (1966)
•
Europese conventie van de rechten van de mens (1950)
•
Internationale conventie van de rechten van het kind (1989)
• Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen ( 1979) • Internationaal verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie ( 1965) • Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke en vernederende behandeling en bestraffing ( 1984) • Verdrag van de Verenigde Naties inzake de bescherming van migrerende werknemers en hun gezinsleden (1990) Schending van een of meer van de rechten en beginselen bevat in de voormelde teksten, zoals, bijvoorbeeld: 4
•
de gelijkheid van alle mensen;
•
het recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon;
•
het verbod van slavernij en dwangarbeid;
•
het recht op erkenning, overal, van zijn rechtspersoonlijkheid;
•
de gelijkheid van iedereen voor de wet;
•
het recht op een doeltreffende voorziening in rechte;
•
het feit dat niemand willekeurig aangehouden, gevangen gehouden of verbannen mag worden;
•
het recht om gehoord te worden door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank;
•
het recht om onschuldig te worden geacht tot zijn schuld volgens de wet wordt bewezen;
•
het recht op een privé- en gezinsleven;
•
het recht om zich vrij te verplaatsen en vrij zijn verblijfplaats te kiezen;
•
het recht om asiel te zoeken;
•
het recht op een nationaliteit;
•
het recht om te huwen;
•
het recht op eigendom;
•
de vrijheid van denken, geweten en godsdienst;
•
de vrijheid van mening en vrije meningsuiting;
•
het recht van vrije vergadering en vereniging;
•
het recht om deel te nemen aan het bestuur van zijn land;
•
het recht op sociale zekerheid;
•
het recht op rust en vrije tijd;
•
het recht op een levensstandaard die voldoende is om zijn gezondheid te verzekeren;
•
het recht op onderwijs;
•
het recht om vrij deel te nemen aan het culturele leven van de gemeenschap; 5
•
het verbod op foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.
1.1.4 In het domein van het milieu, zoals bedoeld in de volgende verdragen: •
Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (New York, 1992) en Kyotoprotocol (Kyoto, 1997)
•
Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag (Wenen, 1985) en Protocol van Montreal (Montreal, 1987)
•
Conventie over grensoverschrijdende luchtvervuiling over lange afstand (Genève, 1979) en Protocollen
•
Verdrag over biodiversiteit (Rio, 1992)
•
Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid (Montreal, 2000)
•
CITES-conventie inzake de internationale handel in bedreigde wilde fauna en flora (Washington, 1973)
•
Verdrag inzake het behoud van migrerende soorten wilde dieren (CMS) (Bonn, 1979)
•
Internationaal verdrag voor de bescherming van planten (CIPV) (Rome, 1997)
•
Overeenkomst met betrekking tot het behoud van het wildleven en het natuurlijke milieu in Europa (Bern, 1979)
•
Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Montego Bay, 1982)
•
Verdrag inzake de bescherming van het marien milieu van de Noordoostelijke Atlantische Oceaan (samen vijf bijlagen en drie aanhangsels) (OSPAR) (Parijs, 1992)
•
Verdrag over de strijd tegen woestijnvorming in de landen die worden geteisterd door droogte en/of desertificatie, meer bepaald in Afrika (Parijs, 1994)
•
Overeenkomst inzake watergebieden (RAMSAR) (Ramsar, 1971)
•
Verdrag van Basel over de beheersing van grensoverschrijdende bewegingen van gevaarlijk afval en de verwijdering daarvan (Basel, 1989)
•
Protocol over de verantwoordelijkheid en schadeloosstelling in geval van schade als gevolg van grensoverschrijdende bewegingen en de verwijdering van gevaarlijk afval (Basel, 2000) 6
•
Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel (Rotterdam, 1998)
•
Verdrag van Stockholm inzake persistente verontreinigende stoffen (POP) (Stockholm, 2001)
•
Verdrag inzake (Espoo, 1991)
•
Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie (Brussel, 1969)
•
Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen en Protocol van 1978 (MAR-POL) (1973/78)
•
Conventie over het werelderfgoed (1972)
milieueffectrapportage
in
grensoverschrijdend
verband
In de volgende domeinen een onaanvaardbaar risico nemen of een risico dat, wanneer het zich voordoet, mogelijk ernstige schade toebrengt aan mens of milieu, of dat onomkeerbare of langdurige gevolgen heeft. a) Behoud van biodiversiteit en ecosystemen Het doel is het behoud van de biodiversiteit, het duurzame gebruik van de elementen die deze biodiversiteit uitmaken en de eerlijke en rechtvaardige verdeling van de profijten die voortkomen uit het gebruik van de genetische hulpbronnen. b) Illegale handel In het wild levende dier- en plantensoorten vormen door hun schoonheid en verscheidenheid een onvervangbaar onderdeel van de natuurlijke stelsels, dat moet worden beschermd; internationale samenwerking is dan van wezenlijk belang voor de bescherming van bepaalde in het wild levende dier- en plantensoorten tegen overmatige exploitatie ten gevolge van de internationale handel. c) Gebruik van verontreinigende stoffen Om de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen, is het absoluut noodzakelijk dat de productie en het gebruik van verontreinigende stoffen worden verboden of beperkt. d) Afvalbeheer Het doel is om die maatregelen te nemen die nodig zijn opdat het beheer van gevaarlijk en ander afval, met inbegrip van grensoverschrijdende bewegingen en de verwijdering ervan, verenigbaar zou zijn met de bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu. 7
e) Luchtvervuiling, klimaatverandering, broeikasgassen Het doel is om de technologische mogelijkheden en kennis aan te wenden om de impact op de lucht en op de opwarming van onze planeet te verminderen. f) Behoud van waterecosystemen Gezien het ecologische evenwicht en het rechtmatige gebruik van de zee worden bedreigd door verontreiniging moeten acties worden ondernomen ter voorkoming en beëindiging van de verontreiniging van de zee alsook om te komen tot een duurzaam beheer van het zeegebied, dat wil zeggen een zodanig beheer van menselijke activiteiten, dat het mariene ecosysteem het rechtmatige gebruik van de zee kan blijven dragen en kan blijven voorzien in de behoeften van de huidige en toekomstige generaties. g) Bewaring van het werelderfgoed Vermits ons erfgoed een onvervangbare bron van leven en inspiratie is, is het de bedoeling om aantasting of de verdwijning van het culturele en natuurlijke erfgoed te voorkomen. 1.1.5 In het domein van het duurzame beheer, zoals bedoeld in de volgende teksten: •
Verdrag inzake de bestrijding van omkoping van buitenlandse ambtenaren bij internationale zakelijke transacties (Parijs, 1997)
•
Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie (2003)1
•
Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad (New York, 2000)
en m.b.t. iedere rechtsverplichting waaraan de betrokken onderneming moet voldoen: Corruptie Zich onthouden van en de strijd aanbinden met iedere vorm van corruptie, door bijzondere aandacht te besteden aan de volgende praktijken:
Corruptiepraktijken •
alle vormen van corruptie;
•
ontvreemding, goederen;
verduistering
of
enig
1
ander
onrechtmatig
gebruik
van
Dit verdrag werd nog niet door België bekrachtigd, maar bevat beginselen die werden opgenomen in de Belgische wetgeving.
8
•
onrechtmatige verrijking;
•
omkoping, misbruik van functie.
Praktijken die verband houden met corruptie •
witwassen van de opbrengt van misdrijven;
•
heling;
•
belemmering van rechtsgang;
•
aanzet, poging tot of medeplichtigheid door hulp te verlenen aan corruptie.
Mededingingsverstorend gedrag De ondernemingen zouden, in het kader van de toepasselijke wetgeving en regelgeving, hun activiteiten op concurrerende wijze moeten uitoefenen. De ondernemingen zouden meer bepaald: 1. geen mededingingsverstorende akkoorden tussen concurrenten mogen sluiten of uitvoeren die het volgende beogen: a) prijsafspraken; b) offertevervalsing; c) productiebeperkingen of quota opleggen; d) of markten verdelen of onderverdelen door leveranciers, geografische gebieden of activiteiten.
verdeling
van
klanten,
2. al hun handelingen moeten uitvoeren in overeenstemming met alle toepasselijke mededingingsregels, rekening houdend met de toepasselijkheid van de mededingingsregels van landen waarvan de economie mogelijk nadeel zou ondervinden van mededingingsverstorende praktijken. Belastingontduiking Het is belangrijk dat de ondernemingen bijdragen tot de openbare financiën van de landen waar ze actief zijn door de door hen verschuldigde belastingen tijdig te betalen. De ondernemingen zouden meer bepaald de belastingwetten en -regels moeten naleven van alle landen waar ze actief zijn en zouden alle mogelijke inspanningen moeten leveren om deze wetten en regels naar de letter en geest na te leven. Te weinig transparantie De ondernemingen moeten alle relevante wetten en regels inzake transparantie naleven. 1.2 Negatieve selectie van staten 9
Maatschappelijk Verantwoord Investeren (MVI) kan niet in staten waarvoor er ernstige aanwijzingen zijn dat ze zich schuldig maken aan ernstige en systematische schendingen van rechten die in de volgende internationale teksten worden bekrachtigd, of die de plichten opgelegd in dezelfde teksten op ernstige en systematische wijze aan hun laars lappen: 1.2.1 In het domein van het humanitaire recht: •
Verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoonsmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens (Ottawa, 1997)
•
Verdrag inzake het verbod van ontwikkeling, productie, opslag en gebruik van chemische wapens en inzake hun vernietiging (Parijs, 1993)
•
Verdrag inzake het verbod of de beperking van het gebruik van bepaalde conventionele wapens die geacht kunnen worden buitensporig leed te veroorzaken of een niet-onderscheidende werking te hebben (Genève, 1980) - Protocol inzake niet-detecteerbare fragmenten (Protocol I) (Genève,
1980) -Protocol inzake het verbod of de beperking van het gebruik van mijnen, valstrikmijnen en andere mechanismen (Protocol II) (Genève, 1980) - Protocol inzake het verbod of de beperking van brandwapens (Protocol III) (Genève, 1980) - Protocol inzake verblindende laserwapens (Protocol IV) Wenen, 1995) •
Verdrag inzake het verbod op clustermunitie (Dublin, 2008)
• •
Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide (Genève, 1948) Verdrag van Genève (I) voor de verbetering van het lot der gewonden en zieken, zich bevindende bij de strijdkrachten te velde (Genève, 1949) Verdrag van Genève (II) voor de verbetering van het lot der gewonden, zieken en schipbreukelingen van de strijdkrachten ter zee (Genève, 1948)
• •
Verdrag van Genève (III) betreffende de behandeling van krijgsgevangenen (Genève, 1929)
•
Verdrag (IV) van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd (Genève, 1949)
•
Verdrag van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd (Genève, 1949)
•
Aanvullend Protocol bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 betreffende de bescherming van de slachtoffers van internationale gewapende conflicten (Protocol I) 10
•
Aanvullend Protocol bij de Verdragen van Genève betreffende de bescherming van slachtoffers van niet-internationale gewapende conflicten (Protocol II) (Genève, 1977)
•
Aanvullend Protocol bij de Verdragen van Genève betreffende de aanvaarding van een aanvullend onderscheidend embleem (Protocol III) (Genève, 2005)
•
Protocol nopens het verbod van het gebruik tijdens oorlogshandelingen van verstikkende, giftige of aanverwante gassen en van vormen van bacteriologische oorlogsvoering (Genève, 1925)
•
Verdrag van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd (Genève, 1949)
•
Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide (Genève, 1948)
1.2.2 In het domein van de sociale rechten: ILO C 87 – Verdrag over de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en tot bescherming van het vakverenigingsrecht (1948) ILO C 98 – Verdrag over het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen (1949) ILO C 29 – Verdrag over de gedwongen arbeid (1930) ILO C 105 – Verdrag over de afschaffing van gedwongen arbeid (1957) ILO C 111 – Verdrag betreffende discriminatie (arbeid en beroep) (1958) ILO C 100 – Verdrag over gelijke beloning (1951) ILO C 138 – Verdrag over de minimumleeftijd (1973) ILO C 182 – Verdrag over de ergste vormen van kinderarbeid (1999) 1.2.3 In het domein van de burgerrechten: Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (1966) Internationaal verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten (1966) Internationale conventie van de rechten van het kind (1989) Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen ( 1979) Internationaal verdrag inzake rassendiscriminatie (1965)
de
uitbanning
van
alle
vormen
van
Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke en vernederende behandeling en bestraffing ( 1984) 11
• Verdrag van de Verenigde Naties inzake de bescherming van migrerende werknemers en hun gezinsleden (1990) 1.2.4 In het domein van het milieu: •
Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (New York, 1992) en Kyotoprotocol (Kyoto, 1997)
•
Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag (Wenen, 1985) en Protocol van Montreal (Montreal, 1987)
•
Conventie over grensoverschrijdende luchtvervuiling over lange afstand (Genève, 1979) en Protocollen
•
Verdrag over biodiversiteit (Rio, 1992)
•
Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid (Montreal, 2000)
•
CITES-conventie inzake de internationale handel in bedreigde wilde fauna en flora (Washington, 1973)
•
Verdrag inzake het behoud van migrerende soorten wilde dieren (CMS) (Bonn, 1979)
•
Internationaal verdrag voor de bescherming van planten (CIPV) (Rome, 1997)
•
Overeenkomst met betrekking tot het behoud van het wildleven en het natuurlijke milieu in Europa (Bern, 1979)
•
Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Montego Bay, 1982)
•
Verdrag inzake de bescherming van het marien milieu van de Noordoostelijke Atlantische Oceaan (samen vijf bijlagen en drie aanhangsels) (OSPAR) (Parijs, 1992)
•
Verdrag over de strijd tegen woestijnvorming in de landen die worden geteisterd door droogte en/of desertificatie, meer bepaald in Afrika (Parijs, 1994)
•
Overeenkomst inzake watergebieden (RAMSAR) (Ramsar, 1971)
Verdrag van Basel over de beheersing van grensoverschrijdende bewegingen van gevaarlijk afval en de verwijdering daarvan (Basel, 1989) • Protocol over de verantwoordelijkheid en schadeloosstelling in geval van schade als gevolg van grensoverschrijdende bewegingen en de verwijdering van gevaarlijk afval (Basel, 2000)
12
• Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel (Rotterdam, 1998) •
Verdrag van Stockholm inzake persistente verontreinigende stoffen (POP) (Stockholm, 2001)
• Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband (Espoo, 1991) • Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie (Brussel, 1969) • Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen en protocol van 1978 (MAR-POL) (1973/78) •
Conventie over het werelderfgoed (1972)
1.2.5 In het domein van het duurzame beheer: •
Verdrag inzake de bestrijding van omkoping van buitenlandse ambtenaren bij internationale zakelijke transacties (Parijs, 1997)
•
Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie (2003)2
•
Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad (New York, 2000)
2 Dit verdrag werd nog niet door België bekrachtigd, maar bevat beginselen die werden opgenomen in de Belgische wetgeving. 2 Positieve selectie Maatschappelijk Verantwoord Investeren (MVI) vereist het doorvoeren van een positieve selectie op basis van zowel maatschappelijke als milieugevolgen. De ondernemingen zijn volledig vrij om zelf hun criteria voor een dergelijke selectie te kiezen. 3 MVI-proces 1. MVI-beheerders zijn verplicht om op een open en transparante manier eerlijke, correcte, relevante en recente informatie te verstrekken over: •
hun eigen visie op MVI
•
de methodologie en criteria die ze hanteren bij de uitbouw van hun MVIbeleggingsuniversum
2. Deze informatie moet door een externe, onafhankelijke instelling correct en volledig worden verklaard. De informatie over criteria en methodologie moet ten minste een antwoord bieden op de volgende vragen: 13
1. Vergaring van buitenfinanciële informatie •
Doet u een beroep op gespecialiseerde externe instellingen (bijv.: onderzoeksinstelling gespecialiseerd in MVI/MVO, verstrekkers van MVI-index, …) of verzamelt u de informatie intern?
•
Over welke informatiebronnen beschikt u en overlegt u met belanghebbenden (stakeholders) voor uitvoering van uw MVI-analyse?
2. Buitenfinanciële analyse •
Hoe vaak werkt u uw MVI-profielen bij?
•
Breidt u het onderzoek tijdens uw MVI-analyse verder uit naar de partners van de onderneming?
3. Selectiecriteria •
Welke criteria hanteert u? (bijv.: minimale uitsluitingscriteria, themacriteria)
•
Welke tolerantiedrempels hanteert u voor de uitsluitingscriteria?
4. Investeringspraktijken •
Welke ondernemingen sloot u uit uw MVI-beleggingsuniversum uit en waarom?
•
Wat is de volledige beleggingsportefeuille voor ieder MVI-product?
•
Wat is het volledige beleggingsuniversum van de MVI-producten?
•
Wat is het profiel van de geselecteerde ondernemingen?
5. Buitenfinanciële analyse van staten •
Over welke informatiebronnen beschikt u en overlegt u met belanghebbenden (stakeholders) voor uitvoering van uw MVI-analyse m.b.t. staten?
•
Welke methodologie hanteert u?
•
Geef de staten op die u uit uw MVI-beleggingsuniversum heeft uitgesloten en vermeld de redenen voor uitsluiting
4 Beschrijving van de procedure Vooreerst wordt er een overheidsorgaan in het leven geroepen dat bij wet wordt belast met de controle op het gebruik van het label ‘MVI’. Dit orgaan zal bestaan uit verscheidene stakeholders in het MVI-domein: CBFA, financiële instellingen, verenigingen waarvan de hoofdactiviteit verband houdt met MVI, werknemersorganisaties, werkgeversorganisaties, consumentenorganisaties, NGO’s waarvan de hoofdactiviteit verband houdt met 14
het humanitaire recht, sociale rechten, burgerrechten, het milieu en een duurzaam beheer. Deze instelling zal met name instaan voor het opstellen van de zwarte lijst nodig voor de negatieve selectie van ondernemingen en staten. Ze zal daartoe steunen op de volgende twee beginselen: · het voorzorgbeginsel Voorzichtigheid houdt in deze context in dat een investering in een onderneming of staat waarvoor er ernstige en overeenstemmende aanwijzingen zijn dat deze niet aan de criteria voldoet, niet als MVI kan worden gelabeld. Op grond van het voorzorgbeginsel zouden niet alleen ondernemingen en staten waarvoor een gerechtelijke waarheid bestaat dat ze niet aan de geselecteerde criteria voldoen, op de zwarte lijst moeten worden gezet, maar ook ondernemingen en staten waarvoor er aanwijzingen van schuld zijn, voor zover deze ernstig en overeenstemmend zijn. · het beroepsbeginsel De ondernemingen en staten die op de zwarte lijst worden gezet, kunnen echter een beroep instellen bij het adviesorgaan om de beslissing als gevolg waarvan ze op de zwarte lijst werden gezet, aan te vechten. In dat geval zal het adviesorgaan een nieuw onderzoek uitvoeren waarbij rekening wordt gehouden met de aanwijzingen die aan de grondslag lagen van zijn eerste beslissing, maar ook met de bemerkingen, toelichtingen en bewijzen van de betrokken onderneming of staat, waarna de eerste beslissing wordt bevestigd of ingetrokken. Er moeten twee termijnen worden voorzien: · Een beroepstermijn Wanneer het adviesorgaan beslist om een onderneming of staat op de zwarte lijst te zetten en zijn beslissing meedeelt, heeft de onderneming of staat de mogelijkheid om binnen de drie maanden een beroep in te stellen. Op straffe van nietigheid zal de insteller van het beroep zijn beroep motiveren met de toelichtingen en bewijzen die hij denkt te kunnen inroepen ter ondersteuning van zijn beroep. De onderneming of staat wordt dan pas effectief op de zwarte lijst ingeschreven na afloop van de beroepstermijn wanneer van deze beroepsmogelijkheid geen gebruik wordt gemaakt of op de datum van de beslissing van verwerping van het beroep. · Een aanpassingstermijn Van zodra de naam van een nieuwe onderneming of staat op de zwarte lijst wordt bekendgemaakt, moeten beheerders van producten die het label ‘MVI’ dragen binnen de zes maanden deze onderneming of staat uit hun beleggings- of kredietportefeuille uitsluiten. 15
Voor het opstellen van deze zwarte lijst zal het adviesorgaan de hulp inroepen van onafhankelijke noteringsagentschappen gespecialiseerd in de maatschappelijk verantwoorde selectie van ondernemingen en staten. De overheidsinstelling zal bovendien de lijst opstellen van MVI-producten die na onderzoek blijken te voldoen aan de voorwaarden inzake negatieve selectie, positieve selectie en informatie over het proces. Deze lijst wordt vervolgens gecontroleerd door een externe en onafhankelijke auditor, gekozen uit een lijst met door de overheidsinstelling erkende auditors. Onderstaand schema verduidelijkt het hele proces: •
Noteringsagentschap
•
Adviesorgaan
•
Zwarte lijst
•
Aanbieder van MVI-producten
•
Bekendmaking proces
•
Externe audit
16