T H
&M A
1 - 1 0
Leven lang leren Welke mogelijkheden heeft de minister van Onderwijs om het aanbod van onderwijs voor volwassenen op middelbaar en hoger niveau te verbeteren? Deze vraag stond centraal in een medio 2009 verschenen verkenning van de Onderwijsraad. Het volwassenenonderwijs in kwestie is divers en kleurrijk, maar vormt geen transparant geheel. Ook sluit het onvoldoende aan op de wensen en noden van de doelgroep. De raad geeft aanbevelingen gericht op het bereiken van meer transparantie en meer wisselwerking tussen publieke en private aanbieders. Steun van de overheid aan deelnemers zou zich moeten richten op het wegnemen van belemmeringen op het gebied van tijd, geld en informatie.
Naar een helder systeem van volwassenenonderwijs Kathleen Torrance Onderwijsraad
G
oed initieel onderwijs ligt aan de basis van onze kennissamenleving. Maar er kunnen belemmeringen zijn waardoor iemand niet in staat is om op jongere leeftijd voldoende hiervan te profiteren. Het kan ook zijn dat iemand op latere leeftijd nieuwe talenten ontdekt en iets anders wil gaan doen. In beide gevallen zijn (aanvullende) onderwijsinspanningen op latere leeftijd nodig. Daarnaast moeten volwassenen hun kennis en competenties actueel houden om hun arbeidsmarktpositie op peil te houden en te verbeteren. Bovendien leren mensen niet alleen voor hun werk, maar ook om zich in algemene zin te blijven ontwikkelen. Kortom: een helder systeem van volwassenenonderwijs (postinitieel onderwijs) is een noodzaak in een samenleving waarin mensen niet hun leven lang bij één werkgever blijven, waar het dagelijks leven hoge eisen stelt aan kennis en vaardigheden en waar technologieën elkaar snel opvolgen. De Nederlandse overheid streeft naar een deelname van twintig procent van de volwassenen aan ‘een levenlang leren’. Het is moeilijk aan te geven of dit een adequaat streefpercentage is. Ook is niet goed af te bakenen wat precies valt onder deelname aan een levenlang leren. Dat loopt nu uiteen van een eendaagse workshop tot en met een volledige opleiding in het hoger onderwijs. Overheidsbeleid zou zich daarom niet zozeer op het bereiken van een streefcijfer moeten richten, maar op de vraag of iedereen voor wie bepaalde scholing van belang is, ook in staat is om deze
scholing te volgen. In deze verkenning is nagegaan welke mogelijkheden een volwassene nu heeft om zich te scholen, aan welke scholing volwassenen behoefte hebben en welke verbeteringen in de huidige situatie nodig zijn. De verkenning spitst zich toe op onderwijs voor middelbaar en hoger opgeleiden (mbo-4 en hoger onderwijs). Dit artikel vat de bevindingen en de aanbevelingen van de raad samen. De bewindslieden hebben in november 2009 namens het kabinet gereageerd op het advies. Bij het bespreken van de aanbevelingen gaan we ook in op deze beleidsreactie. De vraag: af en toe een cursus is de norm Met verschillende studies is de deelname aan een levenlang leren onderzocht. De uitkomsten zijn echter moeilijk onderling te vergelijken. De studies kijken naar cursussen van uiteenlopende duur en omvang. Sommige studies gaan na of iemand heeft deelgenomen aan een cursus in de afgelopen maand of het afgelopen jaar, andere inventariseren of een volwassene ooit aan een cursus heeft meegedaan. Helemaal niets is bekend over de potentiële vraag naar scholing, de vraag van volwassenen die nu geen scholing volgen. Volgens EU-cijfers schommelt de totale scholingsdeelname van volwassenen in Nederland sinds 2000 rond de vijftien 33
THE_0110.indd 33
3/2/2010 5:34:16 PM
T H
&M A
1 - 1 0
Leven lang leren à zestien procent.1 Veel volwassenen nemen op zijn tijd deel aan een korte cursus of training. Volgens het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) nam ruim de helft van de beroepsbevolking in 2005 deel aan ten minste één korte cursus.2 Deze cursussen leiden soms wel (maar vaak ook niet) tot een algemene erkenning (diploma) van branche- of overheidswege. Veel minder mensen nemen deel aan langere, kwalificerende opleidingen (2,9 procent van de mensen boven de dertig jaar). Het is overigens de vraag of dit laatste een probleem is. Waarschijnlijk voorziet het initieel onderwijs in Nederland voor een groot deel al in de behoefte aan lange onderwijstrajecten. Deelname vooral door hoogopgeleide 26-30-jarigen Deelnemers aan een levenlang leren zijn vaker hoogopgeleide mannelijke werknemers tussen 35 en 50 jaar, zo blijkt uit de monitor van het Max Goote Kenniscentrum.3 Uit deze cijfers blijkt verder dat deelname relatief afneemt naarmate mensen ouder zijn en met name bij vijftigplussers. De scholingsdeelname van volwassenen met een universitaire opleiding is sinds 1995 toegenomen van 15,7 tot 19,1 procent in 2006. Sinds een paar jaar groeit het aandeel vrouwen in het postinitieel onderwijs. Ook tussen regio’s in Nederland zijn er verschillen: de regio Randstad kent de hoogste deelname, de regio zuid de laagste. En hoe groter het bedrijf, des te hoger de scholingsdeelname is. De raad concludeert verder uit de weinig beschikbare gegevens dat volwassenen die aan onderwijs deelnemen of willen deelnemen, drie belemmeringen ondervinden: ervaren tijdgebrek, te weinig informatie over het aanbod en te weinig kennis van de financieringsmogelijkheden voor scholing. Het aanbod: vooral private partijen De meeste volwassenen die deelnemen aan scholing (negentig procent) doen dit bij een private aanbieder (niet bekostigd door de overheid).4 In 2007 waren er circa tweehonderdduizend studenten in het particuliere onderwijs. In driekwart van de gevallen ging het daarbij om opleidingen gerelateerd aan werk, die door volwassenen gevolgd zijn. In de publieke sector (bekostigde opleidingen) waren er in hetzelfde jaar circa zeventigduizend deelnemers aan deeltijd- en duale studies. Deze studies worden met name door volwassenen gevolgd.5 Geen systematisch aanbod Het huidige aanbod van volwassenenonderwijs is in de praktijk gegroeid zonder achterliggende visie. Er is derhalve geen sprake van een systematisch aanbod en er bestaat ook geen overzicht van het aanbod. Het volwassenenon-
derwijs wordt niet als geheel aangestuurd of gereguleerd. Wel hebben verschillende spelers in de loop der jaren op deelterreinen een aansturende rol op zich genomen. Het gaat dan, naast de overheid (via de ministeries van OCW, SZW en EZ), om de aanbieders van volwassenenonderwijs en om partijen vanuit de arbeidsmarkt. Intussen zijn er tientallen ideeën en initiatieven ontplooid, bedoeld om onderwijs en scholing te stimuleren en daarmee de arbeidsparticipatie te vergroten en te verbeteren. Over een levenlang leren wordt veel gesproken, maar voorstellen worden zeer verschillend omgezet in concrete acties; het zijn vooral de grote bedrijven die hier veel werk van maken. De verkenning geeft een selectie uit het aanbod, geordend naar niveau 4 tot en met 7 van het Europees kwalificatiekader (EKK).6 Niveau 4 komt overeen met het vierjarige middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en cursussen en trainingen op dit niveau. Niveau 5 komt overeen met postmbo-opleidingen, het kort hoger onderwijs en de associate degree. Niveau 6 is het bachelorniveau en niveau 7 het masterniveau van het hoger onderwijs. Beperkt aanbod deeltijdstudies Hogescholen bieden cursussen en volledige opleidingen aan op niveau 6 en 7. Hun deeltijdaanbod is in veel vakgebieden beperkt. Wel blijkt een aantal hogescholen als goed beoordeelde deeltijdstudies aan te bieden (volgens de keuzegids deeltijdstudies), dat geldt vooral voor de pabo’s. Universiteiten hebben volwassenen veel minder te bieden. De Open Universiteit heeft tot taak het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs en van hoger beroepsonderwijs, maar richt zich vooral op de eerste categorie. Deeltijdstudies zijn er bij de universiteiten weinig en de kwaliteit ervan is niet heel goed. Het gaat doorgaans om ‘aanschuifonderwijs’: volwassenen lopen (overdag) mee met colleges voor de dagstudenten. De instellingen zelf geven aan dat er geen vraag naar de opleidingen is. Maar is het logisch te veronderstellen dat de terugloop in deelnemersaantallen ook te maken heeft met het feit dat het meeste onderwijs overdag gegeven wordt.
Geen mogelijkheid voor economie en bètavakken in deeltijd Op dit moment biedt geen enkele Nederlandse universiteit de mogelijkheid om in deeltijd algemene economie, wiskunde, biologie, scheikunde of natuurkunde te studeren. Zelfs de Open Universiteit biedt deze vakken niet aan. Dit ondanks tekorten aan academisch geschoolde docenten economie en in de bètavakken. Ook andere (semipublieke) sectoren hebben moeite om gekwalificeerd personeel met deze achtergrond te vinden.
34
THE_0110.indd 34
3/2/2010 5:34:16 PM
T H
&M A
1 - 1 0
Leven lang leren Deeltijdmasteropleidingen zijn er op de universiteiten wel, de meeste tegen het reguliere tarief. Een uitzondering zijn de executieve programma’s op de hogescholen en universiteiten, waarvoor hogere collegegelden gevraagd worden (tussen 8.000 en 30.000 euro). Tot slot zijn er projecten met het erkennen van verworven competenties bij de roc’s, de hogescholen en private aanbieders. Landelijk beleid gericht op EVC, leerwerkloketten en het AD De ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn in 2005 gestart met een projectdirectie Leren & Werken. Het landelijk beleid dat zij uitvoeren, kent drie concrete pijlers. Ten eerste de (verdere) ontwikkeling van het instrument erkenning van eerder verworven competenties (EVC) en het ervaringscertificaat. Ten tweede de totstandkoming van leerwerkloketten in verschillende regio’s. Ten slotte de start van de associatie degree: korte hbo-programma’s die tot diplomering leiden op niveau 5 van het EKK.
Veel volwassenen zijn niet planmatig met scholing bezig Kwaliteitsbewaking Opleidingen in het publieke deel van het volwassenenonderwijs mogen pas aangeboden worden als ze voldoen aan kwaliteitseisen. Door de overheid gegarandeerde diploma’s mogen alleen verstrekt worden door opleidingen die de kwaliteitsbewaking hebben doorstaan. De kwaliteit wordt vastgesteld door organisaties, met name de onderwijsinspectie en de NVAO. Dat een opleiding en examen niet door de overheid erkend zijn, betekent uiteraard niet dat de kwaliteit ervan slecht is. De kwaliteit kan ook vanuit een bedrijfstak of het beroepenveld gegarandeerd zijn, daar zijn veel voorbeelden van. Toch gaat het dan maar om een deel van het aanbod en is het niet altijd duidelijk welke vormen van toetsing er bestaan en welke waarde een aankomende student hieraan moet hechten.
biedt de overheid op ad-hocbasis beurzen voor opleidingen die een bepaald tekort op de arbeidsmarkt kunnen verhelpen (de lerarenbeurs). Op – vooralsnog – beperkte schaal biedt de overheid daarnaast informatie en voorlichting aan potentiële deelnemers. Ook andere organisaties en groeperingen nemen maatregelen om volwassenen te steunen. Er bestaan particuliere beurzen en financiële tegemoetkomingen van zorgverzekeraars en detacheringsbureaus, en kortingen op opleidingen voor alumni. Het bedrijfsleven faciliteert scholing collectief (bijvoorbeeld via sectorfondsen) en individueel (bedrijfsniveau). Grote (internationale) organisaties kennen vaak eigen scholingsfondsen. Daarnaast bieden uiteenlopende partijen ondersteuning in de vorm van informatie, coaching en studiehulp. Gevoel van urgentie ontbreekt Hoewel levenlang leren de afgelopen tien jaar op beleidsniveau veel aandacht heeft gekregen, meent de raad dat bij een deel van de bedrijven, binnen het publiek onderwijsbestel en onder individuele volwassenen nog onvoldoende wordt nagedacht over een levenlang leren. Grotere bedrijven hebben veelal scholingsbeleid, maar kleinere bedrijven niet. Veel volwassenen nemen af en toe deel aan een cursus, maar zijn niet op een planmatige manier bezig met scholing. De overheid moet daarom de boodschap blijven uitdragen: het bewust omgaan met een levenlang leren – of het nu via learning on the job is of via opleidingen of trainingen – is een noodzaak in deze tijd. Echter, de overheid zal alleen met steun vanuit de arbeidsmarkt (werkgevers en werknemers) in staat zijn tot grote stappen voorwaarts op het terrein van levenlang leren. Effect van scholing onduidelijk De vraag naar het effect van scholing door volwassenen is vooralsnog moeilijk te beantwoorden. Studies richten zich meestal op individuele financiële rendementen (een hoger salaris) en voldoen lang niet altijd aan methodologische eisen.7 De meeste studies vinden een (soms licht) effect van het volgen van scholing op beloning (salaris). Verder onderzoek naar de effectiviteit is van groot belang om te bepalen welke personen in welke situaties (welke) baat hebben bij welk soort cursus. Tot slot zijn er nauwelijks studies naar de maatschappelijke baten van scholing (zoals gezondheidsen welvaartseffecten en effecten op arbeidsmarktparticipatie8). Raadsadvies: toe naar inzichtelijk en interessant aanbod
Steun aan volwassenen die onderwijs volgen De overheid kent verschillende financiële maatregelen om volwassen onderwijsvolgers (financieel) te ondersteunen. Zo kan iedereen die belastingaangifte doet en een opleiding volgt gericht op een toekomstig beroep, de uitgaven aftrekken bij de opgave voor de inkomensbelasting. Ook
Hoe kan de overheid ervoor zorgen dat meer volwassenen planmatig (kunnen en willen) werken aan hun eigen ontwikkeling? In elk geval door te werken aan de randvoorwaarden: een inzichtelijk en interessant aanbod aan onderwijs, goede en toegankelijke informatie en voorlichting en voldoende inzicht in de financieringsmogelijkheden van 35
THE_0110.indd 35
3/2/2010 5:34:17 PM
T H
&M A
1 - 1 0
Leven lang leren overheid, bedrijf en deelnemers zelf. Daarbij zou het uitgangspunt moeten zijn dat het aanbod in feite een systeem is met twee componenten: privaat (niet-bekostigde instellingen) en publiek (bekostigde instellingen). De raad geeft in zijn aanbevelingen manieren weer om enerzijds beide componenten te versterken en anderzijds toe te werken naar meer afstemming en wisselwerking tussen beide deelsystemen. Hierna zijn de aanbevelingen samengevat en is bovendien steeds vermeld hoe de minister en staatssecretarissen van OCW op het voorstel gereageerd hebben.9 Aanbeveling 1: Inschaling naar de NKK/EKK-niveaus Er is een begin gemaakt met de opzet van een nationaal kwalificatiekader (NKK) als nationale invulling van het Europees kwalificatiekader (EKK). Dit NKK biedt veel kansen om het middelbaar en hoger onderwijs voor volwassenen te versterken. Met name het private aanbod zou winnen aan transparantie en toegankelijkheid als (een deel van) het aanbod geordend wordt langs de lijnen van het EKK. Ook maakt een NKK-raamwerk het voor volwassenen beter mogelijk om een overzicht van het opleidingenveld te krijgen en te schakelen tussen het publieke en het private scholingsaanbod. Meer sectorgerelateerde kwalificaties kunnen zo erkenning verwerven, wat ook het inzicht in de kwaliteit van het private aanbod zal vergroten. Verschillende sociale partners en partijen in de markt hebben dit alles in 2008 onderstreept.10 De raad geeft in overweging een afzonderlijke instantie te belasten met de inschaling van opleidingen en trainingen. Deze houdt voeling met vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers uit het werkveld en van aanbieders, en bestaat vooral uit onafhankelijke inschalingsexperts. De beleidsreactie geeft aan dat het kabinet de mening van de raad deelt dat de ontwikkeling van het NKK het levenlang leren kan bevorderen. En ook de bewindslieden hebben de wens het civiel effect van scholing dat niet tot een formele diploma leidt (cursussen en trainingen), zichtbaar te maken. CINOP onderzoekt dan ook of en onder welke condities non-formele opleidingen in het NKK kunnen worden ingeschaald. Het kabinet wil de resultaten hiervan gebruiken bij het ontwikkelen van het NKK. Ook zal er een nationaal coördinatiepunt (NCP) worden ingericht ten behoeve van het onderhoud van het NKK. In de loop van 2010 vindt besluitvorming plaats over de verantwoordelijkheden van dit coördinatiepunt. De vraag welke instantie voor de eventuele inschaling zou moeten zorgen, zal daarbij worden betrokken. Aanbeveling 2: Gestapelde diplomering en toezicht Gestapelde diplomering, het ‘optellen’ van al verworven kwalificaties en competenties, komt gaandeweg tot ontwikkeling. Gestapelde diplomering vraagt adequate examencommissies en toezicht op de kwaliteit hiervan. In het bekostigd onderwijs vervult de inspectie deze laatste rol, in het particulier
onderwijs gaat het om een vrijwillige constructie. De raad geeft in overweging of een nadere afstemming van beide soorten toezichtvormen op dit aspect niet in de rede ligt. Het idee van de raad van het optellen van leeractiviteiten tot een diploma spreekt de bewindslieden aan, aldus de beleidsreactie. Toch kiest het kabinet ervoor gestapelde diplomering alleen na te streven via de weg van EVC. EVC kan, volgens de beleidsreactie, leiden tot directe diplomering of tot een verkorte leerweg leidend tot een diploma. Aanbeveling 3: Cursistenbescherming Zowel de geschillencommissie als de beroepsprocedure voor examens die ten behoeve van het private aanbod bestaat, is een belangrijke stap naar een goede consumentenbescherming in de private component van het middelbaar en hoger onderwijs voor volwassenen. De raad stelt voor dat een meldpunt wanpraktijken wordt ingericht, wat de deelnemer meer bescherming kan bieden. De bewindslieden geven in hun reactie echter aan van mening te zijn dat het een zaak is van de private instellingen om een dergelijk meldpunt in te stellen. Aanbeveling 4: Vier ‘deeltijdinstellingen’ extra bekostigen De raad vindt het wenselijk dat er naast private aanbieders ten minste enkele, regionaal gespreide, publieke instellingen zijn met een uitgebreid aanbod voor volwassenen. Hij stelt dan ook voor een beperkt aantal instellingen (hogescholen en universiteiten), eventueel tijdelijk, extra te bekostigen als zij zich willen specialiseren in volwassenenonderwijs, en vooral in deeltijdonderwijs. De raad geeft in overweging de keuze van de vier deeltijdinstellingen via een aanbestedingsformule te doen plaatsvinden, waarbij zowel publieke als (huidige) private instellingen kunnen offreren. De bewindslieden vinden dit advies goed passen bij het kabinetsbeleid. Een eerste stap naar profilering is volgens hen gezet met de ‘Tijdelijke stimuleringsregeling een leven lang leren in het hbo 2009’. Deze regeling richt zich op een beperkt aantal hbo-instellingen die aantonen dat ze de markt voor volwassenen kunnen en willen bedienen. Op basis van de ervaringen met deze regeling zal het kabinet zich, volgens de beleidsreactie, beraden op verdere stappen om het levenlanglerenbeleid toe te spitsen op een beperkt aantal instellingen. Aanbeveling 5: Ruimere openstelling examenmogelijkheden Kandidaten die, ongeacht hun voortraject en ongeacht de waardering van mogelijke kwalificaties of competenties, direct willen opgaan voor een examen, zouden daartoe voldoende gelegenheid moeten hebben. De raad pleit daarom
36
THE_0110.indd 36
3/2/2010 5:34:17 PM
T H
&M A
1 - 1 0
Leven lang leren voor een ruimere openstelling van examenmogelijkheden voor volwassenen op het niveau van het middelbaar en hoger onderwijs. Deze openstelling kan geschieden door instellingen voor mbo, hbo en wo zelf, ze kan ook plaatsvinden door de inrichting van een openexameninstelling voor hoger onderwijs. De bewindslieden vinden dit een interessante gedachte, aldus hun beleidsreactie. Het kabinet zal een eventuele ruimere openstelling met de betrokken instellingen en toezichthouders bespreken. Aanbeveling 6: Vraag versterken via open leermiddelen Volwassenen laten scholing naar verwachting vaak na omdat zij er te weinig tijd voor menen te hebben. De raad is van mening dat het afstandsleren en het aanbod van opleidingen via internet de beste kansen bieden om volwassenen te interesseren voor scholing. Veel docenten en opleidingen in het middelbaar en hoger onderwijs maken al gebruik van digitale leermiddelen of zijn bezig zijn met invoering hiervan. Daarnaast is er in het hoger onderwijs een internationale beweging naar vrije toegang tot gemeenschappelijke informatiebronnen (‘open access’). De bedoeling is kennis sneller, transparanter en tegen lage kosten
wijzen de bewindslieden op de Keuzegids Deeltijdstudies die in 2009 voor het eerst is uitgebracht en een belangrijke informatiebron is voor volwassenen die overwegen een deeltijdstudie te volgen. Ook voor het mbo zal een dergelijke studiekeuzegids verschijnen. Tot slot De overheid kan verschillende maatregelen nemen die de vraag naar volwassenenonderwijs naar verwachting zullen stimuleren. Maar scholing tot elke prijs en voor iedere volwassene is geen reële of wenselijke optie. Het kabinet zou zijn beleidsinspanningen dan ook met name moeten richten op het wegnemen van belemmeringen, zodat die volwassenen die baat hebben bij scholing ook daadwerkelijk in staat zijn om hieraan deel te nemen. De cultuurverandering die de afgelopen tijd is ingezet, waarbij meer belangstelling uitgaat naar een levenlang leren, moet worden voortgezet. De overheid kan dit alleen bewerkstelligen in samenwerking met werkgevers en werknemers. Het zal een zaak zijn van lange adem waarbij de boodschap steeds opnieuw moet worden uitgedragen: een initiële opleiding alleen is niet altijd en voor iedereen voldoende om een leven lang mee te komen op de arbeidsmarkt en in de samenleving.
&◀
Scholing tot elke prijs is geeen optie
Kathleen Torrance is stafmedewerker bij de Onderwijsraad;
[email protected].
Noten of gratis voor iedereen beschikbaar te stellen. Instellingen, ook in het mbo en hbo, kunnen meer doen met het op deze wijze aanbieden van gratis cursusmateriaal via internet. De bewindslieden geven als reactie hierop aan te willen onderzoeken wat de ervaringen in Nederland en in het buitenland zijn met Open Educational Resources en of OER de vraag naar volwassenenonderwijs kan stimuleren. De resultaten zullen met de instellingen worden besproken. Aanbeveling 7: Indicator volwassenenonderwijs Belangrijk is dat publieke instellingen duidelijker maken of zij zich (ook) richten op volwassenen. Hiertoe zou de minister een indicator kunnen ontwikkelen die het percentage volwassen deelnemers weergeeft. De bewindslieden geven in reactie hierop aan dat het kabinet samen met de Vlaamse overheid het voornemen heeft om in 2010 een classificatie van de Nederlandse en Vlaamse ho-instellingen te laten opstellen. Daarmee wordt duidelijk welk profiel de afzonderlijke instellingen hebben en dus ook of zij al dan niet relatief veel volwassen studenten kennen. Daarnaast
1. Het gaat hierbij om de enquête waarmee de Lissabon-indicator wordt gemonitord. Deze kijkt naar scholingsdeelname van 25-64-jarigen in de afgelopen vier weken. 2. CBS-enquête bedrijfsopleidingen 2005 (CBS, webmagazine, 5 december 2007). 3. Houtkoom, W. (2008). Scholing van werkenden. Monitor postinitieel onderwijs. Amsterdam: MGK. 4. Houtkoom, W. (2008). Scholing van werkenden. Monitor postinitieel onderwijs. Amsterdam: MGK. 5. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2009). Kennis in kaart 2008. Den Haag: Ministerie van OCW. 6. Oftewel het European Qualification Framework (EQF). 7. Haelermans, C. & Borghans, L. (2009). The wage effects of on-the-job training. A meta-analysis. Working paper. 8. Groot, W. & Maassen van den Brink, H. (2003). Investeren en terugverdienen. Den Haag: SBO. 9. Brief van de minister en staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 30 012, nr. 19. Betreft: Beleidsreactie Verkenning Onderwijsraad, Middelbaar en hoger onderwijs voor volwassenen. 10. Raad voor Werk en Inkomen (2008). Een open en flexibele infrastructuur voor Leven Lang Leren. Den Haag: RWI.
37
THE_0110.indd 37
3/2/2010 5:34:17 PM