Na-isoleren van bestaande buitenmuren Tips om probleemloos binnenisolatie te voorzien Hoe isoleer je bestaande buitenmuren: in de spouw, aan de binnenzijde of aan de buitenzijde? In deze reeks artikels zetten we de verschillende mogelijkheden op een rij. Per systeem bespreken we kort de materiaalkeuzes, eigenschappen en toepassingsmogelijkheden. Heb je de gepaste keuze gemaakt voor jouw project, dan helpen we je verder op weg met enkele aandachtspunten bij het ontwerp en op de werf. Tot slot geven we je telkens enkele tips mee uit de praktijk. In een eerste deel kon je al meer lezen over het vullen van de spouw. In dit tweede deel focussen we op het toepassen van binnenisolatie. ir-arch. Mieke Bonnarens (foto: Xella)
Materiaalkeuze Wil je een buitenmuur langs de binnenzijde isoleren, dan heb je keuze uit drie materiaalgroepen.
dampremmend Om te beginnen kan je gebruik maken van dampremmende isolatiematerialen zoals cellenglas, XPS (geëxtrudeerd polystyreen) of PUR (polyurethaan). Dit zijn vaste platen waartegen je rechtstreeks een afwerking kan plaatsen. Voorwaarde hierbij is dat er geen lucht achter de platen circuleert.
dampopen Een andere mogelijkheid bestaat er uit te werken met een dampopen isolatiemateriaal zoals minerale wol. In dit geval is het nodig dat je ook een continu dampscherm of damprem voorziet tussen de halfzachte of zachte isolatie en de uiteindelijke wandafwerking.
capillair-actief Tot slot kan je ook kiezen voor capillair-actieve isolatie. Dit type materiaal biedt soulaas in specifieke toepassingen zoals historische gebouwen. Met dergelijk materiaal behoud je namelijk de volledige droogcapaciteit van het metselwerk.
Eigenschappen erg goede thermische prestaties In tegenstelling tot spouwvulling ben je bij binnenisolatie niet beperkt in dikte. Dit betekent dat je met binnenisolatie hogere thermische prestaties kan halen. Deze techniek heeft dan ook een groot energiebesparingspotentieel.
grote impact koudebruggen Belangrijk op te merken hierbij is dat koudebruggen een aanzienlijke invloed hebben op het warmteverlies door de gevel. Er zijn namelijk heel wat 'structurele' koudebruggen die ook na het plaatsen van binnenisolatie blijven bestaan. Denk maar aan de raakpunten met vloeren, binnenmuren, de fundering,... Samen vormen deze aansluitingen heel wat lopende meters koudebruggen. Uit metingen uit de praktijk blijkt dat een gevel met 6 cm binnenisolatie met dergelijke koudebruggen dubbel zoveel warmte verliest dan een gelijkaardig geveloppervlak zonder koudebruggen. Isoleer je nog dikker, dan wordt de impact van dergelijke koudebruggen nog groter. Het is dan ook belangrijk dat je hier rekening mee houdt bij het ontwerp (zie verder).
secundaire kosten Wil je een gevel langs binnen isoleren, dan impliceert dit dat je een nieuwe binnenafwerking moet voorzien. Waren er aanvankelijk geen herinrichtingswerken voorzien in een woning, dan betekent dit een aanzienlijke meerkost, met een langere terugverdientijd tot gevolg. Moest je sowieso nog afwerking voorzien, dan is de kost van het isoleren zelf relatief beperkt.
Toepassingsmogelijkheden Binnenisolatie wordt vaak toegepast bij grondiger renovaties, waarbij ook andere herinrichtingswerken gepland zijn. Bij dergelijke projectmatige renovaties kan je gemakkelijk dikkere isolatiepakketten voorzien en zo de thermische eisen al afstemmen op toekomstige ontwikkelingen. Doordat de gevel aan de buitenzijde onaangeroerd blijft, leent deze techniek zich erg goed voor gebouwen in een stedelijke omgeving en voor historische gebouwen.
Belangrijk op te merken is dat het vochtgehalte in het metselwerk met binnenisolatie tot drie keer zo hoog kan zijn als zonder. Dit is te wijten aan de verminderde uitdroging langs de binnenzijde van de muur. Niet alle metselwerk is bestand tegen dit hoger vochtgehalte, en het risico op vorstschade is dan ook een flink stuk hoger. Vandaar wordt binnenisolatie vaak toegepast in combinatie met een hydrofobering of een andere regenwerende afwerking. Dit vermindert alvast de vochtopname door de regen. Opgelet: een hydrofuge brengt geen soelaas als de muur in slechte staat is. Heb je bijvoorbeeld te maken met spleten die groter zijn dan 3 mm, dan heeft hydrofugeren geen zin. (Foto: Recticel Insulation: er zijn ook producten op de markt die bestaan uit isolatie, gipskartonplaat en eventueel dampscherm in één)
Ontwerp Vooraleer je beslist om binnenisolatie toe te passen, is het belangrijk dat je twee zaken van nabij onder de loep neemt: de vochthuishouding van de wand en de koudebruggen.
evaluatie vochtgehalte Om het vochtgedrag van een muur te evalueren bij binnenisolatie kan je gebruik maken van de methode van Glaser (zie tekening). Uit het Glaserdiagram kan je bovendien afleiden welke µd-waarde het dampscherm of de damprem minstens moet hebben. Deze methode is eenvoudig toe te passen, maar is ook erg beperkt. Ze geeft namelijk slechts een benadering en naar het vochtgedrag ter hoogte van aansluitingen blijft het raden.
Omwille van het grote risico is het dan ook belangrijk dat je de evaluatie van het vochtgehalte projectmatig aanpakt. Zo kan je gebruik maken van handige rekentools zoals de softwarepakketten Delphin of Wufi. Die bieden heel wat meer zekerheid.
evaluatie koudebruggen Om de koudebruggen te evalueren kan je gebruik maken van een numerieke berekeningsmethode in 2D. Naast een warmteverliesfactor haal je uit deze berekeningen ook een temperatuurfactor, f0,2 (zie tekening, f0,2=(θsi-θe)/(θi-θe)).
Hoe kleiner de temperatuurfactor is, hoe groter het risico op vocht. Wat de minimale temperatuurfactor is in jouw project hangt af van de klimaatklasse. Als veilige richtwaarde bij het ontwerp van een nieuwbouw woning kan je echter uitgaan van een minimale temperatuurfactor van 0,7. Bij een renovatie kan je eventueel een meting doen om het binnenklimaat te bepalen (zie 'do's & don'ts). Blijkt hieruit dat je te maken hebt met een lagere klimaatklasse, dan kan je een lagere temperatuurfactor hanteren. Hieronder zetten we kort uiteen hoe je in praktijk een temperatuurfactor van 0,7 kan halen.
'oplosbare' koudebruggen aanpakken Ter hoogte van ramen, deuren, poorten... kan je de koudebrugwerking sterk reduceren met een aangepaste detaillering. Bij een raamaansluiting voorzie je bijvoorbeeld ook isolatie tegen de dagkanten in plaats van enkel in het vlak van de muur. Die isolatie laat je bovendien helemaal doorlopen tot tegen het schrijnwerk. Zelfs als er maar plaats is voor een dunne strook isolatie, is het toch van essentieel belang dat je dit voorziet. Dit maakt namelijk vaak het verschil tussen het al of niet halen van de 0,7-eis. Of, met andere woorden, tussen condensatieproblemen of niet. Zo zorgt de 2 cm isolatie in de tekening hiernaast voor een temperatuurfactor van 0,7 in plaats van 0,58 zonder deze strook.
'structurele' koudebruggen aanpakken Daarnaast zijn er echter ook plaatsen waar je de isolatielaag onmogelijk kan laten doorlopen, meestal omwille van structurele redenen. Denk maar aan een zware vloer die op een massieve muur ligt. In dit geval kan je de koudebrugwerking sterk verminderen door de isolatie van de onderliggende ruimte onder de vloer te laten doorlopen. Je hoeft dit niet over de volledige breedte van de kamer te doen: een lengte van ongeveer 1 m volstaat. Op dezelfde manier kan je de isolatie ook doortrekken tegen de binnenmuren die aansluiten op de buitengevel.
Uitvoering Bij de uitvoering is het erg belangrijk dat er geen luchtcirculatie optreedt achter de isolatie. Een geventileerde spouw van 1 cm achter de isolatie doet de isolatiewaarde namelijk met een derde afnemen. Bovendien stijgt het risico op condensatie en schimmelvorming in dit geval aanzienlijk. Naast de breedte van de luchtlaag tussen de isolatie en de wand is ook de grootte van de lekwerking aan de vloer en het plafond van groot belang. Let er dus op dat de isolatie goed aansluit ter hoogte van vloer en plafond.
Do's & don'ts Wees extra alert bij muren die nog niet bekleed waren. Onafgewerkte muren waarbij er aanvankelijk geen probleem was op vlak van vochtgedrag worden soms wel problematisch na binnenisolatie. Zolang er geen afwerking is kan vocht namelijk erg gemakkelijk weg. Bij renovaties kan je heel wat leren door de relatieve vochtigheid en de temperatuur te meten. Dat doe je niet op één moment maar continu, gedurende een langere periode. Dat kan met een datalogger, een klein, eenvoudig meetaparaatje dat je discreet een plaatsje kan geven. Blijkt dat de relatieve vochtigheid doorgaans tussen de 60 en de 80% bedraagt, dan is dit een problematische situatie en is binnenisolatie af te raden. Schommelt de relatieve vochtigheid tussen 40 en 70%, dan is dit een behoorlijk resultaat.
Bron informatie: Prof. A. Janssens, Universiteit Gent, ir.-arch. K. Willem en arch.expert J. Beke, op de NAV-infosessies 'Na-isoleren van bestaande buitenmuren – welk systeem onder welke omstandigheden', mei 2011.
In deze toepassing met minerale wol en damprem zijnde profielen thermisch onderbroken t.o.v. de muur. Aan de zijden van de platen is namelijk een dunne strook isolatie voorzien (Bron: Isover)
Beeld: aansluiting van binnenisolatie ter hoogte van een raam. Zelfs als er slechts een heel geringe dikte mogelijk is tegen de dagkanten, is deze isolatiestrook van wezenlijk belang (Bron: Rockwool)
Beelden: er zijn spievormige producten op de markt die toelaten de binnenisolatie over een beperkte diepte te laten doorlopen tegen het plafond of de binnenwanden (Bron: Rockwool)
Beelden: uitvoering van binnenisolatie met capillair actieve isolatie in een historisch gebouw en principedetail van een raamaansluiting. Let er op dat de isolatie tot tegen de dorpel doorloopt. (Bron: Xella)