N I EUWSB R I EF
6
VM2 D EC EMB ER 2009
In VM2 wordt de bovenbouw van de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo samengevoegd met een opleiding mbo-niveau 2.
Nynke’s droom PROJECTLEIDER OCW / LNV
J. Geraedts PROJECTLEIDING VM2
Ton Balk projectleider Jan Hoogendoorn WEBSITE OCW / LNV
www.voortijdigschoolverlaten.nl klik: VM2-button SAMENWERKING
OCW / LNV ECBO Balk Consultancy SLO ADRES VM2
Balk Consultancy
Een jaar geleden nam Ton Balk contact met mij op om zijn idee over een eventueel boek binnen het project VM2, aan mij voor te leggen. Ik werd gelijk enthousiast en kon niet wachten om te beginnen. Ik ben iemand die vrij snel ja zegt en pas later beseft waar ze aan begonnen is. Ook nu werd ik, nadat ik volmondig ja had gezegd toch wat onzeker. Het bezorgde mij slapeloze nachten. Niet ten onrechte, want ik realiseerde me dat het een opdracht was voor het ministerie van OCW. Maar gaandeweg werd ook het ministerie van OCW voor mij een gewoon begrip. In 2007 ben ik aan de Hogeschool voor de Kunsten te Utrecht afgestudeerd als fashion communicator. Een toen vrij nieuwe richting binnen de opleidingen voor mode. Ook op het HBO worden bredere opleidingen ontwikkeld. Dat heeft mij in ieder geval juist de ruimte gegeven om mijn eigen weg te vinden. Tijdens mijn laatste jaar aan de HKU ben ik op een vmbo school in Rotterdam terecht gekomen, waar ik mijn afstudeerproject heb uitgevoerd. Het werd een onderzoek over pubers en mode. De titel: “(on)-gewoon 15”. Het resulteerde in een gedrukte documentaire en een expositie, waarin fictie en werkelijkheid door elkaar heen lopen. Zodoende ben ik in de onderwijswereld terecht gekomen. Door mijn afstudeerwerk kwam ik erachter, dat ik het werken met pubers of jongeren, in combinatie met vormgeving en fotografie, geweldig inspirerend vind. Het voorstel van Ton Balk was daarom een logisch vervolg op wat ik al eerder met veel passie had gedaan.
Paulus Potterstraat 32 6566 ZM Millingen aan de Rijn
[email protected] [email protected]
Zo begon voor mij het ‘VM2 in beeld’ avontuur. Een experiment dat van onderaf ontstaan is. Staatssecretaris mevrouw van Bijsterveldt noemde het ook in haar toespraak. Het fotoboek ‘VM2 in beeld’ is daar zeker een illustratie van.
T 0481 433 823 (kantoor) M 06 51 03 91 19
Mijn eigen schoolcarrière verliep van de mavo en het mbo, via het hbo naar een jaar de master-opleiding. Daarom weet ik, hoe het is om hard te werken. Dat je telkens je doel kunt verschuiven. En hoe belangrijk het daarbij is, om in jezelf te blijven geloven. Met die drive heb ik, denk ik, in het begin onbewust geprobeerd de leerlingen te voeden. Ik besteedde aan elk individu zoveel tijd dat het leidde tot vertragingen in het opleveren van de interviews. Gelukkig heeft Ton mij tijdig teruggefloten. Ik moest het enthousiasme waarmee ik mijn eigen ervaringen liet meespelen en de tijd die daarin ging zitten, wat inperken. De passie en de liefde die ik in het project heb gestopt is mijn kracht en soms mijn valkuil. Uiteindelijk voel ik mij heel trots over het bereikte resultaat. Inmiddels fantaseer ik al over een vervolg: deel 2. Ik hoop dat dit er zal komen. Hoe zal de leerling over een tijd denken, hoe zal zijn of haar toekomst eruit zien? Ik wil ze helpen om een dialoog met zichzelf te voeren; om telkens weer bewust even stil te staan, de blik te verruimen en de eigen weg te bepalen. Je zou kunnen zeggen: dat is mijn droom!! Nynke Westerveen. Realisatie, fotografie en vormgeving van VM2 IN BEELD, 2008-2009
VM2 NIEUWSBRIEF 6
1
AOC DE GROENE WELLE, ZWOLLE AOC FRIESLAND, LEEUWARDEN AOC FRIESLAND, BUITENPOST AOC FRIESLAND, SNEEK AOC FRIESLAND, HEERENVEEN AOC OOST, ENSCHEDE AOC OOST, ALMELO AOC OOST, TWELLO ARENTHEEM COLLEGE, ARNHEM AUGUSTINUS COLLEGE, AMSTERDAM WATERLANT BEROEPSOPLEIDINGEN, AMSTERDAM DE ROSA, AMSTERDAM BONNEFANTEN COLLEGE, SITTARD
“Ga eerst eens met elkaar uit eten, dan kun je het daarna beter samen invullen!”
Hig hlights
VM2 landelijk van start In deze nieuwsbrief proberen we een overzicht te geven van de activiteiten die in de afgelopen maanden hebben plaats gevonden rondom VM2. En dat zijn er nog al wat. Je bemerkt dat het VM2-experiment zich niet meer beperkt tot een twintigtal scholen, maar zich nu uitspreidt over het totale onderwijsveld. Dat brengt vele vragen met zich mee, ook van scholen die nu niet in het VM2-traject zitten, maar wel na willen denken over VM2-constructies. In deze nieuwsbrief vindt u het artikel “verschil mag er zijn”. Het is een samenvatting van 13 praktijknetwerken die in oktober en november hebben plaatsgevonden. Een tour de force, zowel de samenvatting van deze dagen als de organisatie van dertien praktijk netwerkdagen. Het was de eerste kennismaking van de vertegenwoordigers van de experimenten met elkaar, met de projectvertegenwoordigers VM2 en met de werkwijze van de praktijknetwerken. We hebben er niet voor gekozen om elk verslag integraal af te drukken maar een samenvatting te maken op basis van opvallende onderwerpen. De verslagen van elk netwerk afzonderlijk worden aan de deelnemers digitaal toegestuurd en zullen op de website van Balk Consultancy worden gezet. Vervolgens treft u het verslag “VM2 in beeld” aan. Op 16 november werd op het Melachthon in Bleiswijk het beeldboek “VM2 in beeld” aangeboden aan de staatssecretaris mevr. M. van Bijsterveldt. Op de voorpagina staat het verslag van de vormgeefster. Het beeldboek is de monitor over de doelgroep waar het in dit experiment over gaat: de leerlingen vmbo-mbo. In de afgelopen periode heeft u ook kennis gemaakt met de monitor van de ECBO die de stand van zaken binnen de experimenten vastlegt. In de volgende nieuwsbrief zullen we een samenvatting van de uitkomsten van deze monitor publiceren. In het beeldboek portretteren en interviewen we een aantal VM2-leerlingen. We gaan deze leerlingen ook 3 tot 4 jaar volgen. Helaas konden we niet alle leerlingen
2
VM2 Nieuwsbrief 6
in het beeldboek opnemen, maar we kunnen er wel enkele portretteren in onze nieuwsbrieven. Chafia, Guido en Jaap hebben toestemming gegeven om hun verhaal hier op te nemen. Daarna volgt een opmerkelijk interview met de VM2-kok: “Hoezo ligt een loopbaan al op je vijftiende vast?” Zoals door hem beloofd vindt u als bijlage ook de recepten voor een heerlijk kerstdiner. Deze zijn ook terug te vinden op de website: www.balkconsultancy.nl. Op 7 december werd in samenwerking met OCW, het Steunpunt Taal/Rekenen en de SLO een voorlichting georganiseerd over de nieuwe referentieniveaus. Nog net voor sluitingstijd zijn we er in geslaagd om ook dit verslag op te nemen en daar de column van Pieter Leenheer, ”Esmée en de referentieniveaus”, die hij tijdens deze bijeenkomst heeft uitgesproken, aan toe te voegen. Voor ons was het wel duidelijk dat het niet bij deze bijeenkomst kan blijven. Het unieke van het VM2-traject (een doorlopende lijn vmbombo) brengt met zich mee dat trajecten als taal/rekenen ook als een doorlopend geheel moeten worden gezien. VM2 biedt kansen om daar nu echt mee aan de slag te gaan en niet wederom een scheiding aan te brengen. Wij zullen dat op de juiste plekken onder de aandacht brengen en zorgen voor een vervolg van deze informatiemiddag. Onder de titel “één en één is meer dan twee” maken we kennis met Jonne van Diggele, namens BC begeleider van de praktijknetwerken in de sectoren zorg en welzijn en consumptief. Graag had ik u ook iets verteld over cohort 3, helaas is daar nog geen beslissing over gevallen. Op de laatste pagina een overzicht met belangrijke data en die vallen al weer in 2010! Ik wens u namens alle medewerkers van Balk Consultancy en de SLO fijne feestdagen en voor 2010 een inspirerend VM2-jaar. Wij gaan daar onze best voor doen !!! Ton Balk, projectleider
Verschil mag er zijn De startbijeenkomsten van 13 netwerken met vertegenwoordigers van om en nabij 130 projectlocaties in oktober en november zijn zojuist gepasseerd. Men is al weer druk met de monitorgesprekken van het expertisecentrum voor het beroepsonderwijs. We maken een ronde langs de presentaties, oefeningen en discussies, waar deze dagen mee werden gevuld. De gastscholen. De praktijknetwerken worden georganiseerd op de scholen zelf. Het meest op vmbolocaties. De gastschool krijgt een belangrijke functie. Zij zorgt voor de faciliteiten en krijgt een stem in de opzet van de netwerkdag. Daarbij is het essentieel dat vanuit de school een casus wordt ingebracht met een vraagstelling, die ook leerzaam voor anderen kan zijn. De ontvangst is altijd hartelijk. De faciliteiten zijn verschillend. De ene keer betreft het een oud klaslokaal in een school die aan vernieuwing toe is. De andere keer vergapen de deelnemers zich aan de luxe die in een nieuw gebouw geboden wordt. En daar waar vmbo en mbo al bij elkaar zijn ingetrokken, zoals bijvoorbeeld in de nieuwe locaties in Enschede en Elst, lijken de omstandigheden in fysieke zin voor het VM2experiment ideaal. De begeleiders van de netwerken. Zij bereiden de netwerkdag voor, samen met de gastschool. Marc Coenders, die al bekend is van de netwerkdagen uit het eerste cohort, begeleidt dit jaar de netwerken in de sectoren Economie en Groen. Jonne van Diggele is nieuw. Zij draagt zorg voor de dagen dat de vertegenwoordigers van de netwerken Zorg en Welzijn en de deelnemers aan het praktijknetwerk Consumptief samen komen. En Jan van Rooijen heeft dit jaar vanuit de SLO de verantwoordelijkheid om de netwerken in de sector Techniek en het Amarantis netwerk hun koers te laten bepalen. Hij wordt hierbij geassisteerd door Hein de Jager, die de verslagen maakt en Liesbeth Pennewaard als deskundige vanuit de SLO.
Het leren in netwerken. De methode van het samen leren in een netwerk, waarbij de aanwezigen zelf de professional zijn en geen blauwdruk, of oplossingen voor problemen krijgen voorgeschoteld, wordt in deze eerste ronde door de begeleiders nog eens uit de doeken gedaan. In een vorige nieuwsbrief formuleerde Giel Graven zijn Maastrichtse experiment kernachtig met de woorden “we bouwen de brug terwijl we eroverheen lopen”. Dat lijkt ook op de essentie van het leren in deze netwerken. Volgens Marc Coenders is het belangrijkste misschien wel, het stellen van vragen met betrekking tot VM2. Waarbij het antwoord een eigen invulling kan zijn, afhankelijk van de specifieke situatie. Tijdens de bijeenkomst van het netwerk Consumptief op het Zadkine College formuleerde iemand het aldus: “Het is goed om elkaar te gebruiken en niet allemaal apart het wiel uit te vinden. Maar nodig is ook, dat je de vrijheid houdt, om zelf af te wijken”. Concreet betekent het, dat elke praktijknetwerkbijeenkomst een geheel eigen sfeer en inhoud heeft gekregen. Er wordt op verschillende manieren gewerkt aan hetzelfde doel. Zo functioneert vaak het model van de zogenaamde mindmaps, om elkaars projecten te leren kennen. Iedere VM2-locatie presenteert in enkele minuten aan de hand van een eenvoudig schema op een A3-papier een aantal feitelijke gegevens, met daarbij een paar uitdagingen die men inmiddels voor ogen heeft. Een enkele keer wordt een andere methode gebruikt, zoals een speed date, waarbij men in een stoelendans steeds korte flitsende contacten heeft en later in de vrije ruimte elkaar kan opzoeken om over kwesties van belang door te praten.
Hi g h li g ht s “Wat doen we met de zittenblijvers in VM2 ?”
VM2 Nieuwsbrief 6
3
CALVIJN MET JUNIOR COLLEGE, AMSTERDAM CHRISTELIJKE SG VEENENDAAL, VEENENDAAL CITAVERDE COLLEGE, HEERLEN CITAVERDE COLLEGE, ROERMOND CLUSIUS COLLEGE, SCHAGEN
“VM2 verduistert de toekomstige beroepskeuze!”
Highlights Grote verschillen in projectopzet en uitwerking worden zichtbaar. In leerlingaantallen, in omvang van het aantal betrokken scholen, in financiën en accommodatiefaciliteiten, in draagvlak binnen de organisatie, en de mate van stimulans, samenwerking of tegenwerking die men ervaart in de teams, bij het management, of onder de ouders. Vooral het benoemen van de uitdagingen, geeft stof tot gesprek. Het roept ook makkelijk bij anderen vragen op. Terwijl er zoveel verschillen opdoemen bij de vormgeving op de verschillende locaties van VM2, blijken er ook veel gemeenschappelijke vraagstukken. Dat resulteert in een gezamenlijk pogen, om mogelijke antwoorden op de vragen te formuleren. Sommige vragen worden meegenomen voor een uitwerking in een volgende bijeenkomst. Welke vraagstukken zijn er zoal op tafel gebracht?
Highlig hts “Zijn ze niet gewoon te jong om al zulke keuzes te kunnen maken?”
4
VM2 Nieuwsbrief 6
Het competentiegericht leren. Aangezien het merendeel van de vmboafgevaardigden zich nog moet inwerken in de begrippen die in de kwalificatiedossiers van de mbo-opleidingen gebruikt worden, kiest Jan van Rooijen er voor om in de netwerken Techniek een deel van de dag te besteden aan het kennis maken met centrale begrippen, zoals competenties, kerntaken en werkprocessen. Er wordt in subgroepen flink met de weerbarstige materie gestoeid, door aan de hand van een concreet stukje uit een kwalificatiedossier, een vingeroefening te verrichten. In het netwerk Consumptief wordt hetzelfde thema op een andere wijze benaderd. Daar formuleren de groepsleden eerst hun eigen visie op het onderdeel “beroepshouding” en proberen daarna uit, of wat men bedacht heeft, inpasbaar is in het kwalificatiedossier van de opleiding tot kok. In Bleiswijk nemen de leden van het netwerk Groen de handschoen op, door zich naar aanleiding van de vraag van de gastschool, te storten op het bedenken van oplossingen voor de problemen die men voorziet rond de proeven van bekwaamheid uit de kwalificatiedossiers van de sector Groen. Hoe kun je de leerlingen hier op voorbereiden? Wat komt er allemaal bij kijken in de organisatie? In het Amarantis netwerk heeft Liesbeth Pennewaard een aantal begrippen uit het mbo inzichtelijk gemaakt. Zoals de OER (onderwijs en examenregeling) en het CPL (communicatie plan van de leerling). Bij de bijeenkomst van het netwerk Techniek 1 in Amsterdam, wordt een “tool voor competentiegericht onderwijs” gepresenteerd. Het Nova College hoopt, dat ze er mee aan de slag kunnen. Het Udens College kiest ervoor, om de programma’s die door Het Metalen Scharnierpunt ontwikkeld zijn, te implementeren. Daarbij startte men al met de omzetting van eindtermen naar kwalificaties.
Brede of smalle traject opzet? Op veel bijeenkomsten speelt de vraag rond de problematiek van de “terugvalopties”. Hoeveel oriëntatie en switchmogelijkheden heeft de leerling, éénmaal in VM2 ingeschreven?
“Wat te doen, als de leerling de foute keuze maakt en er zijn maar weinig crebonummers voor VM2 aangevraagd? Hoe kan hij dan nog switchen?”, vraagt men zich bij het netwerk Groen 3 af. Op de netwerkdag van Groen 1 in Leeuwarden luidt één van de stellingen: “De leerling in VM2 moet eerder dan andere leerlingen weten wat hij wil worden.” Er ontspint zich een discussie rond de problematiek van smal of breed opleiden. Daarbij tendeert men hier naar de visie dat de leerling op deze leeftijd eigenlijk nog langer de mogelijkheid geboden moet worden om de keuze uit te stellen.“De vakmatige componenten van de niveau-2 opleiding moeten niet overheersend zijn. De attitude is belangrijker”, merkt iemand op. En een ander: “Tegenwoordig sterven beroepen uit of wijzigen erg snel. Je moet ze dus breed opleiden en doordringen van het besef van een leven lang leren. Nu leid je ze vaak op voor een bepaalde richting binnen een beroep. En dan blijkt dat ze daar helemaal niet terecht komen.” Ook in Groen 2 voert men de discussie aan de hand van een prikkelende stelling: “VM2 is net als een latrelatie! De leerling zou verkering moeten krijgen met een beroep en als het na verloop van tijd toch niet genoeg bevalt, moet hij het weer uit kunnen maken.” De problematiek is het meest voelbaar in kleine scholen. Grote scholen hebben meer draagvlak en bieden mogelijkheden voor de leerling om te switchen. Daarbij is de problematiek binnen de Groenscholen specifiek: een groot percentage leerlingen gaat niet in het aoc door, maar stapt na het vmbo naar het roc over.
COENECOOP COLLEGE, WADDINXVEEN COLLEGE DE BRINK, LAREN COLLEGE DE MEER, AMSTERDAM CSG COMENIUS, LEEUWARDEN CSG HET STREEK, EDE DA VINCI COLLEGE, ROOSENDAAL
“VM2 is als een latrelatie: de leerling moet na verloop van tijd de verkering weer kunnen verbreken.” Welke leerlingen in VM2? Het lijkt eenvoudig: VM2 is bedoeld voor alle leerlingen van de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo. Toch blijken er in de opzet grote verschillen tussen de projectlocaties. Enkele citaten uit de reeks: “Wij zetten alle bbl-ers in VM2.” “VM2 is voor de leerlingen van het leerwerktraject .” ”VM2 is alleen voor de willers onder de bbl-ers. Daarvan is de succeskans het grootst.” “Alleen de leerlingen die extra ondersteuning behoeven?” “Ik vind het een eyeopener, te vernemen op dit netwerk, dat VM2 niet alleen voor de zeer zwakke leerling is.” Draagvlak van het project VM2 binnen de organisatie. “Hoe maak ik het mijn team duidelijk?”, merkt een deelnemer aan het netwerk Economie 1 op. En daarmee wordt een probleem op tafel gebracht, dat in veel organisaties op verschillende niveaus speelt. Het meest in het oog springend voorbeeld wordt uitgewerkt in het netwerk Zorg en Welzijn 1. Daar buigen zich subgroepen over een casus, waarin een bijna ideale fysieke omstandigheid, door het in één gebouw onderbrengen van vmbo en mbo-2, er niet toe leidt dat er een soepel verlopend proces op gang komt. Integendeel: grote problemen zijn er ontstaan rond de samenvoeging van teams, de onderlinge communicatie en de ondersteuning vanuit het management. De klassieke vraag die bij vernieuwing speelt, wordt hier concreet met elkaar behandeld: hoe creëer je draagvlak voor dit experiment in je organisatie? Enkele belangrijke thema’s passeren de revue: Maakt het management zich er sterk voor? Wat is er nodig om docenten warm te krijgen voor het experiment? Hoe communiceren we met de ouders en leerlingen over VM2? Eén van de belangrijkste uitkomsten van de discussie, gedurende deze middag, bleek de
stelling: zorg eerst dat duidelijk wordt wie zich eigenaar van het proces maakt! Zorg daarbij voor maximale betrokkenheid en ondersteuning van het management. “Zonder deze noodzakelijke uitgangspunten, kan het niks worden. Dan kun je beter de opdracht terug geven.” In Elst heeft men in het Westeraam al enige tijd ervaring met het samen wonen van vmbo en mbo-onderdelen. Dat leidde aanvankelijk tot wat iemand noemde, een “cultuurshock”, die men door vaak met elkaar te communiceren, vooral ook op managementniveau, langzaam te boven komt. In Bleiswijk geeft een deelnemer aan de overigen de tip: “Ga eens eerst met elkaar ergens eten. Je moest eens weten, hoe prettig dat uitpakt in de samenwerking die je moet aangaan.” En dan is er nog de vraag: hoe reageert de omgeving? Zoals de stagebiedende bedrijven en organisaties. In het praktijknetwerk Zorg en Welzijn 3 noteren we, dat een school ook ondernemers betrekt bij de projectgroep. Dat brengt andere deelnemers op een idee. Van stage naar beroepspraktijkvorming. In veel netwerken krijgt de behandeling van het verschil dat men moet maken tussen de stage in het vmbo en de bpv (beroepspraktijkvorming) in het mbo-deel, met de erbij horende wettelijke regelingen, ruime aandacht. Naast de reeds bekende vragen die spelen rond kwesties als het aantal uren en het tijdstip waarop de bpv officieel aanvangt, worden op sommige netwerken ook inhoudelijke zaken op het gebied van het praktijkleren besproken. In het netwerk Consumptief maken de deelnemers op het einde van de bijeenkomst de afspraak, om samen een stage-bpv-lijn uit te gaan werken. Met de achterliggende visie, dat zo’n traject moet starten met veel stu-
ring, die geleidelijk afneemt en overgaat in een grotere zelfstandigheid van de leerling. In Hoogeveen discussieert het netwerk Zorg en Welzijn 3 over de inhoud van het buitenschools leren en komen enkele modellen in beeld. De voors en tegens van lintstages of blokstages worden tegen elkaar afgezet. Ook wordt op instigatie van Jonne van Diggele nog eens op een kritisch wijze gekeken naar het leren in de praktijk. Volgens haar moet je gericht bepalen, wát de leerling buiten school moet leren. “Er wordt soms te gemakkelijk gedacht dat het besteden van uren in de praktijk op zich al leerzaam is. Soms moet je het praktijkleren weer binnen de school halen en aantrekkelijk voor ze maken.” Het vmbo-examen? De ontwikkeling van een nieuw concept met een doorlopende leer- en begeleidingslijn. Dat is de grote uitdaging van het experiment VM2. Het risico nemen van het loslaten van de bestaande routes op het vmbo en de eerste twee leerjaren van het mbo-
VM2 Nieuwsbrief 6
5
niveau 2. Niet een knip- en plakmodel blijven hanteren, waarin het vmbo-examen en een “zomerlek” blijven gehandhaafd, met de daarbij horende frustratie van de voortgang. Dit hete hangijzer is in alle netwerken in beeld geweest. Sommige scholen melden dat ze er nog niet echt mee bezig zijn, omdat ze nog hun gewone programma gebruiken van het derde jaar vmbo. De scholen uit het eerste cohort moeten er noodgedwongen dit jaar een keuze in maken. De vraag is dan tweeledig: handhaven we het vmboexamen? En wat doen we met de tijd die tussen het examen en het begin van het volgend studiejaar ligt? Onze indruk van de eerste ronde praktijknetwerken is, dat nog maar een gering aantal projectscholen de mogelijkheid om het examen te laten vervallen, kiest. Daarvoor worden drie herhaaldelijk terugkerende argumenten aangevoerd: de weerstand van de ouders en leerlingen, de te korte tijdspanne, waarbinnen het nu nog niet besloten kon worden en de concurrentiepositie. Qua visie blijken veel deelnemers in te stemmen met het idee, om een ononderbroken route uit te zetten. Zij botsen echter tegen allerlei praktische contra-indicaties. Ouders die vastzitten aan het idee van de afsluiting van het vmbo met een diploma. In enkele gevallen lukt het scholen, om de ouders te overtuigen van de waarde van het mbodiploma voor de arbeidsmarkt, tegenover het vmbo-diploma dat hier geen enkele status in vertegenwoordigt. Die overtuigingskracht blijkt heel erg nodig. Ruud Marcus uit Schagen legt tijdens de netwerkbijeenkomst van Groen 1 uit, hoe zij concreet de ouders benaderen. Dat leidt ertoe dat anderen graag van zijn opzet gebruik willen maken. Ook de promotieinstrumenten die in Maastricht door de samenwerkende vmbo’s en het roc en aoc gebruikt worden, oogsten grote belangstelling.
6
VM2 Nieuwsbrief 6
Maar ook leerlingen hebben hun belangen. Zij zien vrienden en vriendinnen de lange tijd van het “zomerlek”gebruiken voor vakantiereizen en vakantiebaantjes. Tenslotte wordt ook herhaalde malen gewag gemaakt van behoorlijke weerstand bij docenten in de eigen gelederen, die zenuwachtig worden door de exameneisen, die ze moeten halen. Daarin speelt nog een speciale rol: de wenselijkheid van integratie van de AVO-vakken in de beroepsgerichte. Die beweging wordt recent weer doorkruist door het bekend worden van standaardnormen voor rekenen en taal. Er ontstaat onduidelijkheid over de betekenis hiervan en op een aantal plaatsen stagneert nu het proces van die integratie. De problematiek heeft de landelijke projectleiding van VM2 ertoe gebracht, een speciale themadag omtrent de referentieniveaus voor taal en rekenen te organiseren. Een doorlopende leerlijn. Naast de kwestie van het examen worden in de netwerken tevens een aantal andere zaken aangepakt, die deel uitmaken van een mogelijke doorlopende leerlijn.
Hoe ziet men de loopbaanbegeleiding van de leerlingen die op één plek blijven en die in leeftijd variëren van 14 tot 18 jaar? Het is namelijk een nieuw gegeven. Dat wordt heel concreet met een voorbeeld aangegeven door Tineke Riemsdijk in Elst, die het thema gedragsregels en aanspreekmodi voor leerlingen van 14 of 18 jaar naar voren brengt. De jonge leerling die ferme sturing behoeft en de tot zelfstandigheid groeiende mbo’er in hetzelfde huis; hoe ga je daar mee om? Eén van de stellingen waarover intensief gedebatteerd wordt tijdens dezelfde netwerkdag, luidt: “vmbo-docenten zijn niet in staat tot het coachen van leerlingen naar zelfstandigheid.” De betrokken discussiedeelnemers vinden dat er beweging bij de docenten
moet plaats vinden; dat er door samenwerking met de mbo-tak in klein teamverband een nieuwe dynamiek kan ontstaan met veel potentie. Dan gaat de stelling: “VM2 pampert te veel!”niet meer op. De opbouw van een portfolio. In het Amarantisnetwerk geeft het Augustinus College aan, dat ze bezig gaan met het ontwikkelen van een digitaal portfolio dat door de eigen docenten wordt ontwikkeld.”Dit spoorboekje zal het competentieleren bevorderen”. Tijdens de netwerkdag van Techniek 1 presenteert Ed van den Berg een instrument met de titel “een tool voor het competentiegericht onderwijs”, dat een ononderbroken onderwijsleerproces voor ogen heeft. De combinatie van het invoeren van beroepskwalificaties, samen met een duidelijke zorgstructuur zou ook voor VM2 mogelijk kunnen zijn. Het Udens College maakt gebruik van de instrumenten van het Metalen Scharnierpunt, om voor VM2 één doorlopende leerlijn te maken. Van stage naar beroepspraktijkvorming. Verschillende netwerken uiten de behoefte om met elkaar lijnen uit te zetten, hoe stage kan uitmonden in bpv. Soms zelfs met concrete invulling van uren, opdrachten en de voorbereiding naar de proeve van bekwaamheid uit het kwalificatiedossier. Invulling van het “zomerlek.” Een aantal scholen doet een poging om de tijd tussen het vmbo-examen en het begin van het mbo-gedeelte aantrekkelijk te maken voor de leerlingen. Zo noemt men het in Nijmegen niet meer het “zomerlek”, maar de “winstpakker”, waarbij te hopen valt dat de leerlingen dit ook zo beleven. Duidelijk wordt wel dat overal daar waar een intensieve promotie van VM2 richting ouders en leerlingen plaats vindt, het draagvlak voor het doorwerken na het examen vergroot wordt.
DA VINCI COLLEGE, ZWIJNDRECHT DACAPO COLLEGE, SITTARD DE GOUDSE WAARDEN, GOUDA DE MEERWAARDE, BARNEVELD DE NIEUWE VESTE, COEVORDEN EDUDELTA, BARENDRECHT EDUDELTA, GOES EDUDELTA, SOMMELSDIJK FARELCOLLEGE, RIDDERKERK GRAFISCH LYCEUM, ROTTERDAM GROENHORST COLLEGE, EDE GROENHORST COLLEGE, LELYSTAD GROENHORST
Tenslotte nog het thema “tijdwinst”. Een aantal projectlocaties kiest vanaf de aanvang voor het promoten van het driejarige traject, met de opmerking, dat dit misschien bij enkele leerlingen niet in die tijd zal lukken. Voorstanders motiveren deze keuze met de opvatting, dat het de leerling helpt, om gemotiveerd te blijven. “Waarom vermoeien we ze met dingen die niet nodig zijn? Snel het beroepenveld in! Als je teveel van ze vraagt, bevorder je de uitval. Later kan altijd nog bepaald worden of ze iets extra moeten doen.” De andere optie wordt ook gehanteerd: de scholen die kiezen voor een 4-jarig traject, “mits blijkt dat de leerling sneller kan”. Hier is het motief: “We moeten ze beter kwalificeren en hun competenties maximaliseren, om echt een plaatsje op de arbeidsmarkt te kunnen verwerven.” VM3? De term VM3 viel herhaaldelijk in twee betekenissen: “Kunnen we ook voor kaderleerlingen dit model ontwikkelen?” is de vraag die aan Ton Balk werd gesteld. Op veel scholen bleek er een grijs gebied te zijn in het bepalen of een leerling meer in de kader- of meer in de basisberoepsgerichte leerweg past. Het zou goed uitkomen als de ononderbroken route ook voor de kaderleerling mogelijk wordt gemaakt.
De tweede betekenis wordt verwoord in de dringende vragen van de deelnemers aan de netwerken, die gericht zijn op de toekomst: “Komt er een volgend cohort voor VM2 in 2010?” Hierop moet landelijk projectleider Ton Balk tot nu toe het antwoord schuldig blijven. Het wachten is op de uitslag van het ministerie van OCW/LNV. De beleving en hoe nu verder? In grote lijnen evalueren de deelnemers de netwerkdagen als nuttig, leerzaam en ervaren veel herkenning. Sommigen spreken van
eyeopeners, anderen vinden het troostrijk dat de problemen die ze tegenkomen ook op andere locaties spelen. Het gevoel om er samen voor te staan, informatie aan elkaar te kunnen overdragen en gemakkelijker contact te zoeken, ook buiten de netwerkdag om, overheerst. Er zijn ook kritische geluiden: “Deze dag is voor een kennismaking prima. Maar we moeten de volgende keer meer de diepte in.” En een ander vindt het rendement nog te weinig: “Er zijn nu te weinig praktische dingen naar voren gekomen, die ik kan meenemen.” Er wordt ook vooruit gekeken. Zo spreken een paar netwerken met elkaar af om de volgende bijeenkomst een 24 uurs-zitting te laten zijn, ergens in maart. “Dan kan er flink doorgewerkt worden aan concrete zaken.” Andere netwerken kiezen voor een geleidelijk proces en denken na over thema’s voor de bijeenkomsten in het begin van 2010. Er worden heel verschillende onderwerpen op de rol gezet. Curriculumontwikkeling, samenwerking in één team van vmbo en mbo docenten, de invulling van een concreet stage en bpvwerkboek, AVO-vakken integreren, leerarrangementen ontwikkelen voor VM2, zijn voorbeelden van afspraken. Eén netwerk kiest ervoor om de volgende bijeenkomst concreet materiaal mee te brengen. Zo groeit er een proces van samenwerking met een caleidoscoop van verschillende invalshoeken. En het leidt automatisch tot de groeiende behoefte, om op internet een plek te krijgen, waar vragen, oplossingen en ontwikkeld materiaal kunnen worden geplaatst. In januari zal een dergelijke portal door het Ruud de Moor Centrum (Open Universiteit) ontwikkeld worden en zo snel mogelijk gebruiksklaar zijn.
Aan het einde van deze rondgang langs de eerste netwerkdagen, kijken we ook terug op de plezierige ambiance, waarin de bijeenkomsten gehouden zijn. De deelnemers voelden zich meer dan welkom geheten door de vertegenwoordigers van de gastscholen. Ze werden tijdens de middagpauze in een groot aantal gevallen vergast op een verfijnde lunch, die door de VM2-kok samen met leerlingen van de locatie werd verzorgd. Een begeleidend docent vertelt: “Het is geweldig om te zien hoe je leerlingen met de kok bezig zijn. Hun beste kanten komen naar boven.” Veel netwerkdeelnemers spreken hun positieve gevoelens uit voor de wijze waarop ze deze dag “in de watten gelegd worden. Dat drukt waardering uit voor waar we mee bezig zijn!”
Highlights “VM2 pampert te veel!”
VM2 Nieuwsbrief 6
7
COLLEGE, MAARTENSDIJK HELICON OPLEIDINGEN, KESTEREN HET SCHOONHOVENS COLLEGE, SCHOONHOVEN HET WESTERAAM, ELST HUYGENS COLLEGE, AMSTERDAM IJSSELCOLLEGE, HAARLEM LINDE COLLEGE, WOLVEGA LMC HORECAVAKSCHOOL, ROTTERDAM LMC UNIE NOORD, ROTTERDAM MAERLANT, BRIELLE GROENHORST COLLEGE, LELYSTAD
16.11.2009, Bleiswijk
Aanbieden beeldboek aan staatssecretaris M. van Bijsterveldt Maandag 16 november 2009 om half vier loopt de overblijfruimte van Melanchton de Kring in Bleiswijk vol met leerlingen die allemaal voorzien zijn van een badge met het VM2-logo. Daarvoor waren al docenten en leerlingen van andere projectscholen uit het land gearriveerd. Het gaat tenslotte vanmiddag om de leerlingen. Nynke Westerveen, die voor het grafische ontwerp en de interviews van het beeldboek tekende, legt nog even, samen met een aantal leerlingen van Melanchton, de laatste hand aan de foto-expositie die ze in deze ruimte, waar volop daglicht via de glazen dakramen binnen valt, heeft ingericht. Giechelend verkennen enkele hoofdpersonen hun beeltenissen van bijna een jaar geleden met de uitroepen: “Oh, zo zie ik er helemaal niet meer uit!”. Sommigen zijn van ver gekomen: uit Rotterdam, Roermond en uit Enschede helemaal met het openbaar vervoer.
Een aantal van deze leerlingen zal volgend jaar weer in een fotoboek verschijnen met de bedoeling om het verloop van hun ontwikkelingsproces te volgen. Het zal worden aangevuld met nieuwe leerlingen, die dit jaar aan het VM2-project beginnen. Dan is het de beurt aan Anoeska, die haar eigen verhaal uit het beeldboek voorleest aan een welwillend gehoor, dat inmiddels ook enkele functionarissen van de ministeries van OCW en LNV in de gelederen telt. Staatssecretaris Marja van Bijsterveldt, Judith Geraedts van het ministerie van OCW en Johan van Geffen van het ministerie van LNV geven acte de présence.
Nynke reikt het eerste exemplaar van het fotoboek uit aan de staatssecretaris, die in haar speech nog eens de reden van het experiment VM2 memoreert: meer jongeren aan een startkwalificatie helpen, minder schooluitval en voor de leerlingen als lokkertje: een snellere route naar het diploma mbo-2. Zij gaat ervan uit, dat als in 2013 de Het officiële gedeelte wordt geopend door resultaten van dit project aan de orde kode heer Kwekel, algemeen directeur van men, het goed mogelijk is dat het inmiddels Melanchton, die al snel het woord aan Nynke Westerveen geeft. Zij heeft het afge- een “onderwijsvorm ernaast” is geworden. Niet voor alle leerlingen geschikt maar wel lopen jaar een groot aantal van de cohort 1 voor een specifieke doelgroep, dus een moscholen bezocht en daar leerlingen geïnterviewd over hun achtergrond, hobby’s, idolen del dat past naast het reguliere traject vmbo-mbo. en toekomstverwachtingen. Een selectie van deze gesprekken, voorzien Na de rondleiding die ze krijgt aangeboden van prachtige foto’s, heeft een beeldboek opgeleverd, dat een indruk geeft van dege- door de leerlingen, wordt er door de aanwezige docenten, leerlingen, directeuren en nen waar dit project om begonnen is: de leerlingen van ongeveer 15, 16 jaar. Zij spra- managers van verschillende afvaardigingen nagepraat onder het genot van voortreffeken openhartig met Nynke en vonden het lijke hapjes die de VM2-kok Geert Ameel goed dat hun verhalen op papier kwamen. verzorgt.
8
VM2 Nieuwsbrief 6
Het was een feestelijk gebeuren rondom de presentatie van het boek “VM2 in Beeld”. Vandaag waren degenen in beeld waar het experiment om is begonnen: de leerlingen uit VM2. Nu is het wachten nog op het groene licht om ook in 2010 weer een cohort te kunnen starten. Of dat er van komt? De staatssecretaris liet hier niets over los.
Hig hlights “Mensen worden aangenomen op hun vakkennis. Maar ontslagen op hun sociale vaardigheden!”
CAPELLE A/D IJSSEL KANDINSKY COLLEGE, NIJMEGEN LANDSTEDE, ZWOLLE LENTIZ FLORA COLLEGE, NAALDWIJK LENTIZ MAASLAND COLLEGE,MAASLAND LIEVEN DE KEY KRELAGESCHOOL,
Hi g h li g ht s
Chafia
“De attitude is het belangrijkste. De rest leer je op locatie!”
Bloemlezing uit VM2 in Beeld Chafia 15 jaar “Mijn lievelingsvak op school is zorg en welzijn. Tijdens die lessen ga je koken of naar een kinderdagverblijf, dat vind ik, denk ik wel het leukst. Koken, is ook een hobby van mij. Dat doe ik thuis ook vaak. Ik bewonder Balda Hari , een Marokkaanse bokser, om wat hij heeft bereikt. Het is goed om te zien dat iemand van je eigen volk zo ver is gekomen. Ik zou later heel graag ook wat willen bereiken: ergens voor gaan!
Vroeger had ik al de wens om iets met kinderen te kunnen doen. Eerst wilde ik juf worden. Maar later dacht ik aan kraamverzorgster. Ik heb de geboorte van drie zusjes van nabij meegemaakt. Tja, ik ben nog heel erg aan het twijfelen. Want ik wil wel iets met maatschappelijk werk doen en met jongeren werken, maar het lijkt me ook leuk om met ouderen te werken. Maar ik zou ook wel kok willen worden. Ik loop stage in de keuken van een restaurant. Ik kan nu daar kijken of het echt iets is, wat ik later zou willen doen. Je ziet zoveel dingen die je kunt worden. Dat maakt het lastig. Op school krijg je daar ook veel informatie over. Ik ben er achter gekomen, dat ik heel goed met mensen om kan gaan en weet nu ook, dat ik daar iets mee wil doen. Vroeger dacht ik dat als je iets wilt worden dan word je dat ook. Maar je wordt ouder en wijzer, de keuze wordt lastiger. School is hierbij wel belangrijk. Zij helpen je met keuzes maken en om je diploma te halen. Over 10 jaar hoop ik, dat ik dan getrouwd ben en misschien een kindje heb. Een eigen huis en een gelukkig leven. En dat ik mijn doel heb bereikt. Ik hoop op een perfecte baan. Ik weet nog niet, of dat ik dan als kok aan het werk ben of als maatschappelijk werkster of in de ouderen zorg. We zullen
zien. Maar een van die drie moet het gaan worden.” Guido 16 jaar “Mijn favoriete schoolvak is praktijk schilderen. Ik zit bij de scouts en daar ben ik nu assistent leiding. Het leukst vind ik op kamp gaan. Vlotten bouwen en kamperen.
Vroeger wilde ik iets met technisch tekenen. Ik vond het wel chique om gebouwen te tekenen en te ontwerpen. Daarom ben ik ook naar deze school gegaan. Maar nu wil ik schilder worden. Ik ben erachter gekomen, dat ik niet de hele dag aan de tekentafel wil zitten. Als schilder heb je veel meer variatie. Je bent steeds op andere plekken.
Vroeger wilde ik boer worden, het bedrijf van mijn ouders overnemen. Nu wil ik dat niet meer. De landbouw wordt steeds minder, er is al een deel verkocht, daar is nu een golfbaan van gemaakt. Misschien wil ik de paardenstalling wel overnemen. Maar eigenlijk wil ik monteur worden. Ik denk dat ik maar zoveel mogelijk moet doen om erachter te komen wat ik precies wil. Mijn ouders ondersteunen me hierbij. Ze geven me opties, maar laten de keus aan mij. En over 10 jaar? Gelukkig zijn! Ik hoop op een eigen bedrijf. Misschien het bedrijf van mijn ouders of een eigen motorzaak.”
Jaap
Ik ben daarin veranderd door de school. Je krijgt andere vakken. School is dus best belangrijk want zij laten je zien welke keuzes er zijn. Mijn ouders laten mij mijn eigen keuzes maken. Ik denk dat ik over 10 jaar aan het werk ben bij een schildersbedrijf. Ik woon denk ik dan al samen.” Jaap 15 jaar “Mijn ouders hebben een agrarisch bedrijf en verhuren paardenstallen. Als mensen geen ruimte hebben voor hun paard dan kunnen ze dat bij ons stallen. Wij laten de paarden in de wei en onderhouden de stallen.
Guido
Mijn favoriete sport is Trial. Het is een soort evenwichtssport. Met de motor op een betonblok balanceren. Ik ben lid van een vereniging en ik heb thuis een parcours aangelegd zodat ik kan trainen voor wedstrijden. Ik sleutel graag aan brommers en motoren. Met paardrijden ben ik gestopt, al heb ik nog wel een eigen pony. VM2 Nieuwsbrief 6
9
Interview
met de VM2-kok Geert Ameel
Hoe kom je bij het VM2-project terecht? Ton kende mij en nodigde mij uit om met leerlingen voor niet al te grote groepen, een dinertje te verzorgen. Dat vond ik een leuk idee. Wil je iets over je achtergrond vertellen? Ik ben 54 jaar en kom uit België. Oorspronkelijk heb ik daar de farmaceutisch biologische opleiding in de biochemie gedaan. Mijn afstudeerwerkstuk had als onderwerp: het gebruik van radio-isotopen bij hartonderzoeken. Maar ik zat daar maar twee dagen per week. Daarnaast 3 dagen bij bestralingen. Dat is niet wat ik de rest van mijn leven wil doen. Ik wil mensen blij maken. Zien genieten. Ik had tijdens mijn studententijd al in de horeca gewerkt en ben toen na mijn militaire dienst een opleiding als kok gaan volgen. We waren met 30. Over bleven er 15, waarvan er 5 specialisatie mochten doen, daar was ik er één van. Waarom kwam je naar Nederland? Ik heb tijdens mijn werk in een vakantiepark mijn vrouw leren kennen, die is secretaresse. Het leek mij beter om in Nederland te gaan werken. Het lijkt wel zo, dat de mensen in Belgie zo open zijn, maar dat is toch niet altijd zo. En in Nederland waarderen ze het als je iets van de culinaire Belgische cultuur meebrengt. Ik heb in veel verschillende restaurants gewerkt en ook een aantal jaren in een klooster, als hoofd van de keuken. Schitterende gerechten met mooie ingrediënten klaar gemaakt voor de paters en broeders, waarvan er veel aan de universiteit les gaven. Ik heb al die jaren geen gehakt klaar gemaakt. Ik heb schitterende dingen mogen doen in mijn vak, zoals het koken voor bekende personen. Bijvoorbeeld Björn Borg, James Last, Piet Römer. Mijn laatste baan was bij een keukenbedrijf. Zij hadden de Amerikaanse manier van verkopen met veel show. Ik had een dagtaak om hapjes te maken. Exclusieve ingrediënten ook hier weer. Door bezuinigingen was het een aflopende zaak. Een jaar geleden ben ik voor mezelf begonnen. Ik deed al een aantal dingen zoals teambuilding, kookworkshops e.d. Nu ben ik in te huren voor niet al te grote groepen die echt iets speciaals willen; geen catering in de zin van lopend buffet. Echt iets exclusiefs wil ik ze bieden. Heb je al eerder met leerlingen samen gewerkt? Nee, wel kookworkshops met volwassenen. Het is voor mij de eerste keer, dat ik met pubers in het VM2-project, werk. Vanaf januari van dit jaar. Wat kom je tegen? Allerlei keukens: variërend van heel erg modern en heel ouderwets. Sommige keukens hebben alles, andere alleen iets om warm te maken. Maar altijd lukt het weer om er iets van te maken. Niet kunnen staat niet in mijn woordenboek.
10
INTERVIEW
Hoe vind je het om met de jongens en meiden te werken? Onvoorstelbaar leuk. Ik hoor reacties van leraren dat ze hun leerlingen soms niet meer terugkennen. Ik krijg veel van ze gedaan. Ik probeer me ook in hun te verplaatsen, vind het heerlijk om met ze te werken. Je kunt misschien zeggen dat vreemde ogen dwingen? Heb je een speciale strategie om de leerlingen gemotiveerd te krijgen? Niet dat ik het besef. Meestal gaat het zo: ik kom binnen en ze hebben in de gaten, dat is een Belg. Dan is het ijs al gebroken. Iedere keer lukt het weer om ze enthousiast te krijgen en ik sta versteld over, hoe snel ze het oppakken. Ik vind het fantastisch wat ze presteren. Laatst was ik op een school die net verhuisd was. Die leerlingen hadden zes keer gekookt en alle keren tomatensoep gemaakt. Dan is het niet vreemd dat ze er geen zin meer in hebben. Ooit negatieve dingen mee gemaakt? Nee eigenlijk niet. Of het moet die keer zijn geweest, dat een leerling niet kon stoppen met alsmaar te vragen of het wel halal geslacht was. Er was genoeg over gesproken en ik had eerlijk uitgelegd, dat ik op dat gebied geen expert ben, maar ze kon niet ophouden en moest het er alsmaar over hebben. Toen heb ik gezegd: hier scheiden onze wegen. De rest van de leerlingen was wel enthousiast en we hebben daarna een prima maaltijd bereid. Houd je er kontakten aan over? Leerlingen willen recepten graag hebben. Ze mailen mij en ik mail ze de recepten terug. Ze sturen me ook de foto’s die ze maken. Zijn ze trots op. Ook met de scholen groeien kontakten, om bijvoorbeeld een keer als gastdocent te komen. Ik ben bezig een eigen website te maken, in december zal die in de lucht zijn. Dan kan iedereen zien, wat ik aan te bieden heb, zoals het koken aan huis, de teambuilding, de kookworkshop, enzovoort. Opruimen? Dat is inderdaad het moeilijke deel, elke keer. Moeilijk voor ze om daar de gang in te houden. Je hebt altijd de mensen die het werk zien en doen, je hebt er ook die doen alsof ze het druk hebben en rondlopen …. Je moet het hebben van degenen die hun verantwoordelijkheid kennen en oppakken. Die haal ik er ook heel snel uit. Soms word ik gevraagd om op een formulier puntensystemen in te vullen met een score voor de leerling. Ik zeg dan ook openlijk en eerlijk, wat ik ervan vind. Zou je het leuk vinden om in de nieuwsbrief van december een leuk recept voor kerst te maken? Ja, dat komt erin.
Één en één is meer dan twee
Jonne van Diggele
kennismaken met Jonne van Diggele, begeleidster praktijknetwerken
Vanaf dit schooljaar begeleid ik namens BC de praktijknetwerken van Zorg & Welzijn en Consumptief. Als onderwijskundige ben ik altijd nieuwsgierig naar het concept van leren en naar de vraag hoe een nieuw leertraject wordt ontwikkeld. Dat is mijn drijfveer om een bijdrage aan het VM2experiment te leveren. Mijn ervaringen zijn tot nu toe heel positief. Ik zie enthousiaste docenten, die aan de slag gaan om van VM2 een succes te maken. Maar ik zie ook dat er in sommige experimenten nog geen duidelijk concept is ontwikkeld. Men start en gaandeweg wordt een en ander verder uitgewerkt. Als we erin slagen tot een echt VM2-concept te komen, dan ontstaat er winst. Winst voor de leerling en winst voor het onderwijs. Michael Fullan, een bekende Amerikaanse onderwijsexpert, betrokken bij vele vernieuwingen, heeft eens beweerd: “Think big, start small”. Hij benadrukt het belang van investeren in een visie en een concept. Binnen VM2 zal gedurende het jaar dit thema in de praktijknetwerken dan ook regelmatig op de agenda komen. We moeten hierover met elkaar uitwisselen, om telkens een stap verder te komen. VM2 biedt namelijk een prachtige kans om een onderwijsprogramma te ontwerpen. Ik gebruik het woord ontwerpen omdat ik daarmee het creatieve, conceptuele aspect van onderwijsontwikkeling wil accentueren. Een onderwijsprogramma opzetten is namelijk meer dan een planning maken. Als je alleen het bestaande onderwijs van vmbo en mbo op elkaar laat volgen, dan kom je uit op één en één is twee. Een onderwijsprogramma aan een ‘blanco tekentafel’ ontwerpen biedt ruimte voor nieuwe perspectieven. In dat proces horen de volgende stappen. Het begint met het formuleren van de visie, dat zijn de kaders en uitgangspunten. Dan volgt een ‘technisch’ ontwerp: het bepalen van de grote bouwstenen, redenerend vanuit de eisen die de kwalificatie stelt. En tenslotte een onderwijskundig ontwerp, waarbij je didactische en conceptuele keuzes maakt, die uitmonden in een grofmazig leerplanschema Vandaar uit kan het ontwikkelwerk beginnen. Denk hierbij steeds vanuit de leerling. Is het programma ‘logisch’? Hoe komt de afnemende sturing tot uitdrukking? Is het programma afwisselend, uitdagend en bied je de leerling voldoende keuzemogelijkheden? Natuurlijk ligt ook een belangrijke succesfactor voor het welslagen van VM2 in de samenwerking, die moet groeien tussen vmbo en mbo. Het gezamenlijk ontwerpen van een onderwijsprogramma en daarbij bereid zijn om van elkaar te willen leren! Daarvoor vormen de praktijknetwerken een ideale plaats. Ik wil bij dat proces graag behulpzaam zijn. Jonne van Diggele is onderwijskundige. Ze is als zelfstandig adviseur werkzaam in het beroepsonderwijs (JVD-onderwijsadvies).
Highlights “De VM2 leerling moet beter dan een ander weten wat hij later wil worden!” VM2 Nieuwsbrief 6
11
MEREWADE COLLEGE, GORINCHEM MONDIAL COLLEGE, NIJMEGEN MONTESSORI COLLEGE, NIJMEGEN MONTESSORI SCHOLENGEMEENSCHAP, AMSTERDAM MUNNIKENHEIDE COLLEGE, RUCPHEN
07.12.2009, Utrecht
Themabijeenkomst VM2 taal- en rekenbeleid NIEUWS
Op 7 december jongstleden werd onder auspiciën van het Steunpunt Taal en Rekenen en de SLO een informatieve middag georganiseerd, om belangstellende vertegenwoordigers van de VM2-projectscholen op de hoogte te brengen van de ontwikkeling die plaats vindt in het kader van het stellen van centrale eisen voor alle onderwijsvormen, voor Nederlandse taal en rekenen. De belangstelling was overweldigend. Voor deze middag, die in het Utrechtse Centraal Museum plaats vond, was de intekening van het maximum van 80 deelnemers, al snel rond. Een teken dat op veel scholen onzekerheid heerst over wat er nu precies op ze afkomt.
Net voor sl uiting van deze nieu werd beke wsbrief nd, dat me t betrekkin en Rekene g tot Taal n, ook voo r mbo nive centrale e a u 2 en 3, xamens w orden ontw ikkeld.
lijke misverstanden uit de weg door aan te geven dat het referentiekader geen nieuwe inhouden bevat, noch een curriculum of examenprogramma is. Het enige dat in ieder geval telt, is dat “het niveau omhoog moet en de drempels geslecht!” Vanwege de tijd, konden er geen vragen meer worden behandeld. Jaco gaf nog wel op een van zijn presentatiesheets aan welke instellingen zich inmiddels al op de markt hebben begeven, om behulpzaam te zijn bij de ontwikkeling van deze omvangrijke operatie.
Er klinken enige geruststellende woorden van de kant van het ministerie, dat er nog een geruime tijd overheen zal gaan, voordat de referentiekaders geëffectueerd worden in examens voor niveau 1 en 2. Het jaar 2014 wordt genoemd. Ook staat nu niet vast, hoe die niveaus er precies uit zullen zien. Dat zal gaandeweg door te testen met diagnostische toetsen, moeten groeien. Op dit basisniveau is het hoogst onwaarschijnlijk, dat centraal geëxamineerd zal worden. Dat laat onverlet dat de school aan de Die onzekerheid kwam ook in de vragen die inspectie moet verantwoorden, op welke Tenslotte bedankt Ton Balk aan de inleiders konden worden gesteld, tot wijze ze de referentiekaders heeft getoetst. de sprekers en aanwezigen uitdrukking. Akke Vos, de vertegenwoordig- De komende jaren zullen de docenten op voor hun belangstellende aanwezigheid ster van het Steunpunt, leidde de bijeenalle niveaus er mee te maken krijgen. deze middag en spreekt de hoop uit, dat de komst. Hugo Hopstaken, programmaleider vragen die in veel praktijknetwerken heerstaal en rekenen van het ministerie van Pieter Leenheer spreekt zijn gehoor op de ten, voorlopig enige antwoorden hebben OCW, beet het spits af. Hij legde uit, welk hem eigen, onnavolgbare manier toe. U gekregen. Het laatste woord is er nog lang beleid de komende jaren voor het onderwijs kunt zijn schets van de ontwikkelingen in niet over gezegd. Het is een begin van een op centraal niveau geregeld wordt. Alle on- het onderwijs, “dat volgens critici vanaf de vernieuwingsproces, waarover Pieter Leenderwijsvormen van de basisschool tot en Griekse oudheid nog niet heeft gedeugd”, heer zich afvroeg, wat er zal gebeuren, nu met het tertiair onderwijs krijgen te maken met betrekking tot de onderhavige materie het onderwijs, dat al zo boordevol opdrachmet kaderstellende niveaus voor taal en reelders in deze nieuwsbrief in extenso lezen. ten van de samenleving zit, deze taak er bij kenen. krijgt: “Gaat er dan ergens anders iets af? De implementatie zal geleidelijk verlopen, Het sluitstuk werd gevormd door Jaco Bron Of moeten onderdelen verdund worden?” met jaarlijks evaluatieve momenten. Alle be- van de Stichting Leerplan Ontwikkeling. leidsaspecten, die aan een dergelijk groeiZijn lezing behelst een gang door het onder- Ook deze, even simpele als behartigenswaardige, opmerking zal menige deelnemer model kleven, werden door Hugo uit de wijs, waarin gestreefd moet worden naar tijdens de thuisreis nog even hebben bezig doeken gedaan. De schema’s waren voor de doorlopende leerwegen. En de overgang gehouden. aanwezigen wel duidelijk. De vragen lagen, tussen de verschillende schoolsoorten gezoals verwacht, meer op het praktische uitkenmerkt wordt door zorgvuldige overvoeringsniveau. En dan met name, wat dit dracht. De SLO is nu met pilots op scholen allemaal voor de VM2-leerling zal gaan bebezig, om te oefenen met de referentiekatekenen. Een wedervraag van Hugo Hopsta- ders en te bezien hoe die doorlopende lijnen ken aan zijn toehoorders: “Bestaat er een vormgegeven worden en overdracht plaats profiel van dé VM2-leerling?”. Dat blijkt niet kan vinden. Daarbij ruimde hij enkele mogegemakkelijk te benoemen. Wel is er het beeld, dat de basisberoepsgerichte leerling vooral gericht is op de vakken die met het beroep te maken hebben. Als daar een apart blok van lessen taal en rekenen, met exameneisen, bijgezet wordt, kan dat grote weerstand veroorzaken.
12
VM2 Nieuwsbrief 6
NOVA COLLEGA, AMSTERDAM NOVA COLLEGE, LOCATIE VEENOORD, ROTTERDAM ORANJE NASSAU
COLLEGE, ZOETERMEER OSG SCHIEDAM, SCHIEDAM PENTA COLLEGE, HOOGVLIET
Column Pieter Leenheer (uitgesproken tijdens de themabijeenkomst VM2 taal- en rekenbeleid, 07.12.2009, Utrecht)
Esmée en de referentieniveaus Van de zomer hadden ze bij Albert Heijn dubbelpakken radijsjes voor 1.89. Omdat twee bosjes radijs wat veel is als je maar met z’n tweeën bent, vroeg ik aan de dichtstbijzijnde vakkenvuller of ik ook een half pak kon krijgen. Persoonlijk wist hij dat niet, maar hij zou wel even Esmée roepen, want die ging daarover. Esmée zei dat het inderdaad kon. Maar, zei ze bezorgd, dan moet ik dus wel opnieuw de prijs uitrekenen. Ik opperde dat dat iets als 95 cent zou kunnen zijn, maar dat drong niet tot haar door: ze was al begonnen om op haar mobieltje uit te rekenen wat de helft van 1.89 is. Na ongeveer een halve minuut meldde ze dat dat 95 cent was, en opgelucht schreef ze dat op een etiketje. Nu is de n van dit onderzoek aan de kleine kant, maar net als de gemiddelde Nederlandse columnist heb ik natuurlijk geen verder bewijs meer nodig. U begrijpt: ik kan me zeer goed vinden in de constatering dat er iets met de rekenvaardigheid van Nederlandse scholieren aan de hand is.
Hi g h li g ht s “Hoe kun je de school aantrekkelijker maken, in plaats van alsmaar de praktijk meer uit te breiden?”
Mark Mieras haalt in Ben ik dat, een alleraardigst boek over hersenonderzoek, een Japans onderzoek aan waaruit bleek dat 1 op de 10 Japanners tussen 20 en de 40 met serieuze geheugenproblemen kampt. ‘Ze hebben’, schrijft hij, ‘UMTS met routenavigatie, Google en elektronische agenda op zak. En omdat ze zo steeds minder hoeven te onthouden, wandelt hun geheugen achteruit’. En zo zit dat. Hersengebieden die je niet gebruikt, takelen af. Dat heeft trouwens een onvermoed extra nadeel. Goedgetrainde hersenen houden het op latere leeftijd langer vol. Want met flink veel hersenactiviteit bouw je reservecapaciteit op die goed van pas komt als op latere leeftijd bepaalde verbindingen uitvallen. Dus als Esmée zo door blijft gaan … Enfin, dit is natuurlijk maar een zijpad, want over deze kant van de zaak hoor je maar weinig in de discussies over rekenen en taal. Terug dus maar naar de constatering dat er iets met de rekenvaardigheid van Nederlandse scholieren aan de hand is. En ook met hun taalvaardigheid, afgaande op de vele spelfouten en kromme zinnen in de profielwerkstukken van mijn neefjes en nichtjes. De vraag is evenwel, hoe erg is het allemaal? Voor sommige mensen is dat volstrekt duidelijk: het staat er zéér beroerd voor. In Trouw van 28 november schrijft Nelleke Noordervliet:’(…) in Nederland is het niveau van jonge studenten op het gebied van zowel begrijpend lezen als algemene ontwikkeling laag. Met rekenen is het navenant beroerd gesteld’. En, voegt ze daaraan toe, als het met kansrijke kinderen al zo beroerd gesteld is, hoeveel erger moet het dan wel niet zijn gesteld met kinderen uit achterstandsgroepen?
COLUMN
13
PONTES SCHOLENGROEP, GOES PORTA MOSANA, GRONSVELD RADIUS COLLEGE, BREDA ROC FLEVOLAND, ALMERE ROC FRIESE POORT, DRACHTEN ROC LANDSTEDE, HARDERWIJK ROC RIVOR,
“De leerling wordt de dupe van het experimenteren met VM2!”
Highlights Noordervliet vertolkt een geluid dat je in de publieke arena geregeld hoort in deze post-Dijsselbloemtijd: ons onderwijs is een ruïne. Voor een deel is dat natuurlijk een geluid van alle tijden. In 1889 was de hoogleraar Naber gecommitteerde bij gymnasiale eindexamens en in De Gids klaagt hij naderhand dat alle opstellen mank gingen aan teveel woorden, te weinig gedachten en een gebrek aan smaak. En bij vertalingen uit vreemde talen was het zo mogelijk nog erger: het Nederlands daarvan was barbaars en stikte van de spelfouten. Het verschil tussen Naber en Noordervliet zit hem alleen in het antwoord op de vraag hoe het komt. Voor Noordervliet is dat duidelijk: het ligt aan de onderwijsvernieuwingen van de laatste decennia, iets dat de koppenmaker van Trouw handzaam voor haar samenvatte in ‘Nieuwe leren heeft geleid tot immense vervlakking’. En dat hoor je wel vaker. Zeker bij columnisten en ingezondenbrievenschrijvers. Het aardige is dat mensen die er echt over nadenken, een heel ander verhaal hebben. Om te beginnen constateren zowel de Commissie Meijerink in het hoofdrapport over rekenen en taal als de KNAW in Rekenonderwijs op de basisschool, dat het beeld bepaald niet eenduidig is. Tegenover dingen die vooruitgaan, staan dingen die achteruitgaan, maar over het geheel genomen presteert het Nederlandse onderwijs nog steeds heel behoorlijk. Bovendien, zoveel beter was het vroeger niet. Eerder integendeel. De KNAW schrijft bijvoorbeeld: ’In de jaren vijftig en zestig werd het vak rekenen op de lagere school op traditionele wijze gegeven. Er bestond echter nationaal en internationaal ontevredenheid over het rekenonderwijs. Er was zowel inhoudelijk als didactisch sprake van verstarring en de resultaten waren niet goed’. Het zit dus, denk ik, zó. In de decennia tussen 1950 en nu, dus in de tijd dat het onderwijs snel groeide, is voor het rekenonderwijs – èn voor het taalonderwijs – heel veel moois uitgedacht en uitgeprobeerd om de zaak te verbeteren en om kinderen uit milieus die vroeger al snel afhaakten, langer te kunnen bedienen. Maar daarbij is wel iets lelijk scheef gegaan doordat we alsmaar meer willen en teveel vragen van het onderwijs. Toen ik klein was, legden we ons bij allerlei onvolkomenheden neer, want, dachten we, zo is het leven. Maar zo denken we er allang niet meer over. De school heeft er allerlei taken bijgekregen, het programma werd en wordt alsmaar overladener en we zijn met zijn allen ook nog eens steeds gevoeliger voor fouten en vergissingen. En zo is het dan allemaal erg ingewikkeld geworden. In onderwijs valt er weinig te automatiseren, dus de productiviteit kan vanaf een gegeven moment niet of nauwelijks nog omhoog. Met andere woorden: als er ergens iets bijkomt, moet er in de regel ergens anders iets vanaf. Dat kan op twee manieren: schrappen of verdunnen. Als het om het curriculum gaat, wordt het dan meestal verdunnen, met als gevolg dat allerlei zaken heus wel aan de orde komen, alleen zo kort dat maar weinig dingen de kans
14
COLUMN
krijgen echt goed in te slijpen. Maar daar komt dan nog wat bij. Eigenlijk kun je beslissingen over verdunnen en schrappen alleen maar nemen als je helder voor ogen hebt wat je nou eigenlijk wilt en waarom. Alleen zo kom je weer tot een zo coherent mogelijk geheel. Maar zo gaat het niet, noch in het parlement, noch op de school. En het resultaat is dan wat in de vakliteratuur mushrooming heet: hier er wat af, daar er wat bij en daar ook, en op een gegeven moment heb je een soort wildgroei zoals dit: Het gevaar van wat er nu wordt ondernomen op het gebied van reken- en taalonderwijs is dat we zoals altijd meteen aan de slag gaan, of – erger nog – dat het probleem wordt weggezet bij een rekenen een taalcoördinator, zodat de rest gewoon kan blijven doen wat ze altijd al deden. Dan gaat het zoals het zo vaak is gegaan met dit soort thema’s. Aanvankelijk wordt er hard aan getrokken en ontstaat er zelfs een zeker enthousiasme, maar op een gegeven moment ebt de aandacht weg en na een poosje is er niks meer van over, en al helemaal als de reken- of taalcoördinator onder de tram komt of een andere betrekking krijgt. Met aandacht voor rekenen en taal wordt het alleen maar wat, als die direct gekoppeld is aan de vraag wat je nou eigenlijk wilt met je school, waarom je de dingen doet die je doet. In het dieventaaltje van managers: je kunt alleen maar zinnig aan de slag als je een visie en een missie hebt. Nu wordt je die in dit geval bepaald niet kant-en-klaar aangeleverd. De KNAW schrijft dat het weliswaar goed gaat, maar dat we niet tevreden mogen zijn:’ Een klein land als Nederland moet het van zijn innovatiekracht hebben. Het kan het zich niet veroorloven om niet vooruit te gaan in prestatiepeil in een wereld waarvan het economisch zwaartepunt zich naar het Oosten beweegt en waar de Aziatische landen qua rekenvaardigheid ver op ons land vooruit zijn’. Misschien levert dat een inspirerende missie op als je politicus, CEO of president van de KNAW bent. Maar laten we wel wezen, een normale school loopt daar niet warm voor. En al helemaal niet zolang de KNAW de leraar als bron ziet van de narigheid: die zou immers onvoldoende niveau hebben blijkens deze kop in de NRC van 5 november:
Rapport: daling niveau rekenonderwijs ligt aan leraar Als je leraren incompetent acht, moet je niet gek kijken als ze niks zien in de missie die je voorstelt. Vandaar dat die krantenkop me in eerste instantie nogal ergerde. Maar in tweede instantie bedacht ik: toch zit er ook wel iets in, zij het op een heel andere manier
ZALTBOMMEL ROC TILBURG, TILBURG ROELOF VAN ECHTEN, HOOGEVEEN RÖLINGCOLLEGE, GRONINGEN SCHELDEMOND COLLEGE, VLISSINGEN SCHOLINGSBOULEVARD, ENSCHEDE
“Leren ze in de praktijk wel gericht en voldoende?”
Highlights
“De echte VM2 leerling is meer gebaat bij een bbl-constructie!”
Nu zijn er ook wel weer allerlei verklaringen voor dat leraren, in elk geval in de praktijk van alledag, niet zoveel op hebben met die lerende organisatie. Soms deugen de managers niet en gebruiken ze evaluaties vooral voor beoordeling, soms is de organisatie ziek, soms zijn er teveel kleine dingen niet geregeld, soms is de omgeving te onveilig, en in elk geval is overal te weinig tijd voor. Maar een verklaring is nog geen excuus. Leraren willen erkend worden als professionals en een beetje professional wil, onder welke omstandigheden dan ook, van tijd tot tijd afstand nemen om te kijken of hij nog wel goed bezig is en of wat hij doet, er ook werkelijk toe doet. En daarbij komt hij onvermijdelijk dan toe aan de vraag waarom hij de dingen doet die hij doet. Maar ik heb nog maar zelden leraren eigener beweging erop horen aandringen dat daar per se tijd voor moest komen. Laat staan dat ze en bloc het werk neerlegden als dat alsmaar niet gebeurde. Zo’n visie en missie kun je niet van buitenaf of bovenaf opleggen. Misschien zijn er wel scholen die warmlopen voor iets dat in de buurt van de Lissabon-doelstellingen komt. Maar waar het in eerste instantie om gaat is dat het dingen moeten zijn die de mensen zèlf bedacht hebben: het moet hun kijk zijn die richting geeft aan het doen en laten van die specifieke organisatie. En in zo’n organisatie kan het niet anders dan dat bijvoorbeeld taalbeleid, aandacht voor de rol van taal bij alle vakken, de normaalste zaak van de wereld is. De reflectie op het reilen en zeilen van zo’n lerende organisatie leidt er als vanzelf toe dat iedereen de zorg voor een basisvaardigheid als taal als zijn verantwoordelijkheid ziet.
Wat je op dit moment nog maar al te vaak ziet, is dat leraren van bijvoorbeeld zaakvakken, zeker op scholen waar de vakken nogal gescheiden van elkaar opereren, vinden dat aandacht voor taal niet hun taak is. En in hun kielzog vinden leerlingen dat dan natuurlijk ook. Terwijl juist die zaakvakken bij uitstek natuurlijk contexten bieden voor trainen van taalvaardigheid, en mutatis mutandis rekenvaardigheid. Akke Vos, die in een vorig leven aardrijkskunde gaf, leverde me de volgende minicase: Vraag bij aardrijkskunde 5 havo: Waarom werden de heidevelden niet eerder dan aan het eind van de vorige eeuw op grote schaal ontgonnen? Antwoord van Erik: Omdat de rivieren waaruit deze gronden z'n bestand uit hebben te lang een belangrijke factor heeft gespeeld voor 't ontstaan van deze gronden. Veel chocola kun je hier niet van maken, lijkt me. Akke schrijft in het artikel in Vernieuwing waarin ze dit geval gebruikt, dat ze het Nederlands van haar leerlingen belangrijk vindt, en dat ze van hoogleraar Wynand Wijnen had geleerd dat je wat je belangrijk vindt, in je beoordeling moet betrekken, en dus vond ze dat ze Eriks Nederlands mee moest laten wegen. Maar dat is, schrijft ze, geen algemeen geaccepteerd idee: ‘Het Nederlands mag niet in de beoordeling worden betrokken als het om aardrijkskunde gaat. Een opvatting waar iedereen het over eens lijkt te zijn. Slechts als er aperte nonsens staat, mag het als nonsens beoordeeld worden’. Een kwartier is lang voor een column, maar voor wat ik hier zeggen wou, is het helemaal niks. Ik was bijvoorbeeld graag nog eens uitgebreid ingegaan op begrijpend lezen. Ik had graag nog eens omstandig willen betogen dat teksten met vragen veelal een slecht middel zijn om begrijpend lezen te trainen, en dat samenvatten veel meer zoden aan de dijk zet. Verder had ik natuurlijk ook moeten ingaan op de vraag wat dit alles voor VM2 betekent. En ik had natuurlijk ook nog eens moeten verklaren wat Esmée nou met die referentieniveaus van doen had. Maar ja, mijn tijd is op. Ik heb alleen nog maar ruimte voor een korte rekentest zodat mijn column dan in elk geval wel past in het beleid van de staatssecretaris. Daar gaan we dan: Beantwoord zo snel mogelijk de volgende opgave, zonder pen en papier: Neem 1000 en tel daar 40 bij op. Tel er nog eens 1000 bij op. Tel er 30 bij. Tel er vervolgens nog eens 1000 bij op. Tel daar dan 20 bij op. En tel er nu nog eens 1000 bij op. Tel er ten slotte 10 bij op. Wat is het totaal? Nogal wat mensen zeggen: 5000. Het juiste antwoord is echter: 4100
dan de KNAW denkt. Rekenonderwijs op de basisschool neemt op een gegeven moment uit het Inspectierapport basisvaardigheden van 2008 over, wat nou eigenlijk het verschil maakt tussen rekenzwakke en rekensterke scholen: jaarlijkse systematische evaluatie van de resultaten van leerlingen borging van de kwaliteit van het leren en onderwijzen realiseren van een taakgerichte werksfeer duidelijk uitleggen onderwijzen van strategieën voor leren en denken actieve betrokkenheid van de leerlingen planmatige uitvoering van zorg en nagaan van effecten van zorg. Daar zit eerlijk gezegd vandaag de dag eigenlijk niks nieuws of spectaculairs meer bij. Wat de inspectie beschrijft, is gewoon een lerende organisatie, een lerende school: je hebt een idee nodig van wat je wilt, wat kwaliteit is; je moet onder meer aandacht besteden aan strategieën voor leren en denken; en je moet geregeld kijken of wat je doet, ook werkelijk ergens toe leidt. Het zijn allemaal dingen die een doorsnee professional de gewoonste zaak van de wereld zou moeten vinden. Het rare is alleen dat leraren daar nog steeds niet zoveel mee hebben. En in die zin ligt het inderdaad allemaal wel degelijk aan de leraar.
COLUMN
15
SINT MAARTENSCOLLEGE, MAASTRICHT STERREN COLLEGE, HAARLEM TEC, AMSTERDAM TECHNISCH COLLEGE VELSEN, IJMUIDEN UDENS COLLEGE, UDEN VADER RIJN COLLEGE, UTRECHT VO ROC VAN AMSTERDAM, AMSTERDAM ZADKINE, ROTTERDAM ZUIDERPARK COLLEGE, ROTTERDAM ZUIDERPARK COLLEGE, LOCATIE DE WAAL, ROTTERDAM
Highlights “Stage is meer dan laat ze maar een tijdje in de praktijk rondlopen.”
Overzicht komende netwerken Datum
Netwerk
Gastschool
11 januari
Techniek 3
IJssel College, Capelle aan de IJssel
12 januari
Techniek 1
Radius College, Breda
14 januari
Z&W 3
ROC Flevoland, Almere
18 januari
Z&W 1
Oranje Nassau College, Zoetermeer
19 januari
Z&W 2
Carré College, Rotterdam
20 januari
Techniek 2
Arentheem College, Arnhem
25 januari
Consumptief
Oostvaarders College, Almere
28/29 januari
Intersectoraal
Omgeving Arnhem/Nijmegen
4 februari
Amarantis
Waterlant College, Amsterdam
8 maart
Techniek 2
20 januari te bepalen
9 maart
Techniek 1
12 januari te bepalen
15 maart
Techniek 3
11 januari te bepalen
15/16 maart
Economie 1
Sint Maartenscollege, Maastricht
16 maart
Consumptief
25 januari te bepalen
COLOFON
tekst Jenne van Tulden Ton Balk eindredactie Ton Balk Jolanda Turling vormgeving Coenen Vormgeving drukwerk
23 maart (2 daagse?) Z&W 3
14 januari te bepalen
24/25 maart
Economie 2
DaCapo College, Sittard
25/26 maart
Z&W 2
19 januari te bepalen
29/30 maart
Groen 2
Citaverde College, Heerlen
30 maart
Z&W 1
18 januari te bepalen
30/31 maart
Groen 3
Lentiz Maasland College, Maasland
30 april
Amarantis
Calvijn met Junior College, Amsterdam
16
VM2 Nieuwsbrief 6
Trioprint, Nijmegen