R E A L I S AT I E S UN I ZO - B E L A N G E N B E H A R T I G I N G A U G U S T U S 2 01 4 – J U L I 2 0 15
NATIONAAL 1. LOONSTOP
IN
2015 –
BEPERKTE MARGE VOOR LOONKOSTONTWIKKELING IN
2016
Wat was het probleem en welke groep ondernemers had er last van? De loonkosten in België zijn bij de hoogste in heel Europa. Volgens Eurostat kost een uur arbeid in België gemiddeld 38 euro. Het gemiddelde uurloon in de eurozone bedraagt 29,3 euro. Voor de industrie bedraagt een uurloon in België gemiddeld 42 euro. In Duitsland, Frankrijk en Nederland onze belangrijkste concurrenten - gaat dat over respectievelijk 36,1 euro, 36,1 euro en 33,3 euro. Om de twee jaren vinden er in België collectieve loononderhandelingen plaats. Die beginnen met het vaststellen van een maximale marge voor loonkostontwikkeling op interprofessioneel niveau door de Groep van Tien. Daarna is het aan de sectoren en vervolgens de ondernemingen om binnen die marge concreet te onderhandelen hoe sterk de lonen kunnen stijgen. Wat heeft UNIZO er aan gedaan? UNIZO speelde een cruciale rol binnen de Groep van Tien en de voorbereidende expertenvergaderingen. Uiteindelijk werd op 30 januari 2015 een akkoord bereikt tussen, enerzijds, de werkgeversorganisaties VBO, UNIZO, Boerenbond en UCM en, anderzijds, de vakbonden ACV en ACLVB. Wat is uiteindelijk het resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad? Het sociaal akkoord van 30 januari 2015 bevatte de volgende afspraken:
Een loonstop in het jaar 2015; In het jaar 2016 kunnen de sectoren (of de bedrijven) de volgende loonstijgingen toekennen: - 0% tot maximum 0,5% van de bruto loonmassa op jaarbasis. - 0% tot maximum 0,3% van de loonmassa op jaarbasis. Enkel toe te kennen in netto. In beide enveloppes, gebeurt de aanrekening van de toegekende loonelementen in loonkost. Eventuele werkgeverslasten (gewone en bijzondere sociale zekerheidsbijdragen) moeten bijkomend worden meegeteld. Wanneer de eerste gesloten enveloppe volledig wordt ingevuld
1
met een stijging van het bruto loon, kan dus maximum een loonstijging van 0,37% worden toegekend (0,37 x 1,33 = 0,5). Om de kosten voor de werkgevers te beperken wordt het maximum bedrag van de maaltijdcheque met 1 EUR verhoogd (van 7 EUR naar 8 EUR), het fiscaal aftrekbaar bedrag van de maaltijdcheque voor de werkgever met 1 EUR verhoogd en het maximumbedrag voor de zogenaamde niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen (een bonus die een fiscaal gunstregime geniet) tot 3.200 EUR opgetrokken.
Moeten er nog verdere stappen genomen worden? Het akkoord van 30 januari 2015 werd ondertussen in wet- en regelgeving omgezet. Het is nu aan de sectoren en de bedrijven om binnen de maximale marge voor het jaar 2016 de loononderhandelingen tot een goed einde te brengen.
2. INDEXSPRONG
DOORGEVOERD
Wat was de probleemsituatie en welke groep ondernemers had er last van? De loonkosten in België zijn bij de hoogste in heel Europa. Eén van de oorzaken hiervoor is het systeem van automatische indexering dat in verschillende sectorale cao’s is vastgelegd. Wat heeft UNIZO eraan gedaan ? UNIZO tekende een plan uit om de lasten op arbeid te verlagen, goed voor een totale lastenverlaging van 5% of 7 miljard euro. Dit plan voorzag o.a. in een indexsprong en een lastenverlaging in twee etappes. Na de verkiezingen legt de Studiedienst contacten met de onderhandelaars voor de nieuwe regering. In het uiteindelijk regeerakkoord (oktober 2014) is er een uitdrukkelijke verlaging van de loonlasten opgenomen, en wil men de loonkostenhandicap met de buurlanden volledig wegwerken tegen het einde van de legislatuur. De indexsprong is ook opgenomen in het regeerakkoord. Wat is uiteindelijk resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad? Het idee van een indexsprong werd opgenomen in het regeerakkoord van de federale regering Michel I en met ingang vanaf 1 april 2015 doorgevoerd. Anders dan bij de formules waar in de jaren ’80 voor werd geopteerd, wordt aan de indexsprong ditmaal invulling gegeven via een blokkering van het cijfer van de afgevlakte gezondheidsindex. Zo zal de afgevlakte gezondheidsindex worden geblokkeerd op zijn niveau van maart 2015: m.n. 100,66.
Deze blokkering zal dan worden aangehouden totdat een indexsprong van 2% is gerealiseerd. Daarna evolueert de afgevlakte gezondheidsindex terug verder.
3. TWEE
MAANDEN GEWAARBORGD LOON AFGEVOERD
Wat was het probleem en welke groep ondernemers had er last van? De regering had in het regeerakkoord het voornemen geuit om het gewaarborgd loon van één maand naar twee maanden op te trekken. Dit om twee redenen: (1) Het zou een besparing betekenen voor het RIZIV. Momenteel betalen werkgevers, afhankelijk van het statuut van de werknemer, twee tot vier weken gewaarborgd loon. Daarna krijgt de werknemer een uitkering van het RIZIV. Volgens dit voorstel zou de werkgever, ongeacht het statuut van de werknemer, gedurende de eerste twee maanden arbeidsongeschiktheid gewaarborgd loon uitbetalen. De meerkost voor de werkgevers zou beperkt worden tot 354 mio euro. (2) De regering wou door middel van deze maatregel de werkgevers responsabiliseren om meer in te zetten op het vermijden van arbeidsongeschiktheid en ziekteverzuim. Deze maatregel zou nadelig zijn voor alle ondernemers met werknemers in dienst. Wat heeft UNIZO er aan gedaan? UNIZO heeft van meet af aan zware druk gezet om deze maatregel af te voeren, zowel in de pers als in (in)formele gesprekken met de bevoegde kabinetten. Deze maatregel zou niet alleen leiden tot een meerkost voor de werkgevers maar ook perverse effecten hebben op de arbeidsmarkt. Oudere werknemers of werknemers met een medisch verleden zouden immers minder snel worden aangeworven gezien het risico op arbeidsongeschiktheid bij hen groter is. UNIZO betwijfelt ook het responsabiliserend aspect van de maatregel daar de werkgever weinig invloed kan uitoefenen op arbeidsongeschiktheid dat (meestal) zijn oorsprong vindt in de privésfeer. Gezien de regering de meerkost voor de werkgevers zou beperken tot 354 mio euro, zou het voor de werknemer daarenboven niet neerkomen op twee maanden gewaarborgd loon aan 100%. Wat is uiteindelijk het resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad? De regering heeft uiteindelijk beslist om deze maatregel niet in werking te laten treden. Dit komt alle ondernemers met werknemers ten goede.
4. GELIJKSCHAKELING
VAN HET MINIMUMPENSIOEN VOOR ZELFSTANDIGEN MET DAT
VAN DE WERKNEMERS
Wat was de probleemsituatie en welke groep ondernemers had er last van? Het minimumpensioen van zelfstandigen heeft decennialang ver onder het minimumpensioen van de werknemers gelegen. In 1980 ging het om een verschil van 38%. Het minimum gezinspensioen bij de werknemers lag toen op 33.712 frank per maand, terwijl de zelfstandigen het met 20.917 frank moesten stellen. Een gepensioneerde alleenstaande werknemer kon minstens op 26.976 frank per maand rekenen; een zelfstandige slechts op 16.734 frank. Voor UNIZO is het altijd een belangrijk strijdpunt geweest om het minimumpensioen voor de zelfstandigen te verhogen en op termijn zelfs helemaal gelijk te schakelen. Al wie gedurende een lange loopbaan sociale bijdragen betaalt, heeft recht op een fatsoenlijke minimumbescherming eens hij/zij op pensioen gaat. Wat heeft UNIZO eraan gedaan ? Deze strijd voor basisrechten is een werk van lange adem geweest. De eis voor een hoger – en later een gelijk – minimumpensioen was één van de belangrijkste aandachtspunten voor UNIZO wat het sociaal statuut van de zelfstandigen betreft. UNIZO overtuigde de andere zelfstandigenorganisaties Boerenbond en UCM om gezamenlijk standpunt in te nemen in het Algemeen Beheerscomité voor de Zelfstandigen dat hierrond verschillende unanieme adviezen heeft uitgebracht. Bij elke federale verkiezing en regeringsonderhandeling werd dit als prioriteit naar voor geschoven en elke opeenvolgende minister voor zelfstandigen werd hier warm voor gemaakt. Zo werd de kloof tussen het minimumpensioen voor de werknemers en dat voor de zelfstandigen kleiner. Wat is uiteindelijk resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad? Het werk is ondertussen bijna voltooid. De regering Michel heeft beslist om de minimumpensioenen van werknemers en zelfstandigen vanaf 1 augustus 2016 helemaal gelijk te schakelen. Als tussenstap werd het minimumpensioen voor zelfstandigen vanaf 1 april 2015 al met 10 EUR verhoogd naar 1.070,94 EUR per maand voor een alleenstaande en naar 1.068,11 EUR voor een overlevingspensioen. Eenmaal gelijkgeschakeld zal het minimumpensioen 1.123,34 EUR per maand bedragen voor een alleenstaande en 1.105,67 EUR voor een overlevingspensioen.
5. GELIJKSCHAKELING
VAN HET KLEIN MINIMUM PE NSIOEN
Wat was het probleem en welke groep ondernemers had er last van? Binnen het pensioenstelsel van de werknemers bestond jarenlang een onderscheid tussen de gepensioneerden die (minstens) een 30-jarige loopbaan als werknemer achter de rug hebben en de
gepensioneerden die wel (minstens) 30 jaar gewerkt hebben, maar geen 30 jaar als werknemer. Wel als zelfstandige. Die laatste groep kreeg voor zijn loopbaanjaren als werknemer een minimumpensioen dat fors lager lag dan het minimumpensioen voor gepensioneerden die wel 30 jaar als werknemer hadden gewerkt (voor een alleenstaande: 954,36 EUR tegenover 1.123,34 EUR). Het zogenaamde “klein minimum” lag zelfs onder het minimumpensioen dat toegekend werd voor de loopbaanjaren als zelfstandige. Dit betekende dat veel personen met een gemengde loopbaan geen deftig minimumpensioen hadden om op terug te vallen. Wat heeft UNIZO er aan gedaan? UNIZO heeft deze discriminatie vaak aangeklaagd, maar botste op budgettaire moeilijkheden en onwil bij sommige partners om personen met een gemengde loopbaan op dezelfde manier te behandelen als gewone werknemers. Uiteindelijk konden we de gelijkschakeling bekomen naar aanleiding van de verdeling van de welvaartsenveloppes 2015-2016. UNIZO ging slechts akkoord met een algemene stijging van de uitkeringen als het gemengd minimumpensioen volledig gelijkgeschakeld werd. Daarop was het akkoord van 30 januari 2015 over de welvaartsaanpassingen beklonken. Wat is uiteindelijk het resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad? Het minimumpensioen voor werknemers met een gemengde loopbaan is sinds 1 juni 2015 gelijkgeschakeld met het minimumpensioen voor andere werknemers.
6. VERSOEPELING
REGELS ROND BIJVERDIENEN VOOR GEPENSIONEERDEN
Wat was de probleemsituatie en welke groep ondernemers had er last van? De regering Di Rupo versoepelde de regels rond het bijverdienen voor gepensioneerden met ingang op 1 januari 2013. Onbeperkt bijverdienen werd mogelijk voor gepensioneerden die de leeftijd van 65 jaar hadden bereikt en minstens 42 loopbaanjaren konden bewijzen. Voor de andere gepensioneerden werden de sancties bij overschrijding van de inkomensgrenzen versoepeld. De proportionele vermindering van het pensioen werd toegepast tot een overschrijding van de inkomensgrenzen met minder dan 25%. Pas wanneer men 25% meer verdiende dan toegelaten, zou het pensioen worden geschorst. De gepensioneerden onder de leeftijd van 65 jaar (met minder dan 45 loopbaanjaren) werden echter nog met praktische moeilijkheden geconfronteerd. Zij kunnen niet altijd voorspellen hoeveel ze in een jaar zullen verdienen of hebben dit niet altijd in de hand. Voor sommige gepensioneerden leidt een beperkte stijging van het inkomen tot het overschrijden van de 25% grens en dus een schorsing van het pensioen, wat een zeer zware sanctie is.
Wat heeft UNIZO eraan gedaan? UNIZO heeft gepleit voor een verdere versoepeling van de regels rond bijverdienen. Wat is het uiteindelijk resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad? Het regeerakkoord van de federale Michel I voorzag een versoepeling van de regels rond bijverdienen. Dit werd ondertussen al in wetgeving omgezet. Gepensioneerden die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt of minstens 45 loopbaanjaren bewijzen, mogen voortaan onbeperkt bijverdienen, met behoud van het pensioen. Voor de andere gepensioneerden worden de sancties bij overschrijding van de inkomensgrenzen versoepeld. De proportionele vermindering van het pensioen wordt voortaan steeds toegepast bij overschrijding van de inkomensgrenzen. Het pensioen zal dus maar worden geschorst als de inkomensgrenzen met meer dan 100% zijn overschreden.
7. GEEN
VERHOGING VAN DE BELASTINGEN OP ZELFSTANDIGE ONDERNEMERS IN HET
KADER VAN DE BEGROTINGEN
2015-2019
Wat was het probleem en welke ondernemers hadden er last van? Zowel de federale, de Vlaamse als de Brusselse overheid werken nog steeds toe naar een begroting in evenwicht. UNIZO beaamt het belang van begrotingen in evenwicht. En met het oog op de vergrijzing, zijn begrotingen met overschot eigenlijk een must. Dit betekent niet dat de sanering van de overheidsfinanciën tot (nog) hogere belastingen op ondernemerschap mag leiden. De zelfstandige ondernemers hebben de voorbije jaren al meer dan hun duit in het fiscale zakje gedaan. Wat heeft UNIZO er aan gedaan? UNIZO heeft er tijdens de onderhandelingen voor zowel de federale, Vlaamse als Brusselse regering op toegekeken dat er geen belastingverhogingen op zelfstandig ondernemen of geen nieuwe belastingen op zelfstandig ondernemen zouden komen.
Wat is uiteindelijk het resultaat, op welke manier hebben de zelfstandige ondernemers daar baat bij gehad? Er zijn geen belastingverhogingen op zelfstandig ondernemen doorgevoerd of geen nieuwe belastingen op zelfstandig ondernemen ingevoerd. Noch op het federale, het Vlaams of het Brusselse niveau. UNIZO zal er over blijven waken dat dit ook de volgende (begrotings)jaren zo blijft.
8. DE
TAX SHIFT: GEEN MEERWAARDENBELASTING OP AANDELEN, GEEN VERHOGING
VAN DE BELASTING OP HUURINKOMSTEN
Wat was het probleem en welke ondernemers hadden er last van? De federale regering heeft een taxshift doorgevoerd waarbij de patronale bijdragen worden verminderd. Voor UNIZO is deze taxshift noodzakelijk, om de concurrentiehandicap weg te werken én vooral om de arbeidsintensieve sectoren en de sectoren met lage lonen meer zuurstof te geven. UNIZO heeft wel altijd duidelijk gesteld dat deze taxshift niet mocht gefinancierd worden met nieuwe of verhoogde ondernemersbelastingen. De taxshift komt immers iedereen ten goede, zowel de ondernemingen, de werknemers als de overheden. Er kon dan ook geen sprake van zijn om een meerwaardenbelasting op aandelen in te voeren of om de belastingen op huurinkomsten te verhogen. Wat heeft UNIZO er aan gedaan? UNIZO heeft er voor gezorgd dat er geen meerwaardenbelasting op aandelen is gekomen. De speculatietaks waartoe de regering wel besloten heeft, treft de zelfstandige ondernemer niet die investeert en met zijn eigen geld risico’s neemt. Wat is uiteindelijk het resultaat, op welke manier hebben de zelfstandige ondernemers daar baat bij gehad? Zelfstandige ondernemers die met hun eigen geld risico’s nemen en daar na jaren van hard werken de vruchten van plukken, zullen niet belast worden op de meerwaarde die ze realiseren bij de verkoop van de aandelen in hun onderneming. Wat moet er nu verder nog gebeuren? De concrete invulling van de taxshift ligt nog niet helemaal vast. Zo is het nog niet helemaal duidelijk op welke manier de roerende voorheffing op intresten en dividenden zal worden verhoogd van 25% naar 27%. UNIZO zal er op blijven toekijken dat de taxshift geen taxlift wordt voor zelfstandige ondernemers.
9. DE
LIQUIDATIERESERVE ALS SOELAAS VOOR DE VERHOGING VAN DE ROERENDE
VOORHEFFING OP DE LIQUIDATIEBONUS
Wat was het probleem en welke ondernemers hadden er last van? De regering Di Rupo heeft in maart 2013 beslist om de roerende voorheffing op de liquidatiebonus te verhogen van 10 naar 25%. Deze verhoging is ingegaan op 1 oktober 2014. Een aantal zelfstandigen en sommige andere belangenorganisaties, hebben in 2013 besloten om bij het Grondwettelijk Hof een beroep tot vernietiging in te stellen tegen de wet die het nieuwe tarief van 25% invoerde. UNIZO heeft besloten om niet te wachten op de uitkomst van die procedure bij het Grondwettelijk Hof. Ook omdat volgens eminente fiscalisten de kans op succes heel klein was. Daarom heeft UNIZO meteen een alternatief voorstel uitgewerkt, dat we in de aanloop naar de verkiezingen, aan de politieke partijen hebben aangeboden. Dankzij onze strategie van discrete lobbying, gekoppeld aan weloverwogen communicatie in de pers en sociale media, is het UNIZO gelukt om het alternatieve voorstel in het regeerakkoord te laten opnemen. Wat heeft UNIZO er aan gedaan? UNIZO heeft er bewust voor gekozen om geen juridische veldslagen te voeren. Werken aan een betrouwbare oplossing leek ons een betere weg. Daarom heeft UNIZO de liquidatiereserve uitgewerkt: een boekhoudkundige verrichting waarbij een vennootschap jaarlijks (een deel van) de belaste winst van het boekjaar, kan reserveren met het oog op liquidatie. In ruil betaalt de vennootschap een bijkomende heffing van 10%. Later, bij de vereffening van de vennootschap, kan de liquidatiereserve dan aan de vennoten worden uitgekeerd zonder dat er nog een bijkomende belasting verschuldigd is. De liquidatiereserve is een waardig alternatief voor het nominale tarief van 10%: een eenvoudige, boekhoudkundige verrichting zonder kosten.
Wat is uiteindelijk het resultaat, op welke manier hebben de zelfstandige ondernemers daar baat bij gehad? Dankzij de inspanningen van UNIZO, kunnen KMO-vennootschappen vanaf aanslagjaar 2015 een liquidatiereserve aanleggen. Voortaan kan een KMO-vennootschap elk jaar (een deel van) de belastbare winst als liquidatiereserve aanleggen. In ruil betaalt de vennootschap een heffing van 10% op het bedrag van de gereserveerde winst. Op deze manier blijft het tarief van de roerende voorheffing op de liquidatiebonus in de praktijk 10%.
10.
DE
OPEISBAARHEID VAN DE BTW: DE FACTUUR IN ERE HE RSTELD
Wat was het probleem en welke ondernemers hadden er last van? De wetgever heeft eind 2012 beslist om de factuur te schrappen als oorzaak van opeisbaarheid van de btw. Dit betekende dat de factuur niet langer bepaalt op welk moment de leverancier de btw moet afdragen en op welk moment de klant de btw in aftrek kan nemen. Het gevolg was dat belastingplichtigen hun boekhoudprogramma’s moesten aanpassen, wat zorgde voor kosten en manuren. Het zorgde er ook voor dat in sectoren waar veel voorschotten worden betaald door particulieren, de factuur niet meer gebruikt kon worden als bewijs. Wat heeft UNIZO er aan gedaan? UNIZO heeft er vanaf de dag van de wetswijzing op aangedrongen om deze fout recht te zetten. in afwachting van een nieuwe wetswijziging, heeft UNIZO tot twee maal toe een overgangsregeling onderhandeld. Wat is uiteindelijk het resultaat, op welke manier hebben de zelfstandige ondernemers daar baat bij gehad? De factuur wordt in ere hersteld: vanaf 1 januari 2016 wordt de factuur weer een volwaardige oorzaak van opeisbaarheid van de btw. De wetgever voert meteen ook een gunstige regeling in voor leveringen aan overheden.
11.
INVESTERINGSAFTREK
OOK VOOR DIGITALE INVESTERINGEN
Wat was het probleem en welke groep ondernemers had er last van?
De bestaande fiscale steunmaatregelen voor investeringen of uitgaven voor beveiliging golden niet voor bijvoorbeeld de kosten van aankoop van een betaalterminal voor elektronisch betalen. Nochtans kan dergelijke aankoop voor handelaars een belangrijke investering in diefstalpreventie uitmaken, gezien er dan minder met cash zal worden betaald. Wat heeft UNIZO er aan gedaan? UNIZO heeft de uitbreiding van de lijst van uitgaven die in aanmerking komen voor de verhoogde investeringsaftrek steeds als een prioriteit naar voor geschoven, onder andere in het Memorandum van 2014. Wat is uiteindelijk het resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad? Eind juli werd de “Investeringsaftrek digitale investeringen” goedgekeurd. Hiermee wordt de verhoogde investeringsaftrek uitgebreid met investeringen die dienen voor de beveiliging van informatie- en communicatietechnologie en voor de digitale betalings- of factureringssystemen. Kmo’s en micro-vennootschappen (criteria van artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen) zullen genieten van een fiscaal voordeel dat aftrekbaar is van de belastbare winst of baten (vennootschapsbelasting). Deze investeringsaftrek zal gelden vanaf aanslagjaar 2016. Moeten er nog verdere stappen genomen worden? Bij Koninklijk Besluit, zal er nog een lijst worden opgesteld van investeringen die in aanmerking zullen komen voor deze investeringsaftrek. UNIZO zal erover waken dat de aankoop van een betaalterminal voor elektronisch betalen wordt opgenomen in de lijst.
12.
MINDER
ROMPSLOMP BIJ BOEKHOUDING
Wat was het probleem en welke groep ondernemers had er last van? Het voeren van de boekhouding blijft een omslachtig gegeven dat door menig ondernemer aan zijn accountant of boekhouder wordt toevertrouwd. Bovendien komen bij de neerlegging van de jaarrekening bij de Nationale Bank nog extra kosten op de proppen voor de neerlegging zelf en voor de publicatie in het Belgisch Staatsblad van de mededeling van de neerlegging. Wat heeft UNIZO er aan gedaan? UNIZO heeft bij de omzetting van de Europese Boekhoudrichtlijn ervoor gepleit om de administratieve lasten en kosten verbonden aan de neerlegging van de jaarrekening tot een minimum te herleiden. De
Regering heeft zich dan ook geëngageerd om Publicatie van de mededeling van neerlegging in het BS af te schaffen. Daarnaast wordt voor de nieuwe categorie van micro-ondernemingen de neerleggingskost bij de Nationale Bank nog met 20 euro verlaagd, waardoor de kost voor deze bedrijven meer dan gehalveerd wordt (van ca. 150 naar 55 euro). UNIZO heeft er op Europees niveau wel voor gepleit om voor alle ondernemingen een minimum boekhouding te behouden. Op die manier willen we voorkomen dat diverse geïnteresseerden, zoals banken of leveranciers, zelf de door hen vereiste financiële informatie opvragen. Wat is uiteindelijk het resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad? De Regering keurde eind juni een wetsontwerp goed dat het unaniem advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven volgde. Daarmee wordt in Belgisch recht een categorie “microvennootschappen” met minder dan 10 werknemers ingevoerd, worden de drempels voor kleine ondernemingen verhoogd – meer bedrijven zullen dus een verkort schema van de jaarrekening kunnen indienen en worden de kosten verbonden aan de neerlegging van de jaarrekening verlaagd. Moeten er nog verdere stappen genomen worden? De ultieme datum voor omzetting in Belgisch recht was 20 juli 2015. Alle wetgeving moet dus nog tot uitvoering gebracht worden.
13.
VERLAAGDE
INTERCHANGE FEES
Wat was het probleem en welke groep ondernemers had er last van? De interchange fee (IF) is een vergoeding die wordt betaald door de bank van de handelaar aan de bank van de consument, telkens wanneer deze laatste betaalt met een betaalkaart die hij van zijn bank heeft gekregen. Deze interchange fee vormt op die manier een integraal deel van de vergoeding die de handelaar betaalt voor de verwerking van elektronische betalingen, terwijl ze geen concreet voordeel oplevert voor de handelaar. Wat heeft UNIZO er aan gedaan? UNIZO heeft de problematiek van de Interchange fees, en vooral de impact die ze hebben op de kostprijs voor de verwerking van elektronische betalingen, mee op de Europese Agenda geplaatst. De Europese Unie heeft na onderzoek vastgesteld dat de Interchange fee onvoldoende economisch kan verantwoord worden en dus moet worden aangepast.
Wat is uiteindelijk het resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad? De Europese Unie legt concreet via een verordening bindende grenzen op aan de hoogte van de Interchange Fee van 0,3% voor kredietkaarten en 0,2% voor debetkaarten. Lidstaten kunnen wat de debetkaarten betreft ook kiezen voor een maximale interchange fee van 0,05 euro ( met een maximum van 0,2%). Daarnaast voorziet de Europese Unie ook in andere maatregelen om meer concurrentie te verkrijgen op de betaalmarkt, bijvoorbeeld door te voorzien dat meerdere betaalschema’s op één kaart moeten kunnen geplaatst worden, of door betalingsdienstaanbieders te verbieden het gebruik van één van hun (goedkopere) kaarten te koppelen aan hun andere (duurdere) kaarten. Moeten er nog verdere stappen genomen worden? Hoewel de Europese regeling werd genomen in de vorm van een verordening (die dus rechtstreekse werking heeft in de lidstaten), voorziet de verordening toch een aantal keuzemogelijkheden voor de Lidstaten. Concreet moet er voor gezorgd worden dat België gebruik maakt van de mogelijkheid om de interchange fee voor debetkaarten verder te verlagen tot 0,05 euro per transactie, met een maximum van 0,2%. Eerste contacten met de FOD Economie zijn daarvoor genomen en ook het Kabinet van Minister van Financiën Van Overtveldt is op de hoogte.
14.
OCTROOIAANVRAGEN
TOEGANKELIJKER GEMAAKT V OOR
KMO’S
Wat was de probleemsituatie en welke groep ondernemers had er last van? Het indienen van een octrooi is vaak nog een complexe en kostelijke aangelegenheid. Vooral voor KMO’s vormt dit soms een drempel om te investeren in innovatie en ontwikkeling. Wat heeft UNIZO eraan gedaan ? UNIZO was vragende partij om de aanvragen van octrooien toegankelijker te maken. Het verminderen van de rompslomp en de kosten is daarbij cruciaal. UNIZO pleitte daarom al langer voor de invoering van een elektronische octrooiaanvraag en de snelle invoering van het Europees eenheidsoctrooi. Wat is uiteindelijk resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad? De federale regering lanceerde het Benelux Patent Platform. Met het BPP kan een ondernemer elektronisch een octrooivraag indienen. Bovendien kan hij zijn octrooidossier digitaal beheren. Intussen keurde België ook de overeenkomst goed die een eengemaakt Europees octrooigerecht mogelijk maakt, een eerste stap naar een volledig Europees octrooi. België wil daarbij een voortrekkersrol spelen door een afdeling van het octrooigerecht te voorzien in ons land.
Moeten er nog verdere stappen ondernomen worden? De Europese akkoorden rond het eenheidsoctrooi moeten nog door een aantal EU-lidstaten in de eigen wetgeving geïmplementeerd worden. UNIZO steunt de federale regering om in de verdere afwikkeling een voortrekkersrol te blijven spelen, zodat in de loop van 2016 de eerste Europese eenheidsoctrooiaanvragen kunnen ingediend worden. 15.
RECLAMERONSELAARS STRAFRECHTELIJK VEROORDEELD
Wat was de probleemsituatie en welke groep ondernemers had er last van? UNIZO krijgt nog steeds een 100-tal oproepen over reclameronselaars per maand. Sinds de wet tegen reclameronselaars (die in 2011 op vraag van UNIZO tot stand kwam), kan de reclameronselaar in kwestie in het gros van de gevallen weliswaar geen betaling meer eisen, maar het grote aantal meldingen toont aan dat ze er toch niet van terugschrikken hun praktijken verder te zetten. Wat heeft UNIZO eraan gedaan ? Na de wet tegen reclameronselaars, heeft UNIZO juridische acties op strafgebied ondernomen tegen de zaakvoerders van de voornaamste Belgische reclameronselaar (XL Media). Het voordeel van dergelijke acties op strafgebied is dat de personen achter de frauduleuze firma’s worden aangepakt, waardoor ze ook geen nieuwe zaken meer kunnen starten. Wat is uiteindelijk het resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad? Deze inspanningen hebben geleid tot twee recente veroordelingen van de personen achter XL Media: - In februari 2015 werden XL Media en zusterbedrijf CCV strafrechtelijk veroordeeld. Belangrijk is dat ook de zaakvoerder(s) strafrechtelijk veroordeeld werden ( de zaakvoerder van XL Media werd veroordeeld tot een boete van 90.000 euro). - In juli 2015 werd een tweede firma waarin de zaakvoerder van XL Media betrokken is , de firma Best Print, eveneens strafrechtelijk veroordeeld na een procedure door het Parket van Brussel. De zaakvoerder van XL Media werd in deze zaak veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden. Moeten er nog verdere stappen genomen worden? De strafrechtelijke veroordeling van de personen achter deze reclameronselaars zijn uniek, in de zin dat het de eerste keer is dat de personen achter een bestaande reclameronselaar worden aangepakt.
Dit zal in elk geval ook een ontradend effect hebben. Het blijft evenwel belangrijk om dit probleem op Europees niveau aan te pakken, door een betere wetgeving en een betere samenwerking tussen de overheidsdiensten van de verschillende Lidstaten.
16.
OPLOSSING
VOOR COMPLEXE RENTESWAPS
Wat was het probleem en welke groep ondernemers had er last van? In de periode rond 2008 hebben verschillende ondernemers op aanraden van hun bank een ‘verzekeringsproduct’ aangekocht voor hun lening met variabele intrest, om zich in te dekken tegen een eventuele stijging van de rente. Deze producten (renteswaps) voorzien kort gezegd dat de ondernemer de variabele rente die hij aan de bank betaalt, van de bank terugkrijgt in ruil voor de betaling van een vaste rente ( en een vergoeding voor de bank). Bij één variant verkocht de bank daarenboven een optie aan de ondernemer waarbij de bank de mogelijkheid krijgt om de swap vroegtijdig te ontbinden ( ‘Bermuda’ swap). Door die optie wordt het product evenwel totaal zinloos voor de ondernemer: daalt de rente onder de vastgelegde vaste rente, dan kan de ondernemer het product niet opzeggen, stijgt de rente, dan kan de bank wel opzeggen. De bank wint altijd. Wat heeft UNIZO er aan gedaan? UNIZO heeft in eerste instantie de klachten gebundeld in een dossier, en dat dossier onder de aandacht gebracht van de bevoegde ministers. Op basis van die gesprekken werd de opdracht gegeven aan de FSMA om een onderzoek te starten naar de Bermuda Swaps en een oplossing voor te stellen. Wat is uiteindelijk het resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad? De FSMA stelde in haar onderzoek verschillende problemen vast op het vlak van de Mifid-wetgeving, en vooral op het vlak van naleving van de zorgplicht. De FSMA verplicht de betrokken banken daarom ( naast andere zaken): - Alle complexe Bermuda-swaps, afgesloten na 1 november 2007 met niet-professionele cliënten, om te zetten in ‘gewone’ swaps - Deze omgezette overeenkomsten aan te passen aan de behoeften van de ondernemer (looptijd en bedrag) - Een commerciële tegemoetkoming te betalen aan elke cliënt ( omvang met de cliënt overeen te komen). Moeten er nog verdere stappen genomen worden?
De banken moeten de voorgestelde oplossingen voorzien binnen de 4 maanden na publicatie van het onderzoeksrapport van de FSMA, dus vóór 20 september 2015. Nadien moet geëvalueerd worden welke commerciële tegemoetkomingen concreet werden voorzien tussen banken en individuele ondernemers.
17. INTERESSANTE (BRUPART)
LENINGEN VAN
PARTICIPATIEFONDS VLAANDEREN & BRUSSEL
Wat was het probleem en welke groep ondernemers had er last van? Het Participatiefonds is geregionaliseerd door de zesde Staatshervorming. Het Participatiefonds was een belangrijk financieringsinstrument voor starters en bestaande KMO’s. Unizo vroeg dat de opvolgers in Vlaanderen en Brussel minstens even slagkrachtig zouden worden. Wat heeft UNIZO er aan gedaan? Unizo is rechtstreeks betrokken bij de werking van de geregionaliseerde instellingen en heeft de nodige input gegeven voor een versterkte werking en betere financieringsproducten voor starters en KMO’s. Wat is uiteindelijk het resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad? Het Participatiefonds Vlaanderen heeft zijn producten bijgestuurd. Zo is er vanaf juni 2015 onder andere een belangrijke uitbreiding voor starters, door de omvorming van de Startlening naar de Startlening + : alle starters komen hiervoor in aanmerking, dus niet alleen meer werkzoekenden, en dit tot 4 jaar na de start; het maximumbedrag is opgetrokken van 30.000 naar 100.000 euro; In Brussel richt de Startlening (nu Boost-Me genaamd) zich tot dezelfde doelgroep en bedraagt het maximumbedrag 50.000 €. Voor bestaande KMO’s werd o.a. het maximumbedrag van de lening verhoogd naar 350.000 euro (vroeger enkel van toepassing in geval van overname). Moeten er nog verdere stappen genomen worden? Belangrijk is dat het Participatiefonds Vlaanderen over de nodige middelen beschikt om het beoogde aantal achtergestelde leningen te verstrekken. De voorziene kapitaalsverhoging van 10 mio euro zal moeten doorgevoerd worden. In Brussel zal nog moeten blijken of het budget van 3 mio euro volstaat.
18. STEUN KMO-PORTEFEUILLE : 40% 30%
VOOR KLEINE ONDERNEMINGEN, GEEN
Wat was het probleem en welke groep ondernemers had er last van? De KMO-portefeuille is één van de steunmaatregelen die best gekend en meest gebruikt worden door Vlaamse KMO’s. Met de KMO-portefeuille kan opleiding of advies voor 50 % of zelfs 75 % gesubsidieerd worden. Minister Muyters gaf in mei 2015 te kennen het systeem te vereenvoudigen. Er zouden 2 steuninstrumenten komen : de vereenvoudigde KMO-portefeuille en de KMO-groeisubsidie. Die laatste ondersteunt groeitrajecten door innovatie, internationalisatie of transformatie. Bij de KMO-portefeuille nieuwe stijl worden een aantal vereenvoudigingen doorgevoerd. Om het vraaggestuurd karakter te verhogen wordt het subsidiepercentage voor alle KMO’s verlaagd naar 30 %. Wat heeft UNIZO er aan gedaan? UNIZO maakte volgende analyse van het voorstel : er zitten zeker een aantal goede zaken in de nieuwe aanpak, zoals vereenvoudigingen op verschillende punten en het afschaffen van de steunplafonds per pijler. Maar er is één problematisch punt voor UNIZO, vooral voor kleine ondernemingen : de verlaging van het steunpercentage van 50 % naar 30 %. UNIZO vroeg dan ook om het voorstel op dit punt te herzien en ging in overleg met de Minister. Wat is uiteindelijk het resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad? Het ontwerp-besluit dat in juli 2015 werd goedgekeurd verlaagt inderdaad het steunpercentage van 50 % naar 30 % voor middelgrote ondernemingen. Maar voor kleine ondernemingen (tot 50 werknemers) werd het steunpercentage vastgelegd op 40 %. Dit is van groot belang, gezien ook 87 % van de in 2014 goedgekeurde projecten ingediend werden door kleine ondernemingen. Moeten er nog verdere stappen genomen worden? Dit ontwerp-besluit is nu voor advies naar een aantal instanties, en moet nadien definitief goedgekeurd worden. De inwerkingtreding is voorzien op 1 april 2016.
19.
BEPERKING
FINANCIËLE IMPACT VAN DE KILOME TERHEFFING
Wat was het probleem en welke groep ondernemers had er last van? De 3 regionale regeringen beslisten in april gezamenlijk tot de invoering van een kilometerheffing voor vrachtwagens vanaf 3,5 ton. In Vlaanderen zou de heffing initieel op een zeer uitgebreid wegennet van toepassing zijn (autosnelwegen, ringwegen en een uitgebreide selectie van N-wegen). Het basistarief per kilometer zou 12,5 cent bedragen. Het hoogste tarief zou afhankelijk van de euronorm en gewichtsklasse van het voertuig oplopen tot 21,4 cent per kilometer. Er werd ook voorzien in de mogelijkheid om de tarieven te laten variëren in functie van de tijd. De compensatie via de verkeersbelasting zou voor voertuigen van minder dan 12 ton beperkt worden tot een daling van de verkeersbelasting met 40%. Wat heeft UNIZO er aan gedaan? UNIZO is via diverse kanalen aan de slag gegaan om de negatieve financiële impact van de kilometerheffing voor de bedrijven te beperken. Dit gebeurde via intensief overleg met de bevoegde minister en zijn kabinet. Daarnaast werden de bekommernissen van UNIZO overgebracht aan diverse parlementsleden om het parlementaire debat te stofferen en woog UNIZO op de besluitvorming in de Mobiliteitsraad Vlaanderen (MORA) en haar advies aan de minister. Wat is uiteindelijk het resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad? Het weggennet is bijgestuurd tot “eurovignet-plus-netwerk”, dit zijn de autosnelwegen, ringwegen en een beperkt aantal N-wegen. De havengebieden zijn vrijgesteld van de heffing. Het beperkt de economische impact en zal op die manier een minder negatieve invloed hebben op de concurrentiepositie van het lokaal economisch weefsel. Voor UNIZO is enkel daar waar ontwijkgedrag objectief wordt vastgesteld een mogelijkheid om op termijn het wegennet uit te breiden. Het basistarief werd verlaagd van 12,5 cent naar 11,3 cent. Vooral voor de groep tussen 3,5 ton en 12 ton is er een verlaging van de tarieven en dus de verwachte factuur. Voor UNIZO blijven de tarieven weliswaar te hoog. Dit blijkt alleen al uit de verwachte opbrengsten die geschat worden op ongeveer 500 miljoen euro. Dit is lager dan de initiële geschatte inkomsten van 694 miljoen euro, maar het mag duidelijk zijn dat dit voor veel bedrijven nog steeds een serieuze meerkost zal betekenen. Dat de verlaging van de tarieven hoger is voor de groep tussen 3,5 ton en 12 ton is een goede zaak, deze groep bevat een groot aantal ondernemingen waarbij hun hoofdactiviteit niets met goederenvervoer te maken heeft en die zich daarom ook weinig of niet bewust zijn van het feit dat ze onder de heffing zullen vallen. Uit een bevraging van UNIZO (maart 2015) bij 907 ondernemers blijkt
dat slechts 12,8% van de respondenten het dossier van de kilometerheffing zelf met interesse opvolgen, 64,3% heeft er wel al eens iets over gehoord en 22,9% wist niet dat er een kilometerheffing zit aan te komen. Met betrekking tot de compensaties wordt de verkeersbelasting integraal geschrapt voor de voertuigen van minder dan 12 ton in plaats van de voorziene daling van 40%. Moeten er nog verdere stappen genomen worden? Het zal een continu aandachtspunt blijven waarbij de eigenlijke impact op het bedrijfsleven moet gemonitord worden en waarbij we er over moeten waken dat de tarieven niet verder stijgen in functie van de noden van de begroting. Ook de verdeling van de opbrengsten moet van nabij gevolgd worden. UNIZO heeft steeds gevraagd om de meeropbrengsten te besteden aan de vervoersinfrastructuur. De mogelijkheid om tijdsafhankelijke tarieven in te voeren blijft overeind maar is geen goede optie voor UNIZO gezien dit enkel een heffing voor vrachtvervoer is. Enkel wanneer de heffing ook van toepassing is op alle modi kan een tijdsafhankelijke heffing een effect hebben op de congestieproblemen in dit land. Bovendien stelt zich de vraag hoe bepaalde trajecten wel en andere niet zullen worden opgenomen in dit tijdsafhankelijk systeem? Welke uren zullen dan andere tarieven krijgen? Een impact op congestie zal er niet zijn gezien de heffing enkel van toepassing is op vrachtvervoer. Sowieso kan er enkel met lagere tarieven gewerkt worden. De regering heeft bovendien ook aangekondigd om een nieuw proefproject op te starten voor personenwagens. UNIZO wil in deze van nabij betrokken worden.
20.
LAGERE
ECOLOGIEPREMIE ENKEL VOOR NOG IN TE DIENEN STEUNAANVRAGEN
Wat was de probleemsituatie en welke groep ondernemers had er last van? In Vlaanderen wordt een subsidie (“ecologiepremie”) toegekend aan milieuvriendelijke en/of energiezuinige investeringen die voorkomen op een zogenaamde Limitatieve Technologieënlijst (LTL). Omwille van budgettaire redenen besliste de overheid eenzijdig om lagere steunpercentages toe te kennen vanaf 11 juni 2014. De nieuwe, lagere, steunpercentages zouden niet enkel gelden voor de toekomstige aanvragen, maar ook voor de reeds ingediende maar nog niet besliste aanvragen. Wat heeft UNIZO eraan gedaan ?
UNIZO protesteerde hiertegen. Immers, heel wat ondernemers met milieuvriendelijke projecten in de pipeline waarvoor reeds een steundossier ingediend was, rekenden op de voorziene ondersteuning om uit de kosten te geraken. Wat is uiteindelijk resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad? Uiteindelijk werd beslist dat de nieuwe, lagere steunpercentages enkel gelden voor steunaanvragen ingediend vanaf 11 juni 2014. Ondernemers die een steunaanvraagdossier indienden vóór 11 juni 2014 konden toch nog genieten van de voorziene steunpercentages waarmee gerekend werd in het businessplan (mits voldaan aan de voorwaarden en criteria).
21.
TOCH
NOG ECOLOGIEPREMIE VOOR WARMTEPOMPEN MET GRONDWATER ALS
WARMTEBRONSYSTEEM
Wat was de probleemsituatie en welke groep ondernemers had er last van? De lijst met milieuvriendelijke en/of energiezuinige investeringen die in aanmerking komen voor de ecologiepremie (zgn. Limitatieve Technologieënlijst) wordt regelmatig herzien. In een eerste draftversie van herziene lijst waren warmtepompen met grondwater als warmtebronsysteem niet langer opgenomen, waardoor deze niet langer van steun zouden kunnen genieten. Wat heeft UNIZO eraan gedaan ? UNIZO argumenteerde dat de bodemgekoppelde warmtepompsystemen ontegensprekelijk leiden tot significante besparingen aan primaire energie. Het gaat om performante technologieën die nog een steuntje in de rug behoeven zodat ondernemers over de drempel getrokken worden en er effectief in investeren.
Wat is uiteindelijk resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad? De Limitatieve Technologieënlijst die geldt vanaf 17 november 2014 vermeldt toch nog de bodemgekoppelde warmtepompsystemen. Daardoor komen warmtepompen met grondwater als warmtebronsysteem (water/water systeem) nog steeds in aanmerking voor de ecologiepremie.
22. OOK NATUURLIJKE PERSONEN “BOORBEDRIJF” BEKOMEN
KUNNEN WETTELIJKE ERKENNING
Wat was de probleemsituatie en welke groep ondernemers had er last van? Sinds 1 januari 2015 moet de aanleg of wijziging van een grondwaterwinning gebeuren door een daarvoor erkende boorfirma. Bestaande boorfirma’s dienden tijdig het nodige te doen voor aanvraag van de vereiste erkenning. Groot was de verbazing van gevestigde eenmanszaken (“natuurlijke personen”) toen bleek dat “rechtspersoonlijkheid” één van de wettelijke erkenningsvoorwaarden was om deze erkenning te kunnen aanvragen. Wat heeft UNIZO eraan gedaan ? UNIZO signaleerde het probleem en wees op de noodzaak tot aanpassing van de regelgeving erkenningen (VLAREL), zodat ook natuurlijke personen een erkenning als boorbedrijf kunnen bekomen. Wat is uiteindelijk resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad? Op 27 februari 2015 keurde de Vlaamse Regering, na advies van de Raad van State, definitief de aanpassing aan de VLAREL-regelgeving goed waarbij “rechtspersoon” als erkenningsvoorwaarde geschrapt wordt. Daardoor kunnen ook natuurlijke personen een erkenning als boorbedrijf bekomen.
23.
AFSCHAFFING
GRATIS ELEKTRICITEIT VOOR GEZ INNEN
Wat was de probleemsituatie en welke groep ondernemers had er last van? In een studie van september 2011 becijferde de energieregulator CREG dat de laagspanningstarieven stijgen om de kosten van de gratis levering van elektriciteit aan huishoudens te dekken. De kosten voor de gratis leveringen worden niet alleen verhaald op de huishoudens zelf, maar ook op
ondernemers, vrije beroepen, handelaars en KMO’s op laagspanning. Volgens de CREG betalen zij deze sociale maatregel voor meer dan de helft terwijl ze er niet van kunnen genieten. Wat heeft UNIZO eraan gedaan ? UNIZO reageerde op dit schoolvoorbeeld van kruissubsidiëring en wees er op dat “het gratis-beleid” de stroom duurder maakt voor KMO’s, wat bijdraagt tot een concurrentieel nadeel voor Vlaamse ondernemingen. UNIZO pleitte voor de afschaffing van de gratis elektriciteit voor gezinnen en drong aan om in plaats daarvan te focussen op energiebesparingsmaatregelen bij de doelgroep van arme gezinnen, Wat is uiteindelijk resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad? De maatregel was al opgenomen in het Regeerakkoord 2014-2019. Op 3 april 2015 keurde de Vlaamse Regering deze energiemaatregel goed in het kader van de begroting. Beslist werd dat de gratis kWh elektriciteit effectief afgeschaft wordt vanaf 1 januari 2016. Moeten er nog verdere stappen genomen worden? Er moeten nog enkele wettelijke bepalingen aangepast worden, vandaar dat de afschaffing pas effectief ingaat op 1 januari 2016.
24. BETERE OMKADERING VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN
EFFICIËNTERE WERKING
RAAD
VOOR
Wat was de probleemsituatie en welke groep ondernemers had er last van? De Raad voor Vergunningsbetwistingen spreekt zich uit over beroepen die worden ingesteld tegen stedenbouwkundige vergunningsbeslissingen genomen in laatste administratieve aanleg. De Raad kampte jarenlang met onaanvaardbare achterstanden in dossierbehandeling waardoor vergunningsprocedures bleven aanslepen. In de toekomst zal deze Raad de beroepen tegen omgevingsvergunningen behandelen, waardoor haar bevoegdheid de facto uitgebreid wordt met “leefmilieu”. Wat heeft UNIZO eraan gedaan ? UNIZO stelde dat de capaciteit én de efficiëntie van de Raad moest versterkt worden door een verschuiving van mensen/middelen en/of door het samenvoegen van deze Raad en het
Milieuhandhavingscollege tot één administratief rechtscollege met verschillende kamers. Op die manier kan invulling gegeven worden aan de in het Vlaams Regeerakkoord geformuleerde ambitie van kortere beslissingstermijnen. Wat is uiteindelijk resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad? Er werden tijdelijk aangestelde bestuursrechters ingeschakeld, en er zijn vacatures uitgeschreven voor extra bestuursrechters. De organisatie en de werking van de Raad voor Vergunningsbetwistingen, het Milieuhandhavingscollege en de Raad voor Verkiezingsbetwistingen werden op elkaar afgestemd. Sedert 1 januari 2015 maken deze 3 bestuursrechtcolleges deel uit van de Dienst van de bestuursrechtscolleges. Bedoeling is dat de eerste voorzitter bestuursrechters kan uitwisselen 'ten behoeve van de goede werking'. Daardoor moet men pieken en kwantitatieve uitdagingen beter het hoofd kunnen bieden. Moeten er nog verdere stappen genomen worden? Het kader dat gecreëerd werd, biedt de opportuniteiten om de achterstand in dossierbehandeling weg te werken. Wij kijken uit naar het jaarverslag van de Raad voor het werkjaar 2014-2015, dat wordt verwacht midden oktober 2015. Daaruit zal moeten blijken of de achterstand in dossierafhandeling inderdaad ingelopen werd. Als dat niet zo zou zijn, dan zal UNIZO aandringen op verdere stappen, bv. een daadwerkelijke fusie van de drie bestuursrechtscolleges.
REGIONAAL ANTWERPEN
VLAAMS-BRABANT & BRUSSEL
OOST-VLAANDEREN
WEST-VLAANDEREN LIMBURG
1.
STEUNZONE LIMBURG:
WWW.STEUNZONELIMBURG.BE
Wat was het probleem en welke groep ondernemers had er last van? Naar aanleiding van de sluiting van Ford Genk, namen de Limburgse politieke partners het initiatief om de provincie Limburg te laten erkennen als steunzone (ook wel ‘ontwrichte zone’ genoemd). Bedrijven gelegen op een bedrijventerrein in een steunzone kunnen genieten van een korting van 25% gedurende 2 jaar op de bedrijfsvoorheffing op nieuwe aanwervingen na investeringen. Deze korting resulteert in een effectieve loonlastvermindering van 4 à 5 % voor bedrijven die willen investeren en aanwerven. Wat heeft UNIZO gedaan aan dat probleem? UNIZO-Limburg zette in op verschillende acties: Belangenbehartiging en politieke lobby: de erkenning van een steunzone is federale materie, maar diende te gebeuren op voorstel van de Vlaamse regering. UNIZO onderhield in het erkenningsproces contacten met zowel de Vlaamse als de federale betrokken administraties en kabinetten met betrekking tot de afbakening, de voorwaarden en de aanvraag van de steunmaatregel.
Informatie en advies: om ondernemers snel en correct te informeren, ontwikkelde UNIZO een helder animatiefilmpje op www.steunzonelimburg.be. Die website werd nog voor de officiële erkenning van de steunzone gelanceerd, zodat ondernemers zich ook konden voorbereiden en geplande investeringen eventueel konden afstemmen op de nieuwe maatregel. De bedrijven kregen ook een rechtstreeks contactadres
[email protected] voor alle vragen. Begeleiding: bedrijven die in aanmerking komen voor de steunmaatregel, kunnen een beroep doen op concrete begeleiding vanuit UNIZO voor het indienen van de aanvraag.
Wat is het resultaat? De federale regering erkende Limburg op 30 april 2015 als steunzone. Vanaf dat moment kunnen Limburgse bedrijven gelegen op een bedrijventerrein gebruik maken van de maatregel als ze investeren en aanwerven. Het UNIZO-animatiefilmpje werd massaal bekeken en bovendien door andere partners - waaronder het Agentschap Ondernemen - gehanteerd in hun communicatie naar ondernemingen. UNIZO kon daardoor snel en gericht communicatie over de maatregel verspreiden en fungeerde als aanspreekpunt voor heel wat bedrijven met vragen. Moeten er nog verdere stappen ondernomen worden? De federale overheid kan vandaag geen rechtszekerheid bieden over de voordelen van de steunzone. Bedrijven die een aanvraagformulier indienen, krijgen namelijk geen uitspraak over de inhoud van de aanvraag. Ze kunnen na de aanvraag starten met de geplande investeringen en aanwervingen, om dan de korting op de bedrijfsvoorheffing op de nieuwe aanwervingen in te houden. De FOD Financiën voorziet pas 2 jaar na indiening een evaluatie, met als risico dat het bedrijf de verminderde bedrijfsvoorheffing alsnog moet terugbetalen bij een negatieve evaluatie. Deze situatie biedt absoluut geen zekerheid voor de Limburgse ondernemers en is dan ook geen stimulans om te investeren. UNIZO-Limburg stelt alles in het werk om de bevoegde administratie en minister van Financiën Johan Van Overtveldt op andere gedachten te brengen. Er moet absoluut vermeden worden dat bedrijven na een aantal jaren geconfronteerd worden met een terugvordering van tienduizenden euro's aan bedrijfsvoorheffing die ze ter goeder trouw ingehouden hebben. Bijkomend wordt ook onderzocht of het toepassingsgebied van de steunzone verruimd kan worden van bedrijventerreinen naar een aantal gemengde zones waar de laatste jaren in Limburg heel wat economische activiteiten werden ontwikkeld en tewerkstelling werd gecreëerd (o.m. dienstenzones en wetenschapsparken, die ruimtelijk niet ingekleurd zijn als bedrijventerrein).
2.
ONDERSTEUNING
DRONESECTOR IN
LIMBURG
Wat was het probleem en welke groep ondernemers had er last van? Limburg kent heel wat ondernemers actief in de sector van de drones, met heel wat toepassingsmogelijkheden in/voor de Limburgse economie (o.m. in landbouw, toerisme, beveiliging, …). Tegelijkertijd is er ook een ruimtelijke opportuniteit voor de uitbouw van een ‘Drone Port’ in SintTruiden, op het vliegveld van Brustem. Wat heeft UNIZO gedaan aan dat probleem? UNIZO-Limburg legde in 2013 al de basis voor een drone cluster in samenwerking met de stad SintTruiden, LRM en een aantal privéondernemers in de sector. De gezamenlijke ambitie is om het terrein concreet te ontwikkelen voor vliegtuiggebonden activiteiten, met een bijzondere opportuniteit voor drones. In de loop van 2014 werd duidelijk dat ook in Genk samenwerkingsmogelijkheden bestonden in de drone-industrie. UNIZO bracht alle Limburgse partners, zowel in Genk als in Sint-Truiden, bij elkaar in functie van een stevig en zo groot mogelijk draagvlak. Op Limburgoverstijgend niveau werd werk gemaakt van politiek overleg in functie van een KB voor de sector. Begin 2015 werd een ontwerp KB voorgesteld, een stap in de goede richting. Belgische bedrijven die met drones werken, krijgen eindelijk rechtszekerheid. Hierdoor trekken ze niet meer weg naar het buitenland, maar bouwen ze mee aan de economische ontwikkeling van een sector met sterk groeipotentieel Wat is het resultaat?
Oprichting vzw EUKA (European UAV Knowledge Area, www.euka.org): UNIZO stond in november 2014 mee aan de wieg van de vzw EUKA, als kennis- en expertisecentrum voor de dronessector in Limburg en Vlaanderen. Drone Convention: in april 2015 organiseerde EUKA een internationaal congres voor de sector, met 460 aanwezigen (www.droneconvention.eu). Op dit congres werden actuele en toekomstige toepassingen van drones op economisch, commercieel en maatschappelijk voorgesteld. Belangenbehartiging en politiek overleg: UNIZO en EUKA voerden individueel overleg met verschillende kabinetten en administraties op federaal (Mobiliteit, Belgocontrol, Defensie, Binnenlandse zaken en Veiligheid) en Vlaams niveau (Mobiliteit) met betrekking tot het KB dat de toepassingsmogelijkheden voor drones in ons land regelt. Het effectieve KB wordt in het najaar van 2015 verwacht.
Op basis van bemerkingen van de deelnemers aan de drone convention, kon nog bijkomende gedragen input bezorgd worden voor wat betreft de nog te beperkte toepassingsmogelijkheden, de procedures om een vlucht goed te keuren en de te verruimen vlieghoogte. Moeten er nog verdere stappen ondernomen worden? Er wordt verder politiek overleg gevoerd in functie van de noodzakelijke aanpassingen aan het KB om de dronesector in Limburg en België alle economische kansen te bieden.
3.
EEN
EVENWICHTIG EN KERNVERSTERKEND DETAILHANDELSBELEID
Wat was de probleemsituatie en welke groep ondernemers had er last van? De winkeloppervlakte in Limburg groeide tussen 2008 en 2014 met 22% tot meer dan 1,8 miljoen m²; de leegstand nam toe met 125% tot 185.000 m² leegstaande winkelruimte. We blijven jammer genoeg een groeiende concurrentie opmerken tussen gemeenten om grootschalige detailhandelsprojecten en shoppingcentra te ontwikkelen, vaak buiten de kern. Met nefaste gevolgen voor de bestaande handelszaken in de eigen en in de omliggende gemeenten. Wat heeft UNIZO gedaan aan dat probleem? UNIZO pleit al jaren voor een kernversterkend beleid en een complementair handelsaanbod in de periferie, binnen een duidelijke (gemeentegrensoverschrijdende) visie op de mogelijkheden en beperkingen voor nieuwe grootschalige detailhandel. Voor een aantal geplande projecten werden door UNIZO-Limburg duidelijke voorwaarden gesteld. UNIZO-Limburg dringt er dan ook op aan bij gemeentebesturen om tijdig – in elk geval vóór de indiening van de aanvraag voor socio-economische vergunning – samen te overleggen over de omvang en de complementariteit van nieuwe detailhandelsprojecten. Met resultaat: projecten in Maasmechelen (TerHills), Beringen (be-MINE) en Hasselt (Blauwe Boulevard en IKEA) kregen de voorbije jaren groen licht van het NSECD na voorafgaandelijk overleg met UNIZO. Ook in het project Stayen in Sint-Truiden had UNIZO een doorslaggevende stem m.b.t. de complementariteit en de mobiliteitsimpact op het handelscentrum. In 2014-2015 werd succesvol overlegd rond projecten in onder meer Hasselt (Decathlon) en SintTruiden (Decathlon Easy). In Tessenderlo werd op basis van een discussie rond een perifeer project aan de Hulsterweg onder impuls van UNIZO een detailhandelsstudie in functie van een nieuw RUP opgestart. In Genk staat nog een belangrijk overleg op de agenda in verband met de detailhandelsplannen voor het gebied Bosdel/Zuiderring (tot 36.000 m² winkelruimte). Wat is uiteindelijk het resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad?
De betrokken gemeentebesturen gaan alert(er) om met de impact van geplande projecten op de bestaande detailhandel. De cijfers van het interprovinciaal detailhandelsonderzoek die de ongebreidelde groei in winkeloppervlakte en leegstand aantonen, dragen hopelijk ook meer bij tot inzicht en gezond verstand. Moeten er nog verdere stappen genomen worden? In Limburg staan de komende jaren nog altijd verschillende tienduizenden m² aan nieuwe grootschalige detailhandelsprojecten gepland. Elk project wordt door UNIZO beoordeeld op complementariteit en versterking van het Limburgs handelsapparaat. De alertheid van gemeentebesturen voor de impact van geplande projecten op de bestaande detailhandel blijft een cruciaal punt. UNIZO-Limburg blijft voor elk projectidee aandringen op voorafgaandelijk overleg.
4.
ONDERSTEUNING LIMBURGSE
GROEIBEDRIJVEN
Wat was het probleem en welke groep ondernemers had er last van? Limburg heeft door de sluiting van Ford Genk een zware klap gekregen. Limburgse ondernemers moeten daarom alle kansen krijgen om grootS te kunnen ondernemen, om hun potentieel maximaal te kunnen ontwikkelen ten behoeve van een sterker economisch Limburg. Vanuit de ambities van het Strategisch Actieplan Limburg in het Kwadraat (SALK), was er nood aan een actief traject om het groeipotentieel bij Limburgse ondernemingen maximaal te ontginnen en te ondersteunen. Wat heeft UNIZO gedaan aan dat probleem? UNIZO-Limburg startte al in het voorjaar van 2014 met individuele bezoeken aan Limburgse ondernemers, door alle UNIZO-medewerkers onder de noemer ‘Face 2 Face’. De persoonlijke bezoeken zijn in eerste instantie belangrijk om de ondernemers en hun onderneming te leren kennen. Daarnaast is het cruciaal om hen op maat te kunnen adviseren, ondersteunen en doorverwijzen naar diensten en ondersteuningsproducten die bestaan voor bedrijven, bij UNIZO zelf of bij andere socioeconomische organisaties (AO, LRM, FIT, Innovatiecentrum, VDAB, …). De bezoeken leveren bovendien ook input en sturing voor de strategie en de belangenbehartiging van UNIZO-Limburg. In het kader van het Ondernemersplatform Limburg neemt UNIZO bovendien de lead voor het SALKtraject ‘Groei’, erop gericht om het groeipotentieel bij Limburgse ondernemingen maximaal te ontginnen en te ondersteunen. Wat is het resultaat?
De UNIZO-medewerker die de ondernemer over de vloer krijgt wordt ook het vaste aanspreekpunt voor de ondernemer, zodat een persoonlijke dienstverlening gewaarborgd wordt. Alle UNIZOmedewerkers gaan op pad en beheren achteraf hun eigen portefeuille van bezochte ondernemers (ca. 30 per medewerker op jaarbasis). Daarnaast wordt binnen het team van UNIZO-Limburg ook voorzien in een UNIZO-relatiebeheerder (sinds mei 2015, met een verhoogd aantal bezoeken op jaarbasis) en een specifieke adviseur groeibedrijven (zie ook hieronder, sinds de zomer van 2014). Van maart 2014 tot en met juni 2015 kregen al 975 bedrijven een persoonlijk bezoek. De bezochte bedrijven kunnen tijdens en na het bezoek daarbij zowel rekenen op individuele begeleiding als op begeleiding in groep. Alle strategische uitdagingen in het groeiproces komen hierbij aan bod: financiering, strategie, HRM, innovatie, export, …. UNIZO werkt hiervoor samen met het Agentschap Ondernemen, LRM, VDAB, het Innovatiecentrum en het FIT. De bedrijven met concrete groeiplannen en -ervaringen kunnen instappen in een intensiever traject: -Hetzij door de UNIZO-adviseur groeibedrijven, op weg naar (externe) adviseurs (o.m. via Expert@Board, KMO-Adviesraad) en financieringsmogelijkheden. Hetzij in werkgroepen van groei-ondernemingen om de ervaringsuitwisseling en netwerking tussen Limburgse KMO’s onderling te versterken. Moeten er nog verdere stappen ondernomen worden? De persoonlijke bezoeken blijken een belangrijke meerwaarde voor zowel de ondernemingen als voor UNIZO als organisatie. Het traject dient verdergezet te worden om zoveel mogelijk bedrijven individueel te kunnen adviseren en ondersteunen. Voor de ‘ruwe diamanten’ met het meeste groeipotentieel is het belangrijk om aan netwerking en kruisbestuiving te werken, door ze in werkgroepen onder te brengen intensiever met het oog op een collectieve ondersteuning en kennisdeling.
**********
p:\unizo\studiedienst\word\nota\2015\johan\realisatiesbelangenbehartigingaug2014juli2015.docx — 28 blz — 14 september 2015 9:50