Wijzigingsplan
Multifunctionele Accommodatie, Terwolde
Gemeente Voorst
Datum: 26 juni 2013 Projectnummer: 120638 ID: NL.IMRO.0285.12103-OW00
INHOUD 1
Inleiding
3
1.1 1.2 1.3 1.4
Aanleiding Ligging en begrenzing plangebied Vigerend bestemmingsplan Opzet wijzigingsplan
3 3 5 6
2
Bestaande situatie
7
2.1 2.2 2.3
Kern Terwolde Omgeving plangebied Plangebied
7 7 8
3
Planbeschrijving
11
3.1
Toekomstige situatie
11
4
Uitvoerbaarheid
15
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
Beleid Voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid Milieuaspecten Water Flora en fauna Archeologie Verkeer en parkeren Economische uitvoerbaarheid
15 15 17 24 27 29 30 30
5
Juridische planopzet
31
6
Overleg en inspraak
32
Bijlagen
Bijlage 1: Verkennend bodemonderzoek Bijlage 2: Akoestisch onderzoek Bijlage 3: Onderzoek luchtkwaliteit Bijlage 4: Watertoets Bijlage 5: Quickscan flora en fauna Bijlage 6: Nader onderzoek flora en fauna PM Bijlage 7: Archeologisch onderzoek
Separate bijlagen Bijlage: Stedenbouwkundige randvoorwaarden Schoollocatie Terwolde Bijlage: Beeldambitiedocument Bijlage: Ruimtelijke concept
1 1.1
Inleiding Aanleiding Aan de Schoolstraat 2 in Terwolde is de openbare basisschool De Bongerd gevestigd. Dit is de enige basisschool in Terwolde. Het gebouw is verouderd en toe aan vervanging. Direct ten noorden van de basisschool is het dorpshuis van Terwolde gelegen, D' Olde Schole. In het dorpshuis zijn diverse verenigingen gevestigd, evenals de bibliotheek Brummen/Voorst en buitenschoolse opvang De Blokkentoren. Het dorpshuis maakt onderdeel uit van het beschermd dorpsgezicht van Terwolde en is in 2008 grondig opgeknapt. Tussen de school en het dorpshuis in is een gymzaal gesitueerd. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een multifunctionele accommodatie (MFA) in het plangebied, die plaats biedt aan het Educatief Centrum De Bongerd met een geïntegreerde dorpshuisfunctie. Hiervoor dient de bestaande basisschool geheel gesloopt te worden en daarna middels nieuwbouw in de MFA worden geïntegreerd. De gymzaal en kleedruimten blijven behouden en zullen een facelift krijgen. Het oude, oorspronkelijke deel van het dorpshuis blijft ook behouden. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken wordt gebruikt gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze in het bestemmingsplan Terwolde 2012 is opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk de bestemming ‘Maatschappelijk’ te wijzigen in de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Wonen' en 'Verkeers - Verblijfsgebied'. Binnen deze wijzigingsbevoegdheid is de ontwikkeling van de MFA mogelijk. Van de wijzigingsbevoegdheid om woningen in het plangebied te ontwikkelen wordt in dit deel van het wijzigingsgebied geen gebruik gemaakt. Om gebruik te mogen maken van de wijzigingsbevoegdheid, dient voldaan te worden aan een aantal voorwaarden. Onderhavig initiatief voldoet hieraan.
1.2
Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied bevindt zich centraal in de kern Terwolde. Aan de noordzijde grenst het plangebied aan de Vaassenseweg. De Kosterij is gelegen ten oosten van de locatie. In het zuiden grenst het gebied aan gronden waarop momenteel nog de bebouwing van de basisschool staat. Ten zuiden van deze bebouwing is de leuwland gelegen. De Schoolstraat begrenst de westzijde van onderhavige locatie. Op de navolgende afbeeldingen is de ligging en globale begrenzing van het plangebied aangegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is op de verbeelding van voorliggend wijzigingsplan weergegeven.
SAB
3
Globale ligging van het plangebied in de kern Terwolde
Globale begrenzing van het plangebied
SAB
bron: Google Earth, 2013
bron: Google Earth, 2013
4
1.3
Vigerend bestemmingsplan De vigerende juridisch-planologische situatie van het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan ‘Terwolde 2012’ van de gemeente Voorst. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 25 maart 2013 en treedt op PM in werking. Het plangebied heeft op grond van dit bestemmingsplan de bestemming ‘Maatschappelijk’ met de gebiedsaanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied'. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen voor wat betreft de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied' ten behoeve van de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Wonen' en 'Verkeers - Verblijfsgebied', onder de volgende voorwaarden: a. de bestemming 'Wonen' wordt uitsluitend toegekend aan de gronden grenzend aan Ieuwland, waarbij de overige gronden de bestemming 'Maatschappelijk' behouden; b. voor de bestemming 'Wonen' gelden voorts de volgende bepalingen: 1. de woningen worden gesitueerd aan en georiënteerd op Ieuwland; 2. het totale aantal woningen mag niet meer bedragen dan 7; 3. de afstand van de woningen tot het openbare gebied bedraagt minimaal 6 m; 4. de maximale goothoogte van de woningen bedraagt 3 m; 5. de maximale bouwhoogte van de woningen bedraagt 10 m; c. voor de bestemming 'Maatschappelijk' gelden voorts de volgende bepalingen: 1. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 50%; 2. de bestaande maatvoering en omvang van het Dorpshuis (Vaasenseweg 3) wordt gehandhaafd, met dien verstande dat een uitbreiding van de kapconstructie mogelijk is binnen de huidige bouwhoogte; 3. de maximale bouwhoogte van de bebouwing voor de zijde aan de Vaasenseweg, de Schoolstraat en De Kosterij bedraagt 4,5 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt in welk geval de bestaande bouwhoogte mag worden gehandhaafd; 4. de maximale goothoogte van de bebouwing gelegen centraal op het terrein mag niet meer dan 8 m bedragen; 5. de maximale bouwhoogte van de bebouwing gelegen centraal op het terrein mag niet meer dan 10 m bedragen; 6. de oppervlakte, goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 50 m², 3 m en 5 m; 7. de afstand van hoofdgebouwen tot de bestemming Wonen bedraagt minimaal 15 m; d. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in het openbare gebied. In geval parkeergelegenheid wordt gerealiseerd in het openbaar gebied worden de gronden gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Verkeersgebied'; e. er wordt voldaan aan de relevante wet- en regelgeving in elk geval op het gebied van bodem, geluid, externe veiligheid, archeologie, alsmede flora en fauna. Dit wijzigingsplan maakt de ontwikkeling van een multifunctionele accommodatie in het plangebied juridisch en planologisch mogelijk door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening. Met voorliggend wijzigingsplan wordt toepassing gegeven aan een deel van de wijzigingsbevoegdheid,
SAB
5
namelijk het deel dat betrekking heeft op de MFA. In paragraaf 3.1.1 wordt nader ingegaan op de toetsing aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. Op de navolgende afbeelding is een fragment van de verbeelding opgenomen. De ligging van het plangebied is aangeduid met een blauw kader.
Fragment verbeelding vigerend bestemmingsplan
1.4
Opzet wijzigingsplan Voorliggend wijzigingsplan bevat een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het wijzigingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd: na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie en toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de haalbaarheid van het plan getoetst aan de hand van thema’s als beleid, milieu, etc. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 5 bevat een beschrijving van de planopzet. Hierin worden de bepalingen in de regels nader uitgelegd. Ten slotte komen in het zesde hoofdstuk de resultaten van de procedure aan de orde.
SAB
6
2 2.1
Bestaande situatie Kern Terwolde Terwolde kent een rijke geschiedenis. De eerste vermelding van 'Ter Wolde' dateert uit 1295. Het dorp is gelegen op een hoge oeverwal, die een goede vestigingsplaats vormt. Rondom de kerk ontstond een clustering van bebouwing, maar ook verspreid in het landelijk gebied en langs de linten vindt bewoning plaats. Op de navolgende kaart van 1870 is deze gefragmenteerde opbouw van het dorp goed te zien. Geleidelijk groeien de clusters langs de linten naar elkaar toe, met name vanaf het einde van de 19e eeuw. Rondom de kerk ontstaat een vooroorlogs klein tuindorp. Vanaf 1950 vinden meer planmatige uitbreidingen plaats. In de jaren vijftig vindt de eerste planmatige woningbouw plaats ten westen van de kerk en aan de Schoolstraat. Veel aandacht was er voor de sociale woningbouw en dit resulteerde in kenmerkende arbeiderswoningen. In de jaren zestig en zeventig wordt het dorp aan de zuidwest- en oostkant verder uitgebreid. Deze worden als schillen rondom de kerk uitgelegd, waardoor een concentrische kern ontstaat. Ten zuiden van deze concentrische kern verdichten de linten zich geleidelijk aaneen.
Fragment Terwolde omtrent 1870
2.2 2.2.1
Omgeving plangebied Ruimtelijke structuur Terwolde ligt in het noorden van de gemeente Voorst tussen de IJssel en de lager gelegen Polder Nijbroek in. Het dorp ligt in een voornamelijk agrarisch gebied met op de stroomrug een uitloper van de landgoederenzone binnen de gemeente Voorst. De provinciale weg N792 verbindt het dorp met Twello/Deventer en met Vaassen en de rijksweg A50. Het dorpsgebied van Terwolde bestaat uit een compacte kern met ten zuiden hiervan een aaneenschakeling van lintbebouwing. Het dorpsgebied is sterk noord-zuid georiënteerd. Deze oriëntatie is grotendeels een gevolg van de noord-zuid lopende IJssel, Bandijk en Twelloseweg.
SAB
7
Aansluitend op de historische kern heeft in zuidelijke richting een aaneenschakeling van bebouwingsclusters tot één lint plaatsgevonden. De Twelloseweg vormt hiervan de ruggengraat. Kenmerkend voor de linten zijn de vrijstaande of halfvrijstaande bebouwing en de doorzichten naar het landschap. Een uitzondering hierop vormt het bedrijventerrein aan de westzijde van de weg net ten noorden van het Toevoerkanaal. Dit kanaal scheidt buurtschap De Wijk ruimtelijk gezien van het dorp Terwolde. Direct ten zuiden van het kanaal is molen De Ooievaar gelegen. Het bebouwingslint van De Wijk heeft een andere uitstraling en structuur dan de overige linten. Kenmerkende elementen voor dit buurtschap zijn de open ruimtes, flinke achtertuinen en lineaire beplanting. De nabije omgeving van het plangebied bevat waardevolle historische kenmerken en is als beschermd dorpsgericht aangewezen. Met name de Vaassenseweg ademt nog helemaal de oude sfeer van het dorp. Dit is een waardevol gegeven. De nabijheid van de kerk draagt hier in sterke mate aan bij. Recent is aan De Kosterij op een zorgvuldige wijze nieuwbouw gepleegd. De bebouwing bestaat uit 1 laag met een kap, waarbij aan de achterzijde een tweede laag zichtbaar is. De bebouwing aan het Ieuwland bestaat uit bescheiden seniorenwoning in 1 laag met kap. De bebouwing aan de Schoolstraat bestaat uit strokenbouw in de vorm van twee lagen met kap. Een dorpse manier van bouwen is een vereiste voor de ontwikkeling in het plangebied. 2.2.2
Functionele structuur Terwolde is een levendig dorp met een redelijk goed voorzieningenniveau. De belangrijkste basisvoorzieningen zijn in het dorp aanwezig, zoals een supermarkt, een dorpshuis, een dorpscafé, een bakker, een bankloket en een basisschool. Verder is er een peuterspeelzaal, een buitenschoolse kinderopvang en een kerk. In het dorp komen meerdere verenigingen voor, zoals een voetbalvereniging, een muziekvereniging, een crossvereniging en een zangvereniging. Ook is er een Vereniging Dorpsbelangen Terwolde. Het sportterrein Woldemarck en een kleine sporthal zijn de belangrijkste sportaccommodaties in het dorp. Sinds 2008 beschikt Terwolde over een modern gezondheidscentrum. Dit Gezondheidscentrum Terwolde (Het Groene Hart) waarborgt de eerstelijnszorg voor de inwoners in Terwolde en het omliggende buitengebied. In dit centrum zijn huisartsen, een fysiotherapiepraktijk, de thuiszorg en een uitdeelpost voor medicijnen gevestigd. De Rabobank houdt bovendien kantoor in dit complex.
2.3
Plangebied Het plangebied bestaat in de huidige situatie grotendeels uit verhard en bebouwd gebied. In het noordoosten van het plangebied is het dorpshuis gelegen. Deze bebouwing bestaat uit één bouwlaag en wordt afgedekt met twee zadeldaken. Aan westelijke zijde van het dorpshuis is de sporthal gesitueerd. Ten zuiden van de sporthal is de bestaande bebouwing van de basisschool De Bongerd aanwezig. De bebouwing van de sporthal en de basisschool bestaan uit één bouwlaag en worden afgedekt met een plat dak. De sporthal heeft met 7 m een hogere bouwhoogte dan de overige bebouwing in het plangebied. De navolgende afbeeldingen geven een impressie van de bestaande situatie in het plangebied.
SAB
8
Aanzicht schoolplein en bebouwing basisschool (afbeelding links) en dorpshuis (afbeelding rechts)
Aanzicht sporthal (afbeelding links) en deel bebouwing basisschool (afbeelding rechts)
Aanzicht dorpshuis zijde Vaassenseweg
SAB
9
Het dorpshuis heeft een bijzondere kwaliteit en moet in de nieuwe plannen op een zorgvuldige manier worden geïntegreerd. Op de locatie bevindt zich eveneens het bestaande schoolgebouw welke in de nieuwe situatie wordt vervangen. De locatie grenst aan en maakt gedeeltelijk deel uit (dorpshuis) van het beschermd dorpsgezicht.
SAB
10
3 3.1 3.1.1
Planbeschrijving Toekomstige situatie Algemeen Het plan bestaat uit de ontwikkeling van een multifunctionele accommodatie (MFA). De bestaande basisschool zal geheel worden gesloopt en daarna middels nieuwbouw in de MFA worden geïntegreerd. Uitgangspunt is dat integratie met het bestaande gymnastieklokaal plaatsvindt. Het bestaande Dorpshuis wordt gebruikt als schoolgebouw en de dorpshuisfunctie in de accommodatie wordt gerealiseerd door middel van medegebruik. Voor het dorpshuis geldt bovendien dat dit onderdeel is van het beschermd dorpsgezicht. De nieuwbouw is voorzien in het noorden van het plangebied tussen en ten zuiden van het dorpshuis en de sporthal. De bouw- en gebruiksmogelijkheden sluiten in voorliggend plan aan op de wijzigingsbevoegdheid, artikel 11.3, uit het geldende bestemmingsplan ‘Terwolde 2012’. De maximale bouwhoogte van de toekomstige bebouwing bedraagt 7 m.
3.1.2
Stedenbouwkundige ambities Ten aanzien van een aantal thema’s zijn door de initiatiefnemer in overleg met de gemeente Voorst stedenbouwkundige ambities voor het plan opgesteld. In de navolgende paragrafen zijn de thema’s ‘Dorps’, ‘Vormgeving’ en ‘Evenwicht’ nader uitgewerkt. A. Thema: Dorps Het complex moet passen in de dorpse omgeving van Terwolde, rekening houdend met de kenmerken van het beschermd dorpsgezicht. Het zal zich harmonieus moeten voegen in het omgevingsbeeld, zonder dat het zichzelf en zijn functie verloochent. Naar de buitenranden toe is "aansluiten" op de omgeving belangrijker. Naar ‘binnen’ toe is meer ‘eigenheid’ mogelijk. Daarbij wordt in ieder geval, in relatie tot de inpassing in de omgeving en het ontwerp op zichzelf, op de volgende aspecten gelet: 1. massa(vorm), maat & schaal Het ontwerp moet qua massaopbouw en vorm passen in de omgeving, waarbij een té geforceerde geleding vermeden moet worden. De directe omgeving kenmerkt zich door echte kappen: voornamelijk zadel- en schilddaken. Dakhelling is tussen 35 en 55 graden en dakvlakken zijn grotendeels ongeschonden. Daar waar kappen worden gebruikt voor gebruiksfuncties zal het karakter van een kap moeten worden gerespecteerd: echte kappen dus. 2. korrelgrootte en hoogte Zie Stedenbouwkundige randvoorwaarden Schoollocatie Terwolde (separate bijlage). 3. materiaal & kleur Materiaal en kleur moeten bijdragen aan de inpassing van het complex in de omgeving. Materiaal en kleur ondersteunen of versterken het ontwerpconcept, de massaopbouw en de vormgeving. Dat betekent: gevels voornamelijk in baksteen. In hoofd-
SAB
11
zaak materiaaleigen kleuren en texturen toepassen. Voornamelijk traditionele en natuurlijk materialen en kleuren gebruiken, bij voorkeur op eigentijdse wijze toegepast. 4. detaillering De historische omgeving kenmerkt zich door zorgvuldige, ambachtelijk detaillering. Veel detail, maar toch sober. Gevraagd: Eigentijdse verbeelding of toepassing van traditionele details. B. Thema: Vormgeving 1. architectuur Er wordt geen specifieke architectuurstijl voorgeschreven, maar puur "historiserend" ligt hier minder voor de hand. In het architectonische ontwerp zijn de aspecten, zoals benoemd in onderdeel A, eveneens van belang. 2. aanvullende aspecten die bij de beoordeling zullen meewegen: - zonweringen in het ontwerp meenemen, bij voorkeur bouwkundig integreren; - installatietechniek in het ontwerp meenemen, bouwkundig integreren; - aandacht voor het dak (suggestie: sedumdak); - karakter van het huidige dorpshuis behouden (incl. kap); - grote metselwerkvlakken verfijnen/verzachten (suggestie: textuurvlakken in metselwerk). C. Thema: Evenwicht De ontwerpopgave roept een aantal ontwerpthema's op die (schijnbare) tegenstellingen in zich dragen. Het ontwerp brengt hier evenwicht in. 1. eenheid van het complex <=> kleinschaligheid Het complex kent met de school, de sporthal en een dorpshuisfunctie vrij grootschalige functies die veel ruimte vragen. Het karakter van het centrum van Terwolde, alsmede het gebouw “D’ Olde Schole” is echter kleinschalig en intiem. De uitdaging is om het complex een eenheid te laten zijn, waarbij het complex niet overheerst in de omgeving. 2. eigentijds <=> geworteld in (cultuur)historie Het complex sluit aan bij de omgeving door weinig/niet afwijkend en traditioneel materiaal- en kleurgebruik. Het complex is van deze tijd door de wijze waarop het materiaal wordt gedetailleerd en toegepast en de architectonische ‘vormentaal’. 3. eenheid/samenhang in beeld <=> eigenheid gebruikers De school en het dorpshuis hebben ieder een eigen karakter. Heb zowel oog voor de samenhang en multifunctionaliteit in het gebouw, als de eigen identiteit van de gebruikers. 4. herkenbaarheid gebruikers <=> flexibiliteit De mogelijkheid om met ruimtes te schuiven, van de ene gebruiker naar de andere, kan de toekomstige flexibiliteit enorm vergroten. Dat kan strijdig zijn met de wens om gebruikers/functies enigszins herkenbaar te vertalen naar volumes.
SAB
12
5. identiteiten: Hoe wordt omgegaan met de verschillende identiteiten van omgeving, gebruikers en functies: Historisch Terwolde – dorpshuis(functie) - school – gymzaal. 3.1.3
Ruimtelijk concept Voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied is in navolging op de stedenbouwkundige ambities een ruimtelijk concept opgesteld. Voor de MFA is een programma van eisen tot stand gebracht, waarin is vastgelegd welke functies in de MFA een plek dienen te krijgen. Ook is per functie de ruimtebehoefte geraamd. Ten slotte is in het programma van eisen beschreven op welke wijze de afzonderlijke ruimten in de MFA aan elkaar worden gerelateerd. Dit is vastgelegd in een relatieschema. De nieuwbouw wordt aanbesteed als een ‘design & build’ tender, waarop door architect-aannemer combinaties kan worden ingetekend. Ten behoeve van deze aanbesteding is een ruimtelijke doorvertaling gemaakt van het programma van eisen. Het ruimtelijk concept is niet bedoeld als ontwerp, maar beoogt de mogelijkheden te verkennen om het programma van eisen te realiseren, gegeven de te handhaven bebouwing en de kenmerken van de ontwikkellocatie. Het startpunt voor de verkenning is de bestaande bebouwing en het relatieschema uit het programma van eisen. Uit de verkenning komt naar voren dat circa 1.010 m² nieuwbouw gepleegd dient te worden en hiervan zal een gedeelte in twee bouwlagen gerealiseerd worden. Dit betekent dat circa 900 m² van de footprint bestaat uit nieuwbouw. De bestaande bebouwing binnen het bouwvlak heeft een oppervlakte van circa 590 m². Het bouwvlak heeft een oppervlakte van circa 1.890 m². Dit betekent dat circa 400 m² van het bouwvlak niet bebouwd zal worden. Het ruimtelijk concept is bijgevoegd als separate bijlage aan voorliggend wijzigingsplan.
3.1.4
Dit wijzigingsplan Op basis van het ruimtelijk concept is een maximale footprint voor de nieuwbouw opgesteld. Bij de vertaling van het ruimtelijke concept naar een footprint en noodzakelijke maximale goot- en bouwhoogte is naar voren gekomen dat geen gebruik gemaakt hoeft te worden van de maximale bouwmogelijkheden die de wijzigingsbevoegdheid biedt. Zo is de maximale bouwhoogte voor de nieuwbouw in het middendeel 7 m en aan de randen 4,5 m. De afstand van de nieuwbouw tot de omliggende woningen bedraagt minimaal 15 m. De bouwmogelijkheden zijn daarbij verder afgestemd op de wijzigingsbevoegdheid (artikel 11.3) uit het moederplan ‘Terwolde 2012’. In het moederplan is vastgelegd dat het bestemmingsvlak voor maximaal 50% mag worden bebouwd. Het bouwvlak heeft een oppervlakte van circa 1.890 m² en het bestemmingsvlak heeft een oppervlakte van circa 4.240 m². Hiermee wordt voldaan aan de bepaling dat maximaal 50% van het bestemmingsvlak mag worden bebouwd. Binnen deze kaders is het bouwvlak opgenomen. Gezien de verkenning in het ruimtelijk concept zal het bouwvlak niet geheel benut worden. Dit biedt enige flexibiliteit in het plan. Een bouwplan wordt na vaststelling van voorliggend wijzigingsplan opgesteld. Op de navolgende afbeelding is met een rood vlak aangeduid waar in de toekomstige situatie de bebouwing is toegestaan.
SAB
13
Weergave situering maximale toekomstige bebouwing in het plangebied
SAB
14
4 4.1
Uitvoerbaarheid Beleid In voorliggend plan wordt gebruik gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid in het vigerende bestemmingsplan ‘Terwolde 2012’. Aan de wijzigingsvoorwaarden uit het bestemmingsplan wordt in paragraaf 3.1.1 getoetst. Het plan wordt in overeenstemming geacht met het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijke beleid, aangezien onderhavige wijzigingsbevoegdheid hier reeds aan is getoetst.
4.2 4.2.1
Voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid Voorwaarden en toetsing Bij voorliggend plan wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in het vigerend bestemmingsplan “Terwolde 2012”. In de wijzigingsbevoegdheid worden voorwaarden genoemd waaraan moet worden getoetst. De wijzigingsbevoegdheid voor functieverandering naar werken is opgenomen in artikel 11.3. In het navolgende is artikel 11.3 weergegeven, waarbij na elke voorwaarde toetsing plaats vindt. De tekst met betrekking tot de toetsing is cursief weergegeven. a. de bestemming 'Wonen' wordt uitsluitend toegekend aan de gronden grenzend aan Ieuwland, waarbij de overige gronden de bestemming 'Maatschappelijk' behouden; Deze bepaling is niet van toepassing op dit plan, omdat geen woningbouw in het plangebied is voorzien. b. voor de bestemming 'Wonen' gelden voorts de volgende bepalingen: 1. de woningen worden gesitueerd aan en georiënteerd op leuwland; 2. het totale aantal woningen mag niet meer bedragen dan 7; 3. de afstand van de woningen tot het openbare gebied bedraagt minimaal 6 m; 4. de maximale goothoogte van de woningen bedraagt 3 m; 5. de maximale bouwhoogte van de woningen bedraagt 10 m; Deze bepaling is niet van toepassing op dit plan, omdat geen woningbouw in het plangebied is voorzien. c.
voor de bestemming 'Maatschappelijk' gelden voorts de volgende bepalingen: 1. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 50%; Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen die een oppervlakte heeft (1.890 m²) die minder dan 50% van het oppervlakte van het bestemmingsvlak bedraagt (4.240 m²). Het maximale bebouwingspercentage kan hiermee niet worden overschreden. 2. de bestaande maatvoering en omvang van het Dorpshuis (Vaasenseweg 3) wordt gehandhaafd, met dien verstande dat een uitbreiding van de kapconstructie mogelijk is binnen de huidige bouwhoogte; De voorgenomen ontwikkeling voorziet niet in een uitbreiding van de bestaande bebouwing van het Dorpshuis waarbij de maatvoering en omvang wijzigt.
SAB
15
3. de maximale bouwhoogte van de bebouwing voor de zijde aan de Vaasenseweg, de Schoolstraat en De Kosterij bedraagt 4,5 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt in welk geval de bestaande bouwhoogte mag worden gehandhaafd; Op de verbeelding is ter plaatse van de beoogde nieuwbouw aan de zijde van de Schoolstraat en De Kosterij een maximale goot- en bouwhoogte opgenomen van 4,5 m. Ter plaatse van de bestaande bebouwing is de bestaande goot- en bouwhoogte opgenomen op de verbeelding. 4. de maximale goothoogte van de bebouwing gelegen centraal op het terrein mag niet meer dan 8 m bedragen; 5. de maximale bouwhoogte van de bebouwing gelegen centraal op het terrein mag niet meer dan 10 m bedragen; Op de verbeelding is ter plaatse van de bebouwing die centraal is gelegen op het terrein een maximale goot- en bouwhoogte opgenomen van 7 m. 6. de oppervlakte, goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 50 m², 3 m en 5 m; In de regels van voorliggend wijzigingsplan zijn deze oppervlaktematen, goot- en bouwhoogte van toepassing verklaart. 7. de afstand van hoofdgebouwen tot de bestemming ‘Wonen’ bedraagt minimaal 15 m; Aan alle zijden van het plangebied waar nieuwbouw is voorzien is het bouwvlak gelegen op minimaal 15 m van de omliggende woonpercelen en de beoogde woningen aan de leuwland. d. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in het openbare gebied. In geval parkeergelegenheid wordt gerealiseerd in het openbaar gebied worden de gronden gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Verkeersgebied'; Uit de paragraaf verkeer en parkeren (paragraaf 3.7) blijkt dat de uitvoering van het plan niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling, dan wel een onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking. e. er wordt voldaan aan de relevante wet- en regelgeving in elk geval op het gebied van bodem, geluid, externe veiligheid, archeologie, alsmede flora en fauna. In de paragrafen 3.3 tot en met 3.6 zijn de resultaten van de haalbaarheidsonderzoeken samengevat. Hieruit blijkt dat de aspecten bodem, geluid, externe veiligheid, archeologie, alsmede flora en fauna geen belemmering opleveren voor de uitvoerbaarheid van het plan. 4.2.2
Conclusie Het plan voldoet aan de voorwaarden die gesteld zijn aan de wijzigingsbevoegdheid van het moederplan.
SAB
16
4.3 4.3.1
Milieuaspecten Bodem Algemeen Voordat een wijzigingsplan kan worden vastgesteld, dient te worden aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Onderzoek Door Rouwmaat Groep is in december 2012 een verkennend bodemonderzoek uitge1 voerd . De resultaten van het verkennend bodemonderzoek zijn in de navolgende alinea’s samengevat. Het onderzoek is bijgevoegd als bijlage aan voorliggend wijzigingsplan. De gehele locatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd. Bij het vooronderzoek zijn geen gegevens naar voren gekomen die kunnen duiden op de aanwezigheid van asbest op of in de bodem van de onderzoekslocatie. Teneinde een uitspraak te kunnen doen over de concentratie aan asbest kan een asbestonderzoek uitgevoerd worden conform de NEN 5707 (bodem) en/of NEN 5897 (granulaten). Asbest is in dit onderzoek verder niet beschouwd. De bovengrond bestaat overwegend uit donkerbruin, matig fijn zand afgewisseld met platselijk een kleilaag. Vanaf een diepte van circa 1,8 m-mv bestaat de bodem uit klei. Tijdens de monstername bedroeg de grondwaterstand 250 cm-mv voor peilbuis 1. Tijdens de veldwerkzaamheden is gelet op het voorkomen van asbest. Visueel is op de bodem en in het opgeboorde materiaal geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Zintuiglijk zijn er geen afwijkingen waargenomen. Op basis van de analyseresultaten kan geconcludeerd worden dat: (a) de grond plaatselijk licht verontreinigd is met Lood en Nikkel; (b) het grondwater licht verontreinigd is met Barium. Het is bekend dat in de bodem en het grondwater zware metalen in fluctuerende gehalten kunnen voorkomen, zowel door natuurlijke bronnen als door menselijke activiteiten veroorzaakt (vermesting). De gehalten betreffen dan (natuurlijke) achtergrondwaarden. De hypothese "De gehele locatie is onverdacht" dient grotendeels aangenomen te worden. Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar voor het toekomstige gebruik van het terrein. Een eventuele verontreiniging met olie afkomstig van het naastgelegen perceel is niet aangetroffen. Eventueel vrijkomende grond kan niet zondermeer in het grondverkeer worden opgenomen. Mocht de grond naar elders worden getransporteerd, dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden die voor de betreffende stort- c.q. hergebruikslocatie gelden. Deze zijn geformuleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen. Mocht grondwater onttrokken worden t.b.v. bemaling, dient bekeken te 1
Rouwmaat Groep bv (17 december 2012) Verkennend bodemonderzoek Schoolstraat 2 te Terwolde.
SAB
17
worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt. Ondanks de zorgvuldigheid waarmee het onderzoek is uitgevoerd, is het altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt. Conclusie Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief. 4.3.2
Geluid Algemeen In de Wet geluidhinder (Wgh) staat dat voor een bestemmingsplan inzichtelijk moet worden gemaakt welke geluidsbronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere gevoelige bestemmingen. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Voor het plangebied geldt dat het alleen in de invloedsfeer van wegverkeerslawaai is gelegen. Om deze reden wordt industrielawaai en spoorweglawaai in deze toelichting 2 niet verder uitgewerkt. SAB heeft in januari 2013 een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai. Het onderzoek is bijgevoegd als bijlage aan voorliggend wijzigingsplan. Onderzoek Uit dit onderzoek blijkt dat het gehele plangebied (en daarmee ook het MFA) buiten de 48 dB-contour, vrije-veldsituatie, van de S. Schotanusstraat (N792) liggen. De geluidsbelastingen zullen daardoor 48 dB of minder bedragen op de gevel van het MFA. Hiermee voldoet de school in het MFA aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, ex artikel 82 van de Wgh. De school ligt hierdoor akoestisch gunstig geprojecteerd. Er zijn in het kader van de Wgh geen nadere acties nodig om het MFA te realiseren. Conclusie Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief.
4.3.3
Luchtkwaliteit Algemeen De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO 2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft 2
SAB (25 januari 2013) Akoestisch onderzoek Schoolstraat 2 te Terwolde.
SAB
18
Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio’s om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio’s waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO 2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het plan tot maximaal 1,2 ųg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het plan ‘niet in betekende mate’ bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein. Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwsvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico’s optreden. Onderzoek 3 Door SAB is in februari 2013 een onderzoek luchtkwaliteit uitgevoerd . Dit onderzoek is bijgevoegd als bijlage aan voorliggend wijzigingsplan. De navolgende alinea’s omvatten de conclusies uit het onderzoek. Uit de berekening met de NIBM-tool blijkt dat de planbijdrage van de gehele ontwikkeling kleiner is de NIBM-grens van 1,2 ųg/m³, daardoor zal het plan ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een toetsing aan de grenswaarden is op basis van de Wm niet noodzakelijk, aan gezien het plan NIBM is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt inzichtelijk gemaakt of er sprake van een dreigende grenswaarde overschrijding. Uit de monitoringstool blijkt dat de concentraties voor fijn stof (PM 10) maximaal 22,9 ųg/m³ en stikstofdioxide (NO2) maximaal 18,1 ųg/m³ in 2011 bedraagt aan de rand van de Schotanusstraat (N792). Als bijlage zijn de grafische weergaven van de concentraties PM10 en NO2 voor het jaar 2011 weergegeven uit de monitoringstool. Aan gezien 3
SAB (4 februari 2013), onderzoek luchtkwaliteit MFA Terwolde, projectnummer: 120638.
SAB
19
de wegen rondom de school rustiger zijn dan de Schotanusstraat zijn op deze locatie lagere concentraties fijn stof en stikstofdioxide te verwachten. De concentraties luchtverontreinigende stoffen liggen hiermee onder de grenswaarden van 40 ųg/m³. Deze grenswaarden zijn op Europees niveau vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico’s. Tevens geven de uitkomsten uit de monitoringstool aan dat de concentraties van de luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2015 en 2020 in het plangebied verder afnemen. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico’s. Conclusie Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het onderhavige initiatief. 4.3.4
Bedrijven en milieuzonering Algemeen Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu mogelijk kan worden gemaakt. Hierbij moet rekening worden gehouden met omliggende functies met een milieuzone. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van een nieuwe gevoelige functie. Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies is 4 de VNG publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’ als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat onder andere om de volgende omgevings- en gebiedstypen: ‘rustige woonwijk’, ‘rustig buitengebied’ en ‘gemengd gebied’. In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningen, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één stap worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf het op de verbeelding aangeduide deel voor de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies gelegen buiten betreffend perceel. Toetsing Het plangebied kan, gezien de omliggende functies en het feit dat het plangebied voorheen reeds een school, dorpshuis en gymzaal herbergde, worden aangemerkt als een 'gemengd gebied'.
4
VNG publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’, 2009.
SAB
20
Milieuhinderveroorzakende functies in het plangebied Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' kan de MFA, gezien de beoogde functies, worden gecategoriseerd als 'Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs' en 'Buurt- en clubhuizen'. De VNG-brochure geeft de volgende minimaal aanbevolen richtafstanden aan voor deze functies: Type inrichting Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs Buurt- en clubhuizen
Geur 0
Stof 0
Geluid 30
Gevaar 0
0
0
30
0
De maximale richtafstand, die volgt uit de VNG-brochure, voor voorliggend initiatief bedraagt 30 m voor het aspect geluid. Deze afstand kan, in verband met de ligging in een gemengd gebied, worden teruggebracht tot 10 m. Binnen deze zone van 10 m liggen geen voor milieuhinder gevoelige functies. Milieuhinderveroorzakende functies in de omgeving van het plangebied Naast voorgenoemde toetsing moet onderzocht worden of de functies in het plangebied hinder ondervinden van hinderveroorzakende functies in de omgeving van het plangebied. In de nabije omgeving van het plangebied zijn verschillende functies en bedrijven gelegen. De richtafstanden vallen echter niet over het plangebied.
Conclusie Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling. 4.3.5
Externe veiligheid Algemeen Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit ex-
SAB
21
terne veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPGtankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt. Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd. Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt. Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg) Voor de beoordeling van de risico’s vanwege transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Op dit moment wordt echter gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving te weten Wet Basisnet en Besluit transport gevaarlijke stoffen, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet. Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen Voor de beoordeling van de risico’s van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen. Beleidsvisie externe Veiligheid van de gemeente Voorst In december 2010 is de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de bedrijventerreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risico-
SAB
22
bedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de bedrijventerreinen. Als voorwaarde geldt wel dat -6 de PR 10 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het bedrijventerrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde. In de beleidsvisie is tevens vastgelegd dat wanneer bijzonder kwetsbare objecten (objecten met verminderd zelfredzame personen zoals scholen en zorginstellingen) mogelijk worden gemaakt binnen het invloedsgebied van een risicobron de besluitvorming op dit punt expliciet bij de gemeenteraad en het college van B&W wordt voorgelegd. Onderzoek Stationaire bronnen Uit navolgende risicokaart van de provincie Gelderland blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen risicobronnen zijn gelegen. Het plangebied is niet geprojecteerd -6 binnen de 10 contour voor het plaatsgebonden risico. Het gestelde in artikel 5, eerste lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen verzet zich niet tegen het plan.
Uitsnede risicoatlas provincie Gelderland
bron: risicokaart.nl, 2013
Mobiele bronnen Rondom het plangebied is een aantal lokale wegen gelegen. Deze wegen worden beperkt gebruikt voor vervoer van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld voor bevoorrading van de nabij gelegen bedrijven). Binnen 200 meter van het plangebied zijn geen wegen liggen die zijn aangewezen als route voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg levert thans dan ook geen veiligheidsknelpunten op. De normen voor het plaatsgebonden risico en/of groepsrisico worden, door vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, ter plaatse van het plangebied dan ook niet overschreden. Er zijn verder geen aanwijzingen dat het weggebruik van de wegen in de omgeving van het plangebied invloed hebben op het groepsrisico en de
SAB
23
bestrijdbaarheid en beheersbaarheid van risico’s en de zelfredzaamheid van individuen in de omgeving bij uitvoering van het plan. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van spoorwegen of bevaarbaar water (meer dan 200 m). Deze aspecten hoeven dan ook niet nader te worden beoordeeld. Nabij het plangebied liggen geen bovengrondse hoogspanningsleiding. Het stralingseffect hoeft dan ook niet verder beoordeeld te worden. Daarnaast is bij het raadplegen van de risicokaart van de provincie Gelderland gebleken dat er geen hogedrukaardgasleiding nabij het plangebied ligt. Conclusie Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief.
4.4 4.4.1
Water Nationaal Waterplan In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het plangebied ligt in het gebied ‘Hoog Nederland’. Hoog Nederland omvat grofweg de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. De belangrijkste wateropgaven voor dit gebied zijn watertekort, grondwater, wateroverlast en grondwaterkwaliteit.
4.4.2
Waterplan Gelderland 2010-2015 Het Waterplan bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 1 januari 2010 in werking getreden. In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.
SAB
24
4.4.3
Waterbeheerplan 2010-2015 Het algemeen bestuur van Waterschap Vallei en Veluwe heeft op 25 november 2009 het Waterbeheerplan 2010-2015 vastgesteld en Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland hebben dit plan goedgekeurd bij besluit van 17 december 2009. Een belangrijk uitgangspunt in het beleid is het principe van niet afwentelen. Kort gezegd betekent dit dat met het oplossen van het ene probleem, geen nieuw probleem mag ontstaan. Dit geldt voor het waterbeleid én voor de daarmee samenhangende kosten. Indien nodig zal Waterschap Veluwe (regen)water zo veel mogelijk bovenstrooms vasthouden, vervolgens (tijdelijk) bergen in zogenaamde retentiegebieden en pas daarna afvoeren naar elders. Bij de uitwerking van dit voornemen wil het Waterschap duurzaam omgaan met het watersysteem. Concreet betekent dit dat waterlopen breder en minder diep gemaakt worden, flexibel peilbeheer of het laten meanderen (slingeren) van watergangen. Ook is het beter regen-, grond- en oppervlaktewater schoon te houden, dan het later te moeten zuiveren. Maatregelen om schone en vuile waterstromen te scheiden hebben daarom de voorkeur. Bij daken en wegen kan gedacht worden aan het loskoppelen van de regenwaterafvoer van het rioleringsysteem. Eén van de belangrijkste taken van Waterschap Vallei en Veluwe is het beschermen van het beheersgebied tegen hoogwater. Hoogwater mag niet afgewenteld worden op aangrenzende waterschappen of de IJssel en de randmeren. Het Waterschap zorgt dan ook voor veilige dijken waarbij de cultuurhistorie en natuurwaarden niet uit het oog worden verloren.
4.4.4
Waterplan Voorst 2009-2015 Tijdens de raadsvergadering van maandag 19 oktober 2009 heeft de raad van Voorst het Waterplan Voorst vastgesteld. Het Waterplan Voorst is opgesteld in samenwerking met Waterschap Vallei en Veluwe (voorheen Waterschap Veluwe) en gaat in op al het water in de gemeente, het water in de sloot, de regen, het rioolwater, het grondwater etc. Het Waterplan Voorst beschrijft het gezamenlijke beleid en visie die de gemeente en het waterschap de komende jaren ten aanzien van water gaan voeren. Het bestaande beleid, de regionale en gemeentelijke visies en de kansen en knelpunten vormen de basis voor de opgestelde watervisie. In het waterplan zijn ambities en einddoelen gegeven voor de periode tot 2015 en tot 2030. De korte termijn visie is gekoppeld aan een maatregelenplan. De maatregelen zijn verdeeld in projecten die gekoppeld zijn aan zes watergerelateerde thema’s. De maatregelen zijn deels een inventarisatie van de lopende projecten, deels “op stapel staande” projecten en deels nieuwe projecten. Voor elke maatregel is een zogenaamde factsheet opgesteld waarin onder andere de planning, projecttrekker (gemeente, waterschap, overig) staat weergeven en welke kosten gemoeid zijn voor de maatregel. Er zijn twee typen maatregelen: onderzoeksmaatregelen en uitvoeringsmaatregelen. Toetsing aan het Waterplan 2009-2015 levert geen belemmering voor het plangebied.
SAB
25
4.4.5
Situatie plangebied – watertoets Door DHV is in mei 2013 een watertoets voor het plangebied uitgevoerd. In de navolgende paragrafen zijn de resultaten van de watertoets samengevat. De watertoets is bijgevoegd als bijlage aan voorliggend wijzigingsplan. Huidige afwatering en riolering In de huidige situatie is vuilwater en hemelwater op het gemengde riool aangesloten. Binnenkort wordt de riolering in de Vaassenseweg aangepast en wordt er een regenwaterriool bijgelegd. Ter hoogte van de school wordt een aantal RWA-uitleggers aangebracht waar de school op aan kan sluiten. In De Kosterij ligt gescheiden riolering (rond 400 pvc) waarvan de berging onder de parkeerplaats ligt (kratten), deze dient in stand gehouden te blijven (zie bijlage 1 voor locatie parkeerplaats). Eventueel kan er een overloop van een infiltratievoorziening van bijvoorbeeld de school op de HWAriolering van De Kosterij gemaakt worden. Bodemopbouw In het plangebied is een milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 1 voor de boorprofielen. Hieruit blijkt dat de bovengrond bestaat uit matig fijn zand met plaatselijk een kleilaag. Vanaf ca. 1,5 a 1,8 meter beneden het maaiveld bestaat de bodem uit klei. Er is een boring dieper doorgezet tot 5 meter beneden het maaiveld. Daaruit blijkt dat het pleistocene zand op 4,5 meter beneden het maaiveld begint. Grondwater en ontwatering De gemeente beschikt over 2 meerjarige meetreeksen in de nabijheid van het projectgebied, zie bijlage 2. Een peilbuis staat bij het toegangshek van sportclub Terwolde, hier is gemeten vanaf 1989 en de afstand tot het plangebied is ca. 280 meter. De andere staat bij café Dorpszicht, Dorpsstraat 59, deze meting is medio 2007 gestart en de afstand tot het plangebied is ca. 230 meter. Uit deze metingen blijkt dat de grondwaterstanden jaarlijks variëren met 1 a 2 meter. De representatief hoogste grondwaterstand ligt bij het sportpark op 4,1 m +NAP (0,8 m -mv) en bij café Dorpszicht op 3,8 m +NAP (1,0 m -mv). De representatief hoogste grondwaterstand wordt waarschijnlijk sterk beïnvloed door de waterstand in en de afstand tot de IJssel. De representatief hoogste grondwaterstand in het plangebied is waarschijnlijk vergelijkbaar met die van de peilbuizen, omdat het plangebied ongeveer net zo ver van de IJssel ligt als de locaties waar de peilbuizen staan. De wateratlas van Provincie Gelderland geeft de volgende informatie over grondwater: De gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) is 1,15 - 1,5 m -mv; De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) is 2,05 - 2,4 m -mv; De gemiddelde voorjaars grondwaterstand (GVG) is 1,3 - 1,7 m -mv. Tijdens het milieukundig bodemonderzoek in december 2012 stond het grondwater 2,5 m beneden het maaiveld. Deze momentopname van de grondwaterstand geeft aan dat de grondwaterstanden waarschijnlijk lager zijn dan volgens de wateratlas van Provincie Gelderland. De bodemkaart geeft grondwatertrap VII weer in het plangebied. Dit betekent dat de GHG meer dan 0,8 meter beneden maaiveld ligt en de GLG dieper dan 1,8 meter beneden maaiveld. De ontwateringseis voor nieuwbouw is minimaal 1,0 m beneden vloerpeil. Op basis van de beschikbare gegevens is de verwachting dat zonder aanvullende maatregelen in het plangebied aan deze ontwateringseis wordt voldaan. De huidige ontwatering in het plangebied kan niet vastgesteld worden
SAB
26
op basis van metingen in het plangebied. Op basis van de beschikbare gegevens lijkt de GHG op ca. 1,0 meter beneden het maaiveld te liggen en aangezien de vloerpeilen van de gebouwen nog wat hoger dan maaiveld zullen komen, wordt zonder aanvullende maatregelen voldaan aan de ontwateringseis. Omgang met hemelwater Het huidige verhard oppervlak van het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel. In de nieuwe situatie zal hemelwater en afvalwater gescheiden aangeboden moeten worden. Proces De in de memo genoemde punten uit het (huidige) hemelwaterbeleid zijn afgestemd met de gemeente. Het gemeentelijk beleid is op deze ontwikkeling van toepassing, het beleid van het waterschap niet direct, omdat er niet geloosd wordt op oppervlaktewater. 4.4.6
Conclusie Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
4.5 4.5.1
Flora en fauna Algemeen Bij ruimtelijke ingrepen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied in het kader van bijvoorbeeld de Natura 2000. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Door SAB is in januari 2013 een quickscan flora en fauna 5 uitgevoerd . In de navolgende paragrafen is een samenvatting van de resultaten uit dit onderzoek opgenomen.
4.5.2
Gebiedsbescherming In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) dient er getoetst te worden of de beoogde ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op de beschermde gebieden. Het plangebied ligt op 450 afstand van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel, dat ook aangewezen is als EHS. Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Terwolde. Dit betekent dat tussen het plangebied bebouwing en wegen aanwezig zijn. Deze elementen hebben al een verstorend effect en schermen een eventueel effect afkomstig van het plangebied af. Om bovenstaande redenen is het onwaarschijnlijk dat de ontwikkelingen in het plangebied leiden tot aantasting van instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Tevens leiden de plannen niet tot aantasting van de kernkwaliteiten van de EHS.
5
SAB (18 januari 2013), Quickscan flora en fauna Schoolstraat 2 te Terwolde, projectnummer: 120638.
SAB
27
4.5.3
Soortenbescherming De meeste van de in het plangebied voorkomende soorten zijn beschermd en vallen onder het lichte beschermingsregime van de Flora- en faunawet. Hiervoor geldt dat aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen op basis van een algehele vrijstelling mogelijk is, zonder dat er sprake is van procedurele consequenties. Dit betekent dat voor deze soorten de werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden zonder ontheffing. Uit de quick scan is gebleken dat de te slopen bebouwing geschikt zijn als verblijfplaats voor vleermuizen en de Gierzwaluw. Met het slopen van de bebouwing zijn negatieve effecten op ontheffingsplichtige vleermuizen en Gierzwaluw niet op voorhand uit te sluiten. Voor deze soorten geldt, bij aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen, een ontheffingplicht in het kader van de Flora- en faunawet. Het gebruik van het plangebied door deze soorten kan door middel van nader onderzoek in beeld worden gebracht zodat het werkelijke effect van de ingreep op (het leefgebied van) daadwerkelijk aanwezige soorten kan worden bepaald. Pas dan kan worden bepaald of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk is. Onderzoeksperiode voor vleermuizen loopt van globaal eind mei – medio juli (kraamverblijven) en van medio augustus tot eind september (paarverblijven). Het onderzoek naar de Gierzwaluw kan gelijktijdig plaatsvinden met het onderzoek naar vleermuizen. Omdat de sloop van de bebouwing in het plangebied is voorzien na het uitvoeren van het nader onderzoek kunnen de flora en fauna in het plangebied in voldoende mate worden beschermd. Nader onderzoek Vaste rust- en verblijfplaatsen van strikt beschermde gierzwaluw en gebouwbewonende soorten vleermuizen zijn niet bij voorbaat uit te sluiten binnen het plangebied. Nader onderzoek naar vleermuizen en gierzwaluw dient plaats te vinden om het exacte gebruik van het plangebied door deze soorten in kaart te brengen. De onderzoeksperiode voor nader onderzoek naar vleermuizen is half mei tot eind juli (kraamverblijven) en half augustus tot eind september (paarverblijven). Nader onderzoek naar de gierzwaluw kan gedurende het hele jaar plaatsvinden. Nader onderzoek naar vleermuizen dient plaats te vinden in twee etappes, namelijk een onderzoek naar kraamverblijfplaatsen en een onderzoek naar paarverblijfplaatsen. Het kraamverblijfonderzoek dient plaats te vinden tussen 15 mei tot 15 juli, waarbinnen twee veldbezoeken moeten vallen. Tussen twee opeenvolgende veldbezoeken dient minimaal een periode 10 dagen aanwezig te zijn (20 is optimaal). Het paarverblijfonderzoek bestaat eveneens uit twee veldbezoeken die plaats moeten vinden tussen 15 augustus en 1 oktober. Uit het vleermuizenonderzoek naar kraamverblijven, blijkt dat in het plangebied geen kraamverblijven aanwezig zijn. Paarverblijven worden in het najaar onderzocht. Echter, met het uitsluiten van kraamverblijven is de haalbaarheid van het project aangetoond. Voor eventueel aanwezige paarverblijven zijn namelijk goede mitigerende maatregelen te treffen in de vorm van het plaatsen van vleermuiskasten.
SAB
28
Wanneer de resultaten van het totale onderzoek gereed zijn, worden deze passend in dit bestemmingsplan verwerkt. Zorgplicht De zorgplicht is altijd van toepassing, op basis waarvan door iedereen voldoende zorg in acht moet worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit kan bijvoorbeeld door buiten kwetsbare periodes (het voortplantings- en winterslaapseizoen) te starten met werkzaamheden en het gefaseerd werken om dieren de kans te geven om te vluchten. Verder kunnen vogels broeden binnen en in de omgeving van het plangebied. Werkzaamheden die een verstorend effect op broedende vogels veroorzaken dienen daarom plaats te vinden buiten het broedseizoen (broedseizoen loopt van globaal half maart tot half juli). 4.5.4
Conclusie Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
4.6
Archeologie Algemeen Door ondertekening van het verdrag van Malta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet-zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij het plan te betrekken. Onderzoek Door ADC archeoprojecten bv is in december 2012 een verkennend archeologisch 6 onderzoek uitgevoerd . De resultaten van het archeologisch onderzoek zijn in de navolgende alinea samengevat. Het onderzoek is als bijlage aan dit wijzigingsplan bijgevoegd. In het plangebied zijn oeverafzettingen van de IJssel aangetroffen. In boring 1 en 5 is de top van de oeverafzetting omgewerkt, waarschijnlijk als gevolg van het gebruik van het plangebied als boomgaard. In boring 3 en 4 is de top van de oeverafzetting geërodeerd door (overloop)geulafzettingen van de IJssel. Alleen in boring 2 is de top van de oeverafzetting intact: in de top is een begraven bodem aangetroffen. Aangezien in 4 van de 5 boringen de top van de oeverafzetting is omgewerkt of geërodeerd is de kans op intacte archeologische resten uit de Romeinse tijd tot en met de Nieuwe tijd klein. De archeologische verwachtingswaarde kan worden aangepast naar laag en het plangebied kan worden vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkeling. Aan de gronden in het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' toegekend.
6
ADC archeoprojecten bv, 9 januari 2013, archeologisch onderzoek Schoolstraat 2 te Terwolde, projectnummer: 3293.
SAB
29
Deze gronden zijn aangewezen - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een lage archeologische verwachting. Conclusie Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief.
4.7
Verkeer en parkeren Huidige situatie Het plangebied wordt in de huidige situatie ontsloten op de Vaassenseweg en de Schoolstraat. Het parkeren van gebruikers en bezoekers vindt in de huidige situatie plaats in de openbare ruimte. Toekomstige situatie Het aantal functies en activiteiten in het plangebied neemt in de toekomstige situatie niet toe, waardoor de parkeerbalans niet wijzigt. In de toekomstige situatie wordt de entree aan de Vaassenseweg waarschijnlijk belangrijker en intensiever gebruikt. Hierdoor zal de druk ten aanzien van verkeer en parkeren ook naar die zijde verschuiven. Aan en nabij de Vaassenseweg zijn echter voldoende parkeervoorzieningen aanwezig (langs de straat en op de pleinen bij de kerk). Daarom zijn aanvullende voorzieningen niet nodig. Conclusie Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
4.8
Economische uitvoerbaarheid De kosten voor de planologische procedure worden via de legesverordening geïnd. Met de initiatiefnemer wordt een planschadeovereenkomst gesloten alvorens de planologische procedure zal worden gestart. In deze overeenkomst legt de initiatiefnemer zich vast om eventuele planschade als gevolg van zijn initiatief te vergoeden. Daarnaast zijn alle kosten die nodig zijn voor het opstellen van het wijzigingsplan, inclusief de daarbij behorende onderzoeken, voor rekening van de initiatiefnemer. De investering in de nieuwbouw van De Bongerd wordt gedeeltelijk gedekt door niet uitgegeven onderhoudsgelden voor de oude locatie, die zijn gereserveerd ten behoeve van de nieuwbouw. Daarnaast wordt de jaarlijkse gemeentebegroting extra belast. Het overige tekort wordt gedekt door de algemene reserve vrij aanwendbaar. Conform de motie Financiering nieuwbouw school Terwolde (VVD) dd. 22 juni 2011 worden de vrijkomende middelen uit het gemeentelijke woningbouwproject Terwolde aangewend voor de financiering van De Bongerd en derhalve toegevoegd aan de algemene reserve vrij aanwendbaar. Het voorgaande geeft aan dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is.
SAB
30
5
Juridische planopzet In dit hoofdstuk wordt een nadere toelichting gegeven op het juridisch bindende gedeelte van voorliggend wijzigingsplan, te weten de verbeelding en de regels. Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Aan het plangebied is de bestemming ‘Maatschappelijk’ toegekend. Bij de keuze van de bestemmingen is aansluiting gezocht bij wijzigingsbevoegdheid, zoals opgenomen in artikel 11.3 van het vigerende bestemmingsplan ‘Terwolde 2012’ van de gemeente Voorst. Aan de gronden in het plangebied is tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' toegekend. Deze gronden zijn aangewezen - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een lage archeologische verwachting. Voor deze dubbelbestemming is aansluiting gezocht bij artikel 22 uit de regels van het vigerende bestemmingsplan ‘Terwolde 2012’ van de gemeente Voorst. De regels uit dit bestemmingsplan zijn van toepassing.
SAB
31
6
Overleg en inspraak In deze paragraaf of in een separate bijlage worden te zijner tijd de resultaten van de procedure opgenomen.
SAB
32
Bijlage 1: Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 2: Akoestisch onderzoek
Bijlage 3: Onderzoek luchtkwaliteit
Bijlage 4: Watertoets
Bijlage 5: Quickscan flora en fauna
Bijlage 6: Nader onderzoek flora en fauna
Bijlage 7: Archeologisch onderzoek