Monitor woningbouwcapaciteit Noord-Holland 2006
In opdracht van: Provincie Noord-Holland, Sector Kennis & Beleidsevaluatie Contactpersoon: Drs. G. Biermann
Augustus 2006
RIGO Research en Advies BV De Ruyterkade 139 1011 AC Amsterdam telefoon 020 522 11 11 telefax 020 627 68 40 http://www.rigo.nl
Rapportnummer: 93000
Colofon Tekst: RIGO Research & Advies Auteur: Hans van der Reijden m.m.v. Arjen Schijf en Jan Scheele
Inhoudsopgave 1
INLEIDING
3
2
OPZET ONDERZOEK
5
3
RESULTATEN
7
3.1
INLEIDING
7
3.2
PLANCAPACITEIT TOTAAL
7
3.3
CAPACITEIT NAAR PLANSTATUS
8
3.4
DE PRODUCTIE NAAR JAAR
11
3.5
KNELPUNTEN BIJ DE VOORTGANG
12
3.6
BINNEN EN BUITEN BESTAAND BEBOUWD GEBIED
14
3.7
PLANCAPACITEIT EN DE STREEKPLANOPGAVE
14
BIJLAGE I GEBRUIK INTERNETAPPLICATIE
19
BIJLAGE II DEFINITIE PLANSTATUS
23
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
INLEIDING
1 Inleiding De provincie Noord-Holland streeft ernaar om voldoende en geschikte woningen voor alle NoordHollanders beschikbaar te hebben. In 2004 is een nieuwe monitoringssystematiek ontwikkeld door de toenmalige afdelingen K&S en RWB. Het doel van deze ‘monitor-nieuwe-stijl’ is om steeds een actueel inzicht te hebben in de capaciteit van de woningbouwplannen in de provincie Noord-Holland. Eind 2004 is in samenwerking met RIGO een pilot uitgevoerd in de regio’s Gooi & Vecht en IJmond/ZuidKennemerland, die, gecombineerd met de door de gemeente Amsterdam verzamelde gegevens over het ROA-gebied, een compleet beeld van Noord-Holland Zuid gaf. In 2005 is voor de rest van de provincie (Noord-Holland Noord) ook een dergelijke ‘nieuwe monitor’ uitgevoerd. Dit jaar heeft er een update plaatsgevonden van deze monitor met als doel de plancapaciteit voor 2006 in beeld te krijgen. Deze monitor is uitgevoerd bij alle Noord-Hollandse gemeenten behalve de ROA-gemeenten. Deze laatste waren eind 2005 reeds geïnventariseerd in opdracht van VROM en het ROA. De resultaten van de ROA-inventarisatie zijn wel in deze rapportage opgenomen, zodat een provinciedekkend beeld ontstaat. In deze rapportage wordt kort ingegaan op de opzet en respons (hoofdstuk 2) en de belangrijkste resultaten (hoofdstuk 3). In een apart locatieoverzicht zijn de gegevens per locatie opgenomen evenals een kaartbeeld per gemeente.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
3
OPZET ONDERZOEK
2 Opzet onderzoek Het onderzoek heeft plaatsgevonden in de periode van april tot juli 2006. In dit hoofdstuk worden de opzet en de respons kort samengevat. Voor uitgebreidere informatie wordt in de twee onderstaande paragrafen verwezen naar de bijlagen. Opzet format te inventariseren informatie De provincie Noord-Holland heeft samen met RIGO een vragenlijst opgesteld. Per plan zijn de volgende aspecten geïnventariseerd: -
-
naam plan; restcapaciteit, uit te drukken in aantal woningen; sloop; saldo (capaciteit minus sloop); type locatie (vervangingslocatie of functieverandering); type locatie (binnenstedelijk of uitleg). De gemeenten wordt gevraagd dit zelf in te vullen. Naderhand worden de locaties echter ook middels de kaart afgezet tegen de definitie de BBGgrens 2000 (VROM); planstatus: juridisch beschikbaar (onherroepelijk of onherroepelijk met verplichting tot bestemmingsplanuitwerking), goedgekeurde capaciteit (door GS), vastgestelde capaciteit (door gemeenteraad), in voorbereiding, potentiële capaciteit (zie ook definities bijlage II); start en eind van de oplevering (jaartallen: 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2011-2013, 2014e.v.); knelpunten bij realisering (bijvoorbeeld: bodemverontreiniging, geluidsproblematiek, milieuzoneringen, luchtverontreiniging, politieke knelpunten, bezwaar omwonenden, externe veiligheid etc.); de geografische ligging van de locaties (kaartbeeld) reden dat een locatie die een jaar geleden wel werd opgegeven niet meer doorgaat.
Inventarisatie bij de gemeenten In tegenstelling tot vorig jaar is de enquête via internet gehouden. De gemeenten konden via de website www.plancapaciteit.nl de plannen en gegevens van vorig jaar inzien en veranderen. Men kon locaties toevoegen en verwijderen. In bijlage I is deze nieuwe methode verder toegelicht. Ook is daar een evaluatie van de gebruiksvriendelijkheid weergegeven. Bij het uitzetten van de enquête onder gemeenten kwamen de volgende stappen aan de orde: o
Er is een brief met een officieel verzoek tot medewerking verstuurd door de provincie.
o
Er is brief met een toelichting en een handleiding voor het invullen van de vragenlijst via internet verzonden aan de gemeenten.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
5
6 OPZET ONDERZOEK
o
Er is een afdruk van een digitale kaart verzonden waarop de contouren van de locaties waren aangegeven van de inventarisatie 2005. Men werd gevraagd deze contouren te wijzigen en aan te vullen.
o
Er is meerdere keren telefonisch contact geweest met de gemeenten waarbij de voortgang en inhoudelijke zaken besproken zijn.
o
Er is ook veel contact geweest via een speciaal daarvoor in het leven geroepen e-mailadres.
Opzetten database en aanvullingen De informatie die is ontvangen van de gemeenten is verwerkt en waar mogelijk aangevuld. Ook zijn gemeenten nogmaals benaderd in het geval van onduidelijkheden of het (deels) ontbreken van gegevens. Digitaliseren kaartbeelden De gemeenten is gevraagd om de contouren van de woningbouwlocaties in te tekenen op een kaart. Deze zijn teruggestuurd naar RIGO waar deze vervolgens zijn ingetekend in een GISapplicatie. Respons Van 48 van de 49 gemeenten is de gevraagde informatie ontvangen. Voor Haarlem is een eerste overzicht ontvangen welke nog niet geheel voldoet aan het format. De gemeente Haarlem heeft aangegeven dat men in de komende maanden de gegevens nog volgens het gevraagde format zal aanleveren. Voor de overige gemeenten was de kwaliteit goed (nagenoeg alles is volgens het afgesproken format ingevuld). Bij slechts enkele gemeenten was de informatie maar gedeeltelijk volledig. Het intekenen van de locaties op kaarten is door 46 van de 49 gemeenten uitgevoerd. De kaarten waren voor het merendeel van goede kwaliteit. Over het algemeen geldt dat deze tweede editie van de monitor heeft geleid tot een toename van de uniformiteit en een verbetering van de gegevenskwaliteit.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
RESULTATEN
3 Resultaten 3.1
Inleiding De inventarisatie 2006 heeft plaatsgevonden voor alle gemeenten in Noord-Holland behalve het ROA. De gegevens voor het ROA (Amsterdam, Amstel-Meerlanden, Waterland, Zaanstad) zijn afkomstig van een eerdere inventarisatie van eind 2005 die in opdracht van het VROM en het ROA is uitgevoerd. In deze rapportage is getracht een volledig beeld te presenteren voor de provincie. Niet alle gegevens sluiten echter op elkaar aan. Hierbij spelen de volgende aspecten een rol:
3.2
De ROA-gemeenten zijn geïnventariseerd op basis van het PRI-format. Dit betekent dat het hier gaat om bruto aantallen en dat de planning naar jaar niet is opgenomen.
Van ROA-gemeenten Amstelveen, Oostzaan en Beemster is geen recente informatie ontvangen. Hier zijn de gegevens van een vorige inventarisatie uit 2004 gebruikt.
De gemeente Amsterdam heeft geen overzicht van de plannen naar juridische planstatus voorhanden. Om toch een indicatie van de hardheid van de plannen te geven is gekeken welke plannen reeds in aanbouw zijn. Er is verondersteld dat deze onherroepelijk zijn. De overige plancapaciteit is ondergebracht bij de zogenaamde “zachte plannen” (in voorbereiding of potentiële plannen).
De gemeente Haarlem heeft een overzicht aangeleverd waarbij een onderscheid naar ‘harde’ en ‘zachte’ plannen (nog) niet in is opgenomen.
Plancapaciteit totaal Iedere gemeente heeft op enig moment een of meer locaties waar nieuwe woningen gebouwd (gaan) worden. Dit kunnen locaties zijn waar al een deel van de woningen wordt opgeleverd maar ook locaties die voor de toekomst gereserveerd worden. Het totaal aan woningen dat men op dergelijke locaties voor de periode vanaf 1-1-2006 voorziet wordt ook wel de restcapaciteit genoemd. De inventarisatie onder de gemeenten in Noord-Holland levert onder meer inzicht in de som van de capaciteit van de door hen aangegeven bouwlocaties. Totaal voor alle gemeenten bedraagt de restcapaciteit per 1-1-2006 240.575 nieuwe woningen (de bruto capaciteit). Dit betreft dan de capaciteit in alle soorten plannen; variërend van plannen waar al gebouwd wordt
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
7
8 RESULTATEN
tot potentiële plannen waarvoor alleen nog ideeën bestaan. In een deel van de (binnenstedelijke) plannen worden in totaal bijna 30.200 woningen gesloopt.1 Totaal resteert een netto capaciteit van ruim 210.000 woningen. In tabel 1 zijn deze gegevens per regio weergegeven. tabel 1
Capaciteit per 1-1-2006 Noord-Holland
Bruto capaciteit
Te slopen woningen
Netto capaciteit
18.457 20.724 21.198 18.530 12.476 13.115 92.815 21.272 11.135 10.853
508 220 1.067 3.964 1.512 1.076 21.845 n.b. n.b. n.b.
17.949 20.504 20.131 14.566 10.964 12.039 70.970 21.272 11.135 10.853
240.575
30.192
210.383
Kop van Noord-Holland West-Friesland Noord-Kennemerland Zuid-Kennnemerland IJmond Gooi en Vechtstreek Amsterdam Amstel-Meerlanden Waterland Zaanstad Totaal
3.3
Capaciteit naar planstatus Achtergrondinformatie: de status van de plancapaciteit als indicator voor de voortgang Niet voor alle bouwlocaties kan op korte termijn een bouwvergunning verleend worden. Een en ander is afhankelijk van de juridische status van het desbetreffende plan. Zo kan er in de regel binnen een plan dat nog niet door de gemeenteraad is vastgesteld niet begonnen worden met bouwvergunningverlening. Op basis van de Wet Ruimtelijke Ordening zijn plannen in te delen in de volgende categorieën (zie ook bijlage II voor definities): 1: Juridisch beschikbare plancapaciteit; door GS goedgekeurd en onherroepelijk 2: Goedgekeurde plancapaciteit; door GS maar nog niet onherroepelijk (beroep is nog mogelijk)
Harde capaciteit
3: Vastgesteld; plancapaciteit door gemeenteraad vastgesteld 4: In voorbereiding
Zachte
5: Potentiële capaciteit; volgens de huidige inzichten mogelijk in de toekomst voor woningbouw beschikbaar
capaciteit
De totale capaciteit binnen plannen is in de meeste van de onderzochte regio’s groter dan de opgave voor de resterende streekplanperiode. Dit gegeven geeft echter geen direct abtwoord op de vraag of de geplande woningbouw ook daadwerkelijk in die periode kan plaatsvinden. Er zijn tal van redenen waarom deze capaciteit niet direct benut kan worden. Hierbij kan men denken aan het opzetten van een sluitende exploitatie, de activiteiten die gemoeid zijn met het bouwrijp maken of de sloop van woningen of bedrijfspanden. Een van de belangrijkste aspecten hierbij is de juridische status van een plan. voetnoot 1
Gegevens over sloop in het ROA behalve Amsterdam ontbreken.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
RESULTATEN
Uitwerkingsplannen Een bijzondere maar niet onbelangrijke categorie plannen is het zogenaamde uitwerkingsplan (art. 11 WRO). Uitwerkingsplannen zijn plannen die vallen binnen een globaal (moeder)plan. Het gaat bijna altijd om grotere bouwlocaties waarbij eerst het moederplan in procedure komt en een uitwerkingsverplichting geldt voor nog uit te werken deelplannen binnen het totale plan. Van belang is dat indien het globale moederplan onherroepelijk is, er niet zonder meer een bouwvergunning verleend kan worden. Hiervoor dienen eerst de deelplannen vastgesteld te worden. Aan de gemeenten is daarom ook gevraagd deze plannen apart te onderscheiden. Tijdsaspect Indien een plan nog niet juridisch beschikbaar is (onherroepelijk) kan er nog niet gebouwd worden. De procedures die gevolgd dienen te worden voordat een plan onherroepelijk is kosten tijd. In onderstaande figuur is een indicatie gegeven: Indicatie gemiddelde proceduretijd tussen de onderscheiden planfasen Planstatus*
Tijdsduur tot juridisch beschikbare capaciteit
5. Potentiële capaciteit
48 > maanden
4. In voorbereiding
22 – 48 maanden
3. Vastgesteld (gemeenteraad)
7 - 24 maanden
2. Goedgekeurde plancapaciteit (GS)
3- 14 maanden
1. Juridisch beschikbare plancapaciteit *Zie ook bijlage II voor definitie planstatus.
Bij deze proceduretijden zijn ook kanttekeningen te plaatsen: de tijd die gemoeid is met het doorlopen van de procedures kan sterk variëren. Zo kan er via een artikel 19 procedure in de praktijk vaak relatief snel gebouwd worden. Anderzijds bestaat voor alle typen plannen welke nog niet onherroepelijk zijn, de mogelijkheid bezwaar te maken. Dit kan veel tijd in beslag nemen. Resultaten In tabel 2 en figuur 1 is de netto capaciteit weergegeven naar de planstatus van de desbetreffende plannen. De vastgestelde, goedgekeurde en onherroepelijke plannen kunnen in principe binnen een korte periode (tussen 3 tot 24 maanden) tot het verlenen van een bouwvergunning leiden. Deze capaciteit noemen we “harde capaciteit”. Deze zijn hier aangeduid met code 1a, 1b, 2, en 3. De harde plancapaciteit bedraagt in totaal 62.198 woningen. Dit is dan exclusief Haarlem waarvoor geen onderscheid naar ‘hard’ en ‘zacht’ beschikbaar is. De plannen in voorbereiding (4) en potentiële plannen (5) noemen we “zachte” capaciteit. In tabel 2 en figuur 1 is te zien dat een aanzienlijk deel van de plannen nog in voorbereiding is of potentiële plannen zijn (totaal 58%).
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
9
10 RESULTATEN
tabel 2
Netto capaciteit naar planstatus per regio
Onherroepelijk Onherroepelijk Goedgekeurd Vastgesteld (1. A) nog uit te (2) (3) werken (1.B) Kop van Noord-Holland West-Friesland Noord-Kennemerland Zuid-Kennnemerland Ijmond Gooi en Vechtstreek Amsterdam Amstel-Meerlanden Waterland Zaanstad Totaal
1.295 2.033 2.813 63 571 1.398 14.739 6.920 581 1.263 31.676 15%
561 83 1.082 75 982 125
617 3.789 4.915 307 462 74
310 588 1.407 742 624 978
1.661 2.729 0 7.298 3%
500 1.213 1.829 13.706 7%
636 431 3.802 9.518 5%
Voorbereiding Potentieel (5) Onbekend (4)
3.811 5.422 3.448 555 2.103 3.110 56.231** 5.814 2.094 3.165 122.538 58%
8.609 8.559 5.595 692 3.604 5.464
2.746 30 871 12.132* 2.618 890
192 3.280 790
5.549 807 4 25.647 12%
*Voor Haarlem is geen hardheid bekend. **Voor Amsterdam is alleen het totaal aan zachte capaciteit bekend
figuur 1
Hardheid netto capaciteit in aantallen in 2006
Kop van Noord-Holland West-Friesland Noord-Kennemerland Zuid-Kennnemerland Ijmond Gooi en Vechtstreek
> 70.870
Amsterdam Amstel-Meerlanden Waterland Zaanstad 0
Hard (1a,1b, 2,3)
2.500 5.000
7.500 10.000 12.500 15.000 17.500 20.000 22.500 25.000 27.500 30.000 32.500 35.000
Zacht (4,5)
Onbekend
Verschil met het voorgaande jaar Ten opzichte van vorig jaar is er plancapaciteit ‘gebruikt’ ten behoeve van de nieuwbouw en is er nieuwe plancapaciteit bijgekomen. In figuur 2 is dit weergegeven voor de regio’s waar een vergelijking met vorig jaar te maken is. Te zien is dat er vooral in de Kop van Noord-Holland plancapaciteit is bijgekomen. De harde capaciteit bleef hier samen met de Gooi- en Vechtstreek
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
Totaal
17.949 20.504 20.131 14.566 10.964 12.039 70.970 21.272 11.135 10.853 210.383 100%
RESULTATEN
ongeveer gelijk. In Noord-Kennemerland nam de harde capaciteit toe en in West-Friesland juist enigszins af. figuur 2
Hardheid netto capaciteit in aantallen in 2005 en 2006*
Kop van Noord-Holland 2005 Kop van Noord-Holland 2006
West-Friesland 2005 West-Friesland 2006
Noord-Kennemerland 2005 Noord-Kennemerland 2006
Gooi en Vechtstreek 2005 Gooi en Vechtstreek 2006 0
Hard (1a,1b, 2,3)
2.500
Zacht (4,5)
5.000
7.500
10.000 12.500 15.000 17.500 20.000 22.500 25.000
Onbekend
*Voor de regio’s Zuid-Kennemerland en de regio’s binnen het ROA zijn geen (goede) vergelijkbare gegevens van 2005 voorhanden.
Planuitval Een deel van de plancapaciteit gaat verloren als gevolg van het niet doorgaan van een plan. In de enquête van dit jaar is voor het eerst gevraagd om aan te geven of een plan niet meer doorgaat. Voor de ROA-regio’s is deze vraag (nog) niet gesteld. Van de overige gemeenten bleken er ten opzichte van het voorgaande jaar 38 plannen niet meer door te gaan. Voor 90% waren dit potentiële plannen of plannen in voorbereiding. Totaal gaat het hier om 1.799 woningen. Dit is 2% van de totale capaciteit buiten het ROA. Dit zou betekenen dat in tien jaar ongeveer 20% van de plannen uitvalt. In die tussentijd worden er uiteraard ook weer extra plannen gemaakt.
3.4
De productie naar jaar De gemeenten is gevraagd de planning in aantal woningen per jaar op te geven. In tabel 3 is de verwachte nieuwbouwproductie naar jaar gegeven. Het gaat hier om de bruto aantallen. Voor een deel van de plannen is het jaar van oplevering niet gegeven (4%). Wanneer we naar de planning van de gemeenten kijken is te zien dat men de komende twee jaar tot en met 2008 smeer denkt te produceren dan in 2006. Dit fenomeen wordt ook wel “de boeggolf” genoemd. Ook uit andere studies blijkt dat gemeenten in de komende jaren doorgaans meer denken op te leveren dan het afgelopen of lopende jaar. Of een verhoogde productie tot en met 2008 ook werkelijkheid zal worden is mede afhankelijk van vertragingen of uitval en uiteraard ook het op tijd ‘hard’ maken van deze plannen. Begin 2006 was ongeveer de helft van de plannen die tot
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
11
12 RESULTATEN
en met 2008 tot woningbouw dienen te leiden ‘hard’. De overige plannen dienen dus binnen korte tijd ‘hard’ te worden om de planning te halen. tabel 3
Planning op te leveren woningen naar jaar per regio
Kop van Noord-Holland West-Friesland Noord-Kennemerland Zuid-Kennnemerland Ijmond Gooi en Vechtstreek Amsterdam Amstel-Meerlanden Waterland Zaanstad Totaal
2006
2007
2008
2009
2014 >
onbekend
948 1.543 1.512 868 1.158 866 5.916 2.228 171 1.322
1.190 2.297 2.010 2.113 1.363 1.462 9.955 5.497 440 1.541
1.814 2.621 3.958 1.960 1.509 1.662 12.611 1.640 642 2.989
868 1.464 2.766 2.754 550 1.592 8.888 1.409 483 1.947
2010 2010-2013 1.776 1.293 1.709 2.598 1.950 1.722 10.257 2.452 2.805 1.522
5.704 4.285 4.770 4.266 842 2.049 21.580 3.889 4.068 997
5.040 7.043 3.000 2.141 408 2.404 20.714 3.540 1.945 0
7 1.370 1.353 510 3.990* 1.433 0 0 0 0
16.532 7%
27.869 12%
31.406 13%
22.722 10%
28.084 12%
52.450 22%
46.235 20%
8.663 4%
*De gemeente Velsen heeft veelal geen planning en of startjaar opgegeven
figuur 3
Aantal op te leveren woningen naar jaar 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 2006
3.5
2007
2008
2009
2010
2010-2013
2014 >
onbekend
Knelpunten bij de voortgang Aan de gemeenten is gevraagd of er in de plannen sprake is van knelpunten, als gevolg waarvan de realisering van het bouwplan ernstige problemen ondervindt. Totaal is door 42 van de 65 gemeenten bij één of meer plannen een knelpunt aangegeven. Men kon per plan één of meerdere knelpunten opgeven. In deze paragraaf wordt ingegaan op de knelpunten bij plannen die volgens de planning binnenkort (periode 2006-2008) tot productie dienen te leiden.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
RESULTATEN
figuur 4
Aantal en aandeel plannen tot met 2008 met één of meer knelpunten*
427
plannen
w oningen
33.125
0%
10%
20%
30%
40%
50%
één of meer knelpunten
60%
70%
80%
90%
100%
geen knelpunten
*De gemeenten: Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Oostzaan, Ouder-Amstel en Purmerend. Enkhuizen, NoorderKoggenland, StedeBroec, Haarlem, Zandvoort en Velsen hebben geen knelpunten ingevuld.
Van de plannen waarvoor de geplande oplevering nabij is (tot en met 2007), speelt bij bijna 50% van de plannen één of meer knelpunten. Hierdoor komt de planning volgens de gemeenten in gevaar. Het gaat bij deze plannen om bijna 35% van het aantal op te leveren woningen tot en met 2008 (zie figuur 4). Er worden verschillende typen knelpunten genoemd. Veelal geeft men per plan meerdere typen knelpunten op. In figuur 5 is een overzicht per type knelpunt gegeven. Aantal plannen- en woningen waar het knelpunt genoemd wordt 2
figuur 5
Knelpunt
Aantal plannen van totaal
Maatschappelijk draagvlak
1
Afhankelijk van particulier initiatief
2
Afhandelen uitplaatsing
3
109 221 40
Woningen aandeel
aantal
8%
8.051
16%
15.368
6%
6.001
11%
10.452
9%
9.060
9%
8.829
6%
5.972
3%
3.191
8%
8.263
6%
6.346
12%
11.529
3%
3.158
376 Financiele haalbaarheid Bodemverontreiniging
5
Geluid
6
Milieuzoneringen en bodembesch.
7
Externe veiligheid
8
Luchtkwaliteit
9
Planschade
10
Bezwaar omwonenden
11
Privaatrecht
12
Count
133
4
0 1
86
4
63 45 21
0%
37 74 175
1
43 5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
98.035
50%
voetnoot 2
Per plan zijn meerdere knelpunten mogelijk.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
13
14 RESULTATEN
3.6
Binnen en buiten bestaand bebouwd gebied Voor een groot deel van de locaties kon bepaald worden of deze binnen of buiten het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG 2000; VROM) zijn gelegen. Dit kon voor het merendeel van de locaties. In Noord-Holland Noord en de Gooi en Vechtstreek. Voor de overige locaties was de locatie niet op een kaart afgebeeld (de ROA-gemeenten). Voor deze locaties zijn wij uitgegaan van de opgave van de gemeente zelf. Alleen voor Haarlem ontbreekt een duidelijk overzicht naar binenn en buiten BBG. Haarlem is daarom buiten beschouwing gelaten. In onderstaande tabel is het percentage van de capaciteit naar ligging weergegeven. In het streekplan Noord-Holland Noord wordt uitgegaan van een binnenstedelijke netto productie van minimaal 40% binnen BBG. Voor Noord-Holland Zuid van minimaal 50% binnen BBG. Te zien is dat een aantal regio’s juist relatief meer capaciteit heeft binnen BBG en andere juist minder dan de streekplandoelstelling.
tabel 4 Aandeel van de netto plancapaciteit binnen en buiten Bestaand Bebouwd gebied
Regio Kop van Noord-Holland West-Friesland Noord-Kennemerland Noord-Holland Noord Zuid-Kennnemerland (excl. Haarlem) Ijmond Gooi en Vechtstreek Amsterdam Amstel-Meerlanden Waterland Zaanstad
3.7
Binnen BBG 24% 21% 47% 31% 73% 56% 54% nb 32% 42% nb
Buiten BBG Onbekend 71% 4% 77% 2% 51% 2% 66% 3% 23% 3% 44% 0% 46% 0% nb 68% 0% 58% 0% nb
Plancapaciteit en de streekplanopgave De streekplanopgave geldt voor Noord-Holland Noord voor de periode 2004-2014. In NoordHolland Zuid gaat het om de opgave voor de periode 2000-2020. Deze opgave betreft de netto toevoeging, ofwel de productie minus sloop. In de periode tot 2006 zijn uiteraard al woningen toegevoegd. Wanneer de reeds opgeleverde woningen worden afgetrokken van de opgave resulteert dit in de resterende streekplanopgave vanaf 1-1-2006 (zie tabel 5).
tabel 5 Streekplanopgave en resterende opgave vanaf 1-1-2006 Periode Regio Kop van Noord-Holland 2004-2014
Opgave
Netto groei Resterende opgave tot 2006 vanaf 2006 7.500 1.352 6.148
West-Friesland
2004-2014
11.900
1.527
10.373
Noord-Kennemerland
2004-2014
15.100
2.493
12.607
Zuid-Kennemerland
2000-2020
7.000
1.264
5.736
Ijmond
2000-2020
9.000
2.605
6.395
Gooi en Vechtstreek
2000-2020
13.000
2.356
10.644
Amsterdam
2000-2020
72.000
10.000
62.000
Amstel-Meerlanden
2000-2020
32.000
12.567
19.433
Waterland
2000-2020
13.000
4.706
8.294
Zaanstad
2000-2020
9.000
3.354
5.646
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
RESULTATEN
Deze resterende opgave is vergeleken met de totale netto plancapaciteit. (Zie ook tabel 6 en de figuren 6 en 7). Het gaat hier dan om alle plannen, ongeacht de hardheid van de plannen en het jaar van oplevering. We zien dat voor alle regio’s geldt dat er voldoende capaciteit is om aan de opgave te voldoen. Wanneer we alleen kijken naar de harde capaciteit is te zien dat deze in geen enkele regio (nog) voldoende blijkt. Uiteraard komt er ieder jaar harde capaciteit bij en wordt er harde capaciteit ‘gebruikt’ ten behoeve van de productie. Theoretisch is in iedere regio dus nog voldoende zachte capaciteit aanwezig om binnen de gegeven periode aan de afspraken te voldoen. Er is echter een aantal regio’s waar nog behoorlijk wat zachte capaciteit binnen de streekplanperiode ‘hard’ gemaakt dient te worden. De streekplanperiode loopt in Noord-Holland Noord tot 2014 en in Zuid tot 2020. In principe is er nog genoeg tijd om van de zachte capaciteit harde capaciteit te maken. Er dient echter nog wel gebouwd te worden. Ons inziens dient 3 jaar voor het aflopen van de betreffende periode het tekort aan harde capaciteit tot nul te zijn gedaald. Dit betekent dat met name de regio’s Zuid-Kennemerland, de Gooi- en Vechtstreek en Amsterdam al de komende jaren extra energie zullen moeten steken in het ‘maken’ van meer harde capaciteit. tabel 6 Resterende streekplan opgave in vergelijking met de plancapaciteit vanaf 1-1-2006 Resterende Totale Overschot opgave capaciteit totale vanaf 2006 capaciteit Kop van Noord-Holland
Harde capaciteit
Overshot Harde capaciteit
6.148
17.949
192%
2.783
-55%
West-Friesland
10.373
20.504
98%
6.493
-37%
Noord-Kennemerland
12.607
20.131
60%
10.217
-19%
Zuid-Kennemerland
5.736
14.566
154%
1.187
-79%*
Ijmond
6.395
10.964
71%
2.639
-59%
Gooi en Vechtstreek
10.644
12.039
13%
2.575
-76%
Amsterdam
62.000
70.970
14%
14.739
-76%
Amstel-Meerlanden
19.433
21.272
9%
9.717
-50%
Waterland
8.294
11.135
34%
4.954
-40%
Zaanstad
5.646
10.853
92%
6.894
22%
* exclusief de harde capaciteit binnen de gemeente Haarlem
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
15
16 RESULTATEN
figuur 6
De resterende opgave afgezet tegen de netto plancapaciteit voor de regio’s Opgav e 2006-2014 Kop v an Noord-Holland
Opgav e 2006-2014 West-Friesland
Opgav e 2006-2014 Noord-Kennemerland 1a
1b
3
2
4
5
Opgav e 2006-2020 Zuid-Kennemerland
Opgav e 2006-2020 Ijmond
Opgav e 2006-2020 Gooi en Vechtstreek
Opgav e 2006-2020 Amstel-Meerlanden
Opgav e 2006-2020 Waterland
Opgav e 2006-2020 Zaanstad 0
2.500
5.000
7.500
10.000
12.500
15.000
17.500
20.000
22.500
Resterende opgav e v anaf 2006 Onherroepelijk (1. A) Onherroepelijk nog uit te w erken (1.B) Goedgekeurd (2) Vastgesteld (3) Voorbereiding (4) Potentieel (5) Onbekend
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
RESULTATEN
figuur 7
De resterende opgave afgezet tegen de netto plancapaciteit voor Amsterdam
Opgav e 2006-2020
2
0
10.000
3
20.000
30.000
40.000
50.000
60.000
70.000
80.000
90.000
100.000
Resterende opgav e v anaf 2006 Onherroepelijk (1. A) Zacht
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
17
BIJLAGE I GEBRUIK INTERNETAPPLICATIE
Bijlage I Gebruik internetapplicatie Dit jaar was het voor gemeenten voor het eerst mogelijk de monitor woningbouwcapaciteit middels een internetapplicatie bij te houden. De betrokken gemeenten konden met een per brief toegestuurde gebruikersnaam en wachtwoord inloggen op de site www.plancapaciteit.nl. Op die site vond men alle plannen van de gemeente die in voorgaande jaren ingevoerd waren. Per plan kon men wijzigingen aanbrengen; ook was het mogelijk om nieuwe plannen toe te voegen of oude plannen te verwijderen. Dit verslag geeft een korte beoordeling van de ervaringen met de internetapplicatie. Om hier inzicht in te krijgen zijn alle gemeenten die de monitor bijgewerkt hebben geënquêteerd. Gemeenten: voorkeur voor internetapplicatie Het blijkt dat het grootste deel van de gemeentelijke medewerkers voorkeur heeft voor het bijwerken van de monitor via een website. Van de 33 medewerkers die gereageerd hebben, gaven 23 aan dat zij het liefst gebruik maakten van een internetapplicatie. Acht medewerkers hadden geen voorkeur; zij vulden net zo lief een Excel-bestand in als dat zij een website gebruikten. Bij één gemeente ontvangt men bij voorkeur een Excel-bestand. Eén gemeente werkt het liefst met een papieren vragenlijst. Uitslag enquête Hoe was de overzichtelijkheid van de website? De website was overzichtelijk De website was niet overzichtelijk en niet onoverzichtelijk De website was onoverzichtelijk
91% 9% 0%
Hoe beoordeelt u de gebruiksvriendelijkheid van de website? De website was gebruiksvriendelijk De website was niet gebruiksvriendelijk en niet gebruiksonvriendelijk De website was gebruiksonvriendelijk
73% 24% 3%
Naar welke manier van bijhouden van de monitor woningbouwcapaciteit gaat uw voorkeur uit? Ik houd de monitor liever via een website bij dan via een lijst Het maakt mij niet uit of ik de monitor via een website of via een lijst bijhoud Ik houd de monitor liever via een lijst bij dan via een website Ik krijg het liefst een papieren vragenlijst
70% 24% 3% 3%
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
19
20 BIJLAGE I GEBRUIK INTERNETAPPLICATIE
Opmerkingen bij de gebruikte internetapplicatie Het blijkt dus dat men in het algemeen bij voorkeur gebruik maakt van een website voor het bijwerken van de monitor woningbouwcapaciteit. Gevraagd naar de overzichtelijkheid en gebruiksvriendelijkheid van de dit jaar gebruikte applicatie reageert het merendeel ook positief. 30 van de 33 respondenten geven aan dat de website overzichtelijk was. Volgens 24 van de 33 respondenten was de website gebruiksvriendelijk. De overige respondenten beoordelen de gebruiksvriendelijkheid en overzichtelijkheid van de website als gemiddeld. Eén respondent was van mening dat de website niet gebruiksvriendelijk was. Figuur 8
Website: lijst met gemeentelijke plannen
De meest gemaakte opmerking is dat de plankaart ook digitaal beschikbaar zou moeten worden gemaakt. Een suggestie die in dit kader wordt gedaan is om gemeenten te laten aangeven op welke kadastrale percelen het plan gelegen is. Verder blijkt uit de opmerkingen dat een nieuwe website anders om zou moeten gaan met verwijderde locaties; gemeenten willen graag dat deze locaties, bijvoorbeeld op een aparte lijst, zichtbaar blijven. Ook de overzichtelijkheid van de website kan verbeterd worden; speciaal aandachtspunt is dat een aantal gemeenten het minder prettig vond dat de lijst met locaties in verschillende pagina’s was opgedeeld. De uitleg bij de website wordt door sommigen summier gevonden. Ook is de toelichting soms moeilijk te vinden. De suggestie wordt gedaan om de toelichting per begrip via een link beschikbaar te maken, zodat er bij het klikken op een bepaald woord een klein helpvenstertje verschijnt. Ook zou er meer toelichting moeten zijn voor die gemeenten die de monitor liever bijwerken met een Excel-bestand. Een laatste punt van aandacht is de nummering van de plan-
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
BIJLAGE I GEBRUIK INTERNETAPPLICATIE
nen. Deze is voor sommige gemeenten niet duidelijk, hoewel uit de reacties blijkt dat de naam van het plan voor een gemeente relevanter is dan een eventueel nummer. Figuur 9
Website: gedeelte om detailgegevens van een plan aan te passen
Overige opmerkingen Sommige gemeenten pleiten voor een goed actueel houden van de monitor; die gemeenten vinden het nuttig dat de monitor jaarlijks herhaald wordt. Ook wordt er een enkele opmerking gemaakt over de wijze van communicatie; e-mail zou meer gebruikt moeten worden. Wat betreft de actualisatie wordt aangegeven dat er wellicht ook andere bronnen zijn die gebruikt kunnen worden voor het up-to-date houden van de monitor. Onder andere de regionale woonvisies en de provinciale plangoedkeuring worden genoemd. Een laatste punt is dat gemeenten soms zelf al aangeven dat bepaalde plannen niet zeker zijn. Er is een redelijk uitvalpercentage in de opgegeven plannen. De suggestie wordt gedaan om een cijfer te geven ter inschatting van de kans dat het plan daadwerkelijk uitgevoerd wordt.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
21
BIJLAGE II DEFINITIE PLANSTATUS
Bijlage II Definitie planstatus Toelichting status en definities zoals opgenomen op basis van de WRO 1A Juridisch beschikbare (onherroepelijke) capaciteit: o Capaciteit in een vigerend (gedetailleerd) bestemmingsplan (incl. reeds uitgewerkt deelplan). o Capaciteit in een plan in procedure, op basis waarvan via een verleende en niet geschorste verklaring van geen bezwaar ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of artikel 50, lid 5 van de Woningwet kan worden gebouwd. o De beschikbare en potentiële bouwgrondcapaciteit binnen de bebouwde kom waarvoor (nog) geen bestemmingsplan in ontwerp ter visie is gelegd of een voorbereidingsbesluit is genomen. Voor een aanvraag voor een bouwvergunning hoeft dan alleen getoetst te worden aan de Bouwverordening. o Capaciteit in al dan niet geactualiseerde vigerende plannen die betrekking hebben op de vanouds grotendeels bebouwde gedeelten van de kom, waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn verwerkt. Dit kunnen oude bestemmingsplannen zijn, maar ook verordeningen, uitbreidings- en wederopbouwplannen, mits juridisch nog steeds vigerend. 1B Juridisch beschikbare (onherroepelijke) capaciteit: idem als 1A echter hier de capaciteit weergeven die onderdeel uitmaakt van nog uit te werken (deel)plannen welke onderdeel uitmaken van een onherroepelijk globaal (moeder)plan 2. Goedgekeurde plancapaciteit: o Capaciteit in gedeelten van bestemmingsplannen die door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd, maar waarvoor geldt dat er een beroepsprocedure bij de Raad van State loopt of nog gestart kan worden en derhalve nog niet onherroepelijk is verklaard. Soms wordt al gebouwd omdat het bestemmingsplan in werking is getreden of door toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Dit deel valt dan onder juridisch beschikbare capaciteit. 3. Vastgestelde plancapaciteit: o Capaciteit in bestemmingsplannen die door de gemeenteraad zijn vastgesteld, maar nog niet door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd conform de Wet op de Ruimtelijke Ordening. 4. Plancapaciteit in voorbereiding: o Capaciteit in bestemmingsplannen die nog niet door de gemeenteraad zijn vastgesteld. 5. Potentiële plancapaciteit: Capaciteit in gebieden die nu nog niet voor woningbouw bestemd zijn, maar volgens de huidige, gemeentelijke inzichten, in de toekomst wellicht voor woningbouw in aanmerking komen. Dit kan bijvoorbeeld in het gemeentelijke structuurplan zijn beschreven. Het gaat hierbij zowel om uitbreidings- als inbreidingslocaties. Bij deze laatste groep gaat het bijvoorbeeld om bedrijfslocaties waar het voornemen bestaat tot bedrijfsverplaatsing ten behoeve van woningbouw. Het kan ook gaan om (voormalige) sportterreinen, groenstroken, oude villa's, boerderijen etc.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
23