VROM-Inspectie Regio Oost Overheden Overijssel Pels Rijckenstraat 1 Postbus 136
Monitor Onrechtmatige Bewoning
6800 AC Arnhem
Telefoon 026-3528400 Fax 026-3528455 www.vrom.nl
Onderzoek naar het optreden tegen onrechtmatige bewoning door de zestig grootste gemeenten
Projectleiding: VROM-Inspectie regio Oost Auteurs: A.H.T. Hofmans ing. W. Dirksen MSc.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 2/42
Samenvatting
Dit rapport is het verslag van een enquête naar het beeld dat gemeenten hebben van onrechtmatige bewoning en wat zij doen ter bestrijding hiervan. Onrechtmatige bewoning is kort gezegd het buiten de toewijzingsregels van de gemeente om bewonen van een huurwoning of het bewonen van een huurwoning zonder de toestemming van de eigenaar/verhuurder. De aanleiding voor de enquête is de aankondiging van de staatssecretaris voor Volkshuisvesting in 2001, aan de gemeenten, in 2002 te gaan monitoren hoe gemeenten invulling hebben gegeven aan zijn oproep de onrechtmatige bewoning daadkrachtig aan te pakken. De enquête is toegezonden aan de zestig grootste gemeenten in Nederland. (met een totaal inwoneraantal van ruim 7,3 miljoen inwoners) Vijfenvijftig gemeenten hebben de enquêtevragen beantwoord en teruggezonden. Resultaat van het uitgevoerde onderzoek is het beeld, dat de grote steden zich inzetten voor de bestrijding van onrechtmatige bewoning. Echter de aanpak blijkt arbeidsintensief en veelal nog te weinig efficiënt. Bovendien blijkt dat, uitgaande van de veronderstelling dat onrechtmatige bewoning ook in de kleinere steden in bepaalde mate voorkomt, die gemeenten in het algemeen te weinig daadkrachtig zijn in de bestrijding van de onrechtmatige bewoning. Wat opvalt is dat zij zich in onvoldoende mate een beeld vormen van de omvang van de onrechtmatige bewoning. In hoofdstuk 3 Conclusies en aanbevelingen, wordt hier nader op in gegaan.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 3/42
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 4/42
Samenvatting
3
1
Inleiding
7
1.1 1.2
De onderzoeksvraag Het onderzoek
8 8
2
Resultaten
2.1 2.2 2.3 2.4
Onrechtmatige bewoning en de omvang hiervan. Onrechtmatige bewoning door illegaal in Nederland verblijvende personen Gemeentelijk beleid Opsporing en handhaving
3
Conclusies en aanbevelingen
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
9 10 15 17 23
31 33 35 41
Pagina 5/42
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 6/42
1
Inleiding
In deze rapportage is beschreven aan de hand van enquêteresultaten, welk beeld gemeenten hebben van onrechtmatige bewoning en wat zij doen ter bestrijding hiervan. De aanleiding voor dit onderzoek door de VROM-Inspectie is de brief (MG 2001-14, van 22 mei 2001; zie bijlage 1) van de Staatssecretaris aan alle colleges van Burgemeester en Wethouders. Daarin heeft de Staatssecretaris gemeenten informatie verstrekt over de mogelijkheden van bestrijding van onrechtmatige bewoning en de colleges aangespoord de bestrijdingsmogelijkheden actief op te pakken. In de brief heeft de Staatssecretaris aangekondigd in de eerste helft van 2002 te monitoren hoe gemeenten invulling hebben gegeven aan het verzoek de onrechtmatige bewoning daadkrachtig aan te pakken. Ook meer recent is de noodzakelijkheid voor een dergelijk onderzoek benadrukt. In het Strategisch Akkoord van 3 juli 2002, van het Kabinet Balkenende 1 is politieke prioriteit gelegd bij de bestrijding van onrechtmatige bewoning: “De achteruitgang van wijken door het verdwijnen van de sociale infrastructuur (artsen, winkels, scholen), toename van criminaliteit, lagere arbeidsparticipatie en gebrekkig gemeentelijk toezicht op de leefomgeving en de kwaliteit en illegale bewoning van woningen, moet worden gekeerd.” Bovendien heeft de minister van VROM in 2002 in de beleidsagenda van VROM opgenomen dat het ministerie een bijdrage levert aan het tegengaan van illegaal verblijf in Nederland. Het begrip onrechtmatige bewoning. Staatssecretaris Remkes heeft in zijn hierboven genoemde brief aan de gemeenten de volgende definitie gehanteerd: • Een woning wordt buiten de toewijzingsregels van de gemeente op grond van de Huisvestingswet, aan een derde verhuurd. (deze derde komt volgens de toewijzingsregels niet in aanmerking voor de woning). • Een woning wordt geheel of gedeeltelijk zonder medeweten en zonder toestemming van de verhuurder, doorverhuurd. De eerste vorm van onrechtmatige bewoning is een publiekrechtelijke aangelegenheid waarbij handhaving primair op de weg van de gemeente ligt. De tweede vorm van onrechtmatige bewoning is een privaatrechtelijke aangelegenheid waarbij optreden primair op de weg van de verhuurder ligt. In het najaar van 2002 heeft minister Kamp de problematiek van bewoning door illegalen aangemerkt als een punt van aandacht. Het onderzoek naar onrechtmatige bewoning als hierboven bedoeld, is om die reden uitgebreid met enkele vragen over de bewoning door illegalen. De problematiek van (permanente) bewoning van recreatiewoningen blijft buiten beschouwing.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 7/42
1.1
De onderzoeksvraag
Samengevat is in de MG-circulaire 2001-14 aan de gemeenten informatie verstrekt en zijn voorbeelden gegeven over de mogelijkheden van de bestrijding van onrechtmatige bewoning en zijn de colleges aangespoord de bestrijdingsmogelijkheden actief op te pakken. De resultaten van de aangekondigde monitoring wordt in de nu voorliggende rapportage uiteengezet, waarbij de onderzoeksvraag luidt: Welke invulling hebben gemeenten gegeven aan het verzoek van de Staatssecretaris om de onrechtmatige bewoning daadkrachtig aan te pakken en welk beeld hebben gemeenten van de resultaten hiervan?
1.2
Het onderzoek
Om een representatief antwoord op deze onderzoeksvraag te kunnen geven is gekozen is voor een schriftelijke enquête onder de zestig grootste gemeenten in Nederland. (totaal inwoneraantal van ruim 7,3 miljoen inwoners). De enquête bestaat uit 22 vragen en is als bijlage 2 bij deze rapportage gevoegd. De enquêtevragen zijn medio oktober 2002 door de VROM Inspectie, bij de gemeenten uitgezet. Van de zestig aangeschreven gemeenten hebben vijfenvijftig gemeenten gereageerd met antwoorden op de vragen. Vanwege de doelstelling om deze rapportage eind 2002 – begin 2003 gereed te hebben is geen tijd ingepland om ten aanzien van bepaalde onvolledig beantwoorde vragen of niet verkregen antwoorden nog navraag te doen bij de desbetreffende gemeenten. De gegeven antwoorden geven voldoende informatie om het gedrag van gemeenten te omschrijven maar zijn onvoldoende om het gedrag te verklaren.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 8/42
2
Resultaten
Dit hoofdstuk bestaat uit een samengevatte weergave van de antwoorden ten aanzien van vier onderwerpen: • Aard en omvang van onrechtmatige bewoning. • Onrechtmatige bewoning door illegaal in Nederland verblijvende personen. • Gemeentelijk beleid. • Opsporing en handhaving. Welke vragen ten grondslag liggen aan de verschillende paragrafen is weergegeven in bijlage 3. In kleine tabellen zijn de antwoorden per vraag gerubriceerd weergegeven. Achter “geen antwoord” is in deze tabellen het aantal gemeenten vermeld dat geen enquêteantwoorden heeft terug gezonden vermeerderd met het aantal gemeenten dat op de betreffende vraag geen antwoord heeft gegeven. Voorbeelden van antwoorden of andere toelichtende teksten zijn in dit hoofdstuk op de even pagina’s weergegeven. Relatief veel vragen waren gericht op de praktische handhaving. De groep van gemeenten die onrechtmatige bewoning niet als probleem herkennen, zal geen handhavingsbeleid hebben ontwikkeld en geen ervaring hebben met de uitvoering van de handhaving. Door de antwoorden van deze groep bij iedere vraag betreffende de praktische handhaving aan te halen zou onterecht het beeld van de groep “achterblijvers” kunnen worden vergroot. Daarom is aan de hand van de antwoorden op de vragen 13 (hoeveel signalen ontvangen ), 15 (in welke situaties/vormen komt onrechtmatige bewoning voor), 16 (welk inzicht heeft gemeente in omvang), een groep gemeenten geselecteerd waarvan op grond van deze antwoorden aangenomen kan worden dat het verschijnsel onrechtmatige bewoning niet in belangrijke mate voorkomt in de gemeente of dit niet gezien/herkend wordt door de gemeente. Het betreft eenentwintig gemeenten. Deze groep is in diverse tabellen aangeduid met “aantal gemeenten waar onrechtmatige bewoning geen probleem”. Van een aantal vragen zijn de antwoorden voor deze groep apart weergegeven. Indien uit het antwoord op één van de hierboven aangehaalde vragen bleek dat de gemeente bekend is met het voorkomen van gevallen van onrechtmatige bewoning binnen de gemeente, ook al waren dit maar enkelen, dan is de gemeente niet ingedeeld in de groep “gemeenten waar onrechtmatige bewoning geen probleem”. Opgemerkt moet worden dat dit niet inhoudt, dat van de overige gemeenten zondermeer kan worden aangenomen dat in die gemeenten onrechtmatige bewoning in belangrijke mate voorkomt en/of dat die gemeenten goed zicht hebben op de omvang van onrechtmatige bewoning. Globaal beschouwd kunnen drie groepen worden onderscheiden. • De groep van eenentwintig gemeenten die het probleem van onrechtmatige bewoning niet kent. • Een groep van drieëntwintig gemeenten die aangeeft dat onrechtmatige bewoning wel in enige mate voorkomt maar daar niet actief tegen optreedt. • Een beperkte groep van elf gemeenten die actief optreden tegen onrechtmatige bewoning.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 9/42
Door gemeenten aangegeven vormen en situaties van onrechtmatige bewoning zijn: q Zonder huisvestingsvergunning de woning bewonen. q De vergunninghouder bewoont niet zelf de woning. q Illegale bewoning van een woonwagenstandplaats. q Onderverhuur en overbewoning. q Inwoning zonder toestemming van verhuurder en doorverhuring. q Bewoning zonder toestemming / medeweten van de eigenaar. q Illegale kamerverhuur/pensions/beddenverhuur. q (Mede-) bewoning door familie en/of directe kennissen. q De vorm is dat de hoofdhuurder het hoofdverblijf elders heeft en de woning doorverhuurt aan mensen die niet op dat adres staan ingeschreven. q Gebruik in strijd met de bestemming, waarbij vooral (brand)veiligheid motief tot ontruiming was. q Als de oude bewoner nog ingeschreven staat terwijl nieuwe bewoner al ingeschreven is. q Het wonen zonder een vereiste woonvergunning. Onderverhuring zonder toestemming van de eigenaarverhuurder. Daarnaast wordt overbewoning (o.g.v. de Bouwverordening) ook beschouwd als onrechtmatige bewoning. Dit laatste komt voor bij asielzoekers die in procedure zijn en gebruik maken van de zogeheten ZZA -regeling (Zelf Zorg Arrangement). Het komt voor dat zij bij familie, vrienden en/of kennissen gaan inwonen terwijl de woning niet voldoende groot is. Een verzoek tot inwoning dient te worden voorgelegd door het COA (uitplaatsende AZC) aan de gemeente (controleren van de slaapkamernorm), vervolgens wordt de eigenaarverhuurder gevraagd om (privaatrechtelijke) toestemming. Dit gebeurt niet altijd, maar sinds enkele jaren informeert het uitplaatsende AZC de gemeente. q De vastgestelde gevallen betreft onderhuur. Daarnaast 1 geval van een bedrijfspand dat als woning werd gebruikt. q Onrechtmatige doorverhuur, vaak per kamer / - betrekken eigen woning buiten de stad, met op papier achterblijvend een der partners van het huishouden. / - vertrek naar buitenland met onbeperkte doorverhuur van woning. / - samenwonen met aanhouden "eigen" huurwoning. q Huurders vertrekken zonder de huur op te zeggen. De woning wordt in 'onderhuur' aan een derde in gebruik gegeven. Soms wordt de verhuizing aan de gemeente kenbaar gemaakt, soms ook niet. In deze laatste gevallen laat men zich niet uitschrijven uit de GBA. Cons equentie hiervan is dat de bewijslast in een eventuele ontruimingsprocedure erg moeilijk is. q Gezinshereniging gaat niet door; woonvergunning is dan niet in overeenstemming met werkelijkheid; - aantal mensen in de woning klopt niet met vergunning; - oude woning wordt niet opgezegd - de woning blijft bewoond door oorspronkelijke huurders en de nieuwe woning wordt doorverhuurd aan anderen; - de naam van de bewoners klopt niet met de naam op woonvergunning.
Enkele voorbeelden van gemeenten die hebben aangegeven dat zij veel signalen ontvangen: Enschede: ca. 900 signalen in onderzoek, het aantal nader te onderzoeken zaken is niet aangegeven. Amsterdam: ca. 1700 signalen uit bestanden en ruim 150 van bewoners en enkele van verhuurders. Den Haag : 2002 (t/m 31/10/2002) 364 meldingen, 876 controles bij 219 panden Leiden: gemiddeld 1260 nieuwe huisvestingsvergunningen, bij ca. 4% is nader onderzoek nodig – dus ca 50 / jaar. Haarlem: 1500 woningen gecontroleerd door verhuurders en ca. 20 spontane meldingen/jaar van burgers, het aantal concrete zaken is niet aangegeven. Het aantal concrete signalen dat via burgers en verhuurders binnenkomt is niet hoog. Bijvoorbeeld Amsterdam ruim 150/jaar, Haarlem ca. 20/jaar, Hoorn ca 30/jaar via burgers en eigen onderzoek van verhuurders. Utrecht 100 (in 2001).
2.1
Onrechtmatige bewoning en de omvang hiervan.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 10/42
De enquêtevragen 13, 14 en 16 waren gericht op informatie over de aantallen door gemeenten ont vangen signalen van onrechtmatige bewoning, het aantal controles dat hiervoor in 2001 en 2002 is uitgevoerd en het inzicht dat de gemeente heeft in het aantal gevallen of de omvang van onrechtmatige bewoning binnen de gemeente. Vraag 15 informeerde naar de situaties of verschijningsvormen van onrechtmatige bewoning zoals gemeenten deze tegenkomen. Vraag 14 die gericht was op de aantallen uitgevoerde controles wordt opnieuw betrokken bij de resultaten met betrekking tot opsporing en handhaving (paragraaf 2.4). De reden om de antwoorden op deze vraag ook hier te bespreken is gelegen in het feit dat gemeenten juist uit de controles een beeld verkrijgen van de aard en omvang van de onrechtmatige bewoning. Situaties en/of vormen van onrechtmatige bewoning Van de situaties of de verschijningsvormen waarin onrechtmatige bewoning voorkomt wordt uit de enquête een gevarieerd beeld verkregen. (zie hiernaast). In hoofdzaak wordt illegale doorverhuur aangegeven waarbij soms ook gevallen van overbewoning worden aangetroffen (strijd met het huurcontract). Enerzijds is er een groep doorverhuurders die uit zijn op winstbejag. Anderzijds is er een groep die uit praktische motieven doorverhuurt zodat later weer kan worden teruggevallen op de woning als dit noodzakelijk mocht blijken. In de praktijk lopen deze categorieën ook in elkaar over. Ook is de problematiek van overbewoning van pensions geconstateerd. Onrechtmatige bewoning wordt vaak geconstateerd in de goedkope naoorlogse woningen. Het betreft dan vooral de portieketagewoningen. Door negen gemeenten is aangegeven dat er relatief veel signalen over onrechtmatige bewoning worden ontvangen of verwerkt. De aantallen die in dit verband genoemd zijn hebben vooral betrekking op het aantal controles door bestandsvergelijkingen zoals de GBA en de huisvestingsvergunningen. Het aantal concrete signalen van mogelijke onrechtmatige bewoning dat hieruit voortkomt en waarvoor nader onderzoek nodig is, is beduidend lager. Het doel van de controles is niet altijd (of niet alleen) de opsporing van onrechtmatige bewoning, maar (ook) het actueel houden van de GBA en het opsporen van andere mogelijke fraudezaken. Uit het onderzoeksmateriaal blijkt dat er voor gemeenten verschillende redenen zijn om aandacht te besteden aan onrechtmatig wonen. Deze redenen kunnen onder meer (een combinatie van) woningtoewijzing, brandveiligheid, leefbaarheid als openbare orde betreffen.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 11/42
Overzicht van de antwoorden met betrekking tot de aantallen controles. gemeente
opmerkingen
Amsterdam
2001: 10400 controles, 1500 adressen bezocht, ruim 300 correcties. 2002: ca. 9500 controles, ca. 1300 adressen bezocht en ruim 255 correcties
Den Haag
2002 (t/m 31/10/2002) 876 controles bij 219 panden, 86 aanschrijvingen, 39 woningsluitingen, 21 ontbindingen van huurcontract (corporaties), 4 ontruimingen (corporaties)
Enschede
Dagelijkse controle door buitendienstmedewerker van de Dienst Publiekszaken. Te controleren aantal van 1200 naar 900 teruggebracht.
Haarlem
In 2001 zijn 10 woningen door de gemeente gecontroleerd met als resultaat 10 huuropzeggingen. In 2001 zijn 200 woningen gecontroleerd door de verhuurders (corporaties) met als resultaat 195 huuropzeggingen en 5 zaken die nog bij de rechter liggen. In 2002 zijn 10 zaken door de gemeente gecontroleerd met als resultaat 10 huuropzeggingen.
Hoorn
De aanpak is dat betrokkenen per brief worden benaderd met het verzoek de woning te verlaten. Als hieraan geen gevolg wordt gegeven wordt een rechtszaak aangespannen. In vrijwel alle gevallen leidt dit tot een gedwongen huisuitzetting. De rechter wordt per jaar in ongeveer 10 gevallen ingeschakeld.
Utrecht
Totaal: 259 zaken afgehandeld in 2001: -alsnog huur opgezegd en vrijwillig ontruimd: 43 - alsnog gezin herenigd: 6 - alsnog in GBA juist ingeschreven: 38 daadwerkelijk ontruimd HVW: 7 - gelegaliseerd: 2 - woningruil goedgekeurd: 4 – niets aan de hand: 51 - inmiddels al opgelost: 36 - bezwaarschrift gegrond verklaard: 3 - geseponeerd: 42 - anderszins: 27. Zaken in 2002: nog niet in beeld, maar zal ongeveer zelfde beeld opleveren. Controles worden uitgevoerd door de gemeente.
Veenendaal
De gemeente heeft een bevolkingscontroleur die de controles uitvoert.
Groningen
Er zijn in 2001 en 2002 door de gemeente Groningen geen controles uitgevoerd om onrechtmatige bewoning op te sporen. Wel worden controles uitgevoerd om het GBA actueel te houden. De controles op de bestanden van het GBA worden uitgevoerd door het team gegevensbeheer van de afdeling burgerzaken van de Gemeente Groningen. Dit betreft zowel deskresearch als veldwerk. De gemeente Groningen houdt niet gestructureerd bij hoeveel controles worden uitgevoerd. Dit zou achteraf uitgezocht moeten worden, hetgeen een tijdsintensieve bezigheid is.
Rotterdam
Aantal 2001 en 2002 is niet bekend. In het project Onrechtmatige Bewoning zijn in de periode 1997 tot 1999, 590 adressen gecontroleerd. 415 adressen waren woningen van een woningcorporatie, 175 woningen van een particulier. Op 95 adressen zijn één of meer vormen van onrechtmatige bewoning geconstateerd, 28 corporatie-adressen en 67 particuliere adressen.
Amersfoort
Van juni 2001 tot juni 2002: 549 controles, 312 aanschrijvingen, uitkomst: 20 maal onrechtmatige bewoning.
Nijmegen
Preventieve controles worden niet uitgevoerd. De corporaties handelen op basis van signalen. De gemeente verleent medewerking via GBA. Het resultaat is beëindiging van de onrechtmatige bewoning, door vrijwillig vertrek na aanschrijving of uiteindelijk via juridische stappen.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 12/42
Van de geënquêteerde gemeenten hebben achttien gemeenten geantwoord dat zij enkele tot enkele tientallen signalen per jaar ontvangen. Bij de meeste gemeenten (achtentwintig) zijn de aantallen onbekend of worden geen signalen ontvangen. Dit betekent niet dat het probleem zich daar niet voordoet. Aantal signalen van onrechtmatige bewoning
situatie Veel signalen m.b.t. de controle van onrechtmatige bewoning Gering aantal signalen Onbekend Geen signalen
Aantal gemeenten 9 18 14 14
Totaal aantal gemeenten
55
Aantal controles en de resultaten. Van de gemeenten die bij vraag 13, 14 en 16 grotere aantallen hebben aangegeven van het aantal ontvangen signalen, grotere aantallen onderzoeken of een beeld schetsen van grotere aantallen of omvang van onrechtmatige bewoning, is in het hiernaast staande overzicht weergegeven hoeveel controles uitgevoerd werden en de resultaten die daarbij geboekt werden. Door verschillende gemeenten wordt een relatief groot aantal controles uitgevoerd, veelal via controle op de GBA-gegevens en de huisvestingsvergunningen. Uit de resultaten van deze controles wordt een beperkter aantal adressen bezocht voor een nader onderzoek. De resultaten van deze nadere onderzoeken uitgedrukt in correcties, huuropzeggingen en ontruimingen blijken niet erg hoog. De verkregen informatie van gemeenten is indicatief en kan slecht met elkaar vergeleken worden. Indien er van uitgegaan wordt dat de controles door gemeenten eenzelfde intensiteit en uitvoering kennen dan scoort in absolute getallen Amsterdam met ruim 300 correcties in 2001 en ruim 255 correcties in 2002, het hoogste, gevolgd door Haarlem met 205 huuropzeggingen in 2001 en 10 huuropzeggingen in 2002 en Utrecht met 43 huuropzeggingen of vrijwillige ontruimingen en 7 daadwerkelijke ontruimingen. In Den Haag werden in 2002 (tot 31/10/2002) naar aanleiding van 876 controles bij 219 panden, 86 aanschrijvingen verzonden en uiteindelijk 39 woningen gesloten van gemeentewege, 21 huurcontracten ontbonden (door corporaties) en 4 panden ontruimd door corporaties. Rotterdam heeft geen recente informatie over 2001 of 2002 verstrekt en meldt in de periode 1997 tot en met 1999 op 95 adressen onrechtmatige bewoning te hebben aangetroffen. De geënquêteerde gemeenten die niet in het hiernaast staande overzicht zijn opgenomen hebben aangegeven dat er weinig tot geen actieve controle wordt uitgevoerd, dat het probleem zich niet voordoet, of dat geen aanleiding voor controles bestaat. De omvang van onrechtmatige bewoning naar inzicht van de gemeente situatie Geen of weinig inzicht in de omvang Beperkt van omvang Gemotiveerde schatting beperkt van omvang Gemotiveerde schatting 2% Gemotiveerde schatting 5% of meer Concreet getal, omvang 25 gevallen in 2002 Komt niet voor Geen antwoord Totaal
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Aantal gemeenten 29 11 3 1 3 1 4 8 60
Pagina 13/42
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 14/42
Inzicht in de omvang. Achtentwintig gemeenten geven aan geen of weinig inzicht te hebben in de omvang van de onrechtmatige bewoning. De indicaties die worden verstrekt zijn voornamelijk gebaseerd op indrukken, mondelinge mededelingen van corporaties en dergelijke. Geconcludeerd kan worden dat de meeste gemeenten geen of een beperkt inzicht hebben in de omvang van de onrechtmatige bewoning. Waar gemeenten wel een beeld hebben geschetst ontbreekt vaak een goede onderbouwing. Volgens drie gemeenten is de omvang van de onrechtmatige bewoning naar schatting 5% of meer van het bestand aan huurwoningen. Uit de analyse van de antwoorden op de vragen 13, 14 en 16, blijkt enerzijds dat gemeenten over het algemeen geen of weinig inzicht hebben in de omvang van de onrechtmatige bewoning of wanneer zij dit inzicht wel (menen) te hebben de omvang over het algemeen als (zeer) beperkt wordt geschat. Een logisch gevolg hiervan is dat deze gemeenten ook weinig aandacht geven aan de opsporing. Anderzijds is er een beperkt aantal gemeenten, waaronder Amsterdam, Den Haag en Utrecht, dat daarentegen uit signalen, zoals ondermeer de eigen controles, heeft opgemaakt dat onrechtmatige bewoning een actieve aanpak vereist.Deze gemeenten schatten de omvang hoger in en plegen een grotere inspanning in de opsporing. Het lijkt overigens dat de schatting van de omvang gebaseerd is op resultaten van de opsporing en niet op concrete inventarisatiegegevens.
2.2
Onrechtmatige bewoning door illegaal in Nederland verblijvende personen
Deze enquêtevragen hebben betrekking op het aantal illegaal verblijvende personen binnen de gemeente, het aantal woningen voor de huisvesting hiervan, het beleid dat de gemeente hierbij hanteert en eventuele huisvestingsafspraken hierover met corporaties. MG 2001-14: Binnen of naast de genoemde definitie van onrechtmatige bewoning kan er sprake zijn van bewoning door illegaal in Nederland verblijvende personen, in woningen of in andere panden. Voorop staat dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het tegengaan van onrechtmatige woonsituaties. Daarnaast zijn zij ook verantwoordelijk voor de bestrijding van overlast gevende situaties (openbare orde). In dat kader kunnen zij aanlopen tegen illegaal in Nederland verblijvenden en kunnen dat doorgeven aan de bevoegde instanties (Vreemdelingenpolitie) voor opsporing en verwijdering. Op de vraag of er illegaal in Nederland verblijvende personen in de gemeente wonen antwoordde drie gemeenten dat dit -zover men weet- niet het geval is. Zesendertig gemeenten antwoordden dat dit wel het geval zal zijn maar dat bij hen onbekend is om hoeveel personen het gaat. Ook is bij gemeenten niet bekend hoeveel woningen door illegaal in Nederland verblijvenden bewoond worden. Een drietal gemeenten veronderstellen dat de illegalen nauwelijks beslag leggen op de zelfstandige woningmarkt omdat er veelal sprake zal zijn van inwoning bij (legale) vrienden of familie. Op de vraag of de gemeente beleid voert inzake de huisvesting van illegalen, hebben de gemeenten over het algemeen geantwoord dat zij de rijksregelgeving uitvoeren. Zestien gemeenten zeggen beleid te voeren inzake de huisvesting van illegalen en verwijzen hierbij vervolgens naar de Koppelingswet en/of de huisvestingsverordening. Zeven gemeenten antwoorden op deze vraag dat zij aanvullend op humanitaire gronden in specifieke situaties opvang verzorgen. Eén gemeente maakt melding van een uitstroomregeling van drie maanden voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Een andere gemeente meldt een particulier initiatief voor de opvang van deze groep. De gemeenten blijken over het algemeen geen afspraken te maken met corporaties over de huisvesting van uitgeprocedeerde asielzoekers, anders dan dat ze niet in reguliere woonruimte gehuisvest mogen worden. Eén gemeente meldt dat zij een afspraak heeft gemaakt met corporaties vijf woningen beschikbaar te stellen voor tijdelijke huisvesting van uitgeprocedeerde asielzoekers omdat in de ogen van die gemeente de periode om het land te verlaten te kort is.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 15/42
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 16/42
Over het algemeen blijken gemeenten weinig tot geen inzicht te hebben in de onrechtmatige bewoning door illegalen. Ook de gemeenten die relatief veel controleren hebben geantwoord onbekend te zijn met aantallen van eventueel onrechtmatig wonende illegalen. Den Haag en Rotterdam voeren actief beleid tegen ‘huisjesmelkers’ die pensions exploiteren voor degenen die aangewezen zijn op het souterrain van de woningmarkt. Amsterdam meldt dat het beslag op de zelfstandige woningmarkt door illegalen mogelijk beperkt is aangezien het voor hen veiliger is bij legale vrienden of familie te verblijven
2.3
Gemeentelijk beleid
Druk op de woningmarkt Vrijwel alle gemeenten geven aan te maken te hebben met druk tot grote druk op de woningmarkt. Dit betreft zowel de huur- als de koopsector bij woningen in alle prijsklassen. De druk is de laatste jaren toegenomen. Alleen Hardenberg en Emmen geven aan geen druk op de woningmarkt te kennen. Emmen geeft hierbij wel aan dat het laatste jaar de spanning enigszins is toegenomen. Formulering van beleid Bijna alle gemeenten hebben ten aanzien van de druk op de woningmarkt beleid geformuleerd, hiervan hebben twaalf gemeenten aangegeven dit (mede) in regionaal verband te hebben gedaan. Slechts vier gemeenten hebben geen beleid, 2 gemeenten zijn bezig met de voorbereiding van beleid. Er zijn diverse beleidsmaatregelen vermeld door de gemeenten: • de doorstroming bevorderen, • het vergroten van de woningbouwproductie, • het maken van prestatieafspraken, • meer evenwicht in de woonruimteverdeling, • op zoek naar korte termijn maatregelen zoals leegstaande kantoren geschikt maken voor bewoning en het ontwikkelen van flexibele gebouwconcepten, • aandacht voor de bouw van studentencomplexen, • het instellen van doorstroompremies en startersleningen. Beleidsmatige aanpak onrechtmatige bewoning De MG-circulaire geeft aan dat uit eerder onderzoek is gebleken dat een aantal gemeenten geen beleid heeft ontwikkeld ten aanzien van onrechtmatige bewoning. In de MG-circulaire zijn mogelijkheden van bestrijding van onrechtmatige bewoning aangegeven en zijn de gemeenten verzocht samen met de verhuurders de bestrijdingsmogelijkheden actief op te pakken. De vraag of er ook beleid op de aanpak van onrechtmatige bewoning wordt gevoerd, is door dertien gemeenten (21,6 % van de geënquêteerden) met ja beantwoord. Door vier gemeenten is er wel iets aan beleid op dit gebied ontwikkeld maar dit is niet specifiek gericht op de onrechtmatige bewoning. Zes gemeenten denken na over nut, noodzaak en inhoud van een dergelijk beleid. Dertig gemeenten geven aan geen beleid te hebben voor de bestrijding van de onrechtmatige bewoning. Beleid met betrekking tot de bestrijding van de onrechtmatige bewoning situatie
Wel beleid Beleid in ontwikkeling Niet structureel, niet specifiek Geen beleid Geen antwoord
Aantal gemeenten
13 6 4 30 7
Aantal gem. onrechtm.bew. geen probleem 2 0 0 19 0
Regels in verordening en/of convenanten. De Huisvestingswet biedt instrumenten waarmee een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van (schaarse) woonruimte bewerkstelligd kan worden. Door middel van het opstellen van een huisvestingsverordening of een convenant kunnen regels worden opgesteld met betrekking tot de verdeling van woonruimte. Met vraag 4 is nagegaan of gemeenten dergelijke regels hebben vastgesteld. VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 17/42
Afspraken met verhuurders. In de MG 2001-14 is hierover het volgende geschreven: “Een van de belangrijkste conclusies uit het onderzoek is dat een gezamenlijke aanpak van gemeente en verhuurders langs publieke en private weg in de praktijk het meeste effect heeft. Bij zo’n aanpak kunnen, bijvoorbeeld door vergelijking van gegevensbestanden eerder gevallen van onrechtmatige bewoning gesignaleerd worden en onrechtmatige situaties vaak sneller en efficiënter rechtgetrokken worden. Onrechtmatige bewoning kan, zo blijkt uit het onderzoek, op verschillende manieren gesignaleerd en bestreden worden. Zo ligt het voortouw bij de ene gemeente bij het signaleren van verschillen door bestandsvergelijking binnen de gemeente zelf, zoals met de afdeling Bevolkingszaken, de Gemeentelijke Sociale Dienst en de afdeling Volkshuisvesting. Bij de andere gemeente ligt het voortouw meer bij het uitvoeren van controles door de gemeentelijke basisadministratie (GBA) te raadplegen. Een belangrijke bron van informatie vormen de signalen van burgers, verhuurders, wijkbeheerders, en/of politie (klachten, overlastsituaties, kliklijnen). Verder zijn er gemeenten die met verhuurders samenwerken door het uitwisselen van gegevens en kan bij de daadwerkelijke handhaving de rolverdeling tussen de gemeenten en verhuurders divers zijn. De gemeente kan zelf bepalen welke middelen worden ingezet en welke afspraken er met verhuurders worden gemaakt, het vraagt om maatwerk op lokaal niveau”. In de MG-circulaire is gevraagd om de activiteiten en prioriteitstelling op het terrein van de bestrijding van onrechtmatige bewoning te bezien en samen met de verhuurders te komen tot een ‘gedragscode’ op lokaal niveau, waarbij de wederzijdse inspanningsverplichtingen zijn aangegeven.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 18/42
In totaal hebben zesenveertig gemeenten (76,6% van de geënquêteerden) in een huisvestingsverordening of in de vorm van een convenant regels opgesteld. (Bij 16 van deze gemeenten is dit zowel in de vorm van een huisvestingsverordening als in een convenant.) De formuleringen, reikwijdte en uitwerking van de huisvestingsverordeningen en convenanten zijn (ook onderling) zeer verschillend. In vier gemeenten (6,6% van de geënquêteerden) zijn geen regels opgesteld. De overige gemeenten geven aan voor slechts een specifiek gedeelte een verordening te hebben vastgesteld. Van de gemeenten die opgave hebben gedaan van de datum of het jaar waarin het convenant en/of de verordening is/zijn vastgesteld zijn hieronder de gegevens verzameld. De meeste gemeenten hebben in de periode 1990 tot 1995 de regelgeving vastgesteld. Verder blijkt uit de antwoorden dat de recente verordeningen uit 2001 en 2002 feitelijk gewijzigde vaststellingen van bestaande verordeningen betreft. In een viertal gevallen betreft het een wijziging vanwege het aannemen van een regionale verordening. (vier gemeenten in twee verschillende regio’s). Rotterdam antwoordt met betrekking tot de verordening dat de gemeente met ingang van 1 januari 2003 de huisvestingsvergunningen zal afschaffen. In de particuliere sector worden deze vergunningen niet doeltreffend gevonden en met betrekking tot de toewijzing van huurwoningen zijn er goede afspraken gemaakt met de corporaties. Aantal gemeenten waarvan in een bepaald jaar de verordening van kracht werd (of de meest recente herziening) Voor 1990
1990 tot 1995 4
1995 tot 2000 12
2000 1
2001 1
2002 4
Aantal gemeenten waarvan in een bepaald jaar het convenant van kracht werd (of de meest recente herziening) Voor 1990 2
1990 tot 1995 3
1995 tot 2000 10
2000 2
2001 0
2002 2
De tabellen hierboven geven aan dat de grootste activiteit voor het opstellen of actualiseren van verordeningen of convenanten in de periode 1995 tot en met 2000 heeft plaatsgevonden. Een mogelijke verklaring hiervoor zou gelegen kunnen zijn in het volgende. In 1998 is een wijziging van de Huisvestingswet in procedure gebracht. Er zijn signalen dat gemeenten een geplande wijziging van de Huisvestingsverordening vanaf 1998 hebben opgeschort in afwachting van deze wetswijziging. De VNG heeft vooruitlopend daarop haar modellen niet aangepast. In 2002 zijn enkele verordeningen aangepast vanwege de invoering van de euro. Uit de verkregen informatie blijkt niet dat de brief MG 2001-14 van 22 mei 2001 met het verzoek om de bestrijding van onrechtmatige bewoning actief op te pakken een belangrijke impuls is geweest voor het opstellen van verordeningen of convenanten. Hierbij moet opgemerkt worden dat dit wellicht ook niet in eerste instantie noodzakelijk was voor de uitvoering van de gevraagde daadkrachtige aanpak. Over het algemeen zijn vooral (krappe) woningmarktomstandigheden redenen voor het opstellen van een verordening.
Afspraken met verhuurders Van een gezamenlijke aanpak van onrechtmatige bewoning tussen gemeenten en sociale en particuliere verhuurders is nog weinig sprake. In de gevallen waar de gemeenten aangeven dat er afspraken zijn gemaakt betreft dit vooral afspraken met sociale verhuurders. In een enkel geval worden ook afspraken met particuliere verhuurders gemaakt. Opgemerkt moet worden dat hoewel de beleidsmatige verantwoordelijkheid voor het tegengaan van onrechtmatige bewoning bij de gemeenten ligt het niet ongebruikelijk is dat initiatief tot het nemen van maatregelen van verhuurders wordt verwacht. Uit de verkregen informatie blijkt niet of het initiatief van gemeente of verhuurder is uitgegaan. Evenmin of gemeente of verhuurder niet bereid was tot het maken van afspraken. Ook waar de vraag met ja is beantwoord duidt de aard van de gemaakte afspraken slechts in weinig gevallen op een actieve aanpak.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 19/42
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 20/42
Afspraken met verhuurders situatie
Ja In ontwikkeling Beperkt Nee
Aantal gemeenten 17 3 6 27
Aantal gem. onrechtm.bew. geen probleem 2 1 0 18
Knelpunten met betrekking tot de aanpak Onderstaande tabel geeft een overzicht van gemeenten die wel of geen knelpunten ondervinden. Enkele gemeenten hebben geen antwoord op de gestelde vraag ingevuld. Opmerking hierbij is dat de meer actieve gemeenten deze knelpunten in de praktijk tegenkomen, de meer passieve en de niet actieve gemeenten hebben logischerwijs geen knelpunten met betrekking tot de “aanpak”. Knelpunten m.b.t. de aanpak Op de vraag of de gemeente knelpunten ondervindt met betrekking tot de aanpak van onrechtmatige bewoning hebben 24 gemeenten aangegeven knelpunten te ondervinden. Uit het overzicht Voorbeelden van knelpunten op de volgende bladzijde, blijkt dat deze enerzijds gelegen zijn in een complexe bewijslast en anderzijds in het genereren van bruikbaar gegevens materiaal. Voorts blijkt ook de benodigde vorm van opsporing arbeid- en dus kostenintensief te zijn.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 21/42
Voorbeelden van de genoemde knelpunten zijn de volgende:
Beleid, capaciteit en financieel. q Actief opsporingsbeleid is moeilijk en tijdrovend, 2x. q Menskracht voor de koppeling van bestanden. q Capaciteit voor inspectie en opsporing. q Controle en handhavingsbeleid. q Financiële ruimte en personeelskrapte. q Rijksbeleid ten aanzien van illegalen. Juridische beperkingen. q Beperkte juridische mogelijkheden 2x. q Lange procedures, versnipperde wetgeving. q Bewijslast is problematisch, 3x. q Bewijslast van volledige doorverhuring waarbij doorverhuurder elders woont. q Contractsbescherming (versterking van positie verhuurder is op dit punt nodig). q Wet op privacy. q Identificatieplicht ontbreekt. q Vervallen van de samenwoonplicht van gehuwden in burgerlijk wetboek en “op papier” 2 woningen kunnen huren zodat 1 woning kan worden doorverhuurd. q Getuigenverklaringen van familieleden van de hoofdhuurder wegen bij de rechter kennelijk zwaarder dan de getuigenverklaringen van buurtbewoners en corporaties. q Als de verhuurder een civielrechtelijke procedure start, is de vraag van de rechter of er vervangende woonruimte is aangeboden en of deze persoon elders gehuisvest kan worden. De verhuurder doet dit niet. De uitspraak van de rechter is veelal dat het huurcontract op naam van de onderhuurder moet worden gezet. q De bewijslast is soms moeizaam of helemaal niet rond te krijgen. Als men zich niet uitschrijft uit de GBA en -bij aankondiging van een ontruimingsprocedure- gaat men gewoon terug naar de (onderverhuurde) woning. Het is dan niet hard te maken dat de woning inderdaad is verlaten. Het ontbreken van gegevens. q Gebrek aan inzicht. q Niet over controlegegevens beschikken. q Omdat er geen sprake is van huisvestingsvergunningen is er geen eenvoudige en directe koppeling tussen registratie van huis vestingsvergunning en GBA. q Vergunningen tot huur- en koopgrens, geen zicht op vrije vestiging. q Gegevensvergelijking niet waterdicht door bijvoorbeeld spellings fouten. q Vergunningverlening is gemandateerd daardoor is de controle ingewikkeld. q Ontbreken van de toegang tot de huursubsidiebestanden van VROM.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 22/42
Succesvoorbeelden. Door achttien gemeenten zijn tips voor en voorbeelden van een goede aanpak aangegeven. Deze voorbeelden zijn hieronder samengevat. Actieve aanpak q Alert reageren en handelend optreden. q Er is vanuit een individuele en directe aanpak regelmatig succes op het curatief aanpakken van onrechtmatige bewoning. q Uitzetting van uitgeprocedeerde asielzoekers. q Los van illegaliteit, "krakers" worden binnen 24 uur ontruimd. q Het is merkbaar dat van een huisuitzetting een grote preventieve werking uitgaat. q De verhuurders zenden brieven aan zowel de oorspronkelijke bewoners als de onderhuurder. In deze brieven wordt aangegeven wat de consequenties zijn als men de huur niet opzegt dan wel zonder huurcontract en huisvestingsvergunning een woning bewoont. In de praktijk kiest men na ontvangst van de brieven meestal eieren voor zijn geld. q Integrale acties van Politie, Vreemdelingendienst en gemeente (Den Haag) in het kader van het project Aanpak Malafide Infrastructuur rond Illegalen waarbij indirect vormen van onrechtmatige bewoning zijn opgeheven. Onderzoek en overleg q Onderzoek naar de (on)mogelijkheden van een actieve aanpak van de echte onderkant (ook wel genoemd het souterrain) van de woningmarkt. q Op dit moment is integraal beleid in ontwikkeling. Per 1-1-2003 is een nieuwe pension / gebruikersvergunning vereist volgens de bouwverordening. Op grond daarvan kan overbewoning worden aangepakt, van deze aanpak wordt in ieder geval succes verwacht. q Het periodieke overleg tussen gemeente en verhuurders. q “Zoeklichtrapportages”, met behulp van systematische leegkomstcontrole worden op jaarbasis enkele duizenden signalen naar verhuurders verspreid. q Het Regionaal Interdisciplinair Fraudeteam (RIF) Noord is bezig met een onderzoek om schijnadressen te vinden (=adres opgegeven bij het GBA, maar waar niemand of desbetreffende persoon niet woont). De eerste uitkomsten lijken veelbelovend. Hiervan is echter nog geen eindrapportage verschenen. Dit kan dus pas in een later stadium worden toegelicht. Projectmatige aanpak. q Pilot Geuzenwijk in 1998/1999: door de aanpak van onrechtmatige bewoning in deze wijk in 1998/1999 komen we daar nu (bij de vervolgaanpak) heel weinig onrechtmatige bewoning tegen! q Het inzetten van een “taskforce”. q De werkgroep pensions is actief. Samenwerking met diverse gemeentelijke instanties. q Projectmatige bestandvergelijking heeft veel probleemsituaties opgelost (combinatie illegale onderhuur, bijstandsfraude en onjuiste inschrijving). Deze aanpak zal worden uitgebreid. q Project Aanpak Malafide Infrastructuur rond Illegalen (Den Haag) De conclusie is dat vooral een actief beleid en een integrale, projectmatige aanpak tot goede resultaten kunnen leiden.
2.4
Opsporing en handhaving
Handhaving van de opgestelde regels. Bij tien gemeenten bestaat er een regelmatige controle met een meer structureel karakter, vooral gericht op de verlening van huisvestingsvergunningen waarbij de GBA wordt geraadpleegd. Bij 2 gemeenten wordt voor de handhaving ook bijzondere opsporingsambtenaren (BOA’s) ingezet. Negen gemeenten houden een controle achteraf. Deze controle wordt vaak periodiek -op basis van ont vangen jaarverslagen, kwartaalverslagen of evaluatierapporten- ingesteld.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 23/42
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 24/42
Handhaving van de opgestelde regels.
Aard controle
Aantal gemeenten
Regelmatige controle Controle achteraf - periodiek Beperkt, incidenteel Geen controle Nvt, geen of geen respons
11 9 7 7 26
Aantal gem. onrechtm.bew. geen probleem 0 0 0 0 21
Conclusie: Een beperkt aantal gemeenten is actief bezig met de handhaving van de opgestelde regels. Geen regels, hoe is de signalering en aanpak. MG 2001–14: Ook wanneer onrechtmatige bewoning zich alleen voordoet in de vorm van het doorverhuren van een woning zonder toestemming van de verhuurder, zonder dat een gemeente regels in een verordening heeft gesteld is een bijdrage van de gemeente wenselijk. De gemeenten kunnen hier een rol spelen bij de signalering van gevallen bijvoorbeeld door regelmatige inform atie-uitwisseling van gegevens.
Van de gemeenten waar geen regels met betrekking tot de woonruimteverdeling zijn opgesteld, is door vijf gemeenten aangegeven dat de signalering en aanpak van onrechtmatige bewoning aan de verhuurder worden overgelaten. Door negen gemeenten is aangegeven dat dit in samenwerking met de ve rhuurders gebeurt. Hiervan hebben vier gemeenten aangegeven dat het initiatief vooral bij de verhuurder ligt en de gemeente zonodig ondersteuning verleent. Inzet van de GBA door de gemeente Zoals al in MG 2001-14 is aangegeven kan de gemeente bij de opsporing van onrechtmatige bewoning, gebruik maken van de GBA door middel van het vergelijken van bestanden voor het opsporen van administratieve strijdigheden en bij het onderzoeken van meldingen van onrechtmatige bewoning. dertig gemeenten maken hierbij gebruik van de GBA. Bij gemeenten die hierop geen actief beleid voeren of gemeenten die aangeven dat onrechtmatige bewoning niet voorkomt is: nee, soms of ‘in de toekomst’ aangegeven. Hierbij heeft èèn gemeente (die “nee” antwoordde) in de toelichting aangegeven nu belangrijke informatie te missen sinds VROM de huursubsidie verzoeken verwerkt. Inzet van de GBA door de gemeente Inzet
Ja Nee Soms In de toekomst
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Aantal gemeenten
31 18 2 2
Aantal gem. onrechtm.bew. geen probleem 6 15
Pagina 25/42
Krijgen verhuurders toegang tot (delen van) de GBA? MG 2001–14: Een intensieve samenwerking tussen verhuurders en gemeenten kan voor verhuurders eerder signalen opleveren van gevallen waarbij een woning in strijd met het huurcontract wordt (onder-) verhuurd. In het onderzoek hebben veel corporaties te kennen gegeven toegang tot de GBA te wensen. Regelgeving werpt hiervoor geen principiële belemmeringen op. De wettelijke grondslag daarvoor is artikel 100 van de Wet GBA, waarbij gemeenten in hun verordening kunnen bepalen dat deze gegevensverstrekking plaatsvindt. De VNG heeft een modelverordening die voorziet in de mogelijkheden om corporaties toegang te geven tot de GBA. Als de gemeente het niet wenselijk acht om gegevens aan corporaties te verstrekken of, in het geval van particuliere verhuurders het niet mogelijk is deze gegevens te verstrekken, kunnen er afspraken gemaakt worden tussen gemeenten en verhuurders waarbij de verhuurders de huurdersgegevens aan de gemeente zenden. In deze constructie vindt geen rechtstreekse verstrekking van GBA-gegevens aan verhuurders plaats, maar worden de gegevens verstrekt aan de gemeentelijke dienst die de vergelijking uitvoert. De gemeente kan deze gegevens vergelijken met de huisvestingsvergunningregistratie en de GBA en kan op basis van de geconstateerde verschillen (in overleg met de verhuurders) gerichte controles uitvoeren. Hiermee kan de gemeente een eigen inhoud geven aan de opvatting over de privacy van haar inwoners en anderzijds wordt er geen onderscheid gemaakt in de behandeling van corporaties en particuliere verhuurders.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 26/42
Maakt de gemeente gebruik van andere bestanden dan de GBA? Ja Nee of niet van toepassing
20 33
Buiten het gebruik van de GBA hebben twintig gemeenten aangegeven ook nog gebruik te maken van andere bestanden. Hierbij zijn genoemd: • WOZ (5x) • Kadaster (3x) • Bestanden van energiebedrijven (2x) • Huursubsidie (3x) • Bestanden bij de CWI cq. de Sociale Dienst (5x) • Vreemdelingendienst (VAS) • Bestanden van gemeentelijke Belastingdienst • Verhuurdersbestanden 2x • Verantwoordingsstaten van de corporaties • Bestanden van woningzoekenden, urgentieaanvragen woningzoekenden (2x) • Basissysteem woonruimteverdeling • Basissysteem gebouwen • De gemeentelijke woningkartotheek • Databank vergunningverlening,Bestand woonvergunningen (2x) • Toewijzingsregisters koopwoningen • Woonruimteregistratie en Belastingen • Een eigen registratiebestand “gepubliceerd aanbod” • Diverse bestanden, kan per actie verschillen Naast de raadpleging van bovengenoemde bestanden kunnen mogelijkheden worden onderzocht om de bestanden aan elkaar te koppelen. Krijgen verhuurders toegang tot (delen van) de GBA? Toegang tot GBA Ja Indirect in de nabije toekomst Nee
Aantal gemeenten 11 14 4 24
Elf gemeenten geven verhuurders toegang tot (delen van) de GBA. Hiervan hebben acht gemeenten aangegeven dat dit, conform de wettelijke voorschriften, beperkt is tot de sociale verhuurders of grootste sociale verhuurder in de gemeente. Veertien gemeenten geven aan dat toegang wel mogelijk is, maar alleen op een indirecte wijze. Dit kan schriftelijk of telefonisch zijn. Hierbij hebben enkele gemeenten tevens toegelicht dat dit alleen via vaste contactpersonen bij de gemeente en corporaties kan verlopen. Door twee gemeenten is aangegeven dat aan alle verhuurders informatie wordt verstrekt. Vier gemeenten zullen binnenkort toegang tot de GBA regelen of hierover nog afspraken maken met de plaatselijke corporaties. Door vierentwintig gemeenten wordt geen informatie uit de GBA aan verhuurders te beschikking gesteld. Afspraken met verhuurders over uitwisseling van gegevens Door zevenentwintig gemeenten zijn er met de verhuurders afspraken gemaakt met betrekking tot het uitwisselen van gegevens. Hiervan hebben tien gemeenten dit geregeld op basis van een meer structurele aanpak met een periodieke gegevensuitwisseling, bij negen gemeenten ligt het initiatief vooral bij de verhuurder, waarbij op verzoek van de verhuurder de gevraagde informatie wordt geleverd. De overige gemeenten kennen een beperkte of incidentele gegevensuitwisseling. Daarnaast zijn er ook zesentwintig gemeenten waar geen afspraken met de verhuurders zijn gemaakt.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 27/42
Illustratieve antwoorden ten aanzien van aanpak, sancties en rolverdeling q
q
q
q
q
q
q q q q
q
Via het Meldpunt Onrechtmatig Wonen komen klachten/meldingen binnen. Na administratief onderzoek volgt een huisbezoek door Projectmedewerkers Handhaving van gemeente. Indien nodig hanteert de gemeente de haar ter beschikking staande bestuursrechtelijke instrumenten. Heeft een melding betrekking op een corporatiewoning dan wordt deze ter afhandeling aan de corporatie doorgegeven. De gemeente rapporteert geconstateerde onrechtmatigheid (geen ve rgunning afgegeven voor in gebruik genomen woning) aan de uitvoeringsorganisatie. Deze schrijft de ingebruiknemer met afschrift aan verhuurder aan onder bijvoeging aanvraagformulier huisvestings vergunning. Zonder positief resultaat neemt de gemeente de behandeling over. Ingebruiknemers worden aangeschreven met voorwaarschuwing over dwangsomoplegging. Zonder resultaat zal daadwerkelijke dwangsom worden opgelegd zonodig met inschakeling van de deurwaarder. In principe wordt de publiekrechtelijke weg bewandeld. Op het moment dat de bewijslast moeilijk hard te maken is en tevens sprake is van huurschuld of overlast, wordt de privaatrechtelijke weg gevolgd. Eerste middel is overleg om te komen tot een oplossing. Wanneer dat geen succes heeft is huisuitzetting het uiterste middel. Ad 1) De verhuurder wordt hierop aangesproken en de huis vestingsvergunning wordt niet verleend. Zo nodig ontruimd de gemeente. Ad 2) Signaal aan de verhuurder (of andersom), de verhuurder ontruimt of de gemeente doet dit op grond van het bewonen van (schaarse) woonruimte zonder huisvestingsvergunning. De interventieteams richten zich vooral op het tegengaan van allerlei vormen van overlast en/of onveiligheid. Voor het beëindigen van overlastgevende of gevaarlijke situaties gebruiken zij de wet Victor, maar ook de bepalingen met betrekking tot verblijfsinrichtingen in de Bouwverordening. Ontruiming van het pand is dan de sanctie. De woningcorporaties hebben de mogelijkheid de ontbinding van de huurovereenkomst en/of de ontruiming van de woning te vorderen bij de burgerlijke rechter. De gemeente onderzoekt mogelijke onrechtmatige bewoning via de GBA, Huursubsidie en WOZ-gegevens en inschakeling van Bouw en Woning Toezicht. Het signaal wordt ook aan de betreffende eigenaar/verhuurder doorgegeven. Aldus een publiek en privaatrechtelijke aanpak. Eventuele sancties zullen in verband met het ontbreken van beleid ad hoc vastgesteld worden. Ontruimen. De gemeente ontruimt. Aanschrijving tot onmiddellijke verlating, controle ter plaatse. De gemeente onderneemt alle actie. Bij een nieuwe inschrijving worden oude bewoners onderzocht. Belt woningstichting voor controle. Sociale Zaken (SoZa) geeft info met betrekking tot illegale onderhuur door aan de verhuurder. Vaak vooraf gegaan aan onderzoek door SoZa -recherche (BOA) . 1) Voor wat betreft signalen die de afdeling B+W ontvangt: middelen om een en ander aantoonbaar te maken zijn zeer beperkt. Er kan geconstateerd worden dat er geen recht op (vangnetregeling) huursubsidie bestaat, de corporatie wordt op de hoogte gesteld. 2) overige is privaatrechtelijke aangelegenheid, de gemeente heeft hier voornamelijk een signalerende functie. 3) in 1 geval was er sprake van bewoning waar het de bestemming bedrijf had, hier is de ambtenaar Vergunning en Handhaving ingezet. Gemeente en verhuurders controleren beide apart en in voorkomende gevallen in samenspraak. In eerste instantie wordt altijd via een gesprek getracht duidelijkheid te verschaffen. Bij controles van twijfelgevallen is er meestal geen sprake van onrechtmatige bewoning. Veel mensen zijn vergeten in te schrijven, dus in veel gevallen lost de situatie zich op. Er blijven dan enkele probleemgevallen over, waarbij ook de politie wordt ingeschakeld.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 28/42
Afspraken met verhuurders over uitwisseling van gegevens Afspraken met verhuurders ?
Ja Nee
Aantal gemeenten
27 26
Aantal gem. onrechtm.bew. geen probleem 6 15
Aanpak, sancties, rolverdeling De MG-circulaire geeft aan dat uit eerder onderzoek is gebleken dat een aantal gemeenten geen beleid heeft ontwikkeld ten aanzien van onrechtmatige bewoning. In de MG-circulaire zijn mogelijkheden van bestrijding van onrechtm atige bewoning aangegeven en zijn de gemeenten verzocht samen met de verhuurders de bestrijdingsmogelijkheden actief op te pakken.
Veertien gemeenten vervullen een actieve rol bij de bestrijding van gesignaleerde onrechtmatige bewoning. Zes gemeenten kennen een zeer beperkte rol, bij voorbeeld door alleen een signaal door te geven aan de verhuurders. De aanpak, rolverdeling en sancties die gemeenten hierbij hanteren zijn verschillend. In het onderstaande kader zijn de diverse antwoorden weergegeven. Een groot aantal gemeenten (vierentwintig) laat de aanpak van de onrechtmatige bewoning over aan de verhuurders. De overige geënquêteerde gemeenten geven aan dat onrechtmatige bewoning niet voorkomt in de gemeente, of hierover geen signalen ont vangen. De sancties die bij de bestrijding van onrechtmatige bewoning worden gehanteerd zijn huuropzegging, ontruiming en het opleggen van een dwangsom. Aanpak, sancties, rolverdeling
Opstelling gemeente
Actief optreden door gemeente Beperkt actief optreden door de gemeente De verhuurder treedt op/dient op te treden, gemeente is niet actief Onbekend, n.v.t., geen signalen
Aantal gemeenten
14 6 24 9
Aantal gem. onrechtm.bew. geen probleem 1 1 Verhuurder 7 Gemeente non actief: 8
4
Aantal controles door wie en met welk resultaat. Voor een deel zijn de antwoorden op deze vraag ook onder hoofdstuk 2.1 beschreven om een indruk te geven van de omvang van onrechtmatige bewoning. De behandeling onder dit hoofdstuk 2.4 “opsporing en handhaving” is om een beeld te geven over de mate van actieve handhaving door gemeenten.
Aantal controle onderzoeken Onbekend of geen aantal genoemd Geen controle Beperkt aantal tot ca 10 per jaar 50 onderzoeken of meer per jaar Geen antwoord
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Aantal gemeenten 25 15 7 8 5
Pagina 29/42
Zeven gemeenten geven aan dat er een beperkt aantal onderzoeken wordt uitgevoerd tot circa 10 per jaar. Door vijfentwintig gemeenten is aangegeven dat dit aantal onbekend is of is een andere formulering gekozen zonder daarbij aantallen te noemen. Resultaten van controleonderzoeken q q q q q
Amsterdam met ruim 300 correcties in 2001 en ruim 255 correcties in 2002 scoort hierbij het hoogste, gevolgd door: Haarlem met 205 huuropzeggingen in 2001 en 10 huuropzeggingen in 2002. Den Haag 39 sluitingen, 21 ontbindingen van huurcontracten, 4 ontruimingen Utrecht met 43 huuropzeggingen of vrijwillige ontruimingen en 7 daadwerkelijke ontruimingen. Rotterdam (met wat gedateerde cijfers uit 1997 tot 1999) waar op 95 adressen één of meer vormen van onrechtmatige bewoning zijn geconstateerd: 28 corporatie-adressen en 67 particuliere adressen.
Vijftien gemeenten hebben aangegeven geen of geen actieve controle uit te voeren. Acht gemeenten voeren vijftig onderzoeken of meer per jaar uit. De onderzoeken of controles van deze gemeenten betreffen veelal controle op de GBA-gegevens en de huisvestingsvergunningen. Uit de resultaten van deze controles wordt een beperkter aantal adressen bezocht voor een nader onderzoek. De resultaten van deze nadere onderzoeken uitgedrukt in correcties, huuropzeggingen en ontruimingen zijn in vergelijking tot het aantal controles niet erg hoog. (zie ook het overzicht van de antwoorden met betrekking tot de aantallen controles in paragraaf 2.1.) Opvallend is dat de behaalde resultaten van de opsporing - en handhavingacties met het doel de onrechtmatige bewoning te beëindigen in relatie tot de aantallen controles en de veronderstelde omvang van tenminste 5%, in getal niet hoog zijn.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 30/42
3
Conclusies en aanbevelingen
In de beschrijving van de resultaten is door het samenvatten van verkregen antwoorden al vooruitgelopen op de conclusies. Voordat wij de conclusies formuleren en daarmee een antwoord op de onderzoeksvraag geformuleerd kan worden, roepen wij de onderzoeksvraag in herinnering: Welke invulling hebben gemeenten gegeven aan het verzoek van de Staatssecretaris om de onrechtmatige bewoning daadkrachtig aan te pakken en welk beeld hebben gemeenten van de resultaten hiervan? Conclusies: Gemeenten hebben weinig zicht op onrechtmatige bewoning De meeste gemeenten hebben geen of weinig zicht op de omvang en de verschijningsvormen van onrechtmatige bewoning. Het zicht is voornamelijk gebaseerd signalen en meldingen van derden. Het op een systematische manier verzamelen van informatie over (aspecten van) onrechtmatige bewoning komt nauwelijks voor. De conclusie die sommige gemeenten trekken dat er geen sprake is van een belangrijk probleem kan door deze gemeenten niet worden onderbouwd. Gemeenten zien onrechtmatige bewoning niet als belangrijk probleem Op basis van de verkregen informatie kan niet worden gesteld dat gemeenten het verschijnsel onrechtmatige bewoning als een belangrijk probleem herkennen. Er is een beperkt aantal gemeenten (11 van de 55) die de bestrijding van de onrechtmatige bewoning in meer of mindere mate actief aanpakt. De MG 2001-14 heeft niet geleid tot een meer daadkrachtige aanpak Bij gemeenten is een lichte tendens om meer te doen aan de bestrijding van onrechtmatige bewoning. Het verzoek van de staatssecretaris in de MG 2001-14 heeft niet aantoonbaar geleid tot een meer daadkrachtige aanpak. Grote gemeenten doen meer aan bestrijding onrechtmatige bewoning De grote steden doen meer aan de bestijding van onrechtmatige bewoning dan kleinere steden. Een belangrijke oorzaak hiervan is de overlast die bepaalde vormen van onrechtmatige bewoning veroorzaakt (bijvoorbeeld in Amsterdam en Utrecht). Gemeenten hebben zicht op effecten bestrijding onrechtmatige bewoning, maar effectiviteit lijkt gering. De gemeenten die actie ondernemen tegen onrechtmatige bewoning hebben goed inzicht in de resultaten van die acties. Uit de enquête blijkt verder dat de effectiviteit van de inspanningen (zeer) gering is, vergeleken met de omvang van de onrechtmatige bewoning zoals de gemeenten deze veronderstellen. Nauwelijks samenwerking gemeenten en verhuurders bij bestrijding onrechtmatige bewoning Van een gezamenlijke aanpak van onrechtmatige bewoning van gemeenten met sociale en particuliere verhuurders is nauwelijks sprake. In de gevallen waar de gemeenten aangeven dat er afspraken zijn gemaakt, betreft dit vooral afspraken met sociale verhuurders. In een enkel geval worden ook afspraken met particuliere verhuurders gemaakt. Waar afspraken zijn gemaakt duidt de aard van de gemaakte afspraken in weinig gevallen op een actieve aanpak.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 31/42
Veel gemeenten hebben bestrijding onrechtmatige bewoning gedelegeerd aan verhuurders Voor de bestrijding van onrechtmatige bewoning hebben veel gemeenten het initiatief bij de verhuurders neergelegd en zij zijn voor het zicht op dit probleem afhankelijk van de informatie van met name grote verhuurders. De helft van de geënquêteerde gemeenten hebben afspraken gemaakt met ve rhuurders over het uitwisselen van gegevens. Echter bij zeven gemeenten van deze groep blijkt sprake te zijn van een beperkte of incidentele gegevensuitwisseling. Ervaring leert dat kleinere en minder bonafide verhuurders over het algemeen geen signalen aan gemeenten afgeven. Negen van de vierenvijftig gemeenten vervullen zelf een actieve rol bij de bestrijding van gesignaleerde onrechtmatige bewoning. Weinig inzicht in omvang onrechtmatige bewoning door illegalen De gemeenten hebben over het algemeen weinig inzicht in onrechtmatige bewoning door illegaal in Nederland verblijvenden. Van de vijfenvijftig gemeenten antwoordden 36 dat zonder twijfel in de gemeente illegalen onrechtmatig wonen, maar dat de gemeente onbekend is met het aantal personen dat het betreft. Enkele meer samenvattende conclusies zijn de volgende: • Het door gemeenten genoemde percentage van 5% onrechtmatige bewoning wordt niet weerspiegeld in de resultaten van de beleids- en handhavingsinspanningen van gemeenten. • De opsporing en handhaving is juridisch lastig en arbeids-en kostenintensief. • De samenwerking tussen gemeenten en verhuurders op dit vlak kan geïntensiveerd worden. Aanbevelingen Hieronder zijn de aanbevelingen geformuleerd die voortvloeien uit de enquêteresultaten met betrekking tot de taken van de VROM-Inspectie en gemeenten. Beter zicht op aard en omvang. Aanbevolen wordt dat gemeenten en woningbouwcorporaties de aard en omvang van de problematiek nader gaan verkennen. Op grond van de enquête resultaten is de VROM-Inspectie van mening dat meer gemeenten hun verantwoordelijkheid moeten nemen en in overleg met de verhuurders zich meer moeten inspannen om tot een daadkrachtige aanpak van onrechtmatige bewoning te komen. Effectiever handhaven door: samenwerking Voorts wordt geadviseerd dat aanzienlijk meer gemeenten en verhuurders gezamenlijk gaan optreden. Als eerst verantwoordelijke dienen meer gemeenten hiertoe het initiatief te nemen. (Betere) samenwerking tussen gemeenten en verhuurders, gericht op signalering, opsporing en handhaving, zal de effectiviteit daarvan vergroten. Een projectmatige en integrale aanpak blijkt veelal succesvol. kennisuitwisseling Verdergaande kennisuitwisseling wordt aanbevolen om de best practices van de handhaving en de handhavinginstrumenten overzichtelijk in kaart te brengen. aanpassing regelgeving overwegen Onderzocht dient te worden of door aanpassing van regelgeving de handhavinginspanningen ve rkleind kunnen worden. Intensiveren van het toezicht. Het toezicht door de VROM-Inspectie op het tegengaan en voorkomen van onrechtmatige bewoning dient geïntensiveerd te worden. De VROM-Inspectie zal bij gebleken onderpresteren de betreffende gemeenten daarop aanspreken. Evalueren van de handhaving. Verder wordt aanbevolen met het Directoraat -Generaal Wonen (DGW) van het ministerie van VROM en via DGW met de VNG, woningbouwcorporaties en eventuele andere betrokkenen, nader overleg te voeren over de door de VROM-Inspectie opgedane ervaringen en de hier uit volgende wensen van de minister van VROM voor communicatie, beleid en regelgeving.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 32/42
Bijlage 1 Brief aan gemeenten van 22 mei 2001; MG 2001-14
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 33/42
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 34/42
Bijlage 2
Vragenlijst met Toelichting betreffende onrechtmatige bewoning. Inleiding Onrechtmatige bewoning staat al enige jaren op de politieke agenda. Op basis van eerdere onderzoeken en in een brief aan de Tweede Kamer van 12 oktober 2000 heeft de staatssecretaris van VROM uitleg gegeven over de omvang, de oorzaken en de oplossingsmogelijkheden. Dit heeft onder andere geresulteerd in het toezenden van MG 2001–14 van 22 mei 2001 aan alle gemeenten met het verzoek tot medewerking. In deze MG heeft de staatssecretaris om een daadkrachtige aanpak van onrechtmatige bewoning verzocht en daarbij duidelijk gemaakt dat hij de invulling van zijn verzoek zal monitoren. Zoals destijds is aangeduid zal in overleg worden getreden met die gemeenten waarvan de indruk bestaat dat de activiteiten van die gemeenten op dit punt te kort schieten. De nu voorliggende vragen zijn bedoeld om inzicht te krijgen hoe de gemeenten invulling hebben gegeven aan de aanpak om onrechtmatige bewoning tegen te gaan. Ter verduidelijking zijn de vragen in de onderstaande tekst onderstreept en vervolgens in bijlage 2 samengevoegd.
De definitie In MG 2001–14 is de definitie van onrechtmatige bewoning als volgt aangegeven: 1. Een woning wordt buiten de toewijzingsregels van de gemeente op grond van de huisvestingswet aan een derde verhuurd; 2. Een woning wordt geheel of gedeeltelijk zonder medeweten en zonder toestemming van de verhuurder doorverhuurd. 1) De eerste vorm van onrechtmatige bewoning is een publiekrechtelijke aangelegenheid waarbij handhaving primair op de weg van de gemeente ligt. Deze vorm van onrechtmatige bewoning kan zich uitsluitend voordoen wanneer in een verordening of in een convenant met ve rhuurders regels aan de woonruimteverdeling zijn gesteld; 2) De tweede vorm van onrechtmatige bewoning is een privaatrechtelijke aangelegenheid waarbij optreden primair op de weg van de verhuurder ligt. De problematiek van (permanente) bewoning van recreatiewoningen blijft in dit kader buiten beschouwing.
De vragen. De Huisvestingswet biedt instrumenten waarmee een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van (schaarse) woonruimte bewerkstelligd kan worden. Relevant is of er sprake is van een druk op de woningmarkt. 1. Is er binnen uw gemeente sprake van druk op de woningmarkt?
2. Als er sprake is van druk op de woningmarkt, heeft uw gemeente ter zake een beleid geformuleerd. Zo ja welk, zo neen, waarom niet. De MG-circulaire geeft aan dat uit eerder onderzoek is gebleken dat een aantal gemeenten geen beleid heeft ontwikkeld ten aanzien van onrechtmatige bewoning. In de MG-circulaire zijn mogelijkheden van bestrijding van onrechtmatige bewoning aangegeven en zijn de gemeenten verzocht om samen met de verhuurders de bestrijdingsmogelijkheden actief op te pakken. 3. Heeft uw gemeente beleid ontwikkeld m.b.t. de aanpak van onrechtmatige bewoning? Zo ja, vanaf wanneer en waaruit bestaat dit beleid.
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 35/42
4. Heeft uw gemeente op grond van de huisvestingswet regels opgesteld met betrekking tot de verdeling van woonruimte? Zo ja, vanaf wanneer zijn deze van kracht? In de vorm van een convenant of een verordening?
5. Als door uw gemeente in een verordening regels zijn opgesteld voor de verdeling van woonruimte, op welke wijze wordt door de gemeente de handhaving van deze regels uitgevoerd?
Ook wanneer onrechtmatige bewoning zich alleen voordoet in de vorm van het doorverhuren van een woning zonder toestemming van de verhuurder, zonder dat een gemeente regels in een verordening heeft gesteld is een bijdrage van de gemeente wenselijk. De gemeenten kunnen hier een rol spelen bij de signalering van gevallen bijvoorbeeld door regelmatige informatie-uitwisseling van gegevens. 6. Als uw gemeente geen regels met betrekking tot woonruimteverdeling heeft opgesteld, op welke wijze wordt dan de signalering en de aanpak van onrechtmatige bewoning uitgevoerd?
Een van de belangrijkste conclusies uit het onderzoek is dat een gezamenlijke aanpak van gemeente en verhuurders langs publieke en private weg in de praktijk het meeste effect heeft. Bij zo’n aanpak kunnen, bijvoorbeeld door vergelijking van gegevensbestanden eerder gevallen van onrechtmatige bewoning gesignaleerd worden en onrechtmatige situaties vaak sneller en efficiënter rechtgetrokken worden. Onrechtmatige bewoning kan, zo blijkt uit het onderzoek, op verschillende manieren gesignaleerd en bestreden worden. Zo ligt het voortouw bij de ene gemeente bij het signaleren van verschillen door bestandsvergelijking binnen de gemeente zelf met de afdeling Bevolkingszaken, de Gemeentelijke Sociale Dienst en de afdeling Volkshuisvesting, dan wel GBA en WOZ-gegevens te koppelen. Bij de andere gemeente ligt het voortouw meer bij het uitvoeren van controles door de gemeentelijke basisadministratie (GBA) te raadplegen. Een belangrijke bron van informatie vormen de signalen van burgers, verhuurders, wijkbeheerders en/of politie (klachten, overlastsituaties, kliklijnen). Verder zijn er gemeenten die met verhuurders samenwerken door het uitwisselen van gegevens en kan bij de daadwerkelijke handhaving de rolverdeling tussen de gemeenten en verhuurders divers zijn. De gemeente kan zelf bepalen welke middelen worden ingezet en welke afspraken er met verhuurders worden gemaakt, het vraagt om maatwerk op lokaal niveau. In de MG-circulaire is gevraagd om de activiteiten en prioriteitstelling op het terrein van de bestrijding van onrechtmatige bewoning te bezien en samen met de verhuurders te komen tot een ‘gedragscode’ op lokaal niveau, waarbij de wederzijdse inspanningsverplichtingen zijn aangegeven. 7. Heeft u in overleg met de verhuurders in uw gemeente afspraken gemaakt om onrechtmatige bewoning tegen te gaan? Zo ja, waaruit bestaan die afspraken en is daarbij verschil tussen sociale en particuliere verhuurders?
Door de gemeente kan bij de opsporing van onrechtmatige bewoning, gebruik worden gemaakt van de GBA en het hiermee vergelijken van andere bestanden. Voor het opsporen van administratieve strijdigheden en bij het onderzoeken van meldingen van onrechtmatige bewoning.
8. Maakt uw gemeente voor de opsporing van onrechtmatige bewoning gebruik van de GBA?
9. Maakt uw gemeente buiten de GBA hiervoor ook nog gebruik van andere bestanden? Zo ja, welke?
Een intensieve samenwerking tussen verhuurders en gemeenten kan voor verhuurders eerder signalen opleveren van gevallen waarbij een woning in strijd met het huurcontract wordt (onder-) verhuurd. In het onderzoek hebben veel corporaties te kennen gegeven toegang tot de GBA te wensen. Regelgeving werpt hiervoor geen principiële belemmeringen op. De wettelijke grondslag daarvoor is artikel 100 van de Wet GBA, waarbij gemeenten in hun verordening kunnen bepalen dat deze gegevensverstrekking plaatsvindt. De VNG heeft een modelverordening die voorziet in de mogelijkheden om corporaties toegang te geven tot de GBA. (Zie de bijlage bij MG 2001–14).
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 36/42
10. Geeft uw gemeente de verhuurders toegang tot (delen van) de GBA? Zo ja, geldt dit voor alle verhuurders in uw gemeente?
Als de gemeente het niet wenselijk acht om gegevens aan corporaties te verstrekken of, in het geval van particuliere verhuurders het niet mogelijk is deze gegevens te verstrekken, kunnen er afspraken gemaakt worden tussen gemeenten en verhuurders waarbij de verhuurders de huurdergegevens aan de gemeente zenden. In deze constructie vindt geen rechtstreekse verstrekking van GBA-gegevens aan verhuurders plaats, maar worden de gegevens verstrekt aan de gemeentelijke dienst die de ve rgelijking uitvoert. De gemeente kan deze gegevens vergelijken met de huisvestingsvergunningregistratie en de GBA en kan op basis van de geconstateerde verschillen (in overleg met de verhuurders) gerichte controles uitvoeren. Hiermee kan de gemeente een eigen inhoud geven aan de opvatting over de privacy van haar inwoners en anderzijds wordt er geen onderscheid gemaakt in de behandeling van corporaties en particuliere verhuurders. 11. Heeft de gemeente met de verhuurders afspraken gemaakt over de uitwisseling van gegevens.waarbij de gemeente de gegevens van de verhuurders kan vergelijken met de GBA en/of andere gemeentelijke bestanden. Zo ja, waaruit bestaan deze afspraken.
12. Wat is de aanpak als onrechtmatige bewoning wordt gesignaleerd, welke sancties worden hierbij toegepast en wat is hierbij de rolverdeling tussen de gemeente en de verhuurders?
13. Hoeveel signalen van onrechtmatige bewoning heeft uw gemeente ontvangen in 2001 en in 2002, en welke signalen betreft dit. (door burgers, verhuurders, eigen bestandsvergelijkingen etc.
14. Hoeveel controles zijn er in 2001 en hoeveel in 2002 uitgevoerd, door wie en met welk resultaat?
15. In welke situaties en/of vormen is er sprake van onrechtmatige bewoning in uw gemeente?
16. Welk inzicht heeft u in de omvang van onrechtmatige bewoning (of een inschatting hiervan).
Binnen of naast de bovengenoemde definitie van onrechtmatige bewoning kan er sprake zijn van bewoning door illegaal in Nederland verblijvende personen, in woningen of in andere panden. 17. Wonen er illegaal in Nederland verblijvende personen in uw gemeente. Zo ja, hoeveel (of naar schatting)?
18. Voor zover gehuisvest in reguliere woonruimte, hoeveel woningen betreft dat? En in geval van een ander onderkomen, hoe is dan in hun huisvesting/verblijf voorzien?
19. Voert de gemeente beleid inzake (huisvesting van) illegalen? Zo ja welk?
20. Heeft de gemeente huisvestingsafspraken met corporaties over de huisvesting van illegalen? Zo ja, welke?
21. Ondervindt uw gemeente knelpunten met betrekking tot de aanpak van onrechtmatige bewoning. Zo ja, waaruit bestaan deze?
22. Kunt u succesvoorbeelden in uw gemeente aangeven m.b.t. de bestrijding van onrechtmatige bewoning? VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 37/42
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 38/42
ANTWOORDENFORMULIER Gemeente: Contactpersoon (naam+functie) Tel.nr. : E-mail :
De antwoorden op de vragen kunt u hieronder met vermelding van het nummer van de vraag aangeven. Aangezien u met deze bladzijde onvoldoende ruimte zal hebben verzoek ik u bladzijden toe te voegen voorzover nodig. Daarnaast verzoek ik u bijlagen mee te zenden waarin u in uw antwoorden naar verwijst. 1.
Ondertekening Datum: Gezien: de Wethouder
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Contactpersoon
Pagina 39/42
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 40/42
Bijlage 3
Verklaring voor de opbouw van het Hoofdstuk 2, Resultaten 2.1.
Onrechtmatige bewoning als probleem en de omvang hiervan.
De enquêtevragen over dit onderwerp geven inzicht in de hoeveelheden, waardoor een beeld ontstaat over de omvang van het probleem in aantallen signalen die gemeenten hierover ontvangen, het aantal controles dat hiervoor in 2001 en 2002 is uitgevoerd en het inzicht dat de gemeente zelf heeft in de aantallen of de omvang van onrechtmatige bewoning binnen de eigen gemeente.
Enquêtevragen 13, 14 en 16. 13. Hoeveel signalen van onrechtmatige bewoning heeft uw gemeente ontvangen in 2001 en in 2002, en welke signalen betreft dit? (door burgers, verhuurders, eigen bestandsvergelijkingen etc. 14. Hoeveel controles zijn er in 2001 en hoeveel in 2002 uitgevoerd, door wie en met welk resultaat? 16. Welk inzicht heeft u in de omvang van onrechtmatige bewoning (of een inschatting hiervan). 15. In welke situaties en/of vormen is er sprake van onrechtmatige bewoning in uw gemeente ?
2.2
Onrechtmatige bewoning door illegaal in Nederland verblijvende personen
Deze enquêtevragen kunnen inzicht geven in het aantal illegaal verblijvende personen binnen de gemeente, het aantal woningen voor de huisvesting hiervan, het beleid dat de gemeente hierbij hanteert en of hierover huisvestingsafspraken met corporaties zijn gemaakt.
Enquêtevragen 17, 18, 19, 20 17. Wonen er illegaal in Nederland verblijvende personen in uw gemeente. Zo ja, hoeveel (of naar schatting)? 18. Voor zover gehuisvest in reguliere woonruimte, hoeveel woningen betreft dat? En in geval van een ander onderkomen, hoe is dan in hun huisvesting/verblijf voorzien? 19. Voert de gemeente beleid inzake (huisvesting van) illegalen? Zo ja welk? 20. Heeft de gemeente huisvestingsafspraken met corporaties ter zake van illegalen? Zo ja, welke?
2.3
Gemeentelijk Beleid
Deze enquêtevragen hebben betrekking op de druk op de woningmarkt en het beleid dat de gemeente hierop heeft geformuleerd. Vooral bij druk op de woningmarkt mag worden verondersteld dat de gemeente extra inspanningen zal verrichten om onrechtmatige bewoning aan te pakken en hiervoor beleid te ontwikkelen, regels op te stellen en hierover afspraken met verhuurders te maken. T.a.v. de uitvoering van het beleid is gevraagd welke knelpunten daarbij worden ondervonden en welke beleidsmaatregelen als succesvoorbeelden kunnen worden aangegeven.
Enquêtevragen 1,2,3,4,7,21,22 1. Is er binnen uw gemeente sprake van druk op de woningmarkt? 2. Als er sprake is van druk op de woningmarkt, heeft uw gemeente terzake een beleid geformuleerd. Zo ja welk, zo neen, waarom niet? 3. Heeft uw gemeente beleid ontwikkeld met betrekking tot de aanpak van onrechtmatige bewoning? Zo ja, vanaf wanneer en waaruit bestaat dit beleid. 4. Heeft uw gemeente op grond van de huisvestingswet regels opgesteld met betrekking tot de verdeling van woonruimte? Zo ja, vanaf wanneer zijn deze van kracht? In de vorm van een convenant of een verordening? 7. Heeft u in overleg met de verhuurders in uw gemeente afspraken gemaakt om onrechtmatige bewoning tegen te gaan? Zo ja, waaruit bestaan die afspraken?
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 41/42
21. Ondervindt uw gemeente knelpunten met betrekking tot de aanpak van onrechtmatige bewoning. Zo ja, waaruit bestaan deze? 22. Kunt u succesvoorbeelden in uw gemeente aangeven met betrekking tot de bestrijding van onrechtmatige bewoning?
2.4
Opsporing en handhaving
De enquêtevragen die in dit kader zijn gesteld geven inzicht in de uitvoering van het geformuleerde beleid. Hoe de opsporing en handhaving zijn georganiseerd en welke middelen daarbij worden ingezet. Welke afspraken zijn er tussen de gemeente en de verhuurders gemaakt, wat is de onderlinge rolverdeling en welke sancties worden bij overtredingen gehanteerd. Hoeveel controles worden er uitgevoerd, welke resultaten worden daarbij geboekt en in welke situaties of vormen komt onrechtmatige bewoning in de gemeente voor. Voor een deel zijn de antwoorden op vraag 14 ook onder hoofdstuk 2.1 beschreven om een indruk te geven van de omvang van onrechtmatige bewoning. De behandeling onder dit hoofdstuk 2.4 “opsporing en handhaving” is om een beeld te geven over de mate van actieve handhaving door gemeenten.
Enquêtevragen 5,6,8,9,10,11,12,14 en 15. 5. Als door uw gemeent e in een verordening regels zijn opgesteld voor de verdeling van woonruimte, op welke wijze wordt door de gemeente de handhaving van deze regels uitgevoerd? 6. Als uw gemeente geen regels met betrekking tot woonruimteverdeling heeft opgesteld, op welke wijze wordt dan de signalering en aanpak van onrechtmatige bewoning uitgevoerd? 8. Maakt uw gemeente voor de opsporing van onrechtmatige bewoning gebruik van de GBA? 9. Maakt uw gemeente buiten de GBA hiervoor ook nog gebruik van andere bestanden? Zo ja, welke? 10. Geeft uw gemeente de verhuurders toegang tot (delen van) de GBA? Zo ja, geldt dit voor alle verhuurders in uw gemeente? 11. Heeft de gemeente met de verhuurders afspraken gemaakt over de uitwisseling van gegevens.waarbij de gemeente de gegevens van de verhuurders kan vergelijken met de GBA en/of andere gemeentelijke bestanden. Zo ja, waaruit bestaan deze afspraken. 12. Wat is de aanpak als onrechtmatige bewoning wordt gesignaleerd, welke sancties worden hierbij gehanteerd en wat is hierbij de rolverdeling tussen de gemeente en de verhuurders? 14. Hoeveel controles zijn er in 2001 en hoeveel in 2002 uitgevoerd, door wie en met welk resultaat? 15. In welke situaties is er sprake van onrechtmatige bewoning in uw gemeente ?
VROM-Inspectie Monitor Onrechtmatige Bewoning
Pagina 42/42