Ministerie van Veiligheid en Justide
>
Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag
Directie Wetgeving en Juridische Zaken Sector Juridische Zaken Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag
www. rijksoverheid .nIfvenj Contactpersoon
T F
Datum 7 januari 2016 Onderwerp Uw Wob-verzoek
Ons kenmerk 718306
Uw kenmerk WOB-verzoek afwijking adviezen Commissie AGFA
Geachte
In uw brief van 4 november 2015 heeft u met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) om informatie verzocht. Uw brief heb ik op 5 november 2015 ontvangen.
BIJ beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.
U vraagt om openbaarmaking van een overzicht van het aantal gevallen (al dan niet geanonimiseerd) in de afgelopen vier jaar waarin is afgeweken van een advies van de Adviescommissie grondrechten en functie-uitoefening ambtenaren (hierna: Commissie AGFA) over vertrouwensfuncties en over vrijheid van meningsuiting. De ontvangst van uw verzoek is bij brief van 10 november 2015 (kenmerk 702654) schriftelijk bevestigd. In de brief van 1 december 2015 (kenmerk 708590)15 de beslistermijn met vier weken verlengd. Op 29 december 2015 hebt u telefonisch contact gehad met van mijn ministerie. U hebt ingestemd met verlenging van de beslistermijn tot en met vrijdag 8 januari 2016. Wettelijk kader Uw verzoek valt onder de reikwijdte van de Wob. Voor de relevante Wob-aftikelen verwijs ik u naar bijlage 1.
Besluit Ik heb besloten uw verzoek af te wijzen, aangezien er bij mijn ministerie geen documenten berusten met de door u gevraagde informatie. Dit besluit wordt hieronder toegelicht.
Pagina 1 van 3
Overwegingen U hebt verzocht om openbaarmaking van een overzicht van het aantal gevallen (al dan niet geanonimiseerd) in de afgelopen vier jaar waarin is afgeweken van een advies van de Commissie AGFA over vertrouwensfundies en over vrijheid van meningsuiting. Bij uw verzoek heeft u een lijst gevoegd met AGFA-adviezen uit deze periode. Ter voorkoming van misverstanden wijs ik u erop dat de Commissie AGFA adviezen uitbrengt aan alle departementen. De adviezen op de door u overgelegde lijst betreffen dan ook niet alle het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Directie Wetgeving en Juridische Zaken Sector Juridische Zaken Datum Januari 20 16 Ons kenmerk
Op 10 november 2015 heeft u zowel telefonisch als per e-mail contact gehad met van mijn ministerie, teneinde de reikwijdte van uw verzoek te preciseren. In vervolg op die contacten heb Ik binnen het bestuursdepartement, het Centraal Justitieel Incassobureau, de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de Raad voor de Kinderbescherming, het Openbaar Ministerie en de Dienst Justitiële Inrichtingen laten nagaan of hier documenten berusten die onder uw verzoek om informatie vallen. Uit deze rondgang is gebleken dat geen overzicht wordt bijgehouden van gevallen waarin van adviezen van de Commissie AGFA is afgeweken. Er is derhalve geen document beschikbaar waarin het door u verzochte overzicht is neergelegd. Dat betekent dat ik uw verzoek niet kan inwilligen. In dit verband wijs Ik u er volledigheidshalve op dat het recht op openbaarmaking van informatie ingevolge de Wob, is beperkt tot informatie die is neergelegd in documenten. Het bevraagde bestuursorgaan is niet verplicht in het kader van een Wob-verzoek informatie te vervaardigen die niet in bestaande documenten is neergelegd, ongeacht de mate van inspanning. Om aan uw verzoek te voldoen, zou dat echter wel noodzakelijk zijn. Hoewel ik dus niet beschik over het door u gewenste overzicht, kan ik u wel melden dat naar aanleiding van uw Wob-verzoek contact is opgenomen met de secretaris van de Commissie AGFA. De secretaris meldde mij dat de Commissie AGFA in de afgelopen vier jaar één advies heeft uitgebracht aan het bestuursdepartement van mijn ministerie. Het betreft het advies in de zaak Haifi met kenmerk ABB/2014/10752. In dat advies van de Commissie AGFA is aanleiding gezien mevrouw Haifi niet het voorgenomen strafontslag, maar voorwaardelijk strafontslag te verlenen. Gezien het vorenstaande wijs ik uw verzoek af. Hoogachtend, De Minister van Veiligheid en Justitie,
P.J. van der Filer Hoofd Sector Juridische Zaken, tevens Juridisch Adviseur van het Ministerie van Veiligheid en Justitie
Pagina 2 van 3
Tegen dit besluit kunt u binnen zes weken na de dag waarop dit is bekend gemaakt een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift moet door de indiener zijn ondertekent en bevat ten minste zijn naam en adres, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht en de gronden waarop het bezwaar rust. Dit bezwaarschrift moet worden gericht aan: de Minister van Veiligheid en Justitie, t.a.v. de Directie Wetgeving en Juridische Zaken, sector Juridische Zaken, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag.
Directie Wetgevln9 en Juridische Zaken Sector )urTdsche Zaken Datum 7 januari 2016 Ons kenmerk 718306
Pagina 3 an 3
Artikel 3
1.Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. 5.Een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11. Artikel 10 1.Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit: a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen; b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden; c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld; d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens, tenzij de verstrekking kennelijk geen Inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt. 2.Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: a. de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties; b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel la, onder c en cl, bedoelde bestuursorganen; c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten; cl. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen; e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer; f. het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie; g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bi] de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wei van derden. 3.Het tweede lid, aanhef en onder e, is niet van toepassing voorzover de betrokken persoon heeft ingestemd met openbaarmaking. 4.Het eerste lid, aanhef en onder c en d, het tweede lid, aanhef en onder e, en het zevende lid, aanhef en onder a, zijn niet van toepassing voorzover het milieu-informatie betreft die betrekking heeft op emissies in het milieu. Voorts blijft in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder t, het verstrekken van milieu-informatie uitsluitend achterwege voorzover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het daar genoemde belang. 5.Het tweede lid, aanhef en onder b, is van toepassing op het verstrekken van milieuinformatie voor zover deze handelingen betreft met een vertrouwelijk karakter. 6.Het tweede lid, aanhef en onder g, is niet van toepassing op het verstrekken van milieuinformatie. 7.Het verstrekken van milieu-informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: a. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft; b. de beveiliging van bedrijven en het voorkomen van sabotage. 8.Voorzover het vierde lid, eerste volzin, niet van toepassing is, wordt bij het toepassen van het eerste, tweede en zevende lid op milieu-informatie in aanmerking genomen of deze informatie betrekking heeft op emissies in het milieu. Artikel 11 1.In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. 2.Over persoonlijke beleidsopvattingen kan met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleldbare vorm worden verstrekt. 3.Met betrekking tot adviezen van een ambtelijke of gemengd samengestelde adviescommissie kan het verstrekken van informatie over de daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen plaatsvinden, indien het voornemen daartoe door het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat aan de leden van de adviescommissie voor de aanvang van hun werkzaamheden kenbaar is gemaakt.
4.In aVwijking van het eerste lid wordt bij milieu-informatie het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen het belang van openbaarmaking. Informatie over persoonlijke beleidsopvattingen kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Het tweede lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.