Milieueffectrapport voor een schrootopslag en –verwerkend bedrijf Belgian Scrap Terminal NV - Exploitatie Willebroek (hernieuwing milieuvergunning) PR-0004
Colofon Projecttitel : Projectnummer : Opdrachtgever : Publicatiedatum :
MER BST Willebroek – hernieuwing vergunning 41524 Belgian Scrap Terminal NV november 2003
Bodemkundige Dienst van België vzw W. de Croylaan 48 3001 Leuven-Heverlee Tel. : +32 (0)16 31 09 22 Fax : +32 (0)16 22 42 06
Niet-technische samenvatting
NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING
Voorafgaande opmerking: In deze niet-technische samenvatting wordt verwezen naar de volgende figuren uit boekdeel II: -
1.
figuren 1.2, 1.5, 1.6, 1.7 figuur 2.1 figuren 6.2, 6.3, 6.5, 6.6, 6.11, 6.12
Inleiding Het project omvat de verdere uitbating van het schrootopslag en –verwerkende bedrijf Belgian Scrap Terminal NV (hierna afgekort als BST) voor haar exploitatiezetel te Willebroek, Boomsesteenweg 170, alsook een uitbreiding van de bestaande activiteiten. Naast de reeds bestaande installaties voor depollutie van autowrakken, wenst men over te gaan tot de depollutie van AEEA (afgedankte elektronische en elektrische apparatuur), waarbij de metaalfracties van deze activiteiten verwerkt worden in de bestaande installaties. Deze werkzaamheden worden ondergebracht in vier werkvennootschappen (Belgian Scrap Terminal N.V. of BST, Belgian Car Recycling N.V. of BCR, Belgian Electric and Electronic Recycling N.V. of BEER en Craenhals Metal Terminal N.V. of CMT) die één milieutechnische eenheid zullen worden op het huidige bedrijfsterrein aan de Boomsesteenweg 170 te Willebroek. Voor de overplaatsing van de activiteiten van CMT (momenteel gevestigd in de Stapelstraat) en voor de exploitatie van BEER zullen op de bedrijfsterreinen aan de Boomsesteenweg twee nieuwe bedrijfshallen opgericht worden. De vergunningsaanvraag wordt ingediend namens de vier werkvenootschappen (BST, BCR, BEER en CMT). De huidige vergunning van de bestaande milieutechnische eenheid (BST en BCR) loopt tot 4 juli 2004. Het milieueffectrapport is bedoeld om gevoegd te worden bij de aanvraag tot hernieuwing en uitbreiding van de bestaande vergunning. In de Niet-Technische Samenvatting wordt met het bedrijf BST de volledige milieutechnische eenheid bedoeld, tenzij anders vermeld. Een milieueffectrapport is vereist volgens het Besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 1989 houdende organisatie van de milieueffectbeoordeling van bepaalde categorieën van hinderlijke inrichtingen voor volgende inrichtingen: ‘…opslag van schroot, met inbegrip van voertuigwrakken of afgedankte voertuigen met een opslagcapaciteit van meer dan 2.000 voertuigwrakken of meer dan 2.000 ton schroot…’ om bijgevoegd te worden bij de vergunningsaanvraag. De opslagcapaciteit van schroot, met inbegrip van voertuigwrakken, bedraagt op BST Willebroek 54.150 ton.
Niet-technische samenvatting
2.
Situering project Het bedrijf is gelegen in de gemeente Willebroek. De belangrijkste referentiepunten in de omgeving zijn: − − − − −
de woonkernen van Willebroek en Klein Willebroek de woonkern van Boom het Zeekanaal Brussel-Rupel de Rupel de A12 Brussel-Boom-Antwerpen
Deze zijn weergegeven op de topografische kaart in figuur 1.2. Het bedrijf is gelegen in een industriegebied voor milieubelastende industrieën (zie situering op het gewestplan figuur 1.5). In de nabije omgeving van BST zijn nog verschillende bedrijven en industriële vestigingen gelegen. Het bedrijfsterrein grenst aan het woongebied van Willebroek. De overige woongebieden in de omgeving van het bedrijfsterrein zijn het woongebied van Klein Willebroek (ca 725 meter ten noorden van het bedrijfsterrein) en het woongebied van Boom (ca 1450 meter ten noorden). Een groengebied en een parkgebied liggen op respectievelijk 100 meter in het zuidoosten en op 350 meter in het zuiden. Aan de randen van het industriegebied liggen een aantal bufferzones (groengebieden). Landschappelijk waardevol bosgebied bevindt zich op zo’n 250 meter in het noordoosten (zie figuur 1.6). Dit landschappelijk waardevol bosgebied is vastgelegd via het Bijzonder Plan van Aanleg (BPA 16) “Broek de Naeyer en omgeving” (BPA opgemaakt voor industriegebied aan de overzijde van het kanaal). Voor de terreinen van BST zelf zijn geen Algemene of Bijzondere Plannen van Aanleg van toepassing. De milieuvergunning voor hinderlijke inrichtingen in het Vlaamse Gewest wordt momenteel geregeld door het decreet betreffende de milieuvergunning van 25/06/85 (en latere wijzigingen) en het uitvoeringsbesluit van Vlarem I van 06/02/91 (en latere wijzigingen). Vlarem I geeft de bepalingen m.b.t. de vergunningsplicht en de indelingslijst van meldings- en vergunningsplichtige inrichtingen (Vlarem-rubrieken). Vlarem II van 01/06/95 (en latere wijzigingen) regelt de milieuvoorwaarden voor ingedeelde hinderlijke inrichtingen. Het afvalstoffendecreet van 02/07/81 en de diverse uitvoeringsbesluiten van de Vlaamse regering, o.m. het Vlarea, vormen het juridische kader voor het Vlaamse afvalbeleid. Bijlage 1.2.1.B van het Vlarea geeft een indeling van de diverse soorten afvalstoffen onder verschillende codes. Een aantal van de afvalstoffen die potentieel worden aangetroffen op de terreinen van BST zijn opgenomen in de lijst van gevaarlijke afvalstoffen, zoals batterijen en accu’s, afval van olie,… Andere afvalstoffen, waaronder voertuigwrakken, afgewerkte olie, wit- en bruingoed,… worden als bijzondere afvalstoffen aangewezen. De Vlarea-wetgeving regelt eveneens de aanvaardingsplicht, zowel van toepassing op voertuigwrakken als AEEA (afgedankte elektronische en elektrische apparatuur). Vanaf 1/07/99 is de aanvaardingsplicht van toepassing volgens het één-voor-één-principe (Vlarea, art. 3.1.1.1.), vanaf 1/07/2004 volgens het één-voor-nul-principe (Vlarea, art.3.1.2.2.).
Niet-technische samenvatting
Naar aanleiding van de aanvaardingsplicht worden voor voertuigwrakken en AEEA te behalen recyclagepercentages vooropgesteld. Om deze te kunnen halen is er een milieubeleidsovereenkomst gesloten tussen de Vlaamse regering en de automobielsector. De wettelijke basis voor de uitvoering van deze milieubeleidsovereenkomst wordt gevormd door het Besluit van de Vlaamse regering van 28 april 2000. Dit besluit regelt onder meer de erkenning en de verplichtingen van de centra voor het depollueren en vernietigen van autowrakken of afgedankte voertuigen. Het bedrijf Belgian Scrap Terminal is in het bezit van een dergelijke erkenning als depollutiecentrum van autowrakken. Een analoge milieubeleidsovereenkomst werd gesloten tussen het Vlaamse Gewest en de beroepsfederatie betreffende de Vlarea-aanvaardingsplicht van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Tenslotte worden ook het transport en de uitvoer van afvalstoffen geregeld door het Vlarea. Het schroot dat door BST wordt vervoerd, is niet gecatalogeerd als gevaarlijke afvalstof. BST is dus van rechtswege erkend voor het transport van deze stoffen. Voor de ophaling van afgewerkte olie, batterijen,… die wel als gevaarlijke afvalstoffen zijn onderverdeeld, doet BST een beroep op een erkend ophaler. BST is niet gelegen in een beschermingszone, noch in een speciale beschermingszone m.b.t. luchtverontreiniging. Ook bepalingen m.b.t. waterwingebieden en beschermingszones daarrond zijn voor BST niet van toepassing. Het terrein van BST-Willebroek is gelegen tegen het Zeekanaal Brussel - Rupel. Dit kanaal werd aangeduid als oppervlaktewater met bestemming viswater. BST is gelegen in het poldergebied “Polder Vliet- en Zielbeek”. Aan de zuid- en westzijde van het bedrijfsterrein situeert zich een onbevaarbare waterloop van derde categorie, die beheerd wordt door het Polderbestuur. Het bodemsaneringsdecreet (decreeet van 22 februari 1995, gewijzigd door decreet van 26 mei 1998 en het decreet van 18 mei 2002) beoogt een wettelijk kader tot stand te brengen dat moet toelaten de beslissingen inzake bodemsanering op systematische wijze te treffen, prefinanciering ervan te verzekeren en de kosten daarvan te verhalen. Rekening houdend met het Besluit van de Vlaamse Regering van 05/03/93 tot vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering (VLAREBO) werd door BST een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd voor 31 december 1999. De resultaten van dit oriënterend bodemonderzoek werden besproken in het milieueffectrapport van 2002. Ten oosten van het Zeekanaal Brussel - Rupel bevindt zich het Vlaams natuurreservaat “Arkenbos”. In de onmiddellijke nabijheid van de bedrijfsterreinen van BST bevindt zich geen vogelrichtlijn-, Ramsar- en/of habitatrichtlijngebied. Er bevinden zich wel enkele beschermde monumenten, landschappen en/of stads- en dorpsgezichten in de omgeving. Deze worden weergegeven op figuur 1.7. Met betrekking tot de belangrijkste lopende beleidsvoornemens worden het gewestelijk milieubeleid (MINA-plan – MIRA-rapporten), de provinciale en gemeentelijke milieubeleidsplannen, het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en het GNOP van Willebroek besproken. Verschillende thema’s uit het MINA-plan 3 zijn relevant m.b.t. BST: verontreiniging door afvalstoffen, verstoring door geluidshinder, verspreiding van milieugevaarlijke stoffen, verontreiniging van oppervlaktewater. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen behandelt de ontwikkelingsperspectieven voor infrastructuur voor afvalverwerking en afvalwaterzuivering en de bepalingen en ontwikkelingsperspectieven m.b.t. watergebonden activiteiten.
Niet-technische samenvatting
3.
Beschrijving van het project
3.1
Verantwoording van het project De milieutechnische eenheid BST-CMT-BCR-BEER omvat activiteiten die uitsluitend bestaan uit de verwerking van afvalstromen afkomstig van containerparken, particulieren, metaalverwerkende bedrijven,… en is een 100% milieubedrijf. Het gros van de op het bedrijf bewerkte afvalstromen worden gerecycleerd in de staal- en non-ferroindustrie. Activiteiten Schrootverwerking (vennootschap BST) past in het kader van duurzame ontwikkeling, dat sedert eind jaren ’80 de drijvende kracht is achter het milieubeleid op wereldschaal en ook de krachtlijn voor het Vlaamse Milieubeleidsplan 1997-2001. Bij duurzame ontwikkeling wordt o.m. gestreefd naar een betere voorraadbeheer, d.i. verstandig beheer van grondstoffen en de sluiting van stofkringlopen (of integraal ketenbeheer) dat gericht is op een besparing aan grondstoffen door o.m. hergebruik van afvalstoffen. De shredderbedrijven vormen een belangrijke tussenstap tussen een groot aantal kleine inzamelaars, handelaars en slopers, en de afnemers van de staalindustrie. De activiteiten van shredderbedrijven zoals BST nemen een belangrijke plaats in in de realisatie van de Vlaamse beleidsdoelstellingen m.b.t. recuperatie van grondstoffen uit afvalstoffen. Depollutiecentra voor autowrakken en AEEA (afgedankte electrische en elektronische apparatuur) (vennootschappen BCR en BEER) willen inspelen op de samenwerkingsakkoorden van de Vlaamse Regering met respectievelijk de automobiel- en de elektronicasector over de invoering van een terugnameplicht ter realisatie van bepaalde minimum hergebruiks- en recyclagepercentages (Vlarea). Floculatie- en kleurenscheidingsinstallaties non-ferromaterialen (vennootschap CMT) kaderen eveneens in de doelstellingen van het afvalstoffenbeleid en het Vlarea, omdat door de doorgedreven scheiding van non-ferrofracties van de schrootverwerking deze metalen afgescheiden kunnen worden van de reststoffen, en daarna kunnen gescheiden worden van in lichte en zware fracties, hetgeen hergebruik en recyclage ervan mogelijk maakt. Locatie Willebroek / Herlocatie CMT Het bedrijf BST (aanwezig sinds 1970 op de bedrijfsterreinen langsheen de Boomsesteenweg te Willebroek) is door zijn strategische ligging in het Vlaamse hinterland is bijzonder geschikt als verzamelpunt. De site Willebroek zal zich in de toekomst specialiseren in de verwerking van AEEA en nonferrometalen, vandaar de geplande inplanting van BEER en CMT. De schredder te Willebroek is goed afgestemd kleinere producten zoals AEEA te verwerken, vandaar dat de inplanting van BEER nuttig is. Deze stromen zijn rijk aan te scheiden non-ferro, hetgeen een uitbating van CMT, rekening houdend met de toekomstige non-ferro “roeping” van de site langs de Boomsesteenweg, in het bijzonder te Willebroek nuttig maakt. Verder past de verhuis van CMT naar BST (locatie Boomsesteenweg) goed in de geplande transformatie werken inzake Willebroek-Noord (het industriegebied Willebroek-Noord zal in
Niet-technische samenvatting
de komende jaren een grote transformatie ondergaan: sanering, rationele gebruik ruimte,…) en van de gemeente Willebroek, die betracht om o.a. de buurt rond CMT (VaartstraatStapelstraat) vrijer te maken van allerhande industrie en bedrijfsactiviteiten te bundelen.
3.2
Beschrijving activiteiten Een overzicht van het bedrijfsterrein met daarop de aanwezige activiteiten wordt gegeven in figuur 2.1. Belgian Scrap Terminal te Willebroek heeft 3 schrootverwerkende installaties, namelijk een schrootschaar, een shredder of schrootversnipperingsinstallatie en een schrootpers. Tevens is er een erkend depollutiecentrum (BCR) voor autowrakken op de bedrijfsterreinen. De nieuw aan te vragen vergunningstoestand voorziet tevens de inplanting van een depollutiecentrum AEEA (afgedankte electronische en electrische apparatuur) (BEER) en een flotatie- en kleurscheidingsinstallatie (CMT). Het aangevoerde schroot is grotendeels afkomstig van tussenbedrijven (inzamelaars, handelaars in schroot en voertuigwrakken en bewerkers). Het overige gedeelte komt rechtstreeks van bedrijven (zelf geleverd door deze bedrijven of opgehaald door BST). Mogelijk, maar minder frequent, wordt ook schroot aangeleverd afkomstig van gemeentelijke containerparken of gemeentelijke huis-aan-huis-ophalingen. De aanvoer van het schroot gebeurt quasi uitsluitend via de weg (ca 90 met een maximum van 120 vrachtwagens per dag). In uitzonderlijke gevallen wordt schroot aangevoerd via het water (duwbakken met een capaciteit van 2.000 à 3.000 ton en/of coasters met een capaciteit van 4.000 à 4.500 ton). Het binnenkomende schroot wordt steeds eerst gecontroleerd op radioactiviteit en de aanwezigheid van andere milieubelastende stoffen. Ontvlambare of ontplofbare stoffen mogen niet worden aangevoerd. Het aangevoerde schroot kan onderverdeeld worden in twee soorten: −
‘nieuw schroot’: dit is schroot dat vrijkomt als productie-afval bij metaalverwerkende en – bewerkende bedrijven, zoals draaisel, snijresten,…
−
‘oud schroot’: dit zijn eindproducten die in het afvalstadium beland zijn. Het bevat zowel afgedankte kapitaalgoederen, als bruggen, schepen, machines,… als afgedankte consumptiegoederen, het zogenaamde welvaartschroot zoals voertuigwrakken, huishoudapparaten,…
Voor de voertuigwrakken is op 30/05/2001 een afzonderlijke depollutielijn opgestart. De depollutie verloopt in verschillende stappen. Eerst worden de aangevoerde voertuigwrakken ordelijk opgeslagen op een vloeistofdichte (betonnen) vloer en geregistreerd en gewogen. Vervolgens worden de schadelijke bestanddelen verwijderd en selectief ingezameld. Dan vangt de eigenlijke schrootverwerking aan. De shredder verwerkt het voertuigwrak tot brokstukken van vuistgrootte. De metaalfractie wordt in een magnetische zeef afgezonderd. Het non-ferro mengsel, wordt nadien nog verder gescheiden door CMT.
Niet-technische samenvatting
Het depolutiecentrum AEEA (afgedankte electronische en electrische apparatuur) (BEER) volgt een analoge procedure. Eerst worden de aangevoerde toestellen ordelijk opgeslagen op een vloeistofdichte (betonnen) vloer en geregistreerd en gewogen. Vervolgens worden de schadelijke bestanddelen verwijderd en selectief ingezameld. De schrootschaar verwerkt het industrieel schroot. Dit zijn grote stukken, zoals spoorwegstaven, stukken scheepsromp,… Deze worden m.b.v. een hydraulische guillotineschaar verknipt tot kleinere stukken. Het afgewerkte materiaal, staalschroot genoemd, wordt opgeslagen ter hoogte van de kaden. De shredder of schrootversnipperingsinstallatie verwerkt in hoofdzaak autowrakken en huishoudelijk schroot. Aan de ingang gebeurt steeds nog een voorinspectie op de aanwezigheid van vloeistoffen, glasflessen, batterijen, benzine,… alhoewel de aangevoerde materialen normaal gezien reeds shredklaar moeten zijn. Voor de voertuigwrakken werd hiertoe op 30/05/2001 een afzonderlijke depollutielijn opgestart. Voor AEEA (afgedankte electronische en elektrische apparatuur) wordt nu eveneens een depollutielijn voorzien volgens dezelfde principes. Het te versnipperen materiaal wordt via een transportband opgevoerd tot aan het shredderhuis. In het shredderhuis wordt het materiaal vermalen door continu ronddraaiende hamers. Na het vermalen (shredden) gaat het materiaal via een zig-zagsysteem naar een magneettrommel, waar het gescheiden wordt in een ferro- en een non-ferrofractie. Het ijzer- en staalschroot wordt vervolgens manueel gesorteerd volgens kopergehalte en de grote stukken vuil (rubber e.d.) worden verwijderd. Het gesorteerde schroot wordt opgeslagen langs de zijkaden. De zware niet-magnetische fractie die na de magneettrommel achterblijft, gaat met een afzonderlijke transportband voor verdere sortering naar een trommelzeef. De non-ferro-materialen worden afgevoerd naar CMT voor verdere scheiding. Het shredderafval wordt afgevoerd naar Kallo voor verdere bewerking. Het gebruik van persen is in de schrootsector sterk teruggelopen. De staalfabrieken vonden het gepakketteerde schroot in toenemende mate te onzuiver. Daarom worden nu enkel nog de zogenaamde “nieuwe” auto- of “gieterij” pakketten geperst. Het metaal wordt driedimensionaal verkleind tot pakketten van 60x40x40cm. Het verplaatsen van materialen op de site van BST gebeurt d.m.v. 2 Peiner-kranen, een 3-tal mobiele kranen een torengiek en bulldozers.
3.3
Opslag- en verwerkingscapaciteiten De totale jaarlijkse hoeveelheid te verwerken en over te slagen schroot bij BST bedraagt ongeveer 250.000 ton. Hiervan wordt ongeveer 50.000 ton verwerkt in de shredder, 40.000 ton met de schrootpers en 40.000 ton in de schrootschaar. De overige 120.000 ton betreft schroot dat zonder enige behandeling wordt opgeslagen. De maximale opslaghoeveelheid schroot bedraagt 54.925 ton; dit is zowel onverwerkt, verwerkt en over te slagen schroot. De opslag op het terrein is als volgt georganiseerd. • • •
Opslag van 100 ongedepollueerde wagens per dag voor depollutie door BCR (85 ton) 500 ton door BEER te depollueren AEEA (afgedankte elektronische en elektrische apparatuur) 500 ton door BEER gedepollueerd AEEA (afgedankte elektronische en elektrische apparatuur) ter verwerking door de shredder
Niet-technische samenvatting
• • • • •
• • • • •
500 ton elders gedepollueerd AEEA (afgedankte elektronische en elektrische apparatuur) ter verwerking door de shredder 1.200 ton autowrakken door BCR gedepollueerd ter verwerking door de shredder 690 ton elders gedepollueerde autowrakken ter verwerking door de shredder 2.300 ton ander voormateriaal en 150 ton nieuw licht, voor de shredder (max. hoogte 8 m). 42.000 ton verwerkt of niet te behandelen schroot ter hoogte van de kaaimuren (max. hoogte 8 m), bestaande uit 14.500 ton onbehandeld schroot, 3.500 ton geshredderd materiaal, 8.000 ton geperst materiaal, 7.000 ton zwaar schroot, 9000 ton verwerkt met de schrootschaar. 1. 000 ton non-ferro metalen 1.000 ton non-ferro metalen voor verwerking door CMT 1.000 ton non-ferro metalen na scheiding door CMT 1.500 ton nieuw licht voor de schrootpers (max hoogte 4 m) 2.500 ton snijmateriaal voor de schrootschaar (max. hoogte 8 m);
Vanuit Willebroek wordt het verwerkte of onbehandelde schroot per schip naar de site van BST te Kallo gebracht en van daaruit geëxporteerd. Het overgrote deel van het schroot is bestemd voor export naar smelterijen in Turkije, Iran, Maleisië, Taiwan en Korea. Slechts zelden gaat het afgewerkte schroot naar Belgische staalbedrijven (Arcelor, Duferco, …) . De afvoer gebeurt uitsluitend met zeeschepen . De capaciteit van een zeeschip bedraagt 30.000 tot 50.000 ton. De jaarlijkse afvoer vanuit Kallo varieert tussen de 350.000 en de 500.000 ton. Een beperkt aandeel wordt per zeeschip (4 à 4500 ton) geëxporteerd naar Frankrijk en Spanje.
3.4
Beschrijving van de alternatieven
3.4.1
Beleids- of doelstellingsalternatieven De doelstellingen en het beleid m.b.t. afvalstoffen worden gegeven door het Afvalstoffendecreet dd. 02/07/81 (BS 25/07/81) en de diverse uitvoeringsbesluiten van de Vlaamse regering, waaronder het Vlarea dd. 17/12/97 (BS 16/04/98). De beleidsdoelstellingen m.b.t. de depollutie en verwerking van afgedankte verbruiksgoederen (o.m. voertuigwrakken, AEEA (afgedankte elektronische en elektrische apparatuur)) werden reeds eerder aangegeven (zie Verantwoording project). De activiteiten van depollutie- en shredderbedrijven zoals BST (en BCR; CMT; BEER) nemen een belangrijke plaats in voor de realisatie van de doelstellingen m.b.t. recuperatie van grondstoffen uit deze afvalstoffen.
3.4.2
Locatie-alternatieven De activiteiten van Belgian Scrap Terminal te Willebroek zijn gestart in 1970. Een studie uitgevoerd door OVAM in 1990 in het kader van het Afvalstoffenplan 1991 - 1995 toonde aan dat in 1989 slechts 20 % van alle inrichtingen voor de verwerking van schroot en/of voertuigwrakken gelegen was in de volgens het gewestplan voor deze activiteiten juiste bestemmingszone. Gezien de afvoer van het schroot enkel voor export bestemd is, is de afvoer met zeeschepen, met capaciteiten tot 50.000 ton, economisch en ook ecologisch de meest aangewezen transportwijze. De vestiging van BST langsheen het Zeekanaal, in verbinding met de Schelde
Niet-technische samenvatting
als internationale waterweg ligt hiervoor bijgevolg op een aangewezen locatie. De export gebeurt via de exploitatiesite van hetzelfde bedrijf te Kallo. De overplaatsing van de activiteiten van CMT betekent een rationalisering in de bedrijfsvoering. Hierdoor worden transporten van de site aan de Boomsesteenweg naar de Stapelstraat overbodig. De bestaande bedrijfsgebouwen in de Stapelstraat zullen in de toekomst worden gebruikt als stapelplaats voor het naastgelegen textielsorteerbedrijf Belgotex, dat deel uitmaakt van dezelfde groep. 3.4.3
Inrichtingsalternatieven Twee nieuwe bedrijfshallen zullen bij de aangevraagde toestand moeten worden ingepland op het bedrijfsterrein. Deze werden ingetekend op het plan in bijlage 1. Gezien de grootte en vorm van de nieuw te bouwen hallen en de nog resterende beschikbare ruimte op het bedrijfsterrein zijn geen inrichtingsalternatieven mogelijk met reële verwachting naar significant betere, dus minder nadelige milieueffecten.
3.4.4
Uitvoeringsalternatieven Het verkleinen van het aangevoerde schroot en voertuigwrakken, zowel met de shredder als met de schrootschaar, geeft een materiaal met een uniforme samenstelling en een compact gewicht. Deze voorafgaande bewerking van het schroot maakt de overslag en het transport van het schroot voor export op de economisch meest verantwoorde wijze mogelijk. Specifiek m.b.t. de verwerking van voertuigwrakken en nu ook AEEA (afgedankte elektronische en elektrische apparatuur), wordt in het kader van de vooropgestelde doelstellingen van recyclagepercentages (Vlarea art. 3.3.2 en 3.5.6), wel gezocht naar de optimalisatie van deze verwerkingstechnieken.. 'Design for recycling' is de term die uitdrukt dat constructeurs reeds bij het ontwerp van voertuigen en toestellen rekening houden met het feit dat een voertuig of apparaat op het einde van zijn levensduur ontmanteld dient te worden. Hoewel de industrie hier nu steeds meer rekening mee gaat houden, dient ondertussen werk gemaakt te worden van de organisatie van de eigenlijke ontmantelingshandelingen. De doelbewuste keuze van BST om deze stroomopwaartse activiteten te integreren (en te laten uitvoeren door BCR en BEER) kadert dus volledig in de evolutie naar een duurzaam grondstoffenbeheer, zoals geïmpliceerd door het zich ontwikkelende afvalbeleid In aanvulling op deze voorafgaande manuele ontmanteling wordt gestreefd naar een steeds verder doorgedreven scheiding van non-ferro-afval dat na de verwerking door de shredder overblijft. Hiervoor werden reeds verschillende technieken ontwikkeld. Zoals reeds hoger vermeld wordt de non-ferro-fractie van BST na een eerste voorscheiding in een zeeftrommel voor verdere sortering en verwerking doorgegeven aan CMT dat voortaan ook geïntegreerd wordt op het bedrijfsterrein, wat niet alleen een efficiëntere werking mogelijk maakt, maar tevens allerlei nu overbodige transportbewegingen (en hinder) vermijdt.
Niet-technische samenvatting
Het vinden van een geschikte bestemming voor nuttige toepassing van de verschillende fracties van de shredder, geeft, vooral voor het shredderfluff (m.i.v. kunststoffen) nog problemen. Voor de recyclage van kunststoffen is het momenteel een afwegen tussen het werkelijk hergebruiken in de productie voor het vervaardigen van andere voorwerpen, en recyclage door het terugwinnen van energie. Hiervoor dient gezocht te worden naar mogelijke methoden van voorbehandeling. Tot nu toe zijn de reeds ontwikkelde technieken economisch nog niet haalbaar. Bij wijze van proef gebeurt op de BST-expoitatie te Kallo met behulp van een 'fluff and fines'installatie reeds een verbeterde scheiding van het shredderfluff. In afwachting van de resultaten van het verder onderzoek naar de toepassing van de niet-metaal-fractie van het shredderfluff als brandstof, blijft het storten van deze materialen nog het enige alternatief. 3.4.5
Besluit Er zijn geen reële alternatieven die in dit MER verder onderzocht zullen worden.
4.
Historiek van het studiegebied Gezien de ligging langs het historische kanaal Brussel – Rupel (officieel geopend in 1561) kent de gemeente een lange geschiedenis als industrieel centrum. Willebroek is nu in hoofdzaak een industriegemeente met talrijke vestigingen : papier- en houtverwerkingsindustrie, constructiewerkhuizen, schrootverwerking, fabricatie van meststoffen, …. Die industie is voornamelijk gevestigd langs het kanaal en aan de spoorweg. Ongeveer 15% van de oppervlakte is voorzien voor milieubelastende industrie waar het gemiddelde voor Vlaanderen slechts 0,4% bedraagt. Het bedrijf BST-Willebroek ligt in een dergelijk industriegebied voor milieubelastende industrieën. Voor uitbating van de terreinen langs de Boomsesteenweg door de schrootverwerkende activiteiten van BST, werd de site in de periode ± 1960-1962 door de firma Cockerill nv als opslagplaats voor cokes gebruikt. Deze cokes werden na ± 1963 grotendeels verwijderd. Begin jaren ’70 werden op het terrein zowel gips, afkomstig van het bedrijf PCR (Produits Chimiques du Rupel) als afbraakmaterialen, afkomstig van het bedrijf CFE gestort. Voorheen zou op het terrein eveneens nog huishoudelijk afval gestort geweest zijn. De eerste bouwvergunning dateert van 1970 waarin sprake van een schrootopslagplaats, in 1980 uitgebreid met een vergunning voor plaatsing van een schrootversnipperingsinstallatie. De ophoging van het terrein werd vergund in 1983.
5.
Ingreep-effectenanalyse milieueffecten
en
selectie
van
mogelijke
In onderstaande tabel worden voor de verschillende activiteiten de mogelijke interacties met de te onderzoeken milieucomponenten weergegeven.
Niet-technische samenvatting
Activiteiten
bodem en grondwater
oppervlaktewater
geluid
lucht
*
*
**
*
*
*
**
*
**
**
* * *
* * *
* *
* *
*
*
** * *
** * *
*
*
**
**
fauna&flora
landschap
mens
Aanvoer en overslag (zonder bewerking) 1.
aanvoer schroot 1.1. aanvoer en lossen schroot per vrachtwagen 1.2. aanvoer en lossen schroot per schip 2. opslag schroot enkel voor overslag 2.1. opslag staalschroot
*
**
*
*
*
**
*
Activiteiten BCR 3.
depollutie autowrakken 3.1. manuele demontage en depollutie 3.2. afzonderlijke stockage olie, batterijen 3.3. verplaatsing gedepollueerde wrakken naar voormateriaal shredder
*
*
*
*
*
*
* * * ** *
*
** ** ** **
*
*
Activiteiten BEER 4.
ontmanteling AEER 4.1. manuele demontage en depollutie 4.2. stockage afzonderlijk af te voeren afvalstoffen 4.3. verplaatsing ontmantelde schroot naar voormateriaal shredder
Verwerkingsactiviteiten BST 5.
shredder 5.1. opslag voormateriaal shredder 5.2. invoer vooropslag met kranen/grijpers 5.3. werking shredderinstallatie 5.4. ontstoffingsinstallatie shredder 5.5. gebruik van bulldozers, grijpers, kranen, bobcat 5.6. opslag afgewerkt shredderschroot
**
* * ** *
**
*
Niet-technische samenvatting 5.7. opslag shredderafval schrootschaar 6.1. opslag voormateriaal schrootschaar 6.2. invoer vooropslag 6.3. verwerking met schrootschaar 6.4. gebruik van bulldozers, grijpers, kranen, bobcat 6.5. opslag verwerkt schroot 7. schrootpers 7.1. opslag voormateriaal schrootpers 7.2. invoer vooropslag 7.3. verwerking met schrootpers 7.4. opslag verwerkt schroot
**
**
*
*
*
*
** * * *
** * * *
* *
*
**
* * * *
**
**
*
*
**
*
** * * **
** * * **
* *
*
**
*
*
**
* * * *
*
*
*
* * *
*
*
**
*
*
*
**
*
**
*
*
*
6.
** ** **
** **
*
Activiteiten CMT 8.
nabehandeling non-ferro-residu’s shredder 8.1. invoer zeeftrommel 8.2. flotatie- en kleurenscheiding 8.3. opslag gescheiden fracties
*
* *
Afvoer schroot en nevenactiviteiten 9.
afvoer van het schroot 9.1. laden van een schip (duwbak of coaster) 9.2. gebruik havenkraan 10. nevenactiviteiten 10.1. reinigen terrein (borstelen) 10.2. opslag gasolie 10.3. brandstofverdeelpomp 10.4. herstelwerkplaats 10.5. sanitair personeel 10.6. reinigen kantoorgebouw 10.7. werking afvalwaterzuiveringsinstallatie
* = mogelijk significant effect
* ** ** *
* ** ** * ** ** **
** = mogelijk zeer significant effect
* *
* * *
* * *
* * *
Niet-technische samenvatting
Voor bodem en grondwater zijn voornamelijk de activiteiten die een mogelijke verontreiniging van deze milieucomponenten kunnen veroorzaken van belang. Hierbij is vooral de opslag van materialen een belangrijk aandachtspunt. Binnen de discipline oppervlaktewater ontstaan effecten door opvang van al dan niet verontreinigd hemelwater welke na behandeling in een afvalwaterzuiveringsunit geloosd wordt in het oppervlaktewater. Bij de discipline geluid zijn de schrootverwerkende machines, de overslag van materialen en het verkeer de voornaamste effectbepalende activiteiten. Effecten op de luchtkwaliteit kunnen geïnduceerd worden door de laad-en losactiviteiten en/of het verplaatsen van de schroothopen. Voor de discipline fauna & flora zijn de indirecte effecten van mogelijke verontreiniging van belang. De landschappelijke effecten worden vooral bepaald door het visuele aspect van de verschillende stockagehopen, de torenkranen, gebouwen en de shredderinstallatie. Met betrekking tot de discipline mens worden enerzijds de indirecte effecten van bodem- en waterverontreiniging, geluid en luchtverontreiniging en anderzijds aspecten met betrekking tot verkeer, ruimtelijke ordening en veiligheid behandeld. Hierbij wordt het bedrijf als geheel benaderd naar mogelijke implicaties op de functionele aspecten van het antropogeen leefmilieu. Volgende functies worden hierbij onderscheiden : wonen, werken, recreatie en verkeer.
Niet-technische samenvatting
6.
Beschrijving van de toestand van het gebied, de milieueffecten van het bedrijf en de milderende maatregelen.
6.1
Bodem en grondwater Het geologisch profiel ter hoogte van het bedrijfsterrein kan als volgt worden geschetst (zie tevens figuur 6.2). De bovenste ondergrond van het terrein wordt gevormd door Kwartaire leem- en zandafzettingen, met een dikte van enkele meters. Daaronder bevindt zich een zandig pakket (Formatie van Zelzate, dikte ongeveer 25 meter), dat onderaan afgesloten wordt door slecht doorlatende kleiige lagen (Formatie van Maldegem). Het grondwater ter hoogte van het onderzochte terrein wordt als zeer kwetsbaar beschouwd. (zie figuur 6.3). De dikte van het kwartaire leempakket is beperkt zodat het niet als een afdoende deklaag kan beschouwd worden en het grondwater bevindt zich op minder dan 10 meter diepte. In de omgeving van het bedrijf situeren zich verschillende vergunde grondwaterwinningen. De meest nabijgelegen grondwaterwinning bevindt zich op het naburige bedrijfsterrein van Fabribeton-Promonta, ten zuiden van BST. Een tweede winning situeert zich op het bedrijfsterrein van de composteringsinstallatie van Indaver aan de overzijde van de Boomsesteenweg. De overige winningen zijn verder van BST af gelegen. Mogelijke risico-locaties voor bodem- en grondwaterverontreiniging zijn de opslag van schroot, voertuigwrakken, batterijen, olie en benzine, de garagewerkplaats en de dieselverdeelpompen. Deze risicopunten worden weergegeven in figuur 6.5. Om de invloed van de bestaande activiteiten van BST op de bodem-en grondwaterkwaliteit na te gaan werd bij de opmaak van het milieueffectrapport van 2001 voorafgaandelijk een oriënterend bodemonderzoek conform de OVAM-standaardprocedure uitgevoerd. De locaties waar bodem en grondwaterstalen werden genomen ten behoeve van dit oriënterend bodemonderzoek zijn eveneens weergegeven in figuur 6.5. Uit het rapport horende bij het oriënterende bodemonderzoek, (“Oriënterend bodemonderzoek ‘Bedrijfsterrein Belgian Scrap Terminal nv’, Boomsesteenweg 170 te 2830 Willebroek”, referentienummer PMFV0314, november 2000), blijkt dat op perceel 235 S verscheidene historische verontreinigingszones voorkomen. Er wordt ook een gemengde verontreiniging aangetroffen, die de bodemsaneringsnormen overschrijdt of dreigt te overschrijden. BST werd door de OVAM aangemaand tot de uitvoering van een beschrijvend bodemonderzoek (brief met referentie BOA-S\O-IL-01\401872). In augustus 2001 werd door de Bodemkundige Dienst van België een voorstel voor beschrijvend bodemonderzoek overgemaakt aan de OVAM, hetgeen door de OVAM, onder voorbehoud van bijkomende onderzoeksinspanningen, conform werd verklaard op datum van 22/10/2001. Volgende bijkomende onderzoeksinspanningen werden verder uitgewerkt,ter karakterisering van de verontreinigingskernen (situering zie figuur 6.5):
Niet-technische samenvatting
• Zone A (omgeving peilbuis PB3) gekarakteriseerd door bodemverontreiniging d.m.v. minerale olie en PAK en grondwaterverontreiniging d.mv. minerale olie, benzeen en naftaleen. • Zone B (omgeving peilbuis PB9) gekarakteriseerd door een grondwaterverontreiniging d.m.v. benzeen. • Zone C (omgeving boring B10) gekarakteriseerd door een bodemverontreiniging d.m.v. koper . • Zone D (omgeving peilbuis PB13) gekarakteriseerd door een grondwaterverontreiniging d.m.v. minerale olie. • Zone E (omgeving boring B15) gekarakteriseerd door een bodemverontreiniging d.m.v. koper. • Zone F (omgeving peilbuis PB16) gekarakteriseerd door een bodemverontreiniging d.m.v. minerale olie, EOX, arseen en koper en grondwaterverontreiniging d.m.v. minerale olie, nikkel en zink. • Zone G (omgeving peilbuis PB19) gekarakteriseerd door een bodemverontreiniging d.m.v. arseen en koper en grondwaterverontreiniging d.m.v. arseen. • Zone H (omgeving peilbuis PB11) gekarakteriseerd door een bodem- en grondwaterverontreiniging d.m.v. benzeen. • Zone I (Hoogspanningscabine nr 2) controle PCB in bodem. Tevens dient in het beschrijvend onderzoek rekening gehouden te worden met het bodemonderzoek uitgevoerd door Aminal-afdeling Milieu-inspectie, waarbij gips in de ondergrond werd aangetroffen. Er dient nagegaan te worden of deze gips invloed heeft op het grondwater door middel van een uitloogproef. Het grondwater dient gecontroleerd te worden door middel van een ionenscreening. Momenteel werden 3 fasen van het beschrijvend onderzoek afgewerkt. De verontreinigingen ter plaatse van zone B, zone H en zone I waren bij het beëindigen van de derde fase nog niet ingeperkt. Recent werd er opdracht verleend voor het uitvoeren van een vierde fase, waarvan het veldwerk in augustus 2003 zal uitgevoerd worden. Voor de uitbating van de bijkomende activiteiten van CMT en BEER wordt aanleg van bijkomende verharde oppervlakte voorzien. Het volledige terreingedeelte bestemd voor deze activiteiten zal voorzien worden van een vloeistofdichte betonnen vloer. Hierdoor wordt verontreiniging van bodem en grondwater onmogelijk. Voor de afvoer van het bedrijfsafvalwater (al dan niet verontreinigd hemelwater na doorsijpeling door schrootafval) en de behandeling hiervan verwijzen we naar de discipline oppervlaktewater. De resultaten van het oriënterend onderzoek en de voorlopige conclusies van het beschrijvend bodemonderzoek tonen aan dat zowel de bodem als het grondwater lokaal verontreinigd zijn. Uit het beschrijvend onderzoek zal moeten blijken wat de precieze verbreiding is van de aanwezige verontreiniging en of er maatregelen dienen genomen te worden om de risico’s verbonden aan de bestaande bodemverontreiniging op te heffen. Dit onderzoek wordt in overleg met en onder begeleiding van de OVAM uitgevoerd. Minimaal dient nieuwe verontreiniging vermeden te worden. Hiertoe is het absoluut noodzakelijk dat opslag en verhandeling van materialen, die aanleiding kunnen geven tot bevuiling, gebeuren op een vloeistofdichte vloer. Het regenwater dat door de materiaalhopen
Niet-technische samenvatting
doorsijpelt, kan immers leiden tot corrosie van deze materialen en uitspoeling geven van bodemvervuilende stoffen (oa. metalen en reststoffen in het aangevoerde en behandelde schroot). De te stockeren materialen, afkomstig van de nieuwe activiteiten dienen allen op een vloeistofdichte vloer te worden opgeslagen en verhandeld. Er dient bovendien absoluut vermeden te worden dat het doorsijpelende neerslagwater van de verharde naar de niet verharde terreingedeelten afstroomt. Dit kan immers verdere verontreiniging van bodem en grondwater veroorzaken. Momenteel zijn hiervoor nog niet overal voorzieningen getroffen, in het bijzonder in het noorden en het zuiden van het bedrijfsterrein. De verharde en eventueel bijkomend te verharden terreingedeelten dienen waar nodig hiervoor voorzien te worden van een opstaande rand. Het verontreinigd hemelwater zal via een deels bestaand en deels nog aan te leggen opvang- en afvoersysteem naar de afvalwaterbehandelingsinstallatie gevoerd worden (zie tevens milderende maatregelen oppervlaktewater).
6.2
Oppervlaktewater In figuur 6.6 worden de waterlopen in de omgeving van het bedrijf weergegeven. Op de zuidelijke en westelijke grens van het bedrijf loopt een waterloop 3e categorie (6.03.13, zonder naam). Het bedrijfsterrein helt af van het kanaal richting Boomsesteenweg. Deze helling werd benut bij de aanleg van de bestaande verhardingen. Het hemelwater dat op de verharde delen van het terrein terechtkomt, wordt opgevangen in enkele verzamelpunten (zie figuur 2.1) van waaruit het water verder getransporteerd wordt naar de waterzuiveringseenheid die sinds begin november operationeel is. In het kader van de vorige vergunningsaanvraag werd, voorafgaand en in de loop van de vorige m.e.r.-procedure (MER BST 2001), een studie uitgevoerd (door nv. Geotest) met betrekking tot de opvang en de behandeling van verontreinigd hemelwater. De resultaten hiervan werden in dit milieueffectrapport hernomen en getoetst aan eigen waarnemingen. Teneinde een idee te krijgen van de concentraties aan verontreinigende stoffen in het door de schroothopen doorsijpelende hemelwater werden door Geotest nv enerzijds stalen genomen van enkele plassen op het terrein, anderzijds werden proeven uitgevoerd op containers gevuld met drie soorten schroot. De resultaten wezen op een noodzakelijke behandeling van dit water. Ook een aanvullende staalname en analyse door de Bodemkundige Dienst van België (een mengstaal genomen uit 3 regenwaterplassen op het bedrijfsterrein, d.d. 12/02/2001) bracht duidelijk contaminatie met organische stoffen, olie en zware metalen aan het licht. Behandeling vóór lozing in oppervlaktewater werd absoluut noodzakelijk geacht. Het feit dat twee van de drie deelstalen genomen werden op onverharde stukken van het terrein, hield ook risico op bodemverontreiniging in. De hierboven beschreven problematiek is verholpen door de bouw van een waterzuiveringsbekken (operationeel sinds begin november 2001). Hemelwater dat op de verharde oppervlaktes terechtkomt wordt opgevangen en afgevoerd naar het waterzuiveringsbekken.
Niet-technische samenvatting
Dit type waterzuiveringsbekken is een prototype dat welliswaar principieel beantwoord aan de doelstellingen, met name de verwijdering van zware metalen, maar dat in Vlaanderen nog niet werd toegepast in een schrootbedrijf. De ontwerper, ir. De Raeymaeker, vermeldt dat het hier gaat om een innovatieve techniek, die aldus op termijn de schrootsector het uitzicht biedt op een relatief eenvoudige maar toch efficiënte waterzuiveringstechniek. Na installatie van het prototype werd de werking ervan opgevolgd door een aantal staalnames, normoverschrijdingen werden bij deze analyses enkel vastgesteld voor BOD in de opstartperiode, vlak na de ingebruikname van het bekken. De te toekomstig te plaatsen activiteiten van CMT brengen een bijkomende opslag van te verwerken en verwerkt schroot met zich mee. De opslag zelf gebeurt op vloeistofdichte betonnen vloer, het bedrijfsafvalwater (mogelijks gecontamineerd) wordt gecollecteerd in een bedrijfsriolering en afgevoerd naar een afvalwaterzuiveringsinstallatie. Bij de toekomstige activiteiten van BEER worden geen bedrijfsafvalwaters geproduceerd. Voor de toekomstig geplande situatie worden bijkomende verhardingen voorzien. Hierdoor dringt de noodzaak tot een herdimensionering van de afvalwaterzuiveringsinstallatie zich op. Een ontwerp hiertoe werd opgesteld door ir. De Raeymaeker. Het totaal vereiste buffervolume bedraagt hierbij ongeveer 500 m³. Het te verwachten lozingsdebiet ligt ver beneden de normen uit de code van goede praktijk voor buffering van hemelwater. De aanleg van bijkomende buffercapaciteit voor buffering van het hemelwater dient te worden uitgevoerd zoals voorzien in het ontwerp. De lozing van het gezuiverde afvalwater dient te worden aangesloten op de ingebuisde waterloop langsheen de Boomsesteenweg. De op het terrein aanwezige vloeistofdichte vloer is hellend aangebracht, zodat het te behandelen water afloopt naar de voorbezinktank van de behandelingsinstallatie. Afloop naar het kanaal moet eveneens worden vermeden, wat in de praktijk gerealiseerd is door de negatieve helling van de kaaiplateaus. Verder dient blijvende aandacht geschonken te worden aan het laden en lossen van schepen, waarin speciale aandacht aan milieubescherming moet worden geschonken. Zo is de valhoogte van het te laden of te lossen materiaal van belang, de zwaaibeweging van de kraan na het grijpen van materiaal moet omzichtig gebeuren,... Het personeel dat met deze taken belast is, dient hiertoe de nodige instructies te krijgen.
6.3
Geluid Het bedrijf BST is ingeplant in een industriegebied dat aansluit op een woongebied. Het industriegebied wordt doorkruist door het Zeekanaal Brussel - Rupel. Het bedrijfsterrein zit gevat tussen, langs de oostelijke kant het Zeekanaal en langs westelijke kant de Boomsesteenweg. Ten noorden en ten zuiden van het bedrijfsterrein strekt het industriegebied zich verder uit. Tegenover het bedrijf BST (op ± 150 m), langsheen de Boomsesteenweg, vangt het woongebied aan (8-tal woningen tegenover het bedrijfsterrein), langsheen de Vaartstraat (zuidelijke kant van het industriegebied) strekt het woongebied zich verder uit. De
Niet-technische samenvatting
woningen in de Vaartstraat sluiten met hun achtertuinen aan op het bedrijf Promonta (deels een continu werkend bedrijf). Het studiegebied voor de discipline geluid omvat het bedrijfsterrein en de woonzones er omheen, die aanliggen aan de Boomsesteenweg en aan de Vaartstraat. De activiteiten op het bedrijf BST (verwerken van schroot, laden via het Zeekanaal) vinden plaats tijdens de werkdagen tussen 6 en 18 uur. Uitzonderlijk wordt er eveneens via het Zeekanaal geladen op zaterdagvoormiddag tot 14 uur. In Vlarem II worden milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht vermeld afhankelijk van de situering van het meetpunt ten opzichte van de op de gewestplannen weergegeven gebieden. Deze normen zouden niet overschreden mogen worden. De normen bedragen voor de dagperiode 60 dB(A) in het industriegebied en 50 dB (A) in het woongebied. Voor de avond- en nachtperiode gelden milieukwaliteitsnomen van 55 dB (A) in het industriegebied en van 45 dB (A) in het woongebied. De dagperiode strekt zich volgens Vlarem II uit van 7u tot 18u. De activiteiten van BST, die plaats vinden tussen 6 en 7 u ’s morgens, worden dus beoordeeld als behorende tot de nachtperiode. Voor de toetsing van het specifiek geluid worden twee criteria gehanteerd : nl. een toetsing aan de richtwaarden voor specifiek geluid en een toetsing aan de richtwaarden voor de nietstabiele component van het specifiek geluid. Onder specifiek geluid wordt hier verstaan het geluid dat rechtstreeks door de bedrijfsactiviteiten wordt veroorzaakt. Als referentiesituatie wordt uitgegaan van de gegevens uit het vorige MER, er werden geen nieuwe immissiemetingen uitgevoerd, vermits de referentiesituatie t.o.v. 2001 niet gewijzigd is. Op twee meetplaatsen, waarvan de inplanting relevant geacht wordt voor de woonomgeving, zijn metingen verricht. Enerzijds in de tuin van een woning aan de Boomsesteenweg 137 op 50 m van het bedrijfsterrein (representatieve meting voor de woonzone gelegen aan de Boomsesteenweg) en anderzijds in de tuin van een woning aan de Vaartstraat 24 op 150 van het bedrijfsterrein (representatieve meting voor de woonzone gelegen aan de Vaartstraat). Een derde meetplaats werd geplaatst centraal op het bedrijfsterrein en doet dienst als referentiemeetpunt. In meetpunt 1, Boomsesteenweg, blijkt een overschrijding van de milieukwaliteitsnormen te bestaan tijdens de dag van 3 dB(A). Dit is toe te schrijven aan de activiteit van BST. Tijdens de avond en de nacht wordt geen overschrijding vastgesteld. In meetpunt 2, Vaartstraat, wordt voor het ganse etmaal geen overschrijding vastgesteld. Anderzijds werd via een rekenprogramma de overdracht van geluid in een omschreven gebied vanuit significante bronnen bepaald. Met name de shredder, de schaar en de pers werden hierbij beschouwd. Het niveau van het specifiek geluid ten aanzien van de woonomgeving bereikt de volgende waarden voor de twee meetpunten: − −
in meetpunt 1: 59 dB (A) tijdens de dagperiode, 57 dB (A) tijdens de ochtendperiode in meetpunt 2: 48 dB (A) tijdens de dagperiode, 46 dB (A) tijdens de ochtendperiode
Niet-technische samenvatting
Het onderzoek wijst uit dat het specifiek geluid de grenswaarde overschrijdt, voornamelijk ten aanzien van de meest nabij gelegen woningen aan de Boomsesteenweg. en in geringere mate ten aanzien van de woningen aan de Vaartstraat. Ten aanzien van de Vaartstraat zijn de overschrijdingen marginaal en beperkt tot de ochtendperiode. De impact van deze overschrijdingen op het omgevingsgeluid is te verwaarlozen. Van enig belang zijn evenwel de overschrijdingen als gevolg van het continu geluid en van het fluctuerend geluid ten aanzien van de Boomsesteenweg, met voornamelijk de overschrijding tijdens het ochtendlijk uur van de nacht. Hoewel, het belang ervan moet gerelativeerd worden aangezien het vreemd omgevingsgeluid - in de eerste plaats het geluid afkomstig van het verkeer op de openbare weg - minstens zo hoog is als het specifiek geluid. Er worden meerdere maatregelen voorgesteld, die de impact van het specifiek geluid kunnen milderen. Organisatorische maatregelen bestaan uit een aanpassing van de werktijden om de activiteiten met de grootste impact (het shredderen) slechts vanaf 7 u te laten starten en het overbrengen van instructies aan het personeel om de valhoogte bij het stapelen of herstapelen van het grove en zware schroot te beperken. Een mogelijke technische maatregel is het verhogen van de nu 4 meter hoge aarden wal met nog eens 2 meter tot een aarden wal van 6 m hoog, en dit tussen de twee poorten langsheen de Boomsesteenweg.. Deze laatste maatregel volstaat om de nachtelijke overschrijdingen ter hoogte van de Boomsesteenweg binnen de Vlarem-tolerantiegrens van 10 dB(A) te brengen indien het bedrijf als een bestaande inrichting kan beschouwd worden.
Door Avitech werd in 1999 een volledig akoestisch onderzoek van de huidige activiteiten van CMT aan de Vaartstraat – Stapelstraat uitgevoerd. Aansluitend werd een saneringsplan door Avitech opgesteld. Op de huidige locatie liggen de meest nabijgelegen woningen volgens het gewestplan op minder dan 500 m van een industriegebied. Dit is ook van toepassing voor de woningen langs de Boomsesteenweg. De afstand van CMT op de huidige locatie tot aan de meest nabijgelegen is vergelijkbaar met de situatie voor de Boomsesteenweg. Met andere woorden de grenswaarde voor CMT als nieuwe inrichting bedraagt voor de locatie aan de Boomsesteenweg voor de dagperiode 45 dB(A) en voor de avond-en nachtperiode 40 dB(A). Uit rapport A.9911.1358A bleek dat, indien CMT als een nieuwe inrichting diende beschouwd te worden, er een overschrijding van 11 dB(A) tot 19 dB(A) optreedt afhankelijk van de situatie en de ligging van het meetpunt. Daarom werd door CMT een saneringsplan opgesteld. Vermits de situatie qua ligging t.o.v. de nabijgelegen woningen en normering dezelfde is, moeten minstens de voorgestelde saneringsmaatregelen worden uitgevoerd. De voornaamste geluidsbronnen van CMT zijn een wiellader, transportbanden, een schudgoot, een trommel, magneetscheider, een zeef, en clarks. Indien immers CMT in de huidige vorm zou worden overgeplaatst naar de Boomsesteenweg zou het specifiek geluidsniveau met 11 dB(A) tot 19 dB(A) de grenswaarde overschrijden.
Niet-technische samenvatting
In het saneringsplan van Avitech wordt voorgesteld om alle activiteiten van CMT binnen in een nieuw gebouw te brengen. De wanden van de nieuwe hal dienen minstens te voldoen aan volgend isolatiespectrum: Octaafband (Hz) R (dB)
63
125
250
500
1000
2000
4000
8000
30
36
47
54
59
63
64
62
Volgens de huidige plannen worden de toegangspoort zodanig voorzien dat de geluidsemissie bij eventueel opstaande poorten afgeschermd wordt door het gebouw. Des al niettemin moet de geluidsisolatie van de poorten voldoen aan volgend geluidsspectrum : Octaafband (Hz) R (dB)
63
125
250
500
1000
2000
4000
8000
18
24
35
42
47
51
52
50
De poorten dienen echter steeds gesloten te blijven tijdens de activiteiten in de hallen. Ook het dak van de hallen waarin de activiteiten van CMT gebeuren, zal een voldoende geluidsisolatie moeten hebben. Het volledig dak moet voldoen aan volgende geluidsisolatie, steeds conform het saneringsplan opgesteld door Avitech : Octaafband (Hz) R (dB)
63
125
250
500
1000
2000
4000
8000
19
24
29
38
42
46
55
58
Indien dergelijke geluidsisolatie voorzien wordt voor de wanden, poorten en dak zal er geen overschrijding optreden de grenswaarde en dit voor een nieuwe inrichting. De exploitatie van een hal voor depollutie van wit –en/of bruingoed zal geen geluidshinder met zich meebrengen vermits dit in een apart hal zal gebeuren. De poorten van de hal dienen echter steeds gesloten te blijven. De werktuigen die voor deze depollutie worden ingezet zijn gewone handwerktuigen zoals slijpschijven, hamers, pneumatische werktuigen, … Indien het saneringsplan voorgesteld door Avitech wordt uitgevoerd, zal er geen overschrijding van de grenswaarde voor een nieuwe inrichting optreden. Om de richtwaarde voor een bestaande inrichting zo goed als mogelijk te benaderen, rekening houdend met de technische mogelijkheden, kunnen volgende maatregelen genomen te worden : • •
Het verhogen van de aarden wallen op de perceelsgrens tot 6 m. Tevens moeten de aarden wallen goed aansluiten. Momenteel zijn er hier en daar openingen. Het afschermen van de shredderinstallatie (shredderhuis, opvoerband, magneettrommel) langs de gehele zijde kant woningen met een absorberend geluidsscherm van minstens 7 m hoog.
Niet-technische samenvatting
•
• • •
Omkasten van de ventilator van het afzuigsysteem en de afblaas voorzien van een geluidsdemper zodat op 1 m van schouwmond het geluidsdrukniveau niet meer dan 85 dB(A) bedraagt. Het afschermen van de schrootschaar naar de woningen in de Boomsesteenweg en ook de woningen in de Vaartstraat met een absorberend scherm van 6 m De valhoogte van het te laden of te lossen materiaal/schroot moet minimaal gehouden worden Geen shredderactiviteiten en geen activiteiten van de schrootschaar voor 7u en na 19u
In het milieueffectrapport We merken echter op dat uit het volledig akoestisch onderzoek is gebleken dat het aandeel van het wegverkeerslawaai ook 60 dB(A) bedraagt. Met andere woorden door het saneren van BST, zal het omgevingsgeluid uitgedrukt in LAeq,1h toch nog 60 dB(A) bedragen. Indien BST om administratieve redenen als een nieuwe inrichting dient beschouwd te worden zal de opbouw van de gehele shredderinstallatie herbekeken moeten worden. De gehele installatie zal dan in een goed geïsoleerd gebouw moeten geplaatst worden met minstens volgende isolatiespectrum : Octaafband (Hz)
63
125
250
500
1000
2000
4000
8000
R (dB)
25
30
40
50
55
55
55
55
Dit kan gerealiseerd worden in betonplaat met een minimale dikte van 10 cm en een minimale oppervlakte massa van 200 kg/m2. Een alternatief met een ander vol steens materiaal met dezelfde oppervlakte massa is even zinvol. Als alternatief kan een metalen wand opgebouwd worden waarvan de fabrikant aan de hand van metingen aantoont dat hij aan de gesteld eis voldoet. Het dak dient eveneens aan deze eis te voldoen. Op de afblaas van het ventilatiesysteem moet een geluidsdemper voorzien worden zodat op 1 m van de schouwmond het geluidsdrukniveau niet meer dan 80 dB(A) mag bedragen. De openingen ( toevoer van schroot en afvoer van materiaal) moeten zo klein als mogelijk gemaakt worden. De andere voorgestelde maatregelen blijven van kracht. Indien de shredderinstallatie voor het behalen van de toegelaten waarde voor een nieuwe inrichting voor de dagperiode gesaneerd is, blijven de andere bronnen in open lucht zoals het behandelen van het schroot als geluidsbron aanwezig. Voor 7u en na 19u werken zal dan steeds voor een overschrijding zorgen.
6.4
Lucht De uitstoot van luchtverontreinigende stoffen gebeurt enerzijds door de voertuigen die op het bedrijf aanwezig zijn, anderzijds worden stofemissies veroorzaakt tijdens de verwerkingsactiviteiten met shredder en schaar, de diverse stort-, los- en overslagactiviteiten met de grijpers en opwaaiend stof op de wegen tijdens de talrijke transportbewegingen.
Niet-technische samenvatting
De algemene luchtkwaliteit ter hoogte van het studiegebied is volgens cijfers van de Vlaamse Milieumaatschappij bevredigend, zeker voor een voorstedelijk gebied. Wel vallen de relatief hoge waarden van de stikstofoxiden op die voornamelijk van het verkeer afkomstig zijn. Te Willebroek werden door de milieudienst in de periode 97 – 98 vijf geurhinderbedrijven geregistreerd. Deze zijn allen gelegen in de onmiddellijke omgeving van BST. Met betrekking tot BST zelf zijn geen geurhinderklachten gekend. Ten behoeve van het voorgaande milieueffectrapport werd een stofstudie uitgevoerd. Op 3 locaties (respectievelijk op de verhoogde berm aan de zijde van de Boomsesteenweg, nabij de shredder en op de grens met het terrein van Promonta) werden meetpalen geplaatst waarop glazen plaatjes bevestigd zijn die met vaseline ingestreken zijn. Hiermee wordt de aanwezigheid van stof vastgesteld, waarbij de stofdeeltjes zowel een zwevend als een neervallend karakter kunnen hebben. Uit de meetresultaten blijkt dat de achtergrondwaarde van stofdeeltjes die niet de neiging hebben snel neer te vallen, maar eerder zweven en verder meegevoerd worden met de luchtstroom, vrij hoog ligt. Dit lijkt eerder te wijten aan de activiteiten op het aanpalend bedrijf (RCT Verbeke, opslag en overslag turf en andere bodemverbeteringsmiddelen) en aan andere factoren zoals verkeer en huisverwarming. De meetpaal nabij de shredder vertoont een verhoogde waarde voor aanwaaiend en neerdwarrelend stof. Minstens een klein deel hiervan is afkomstig van turfdeeltjes van het naburig bedrijfsterrein. De rest is voor een groot deel afkomstig van de shredderactiviteiten zelf. De waarden zijn hoger dan de richtwaarde uit Vlarem, doch blijft nog ver beneden de grenswaarde. Ook ter hoogte van de verschepingsactiviteiten (nabij de grens met het bedrijf Promonta) werden verhoogde stofconcentraties waargenomen, doch de waarden liggen lager dan in de omgeving van de shredder en dus alleszins beneden de Vlarem-grenswaarde. De uitstoot van rookgassen door de voertuigen op het terrein hebben geen merkbaar effect buiten het bedrijfsterrein. De toekomstig geplande verplaatsing van CMT en BEER naar de site aan de Boomsesteenweg brengt geen of verwaarloosbare bijkomende stofhinder ter hoogte van de site aan de Boomsesteenweg met zich mee. Uit de stofstudie, opgesteld naar aanleiding van het vorige MER, blijkt dat er momenteel geen overschrijdingen van de normen plaatsvinden. Gezien het voorgaande kunnen we besluiten dat bijkomende hinder niet zal optreden.
Als maatregelen ter voorkoming of beperking van de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen werden voorgesteld : -
goede controle en onderhoud van bedrijfsvoertuigen vermijden van al te lange opslagduur voor schroot aangepaste laadprocedures (oa. beperkte valhoogte) zwaaibeweging van de kraan niet te snel inzetten na het grijpen van materiaal uit de schroothopen, om te vermijden dat nog loszittende stukken of stof naar beneden vallen
Niet-technische samenvatting
-
6.5
ter beperking van de stofhinder dient er bij droog weer voor gezorgd te worden dat het terrein nat gesproeid wordt.
Fauna en Flora Het bedrijf BST bevindt zich niet in de onmiddellijke omgeving van een vogelrichtlijn- en/of habitatrichtlijngebied. In de ruimere omgeving liggen er wel deelzones van het habtitatrichtlijngebied ‘Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlands grens tot Gent’ (Figuur 6.12). Op ± 1,3 km ten noordoosten van BST situeert zich een eerste deelgebied ten oosten van Broek De Naeyer, tussen Blaasveldbroek en de Rupel, aan de samenvloeiing van de Zwarte Beek en de Rupel. Een tweede deelgebied bevindt zich op ongeveer 1,9 km ten westen van BST en wordt gevormd door delen van de vallei van de Vlietbeek en een aantal zijbeken. Figuur 6.11 geeft de natuurwaarden en groene ruimten weer, die gelegen zijn in de ruime omgeving van BST. Belangrijke natuurwaarden zijn o.a. terug te vinden in het Blaasveldbroek en Broek de Naeyer. De vijvers De Bocht, Hazewinkel en de Kraagput zijn voornamelijk belangrijk voor de watervogels. In het gebied Vorsenpoel, ten westen van de Boomsesteenweg, werd de Kamsalamander waargenomen bij inventarisaties in de periode 1985-1990. In die periode waren de lager gelegen terreindelen tussen de spoorwegberm, de terreinen achter de verbrandingsoven langs de Boomsesteenweg en het voetbalterrein nog niet opgehoogd. In deze zone bevonden zich één of enkele poelen waar de Kamsalamander werd waargenomen, dewelke begin jaren ’90 aldus werden opgehoogd. Bij een recente inventarisatie in maart 2003 op de waterplas gelegen tussen de oude spoorwegberm en de voetbalterreinen werd de Kamsalamander niet waargenomen. Enkel de Kleine watersalamander en Gewone pad werden gevonden. Over de verspreiding van de soort in de rest van het gebied van het gebied in die tijd is niets gekend. In het Broek De Naeyer komt de Kamsalamander volgens dhr. Willemsen waarschijnlijk nog voor. Van de totale oppervlakte van de gemeente Willebroek is 14.9% voorzien voor milieubelastende industrie. Dit is zeer hoog, gezien het gemiddelde in Vlaanderen slechts 0.4% bedraagt. Dit betekent dus algemeen dat de druk van de aanwezige industrie op de aanwezige natuurwaarden in Willebroek vrij hoog ligt ten opzichte van het Vlaams gemiddelde. Met betrekking tot het bedrijf BST zelf kan gesteld worden dat er geen directe invloed (biotoopverlies) is op de aanwezige natuurwaarden in de omgeving. Ook door de toekomstig geplande uitbating van CMT en BEER worden geen bijkomende effecten verwacht met betrekking tot fauna & flora. Mogelijke bodem- en waterverontreiniging dient vermeden te worden. Voor de aanpak hiervan wordt er verwezen naar de disciplines bodem en water. Een indirecte invloed door eventuele wijziging van bodem- en grondwaterkwaliteit kan zich vrijwel niet voordoen in de zone ten oosten van het kanaal, gezien de grondwaterstromingsrichting vanuit het kanaal in de richting van het westen gaat. Potentiële verontreiniging in het gebied Vorsenpoel kan zich wel voordoen. De mate waarin mogelijke bodem- en
Niet-technische samenvatting
grondwaterverontreiniging zich heeft verspreid, wordt momenteel onderzocht in het beschrijvend bodemonderzoek dat momenteel wordt uitgevoerd op de terreinen van BST.
6.6
Monumenten en Landschappen In de omgeving van het bedrijf situeren zich een aantal beschermde monumenten en landschappen, weergegeven in figuur 1.7. Op deze monumenten en landschappen zijn geen effecten te verwachten van de activiteiten van BST. De visuele impact van het bedrijf wordt voornamelijk bepaald door de schrootstapels en de shredderinstallatie. Een visuele impact is inherent aan dergelijke activiteiten en verenigbaar met de bestemming van het gebied (industriegebied voor milieubelastende industrieën). De westelijke en zuidelijke perceelsgrens zijn afgeschermd van het nabijgelegen woongebied door een groenscherm. De oostelijke zijde van het bedrijfsterrein grenst aan het kanaal en kan omwille van de noodzakelijke kadeactiviteiten onmogelijk afgeschermd worden van de omgeving. De noordelijke zijde grenst aan het naburig bedrijfsterrein van RCT Verbeke. Aan de westelijke zijde (perceelsgrens) (kant Boomsesteenweg) bevindt zich een berm die onderbroken is ter hoogte van de toegangsinrit van het terrein. Om het visuele doorzicht op het bedrijfsterrein door deze onderbreking toch tot een minimum te beperken werd een muur gebouwd die de bedrijfsactiviteiten aan het zicht onttrekt. Met betrekking tot de toekomstig geplande veranderingen dient er rekening mee gehouden te worden dat de opgelegd in de lopende vergunning dient de stapelhoogte van het schroot ten allen tijden te worden beperkt tot 8 meter. In de huidige vergunning wordt tevens als voorwaarde opgelegd dat het groenscherm met berm dient te worden aangelegd zoals omschreven in de bouwvergunning. De oostelijke zijde van het bedrijfsterrein grenst aan het kanaal en kan omwille van de noodzakelijke kadeactiviteiten onmogelijk afgeschermd worden van de omgeving. De noordelijke zijde grenst aan het naburig bedrijfsterrein van RCT Verbeke. De berm aan de westelijke perceelsgrens, langsheen de Boomsesteenweg, is onderbroken ter hoogte van de inrit die toegang geeft tot het terrein. Deze onderbreking betekent tevens een visueel doorzicht vanaf de Boomsesteenweg naar de bedrijfsactiviteiten. Om toch een visuele afscherming te realiseren werd een muur gebouwd die de bedrijfsactiviteiten aan het zicht onttrekt. Strikt gezien voldoet de berm niet aan de bijzondere vergunningsvoorwaarden van 1999. De hoogte bedraagt ca 4 meter, doch de breedte aan de basis is kleiner dan de opgelegde 17 meter, waardoor de helling eveneens steiler is dan opgelegd. Vanuit het oogpunt landschap is echter voornamelijk de hoogte van belang en de landschappelijke inkleding van de berm en minder de helling. Ook vanuit oogpunt stofontwikkeling kan worden gesteld dat de huidige breedte en hoogte voldoende zijn omdat de groene berm zich aan de grens van het terrein bevindt en dus effectief lijkt voor het verst overwaaiende stof. Het eventueel overwaaiende stof dat in het geval van een brede berm op de berm zelf zou vallen, valt in het geval van een smalle berm op het lager gelegen terrein dat over grote zones verhard is wat een efficiëntere verzameling toelaat.
Niet-technische samenvatting
Voor de uitbating van de twee nieuwe activiteiten worden twee nieuwe bedrijfsgebouwen opgericht. Door het aanwezige groenscherm, de bestaande bermen en de nog te bouwen muren wordt de bijkomende visuele hinder als beperkt begroot.
6.7
Mens Momenteel zijn 27 mensen tewerkgesteld bij BST. Het bedrijf zelf grenst aan het woongebied van Willebroek. Op basis van het uitgevoerde oriënterend bodemonderzoek blijkt dat bodem- en grondwaterverontreiniging (zowel historisch als gemengd) kan vastgesteld worden. De vastgestelde resultaten geven ernstige aanwijzingen voor een ernstige bedreiging voor mens of leefmilieu. Bijgevolg was de uitvoering van een beschrijvend onderzoek vereist om de aard, oorsprong, omvang en risico van de verontreiniging in te schatten. Dit beschrijvend onderzoek is nog in uitvoering. Indien maatregelen dienen genomen worden, zullen deze in een latere fase vastgelegd worden tijdens een saneringsonderzoek. Deze procedure wordt begeleid en opgevolgd door de OVAM. Om verdere bodem-, grond- en oppervlaktewaterverontreiniging te voorkomen is een vloeistofdichte vloer over de oppervlakte waar stockage, overslag en transport gebeurt, noodzakelijk, tenzij voor bepaalde niet uitloogbare schrootopslag. De vloer is hellend aangebracht, zodat het water kan opgevangen en behandeld worden. Afloop naar het kanaal wordt hierbij vermeden door de negatieve helling van de kaaiplateaus. Al te lange opslagtijden dienen eveneens te worden vermeden, daar zij een grotere uitloging van contaminerende stoffen geven. Ten aanzien van de stofuitstoot kan gesteld worden dat er voornamelijk zeer lokale stofuitstoot bestaat, doch zonder hinder voor naburige bedrijven of omliggende woongebieden (waarden ver beneden de Vlarem-grenswaarden) Het geluidsonderzoek wijst uit dat het specifiek geluid de milieukwaliteitsnorm overschrijdt, voornamelijk ten aanzien van de meest nabij gelegen woningen aan de Boomsesteenweg, en in geringere mate ten aanzien van de woningen aan de Vaartstraat. Ten aanzien van de Vaartstraat zijn de overschrijdingen marginaal en beperkt tot de ochtendperiode. De impact van deze overschrijdingen op het omgevingsgeluid is te verwaarlozen. Van enig belang zijn evenwel de overschrijdingen als gevolg van het continu geluid en van het fluctuerend geluid ten aanzien van de Boomsesteenweg, met voornamelijk de overschrijding tijdens het ochtendlijk uur van de nacht. Hoewel, het belang ervan moet gerelativeerd worden aangezien het omgevingsgeluid – in de eerste plaats het geluid afkomstig van het verkeer op de openbare weg – minstens zo hoog is als het specifiek geluid. De geluidsbelasting van de werknemers van BST zelf, werd in het kader van dit rapport niet nagegaan (domein van de arbeidsveiligheid). Er zijn voor de werknemers gehoorsbeschermingsmiddelen aanwezig en er is een jaarlijkse medische controle van het personeel door een arbeidsgeneesheer. Ten aanzien van de veiligheid kan vermeld worden dat er een beperkt risico bestaat op explosiegevaar bij verwerking van het schroot met de shredder. Dit wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van restvloeistoffen in het aangeboden schroot, hoewel dit in principe niet
Niet-technische samenvatting
mag aangevoerd worden. De machine is hierop voorzien en de hinder beperkt zich tot het voorkomen van typische knallen. Een belangrijke voorkomingsmaatregel m.b.t. de problemen van de restvloeistoffen en de nog aanwezige LPG-tanks in voertuigwrakken is de oprichting van het erkend depollutiecentrum op de terreinen van BST sinds mei 2001. Technische maatregelen ter voorkoming van explosiegevaarlijke mengsels en ontstekingsbronnen zijn voor de shredder niet zo evident. BST wordt, door regelmatig contact met de constructeur van de installatie, wel op de hoogte gehouden van de vorderingen van de research naar oplossingen voor het probleem van deze explosies.
7.
Leemten in kennis
7.1
Bodem en grondwater Het beschrijvend onderzoek ter bepaling van de juiste aard, oorsprong, omvang en risico van de vastgestelde verontreiniging is momenteel nog aan de gang en wordt opgevolgd door OVAM als bevoegde instantie.
7.2
Oppervlaktewater Tot op heden kon enkel de werking van de eerste fase van de uitbouw van de waterzuiveringsinstallatie worden geëvalueerd (zie deel 6 : oppervlaktewater). De volledig geherdimensioneerde installatie is momenteel in opbouw.
7.3
Lucht Er werden geen wezenlijke leemten in de kennis vastgesteld.
7.4
Geluid Bronmetingen aan de schaar konden niet worden uitgevoerd te Willebroek zelf. Hiervoor werd beroep gedaan op metingen aan een identieke schaar in werking op de site in Kallo. De in Kallo uitgevoerde bronmetingen werden vervolgens in het model, opgesteld voor de site te Willebroek, ingebracht zodat met voldoende nauwkeurigheid de geplande situatie kon gemodelleerd worden. Bij het onderzoek is het niet mogelijk geweest om het vreemd omgevingsgeluid dat zich tijdens de werkuren van het bedrijf voordoet door rechtstreekse metingen te bepalen. Een inschatting van het vreemd omgevingsgeluid werd gebaseerd op de resultaten van metingen van juist vóór of juist nà de werktijd van het bedrijf, of van tijdens het weekend. Dit heeft geleid tot een onnauwkeurigheid, waarvan aangenomen wordt dat ze geleid heeft tot een overschatting van de impact van het specifiek geluid.
Niet-technische samenvatting
7.5
Fauna&Flora, landschap en mens Voor deze disciplines werden geen leemten in kennis vastgesteld die invloed hebben op de beoordeling van de milieueffecten van het bedrijf.
8.
Postmonitoring
8.1
Bodem en grondwater Het beschrijvend onderzoek ter bepaling van de juiste aard, oorsprong, omvang en risico van de vastgestelde verontreiniging is momenteel nog aan de gang en wordt opgevolgd door OVAM als bevoegde instantie. Eénmaal dit is afgerond (voorzien voorjaar 2004) kan bepaald worden of verdere saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn. Hiervoor zal het BATNEEC-principe gehanteerd worden. De te nemen maatregelen zullen afhankelijk zijn van de risico’s voor mens en milieu van de mogelijke verontreiniging.
8.2
Oppervlaktewater Een correcte opvolging van de werking van de in vernieuwing zijnde waterzuiveringsinstallatie kan pas gebeuren nadat de bouw hiervan voltooid is. De ingebruikname is voorzien in het voorjaar 2004.
8.3
Overige disciplines Voor de overige disciplines werden geen leemten in kennis vastgesteld die invloed hebben op de beoordeling van de milieueffecten van het bedrijf.
9.
Grensoverschrijdende effecten De exploitatie van dit project brengt geen effecten met zich mee die de grenzen van het Vlaamse gewest overschrijden.
MER Belgian ScrapTerminal - Willebroek Situering project op topografische kaart (bron:NationaalGeografisch Instituut,OC-GisVlaanderen)
!.r.'. tl
.F ; i ..
|: . l
I
N Fiorrrrr 1 7
A schaal: 1/20.000
"'M
Diensttan Belgiëvnv Bocletnlatnclige
MER BelgianScrapTerminal- Willebroek Situering oP het gervestPlan en monumenten huisvesting, ruimtelijkeordening, (bron:Administratie - OC-GisVlaanderen) landschappen N
Figuur1.5
A
/\
schaal: i/20.000
,nZ
DienstvanBelgiëvmv Boclernkttntlige
LegendeGewestplan
-
Woongebieden
f:l
Woonuitbreidingsgebieden
T
Gebiedenmetgrotedichtheid
f
Gebiedenmet middetgrote dichtheid
I
Gebtedenmetgeringedichtheid
m m
Woonparken
T
n
WateMinningsgebieden ReseÍvatiedienstbaaÍheidsgebieden Erfdienstbaarheidsgêbiêden
E E -
Renovatiegêbieden Overstromingsgebieden Bestaande autosnelwegen
Wmngebiedenmêt e€n landelijkkarakter
Aan tê lêggen autosnelw€gen
Woongebieden metcuhurele,historische en/oÍ esthetischewaarde
Bestaande snelverkeerswegen
Industriegebieden
Aan te leggensnêlverkeêrswegen
Gebiedenvoor veÍvuilendêindustrieën
Bestaandêhoofdv€Íkêerswegen
Gebiedenvoormili€ubelastende industrieèn
Aan te lêggen hooftveÍke€rswegen
=
Gebiedenvoor ambachtelijkebedrijvenen de gebiedenvooÍ kleineen middelgrote ondernemingen
Eestaande Spoorlijnen
E
Dienstverleningsgebieden
-
Gebiedenhoofclzakelijk bestemdvooÍ de vestiging grootwinkelbedíjven
t:]
gebiêdsn Landelijkê
I I I I
E
Agrarischegebieden
ffi
Bosgebiedên
tl tI
tj-l
tI E
n Í l
E:=:.:=-l
E:== -r::- =i.-l
goengebiêden Natuurgebieden NatuuÍgebíedenmeturetenschappelijke waardeof natuurÍeservaten Parkgebieden Bufierzones gebieden waardevolle Landschappelijke Landelijkegebiedenmet toeristisch€waarde Recreatiegebieden
E=.:+:i*= Gebiedenvoordagrecreatie F{_==-:= Fi:--=::i-=:l
E;-:=-T==l Gebi€denvoor daguen veólijfsrecreati€ :
til
n w rï
Militairedomeinen Gebiedenvoorgemeenschapsvoorzieningen en openbarenutsvootzieningen Ontginningsgebieden van ontginningsgebieden Uitbreidingen
Aan te leggen Spoorlijnen Bestaande luchtvaartterÍeinen
I
watenrvegen
(
r-à I I
s<--l
N
I
II
Antwerpen
Kolmthoul
I
rrl
I nr-rt
I t l I
MortseL
l
l
r
I
I L\LLO iÍ\É VAN
.
lr
| - 'rrs Àst'
zí\\1' 'l
1.. |
.-\^ uun"' VAN ORMATIE ---, --h'\'{L\-
/'
'/ 'tíY .{F$ " -
.N\
./
Y
VANDE RTJPU" FORMATIE tJ
(
H
:
0q 0
èSz ót/'-
ê
E
o
t!
;\
U) q
<\H
F.i
!:
o Ft G
à0
I
G l-r
0a
G h
.ÈG: N
cD
0 -
5
10km
MecheLen
ril lft 'TAw I .l- .50
I
I r .,r
Legende
n n
Zeer kwetsbaar Weinigkwetsbaar
'':j..Ë
,l |J
:;a.\s\€ríÊiiiffiÍ:ï:lË'{,1{}\J_'lÈ ."./ÀÍfld\\ /^,-\- Ïl;:,:r", ' È:iàrflièÈ3Ëb5"-}J^"
"
Legende $
**ir*o*n
i\4eetpuden gemeentê Jaelnme dq @sle =
ds
iË
MsóseY/atdq
G
iqalname
"É -t{
*
degsic
tod-9Alasd
MER Belgian ScrapTerminal- Willebroek
.:= l.:
Situering ryaterlopen en staalnamepuntenin de omgeving N
Figr.rur6.6
r\A
""M,
Boclen*untlige Díenst vatt België vnv
2
v
schaal:1/20.000
;
MER Beleian ScrapTerminal - Willebroek Uittreksel uit de BiologischeWaarderingskaart (bron : OC GIS-Vlaanderen en InstituutvoorNatuurbehoqd) N
Figuur 6.11
"FZ A DienstvanBelgiëvzw Bodentktmtlige l\ schaal:1/25.000
MER Belgian ScrapTenninal - Willebroek Situering Habitatrichfl ij ngebied *n aÍb"ken-ngïENTE Íoil (brol : OC GIS-Vlaanderen en Instituut voorNatuLrrbehoud) N
Figuur6.12
""M /\ BodenkundigeDienstvanBelgiëvzw /\ schaal: l/25.000
\1
..À I
i
Afbakeni ng B escherm ingszonesn atuur Habitatrichtlijngebied: Sche/de- en Durme-estuarium van de Nederlandsegrens tot Gent (Gebiedcode:BE 2300006) YEN ísÍe fase
BST bediljfstenein
"ffiiff*il%,E;,.*#ffiIffi
I