Mentorschap Netwerk Nederland
Auteurs :
René van het Erve Tiana van Grinsven
Collegamento 23 mei 2006
1
Inhoudsopgave 1.
Inleiding ......................................................................................................... 3
2.
Missie en doelen Mentorschap Netwerk Nederland ......................................... 6
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Programma van eisen Mentorschap Netwerk Nederland ................................. 7 Lokale organisaties zijn de motor ......................................................................... 7 Opzetten van een groeibestendige organisatie ....................................................... 8 Een kleine landelijke kern ................................................................................... 9 Ondersteuning vanuit cliënten- en zorgorganisaties................................................ 9 Groei vindt “bottom up” plaats............................................................................. 9 Drijvende kracht achter mentorschap is de vrijwilliger ............................................ 9
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Organisatorische vormgeving ........................................................................11 Cliënt en/of gementoreerde................................................................................11 Regionale organisaties .......................................................................................11 Mentor.............................................................................................................13 Landelijke kern .................................................................................................14 Kenniscentrum .................................................................................................15 Kantonrechters .................................................................................................15
5. 5.1 5.2
Besturing en juridische vormgeving...............................................................16 Regionale organisaties .......................................................................................16 Landelijke kern .................................................................................................16
6. 6.1 6.2
Financiering ...................................................................................................18 Regionale stichtingen.........................................................................................18 Landelijke kern .................................................................................................18
7. 7.1 7.2 Bijlage Bijlage Bijlage
Plan van aanpak.............................................................................................19 Activiteiten korte termijn ...................................................................................19 Op te pakken activiteiten na benoeming coördinator..............................................19 1 Stakeholders ................................................................................................20 2 Literatuurlijst ...............................................................................................21 3 Programma van eisen voor de oprichting van een regionale stichting .........22
Collegamento 23 mei 2006
2
1.
Inleiding
Wanneer over mentorschap wordt gesproken, gaat het in essentie over mensen die de regie over hun leven niet meer zelf kunnen voeren. Gedacht kan dan worden aan onder andere (oudere) mensen met dementie, mensen met een verstandelijke beperking, psychiatrische cliënten en chronisch zieken. In de nabije toekomst zal in Nederland het aantal mensen met dementie sterk groeien. Familie en bekenden uit de directe leefomgeving van deze dementerenden zullen hen in de meeste gevallen helpen met de verzorging en, waar nodig, vertegenwoordigen naar anderen. Voor het overgrote deel van oudere mensen die de regie over hun eigen leven (gaan) verliezen, wordt dus meegedacht om hun leven zoveel als mogelijk in hun eigen stijl voort te zetten. De verwachting is dat een toenemende groep dementerende ouderen geen mensen onder handbereik zullen hebben om hen te vertegenwoordigen, als gevolg van veranderende familiestructuren, een toenemend aantal vrouwen dat deelneemt in het arbeidsproces en een toenemende individualisering inclusief de daarmee gepaard gaande vereenzaming. Een bijzondere groep vormen mensen met een verstandelijke beperking. Wanneer hun ouders of directe verwanten overlijden, valt ook vaak het natuurlijke netwerk van vertegenwoordiging weg. Gelijktijdig is in Nederland een duidelijke trend zichtbaar waarin de vraag van de cliënten aan dienstverleners in het publiek domein steeds centraler komt te staan. Op geleide van deze trend wordt binnen de Nederlandse gezondheidszorg veel beleid gemaakt dat is gericht op het creëren van een zo evenwichtig mogelijke relatie tussen aanbieders en hun afnemers. Zowel burgers als aanbieders van publieke diensten (bijvoorbeeld verpleeghuizen, ziekenhuizen, etc.) zijn er steeds meer van overtuigd dat een evenwichtige relatie voor beide partijen een positieve uitwerking heeft op de dienstverlening. Eén van de uitwerkingen van het beleid is de verplichting voor zorginstellingen dat zij, in overleg met hun cliënten, een zorgplan moeten opstellen waarin wordt vastgelegd op welke wijze en in welke omvang burgers hun zorg ontvangen. Het verplicht opstellen van een zorgplan zal er voor zorgen dat in veel situaties zowel door de zorgontvanger als door de aanbiedende instelling, scherper zal moeten worden nagedacht over welke zorg, welke behandeling en welke begeleiding wordt geboden. Voor veel ouderen met dementie of voor mensen met een verstandelijke of psychische beperking zal onder invloed van deze beweging de vraag naar vertegenwoordiging op het gebied van behandeling, verpleging, verzorging en begeleiding toenemen. Meerdere mogelijkheden voor wettelijke vertegenwoordiging Verschillende wetten geven de mogelijkheid om formeel en getoetst in deze vertegenwoordiging te voorzien. In brede zin zijn er mogelijkheden voor curatele, bewindvoering en mentorschap. Al deze maatregelen worden uitgesproken door de
Collegamento 23 mei 2006
3
(kanton)rechter. De belangenbehartiging en vertegenwoordiging van meerderjarigen die zelf niet meer voor hun belangen kunnen opkomen, is wettelijk geregeld in de Wet Mentorschap en de Wgbo (Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst). De Wgbo legt een aantal patiëntenrechten vast en introduceert het kwaliteitsbegrip “zorg van een goed hulpverlener’’. Een mentor zal regelmatig te maken krijgen met een geneeskundige behandelovereenkomst tussen de meerderjarige waarover hij mentor is en een medische hulpverlener. In dat geval gelden de regels, rechten en plichten, zoals dat in het betreffende gedeelte van Boek 7 BW is geregeld. De op 1 januari 1995 in werking getreden wettelijke regeling Mentorschap (Burgerlijk Wetboek artikel 450 t/m 462) biedt de meeste mogelijkheden om, in geval van het ontbreken van familie, de vertegenwoordiging in het voortzetten van het leven in eigen stijl voor de burger te waarborgen. Bij mentorschap blijft de gementoreerde in juridische zin handelingsbekwaam, maar op het gebied van verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding handelingsonbevoegd. Een mentor is een persoon waarvan wordt verwacht dat hij/zij “plaatsvervangend” kan denken en handelen voor de gementoreerde. De vertegenwoordiging van de mentor beperkt zich tot “zorg’’. Op andere gebieden zoals financiën en vermogen, is de mentor niet bevoegd maar een curator of bewindvoerder wel. Op naar een landelijke netwerk om mentorschap te versterken… Op dit moment zijn in Nederland op een aantal plaatsen initiatieven ontstaan om het mentorschap vorm te geven. De Stichting Alzheimer Nederland is sinds 2000 gestart met het geven van een cursus mentorschap en richt zich op thuiswonende mensen (jong en oud) met dementie die een mentor nodig hebben. In de regio’s Rotterdam en Breda bestaan twee stichtingen Mentorschap. Elders in het land bestaan er verschillende initiatieven om een stichting op te richten. Deze stichtingen zijn gericht op dementerende ouderen, mensen met een verstandelijke beperking of, in mindere mate, psychiatrische cliënten en hebben tot doel om kwalitatief en kwantitatief een goede match te maken tussen (vrijwillige) mentoren en mensen (vaak in instellingen) die veel baat hebben bij vertegenwoordiging. Met deze voorbeelden in het vizier is het idee ontstaan om, op geleide van de groeiende vraag, een landelijk netwerk voor mentorschap te ontwikkelen. Staatssecretaris Ross van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft in haar brief van 29 september 2005 aangegeven dat zij dit initiatief van harte wil ondersteunen. De stichtingen Mentorschap Breda en Rotterdam hebben de handschoen opgenomen en, met steun van het ministerie van VWS, opdracht gegeven om de verschijningsvorm van een landelijk netwerk verder uit te werken. Eerste aangrijpingspunt is de (ouder wordende) mens die intramuraal verblijft in een verpleeghuis dan wel in een gehandicapteninstelling. De beweging zal zich echter hiertoe niet beperken en zal breder worden ingezet. Als eerste stap hebben zij rond het idee van een landelijk netwerk een aantal stakeholders verzameld (zie bijlage 1). Gezamenlijk hebben zij (in verschillende vormen) nagedacht over het doel, de verschijningsvorm en de weg naar het ontstaan
Collegamento 23 mei 2006
4
van een Mentorschap Netwerk Nederland. De weerslag van het denkwerk vindt u in deze rapportage. De centrale visie is om mentorschap lokaal tot stand te laten komen en dit landelijk, daar waar nodig, te faciliteren. In de regio’s moet het mentorschap tot bloei komen. In de regio’s zullen mensen opstaan die iets willen betekenen voor de kwetsbare cliënten van zorg, hetzij als mentor zelf, hetzij door de organisatie van mentorschap op zich te nemen. Er groeit een beweging van mensen die intrinsiek gemotiveerd zijn om het mentorschap voor hun regio op te pakken, omdat dit thuishoort in “onze beschaving’’. Door de kleinheid en betrokkenheid is dit een kansrijk initiatief, maar tegelijkertijd ook kwetsbaar. Een lokaal initiatief moet niet worden opgestart vanuit de startsubsidie die men krijgt, maar moet worden opgestart vanuit het gevoel iets te willen bijdragen aan onze samenleving en aan de kwetsbare mens in ons midden.
Collegamento 23 mei 2006
5
2.
Missie en doelen Mentorschap Netwerk Nederland
Het Mentorschap Netwerk Nederland wil bereiken dat mensen die de regie over hun leven verliezen, zoveel als mogelijk in hun eigen stijl het leven kunnen voortzetten. Velen hebben het “geluk” dat zij in de omstandigheid verkeren dat iemand die rol als “vanzelf” van hen overneemt. Het landelijk metwerk is de som van initiatieven die bijdraagt in de mogelijkheid voor burgers die minder gelukkig zijn in de beschikking over mensen die hen willen vertegenwoordigen bij vaak moeilijke beslissingen. De missie van het Mentorschap Netwerk Nederland is daarom ambitieus. Missie Elke burger in Nederland wordt, wanneer hij/zij de regie over zijn/haar leven verliest, op het gebied van “zorg’’ in voldoende mate vertegenwoordigd zodat de mogelijkheid om te blijven leven in de stijl waarin hij/zij dit gewend is zo optimaal als mogelijk wordt gewaarborgd. Doelen Om de missie te bereiken heeft het Mentorschap Netwerk Nederland een aantal hoofddoelen geformuleerd: Doelstelling 1 Het Mentorschap Netwerk Nederland draagt bij aan de toename van het aantal (vrijwillige) mentoren in Nederland. Doelstelling 2 Het Mentorschap Netwerk Nederland draagt bij aan de ontwikkeling van competenties van mentoren en coördinatoren zodat de cliënt die de regie verliest over zijn eigen leven kan rekenen op een volwaardige vertegenwoordiging. Doelstelling 3 Het Mentorschap Netwerk Nederland stimuleert en helpt lokale initiatieven zonder zich daadwerkelijk actief te mengen in het lokale initiatief. Doelstelling 4 Het Mentorschap Netwerk Nederland zorgt voor verbindingen met partijen die betrokkenheid hebben met mensen die de regie over hun eigen leven verliezen. Zij trekt waar mogelijk gezamenlijk met deze partijen op. Doelstelling 5 Het Mentorschap Netwerk Nederland zorgt dat kennis en ervaringen worden verzameld, dat deze worden gebundeld en dat deze toegankelijk zijn voor anderen.
Collegamento 23 mei 2006
6
3.
Programma van eisen Mentorschap Netwerk Nederland
Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om van het Mentorschap Netwerk Nederland een nieuw instituut te maken. Het landelijk netwerk zal een samenspel zijn tussen lokale initiatieven die met raad en daad worden bijgestaan, zodat op lokaal niveau snel kan worden bijgesprongen met hulp in de vorm van een mentor. Primair in de organisatie van het netwerk is de kracht van het lokale initiatief. Het Mentorschap Netwerk Nederland heeft vooral als functie om deze initiatieven te leiden naar kennis, ervaring en soms financiën. De verwachting is dat elk nieuw lokaal initiatief zal bijdragen in het versterken van het netwerk. Deze zichzelf versterkende ontwikkeling zal bijdragen aan het behalen van de missie en de doelstellingen. Het Mentorschap Netwerk Nederland zal daarom moeten voldoen aan de volgende eisen: lokale organisaties zijn de motor; opzetten van een groeibestendige organisatie; een kleine landelijke kern; ondersteuning vanuit cliënten- en zorgorganisaties; groei vindt bottom up plaats; drijvende kracht achter het mentorschap is de vrijwilliger. Hierna worden deze eisen toegelicht.
3.1
Lokale organisaties zijn de motor De lokale organisaties zijn de motoren rondom het mentorschap. Het is de kracht om het mentorschap “dichtbij” te organiseren, zoals uit de dagelijkse praktijk blijkt. De nu draaiende Stichtingen Mentorschap in Breda en Rotterdam en de Stichting Alzheimer Nederland geven aan dat het van belang is dat de mentor en de gementoreerde dichtbij elkaar in de buurt wonen, zodat ze regelmatig contact met elkaar hebben. Ook zoeken de mentoren elkaar geregeld op om hun ervaringen uit te wisselen en moeilijke vraagstukken met elkaar te bespreken. De coördinatoren van de stichtingen hebben contacten met verschillende zorg- en cliëntenorganisaties in de regio. Vaak kennen zij vanuit hun “beroepsverleden” de sociale kaart en hebben zij ingangen naar de hulpverleners. Mentoren worden dikwijls via mond tot mond reclame geworven.
Collegamento 23 mei 2006
7
Bovenstaande houdt in dat de kracht lokaal ligt en daar ook moet blijven, want daar kan het mentorschap immers goed bij de bron worden opgepakt. In de opbouw van het landelijk netwerk zal worden gestreefd naar verdere uitbreiding van het aantal lokale initiatieven in de komende jaren. De inschatting is dat de omgeving dat één lokale organisatie omvat, dient te bestaan uit samenhangende gebieden. Vanaf nu wordt een lokaal initiatief geduid als “de regio”. Voor nieuwe initiatieven geldt dat zij wel enig gewicht moeten hebben, omdat het principe van draagvlak meespeelt om een lokaal initiatief tot bloei te laten komen. Er dient sprake te zijn van organische groei. Alleen in een kansrijke omgeving kan een lokaal initiatief groeien. Die groei komt laagje voor laagje tot stand. Als gevolg van energie, betrokkenheid en initiatieven binnen de regio (en dus vanuit de kracht van het initiatief) zal het mentorschap als het ware moeten “kristalliseren” tot een mooie diamant. Het maakt hierbij niet uit wie het initiatief neemt. Dit kan een aanbieder zijn, een MEE-organisatie of cliënten. Het is wel van belang dat het nieuw op te starten lokale initiatief wordt gedragen door zorgaanbieders en cliëntenorganisaties. In de regio’s zal niet elke keer “het wiel” uitgevonden hoeven te worden. Iedere nieuw startende regio kan immers gebruik maken van de ervaringen vanuit de andere regio’s. Wel zal per regio ervaren moeten worden “wat voor soort wiel het is”, met andere woorden welke aanpak en vraag past bij de regio. Deze eis brengt ook met zich mee dat de verantwoordelijkheid voor het mentorschap regionaal wordt neergelegd.
3.2
Opzetten van een groeibestendige organisatie Het op te zetten landelijke netwerk moet kunnen meegroeien met de toenemende vraag naar mentorschap. Voor de toekomst wordt namelijk een forse toename van de vraag naar mentorschap verwacht. Het Nederlands Instituut Zorg en Welzijn (NIZW) verricht hier momenteel onderzoek naar. De staatssecretaris heeft er vooralsnog op korte termijn voor gekozen om stimuleringssubsidies te richten op de zogenaamde “smalle variant” (ouderen met psychogeriatrische problematiek en mensen met een verstandelijke beperking in instellingen die geen familie hebben die hen kan vertegenwoordigen). De op te zetten organisatie moet kunnen meegroeien met de omvang van het mentorschap en daarmee groeibestendig zijn met het oog op de toekomst.
Collegamento 23 mei 2006
8
3.3
Een kleine landelijke kern Er dient sprake te zijn van een kleine landelijke kern die de regionale initiatieven helpt op te starten en daar waar nodig ondersteunt. Deze kern draagt zorg voor het creëren van kansrijke omgevingen om initiatieven voor mentorschap tot volle bloei te laten komen. Het is daarmee puur een ondersteuningsstructuur voor het lokale initiatief. Datgene wat efficiënt kan worden geregeld, wordt landelijk opgepakt. Zo kunnen bijvoorbeeld op landelijk niveau standaarden voor mentorschap worden ontwikkeld.
3.4
Ondersteuning vanuit cliënten- en zorgorganisaties Het is van belang dat de cliëntenorganisaties vanuit hun eigen netwerken de ontwikkeling van het landelijke netwerk stimuleren. Zo kan gebruik worden gemaakt van bijvoorbeeld de informatie en kennisoverdracht in de Alzheimer cafés of kan het onderwerp mentorschap via de cliëntenorganisaties onder de aandacht worden gebracht bij de zorgorganisaties.
3.5
Groei vindt “bottom up” plaats De vraag naar mentorschap komt namens de cliënten. Momenteel gebeurt dit vaak via via. Als de vraag toeneemt, groeien de lokale initiatieven en daarmee ook het landelijke netwerk.
3.6
Drijvende kracht achter mentorschap is de vrijwilliger Er bestaat een uitdrukkelijke voorkeur om met vrijwilligers te werken als mentoren. Vrijwilligers komen vaker langs bij de gementoreerde dan een professionele kracht. Als ervoor kan worden gezorgd dat de mentor en gementoreerde dicht bij elkaar wonen, kost het bezoek weinig tijd. Hierdoor is er een grotere kans dat zij een wezenlijke en betekenisvolle relatie met elkaar opbouwen. De mentor kan op deze wijze de ontwikkelingen met betrekking tot zorg en welzijn van de gementoreerde op de voet volgen. Zo leren de mentor en de gementoreerde elkaar goed kennen en is de mentor beter in staat om plaatsvervangend te denken en te beslissen. Dikwijls ontstaat een pad “van maatje naar mentor”. Niet voor niets worden daarom ook initiatieven genomen om “maatjes of buddy projecten” op te starten. De huidige mentoren zijn vaak gepensioneerde professionals, vrijwilligers die binnen een zorgorganisatie aan de slag zijn, of familieleden. Voor allen geldt dat zij een grote betrokkenheid hebben bij de gementoreerde en met een bepaald verantwoordelijkheidsgevoel in de samenleving staan.
Collegamento 23 mei 2006
9
Ook aan vrijwilligers dienen eisen te worden gesteld met betrekking tot de uitvoering van het mentorschap. Om die reden worden door de diverse organisaties momenteel themabijeenkomsten, cursussen, intervisie, etc. aangeboden. Er is een absoluut gemis aan bekendheid van “de mentor’’ in Nederland. De vraag is of in de toekomst bij een onvoldoende aanbod van mentoren betaalde mentoren hun intrede zullen doen.
Collegamento 23 mei 2006
10
4.
Organisatorische vormgeving
Op basis van het voorgaande programma van eisen komen wij tot de volgende organisatorische vormgeving. De volgende actoren staan hierin centraal: cliënt en/of gementoreerde; regionale organisaties; mentor; landelijke kern; kenniscentrum; kantonrechters.
Kanton rechter
Mentor/Cliënt Regionale organisatie Mentor/Cliënt Landelijke organisaties en instanties
Regionale organisatie Ondersteuningsgroep Bestuur Kanton rechter
Kanton rechter Landelijke kern
Regionale organisatie
Regionale organisatie
Mentor/Cliënt Kanton rechter
4.1
Mentor/Cliënt
Kenniscentrum langdurende zorg
Cliënt en/of gementoreerde Namens de cliënt die meestal niet in staat is om zijn/haar zorg of vertegenwoordiging te regelen, worden contacten gelegd met een regionale organisatie voor mentorschap. Dit eerste contact wordt in de praktijk meestal gelegd door organisaties die de cliënt in zorg hebben.
4.2
Regionale organisaties Zoals eerder aangegeven: in de regio gebeurt het! Het initiatief in de regio is de drijvende kracht binnen het Mentorschap Netwerk Nederland. De regionale organisaties dragen zorg voor het vinden van geschikte vertegenwoordigers die als mentor kunnen worden voorgedragen. Zij dragen zorg voor de werving van mentoren,
Collegamento 23 mei 2006
11
de lokale inbedding van mentorschap bij de bestaande zorginstellingen en koppelen de mentor en de gementoreerde aan elkaar. Vervolgens dragen zij er zorg voor dat de mentor goed voorbereid aan zijn/haar taak kan beginnen (middels een cursus, themabijeenkomst, persoonlijk contact, intervisie, etc.) en monitoren het mentorschap. Cruciaal in de regionale organisatie is een persoon die als een spil alle activiteiten coördineert. Bij de huidige initiatieven is een goede coördinator één van de belangrijkste succesfactoren voor de verdere uitbouw van mentorschap. Coördinator Hieronder wordt nader ingegaan op de kerntaken en de competenties van de coördinator van de regionale organisatie. Kerntaken o werven en selecteren van vrijwilligers; o organiseren van regionale themabijeenkomsten waar mentoren elkaar treffen; o introduceren van de vrijwilliger bij de aanvrager; o houdt het gegevensbestand up-to-date; o ondersteunen en begeleiden van vrijwilligers bij hun werkzaamheden met inachtneming van de wettelijke positie; o coördineren van de aanvragen voor instelling van mentorschappen bij de rechtbank; o is actief betrokken bij de voorbereiding, uitvoering en bewaking van het beleid bij de regionale stichting mentorschap; o ontwikkelen en evalueren werkprocedures en stelt deze zo nodig bij; o stimuleren scholing, coaching en opleiding bij de mentoren o communiceren met het bestuur, zorgorganisaties, regionale vrijwilligers en patiënten/cliëntenorganisaties, kantongerecht, mentoren en mogelijke financiers/sponsoren. -
Competenties coördinator o mensen kunnen inschatten o vertrouwen kunnen geven c.q. oproepen bij mensen o dienend zijn, ten dienste van iemand kunnen werken o op de achtergrond aanwezig zijn o levenservaring/wijsheid o HBO werk- en denkniveau
In hoofdstuk 5 beschrijven wij de juridische relatie van de coördinator met de regionale organisatie. Gestage groei van regionale organisaties is een belangrijk uitgangspunt Uitgangspunt is een gestage groei van regionale organisaties voor mentorschap. Het ministerie van VWS stelt hiervoor stimuleringssubsidies beschikbaar (zie ook hoofdstuk 6). Het streven is om over drie jaar ongeveer 30 regionale organisaties voor mentorschap actief te hebben. Daarbij bestaat het beeld dat iedere regionale stichting een coördinator heeft met een span of control van ongeveer 70 mentoren.
Collegamento 23 mei 2006
12
4.3
Mentor De mentor wordt benoemd door de kantonrechter en is, binnen de grenzen van de wet, belast met de persoonlijke vertegenwoordiging en belangenbehartiging van betrokkene op het gebied van verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding. Mentoren worden vaak via advertenties en mond tot mond reclame gevonden. De bestaande netwerken in de omgeving van cliënten die de regie over hun leven (dreigen) te verliezen zijn de belangrijkste bron om te zoeken naar mentoren. Een groot deel van de huidige mentoren komt uit de zorg (is inmiddels gepensioneerd) en heeft een hogere opleiding genoten (WO of HBO) met een bepaalde verantwoordelijkheid richting de samenleving. De inzet en de betrokkenheid richting de gementoreerde is enorm. Een mentor wordt soms ook wel een maatje met bevoegdheden genoemd. Een mentor heeft gelet op de intensiteit en de rol vaak maar één gementoreerde onder haar hoede. In de praktijk zijn soms twee gementoreerden per mentor haalbaar, maar dan is veelal sprake van een echtpaar die de regie op het leven verliest. De kwaliteit en ervaring van een mentor is erg belangrijk om een evenwichtige en betekenisvolle relatie met de gementoreerde op te bouwen. Om die reden moet veel aandacht worden besteed aan de werving & selectie, de opleiding en de begeleiding. Dit gebeurt nu nog met wisselend succes. Profiel mentor De Stichting Mentorschap Rotterdam heeft het volgende functieprofiel voor de mentor opgesteld. -
-
Doel functie Het behartigen van de belangen inzake verzorging, verpleging en behandeling en begeleiding van (gedeeltelijk) wilsonbekwame personen, die hiertoe niet meer in volle staat zijn. Persoonlijke kenmerken o warme persoonlijkheid o inlevingsvermogen o affiniteit met de doelgroep o initiatiefrijk
-
Vaardigheden o belangenbehartiging o communicatieve vaardigheden o besluitvaardigheid o grenzen kunnen stellen o inzicht in eigen motivatie, beweegredenen en handelswijze
-
Kennis en ervaring o ervaring met of in de gezondheidszorg o bereid zijn tot scholing en nascholing
Collegamento 23 mei 2006
13
4.4
Landelijke kern Zoals eerder aangegeven is het de bedoeling dat de landelijke kern de regionale organisaties “helpt en ondersteunt”. Ze helpt bij het opzetten van regionale initiatieven, zorgt dat de kennis die overal aanwezig is wordt gebundeld en vervolgens verspreid. Alle taken die gezamenlijk kunnen worden opgepakt, zoals het ontwikkelen van het curriculum voor een cursus of het ontwikkelen van standaarden voor mentorschap worden bij de landelijke kern gelegd. De landelijke kern helpt om de regionale initiatieven tot bloei te laten komen en creëert om die reden een kansrijke omgeving. Het biedt daarmee een ondersteuningsstructuur voor de regio’s en zorgt voor efficiency, daar waar dat nodig is, en neemt werk uit handen van de regiocoördinatoren. Taken landelijke kern De landelijke kern focust zich op de volgende taken: faciliteren van regionale organisaties/initiatieven; PR en voorlichting met betrekking tot mentorschap (bijvoorbeeld via een site); ontwikkelen/bundelen en implementeren van uniforme instrumenten/ methoden. Te denken valt aan het ontwikkelen en uitvoeren van een gezamenlijk curriculum voor een cursus voor alle mentoren, gedragsregels voor mentoren, een ICT-systeem dat kan worden gebruikt door alle regionale organisaties; landelijk aanspreekpunt voor bijvoorbeeld de Landelijke Organisatie van Kantonrechters (LOK), het Ministerie van VWS; nauwe contacten onderhouden met het landelijke kenniscentrum (zie hierna). Coördinator landelijke kern Deze landelijke kern heeft een coördinator. Hij/zij is het gezicht van de landelijke kern. Hieronder wordt nader ingegaan op de kerntaken en competenties van de coördinator van de landelijke kern. Kerntaken o actief betrokken bij de beleidsvoorbereiding, uitvoering en bewaking van het beleid van de landelijke stichting; o heeft contacten met de landelijke organisaties, zoals LOK, VWS; o bereidt de vergaderingen van het bestuur en de ondersteuningsgroep voor; o ontwikkelt het curriculum voor een landelijke opleiding en draagt zorg voor de uitvoering hiervan; o heeft nauwe contacten met het kenniscentrum; o ontwikkelt te gebruiken systemen (zoals ICT) en instrumenten/ standaarden (bijvoorbeeld gedragsregels voor mentoren) te gebruiken door de regionale stichtingen; o zorgt voor landelijke bekendheid van mentorschap, bijvoorbeeld door het ontwerpen en uitzetten van een website; o opzetten van projecten met betrekking tot onderzoek en onderwijs.
Collegamento 23 mei 2006
14
-
4.5
Competenties o facilitator o praktisch, een doener, gericht op resultaat o adviseur zijn voor regio’s, dus flexibel en aan de zijlijn staan o sociaalvaardig in contacten o levenservaring
Kenniscentrum Het verzamelen en bundelen van de aanwezige kennis is ook een taak van de landelijke kern. In het land van mentorschap en zorg is sprake van verschillende kennisdomeinen en verschillende eigenaren van kennis. Het is de kunst om deze aanwezige kennis centraal te bundelen. Het voorstel is om als landelijk netwerk een samenwerking aan te gaan met het kenniscentrum langdurende zorg. De coördinator van de landelijke kern onderhoudt contacten met dit kenniscentrum (thans NIZW). De taken van het kenniscentrum kunnen als volgt zijn: verzamelen en, indien nodig, bundelen van relevante kennis met betrekking tot mentorschap; contacten onderhouden met de verschillende kenniseigenaren; regelmatig publiceren (kennistoegankelijk maken van partijen); databestanden toegankelijk maken via internet.
4.6
Kantonrechters De kantonrechters hebben contacten met de organisatie afkomstig uit hun regio. Zo heeft de Stichting Mentorschap Rotterdam contacten met het kantongerecht Rotterdam; hetzelfde geldt voor Breda. Iedere regionale stichting maakt met zijn eigen kantongerecht afspraken. Deze afspraken kunnen dan ook per kantongerecht verschillen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aanspreekpunt en de uit te keren onkostenvergoeding. Landelijk zal het Mentorschap Netwerk Nederland contacten met het LOK onderhouden. Uit de ervaringen van de afgelopen jaren blijkt dat er weinig toezicht wordt uitgeoefend op het mentorschap, in tegenstelling tot bijvoorbeeld bewindvoerders aan wie gevraagd wordt om jaarlijks verantwoording af te leggen. Het uitoefenen van toezicht is de verantwoordelijkheid van de kantonrechters waarmee hij zorgvuldig mentorschap borgt. Daarom is persoonlijk contact tussen de rechter en de mentor bij benoeming en verantwoording belangrijk. Het landelijk netwerk en de regionale organisaties zullen daarvoor de samenwerking met de kantonrechters zoeken.
Collegamento 23 mei 2006
15
5.
Besturing en juridische vormgeving
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de besturing en juridische vormgeving van het Mentorschap Netwerk Nederland. Het werken in een netwerk betekent dat gedacht wordt in termen als kern en periferie. Onder kern wordt de landelijke kern verstaan, onder periferie vallen de regionale organisaties.
5.1
Regionale organisaties Regionale stichting Mentoren zijn vrijwilligers die uit ideële overwegingen het mentorschap op zich nemen. Bij deze uitgangspunten past ondersteuning door een stichting; een organisatievorm zonder winstoogmerk en onafhankelijk van aard. De regionale organisaties worden om deze reden juridisch vormgegeven in een stichting. Bestuur Een stichting heeft een bestuur dat voldoet aan het volgende profiel: juridische kennis met betrekking tot mentorschap, bewindvoering en curatele; financiële kennis; organisatorische kennis; zorginhoudelijke kennis. In het bestuur van de regionale stichtingen mentorschap zijn cliëntenorganisaties vertegenwoordigd. Zij borgen dat in de stichting het belang van cliënten voorop staat. Mentorschap is immers van de cliënt. In de eerste beginjaren van een regionale stichting mentorschap kan het nuttig zijn om ook vertegenwoordigers van zorgaanbieders deel te laten nemen in het bestuur. Goed mentorschap is immers een samenspel tussen de cliënt en de zorgaanbieder. Een zorgaanbieder voelt zich hierdoor mede verantwoordelijk voor het organiseren van goed mentorschap. Coördinator De stichting heeft een coördinator die in dienst kan zijn van de stichting, maar ook gedetacheerd kan worden vanuit een andere organisatie.
5.2
Landelijke kern Verhouding landelijke kern – regionale stichtingen De landelijke kern is “eigendom’’ van de regionale stichtingen. Tussen de landelijke kern en de regionale stichtingen bestaat een “staf-lijn verhouding”. Het mentorschap wordt uitgevoerd in de regio’s (lijnfunctie) en de landelijke kern (staffunctie) ondersteunt de regio’s zoveel als mogelijk. Zij doet dit door de in het voorgaande hoofdstuk genoemde taken uit te voeren. Voor wat betreft de juridische vormgeving van de landelijke kern wordt in navolging van de regionale organisaties ook gekozen voor een stichting.
Collegamento 23 mei 2006
16
Bestuur landelijke kern Het bestuur van deze stichting wordt gevormd door bestuurlijke vertegenwoordigers van de regionale stichtingen. Vanuit iedere stichting participeert een vertegenwoordiger in het bestuur van de landelijke kern. In de komende jaren zal er echter sprake zijn van een overgangssituatie, omdat nog te weinig regionale stichtingen actief zijn. Momenteel functioneren Breda en Rotterdam op volle kracht en wordt de Stichting Mentorschap Noordwest-Holland opgericht. Vanuit dit oogpunt is gekozen om in de eerste drie jaren de cliëntenorganisaties mede te laten deelnemen in het bestuur van de landelijke kern. Het gaat dan in eerste instantie om de Landelijke Organisatie Cliëntenraden (LOC) en de stichting Alzheimer Nederland. Ook de Federatie van Ouderverenigingen (FvO) dan wel haar lidorganisaties zullen worden uitgenodigd om te participeren. Op termijn dient sprake te zijn van een bestuur bestaande uit vertegenwoordigers van de regionale stichtingen. Het bestuur kiest uit haar midden een dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur stuurt de coördinator aan (zie hierna). Coördinator Het (voorlopige) bestuur van de landelijke kern zal zo snel mogelijk een coördinator benoemen zodat een start kan worden gemaakt. Deze coördinator zal voorlopig worden gedetacheerd bij de Stichting Mentorschap Rotterdam. Ondersteuningsgroep Rondom de landelijke kern zal een ondersteuningsgroep actief zijn waarin de cliëntenen patiëntenorganisaties zitting hebben. De ondersteuningsgroep zal twee keer per jaar bijeenkomen en de belangrijkste onderwerpen rondom mentorschap met elkaar bespreken. Vanuit deze groep kan een gezamenlijke lobby, indien nodig, plaatsvinden naar zorgaanbieders, branche organisaties, VWS, justitie, de kantonrechters verenigd in het LOK, andere cliëntenorganisaties, etc. Het initiatief tot het bijeenroepen van deze ondersteuningsgroep vindt plaats namens het bestuur door de coördinator. Een delegatie van het bestuur is bij deze bijeenkomsten aanwezig. In de eerste jaren zullen vertegenwoordigers uit de ondersteuningsgroep ook deelnemen in het bestuur van de landelijke kern. Zodra het bestuur in aantal zal toenemen, omdat het aantal regionale stichtingen groeit, zal het aantal “ondersteuners” dat in het bestuur deelneemt langzaam afnemen. Er is in dat opzicht sprake van “communicerende vaten”. Deelnemers aan deze ondersteuningsgroep zijn in de beginperiode de stichting Alzheimer Nederland en het LOC. De FvO dan wel haar lidorganisaties wordt uitgenodigd om te participeren in deze ondersteuningsgroep. Andere cliënten- en patiëntenorganisaties kunnen aansluiten. Statuten In de statuten dient onder andere het volgende te worden opgenomen: doel; bestuur. Er zullen zo spoedig mogelijk conceptstatuten worden opgesteld.
Collegamento 23 mei 2006
17
6.
Financiering
Dit hoofdstuk bevat een voorstel voor de financiering. Deze financiering dient erop te zijn gericht om de regionale ondersteuning van de grond te krijgen en zorg te dragen voor een lichte landelijke infrastructuur.
6.1
Regionale stichtingen Om te komen tot ongeveer 30 regionale stichtingen zullen stimuleringssubsidies gewenst zijn. Uitgaande van een coördinator op HBO niveau, lijkt een subsidie van € 60.000,-- op jaarbasis reëel. Het voorstel is om deze mogelijke stimuleringssubsidie gedurende twee jaren aan iedere regionale stichting te geven. Daarna dienen de regionale stichtingen voldoende eigen inkomsten binnen hun regio te garanderen om te blijven voortbestaan. Het is aan te bevelen om een subsidieovereenkomst af te sluiten tussen de desbetreffende regionale stichting en het ministerie van VWS. In deze overeenkomst aanvaardt het bestuur van de regionale stichting de verantwoordelijkheid om te streven naar een volwaardige regionale stichting. Hieronder wordt het volgende verstaan: per stichting ongeveer 70 mentoren op 1 coördinator; na twee jaar: zelfstandig kunnen draaien. Wij willen regio’s die een initiatief willen starten, oproepen om zich aan te melden bij het ministerie van VWS. In bijlage 3 is een aantal mogelijke financieringsvereisten opgenomen. Structurele financiering Het is aan te raden om te onderzoeken of een structurele financiering op termijn mogelijk en haalbaar is. Gedacht kan dan worden aan onder andere de volgende financieringsbronnen: financiering vanuit aanbieders; financieringsafspraken rondom de opleiding voor mentoren.
6.2
Landelijke kern Het voorstel is om voor de financiering van de landelijke kern uit te gaan van een jaarlijks bedrag van € 200.000,-- voor de komende twee jaren. Daarmee kunnen naast een coördinator ook landelijke projecten, zoals onderzoek, worden gefinancierd.
Collegamento 23 mei 2006
18
7.
Plan van aanpak
7.1
Activiteiten korte termijn De volgende activiteiten zullen op korte termijn (juni - september 2006) moeten worden opgestart om het landelijk netwerk van de grond te tillen: werven coördinator landelijk netwerk; regelen werkgeverschap coördinator landelijk netwerk; opstellen en vaststellen concept statuten; bestuur: o leden eerste bestuur landelijk netwerk benaderen; o eerste bijeenkomst bestuur bijeenroepen; o voorzitter, penningmeester en secretaris bestuur benoemen. Deze op te pakken activiteiten worden gecoördineerd door de stichtingen Mentorschap Rotterdam en Breda.
7.2
Op te pakken activiteiten na benoeming coördinator Zodra een coördinator is benoemd (liefst vóór september 2006), zal deze de volgende activiteiten gaan oppakken: contact opnemen met de coördinatoren van de regionale stichtingen (i.o.); organiseren van een eerste bijeenkomst met deze coördinatoren; kennismanagement: o inventariseren welke kennis en ervaringen met betrekking tot mentorschap er momenteel beschikbaar zijn; o inventariseren van welke standaarden en instrumenten gebruik wordt gemaakt; o inventariseren aan welke standaarden en instrumenten behoefte is; o maken van een plan van aanpak met betrekking tot het kennismanagement; ICT ontwikkelen: o inventariseren aan welke ICT systemen er behoefte is en maken van een plan met betrekking tot ICT; o opzetten site landelijk netwerk; contact opnemen met landelijke organisaties (LOK, LOC, etc.) over de oprichting van het landelijk netwerk; opzetten van een landelijk curriculum voor een gemeenschappelijke opleiding voor mentoren: o inventariseren wat er aan opleidingen/cursussen is; o ontwikkelen van een gemeenschappelijk curriculum; o kortsluiten van dit ontwikkelde curriculum met de regiocoördinatoren; o uitvoeren van dit curriculum.
Collegamento 23 mei 2006
19
Bijlage 1 Stakeholders
Lijst met geïnterviewden de heer J.W. Baneke, Ministerie van VWS, DWO de heer mr. K. Blankman, VU Amsterdam mevrouw J. van Zandbergen, FvO mevrouw M. Haasbroek, Stichting Alzheimer Nederland mevrouw M. Jonkers, GGZ de heer J. van Oort en mevrouw I. van der Cingel, Stichting MEE Alkmaar mevrouw Y.C.M. van Gilse, LOC de heer C.M.E. van Schelven, De Stromen de heer T. Keuzenkamp, De Stromen de heer mr. I. Jansen, Ministerie van Justitie mevrouw H. Rullens, Stichting Mentorschap Breda mevrouw C. van Nierop, Stichting Mentorschap Rotterdam
Leden van de klankbordgroep de heer T. Keuzenkamp de heer C. Theeuwes mevrouw M. Haasbroek mevrouw Y.C.M. van Gilse de heer J.W. Baneke de heer C.M.E. van Schelven
Meelezer Mevrouw J. van Zandbergen
Begeleiding en advies de heer R.H.G. van het Erve, Collegamento mevrouw T.T.M. van Grinsven, Collegamento
Collegamento 23 mei 2006
20
Bijlage 2 Literatuurlijst -
mr. K. Blankman en drs. H.C.D.M. Oomens, Mentoren gezocht!, Evaluatie van een pilot van de Stichting Mentorschap Rotterdam e.o. gericht op het werven en trainen van mentoren voor wilsonbekwame ouderen, VU Amsterdam, 2004
-
drs. H.C.D.M. Oomens en mr. Y.L.L. van Zutphen, in samenwerking met dr.mr. K. Blankman en drs. W.M.E.H. Beijers in opdracht van het ministerie van Justitie, Evaluatie wet mentorschap, een onderzoek naar de toepassing van het mentorschap ten behoeve van meerderjarigen over de jaren 1995-1998, VU Amsterdam, 1998
-
Brief staatssecretaris van 29 september 2005 Zorgzwaartebekostiging en convenant AWBZ 2005-2007, kamerstuk DBO/adv-2621655
-
Alzheimer Nederland, brochure dementie en rechtsbescherming, 7e druk oktober 2005
-
Federatie van Ouderverenigingen, brochure rechtsbescherming voor mensen met een verstandelijke handicap, 2004
-
Drs. Mw. R. Bouma, mw C.J.M. van Es, dhr. J.C. Valkenburg, Mentorschap met vallen en opstaan, een hulpmiddel bij het vormen van een pool vrijwillige mentoren, een gids en vraagbaak met betrekking tot mentorschap, Stichting Mentorschap Rotterdam e.o., april 2005
-
Federatie van Ouderverenigingen, Verslag invitational conference “knelpunten in rechtsbescherming voor mensen met verstandelijke beperkingen”, FvO, 10 november 2005
-
Beleidsplan 2006, Stichting Mentorschap Breda e.o.
-
Verslag ronde tafel conferentie, 9 november 2005
-
I. van der Clingel, Het Mentorschap, onderzoeksresultaten met betrekking tot de vraag en de mogelijkheden van het bieden van zorginhoudelijke vertegenwoordiging, MEE Noordwest-Holland, 17 januari 2006
Collegamento 23 mei 2006
21
Bijlage 3 Programma van eisen voor de oprichting van een regionale stichting
Wil een regionale stichting goed kunnen functioneren, dan zal zij aan de volgende eisen moeten voldoen: -
de op te richten regionale stichting moet worden gedragen door zorgaanbieders en cliëntenorganisaties, actief in de regio;
-
de regionale stichting richt zich op twee of meer sectoren. In ieder geval verpleging &
-
de stichting moet de regio bedienen op gebied van mentorschap. De indeling van de
verzorging (ouderen) en de gehandicaptensector, eventueel de GGZ-sector; regio dient “praktisch’’ te zijn; -
de regionale stichting moet samenwerken in het Mentorschap Netwerk Nederland;
-
de regionale stichting dient de verantwoordelijkheid te nemen om na twee jaar haar eigen inkomsten te genereren. Zij dient actief op zoek te gaan naar haar eigen financiering.
Bovenstaande eisen kunnen mogelijk ook gelden voor de te verkrijgen stimuleringssubsidie.
Collegamento 23 mei 2006
22