NEDERLANDSTALIGE VERTALING Editie 2010 van de
MEMORANDUM F.E.I. voor NATIONALE EN PROVINCIALE WEDSTRIJDEN Vertaling door Jean Marie Van Loo en Adinda Cha Gecollationeerd door Pierre Verdonck en Francis Michielsens
VOORWOORD Dit Memorandum is geen reglement. Het werd opgesteld om specifieke richtlijnen te geven aan de Organiserende Comités, alle verantwoordelijke officiëlen en deelnemende atleten van de Springwedstrijden; zo wil de FEI/KBRSF/LIGA‟S enerzijds garanderen dat de organisatie en verloop van de wedstrijden zo perfect mogelijk geschieden alsook een hulp bieden bij het verstaan van de reglementen voor deze wedstrijden. Het Memorandum moet gelezen worden samen met de Statuten, het Algemeen Reglement, het Springreglement en het Diergeneeskundig Reglement. Deze zijn de enige documenten die de springdiscipline reglementeren. Niet alle gevallen worden voorzien in de Reglementen; het is dus in twijfelachtige gevallen en in toevallige of uitzonderlijke omstandigheden, de verantwoordelijkheid van de TJ en de Beroepscommissie om hun beslissingen te nemen met een sportieve geest en fairplay tov iedereen die het aanbelangt, zonder daarbij de geest volgens dewelke de Reglementen zijn opgesteld uit het oog te verliezen. De organisatie van een springwedstrijd is complex en vraagt alleszins dat een ervaren OC voorziet in alle details die vereist zijn voor een vlot verloop van zulke wedstrijden. Wat de Officiëlen betreft (Terrein Jury, Beroepscommissie, Diergeneeskundige afgevaardigde, Technisch Afgevaardigde, Parcoursbouwer en Steward), zij hebben elk een belangrijke en specifieke functie in het geheel. Toch, voor het succes en een regelmatig verloop van de wedstrijden is het onontbeerlijk dat zij in perfecte harmonie samenwerken. De atleten mogen niet vergeten dat het voor hun bestwil is dat al deze partijen samenwerken.
VERANTWOORDELIJKHEID, BEVOEGDHEDEN EN TAKEN Artikel 1 – TERREINTJ - TJ 1. De hoofdtaak van de TJ ligt in het beoordelen van het technisch aspect van de proeven en het bepalen van hun eindresultaat. De TJ dient ook alle problemen op te lossen die zich kunnen stellen tijdens haar periode van bevoegdheid. 2. Meer bepaald, de TJ zal tijdens haar periode van bevoegdheid beslissen over alle technische en wettelijke kwesties die zich zouden stellen vóór, tijdens en na de wedstrijd. Hierbij in acht genomen dat betreffende kwestie niet valt onder de bevoegdheid van de Beroepscommissie of de Technische Afgevaardigde (indien aangewezen). 3. Minimum drie leden van de TJ, waaronder bij voorkeur de Voorzitter van de TJ of de voorzitter van de proef, bezitten het beslissingsrecht en zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor al de genomen beslissingen. 4. De Voorzitter van de TJ maakt een rotatieschema op voor de TJ aangesteld voor de wedstrijd. Al de TJleden gekwalificeerd voor dergelijke verantwoordelijkheid nemen om de beurt één van de drie taken op zich. Zie verder onder rotatieschema 5. De TJ is samen met de Diergeneeskundige Afgevaardigde tijdens de Diergeneeskundig keuring. De beslissing om een paard niet toe te laten tot de wedstrijd wordt door de TJ genomen, evenwel op advies van de Diergeneeskundige Afgevaardigde. Men kan niet in beroep gaan tegen deze beslissing. Indien de TJ niet handelt naar het advies van de Diergeneeskundige Afgevaardigde moeten de feiten kenbaar gemaakt worden aan de Beroepscommissie en opgenomen worden in het veterinair verslag aan de Secretaris Generaal. 6. De TJ heeft oor voor de Chefs d‟equipe en de individuele atleten en staat klaar om alle vragen met betrekking tot de Reglementen en/of Programma op te lossen.
Artikel 2 - VOORZITTER VAN DE TERREINTJURY 1. De Voorzitter van de TJ is samen met de leden ervan verantwoordelijk voor het verloop van de proeven volgens de regels van de FEI en de voorwaarden in het programma. Daarvoor is de Voorzitter iemand met een sterke persoonlijkheid en beschikt hij over een goede kennis van de Reglementen en de organisatie van een. Hij/zij verstaat één van de officiële talen van de FRBSE. 2. Hij wordt verondersteld al de verantwoordelijkheden van de Technische Afgevaardigde op zich te nemen wanneer deze niet werd aangesteld. 3. De voorzitter van de TJ zal om advies gevraagd worden door het OC voor het opstellen van het wedstrijdprogramma, alsook tijdens de bespreking van organisatorische problemen die nog dienen opgelost te worden. Bij wedstrijden waar er geen Technisch Afgevaardigde is wordt het aanbevolen dat de Voorzitter van de TJ gevraagd wordt als raadgevend lid van het OC. Het is uiterst belangrijk dat hij voor hij naar de wedstrijd komt het programma en wedstrijdoverzicht bestudeerd heeft. 4. De Voorzitter vraagt het OC om een voorbereidende meeting voor de start van de wedstrijd. Deze meeting zal bijgewoond worden door de belangrijkste officiëlen om alle technische aspecten inzake het verloop van de wedstrijd te behandelen. 5. In samenspraak met het OC van een Kampioenschap zal de Voorzitter een bijkomende vergadering organiseren (bij voorkeur op de dag voor de wedstrijd) met de Chefs d‟equipe en de verantwoordelijken voor de individuele atleten. Deze meeting dient om de eventuele punten van discussie die onder zijn bevoegdheid vallen op te lossen en om mogelijke onduidelijkheden betreffende de proeven voorzien in het programma uit te klaren. 6. De Voorzitter, in samenwerking met de Diergeneeskundig Afgevaardigde, bepaalt tijd en plaats voor de herkeuring van de paarden die volgens de controlegroep niet geschikt werden bevonden om deel te nemen aan de wedstrijd. In geval van onenigheid bij de Diergeneeskundig keuring, is het aan de Voorzitter om een definitieve beslissing te nemen die onmiddellijk medegedeeld moet worden. Herkeuring van de paarden die „in wacht‟ staan is toegestaan de dag na de Diergeneeskundig keuring. 7. Het is aan de Voorzitter van de TJ om alle vragen met betrekking tot de Reglementen en het programma uit te klaren. Hij is onvoorwaardelijk bereid om te luisteren naar de Chefs d‟equipe en/of de individuele deelnemers. 8. Met gezag en kennis van de Reglementen, ziet hij erop toe dat deze worden nageleefd om het vlot verloop van de wedstrijd te garanderen. 9. Nazicht van de wedstrijdlocatie, de voorzieningen voor de TJ, de accommodatie voor de grooms en de stallen, moet gebeuren. Hiervoor zal hij de dag voor aanvang van de wedstrijd ter plekke zijn.
10. De Voorzitter van de TJ delegeert aan de Parcoursbouwer en het 11.
12.
13.
14.
15. 16.
17.
18.
OC de bodem van de wedstrijdpiste en paddocks steeds in de best mogelijke conditie te houden. Het is allerbelangrijkst dat alles duidelijk is zodat de beslissingen die de TJ gezamenlijk moet nemen correct zijn en het publiek juist geïnformeerd wordt. De Voorzitter van de TJ is verantwoordelijk voor het correct mededelen van alle technische kwesties, via de speaker. Vóór de proeven bepaalt hij in overleg met de Diergeneeskundig Afgevaardigde en eventueel met de MCP controlerende dierenarts, de selectieprocedure van de paarden die zullen getest worden op doping, en dit in alle discretie. Hij moet mogelijks met andere leden van de TJ aangesteld voor de betreffende proef, het parcours verkennen vóór elke proef, samen met de Parcoursbouwer. Na deze verkenning moet hij alle twijfelgevallen verduidelijken die zich kunnen stellen inzake de omloop, de lengte van de omloop alsook de manier van jureren van bepaalde hindernissen. Hij zal extra aandacht schenken aan het parcours voor de barrage. Hij dient aanwezig te zijn op de Jury toren en zeer aandachtig het verloop van elke proef volgen, zelfs wanneer hij zijn taken heeft overgemaakt aan een collega met minder ervaring. Hij aanvaardt ten alle tijde de volledige verantwoordelijkheid voor alle handelingen van de TJ. Hij moet erover waken dat het jureren onpartijdig gebeurt en dat identieke omstandigheden voor elke atleet worden bewaard. Het is de verantwoordelijkheid van de TJ om de tijd opgenomen door de tijdopnemer aan te passen door toevoeging van 6 sec tijdscorrectie wanneer van toepassing en te verzekeren dat de juiste tijd wordt medegedeeld. Deze taak is niet de verantwoordelijkheid van de persoon die instaat voor de tijdopname. In proeven met een tweede ronde of barrage wordt het ten zeerste aanbevolen dat de Voorzitter van de TJ de atleten waarschuwt wanneer er nog vijf (5) minuten zijn voor de eerste atleet in de piste wordt verwacht. Tussen de 1ste en 2de ronde geeft men best een break van tenminste vijftien (15) minuten om de TJ voldoende tijd te geven voor de nodige aanpassingen in de startvolgorde en om samen met de Parcoursbouwer, indien nodig, het parcours aan te passen.
19. Het is zeer belangrijk dat de Voorzitter van de TJ een goed contact heeft met alle personen die een verantwoordelijke functie uitoefenen binnen de organisatie. Desalniettemin zal hij er niet voor terugschrikken om zowel positieve als negatieve feedback kenbaar te maken. Een positieve ingesteldheid is meestal de beste manier om de organisatie van een wedstrijd te helpen. 20. Hij zorgt ervoor dat de atleten een kopie ontvangen van het tijdsschema en dat zij onmiddellijk en correct worden ingelicht over veranderingen. 21. In geval van bezwaar onderzoekt hij alle aspecten van de kwestie en raadpleegt hierbij de leden van de TJ. De beslissing van de TJ zal zo snel mogelijk schriftelijk medegedeeld worden. De persoon die bezwaar aantekent alsook de andere betrokken personen moet de kans gegeven worden om hun zaak te bepleiten. 22. Na afloop van de wedstrijd maakt de Voorzitter van de TJ een beoordeling van de ganse wedstrijd. Hij geeft de personen verantwoordelijk voor het evenement een objectieve mening over de organisatie, het verloop van de wedstrijd en het welslagen van het programma. Indien nodig, doet hij voorstellen ter verbetering van een volgend evenement.
ART 3 - VOORZITTER VAN DE PROEF 1. Hij mag de atleet nooit uit het oog verliezen vanaf het moment dat deze de piste betreedt tot het moment dat hij de piste verlaat na het beëindigen van zijn parcours. Hij laat aan zijn medewerkers alle administratieve zaken over die deel uitmaken van hun functie. 2. Hij dient het parcours te verkennen samen met de Parcoursbouwer, mogelijk met de Voorzitter van de TJ of andere van haar leden. 3. Na verkenning verduidelijkt hij alle twijfelgevallen die zich kunnen voordoen inzake de omloop, de lengte van de omloop alsook de manier van jureren van bepaalde hindernissen. Hij schenkt extra aandacht aan het parcours voor de barrage. 4. Hij draagt de volledige verantwoordelijkheid over de bel en de chrono (stoppen en herstarten) en controleert de vooruitgang van de proef volgens het programma van de dag, in overeenkomst met de Voorzitter van de TJ, de Wedstrijdverantwoordelijke (indien aangesteld) en het OC. 5. Tussen de 1ste en 2de ronde geeft men best een break van tenminste vijftien (15) minuten om de TJ voldoende tijd te geven voor de nodige aanpassingen in de startvolgorde en om samen met de Parcoursbouwer, indien nodig, het parcours aan te passen. Artikel 4 - PARCOURSBOUWER De bevoegdheden en taken van de Parcoursbouwer vindt men terug in het Algemeen Reglement en staan meer gedetailleerd uitgeschreven in een specifiek hoofdstuk van dit Memorandum. Artikel 5 - RECHTER AAN DE RIVIER 1. De rechter aan de rivier heeft de volledige bevoegdheid over zijn beslissing. Daarvoor moet hij een lid van de TJ zijn, in overeenstemming met de Reglementen voor Springwedstrijden. 2. Hij moet worden aangesteld voor deze specifieke functie “rechter aan de rivier” door de Voorzitter van de TJ. 3. Noch de technische Afgevaardigde noch de Parcoursbouwer of elke andere assistent mag de functie van “rechter aan de rivier” uitoefenen. 4. De “rechter aan de rivier” moet in het zicht staan van de TJ. Hij stelt zich, indien mogelijk, zodanig op dat hij het beste zicht heeft op de lat aan de landingszijde van de rivier (in een lijn met de lat aan de landingszijde) zodat hij deze hindernis kan jureren.
5. Hij heeft de plicht de TJ teken te geven van de gemaakte fouten en deze bij te houden op de startlijst. Wanneer er geen fout gemaakt wordt, hoeft hij geen teken te geven. De verschillende fouten moeten apart doorgegeven worden. 6. De “rechter aan de rivier” moet op de startlijst voor elke atleet het resultaat aan de rivier bijhouden. Hij dient ook elk stuk plasticine, (indien voorzien) te bewaren met daarop het nummer van het paard. Wanneer er een afdruk staat op de plasticine aan de landingszijde, moet dit stuk eruit genomen worden en met het nummer van het paard erop als bewijs bewaard worden. Artik(el 6 – Check list voor de Voorzitter van de proef Vóór de proef: - Controleer het parcoursplan en verken het parcours. Verzeker u ervan dat de juiste tekeningen zijn uitgehangen. - Controleer de zichtbaarheid van de hindernissen van op de TJtoren en geef instructies aan het pistepersoneel. - Stel een rechter aan voor de rivier indien er nog geen voorzien was is het rotatieschema. - Controleer de kleding van de atleten tijdens de parcoursverkenning en laat u assisteren door de Steward. - Voorzie de leden van de TJ van een lijst met hun taken en plaats. - Brief de TJ secretaresse, de tijdopnemers en de speaker. - Laat de startlijst bezorgen - Controleer de toegestane tijd met in acht name van de lengte van het parcours en de voorgeschreven snelheid. Tijdens de proef: - Controleer de startvolgorde. - Jureer (bel, stop en herstart chrono) - Controleer wat de secretaresse van de TJ noteert. - Controleer de kleding van de atleten, het hoofdstel en zweep, met assistentie van de Steward. - Controleer de vooruitgang van de proef zodat het tijdsschema van de dag aangehouden wordt. - Controleer de speaker en hetgeen hij omroept. Na de proef: -Controleer de rangschikking. - Controleer de kleding en het gedrag van de atleten tijdens de prijsuitreiking.
INTERPRETATIE VAN DE REGLEMENTEN EN DIAGRAMMEN Artikel 200. ____________________________________________________________ 5. De proeven moeten voor alle deelnemers eerlijk zijn. Daarom is het noodzakelijk dat er tot in de kleinste details nauwkeurige regels vastgesteld worden. Daarom moeten de hierna volgende voorschriften nageleefd worden, behalve in die gevallen waarvoor het F.E.I./K.B.R.S.F/LIGA’S bepaalde ontheffingen toegestaan heeft, op grond van plaatselijke omstandigheden. ____________________________________________________________ Toen de reglementen werden geschreven was het deels de bedoeling om zo duidelijk mogelijk het technische aspect te beschrijven: zoals hoe een resultaat te bepalen volgens een bepaalde barema of welke de vereisten zijn voor de tijdopneming. Maar men wilde ook een overzicht maken en een beschrijving geven van hetgeen niet toegelaten is. In een heel aantal gevallen is het niet mogelijk om alles wat niet toegelaten is op te sommen. Men maakt een aantal algemene opmerkingen over welke soort handelingen of situaties niet toegestaan zijn zoals het barreren. In deze gevallen is het aan de TJ om te beslissen wat toegelaten is en wat niet, hiermee zo goed mogelijk de geest van de reglementen volgend. Het is de taak van de TJ om de wedstrijd volgens de letter en geest van de reglementen te laten verlopen. Het belangrijkste doel hierbij is ervoor te zorgen dat alle atleten onder gelijke en eerlijke omstandigheden kunnen deelnemen. Het is vanzelfsprekend dat er zich tijdens de wedstrijd situaties kunnen voordoen die niet als dusdanig staan beschreven in de reglementen. Het is in deze situaties dat gezond verstand en het vermogen om de grondbeginselen van de geest van de reglementen te begrijpen van belang zijn. Iedereen kan leren hoe fouten en weigeringen te tellen. Het is niet om deze reden dat u een wedstrijd jureert. De TJ is nodig als er een faire en sportieve beslissing moet genomen worden in de gevallen waarover de reglementen niet exact zeggen hoe te handelen. De reglementen zijn geschreven voor alle wedstrijden, van het laagste niveau voor de ponyruiter tot de Olympische Spelen. De rechter dient zo vertrouwd te zijn met de sport dat hij de reglementen op alle niveaus correct weet toe te passen. De rechter dient er te zijn zodat alle atleten hun sport onder faire omstandigheden kunnen uitoefenen. De rechter zal zijn functie steeds uitoefenen met een sportieve geest (voordeel van de atleet). Het is zeker niet de bedoeling dat een rechter een atleet benadeelt. Meestal zijn de taken van een rechter van technische aard. Vragen over gedrag, oneerlijke handelingen of slechte behandeling van paarden zijn meestal voor de Beroepscommissie al vallen ze zeer vaak onder de directe bevoegdheid van de TJ. Alles wat voorvalt op het parcours dient behandeld te worden door de TJ. In veel van deze gevallen is het niet
nodig om tot een snelle definitieve beslissing te komen: een onderzoek moet ingesteld worden en het vergrijp kan van dergelijke aard zijn dat de TJ niet meer bevoegd is om de mogelijke straffen op te leggen. In zulke gevallen dient hij het voorval te rapporteren voor verdere afhandeling. Het vergrijp kan ook minimaal zijn en van zulke aard dat het de resultaten op sportief vlak niet beïnvloedt. Ook in deze gevallen kan de TJ de zaak doorverwijzen naar een andere instantie. Uitsluiting is het resultaat van een technische fout. In sommige gevallen is de uitsluiting een automatisch gevolg volgens Art. 240.3 van de Reglementen. Bovenstaande gevallen zijn het normaal gezien zeer duidelijk maar het is toch aan de rechter om absoluut zeker te zijn van zijn beslissing in geval van een uitsluiting aangezien men deze niet kan omkeren zonder complicaties. In de gevallen beschreven onder Art.240.4 waar het aan de TJ wordt overgelaten een beslissing te nemen, dient men zelfs nog voorzichtiger te zijn. In het voorwoord van de Reglementen voor Springwedstrijden is er sprake van een officiële video als hulpmiddel voor de rechter om tot een goede beslissing te komen in twijfelachtige gevallen. Een officiële video is een opname gemaakt door het OC of door een publieke TV-zender. Om als officieel aanvaard te worden moet de TJ er op voorhand van op de hoogte zijn. Een persoonlijke opname gemaakt van op de tribune of eender welke andere plaats kan nooit als officieel aanvaard worden. Als er een officiële opname aanwezig is zal de TJ deze opname bekijken in onduidelijke of twijfelachtige gevallen, dit als hulpmiddel voor de TJ. Het is nog steeds aan de TJ om de beslissing in de zaak te nemen. Om technische redenen is het niet mogelijk om de tijd van een omloop vast te stellen via een video-opname. Een opname kan enkel gebruikt worden om de tijd van een omloop te controleren indien de chrono in het beeld van de opname vaststaat.
Voorbereidingen Meestal krijgt een rechter met problemen te maken wanneer installaties niet werken zoals vereist of wanneer de atleten of officiëlen niet volledig of correct werden geïnformeerd. Het is vaak zeer moeilijk om achteraf een fout recht te zetten zonder dat daarbij iemand voordeel of nadeel bij heeft. De enige manier om dit te vermijden is door zorgvuldig voorbereid te zijn. Aangekomen op het wedstrijdterrein, controleer alles zonder de onderwijzer uit te hangen. U kan op een discrete manier uw controle doen. Kijk na of de parcourstekeningen uithangen op de juiste plaats, vraag even na op het wedstrijdsecretariaat of alles in orde is en of ze misschien hulp nodig hebben. Controleer met de stewards de ingang en het oproepen van de atleten. Overloop met het OC (de TV) het tijdsschema. Als u niet vertrouwd bent met de tijdopnemer en de speaker, spreek even met hen over hoe alles in zijn werk zal gaan. Vergeet niet dat veiligheids- en bewakingsuitrustingen voorhanden moeten zijn alsook het hiervoor getrainde personeel. Spreek het OC aan als er dingen zijn in het programma waarover u vragen heeft. Overleg en kom overeen met de Parcoursbouwer hoe de samenwerking op de wedstrijd zal verlopen. Startgerechtigheid in het geval van leeftijdsbeperking: paarden in het Noordelijk Halfrond worden verondersteld geboren te zijn op 1 januari van hun geboortejaar. Paarden in het Zuidelijk Halfrond worden verondersteld geboren te zijn op 1 augustus van hun geboortejaar. Artikel 201 – DE WEDSTRIJDPISTE ____________________________________________________________ De jumping piste moet afgesloten zijn. Gedurende de proef moeten, wanneer een paard in de piste is, alle in- en uitgangen fysisch gesloten zijn. ____________________________________________________________ De piste moet fysiek worden gesloten wanneer een paard in de ring is. Het kan worden gesloten met een balk, een poort of een touw. Als om een of andere reden de steward aan de ingang de ring niet fysisch heeft afgesloten mag een paard met atleet of een los paard de ring niet verlaten, indien dit toch gebeurd leidt dit tot uitsluiting. (240.3.18 en 3,19)
Artikel 202.3-4 – OEFENHINDERNISSEN _______________________________________________________ 3. Indien het oefen- en het opwarmterrein onvoldoende mogelijkheden biedt of onbruikbaar is, moet een oefenhindernis, die niet tot de omloop behoort, in de piste geplaatst worden. In alle andere omstandigheden zijn facultatieve of oefenhindernissen niet toegelaten in een wedstrijd. 4. Deze hindernis moet een breedte-hindernis zijn, max 1,40 m hoog en 1,60 m breed, of een rechte hindernis, van max. 1.40 m hoog. De oefenhindernis draagt geen nummer, maar moet voorzien zijn van rode en witte begrenzingvlaggen De afmetingen mogen gedurende de proef niet gewijzigd worden. Slechts twee pogingen om deze hindernis te springen zijn toegestaan. Het meer dan tweemaal springen of pogen te springen leidt tot het opleggen van een boete, alsmede tot eventuele diskwalificatie (art 241.2.3 en 242.1.5) Het springen van deze hindernis in de verkeerde richting kan diskwalificatie voor gevolg hebben (art.241.2.8). De deelnemer krijgt maximaal 90 seconden de tijd om deze poging(en) te doen, te rekenen vanaf het moment dat de TJ gebeld heeft. Omverwerpen, weigeren en uitbreken gelden als pogingen. Indien bij de eerste poging, een weigering met omverwerpen of verplaatsing van de hindernis plaats vindt, moet de hindernis hersteld worden. De deelnemer mag vervolgens een tweede (en laatste) poging doen. De tijd wordt tijdens het herstellen van de hindernis geneutraliseerd. De TJ moet het startsignaal voor het afleggen van de omloop geven, nadat deelnemer zijn poging(en) gedaan heeft of na 90 sec. Na het startsignaal is het de deelnemer die nog slechts één poging gedaan heeft, toegestaan een tweede poging te doen, maar hij moet de startlijn binnen de 45 seconden overschrijden. Indien dit niet gebeurt wordt de chrono voor de omloop gestart. (art 203.1.2) ____________________________________________________________ Als deze hindernis in de piste geplaatst is als het oefenterrein onvoldoende groot is of dit niet mogelijk is (in geen andere omstandigheden zijn oefenof facultatieve hindernissen toegestaan), mag de atleet niet meer dan twee keer de oefensprong springen; omverspringen, weigeringen en uitbreken tellen als pogingen. Als er bij de eerste poging een omverduwen is als gevolg van een weigering, moet de hindernis hersteld worden en dan mag de atleet een tweede poging doen. De atleet heeft maximaal 90 sec voor de twee pogingen na het belsignaal. Er moet opnieuw worden gebeld om het startsignaal te geven en om de 45 sec afteltijd te starten. De atleten moeten altijd de mogelijkheid worden geboden om het parcours te lopen voordat de tweede ronde begint, als het een wedstrijd in twee rondes met verschillende omlopen is. ____________________________________________________________
Artikel 203 - DE BEL ___________________________________________________________ 1.2 Het startsignaal te geven en om de aftelling van de 45 seconden te activeren. Deze moet zichtbaar zijn in de tijdsaanduiding van het scorebord of op een andere display naast de ring. De aftelling van 45 seconden is de tijd die de atleet kan gebruiken alvorens zijn omloop aan te vatten. De TJ heeft het recht, als gevolg van onvoorziene omstandigheden, de aftelling van de 45 seconden te onderbreken. Weigeringen, vallen enz.. tussen het belsignaal om te starten en het ogenblik dat de deelnemer de startlijn in de goede richting overschrijdt, worden niet bestraft. Na het belsignaal om te starten de startlijn voor de tweede maal overschrijden in de goede richting alvorens de eerste hindernis te springen, wordt aangerekend als een ongehoorzaamheid. In bijzondere gevallen of als het duidelijk is dat de atleet niet de bedoeling heeft om te starten, heeft de TJ het recht de startchrono niet te activeren of de startprocedure in te trekken, een nieuw startsignaal te geven en de aftelling te herbeginnen. ____________________________________________________________ De bel wordt gebruikt om te communiceren met de atleet, in de eerste plaats aan het begin en om de omloop voor sommige redenen te stoppen. De rechter aan de bel moet altijd de atleet in het oog houden, zodat er niet op een verkeerd ogenblik wordt gebeld. Dit is vooral belangrijk bij de start omdat de atleet na het belsignaal de startlijn slechts éénmaal in de juiste richting mag overschrijden. De rechter kan best niet bellen als de atleet de startlijn gaat overschrijden. Echter, als de rechter ziet dat de atleet de bedoeling heeft om te beginnen en hij heeft nog niet gebeld, dan moet hij dit doen om zo te voorkomen dat de atleet moet uitgesloten worden wegens het vertrekken zonder belsignaal. Soms, vooral bij indoorwedstrijden, is het moeilijk voor de atleet om het overschrijden van de startlijn te voorkomen om in een goede positie te komen om te beginnen, wanneer het belsignaal gegeven wordt zodra hij de piste betreedt. In deze gevallen, en mogelijk ook in sommige andere gevallen, wanneer het duidelijk is dat de atleet geen intentie heeft om te beginnen moet de rechter hem het "voordeel van de twijfel" geven en toelaten een tweede keer de startlijn te overschrijden. Als een atleet de startlijn in de juiste richting overschrijdt en de eerste hindernis tracht te springen maar een weigering heeft wordt hij voor deze weigering op de normale manier bestraft. Als hij bij de tweede poging de startlijn weer in de juiste richting overschrijdt wordt hij hiervoor NIET extra bestraft. Het juiste overschrijden van de startlijn de eerste keer geeft aan dat de ronde begonnen was.
Artikel 204 - OMLOOP EN METING ____________________________________________________________
3. Wanneer de proef eenmaal begonnen is mag de TJ, in samenspraak met de parcoursbouwer en, indien aanwezig met de Technisch Afgevaardigde, beslissen dat er een ernstige fout gemaakt is bij de berekening van de lengte van de omloop. Dit mag gedaan worden nadat de derde deelnemer de omloop zonder ongehoorzaamheden of val of enige andere onderbreking afgelegd heeft, maar voor de eerst volgende deelnemer gestart is. In dit geval heeft de TJ de mogelijkheid de toegestane tijd te wijzigen. Het resultaat van de deelnemers die de omloop gesprongen hebben voor de toegestane tijd gewijzigd werd, zal dienovereenkomstig aangepast worden ___________________________________________________________ Deze paragraaf is niet bedoeld als een 'uitnodiging' aan de Parcoursbouwer (CD) om gewoon een toegestane tijd op het parcoursplan te zetten, zonder de lengte van het parcours zorgvuldig te meten voordat een proef begint. De CD moet de lengte van het parcours op het terrein (en niet alleen met de computer) met de grootste precisie meten, ten minste één keer om te zorgen dat de schaal van het computerprogramma correct is (art. 227). Voor GP en Kampioenschappen dient een nog grotere zorg gegeven te worden aan het meten van de omloop. Alleen in geval de TJ voelt dat er iets ernstig mis is wat de toegestane tijd betreft, dat wil zeggen omdat het lijkt dat er een belangrijke fout is gemaakt bij het meten van de omloop moet de TJ actie ondernemen. Dit moet worden gedaan uiterlijk na de derde atleet die de omloop zonder enige onderbreking heeft afgelegd. Dit kan echter ook in een eerder stadium worden gedaan. Voor een eenvoudige communicatie en het nemen van een snelle beslissing is het nuttig dat de CD aanwezig is bij de TJ tijdens de rondes van de eerste atleten van de proef. Een technisch juiste beslissing vereist van de betrokkenen het vermogen om te beoordelen of de eerste atleten al dan niet een 'normale' baan hebben gekozen, gelet op de aard van de omloop en - nog belangrijker – of zij in de eerste plaats aan de vereiste snelheid (programma) hebben gereden. Wijzigen van de toegestane tijd voor een wedstrijd moet uitzonderlijk blijven; daarom wordt in het algemeen een voorzichtige aanpak aanbevolen. De ervaring heeft geleerd dat –mits de TJ er van overtuigd is dat de CD een ernstige inspanning heeft gedaan om de lengte van de omloop correct vast te stellen - alleen in uitzonderlijke omstandigheden de toegestane tijd moet worden gewijzigd, hetzij door het verlagen of door een verhoging, naargelang de omstandigheden dit vereisen. Er mag echter niet worden vergeten dat de eerste atleten hun omloop hebben gesprongen op basis van hun inschatting van de eerste toegestane tijd; achteraf toevoeging van tijdfouten bij vorige resultaten, als gevolg van de vermindering van de toegestane tijd, dienen daarom te worden vermeden.
Artikel 204.7 - BEGIN VAN DE RONDE EN AANVANG VAN DE TIJD ___________________________________________________________
De omloop begint als de deelnemer, na het belsignaal om te starten, de startlijn voor de eerste maal in de goede richting overschrijdt. De tijd toegekend aan de deelnemer, begint ofwel bij het overschrijden van de startlijn, of bij het verstrijken van de aftelling van de 45 seconden (bedoeld in art. 203.1.2), naargelang welk van beiden zich het eerste voordoet. ___________________________________________________________ Voorbeeld: De rechter heeft gebeld en de atleet kruist de startlijn in de verkeerde richting en vervolgens kruist hij opnieuw de startlijn in de juiste richting. Er worden geen fouten toegekend. Wanneer de atleet de startlijn de eerste keer kruist is de omloop nog niet begonnen. De klok moet worden gestart wanneer hij de startlijn de eerste keer in de goede richting overschrijdt of wanneer het aftelsysteem op nul komt. Artikel 207.1 – VLAGGEN ___________________________________________________________ Volledig rode en volledig witte vlaggen moeten gebruikt worden om de hierna volgende onderdelen van de omloop aan te geven ___________________________________________________________ Vlaggen kunnen worden vervangen door banden of staanders die aan de bovenkant rood geschilderd zijn.
Artikel 207.1.2 - DE VLEUGEL VAN EEN HINDERNIS OMVERWERPEN Het omverwerpen van een beschermende vleugel aan een hindernis die aan de buitenzijde van de vlaggen staat wordt niet als fout gerekend. Het omverwerpen van een beschermend element wordt enkel bestraft als dit element binnen de vlaggen die de grenzen van de hindernis vastleggen staat, zelfs als dit element in zijn val wordt geremd door een element geen deel uitmakend van de hindernis. (Art.216.1.1.) In gevallen waarin het niet mogelijk is om de vlag precies op de grenzen van een hindernis te plaatsen, zal de grens van deze hindernis in deze situatie worden bepaald door de TJ. Artikel 207.4 - UITBREKEN AAN DE AANKOMSTLIJN OF AAN EEN VERPLICHTE DOORGANG MET OMVERWERPEN OF VERPLAATSEN VAN EEN VLAG Er moet niet gebeld worden en de tijd moet niet worden stilgelegd terwijl de vlag wordt teruggeplaatst. Hetzelfde geldt indien de weigering of uitbreken gebeurd aan een hindernis. Als enkel de vlag is verplaatst moet er niet gebeld worden. De atleet probeert gewoon opnieuw. Vóór de volgende atleet vertrekt dient de hindernis, de doorgang of de aankomstlijn hersteld te worden. Het is een fout zoals voor een ongehoorzaamheid.
Artikel 207.5 - OMVERWERPEN VAN EEN VLAG NA EEN ONGEHOORZAAMHEID AAN EEN NATUURHINDERNIS OF WATERSPRONG ___________________________________________________________ Echter, indien een vlag die de watersprong of een natuurlijke hindernis begrenst, omvergeworpen wordt tengevolge van een weigering of van een onvoorziene omstandigheid en in alle gevallen waarbij de aard van de hindernis is veranderd door het omvallen van de vlag, (art 211.8) zal de TJ de rit van de deelnemer onderbreken. De chrono zal stopgezet worden terwijl de vlag wordt teruggeplaatst en een tijdcorrectie van 6 (zes) seconden zal worden toegevoegd overeenkomstig de voorziene procedure in artikel 232. ___________________________________________________________ Als de vlag aan de watersprong of een natuurlijke hindernis omvergeworpen is moet de rechter de omloop stopzetten en en de vlag vervangen, zodat de aard van de hindernis hersteld is. De fout wordt bestraft zoals voor een ongehoorzaamheid en tijd correcties dienen toegevoegd. Soms zijn muren gemaakt zonder enige specifieke "toren" aan de zijkanten. De TJ moet dan bijzondere aandacht besteden, zodat wanneer een paard springt alle vier de benen aan de juiste kant van de vlag zijn. Probeer de CD te beïnvloeden om niet te korte vlaggen te gebruiken. De vlaggen moeten duidelijk hoger zijn dan het hoogste punt van de muur. Artikel 209 en 217.1 – AFSPRINGEN VAN DE BOVENSTE BLOK VAN DE MUUR ___________________________________________________________ Men noemt een hindernis, hoe ook gebouwd, ‘recht’, wanneer alle onderdelen waaruit ze bestaat, aan de zijde waar het paard zijn afzet neemt, in hetzelfde verticale vlak liggen, zonder dat zich aan de voorzijde een balk, heg, wal of greppel bevindt. ___________________________________________________________ Of het afspringen van de bovenste steen van de muur onder een balk een fout is of niet hangt af hoe de balk wordt geplaatst in relatie tot de muur. Alleen wanneer de balk daadwerkelijk geplaatst is aan de voorkant van de blokken wordt een afspringen van de blokken niet beschouwd als een fout. In alle andere gevallen waarin er geen echte verticale front is wordt afspringen van een blok als een fout aanzien. In ieder geval moet de voorzitter van de TJ bepalen, als hij het parcours verkent, of het afspringen van de bovenste blok van de muur moet bestraft moet worden of niet. In dergelijke gevallen moet de TJ de CD raadplegen
Artikel 211 - WATERSPRONG De rechter bij het water moet een lid van de TJ. Zijn beslissing is definitief. Maar hij moet een protocol van alle sprongen over het water met vermelding van zijn beoordeling van ieder paard bijhouden. Afgezien van het water raken is elke markering door het paard op de lat aan de landingszijde een fout. De rechter moet het stuk van de lat, indien met plasticine, met het merkteken wegnemen, het paard nummer erop noteren en bijhouden tot ten minste 30 minuten na de aankondiging van de resultaten van de proef. Het is essentieel dat een goed register wordt bijgehouden en dat er communicatie middelen zijn tussen de TJ en de rechter aan het water. Het gebruik van een videocamera, ook al is deze gemonteerd op de watersprong wordt beschouwd als technische bijstand aan de rechter aan het water, maar hij is het nog steeds die de finale beslissing neemt. Balken mogen worden gebruikt over het water op de maximale hoogte van 150 cm. Veiligheidsschelpen moeten worden gebruikt en in dit geval is er geen lat aan de afzet- of landingszijde. Als de CD graag gebruik maakt van een lat en het is aanvaard door de voorzitter van de TJ dan is gelijk welke markering op deze lat geen fout. De lat is er zuiver om praktische redenen. Let op dit is alleen geldig voor water met balken en NIET VOOR OPEN WATER. Aan de afzetzijde mag een heg, een klein hek of een muurtje worden gebruikt (min 40cm en max. 50cm, een balk is niet toegelaten (art 211.2). Een afzetlat mag alleen worden gebruikt bij bepaalde traditionele wedstrijden (Derby in Hamburg en Hickstead). Ook in die gevallen moet de TJ zijn toestemming geven. - Een paard dat zijn voet of voeten op de afzetlat of de haag of muurtje zet maar correct springt zonder het water of de lat aan de landingszijde te raken wordt niet bestraft. - Een paard dat bij het springen van de watersprong het water met zijn hoefijzer raakt wordt bestraft voor een voet in het water. - Als een atleet het water springt en een van de vlaggen aan de landingszijde omverwerpt moet de rechter bepalen of hij aan de binnenzijde van die vlag gebleven is. Als dit zo is heeft de atleet correct gesprongen en moet hij zijn ronde verder zetten (artikel 207.4. en 5.). Als het paard aan de buitenzijde van de vlag voorbijgegaan is moet er worden gebeld om de omloop te onderbreken en de atleet moet het water opnieuw springen nadat de vlag teruggeplaatst is. Straf als voor een uitbreken + 6 seconden tijdcorrectie. - Als een paard tijdens het springen van de watersprong op de grond of de bloemen die grenzen aan de rechter of linkerkant van de sprong, wordt de atleet bestraft als voor een voet in het water overeenkomstig de gebruikte tabel. - Een Liverpool (overbouwd water) mag niet breder zijn dan 2.00m alles inbegrepen (art 211.11)
Artikel 214 - GESLOTEN, GEDEELTELIJK GESLOTEN EN GEDEELTELIJK OPEN COMBINATIES ____________________________________________________________ 1. Een combinatie wordt als geheel gesloten beschouwd als de afzetting rondom deze combinatie slechts door een sprong kan overwonnen worden. 2. Een gesloten combinatie kan de vorm van een ‘in-en-uit’, een schaapskooi (vierkant of zeshoek) hebben of een soortgelijke hindernis die door de TJ als gesloten combinatie beschouwd wordt. Een combinatie wordt beschouwd als gedeeltelijk open en gedeeltelijk gesloten als één deel van de combinatie open is en het andere deel gesloten. In het kader van weigering of uitbreken, is het volgende van toepassing: zie art. 219 ____________________________________________________________ De TJ moet voor de wedstrijd beslissen en op het plan aanduiden of een combinatie als gesloten of gedeeltelijk gesloten dient te worden beschouwd. Indien dit niet gedaan is moet de combinatie als open beschouwd worden (artikel 214.4.). Omverwerpen wordt in gesloten combinaties op dezelfde wijze bestraft als in open combinaties. Weigeringen en uitbreken worden verschillend behandeld. Indien binnen de gesloten combinatie hervat de atleet de omloop van waar hij was in de combinatie. Verlaten van de combinatie op een andere manier dan aangegeven door vlaggen resulteert in uitsluiting. Indien de weigering plaatsvindt in het open gedeelte van een combinatie dan wordt deze behandeld op dezelfde wijze als in de normale combinaties. De atleet moet de volledige combinatie hernemen, ook de gesloten onderdelen die correct werden genomen. Als er een weigering met een omverwerpen is in het gesloten gedeelte dat gesprongen was, moet de rechter bellen, 6 seconden toevoegen en de atleet laten hervatten zodra de hindernis terug opgebouwd is.
3.A Een gedeeltelijk gesloten combinatie: Het is open tussen 8A en 8B, maar het is gesloten tussen 8B en 8C. De atleet breekt uit tussen 8a en 8b en wordt bestraft als voor een ongehoorzaamheid. Hij moet 8A opnieuw springen (artikel 212.4.). De atleet breekt uit tussen 8B en 8C en wordt uitgesloten (artikel 214.2.). 3.B Gedeeltelijk gesloten combinatie: open tussen 8B en C, weigering 8B: bestraffing zoals voor een ongehoorzaamheid, 8B moet hernomen worden (artikel 214.2.). 3.C Gedeeltelijk gesloten combinatie: open tussen 8A en 8B, weigering 8C: bestraffing zoals voor een ongehoorzaamheid. 8C moet hernomen worden (artikel 214.2.). 3.D Gedeeltelijk gesloten combinatie: open tussen 8B en 8C, weigering 8C: bestraffing zoals voor een ongehoorzaamheid, 8A, B, C moet hernomen worden (artikel 212.4.). Artikel 215 - Alternatieve hindernissen en Joker Als de atleet een weigering heeft zonder een omverwerpen op alternatieve hindernis mag hij de hindernis naar keuze nemen bij de tweede poging. Indien de weigering is met een omverwerpen, moet er gebeld worden en wordt de hindernis hersteld. Na het belsignaal mag de atleet de hindernis van zijn keuze nemen, maar er zal een tijdcorrectie van 6 seconden bijgeteld worden.
Artikel 216 - STRAFPUNTEN ____________________________________________________________ Tijdens het afleggen van de omloop worden strafpunten gegeven voor 1. Het omverwerpen van een hindernis (art.217) en een voet in het water of een afdruk op de lat die de watersprong afbakent aan de landingszijde. 2. Een ongehoorzaamheid (art.219) 3. Een vergissing in de omloop (art.220) 4. Val van paard en/of ruiter (art.224) 5. Verboden hulp (art.225) 6. Het overschrijden van toegestane tijd of van de tijdlimiet (art.227 en 228). ____________________________________________________________ Het aantal strafpunten per fout is vastgelegd in de artikelen 238 en 239 afhankelijk van het gebruikte barema. Val van de atleet en / of paard leidt altijd tot uitsluiting. Een vergissing in de omloop leidt ook tot uitsluiting indien niet herstelt voor het springen van de volgende hindernis of het passeren van de aankomstlijn. Indien wel hersteld wordt het bestraft als een ongehoorzaamheid. Uitsluiting na "ongeoorloofde bijstand" wordt overgelaten aan het oordeel van de TJ.
Artikel 217 OMVERGEWORPEN HINDERNIS 1.Tijdens het springen heeft het paard de balk geraakt. De balk is niet op de grond gevallen maar wordt tegengehouden door een element van de hindernis.
Bestraffing zoals voor een omverwerpen (artikel 217.1.1.). 2. Na de sprong, is een van de uiteinden van de balk losgekomen van haar steun maar rust er nog op.
Geen bestraffing (artikel 217.1.2.). Dit geldt zelfs als de balk niet is gevallen als gevolg van defect materiaal of defect bouw van de hindernis. Als de balk of een deel van de paal nog steeds rust op haar steun of een deel van de steun wordt geen bestraffing gegeven. De TJ moet tijdens de verkenning controleren op slecht gebouwde hindernissen of materiaal.
3. Hindernis geraakt tijdens het springen. Indien de hindernis die door het paard of atleet geraakt is tijdens het springen valt nadat de atleet de eindstreep heeft overschreden is het nog steeds een fout. De rechter moet er zeker van zijn dat het valt als gevolg van het aanraken en niet om een andere reden zoals wind. Indien twijfel moet het voordeel van de twijfel worden gegeven aan de atleet. Als deze hindernis de laatste van de omloop is (enkelvoudig of onderdeel van een combinatie) en valt (of zelfs begint te vallen) nadat de atleet de aankomstlijn heeft overschreden, maar vóór het verlaten van de arena: straf als voor een omverwerpen. 4. Tegenhouden van een vallend deel van een hindernis Indien door een fout van de atleet of van het paard, een deel van het bovenste element van hetzelfde verticale vlak wordt verplaatst en lijkt te zijn tegengehouden in zijn val door een ander deel van de hindernis, handelt de voorzitter van de TJ als volgt: Aan het einde van de omloop van een atleet zal hij vragen aan de CD om het element dat de hindernis belemmert in zijn val weg te nemen Bestraffing: Indien de hindernis of een deel van de hindernis niet valt is er geen bestraffing. Als het wel valt – bestraffing zoals voor een omverwerpen. In geval van twijfel, moet de TJ beslissen in het voordeel van de atleet (artikel 217.2.). 5. Overschrijden van een omvergeworpen hindernis Indien een atleet tijdens de omloop door een hindernis loopt die werd afgebroken, wordt hij niet uitgesloten, tenzij de hindernis werd afgebroken door de atleet zelf en hij geen belsignaal heeft gekregen om zijn omloop voort te zetten. Springen over een door de atleet zelf afgebroken hindernis eerder in de ronde, is geen fout.
6. Andere voorbeelden van de keuze van lijnen tussen hindernissen Rijden over of door een bloembed gebruikt als decoratie in de omloop is geen fout. Rijden over een bank( wal of bute) zonder vlaggen erop in gelijk welke richting en niet afgevlagd is ook geen fout. Rijden over een bank( wal of bute) met vlaggen, maar het passeren op een rechte hoek ten opzichte van de gemarkeerde weg over de bank (wal of bute) is ook geen fout Rijden door een oxer tussen de twee rode en twee witte vlaggen is ook geen fout Rijden over het schuine gedeelte van een bank (wal of bute) is geen fout. Tussen twee opeenvolgende hindernissen heeft de atleet een vrije keuze van de lijn mits het niet is aangegeven op het plan of er geen verplichte punten zijn inbegrepen. Artikel 218.1. HINDERNISSEN SAMENGESTELD MET ELEMENTEN IN HETZELFDE VERTICAAL VLAK Bij een verticale hindernis is er enkel fout als het bovenste element valt. Voorbeeld: Bij het springen van een oxer stoot het paard de heg geplaatst tussen de hindernis om, zonder de bovenste balk van de verticale (1) en/of de balk van het tweede deel van deze hindernis (2). Het omverwerpen van een opvulling of decoratie materiaal is nooit een fout, in geval van twijfel of het gebruikte materiaal in een hindernis een onderdeel van de hindernis is of een decoratie zal moeten vastgesteld worden door de voorzitter van de TJ tijdens de verkenning van het parcours. Het is nooit aan te bevelen dat er opvulling- of decoratief materiaal wordt gebruikt in een oxer. Artikel 218.2. Als een onderdeel van een hindernis samengesteld is uit verschillende elementen gelegen in hetzelfde verticaal vlak is er slechts een fout als het bovenste element in elk verticaal vlak valt van een of beide van zijn ondersteuningen.
Artikel 219 - ONGEHOORZAAMHEDEN Er zijn 4 verschillende opties die vallen onder deze term: 1.1 de weigering – artikel 221 1.2 het uitbreken – artikel 222 1.3 het verzet – artikel 223 1.4 de min of meer regelmatige cirkel of groep van cirkels, op eender welke plaats in de piste of om welke reden dan ook gereden. Het rijden van een cirkel rond de laatst gesprongen hindernis is eveneens een ongehoorzaamheid behalve indien de lijn van het parcours dit vereist. Niettegenstaande hierboven worden volgende situaties niet als ongehoorzaamheden beschouwd: Het rijden van cirkels gedurende een periode van maximum 45 seconden na een weigering of uitbreken, (ongeacht of de hindernis terug moet hersteld worden of niet), om zich klaar te maken om een hindernis te springen. Artikel 221.1.1 WEIGERING Tijdens elke wedstrijd zijn er weigeringen, maar de rechter moet voorzichtig zijn niet te snel te bellen, als het paard zeer dicht voor de hindernis stopt, want soms springt het paard onmiddellijk na een zeer korte halte - dit zal niet worden bestraft. De rechter aan de bel moet snel de tijd stoppen en luid bellen, indien de hindernis verplaatst werd - als hij niet snel genoeg is kost dit extra straftijd voor de atleet. Daarom moeten de rechters de atleet de hele tijd volgen tijdens diens parcours.
221.4. ___________________________________________________________ Wanneer een paard door een hindernis heen glijdt, dan moet de TJ die de bel bedient onmiddellijk beslissen of dit moet geteld worden als een weigering of als omvergeworpen hindernis. Indien hij beslist dat er een weigering is, dan wordt er onmiddellijk gebeld en moet de deelnemer zich gereed houden om de hindernis opnieuw te springen zodra deze terug opgebouwd is (art. 232 en 233). ___________________________________________________________ Toch heeft de atleet na het belsignaal 45 seconden om de hindernis te springen. Omwille van het goede verloop van de wedstrijd is het meestal beter dit te beoordelen als een omvergesprongen hindernis dan als een weigering. Het kost meer tijd om te stoppen en de wederopbouw dan om gewoon voort te zetten en de wederopbouw daarna. Het is dezelfde straf voor het omverspringen en voor de weigering dus het is beter voor de atleet als hij gewoon kan doorgaan. Voorbeelden: Weigering
Weigering op de hindernis = 4 strafpunten
Weigering op de hindernis en nog een extra volte alvorens de hindernis te springen = enkel bestraffing voor één weigering = 4 strafpunten
Bij al deze voorbeelden is het een weigering zonder omverwerpen van de hindernis. Na de weigering, die de straf oplevert voor slechts één weigering, zijn alle lijnen correct.
---------------------------------------------------------------------------------------------------Volgende situatie worden niet als ongehoorzaamheden beschouwd: 219.2.1 het rijden van cirkels gedurende een periode van maximum 45 seconden na een weigering of uitbreken, (ongeacht of de hindernis terug moet hersteld worden of niet), om zich klaar te maken om een hindernis te springen. Maar in ieder geval moet de atleet de hindernis binnen de 45 seconden springen anders wordt hij uitgesloten. Art.240.3.5
Artikel 222 UITBREKEN Er zijn drie verschillende opties die vallen onder deze term: Art 222.1. ___________________________________________________________ Er is sprake van uitbreken als een paard zich aan de wil van de ruiter onttrekt en langs de hindernis welke het moet springen of bij een verplichte doorgang uitwijkt. ___________________________________________________________ De rechter moet beslissen of de atleet een uitbreken heeft, dat betekent dat hij wil springen maar het paard ontsnapt aan de controle van zijn atleet en loopt uit de lijn - dat betekent 4 strafpunten! Uitbreken:
Artikel 219.1.2 Bestraft als voor een uitbreken! Artikel 219.2.1 het rijden van cirkels gedurende een periode van maximum 45 seconden na een weigering of uitbreken wordt niet beschouwd als een ongehoorzaamheid.
Artikel 222.2 ___________________________________________________________ Het wordt als een uitbreken beschouwd als een paard een hindernis springt tussen twee rode of tussen twee witte vlaggen.Deze hindernis is niet op de juiste wijze gesprongen. De atleet wordt dan bestraft voor het uitbreken en moet de hindernis opnieuw op de juiste wijze springen. ___________________________________________________________ Voorbeeld: Watersprong De meeste van deze gevallen gebeuren aan de watersprong en indien de atleet het water niet opnieuw springt zal hij worden uitgesloten.
Art. 222.3 ________________________________________________________ Wordt eveneens beschouwd als uitbreken en alzo bestraft als het paard of een deel ervan de denkbeeldige lijn van een te springen hindernis of van een element van een combinatie of van de aankomstlijn of van een verplichte doorgang overschrijdt. _________________________________________________________ Voorbeeld = 4 strafpunten
Voorbeeld :
De atleet ging rechtdoor, parallel aan de laatste hindernis, denkend de aankomstlijn te overschrijden, dan liep hij naar de uitgang, toen zag hij de aankomst op zijn rechterkant, dus maakte hij een kleine draai om de juiste aankomstlijn te overschrijden. Dit wordt niet beschouwd als een gecorrigeerde afwijking van het parcours en wordt bestraft als voor een "uitbreken" Artikel 222.3. Tijdens de parcoursverkenning de aankomstlijn speciaal bekijken. Die lijnen zoals hierboven beschreven zijn zeer onsportief en onvriendelijk, maar ze kunnen gebeuren tijdens indoor wedstrijden. Het is beter om een te korte afstand tussen de laatste hindernis en de aankomst te hebben dan een slecht geplaatst aankomstlijn.
Voorbeeld :
De atleet heeft geen min of meer regelmatige cirkelgemaakt tussen hindernis N5 en N6 en heeft het verlengde lijn van hindernis N6 niet overschreden. Het paard komt zigzaggend naar de hindernis. Er wordt geen straf toegekend. Artikel 222.3
Artikel 219.1.4 CIRKEL(S) ________________________________________________________ de min of meer regelmatige cirkel of groep van cirkels, op eender welke plaats in de piste of om welke reden dan ook gereden. Het rijden van een cirkel rond de laatst gesprongen hindernis is eveneens een ongehoorzaamheid behalve indien de lijn van het parcours dit vereist. ________________________________________________________ Voorbeelden:
A Bij A maakt het paard cirkels = 1 ongehoorzaamheid = 4 strafpunten
A
B
Bij A: het paard cirkelt de eerste keer: 1e ongehoorzaamheid Bij B: na een aantal stappen in de richting van de te springen hindernis, stopt het paard stopt en maakt een cirkel of een groep van cirkels: 2e ongehoorzaamheid= uitsluiting
Het is ook een ongehoorzaamheid aan cirkel te maken rond de laatst gesprongen hindernis om een verkeerde afstand tot de volgende hindernis te voorkomen.
Artikel 220 - VERGISSING IN DE OMLOOP ___________________________________________________________ Er is sprake van een vergissing in de omloop, wanneer een deelnemer: - de omloop niet aflegt volgens de uitgehangen tekening van de omloop - de start- of finishlijn niet tussen de vlaggen overschrijdt in de juiste richting - verplichte doorgangen negeert - de hindernissen niet in de juiste volgorde of richting springt, behalve bij bepaalde bijzondere proeven - een hindernis springt of tracht te springen die geen deel uitmaakt van de omloop of een hindernis vergeet. Een niet –correcte afwijking of vergissing in de omloop, heeft uitsluiting tot gevolg ____________________________________________________________ Een vergissing in de omloop zal alleen worden bestraft ofwel indien de atleet zijn verkeerde lijn niet herstelt en dan wordt hij uitgesloten, of als hij een min of meer regelmatige cirkel maakt alvorens hij op de juiste lijn verder gaat, dat betekent ook als hij een cirkel maakt rond de laatst gesprongen hindernis om een onaangepaste afstand te vermijden. In dit geval hij zal zo worden gestraft voor een "ongehoorzaamheid". Een vergissing in de omloop kan alleen worden gecorrigeerd in gevallen waarin de atleet nalaat een verplichte keerpunt, een finish lijn of de volgende hindernis te nemen. Als de atleet de hindernis als gevolg van een vergissing in de omloop vergeet, moet hij draaien zonder een cirkel te maken om in de juiste positie te komen om de hindernis te springen - dat betekent dan dat er geen bestraffing is. Voorbeeld: De atleet vergat de juiste lijn (zwarte stippellijn) en hij ging (rode stippellijn) eerst naar links naar de verkeerde hindernis toen hij zijn fout opmerkte en dan zijn richting veranderde : Geen straf!
Artikel 223 VERZET ____________________________________________________________ 1. Er is sprake van verzet als een paard weigert voorwaarts te gaan, stilstaat om welke reden dan ook, één of meerdere min of meer regelmatige of volledig omkering maakt, steigert of achterwaarts gaat, om welke reden dan ook. ________________________________________________________ Het is moeilijk omdat de TJ onmiddellijk moet besklissen of het al dan niet fout is. Zelfs een kort eenvoudig halt houden betekent 4 strafpunten
X
Het paard stopt tussen 2 hindernissen voor een zeer korte tijd zonder achteruit te stappen = 4 strafpunten zoals voor een verzet. Het is echter belangrijk dat de rechter een duidelijk idee heeft voor wat wordt bedoeld met "een zeer korte tijd". In het geval dat een paard stopt voor een hindernis en dan "onmiddellijk" springt vanuit stilstand is geen fout. De beslissing moet gebaseerd zijn op het feit of het paard aan de atleet gehoorzaamt of dat het zich echt "verzet". Het bijzondere geval van paarden die naar beneden gaan van een grote bank (Hickstead, Hamburg of Falsterbo) is meestal moeilijk. De meeste paarden stoppen aan de rand en verplaatsen hun voorbenen heen en weer. Pas wanneer een van hun achterbenen terug achteruit gaat dient dit te worden beschouwd als een fout. Artikel 224 - VALLEN Ofwel valt de atleet of het paard valt met of zonder de atleet. Soms zijn er twijfelgevallen en de rechter aan de bel moet onmiddellijk beslissen. In het geval dat hij geen duidelijke oplossing kan vinden, moet het voordeel van de twijfel gegeven aan de atleet. De beslissing om uit te sluiten is altijd onomkeerbaar en moet 100% correct zijn. De volgende gevallen zijn voorbeelden waar het niet altijd zo gemakkelijk is de juiste beslissing te nemen en de voorbeelden worden gegeven om de rechters te wijzen op de moeilijkheden. Voorbeeld: Het paard glijdt in de hindernis, de achterhand is op de grond, de schouder tegen de hindernis: Val = Uitsluiting. In ieder geval is er straf voor omverwerpen of voor een ongehoorzaamheid.
Art. 224.2 ____________________________________________________________ 2. Het paard wordt beschouwd te zijn gevallen, wanneer schouder en heup van het paard de grond, dan wel de hindernis en de grond geraakt hebben. ____________________________________________________________ Voorbeeld: Weigering - de atleet glijdt van de zijkant van het paard en alleen een ondersteunend element van de hindernis helpt hem om weer in het zadel te komen: Val = Uitsluiting Merk ook hier de mogelijkheid om van het paard te glijden na het springen van de laatste hindernis maar vóór (of na) de eindstreep. Als de afstand slechts 6 meter is zal de atleet waarschijnlijk de grond raken na de aankomstlijn Art.224.1 ____________________________________________________________ 1. Er is sprake van val, wanneer de deelnemer, vrijwillig of onvrijwillig van zijn paard gescheiden wordt, zonder dat het paard gevallen is, en de deelnemer de grond geraakt heeft of dat hij genoodzaakt is, om weer in het zadel te komen, zijn toevlucht te nemen tot een ondersteuning of hulp van welke aard ook. ____________________________________________________________ Voorbeeld: Tijdens een tijdsonderbreking na een weigering met een omverwerpen van de hindernis is er veel herstelwerk. Als de atleet zijn zweep heeft verloren en hij stijgt af tijdens deze tijd om zijn zweep op te rapen: Val = Uitsluiting Art.231.3 ____________________________________________________________ De voorschriften betreffende uitsluiting blijven van kracht gedurende de onderbreking van de tijd. ____________________________________________________________ Dit geval moet worden beschouwd als een val, want de atleet heeft zich zelf gescheiden van zijn paard en de grond geraakt!
Art. 225,1 ____________________________________________________________ Iedere fysische hulp van derden, gevraagd of ongevraagd, met het doel de deelnemer of zijn paard te helpen tussen het overschrijden van de startlijn in de goede richting en het overschrijden van de finishlijn na het springen van de laatste hindernis, wordt als verboden hulp beschouwd. ____________________________________________________________ Het sleutelwoord hier is dat de bijstand aan de atleet van fysieke aard moet zijn, dat wil zeggen dat het vereist is dat iemand daadwerkelijk de atleet raakt en / of het paard en / of een deel van het getuig, om ongeoorloofde hulp mogelijk te maken. Bijgevolg een derde partij die de atleet instructies geeft om iets te doen of te corrigeren door te roepen kan niet worden beschouwd als verboden, hoewel ze wel onsportief zijn. Het gebruik van radio-of een andere draadloze communicatie moet worden beschouwd als "fysiek" omdat het zenders en ontvangers vereist en daarom is het ongeoorloofde hulp. Het moet bovendien voor de TJ duidelijk zijn dat de ongeoorloofde hulp gegeven wordt met de duidelijke bedoeling om de atleet te helpen. Het maakt geen verschil of de atleet iemand gevraagd heeft om in de eerste plaats te helpen. Ongeoorloofde hulp kan door TJ alleen worden beoordeeld als zodanig tijdens het parcours van de atleet, zodat de 45 seconden aftelperiode, na het belsignaal daarin niet is inbegrepen. De regels op ongeoorloofde hulp zijn ook van toepassing gedurende de onderbroken tijd (art. 230). Artikel 226 - TIJD VAN DE OMLOOP ____________________________________________________________ 3. Een scorebord naast de ring, duidelijk zichtbaar voor de deelnemer, moet de aftelling van de 45 seconden laten zien. ____________________________________________________________ Het is een absolute vereiste dat er een display is die de afteltijd aangeeft. Als de situatie moeilijk is en er is slechts één display beschikbaar, is het beter deze te gebruiken voor de afteltijd dan voor enig ander doel.
Artikel 227 - TOEGESTANE TIJD ____________________________________________________________ De toegestane tijd wordt voor de omloop van iedere proef vastgesteld in verband met de lengte van de omloop en de snelheid als bepaald in art.234 en berekend in de bijgevoegde bijlage III. ____________________________________________________________ De toegestane tijd voor een proef moet uiterst zorgvuldig worden vastgesteld. De CD is verantwoordelijk voor een juiste meting van de omloop en om de lengte nauwkeurig te bepalen. Dit moet niet alleen via een computerprogramma gebeuren. Het meten van de cursus vereist ervaring en een goed gevoel voor ritme. Met de volgende omstandigheden dient rekening te worden gehouden, om de toegestane tijd correct vast te stellen: • Het parcours moet volledig klaar zijn, ten minste alle hindernissen moeten op hun definitieve plaats staan voordat de omloop wordt gemeten; • Het sleeppercentage van het meetwiel moet bekend zijn; • Het type van de proef; • De aard van de lijnen; atleten moeten uiteraard een eerlijke kans krijgen om het parcours binnen de toegestane tijd af te leggen als zij aan de opgelegde snelheid rijden • Het type en de afmetingen van de hindernissen. In principe mag de kwaliteit van de bodem niet van invloed zijn op het meten van de omloop, omdat er slechts één juiste lengte is; indien de TJ in uitzonderlijke omstandigheden – aanvoelt dat de kwaliteit van de bodem van die aard is dat de atleet niet kan rijden aan de vereiste snelheid volgens het schema, moet er overwogen worden de snelheid te verminderen. De beslissing om de gewenste snelheid te veranderen, moet worden genomen en bekend gemaakt voor aanvang van de eerste atleet in de proef en de respectieve informatie op het uitgehangen plan moet dienovereenkomstig gewijzigd worden.
Artikel 229 - TIJDOPNAME ___________________________________________________________ 4. In geval de automatische tijdopname hapert tijdens een proef, dan worden de tijden van alle deelnemers tijdens deze panne opgenomen met de handchrono in honderdsten van seconden geregistreerd. Zie ook naar het Memorandum van Internationale Springwedstrijden voor instructies bij het gebruik van handchronos. Een video opname mag nooit gebruikt worden om de tijd van de omloop vast te leggen. ___________________________________________________________ Bij alle wedstrijden is een automatisch elektronisch tijdopname systeem nodig. Het systeem moet zodanig zijn dat het de tijdwaarnemer toelaat het nummer van het paard of de identiteit van de atleet samen met de tijd te noteren. Het systeem moet het ook mogelijk maken om na een afteltijd automatisch te begint met de omlooptijd. Het moet voor de rechter mogelijk zijn om de afteltijd te stoppen en herstarten onafhankelijk van tijdopnemer. Het moet voor de rechter ook mogelijk zijn om de chrono te stoppen en opnieuw te starten onafhankelijk van de tijdopnemer. Alleen in het geval van een defect van het elektronische systeem kunnen handchronos gebruikt worden. De volgende procedure moet worden gevolgd om handmatig de tijd vast te leggen. De tijd van de handchrono voor elke atleet moet worden geregistreerd en het verschil met de automatische tijdopname wordt berekend. In het geval een handtijd moet worden gebruikt voor een atleet dan moet de tijd op de stopwatch worden gecorrigeerd door het gemiddelde verschil op de automatische tijd van de vijf atleten voor de atleet van wie de tijd handmatig moet worden gebruikt. Een video opname mag nooit gebruikt worden om de tijd van de omloop vast te leggen. Als echter een officiële video opname gebruikt wordt en de tijd is gemengd in de afbeelding dan kan deze worden gebruikt om een goede indicatie te verkrijgen als een hulp bij de handgenomen tijd.
Artikel 230 - ONDERBREKING VAN DE TIJD ___________________________________________________________ 1. Gedurende de periode dat de chronometer stopgezet is, is de deelnemer vrij in zijn bewegingen tot het moment waarop het belsignaal aangeeft dat hij zijn omloop dient te vervolgen De chrono wordt opnieuw aangezet op het ogenblik dat de deelnemer op dezelfde plaats is waar de chrono werd stopgezet. Uitzondering in het geval van een weigering met omverwerpen dan is art. 232.1 van toepassing. ___________________________________________________________ Dit type van onderbreking heeft betrekking op gevallen waarin hetzij de rechter de atleet doet stoppen voor een andere reden dan een ongehoorzaamheid of wanneer de atleet zelf stopt om iets aan te geven aan de TJ. De rechter moet onmiddellijk de klok stoppen als hij zich bewust wordt van het incident. Wanneer het parcours klaar is om opnieuw te starten zal de rechter bellen en begint de klok opnieuw als de atleet precies op dezelfde plaats is waar de klok is stilgezet. Artikel 232 - TIJDCORRECTIES ____________________________________________________________ 1.Tijd correcties bij enkelvoudige hindernissen en in combinaties (artikel 232.1.) ____________________________________________________________ In geval van een ongehoorzaamheid met een omverwerpen van een hindernis moet de rechter bellen en de klok stoppen om de hindernis te kunnen herstellen en het de atleet mogelijk te maken een tweede poging te doen. (De rechter moet onmiddellijk beslissen of de poging geteld wordt als een sprong of een weigering.) Zodra de hindernis hersteld is moet de rechter bellen om aan te geven dat het parcours klaar is. De rechter start de klok precies op het moment dat het voorbeen van het paard van de grond komt. Een tijd correctie van 6 seconden wordt toegevoegd aan de gemaakte tijd. De atleet heeft in totaal 45 seconden om de hindernis te springen. Dit is om ervoor te zorgen dat alle atleten zo gelijk mogelijk worden behandeld als er een ongehoorzaamheid met een omverwerpen gebeurt. De tijdcorrecties van 6 seconden zijn ook van toepassing wanneer het omverwerpen (of het uitbreken) op de tweede of op de derde of meer onderdelen van een open combinatie gebeurt alsook in een gesloten of gedeeltelijk gesloten combinatie. Zelfs als de ongehoorzaamheid zich voordoet op het tweede of ander element van een combinatie moet de chrono worden gestart bij de afzet op het eerste deel van de combinatie.
Artikel 233 - HALTHOUDEN TIJDENS DE OMLOOP. Artikel 233.1. Voorbeeld: Wanneer een atleet tijdens zijn omloop gaande van nr 2 naar hindernis 3 hindernis 6 omverduwt, wordt hij niet bestraft. Maar als deze hindernis 6 niet is herbouwd als de atleet er over moet springen, moet de TJ op tijd bellen om hem te doen stoppen. Als de atleet stopt, moet de TJ de klok stoppen en hem niet bestraffen. Zodra de hindernis klaar is om opnieuw te worden genomen, zal er gebeld worden en de klok wordt gestart als de atleet precies de plaats bereikt waar de klok was gestopt. Als de atleet niet stopt en de hindernis springt voordat deze herbouwd is zal hij volgens het oordeel van de TJ worden uitgesloten. Artikel 233.2 Als de atleet niet stopt als er wordt gebeld, moet de TJ de tijd niet stoppen. Als hij de hindernis springt die in de tussentijd niet is herbouwd, moet de TJ beslissen of de atleet moet worden uitgesloten voor het negeren van het signaal tot stoppen of dat er kan worden toegestaan om verder te rijden zonder bestraffing. De TJ moet bereid zijn om te beslissen in het voordeel van de atleet. Artikel 233.3 - DE ATLEET STOPT VRIJWILLIG Het is belangrijk dat de klok onmiddellijk wordt gestopt wanneer de rechter ziet dat de atleet teken geeft zodat een juiste tijd kan worden vastgelegd, ongeacht de atleet juist of fout was. Als de atleet is gestopt zonder geldige reden zal hij bestraft als voor een weigering en 6 seconden tijdcorrectie zal worden toegevoegd. Als de atleet gelijk heeft zal er geen bestraffing zijn en geen tijd worden toegevoegd. Artikel 234 – SNELHEID Als de bodem slecht is of als de ring klein is in verhouding tot de moeilijkheidsgraad van de wedstrijd kan de TJ, samen met de CD en/of de Technische Afgevaardigde, tot wijziging van de voorgeschreven snelheid overgaan. Dergelijke wijziging moet worden gedaan vóór de aanvang van de proef en moet worden meegedeeld aan alle betrokken partijen en genoteerd worden op het uitgehangen parcoursplan. Let op het verschil met het wijzigen van de toegestane tijd die kan worden gedaan nadat de derde atleet zijn omloop heeft afgelegd.
Artikel 236/239 – BAREMA A / BAREMA C Merk op dat alle sancties gedurende de hele omloop worden samengeteld. Dit betekent dat in een parcours met twee fasen en beiden volgens barema C een atleet ook geëlimineerd wanneer als de eerste ongehoorzaamheid in de eerste fase is en de tweede ongehoorzaamheid in de tweede fase. Opmerking dat in tabel C wedstrijden er geen toegestane tijd is maar wel een tijdslimiet. 2 minuten, indien de omloop onder 600 m is en 3 minuten indien meer dan 600 m. In sommige Derby wedstrijden is het mogelijk dat de omloop zo lang is dat 3 minuten niet voldoende is. Onder deze omstandigheden de TJ het recht om een langere tijdslimiet toe te passen aangepast aan de lengte van de omloop.
Artikel 240 en 241 - UITSLUITINGEN EN DISKWALIFICATIES ____________________________________________________________ Art. 240-2 : Na te hebben opgegeven of te zijn uitgesloten heeft de deelnemer het recht om een enkelvoudige hindernis te springen die deel uitmaakt van de omloop van de lopende proef. Dit is echter niet het geval, indien de uitsluiting het gevolg is van een val van paard en/of ruiter. ____________________________________________________________ Na te zijn uitgeschakeld als gevolg van een val (ook in geval als alleen de atleet gevallen is), heeft de atleet de kans om terug te keren naar de paddock en daar een paar oefenhindernissen te nemen; niettegenstaande deze mogelijkheid, zal dit in de eerste plaats wat tijd geven om na te denken over de feitelijke toestand van de gezondheid van atleet en paard en anderzijds kan de Steward van dienst, meestal dichter bij de atleet/paard dan de TJ, beter in staat zijn om toezicht te houden op de situatie, om indien nodig verder risico voor de gezondheid te voorkomen. Indien de TJ en/of de Steward hierover ernstige twijfels hebben is er de optie om de dierenarts en/of medische dienstdoende arts via telefoon/radio onmiddellijk er bij te roepen, om het paard respectievelijk de atleet te laten onderzoeken, alvorens hen toe te staan een hindernis te nemen in de paddock. Onder 240.3 zijn alle gevallen die automatisch leiden tot uitsluiting en onder 240,4 zijn de gevallen waarin de TJ dit kan beslissen. Alvorens iemand uit te sluiten moet de rechter absoluut zeker van zijn zaak. Het is mogelijk om iemand na de omloop uit te sluiten (zelfs als het niet de beste manier is), maar het is heel moeilijk om iemand een eerlijke kans te geven als hij ten onrechte is uitgesloten. Dezelfde principes dienen ook als leidraad bij de beslissing over diskwalificatie. In die bijzondere gevallen is het verstandig om ook het Algemeen Reglement na te kijken om te zien dat het binnen de bevoegdheid van de TJ is om te beslissen over diskwalificatie. Soms moet dat besluit worden overgelaten aan de Beroepsjury Artikel 242 – BOETES In principe moet een boete worden toegepast wanneer de atleet de regels over kledij en harnachement negeert. Als wordt aangenomen dat het harnachement pijn of letsel aan het paard veroorzaakt moet de Diergeneeskundig afgevaardigde worden geraadpleegd zo dat andere passende maatregelen kunnen worden genomen.
Artikel 243/244 - MISBRUIK BIJ TRAINING VAN PAARDEN Het is niet mogelijk om een lijst van alle vormen van misbruik van een paard te maken. Hier zijn de paardvriendelijkheid en kennis van de sport van vitaal belang voor de rechter. Meer details zijn beschreven in het Handboek voor FEI-stewards, maar in het algemeen zijn alle methoden om het een paard moeilijker te maken om een hindernis te nemen verboden. Alle materiaal, andere dan die geleverd door de organisator is verboden in het oefenterrein. De beschikking hebben over een digitale camera of videorecorder bij het toezicht op de paddock kan zeer nuttig zijn. Het wordt voorzien dat een lid van de TJ ook deelneemt aan het toezicht in de paddock en in de stallen. Het is vooral belangrijk om voor en tijdens de GP toezicht te houden. Het is zinvol strengere controle te doen in de stallen de ochtend van de GP. Een speciale systeem van de rondes kunnen worden ingevoerd voor dit doel. In geval van een overtreding van de regels inzake misbruik van paarden moet een schriftelijk verslag worden voorgelegd aan de TJ. Eventuele aanvullende bewijsstukken en/of getuige worden toegevoegd aan het verslag. Het AR bespreken deze procedures in detail. Het wordt sterk aanbevolen dat de TJ in dit geval een formeel onderzoek voert met inbegrip van het horen van alle betrokken partijen. Bewijs en de processenverbaal moeten op een zodanige wijze worden ingediend dat het kan worden gebruikt in daaropvolgende procedures. Controle van beenbeschermers en bandages moet worden verricht bij GP, Nations Cup (team wedstrijden), Derby en/of vergelijkbare wedstrijden. Wanneer dergelijke controle gedaan wordt moeten alle paarden minstens een keer gedaan worden tijdens de wedstrijd. Deze controle moet worden gedaan in samenwerking tussen de stewards, dierenartsen en TJ. Details worden beschreven in het handboek voor Stewards.
Herkansingen Artikel 245 - Algemeen _______________________________________________ 245.1 Uitsluitend de deelnemers die na één of meer uitschakelingronden van een zelfde proef gelijk geklasseerd zijn voor de eerste plaats, mogen aan de herkansing deelnemen. Men moet in de herkansing met hetzelfde paard starten als in de initiële ronde. 245.4 Behalve indien zulks in dit reglement vastgelegd is (Kracht- en Bekwaamheidsproeven) mag een proef niet door meer dan twee herkansingen gevolgd worden. 245.5 De startvolgorde in de herkansing(en) moet dezelfde zijn als vastgesteld voor de eerste omloop, tenzij het programma of het reglement anders bepaalt. Paarden die een ijzer verliezen voorafgaand aan het starten in de eerste ronde van een proef in één ronde met herkansing, zullen een latere startplaats krijgen. In de herkansing zal een paard dat een ijzer verliest voorafgaand aan het starten, een nieuwe startplaats, zijnde drie plaatsen later, krijgen. Indien het ijzer bij het betrokken paard op dat ogenblik nog niet vervangen is, dan wordt het aan de beslissing van de TerreinTJ overgelaten of dit paard nog een later startnummer moet krijgen ofwel moet uitgesloten worden. ____________________________________________________ Voorbeeld : Het paard verliest een ijzer voor het vertrek van de eerste ronde: De Terrein TJ zal de atleet een latere start plaats geven. Maar indien de atleet daarna zich kwalificeert voor de herkansing, moet de atleet in de herkansing op zijn oorspronkelijke start plaats van de eerste ronde vertrekken. Het paard verliest een ijzer voor te starten in de herkansing : In alle gevallen is het een voordeel voor de atleet te starten op een latere start plaats in de herkansing. Zo, indien mogelijke wachten voor een korte tijd of een nieuwe start plaats te geven drie plaatsen later. Indien het ijzer niet kan herplaatst worden op tijd, zal de Terrein TJ moeten beslissen of de atleet een latere start plaats krijgt of uitgesloten moet worden.
Artikel 246 - HINDERNISSEN - AFSTAND. ____________________________________________________________ 246.1 De hindernissen van de herkansing(en) mogen slechts (voor een deel of alle) verhoogd en/of verbreed worden, zonder de in art.208.3 vastgelegde limieten te overschrijden, indien de deelnemers, exaequo geklasseerd voor de eerste plaats de voorafgaande omloop zonder springfouten afgelegd hebben. _________________________________________________________ De hindernissen mogen verhoogd en/of verbreed worden binnen de huidige opgave en niet meer dan tot 1,70m in hoogte, een breedte hindernis mag niet breder zijn dan 2,00m (triple bar 2,20m) en rivier niet breder dan 4,50m. __________________________________________________________ 246.7 Maximum twee enkelvoudige hindernissen mogen toegevoegd worden aan de omloop van een herkansing. Deze twee hindernissen moeten zich reeds in de piste bevinden bij de omloopverkenning. Het mogen twee oxers of twee rechte hindernissen zijn, of een oxer en een rechte .Het moet duidelijk op het plan van de omloop vermeld staan of deze rechte hindernis(sen) langs één of langs beide zijden mag(mogen) gesprongen worden. _________________________________________________________ Uiteraard is het toegestaan een rechte hindernis uit de omloop te gebruiken in de andere richting in de herkansing. Maar nooit mag een brede hindernis gewijzigd worden in een rechte om het van uit de andere richting te springen. Nooit mag een brede sprong gewijzigd worden in een rechte om het te springen van uit de andere richting. Een combinatie van twee rechte hindernissen mag worden gebruikt in de andere richting in de herkansing.
Artikel 247 UITSLUITING OF OPGAVE IN EEN HERKANSING ___________________________________________________________ Art 247.2 Een deelnemer, die met toelating van de TJ, niet aan de herkansing deelneemt, moet altijd na een deelnemer geklasseerd worden die in dezelfde herkansing uitgesloten werd of met geldige reden heeft opgegeven. Deelnemers die zonder geldige reden opgeven of zich opzettelijk laten uitsluiten worden ex-aequo geklasseerd met degenen die zich voor dezelfde herkansing hebben teruggetrokken. ___________________________________________________________ Voorbeeld : Resultaat 1 = 0 / 39.45 2 = 8 / 4 0 .3 2 3 = twee weigeringen = uitsluiting 4 = opgave door paard gekwetst 5 = opgave zonder geldige reden na vertreklijn te hebben overschreden 6 = geeft op voor de herkansing met toelating TJ Uitslag : 1. plaats : Atleet 1 = 0/39.45 2. plaats : Atleet 2 = 8/40.32 3. plaats : Atleet 3 = twee weigeringen = uitsluiting 3. plaats : Atleet 4 = opgave door paard gekwetst (valabele reden) 5. plaats : Atleet 5 = opgave na vertrek lijn te hebben overschreden zonder geldige reden 5. plaats : Atleet 6 = opgave voor herkansing met toelating van TJ ----------------------------------------------------------------------------------------------------
Art. 247.3 Indien voor een beslissende herkansing, twee of meer deelnemers weigeren deel te nemen aan de volgende herkansing, zal de TJ beslissen of er aan dit verzoek voldaan wordt of dat het afgewezen wordt. Indien de TJ de weigering aanvaard zal het OC de beker door loting toewijzen en de geldprijzen die beschikbaar zijn bij elkaar voegen en in gelijke delen verdelen onder de deelnemers. Indien de beslissing van de TJ om verder te doen niet wordt opgevolgd door de deelnemers, wordt er geen beker uitgereikt en de deelnemers zullen ieder slechts de geldprijs en de klassering krijgen behorende bij de laatste plaats waarvoor zij een herkansing zouden verreden hebben. _________________________________________________________ Voorbeeld : 2 atleten zijn gekwalificeerd voor een laatste herkansing. De TJ weigert in te gaan op het verzoek van de atleten om te mogen opgeven van de herkansing, maar de atleten volgen de opinie van de TJ niet en starten niet. Nu moet de TJ beslissen of ze gediskwalificeerd worden of niet. Indien er een geldige reden is, zullen ze ex aequo eerst geplaatst worden en verdelen ze het prijzengeld van eerste en tweede plaats. De beker wordt geloot. Indien de TJ beslist deze atleten te diskwalificeren betekent dit geen klassering en geen geld ! Voorbeeld : Puissance of Zes Baren wedstrijd. Deze competities zijn special voorgesteld om de paardensport interessant te maken voor toeschouwers en sponsors. Zo is het anti sportief als de atleten weigeren deel te nemen aan de eerste of tweede herkansing. Tracht eerst de atleten te overtuigen deel te nemen aan de herkansing anders worden ze gediskwalificeerd. In ieder geval moet de TJ de omstandigheden in acht nemen waarom de weigering tot deelname tot stand komt. Misschien is de grond niet goed meer. Misschien is de verlichting zeer slecht. Misschien is er geen reden.. Eerste en tweede herkansing zouden onder de meeste omstandigheden moeten plaats vinden. Verdere herkansingen zijn twijfelachtig. In deze gevallen is er steeds mogelijkheid om de opgave toe te staan voor het welzijn van de paarden. Wees er zeker van dat het in overleg gebeurt met het O.C. en via hun met de sponsor van de competitie. Meer dan vier herkansingen zullen nooit worden toegestaan, zelfs niet onder druk. ----------------------------------------------------------------------------------------------------
Art. 241.2 ________________________________________________________ De TJ kan een deelnemer in de volgende omstandigheden diskwalificeren : 2.5 Het niet deelnemen aan een herkansing, zonder toestemming van de TJ of zonder geldige reden. Besef dat een diskwalificatie een zware stap is. Wees voorbereid om redenen te kunnen geven. RANGSCHIKKING Artikel 248 INDIVIDUELE RANGSCHIKKING EN PRIJSUITREIKING Art. 248.5 In principe moeten prijswinnaars bij de prijsuitreiking aanwezig zijn en dat met het paard waarmee zij geplaatst zijn. Uitzonderingen, voor veiligheidsmaatregelen, mogen door de TJ gemaakt worden. Voorbeeld : 10 atleten zijn gekwalificeerd voor een herkansing. Na de derde deelnemer aan de herkansing moet deze worden gestopt door heel slecht weer en er is geen kans dat later kan worden hervat. Hoe deze atleten rangschikken ? In dit geval mag geen atleet benadeeld worden want ze hadden allen een foutloze eerste omloop, zodat de TJ de beslissing moet nemen in het voordeel van de atleten, dit betekent 10 winnaars ! Het prijzengeld moet worden gedeeld en de inrichter zal geen verlies lijden. Indien een atleet erom verzoekt het paard te vervangen voor de prijsuitreiking zou de Terrein TJ dat moeten aanvaarden. ---------------------------------------------------------------------------------------------------Artikel 256 KLEDING EN GROET Meer en meer zien we gekleurde hemden zonder witte kraag en zelfs rode laarzen. De regels van onze reglementen zijn geldig voor iedereen. Overtredingen van de regels inzake publiciteit zijn frequent. Kom overeen met O.C. en stewards hoe de controle van deze publiciteit gaat organiseren. Vanuit de TJ box is het normaal niet mogelijk de grootte van logo‟s en tekst te zien. De TJ moet enige nuchterheid en een wat vrijere aanpak tonen in de toepassing van de regels van kleding en publiciteit tijdens de competities in de vroege morgen of in het begin van de week met weinig toeschouwers, geen TV en kleine media verslaggeving Een tolerantie (10 à 15%) moet ook worden toegepast. In normaal competities de TJ wacht niet op de groet voor de belt e geven. In vele wedstrijden is op heden het tijd schema zo krap en enkele bijkomende seconden per atleet kan het verschil maken tussen de gehele herkansing of een deel ervan met live TV. Bij finales of wanneer hoog waardige bekleders aanwezig zijn wees bewust van hun aanwezigheid en
in het bijzonder van instructies om hen te groeten.
Artikel 256.1.5 Burgerruiters moeten een uniform of een tenue dragen, zoals voorgeschreven door hun Nationale Federatie, rode of zwarte rijjas, witte of beige rijbroek, zwarte laarzen met of zonder top. Een witte das of hoge boord of jachtdas en een wit of lichtgekleurd hemd zijn verplicht. Hemden mogen korte of lange mouwen hebben en moeten een witte kraag en witte boorden hebben. Indien er geen jas gedragen wordt moet het een hemd met mouwen zijn, deze mogen lang of kort zijn. ---------------------------------------------------------------------------------------------------Artikel 257 HARNACHEMENT 257.1.3 Er zijn geen beperkingen voor bitten (behalve voor pony’s). Maar, de TJ heeft het recht, gebaseerd op Diergeneeskundig advies, het gebruik van een bit dat het paard kan kwetsen te verbieden. Teugels moeten aan het bit of direct aan het hoofdstel bevestigd zijn. Ophaaltrens en hackamore zijn toegestaan. Indien er een twijfelachtig soort bit wordt gebruikt zal de (Chief) Stewards eerst de Dierenarts contacteren en indien de Dierenarts zijn beslissing kenbaar heft gemaakt zal een advies aan de TJ worden gegeven.. 257.1 5. Het gebruik van een tongriempje is verboden 6. Het gebruik van slofteugels is verboden in de competitiepiste, behalve gedurende de prijsuitreiking en defilé parades Maar slofteugels zijn toegestaan in de trainingspiste, Zelfs wanneer er over baren of enige hindernis word gereden. In België : voor pony’s slofteugels altijd verboden.
257.2. Overmatig gebruik van de zweep: - De zweep mag niet worden gebruikt om het temperament van de ruiter te uiten. Dit gebruik is altijd buitensporig - De zweep mag niet gebruikt worden na een uitsluiting, of nadat een paard de laatste hindernis van de omloop heeft gesprongen - De zweep mag nooit overhands worden gebruikt (bijvoorbeeld een zweep in de rechterhand die gebruikt wordt aan de linkerkant. Het gebruik van een zweep op een paard zijn hoofd is altijd buitensporig gebruik - Een paard mag nooit meer dan drie keer worden geslagen voor gelijk welk voorval. Als een paard gekwetst is, wordt dit beschouwd als overmatig gebruik van de zweep. - Bij misbruik of buitensporig gebruik van de zweep door een ruiter zal deze worden gediskwalificeerd en kan deze beboet worden volgens het oordeel van de TJ (zie art. 241 .2.9 en 242.1.14) Het gebruik van een zweep na de laatste hindernis moet worden beoordeeld in de juiste context. In jumping is de tendens de afstand na de laatste hindernis zeer kort te maken (6 m tot 15m) en normaal korter bij 6 dan bij 15. Nadat de laatste hindernis is gesprongen en het overschrijden van de aankomstlijn kan er niet veel schade worden berokkend. Indien gedurende de omloop overmatig gebruik van de zweep kan worden vermoed moet de TJ de Steward en de Dierenarts worden verwittigd om tot inspectie over te gaan. Het advies van de Dierenarts moet worden gevolgd.
2.3 Het maximum totale gewicht van toegelaten beenbeschermers voor de paarden, zowel vooraan als achteraan (enkele of dubbele beschermers, hoefbeschermers enz ...), is 500 gram per been (hoefijzer niet inbegrepen). Negeren van dit artikel heeft een diskwalificatie tot gevolg (art. 241.2.9 – misbruik van paarden). De verplichte controle van beenbeschermers en bandages moet zorgvuldig worden verricht door de Steward en indien mogelijk een bijkomende Steward als assistent, bij alle paarden gedurende Grote Prijs en Derby. Indien er geen Grote Prijs is dan in de proef met het hoogste prijzengeld. Indien mogelijk zouden controles van beenbeschermers en bandages ook tijdens andere competities worden verricht. In gevallen waar specifieke maten worden gegeven in cm of in gram is een tolerantie marge van 10% toegelaten. ----------------------------------------------------------------------------------------------------
VERSCHILLENDE SOORTEN VAN PROEVEN Art. 261-274 Algemeenheden Het is noodzakelijk om aan elk type van proef haar eigen kenmerken te laten, zodat elk paard in staat is zijn specifieke bekwaamheden te uiten (snelheid, gehoorzaamheid, macht) in de relevante proeven en er zeker van te zijn dat een van deze vaardigheden (de snelheid bijvoorbeeld) niet doorslaggevend is in alle delen van de wedstrijd. Het parcours moet het paard de mogelijkheid geven zijn kwaliteiten en talenten te tonen en aan de ruiter zijn vaardigheden, zijn vermogen, zijn intelligentie en reflexen. Artikel 261 - Normale proeven "Normale" proeven zijn alle proeven gereden volgens Barema A (art 238.1) (zonder tijd) met één of twee barrages tegen de klok in het geval van gelijkheid van strafpunten voor de eerste plaats (238.1.2 en 238.1.3) of Artikel 238.2 (op chrono) met eventueel een of twee barrages in de klokgeval van gelijkheid van strafpunten voor de eerste plaats (238.2.2 en 238.2.3). Proeven met twee barrages moeten bij voorkeur alleen worden gebruikt in het geval van een Grote Prijs. Artikel 261 GROTE PRIJZEN De Grote Prijs is meestal de proef met het hoogste prijzengeld. Daarom moet de proef zorgvuldig worden gebouwd en met veel aandacht voor detail, aangezien het belangrijk is ervoor te zorgen dat de hoogte en breedte van de hindernissen aangepast zijn aan de belangrijkheid van deze proef. Een GP kan plaatsvinden over één omloop met één of twee barrages volgens artikels 238.1.2, 238.1.3, 238.2.2 en 238.2.3 of in twee omlopen met of zonder barrage door de formule in paragraaf 273.3. Het parcours van de GP moet moeilijker zijn. Tenzij anders vermeld in het programma, kunnen atleten een paard van hun keuze rijden in de GP. Als er een kwalificatiesysteem voor de GP in het programma voorzien is, is het nuttig voor aanvang van de wedstrijd te controleren of het systeem duidelijk is en geen aanleiding kan geven tot problemen. De kwalificaties worden bij voorkeur gereden volgens Barema op chrono om ex aequos en te veel gekwalificeerden te vermijden. Het kwalificatiesysteem mag niet worden veranderd tijdens de wedstrijd.
Startorde (artikel 252,7) De startvolgorde in een Grote Prijs moeten worden vastgesteld door: a. Een afzonderlijke lottrekking b. De omgekeerde volgorde van een speciaal klassement voor de beste atleet of de beste combinatie atleet/paard van de wedstrijd. c. De laatste " KBRSF Ranking". In dit geval zijn de atleten verdeeld in drie groepen en wordt een lottrekking gedaan voor elke groep. De best gerangschikt atleten in de "KBRSF Ranking" vertrekken in de laatste groep. Artikel 262 – Krachtproef en Zesbarenproef Krachtproeven en Zesbarenproeven worden volgens dezelfde algemene regels gereden: a. Eén omloop en maximum vier barrages. b. Atleten kunnen na de derde barrage beslissen dat ze niet verder rijden, zelfs als er twee of meer zijn voor de eerste plaats. De betrokken atleten worden vervolgens gelijk gerangschikt op de eerste plaats. c. De TJ kan ook na de derde barrage beslissen om niet voort te gaan, zelfs als er twee of meer atleten zijn voor de eerste plaats. In de gevallen b en c is het nuttig om een goede communicatie te hebben tussen de TJ en de betrokken atleten, bij voorkeur door de steward aan de ingang, zodat beide partijen snel weten of er al dan niet een vierde barrage wordt verreden. Tenzij het oefenterrein niet goed is, zijn facultatieve of oefenhindernissen niet toegestaan in de piste(artikel 202,3). Zelfs al is er geen toegestane of limiet tijd is in deze proeven, moeten de atleten worden uitgesloten indien zij meer dan 45 seconden gebruiken om de eerste hindenris te springen na het overschrijden van de startlijn, of als ze meer dan 45 seconden nodig hebben om de volgende hindernis te springen. In Krachtproeven moeten richtingsproblemen geminimaliseerd worden. Hindernissen moeten stevig en goed gebouwd zijn en er moet een redelijke afstand tussen zijn(minimaal 30 m). Het mag zeker geen benaderde afstand zijn. De hindernissen die in de barrages gebruikt worden(gewoonlijk een muur en een breedte sprong) vereisen zeer veel aandacht. Zij moeten duidelijk zichtbaar zijn voor de toeschouwers. Het is absoluut noodzakelijk dat de hindernissen in de barrages verhoogd en/of verbreed worden in elke barrage, zodat beide bepalend zijn voor de uiteindelijke rangschikking. In Zesbarenproeven is het niet toegestaan om een cirkel te maken rond de gesprongen of de volgende hindernis. Alle hindernissen moeten opeenvolgend en in een rechte lijn genomen worden. Om op dat punt problemen te voorkomen moet er een doorlopende lijn getrokken worden over de hindernissen op het parcoursplan.
Artikel 263 - JACHTPARCOURS OF SNELHEID- EN WENDBAARHEIDSPROEF. Het verloop van deze proeven moeten veranderingen van richting omvatten om het een gehoorzaam en goed opgeleid paard mogelijk te maken om tijd te besparen en de opgelopen straftijd voor een fout op een hindernis te compenseren. In de jachtproeven mogen sommige ongewone maar springbare hindernissen, zoals gesloten hindernissen, Buttes, In en uit, een combinatie gemaakt uit onderdelen die niet in een rechte lijn geplaatst zijn, maar nog steeds op een juiste afstand, worden opgenomen om de bereidheid om te springen van de paarden te testen. Keuzesprongen moeten bij voorkeur worden verstrekt in deze proeven. Ces épreuves sont toujours jugées au barème C, de ce fait sans temps accordé. Seul s‟applique un temps limite : 180 secondes si la longueur du parcours est de 600 m ou plus et 120 secondes si la longueur du parcours est inférieure à 600 m (article 239.3). Deze tests worden nog steeds gejureerd volgens Barema C, dus zonder toegelaten tijd. Alleen het toepassen van een bepaalde limiet : 180 seconden als de lengte van de omloop 600 m of meer is en 120 seconden indien de lengte minder dan 600 m is(artikel 239.3). Artikel 264 Ploegenwedstrijden Barrage De startvolgorde in de barrage is dezelfde als die van de teams in de tweede ronde. Als een barrage moet verreden worden in geval van gelijkheid van strafpunten voor de eerste plaats, nemen de vier teamleden deel aan de barrage. In dit geval wordt de rangschikking bepaald door de samenvoeging van de strafpunten van de beste drie teamleden in de barrage en in geval er opnieuw gelijkheid is van strafpunten, door samenvoeging van de tijden van de drie beste atleten. In het geval van een nieuwe gelijkheid met het totaal van strafpunten en tijd, worden de teams ex aequo gerangschikt.
Artikel 269 PROGRESSIEF - TOENEMENDE PUNTEN De proef wordt verreden op 6, 8 of 10 hindernissen, wat betekent dat het maximum aantal punten dat kan worden toegeschreven aan een atleet is respectievelijk 21, 36 of 55 punten. Als een Joker is opgenomen als een alternatief voor de laatste hindernis, is het maximum aantal punten respectievelijk 27, 44 of 65 punten. Als de Joker omvergeworpen wordt moeten de punten van de hindernis worden afgetrokken van het tot dan toe behaalde aantal punten. Voorbeeld van de berekening in een progressief met 8 hindernissen met Joker: Ervan uitgaande dat de hindernissen van 1 tot 7 goed zijn gesprongen, had de atleet 28 punten. Daarna zijn er vier mogelijkheden: 1. Hij springt de normale hindernis nr. 8 correct : 28 + 8 = 36 punten 2. Het springt de normale nr 8 omver : 28 + 0 =28 punten 3. Hij springt de Joker correct : 28 +16 = 44 punten 4. Het springt de Joker omver : 28 - 16 = 12 punten 4 punten moeten worden afgetrokken voor een ongehoorzaamheid. Voor overschrijding van de toegestane tijd wordt 1 punt in mindering gebracht voor elke begonnen vier seconden (1 punt voor elk seconde in een barrage) Een progressief kan worden gereden met of zonder barrage. De omloop van de barrage moet ten minste zes hindernissen tellen. Indien de proef wordt gereden met een barrage, dan is de tijd van de atleten gekwalificeerd voor de barrage onbelangrijk, op voorwaarde dat de ze binnen de toegestane tijd waren. De atleten met hetzelfde aantal punten worden ex aequo gerangschikt. Als de Progressief wordt gereden met een Joker als een alternatieve hindernis voor de laatste hindernis, dan wordt aanbevolen dat de proef gereden wordt op chrono zonder barrage. In een Progressieve kan een Joker ook worden geplaatst na de finish. In dit geval telt de Joker als het dubbele van het aantal punten van de laatste hindernis. Ervan uitgaande dat de acht hindernissen op de baan goed gesprongen zijn, worden 16 punten toegevoegd aan de 36 punten tot nu toe, voor zover de Joker goed gesprongen is en er worden 16 punten afgetrokken als de Joker wordt omver gesprongen. De atleet, die kan kiezen om de Joker al dan niet te springen, moet in elk geval de sprong binnen 20 seconden na het passeren van de finish nemen. Hij mag slechts één poging doen om de Joker te springen. Als hij een ongehoorzaamheid heeft tijdens deze poging, zullen 4 punten in mindering worden gebracht volgens een Barema A.
Als dit de tweede ongehoorzaamheid is (dat wil zeggen dat er een ongehoorzaamheid geweest is in de omloop), zal de atleet niet worden uitgesloten omdat zij reeds de finish gepasseerd waren. Artikel 270 – KIES UW PUNTEN Zelfs als een vastgelegde maximale tijd van 90 seconden kan worden toegepast in deze proef, is het wenselijk in de meeste gevallen gebruik te maken van een kortere tijd, zoals 45 tot 60 seconden indoor en 60 tot 75 seconden maximaal outdoor. Met de grootte van de piste moet ook rekening worden gehouden. De waarde van elke hindernis, die kan variëren 10 tot 120 punten, moet duidelijk worden vermeld op borden met de waarde van de punten. Als deze materialen niet beschikbaar zijn, kan men de nummers van 1 tot 12 ook gebruiken, waarbij elke hindernis dan een waarde heeft van 1 tot 12 punten. Het schept de nodige animatie voor toeschouwers, als de commentator bij elke hindernis het tot dusver totaal aantal behaalde punten vermeld. In het geval van ongehoorzaamheid met omverwerpen moet er niet gebeld worden. De atleet kan zijn parcours vervolgen en een andere hindernis van zijn keuze springen. Indien hij echter toch deze omvergeworpen hindernis springt, zullen er geen punten worden toegekend voor die hindernis. Als de vastgestelde tijd wordt bereikt wanneer het paard afgezet heeft, dat wil zeggen wanneer de twee voorbenen de grond verlaten hebben, telt de hindenris als ze correct gesprongen is. In geval van twijfel moet de TJ beslissen in het voordeel van de atleet. Alle ongehoorzaamheid worden bestraft door de tijd die de atleet verloren heeft. Hij wordt niet uitgesloten na de tweede ongehoorzaamheid. Na een val wordt hij wel uitgesloten (240.3.25) Om misverstanden te voorkomen is het belangrijk om een efficiënte taakverdeling te hebben tussen de leden van de TJ. Eén lid van de TJ moet duidelijk de waarde van elke gesprongen hindernis zeggen en of deze correct gesprongen is of omvergeworpen. Eén lid van de TJ is verantwoordelijk voor het samentellen van de punten behaald door de atleet. Eén lid van de TJ is verantwoordelijk voor de tijd en moet duidelijk de resterende vijf seconden aankondigen "55, 56, 57,58, 59, bel 'als de vastgestelde tijd 60 seconden is, zodat er op het juiste moment kan gebeld worden. De waarde van gesprongen hindernissen moeten worden ingeschreven in de volgorde waarin de atleet ze neemt om een controle achteraf te vergemakkelijken.
Artikel 271 – KIES UW OMLOOP In tegenstelling tot proeven "kies uw punten” waarin niet alle hindernissen moeten gesprongen zijn om een resultaat te krijgen", moeten in een “kies uw omloop"alle hindernissen worden gesprongen. Als dit niet is wordt de atleet uitgesloten. Daarom moet er worden gebeld in geval van ongehoorzaamheid met omverwerpen van de hindernis en de hindernis moet worden herbouwd. In dit geval moet 6 seconden tijdcorrectie worden toegevoegd aan de omlooptijd. Als er opnieuw wordt gebeld om aan te geven dat de hindernis werd hersteld, kan de atleet een hindernis naar zijn keuze nemen. Iedere ongehoorzaamheid wordt bestraft door de tijd verloren. De atleet wordt niet uitgesloten na de tweede ongehoorzaamheid. De uitsluiting is alleen van toepassing indien de atleet meer dan 120 seconden nodig heeft om de omloop af te leggen of bij een val. Artikel 272 – SPIEGELPROEF – KNOCK OUT De official die het startsein geeft moet lid zijn van de TJ. Hij is bevoegd om de atleten terug te roepen als er een "valse start" is. Als er geen onafhankelijk tijdsysteem is voor elke atleet (die verplicht is als de wedstrijd wordt uitgevoerd volgens Barema C), moet de official aan de finish ook een lid van de TJ zijn. Het is aanbevolen dat atleten op de startlijn in de richting tegenovergesteld aan de eerste hindernis staan, dus ze moeten een U-bocht naar de eerste hindernis nemen. In het geval van ongehoorzaamheid, met of zonder omkering moet de sporter zijn omloop verder zetten zonder deze hindernis te nemen. Hij wordt bestraft met 1 punt (Barema A) of 3 seconden (Barema C). Als de atleet toch deze hindernis springt na een ongehoorzaamheid zonder omverwerpen moet de TJ niets doen: hij is gestraft voor de ongehoorzaamheid en indien dat het geval zou zijn voor omverwerpen van de hindernis bij de tweede poging.
Artikel 273 – PROEF MET TWEE OMLOPEN Als slechts een beperkt aantal atleten gekwalificeerd is om deel te nemen in de tweede ronde en het OC wil zeker niet meer dan het vermelde aantal in de tweede ronde hebben, dan is het aanbevolen om de eerste ronde op chrono te houden(art. 273,3 ,1 of 273.3.3). Anders kan het gebeuren dat het aantal gekwalificeerde atleten hoger is d an het verwachte aantal, aangezien alle Atleten met gelijk aantal strafpunten op de laatste plaats deelnemen aan de tweede omloop. Maar alle atleten met een foutloze omloop in de eerste ronde zijn te allen tijde geplaatst voor de tweede ronde zelfs als het aantal hoger is dan het aantal gekwalificeerde atleten voorzien volgens het voorprogramma. Als de eerste ronde niet op chrono is, zal de startvolgorde in de tweede omloop voor atleten met gelijke strafpunten in de eerste ronde hetzelfde zijn als in de eerste omloop. In dit geval kan de tijd van de eerste ronde niet worden gebruikt voor het bepalen van de startvolgorde van de tweede inning. In het geval van overschrijding van de toegestane tijd in de tweede omloop, is er één straf punt voor elke begonnen vier seconden want de tweede omloop is uiteraard geen barrage. Artikel 274 – PROEF IN TWEE FASEN Als een proef in twee fasen wordt gebruikt als kwalificatieproef voor een andere proef waarin slechts een beperkt aantal atleten toegelaten is, is het raadzaam om een twee fasen te gebruiken met een eerste fase op chrono (art. 274.5.3 en 274.5.5). Anders kan het mogelijk zijn dat het vereiste aantal gekwalificeerde atleten groter is dan het aantal atleten dat deelneemt aan de tweede fase en dan zouden bijvoorbeeld alle atleten met vier strafpunten in de eerste fase ook gekwalificeerd zijn. Tijd is in dit geval geen doorslaggevende factor. In deze proef wordt overschrijding van de toegestane tijd in de tweede fase bestraft met één punt voor elke begonnen vier seconden want de tweede fase is geen barrage. Bij het ontwerpen van dit parcours is het belangrijk dat de aankomstlijn van de eerste fase (die ook het begin van de tweede fase is) zo geplaatst wordt dat de atleten deze niet kunnen missen na het springen van de laatste hindernis van de eerste fase, zelfs indien de afstand tot de eerste hindernis van de tweede fase meer dan 15 m is.
ALGEMENE BEMERKINGEN BIJ HET JUREREN Bloemenperk in de piste Tijdens de proef een bloemenperk gelegd als decoratie op de piste doorkruisen of springen wordt niet bestraft. Onderdelen van natuurlijke hindernissen in de piste Voor, tijdens en na de proef wordt het springen van gelijk welk deel van een natuurlijke hindernis, die een hindernis kan zijn in een andere proef (zoals de bidet met water, rivier, heuvel, bank, helling, helling enz.) overeenkomstig artikel 220.1.5 bestraft met een uitsluiting. Om alle twijfel te voorkomen, wordt aanbevolen dat deze hindernissen of onderdelen afgekruist worden (bvb. Met gekruiste vlaggen). Maar loodrecht door een natuurlijke hindernis gaan(tussen twee witte vlaggen of tussen twee rode) is geen fout.
Versieringen van hindernissen Breken en/of het omverwerpen van bloempotten, takken, bladeren of bloemen gebruikt als decoratie van een hindernis wordt niet bestraft. Bouw van hindernissen op het oefenterrein Alle juiste manieren om hindernissen te bouwen om te oefenen worden beschreven in het Handboek voor Stewarding, die ook alle details beschrijft hoe de "stewarding" moet worden uitgevoerd tijdens wedstrijden.