De sturingsmogelijkheden op de aangiftebereidheid van ambulancemedewerkers door hun werkgever
Mark de Laat – s t u d e n t n u m m e r: 312275
1
Student: Mark de Laat E:
[email protected] M: 06-53929091 Begeleider: Jaap Timmer E:
[email protected] T: +88-4699577
2
3
Inhoud 1
Samenvatting ................................................................................................................................................. 6
2
Inleiding en probleemstelling ........................................................................................................................ 8
2.1
Inleiding ......................................................................................................................................................... 8
2.2
Probleemstelling ............................................................................................................................................ 8
2.3
Vraagstelling .................................................................................................................................................. 9
2.4
Leeswijzer ...................................................................................................................................................... 9
3
Theoretisch kader ........................................................................................................................................ 10
3.1
Aangiftebereidheid bij ambulancemedewerkers ........................................................................................ 13
4
Methodologische verantwoording .............................................................................................................. 16
4.1
Databeschrijving .......................................................................................................................................... 16
4.2
Begrippen .................................................................................................................................................... 17
4.3
Operationalisatie ......................................................................................................................................... 17
5
Resultaten .................................................................................................................................................... 19
5.1
Het verschil in aangiftebereidheid............................................................................................................... 20
5.2
Wel of geen aangifte doen? ........................................................................................................................ 21
5.3
Meer aangiftebereidheid als burger of als ambulancemedewerker. .......................................................... 29
5.4
Vermindering aangiftebereidheid ............................................................................................................... 30
5.5
Aanbevelingen om de aangiftebereidheid te verhogen ............................................................................. 33
6
Analyse en discussie .................................................................................................................................... 34
6.1
Analyse ........................................................................................................................................................ 34
6.2
Discussie ...................................................................................................................................................... 36
7
Conclusie en aanbevelingen ........................................................................................................................ 38
7.1
Conclusie ..................................................................................................................................................... 38
7.2
Aanbevelingen ............................................................................................................................................. 38
8.
Nawoord ...................................................................................................................................................... 40
Referenties ............................................................................................................................................................ 41 Begrippenlijst ........................................................................................................................................................ 42 Online enquête ..................................................................................................................................................... 43 Vragen open interviews managementleden ......................................................................................................... 61 Plan van Aanpak .................................................................................................................................................... 63
4
5
1
Samenvatting
In dit onderzoek is gekeken naar de aangiftebereidheid van ambulancewerknemers. Hoe is het hiermee gesteld en is deze aangiftebereidheid door werkgevers te verbeteren? De aanleiding tot dit onderzoek zijn geluiden uit het werkveld dat er een lage aangiftebereidheid is onder deze groep. Om dit onderzoek uit te voeren is een online enquête gehouden onder alle ambulancemedewerkers in vier oostelijke RAV'en. Daarnaast is er een aantal interviews gehouden. In het onderzoek is gekeken of ambulancemedewerkers minder aangiftebereid zijn dan andere burgers. Dit blijkt niet het geval te zijn. Ook is onderzocht of ze bij vergelijkbare voorvallen minder snel aangifte doen in hun rol van ambulancemedewerker dan in hun rol als burger. Hierin bleek een gering verschil. Tot slot was het ook de vraag of er daadwerkelijk aanwijzingen zijn dat ambulancemedewerkers de laatste jaren minder aangiftebereid zijn geworden. Deze aanwijzingen zijn er niet. De belangrijkste redenen waarom ambulancemedewerkers aangifte doen zijn dat zij vinden dat de dader straf verdient en deze moet krijgen. De belangrijkste reden waarom zij geen aangifte doen is dat ze niet anoniem kunnen blijven in het strafproces. De conclusie is dat zwaarder straffen en anonimiteit voor het slachtoffer de aangiftebereidheid onder ambulancewerknemers kunnen verhogen. Daarnaast is meer vertrouwen in politie en justitie en een betere communicatie over resultaten van wetgeving en campagnes van groot belang. De belangrijkste aanbevelingen aan de werkgevers zijn: zorg voor goede kennis over alle mogelijkheden van anonieme aangifte; communiceer dat er wel zwaarder wordt gestraft; draag zorg voor goede contacten met politie en justitie; zorg voor het uitdragen van succesverhalen over vervolging en bestraffing; stop met beweren dat ambulancemedewerkers niet aangiftebereid zijn; materiële beloning van personeel voor het doen van aangifte is niet nodig, zelfs ongewenst.
6
7
2
Inleiding en probleemstelling
2.1
Inleiding
Agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak is de afgelopen jaren een veelbesproken thema. Onder werknemers met een publieke taak verstaan we medewerkers die onder de verantwoordelijkheid van de overheid vallen zoals medewerkers van politie, brandweer en ambulance, maar bijvoorbeeld ook stadswachten, buschauffeurs en ziekenhuispersoneel. Doorgaans ondervindt dit soort agressie veel maatschappelijke verontwaardiging. Vrijwel iedereen vindt geweld tegen deze personen “die er niet om gevraagd hebben” onacceptabel. De overheid, politiek, justitie, media en de beroepsgroep zelf besteden veel aandacht aan het onderwerp. De roep om een harde aanpak van zowel het probleem als van de daders is luid. Er zijn landelijke programma’s gericht op werkgevers, werknemers, maatschappij en daders om dit soort agressie en geweld terug te dringen. Het is de afgelopen jaren mogelijk gemaakt dat extra hoge straffen worden geëist en bij veroordelingen ook worden uitgesproken. Over het feit of geweld en agressie tegen hulpverleners nog steeds toeneemt, verschillen de meningen. Volgens onderzoek in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zou het aantal incidenten van geweld en agressie tegen werknemers met een publieke taak tussen 2007 en 2011 flink zijn gedaald (Flight & Abraham, 2011). Feit is wel dat de media dagelijks berichten over het onderwerp. Het is ook een dankbaar onderwerp voor actualiteitenrubrieken op radio en tv. Ook het geweld en de agressie tegen ambulancemedewerkers is tussen 2007 en 2011 gedaald. Hetzelfde onderzoek van BZK spreekt over een daling van 89% naar 79% zelf gerapporteerd slachtofferschap. Anderen onder wie de directeur van Ambulancezorg Nederland zijn echter van mening dat dit beeld mede wordt veroorzaakt door de lage bereidheid tot aangifte en melding onder ambulancemedewerkers (Website van De Telegraaf, 2012; Website van Zorgvisie, 2012). Ook in verkennende gesprekken voor dit onderzoek met ambulancemedewerkers en managementleden van verschillende ambulancediensten kwam dit naar voren. Als de aangiftebereidheid onder ambulancemedewerkers laag is of zou verminderen dan zou dit een zorgelijke ontwikkeling zijn. Het sluit niet aan bij het landelijk afgesproken beleid dat de aangiftebereidheid bij dit soort voorvallen juist moet worden bevorderd. In 2006 is gestart met het Actieprogramma Veilige Publieke Taak (VPT) van het Ministerie van BZK. Het heeft als doel het aantal voorvallen van agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak te laten dalen. Het faciliteert en ondersteunt werkgevers met een publieke taak. Eén van de doelstellingen uit het programma Veilige Publieke Taak is de drempels opsporen en aanpakken die aangifte belemmeren (Jacobs, Jans, & Roman, 2009). Aangifte is belangrijk. Politie en Openbaar Ministerie hebben een aangifte nodig om een strafrechtelijke aanpak van de daders te kunnen starten. Dat is ook weer van belang voor het rechtvaardigheidsgevoel en voor de verwerking bij slachtoffers. Zonder een aangifte is de kans groter dat daders zonder straf wegkomen. Daarnaast maken aangiftes het probleem in aard en omvang inzichtelijk. Beleid en opsporingsprioriteiten worden vaak beïnvloed door aangiftecijfers. Wanneer we willen dat het onderwerp zijn prioriteit houdt is het van belang dat het slachtoffers aangifte doen. “De aangiftebereidheid zal toenemen als de overheid niet alleen in spotjes op tv en radio laat zien hoe erg het is met agressie tegen hulpverleners, maar er ook daadwerkelijk iets mee gaat doen. Ze dus niet de daders weer te laten lopen of een symbolische boete van 50 euro laat betalen. Nu is het in de media laten zien; "kijk eens hoe wij met onze hulpverleners begaan zijn" maar in de wet niks veranderen zodat aangifte doen geen enkele zin heeft” Citaat uit de enquête
2.2
Probleemstelling
Het is belangrijk dat de beroepsgroep geweld en agressie ziet als onacceptabel en daar ook tegenop wil treden. Een belangrijke stap is daarin de bereidheid om aangifte te doen tegen daders. Als ambulancemedewerkers minder aangiftebereid zijn, moeten daar redenen voor zijn. Zit het in de aard van de mensen die voor dit beroep hebben gekozen en zijn ze als individu minder aangiftebereid dan de “gemiddelde” burger? Of vinden ze de agressie zelf niet van dien aard dat er aangifte moet worden gedaan en wordt geweld en agressie in het werk als een beroepsrisico beschouwd?
8
Mogelijk belemmeren meer praktische factoren de aangiftebereidheid, zoals gebrek aan anonimiteit voor de aangever en de rompslomp die een aangifte met zich meebrengt die de aangiftebereidheid belemmeren. Ook zou gebrek aan vertrouwen van slachtoffers in de juridische afhandeling een rol kunnen spelen. In gesprekken ter voorbereiding op dit onderzoek werden al dit soort argumenten door elkaar genoemd. Maar wat de oorzaak ook is, een geringe of afnemende aangiftebereidheid is ongewenst. Het is daarom zinvol om een onderzoek te doen naar aangiftebereidheid onder ambulancemedewerkers. In dit onderzoek willen we inzicht krijgen of ambulancemedewerkers anders aankijken tegen het doen van aangifte dan andere burgers en welke factoren van invloed zijn op hun aangiftebereidheid. Kortom: er is onvoldoende bekend over de aangiftebereidheid van ambulancemedewerkers. Voor gericht beleid op hun aangiftegedrag is meer kennis nodig waarom ze wel of geen aangifte doen na voorvallen van geweld of agressie.
2.3
Vraagstelling
Het voorgaande brengt ons tot de volgende vraagstelling voor dit onderzoek: In hoeverre wordt de bereidheid onder ambulancemedewerkers om aangifte te doen van agressie en geweld tijdens het werk beïnvloed door factoren die de werkgever kan sturen? Deze onderzoeksvraag zal worden beantwoord door middel van de volgende deelvragen: 1. Wat zijn de bepalende factoren voor de aangiftebereidheid van mensen na een delict? 2. Is er een verschil in aangiftebereidheid tussen ambulancemedewerkers in vier oostelijke RAV'en en de Nederlandse burger? 3. Wat zijn belangrijke factoren waarom ambulancemedewerkers in vier oostelijke RAV'en wel of geen aangifte doen? 4. Verschilt de aangiftebereid van ambulancemedewerkers, in de vier onderzochte oostelijke RAV 'en, die in functie te maken krijgen met een voorval ten opzichte van hun aangiftebereidheid wanneer een vergelijkbaar voorval hen treft als burger? 5. Zijn er aanwijzingen dat ambulancemedewerkers in het algemeen en de onderzochte groep in het bijzonder, geconfronteerd met agressie of geweld, in de voorbije periode minder bereid zijn geraakt aangifte te doen? 6. Zijn er aanbevelingen te doen die de aangiftebereidheid onder ambulancemedewerkers in Oost-Nederland geconfronteerd met agressie of geweld kunnen verhogen? Het doel van dit onderzoek is meer kennis en inzicht te krijgen in de aangiftebereidheid van ambulancemedewerkers die geconfronteerd zijn of kunnen worden met geweld en agressie tijdens het werk en de factoren die op die aangiftebereidheid van invloed (kunnen) zijn. De praktijkdoelstelling van dit onderzoek luidt dan ook: 1. inzicht verkrijgen in factoren die bij ambulancemedewerkers belemmerend werken op het besluit om aangifte te doen bij de politie nadat ze geconfronteerd zijn met geweld of agressie tegen hun persoon terwijl ze in functie waren als ambulancemedewerker. 2. bijdragen aan een hogere aangiftebereidheid bij ambulancemedewerkers die geconfronteerd worden met een daad van agressie of geweld tegen hun persoon door na te gaan wat hun aangiftebereid kan vergroten.
2.4
Leeswijzer
Het theoretisch kader beantwoordt de eerste deelvraag wat de bepalende factoren zijn waarom mensen wel of geen aangifte doen. Hierbij wort ook gekeken wat hierover bekend is voor ambulancemedewerkers. In het hoofdstuk “de methodologische verantwoording” wordt uitgelegd hoe dit onderzoek is aangepakt. Welke informatie is verzameld en hoe zijn, met die informatie, de vragen beantwoord. In het hoofdstuk “resultaten” wordt elke deelvraag afzonderlijk beantwoord. Iedere deelvraag is een afzonderlijke paragraaf, elke paragraaf wordt afgesloten met een conclusie voor de betreffende deelvraag. In de analyse en discussie worden de uitkomsten van de verschillende deelvragen gespiegeld aan het theoretische kader. Ook zal hier kritisch gekeken worden naar het totale onderzoek. In het hoofdstuk “conclusies en aanbevelingen” wordt het antwoord geformuleerd op onze hoofdvraag en worden concrete aanbevelingen richting werkgevers gedaan.
9
3
Theoretisch kader
Dit hoofdstuk beantwoordt de onderzoeksvraag: wat zijn de bepalende factoren voor de aangiftebereidheid van mensen na een delict? Hiervoor is vooral gebruik gemaakt van de inzichten uit de criminologie en de sociologie met betrekking tot dit onderwerp. In Nederland wonen volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in 2012 ongeveer 16,5 miljoen burgers. Een kwart van deze burgers komt jaarlijks in aanraking met criminaliteit (CBS, 2011). In 2011 waren er om en nabij 6,3 miljoen delicten. Van deze delicten werd in 2,2 miljoen van de gevallen door of namens het slachtoffer melding gemaakt bij de politie. In 1,6 miljoen van de gevallen, dus in 25%, werd uiteindelijk een schriftelijke verklaring ondertekend, oftewel aangifte gedaan. Vaak wordt aangenomen dat meldingsbereidheid onder slachtoffers de laatste jaren is toegenomen. Mensen zouden de laatste jaren meer gevoelig zijn geworden voor criminaliteit en vooral voor geweld. Hierdoor zou worden verwacht dat ze eerder delicten bij de politie melden. Daarnaast is het voor slachtoffers makkelijker geworden om aangifte te doen dan in het verleden, bijvoorbeeld via internet. Het percentage meldingen is echter al jarenlang stabiel. Uit onderzoek naar meldingen van delicten in de laatste 25 jaar blijkt maar een zeer geringe stijging van 31% naar 34% (Wittebrood, 2006). Dit fluctueert wel per type incident. Zo is het aantal gemelde geweldsdelicten gestegen maar meldingen van fietsdiefstallen daalde bijvoorbeeld licht. Wel is er in dezelfde periode een behoorlijke stijging te zien van het aantal meldingen dat daadwerkelijk wordt omgezet in een aangifte. Werd in het begin van de jaren 80 van de vorige eeuw slechts in 50% van alle gemelde geweldsdelicten een verklaring ondertekend, in 2004 was dit gestegen naar 80% (Wittebrood). Oorzaken voor deze stijging worden onder andere toegeschreven aan een verbeterde productiviteit van de politie door bijvoorbeeld automatisering en de druk op politie en justitie om bepaalde beleidsdoelstellingen te halen. Daarnaast zal waarschijnlijk ook het gedrag van slachtoffers een rol spelen die vaker bij melding benadrukken dat ze daadwerkelijk aangifte willen doen (Wittebrood). Toch blijkt uit onderzoek in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties steevast dat de aangiftebereidheid nog te wensen overlaat (Sikkema, Abraham, & Flight, 2007). Uit de Veiligheidsmonitor, een landelijke en jaarlijks terugkerende online bevolkingsenquête onder de Nederlandse bevolking, blijkt dat de belangrijkste redenen waarom mensen geen aangifte doen zijn: dat aangifte toch niet helpt, ze bang zijn voor represailles, ze het delict niet belangrijk genoeg vinden of het delict al is opgelost. (CBS, 2011). Ook Groenhuijsen geeft aan dat uit de criminologische literatuur blijkt dat “het is niet zo belangrijk” de allerbelangrijkste reden is om geen aangifte te doen. De factoren die de ernst bepalen zijn vooral lichamelijk letsel, de grote van de schade of het gebruik van een wapen. De tweede oorzaak die hij vindt voor het achterwege blijven van aangifte is “het helpt toch niet”. Een andere reden die frequent wordt genoemd is dat het “geschil al is opgelost” (Groenhuijsen, 2011). Dat in de belangrijkste factoren weinig verandering zit, blijkt uit het feit dat in 1984 deze factoren wereldwijd ook als belangrijkste factoren benoemd werden als reden waarom mensen geen aangifte doen (Skogan, 1984). Slachtoffers hebben grofweg vier opties nadat ze een gebeurtenis als crimineel delict hebben ervaren (Goudriaan, Wittebrood, & Nieuwbeerta, 2004). Allereerst kunnen ze besluiten niets te doen. Dit is een voor de hand liggende optie als het delict bijvoorbeeld niet zo ernstig was. Een tweede mogelijkheid is dat zij proberen de gestolen goederen terug te krijgen en/of schadevergoeding te ontvangen. Een derde optie is dat slachtoffers zonder hulp van buitenaf een oplossing zoeken. Dit kan bijvoorbeeld door de dader zelf te straffen, maar ook het nemen van extra veiligheidsmaatregelen om herhaling te voorkomen is een mogelijkheid. Een vierde optie is dat slachtoffers melding en eventueel aangifte doen bij de politie. Mogelijk kan dan de politie de gestolen goederen achterhalen, een schadevergoeding regelen en/of de dader opsporen en deze laten vervolgen en straffen. Wanneer slachtoffers besluiten het delict te melden en dus een beroep willen doen op ‘het’ strafrecht, is de politie in principe de eerste overheidsinstantie waarmee zij in aanraking komen. Het zoeken naar verklaringen waarom slachtoffers wel of niet voor deze laatste optie kiezen en wel of geen aangifte doen en de determinanten daarvan zijn begonnen in de jaren zeventig van de vorige eeuw toen werd gestart met de slachtofferenquêtes. Uit dit empirisch onderzoek naar deze determinanten blijken grofweg drie verklaringsmodellen welke zich richten op verschillende mechanismen waarom mensen wel of niet tot de keus komen om aangifte te doen. Het economische, het psychologische en het sociologische model. Ze worden door Heike Goudriaan uitvoerig beschreven in haar proefschrift (2006). Deze verklaringsmodellen worden hieronder alle drie nader beschouwd.
10
Economisch verklaringsmodel Het economische verklaringsmodel is een empirisch onderzoek naar aangiftebereidheid het meeste gebruikt. Het gaat ervan uit dat bereidheid tot aangifte gebaseerd is op een (on)bewuste kosten-baten analyse. De vraag die het slachtoffer zich hierbij stelt is of het doen van aangifte voor hem de moeite waard is. Als de verwachte kosten van aangifte hoger zijn dan de opbrengsten zal een slachtoffer geen aangifte doen bij de politie en omgekeerd. Bij de kosten wordt dan vooral de tijd en de inspanning gerekend die met een aangifte is gemoeid (Tolsma, Blaauw, & Te Grotenhuis, 2011). Als een delict dus weinig fysiek letsel of financiële schade oplevert zal volgens dit model niet snel aangifte worden gedaan. Een aangifte kost namelijk altijd iets van de aangever, minimaal tijd, en de opbrengsten zijn laag. Aan de batenkant gaat het vooral om verwachtingen over de inspanning die de politie zich zal getroosten en het positieve resultaat voor de aangever daarvan. Het lijkt namelijk onwaarschijnlijk dat de politie de zaak serieus neemt, prioriteit zal geven en op zal lossen. De beslissing om aangifte te doen wordt volgens dit model dus erg beïnvloed door de ernst van het delict in de ogen van het slachtoffer. De ernst wordt hier bepaald door de mate van geweld of materieel verlies (Van Dijk & Steinmetz, 1979). Van eigendom-misdaden wordt vaker aangifte gedaan dan van geweldsmisdaden en ernstige misdaden worden meer gemeld dan minder ernstige. Dit lijkt ook logisch omdat de verwachte baten (vergelding en financiële winst) hoger zijn. Ook Tolsma verklaart het wel of niet aangifte doen vooral vanuit uit het economische model (2011). Aangifte komt ook volgens hem vooral voort uit een kosten-baten analyse. Het gaat hier dan veelal om de verwachte kosten en baten omdat deze vooraf natuurlijk niet altijd bekend zijn. Aangiftebereidheid stijgt als er duidelijke economische en emotionele motieven mee gediend zijn. Aan de batenkant zijn de belangrijkste voordelen bij een aangifte voor het slachtoffer volgens Tolsma dat het een voorwaarde is om schade te kunnen verhalen, dat hij herhaling kan voorkomen bij gevangenisstraf en dat hij toegang krijgt tot slachtofferhulp en dat het wraakgevoelens reduceert. In dit rijtje moet volgens De Keijser ook het strafdoel vergelding opgenomen worden (2005). Als het slachtoffer vertrouwen heeft dat zijn melding tot een zwaardere straf zal leiden voor de dader stijgt de batenkant en zal dit de aangiftebereidheid vergroten. Uit onderzoek blijkt dan ook dat het financieel belonen van aangevers het aangiftegedrag kan stimuleren. Een beloning van 100 euro heeft een significant positief effect op aangiftebereidheid met betrekking tot vandalisme. Maar alleen als het gegeven wordt bij een aangiftewaardige aangifte. Wanneer de beloning pas wordt uitgekeerd als de dader is gepakt verdwijnt het positieve effect (Tolsma, 2011). Maar kosten dienen veel breder te worden gezien. “Kosten” nemen voor een slachtoffer bijvoorbeeld toe naarmate delicten de persoonlijke levenssfeer meer raken en schaamte en angst voor represailles een belangrijke rol gaan spelen. Kosten zijn daarnaast ook het herbeleven van het incident, de kans op wraak vanuit de dader of diens omgeving of het verliezen van vrienden en kennissen als je aangifte doet tegen iemand uit je directe omgeving. Belangrijk hierbij is de wetenschap dat de identiteit van het slachtoffer na aangifte en gedurende het strafproces bekend zal worden bij de aangeklaagde. Uit diverse studies blijkt dat de bereidheid om aangifte te doen zal stijgen indien de mogelijkheid om anoniem aangifte te doen breder wordt ingevoerd (Tolsma). Hierbij is het de vraag of die bereidheid ook zal stijgen indien de aangever goede kennis heeft van de bestaande situatie van anonieme aangifte. Anonimiteit kan namelijk niet tijdens het hele strafproces gewaarborgd blijven. Verassend is dat uit de Veiligheidsmonitor 2010 blijkt dat slechts in 3% een niet gemeld delict wel was gemeld indien er de mogelijkheid van anonieme aangifte was geweest (CBS, 2010). Samenvattend kan worden gesteld dat vaak geen aangifte zal worden gedaan omdat om tal van redenen de kosten hoger zijn dan de baten. Psychologisch verklaringsmodel Volgens het psychologische verklaringsmodel maken slachtoffers niet alleen een kosten-baten analyse, maar zijn ze soms te geëmotioneerd of angstig om tot een rationeel besluit te komen. Het model gaat er net als het economische vanuit dat vooral ernstige delicten, in de beleving van een slachtoffer, bij de politie worden gemeld. Deze leiden namelijk tot de ernstigste emoties wat de besluitvorming zal beïnvloeden. Angst (voor de consequenties), stress, zijn doorgaans doorslaggevend. Volgens dit model zijn ook de houding van de politie en eerdere ervaringen met het doen van aangifte van belang. Vertrouwen is een belangrijke determinant voor aangiftebereidheid. Dit geldt in sterke mate voor het vertrouwen in de politie (Goderie, Janssen, Lünneman, & Nieborg, 2003). De aangiftebereidheid stijgt als slachtoffers de politie zien als een efficiënte en effectieve organisatie, maar wordt de politie beschouwd als weinig succesvol dan daalt de aangiftebereidheid weer (Tolsma et al., 2011). Kennis van specifiek beleid vergroot het vertrouwen in de politie. Wanneer burgers bijvoorbeeld op de hoogte zijn van extra aandacht bij politie om fietsdiefstallen terug te dringen heeft dit een positieve invloed op het aantal aangiften hiervan (Goderie et al., 2003). Als de politie bij melding al aangeeft dat de pakkans klein is, daalt de aangiftebereidheid.
11
Dat vertrouwen een belangrijke factor is in aangiftebereidheid wordt door Tolsma aangetoond in een vignettenstudie (2011). In deze studie naar de aangiftebereidheid onder de Nederlandse bevolking werd aan 690 respondenten in totaal meer dan 210 fictieve scenario’s voorgelegd. Zij moesten aangeven of zij wel of niet aangifte zouden doen. Als belangrijkste uitkomsten noemt hij vertrouwen in de politie en hoe meer zorgen men zich maakt over de criminaliteit, hoe eerder men aangifte doet. Een positief effect op de aangiftebereidheid heeft ook de aanmoediging om tot aangifte over te gaan door de politieambtenaar. Maar het omgekeerde geldt ook. Indien de politieambtenaar laat blijken dat de aangifte weinig succesvol zal zijn, bijvoorbeeld geen dader die wordt gepakt, dan leidt dit tot minder aangiftebereidheid. Des te vervelender is dat uit onderzoek van het ministerie van Binnenlands zaken blijkt dat de tevredenheid over het politiecontact tussen 1993 en 2005 is gedaald (BZK, 2005). De daling wordt vooral veroorzaakt omdat burgers minder tevreden zijn over afhandeling van hun aangifte. Een logisch effect hiervan is dat het vertrouwen en daarmee de aangiftebereidheid van mensen daalt wanneer ze al eerdere een aangifte hebben gedaan ten opzichte van mensen die nog nooit slachtoffer zijn geweest (Tolsma et al., 2011). Binnen het psychologisch verklaringsmodel speelt ook de omgeving van een slachtoffer een belangrijke rol. Bijvoorbeeld de adviezen en opvattingen van familieleden, vrienden en collega’s. Als bijvoorbeeld in de sociale omgeving van het slachtoffer de norm leeft dat er altijd aangifte moet worden gedaan van criminaliteit zal een slachtoffer eerder aangifte doen. Maar het omgekeerde is ook het geval. Wanneer je wordt omgeven door sociale omgeving die weinig met de politie op heeft, ligt het niet voor de hand om voor de oplossing van ernstige problemen juist die route te kiezen. Het psychologische model gaat er dus vanuit dat niet alleen delictkenmerken bepalen of er aangifte wordt gedaan, maar ook slachtofferkenmerken en de sociale omgeving van het slachtoffer (Goudriaan, 2006). Volgens Van Dijk kan de aangiftebereidheid stijgen indien de positie van het slachtoffer in het eventuele strafproces versterkt wordt. De politie zou gedupeerden die aangifte komen doen moeten bejegenen als VIPS, als mogelijke partijen in een toekomstig proces tegen de dader. Maar pas als gedupeerden worden erkend als een serieuze partij in het proces, kan volgens Van Dijk ook van politiemensen worden verwacht dat zij de aangever werkelijk serieus nemen. De machtpositie van het slachtoffer wordt dan ook vergroot. Als voorbeeld noemt hij het reëel spreekrecht zoals Finland dit kent. Dus niet alleen een verklaring afleggen zoals sinds kort kan in Nederland, maar ook mogen spreken over verwijtbaarheid en straftoemeting. Een sterkere positie van het slachtoffer in het proces vergroot de aangiftebereidheid (2009). Sociologisch verklaringsmodel Het sociologische verklaringsmodel gaat ervan uit dat de kans dat misdrijven worden aangegeven een functie is van sociale structuren in de maatschappij waarin slachtoffer en daders leven. De mate van welvaartsverdeling en informele sociale controle hangen samen met de mate waarin aangifte wordt gedaan. Dit model richt zich in tegenstelling tot het economische en psychologische model dus niet op de individuele besluitvorming maar op de invloed van de sociale omgevingsfactoren op deze besluitvorming (Goudriaan, 2006). Dit wordt onderschreven door Groenhuisen die stelt dat er aanwijzingen zijn dat de mate van sociaal-economische deprivatie van de buurt waar het slachtoffer woont negatief samenhangt met de geneigdheid om misdaad te rapporteren aan de autoriteiten. Ook de mate van informele sociale controle heeft invloed op het gedrag van slachtoffers. Naarmate er méér informele reguleringsmechanismen bestaan, is er minder behoefte aan officiële overheidsinterventies (2011). Een conclusie die ook terug komt in het onderzoek in Bible belt-gemeenschappen waarin wordt geconstateerd dat dit verklaringsmodel mede de oorzaak is van een gering aantal aangiftes na incidenten binnen deze gemeenschappen. Men regelt het wel binnen de gemeenschap (Van Duin, Van der Torre-Eillert, Bergsma, & Van der Torre, 2010). Mensen zien aangifte doen overigens niet als een burgerplicht. Uit de Veiligheidsmonitor 2010 scoort ‘ik vond het mijn plicht” met 9% het laagst (CBS, 2010). Dit wordt bevestigd door de uitkomst dat de aangiftebereidheid sterk verlaagd als de dader uit de eigen vriendenkring voortkomt (Tolsma, 2011). Als mensen het als een zwaarwegende burgerplicht zouden zien, zou dit niet zo moeten zijn. Volgens de meeste onderzoekers hebben sociaal-geografische motieven een beperkte invloed op de aangifte bereidheid. De belangrijkste uitkomsten op dit gebied zijn dat vrouwen meer aangifte doen dan mannen en ouderen meer dan jongeren (Tolsma). Samenvattend kan worden gesteld dat in het overgrote deel van de empirische studies naar aangiftegedrag wordt uitgegaan van het economische verklaringsmodel. Hierbij wordt vooral gekeken naar kosten en baten, dit speelt een belangrijke rol. De beslissing om wel of geen aangifte te doen wordt vooral bepaald door de vraag of de opbrengsten voor het individu van zijn aangifte wel opwegen tegen alle(mogelijke) kosten op materieel en immaterieel vlak. Toch is het zeker ook belangrijk het psychologische verklaringsmodel mee te nemen. Bereidheid tot aangifte is geen rechttoe rechtaan kosten-baten analyse. Een belangrijke factor in het psychologische model is vertrouwen.
12
Bij de factor vertrouwen wordt de beslissing om aangifte te doen vooral bepaald door het vertrouwen in instituties zoals politie en justitie en vertrouwen in het systeem. Maar ook de verwachtingen van de omgeving van het slachtoffer kunnen een belangrijke rol spelen in de aangiftebereidheid. Daarnaast is de ervaren ernst een belangrijke factor.
3.1
Aangiftebereidheid bij ambulancemedewerkers
Algemeen beeld onder werknemers met een publieke taak Veel vaker dan een gemiddelde burger heeft een ambulancemedewerker in zijn werk de kans om geconfronteerd te worden met geweld en of agressie. Als er sprake is van eenzijdige afhankelijkheidsverhoudingen of gezondheid is in het geding dan lopen werknemers een groter risico geconfronteerd te worden met geweld (Goderie et al., 2003). Dit geldt ook voor ambulancemedewerkers. Een verklarend onderzoek wat hen wel of niet aangiftebereid maakt is voor zover bekend tot op heden niet gedaan. Volgens een handreiking van het sectorfonds voor ambulancezorg (SOVAM) voor het management van ambulancediensten zijn er 3 redenen waarom ambulancemedewerkers weinig aangifte doen; onbekendheid met de procedure, onbekendheid met het vervolg op de aangifte en angst voor represailles door de veroorzaker (Peerdeman & Brouwer, 2007). Binnen het programma Veilige Publieke Taak van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zijn de afgelopen jaren wel diverse onderzoeken en rapporten verschenen over geweld en agressie tegen personen met een publieke taak. Hierbij is in verschillende onderzoeken ook gekeken naar de reden waarom er wel of geen aangifte is gedaan (Sikkema et al., 2007; Jacobs et al. 2009). In 2011 is het rapport “Agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak” van de DSP-groep gepubliceerd (Flight & Abraham, 2011). Dit rapport beschrijft de ontwikkeling van geweld en agressie aan de hand van een vergelijking tussen 3 grote kwantitatieve onderzoeken die zijn uitgevoerd in 2007, 2009 en 2011. De uitkomsten over incidentie van voorvallen en aangifte zijn ontleend uit het tabellenboek van dit rapport. In 2011 is 59% van al de werknemers met een publieke taak slachtoffer geworden van één of meer voorvallen van agressie of geweld. In figuur 1 is te zien met welke vormen hiervan ze werden geconfronteerd. Hierin is te zien dat het in de meeste gevallen ging om verbale agressie, zoals schelden, schreeuwen en treiteren. Figuur 1. Ongewenst gedrag per type agressie. 2011 is blauw, 2007 is grijs (Flight & Abraham, 2011, p. 7)
Fysiek geweld, zoals duwen, slaan en schoppen en intimidatie overkwam een vijfde van alle ondervraagden. Iets meer dan de helft van al deze voorvallen is gemeld bij de werkgever. Ongeveer 10% is ook gemeld bij de politie en in zeven procent werd uiteindelijk aangifte gedaan. Dit zijn de gemiddelde waardes voor alle type incidenten samen. Het type incident is namelijk erg bepalend voor de aangiftebereidheid. Zo werd bij fysiek geweld in 28% van de voorvallen aangifte gedaan maar bij verbaal geweld maar in drie procent van de gevallen. In de onderzoeken is niet gekeken waarom mensen wel aangifte doen maar vooral naar de reden waarom ze geen aangifte doen. De belangrijkste redenen waarom geen aangifte wordt gedaan is dat een incident niet als ernstig wordt beschouwd, de tijdinvestering te groot is, of men er vanuit gaat dat het toch tot niets zal leiden. Dit komt overeen met de belangrijkste redenen uit de algemene verkenning waarom burgers (geen) aangifte doen.
13
Specifiek beeld onder ambulancemedewerkers Het onderzoek onder de ambulancemedewerkers is in 2011 is gehouden onder een representatieve steekproef van 1000 personen waarvan in totaal 272 respondenten hebben gereageerd. Hen werd gevraagd of ze in de laatste 12 maanden geconfronteerd waren met geweld en of agressie. Van de respondenten gaf 79% aan dat dit het geval was. Ze worden dus meer dan gemiddeld voor werknemers met een publieke taak getroffen door geweld of agressie. Ten opzichte van eerder onderzoek uit 2007 en 2009 is dit een daling met 10%. In figuur 2 is weergeven met welk type agressie en geweld ze vooral werden geconfronteerd. Het merendeel van de respondenten geeft aan dat het om verbale agressie gaat. Maar ook met fysieke agressie hebben ambulancemedewerkers veel meer te maken dan veel andere medewerkers met een publieke taak. Alleen beroepen als politie, gevangenisbewaarders, gerechtsdeurwaarders en treinpersoneel scoren daarin hoger. Met voorvallen zoals discriminatie en (seksuele) intimidatie hebben ambulancemedewerkers een stuk minder te maken. Ambulancemedewerkers melden volgens dit onderzoek incidenten het minst van alle publieke werknemers bij hun werkgever (30%) maar bespreken het vooral met collega’s. Ook diverse andere onderzoeken doen deze constatering. (Sikkema et al., 2007; Jacobs et al., 2009). Redenen waarom ze incidenten niet melden zijn: het was niet zo erg, het hoort bij het werk, het incident is ter plekke afgehandeld, er gebeurt toch niets mee en melden kost teveel tijd en verstoort het werkritme. In slechts vijf procent van de incidenten is vanuit de werkgever actie ondernomen richting de dader. Figuur 2. Ongewenst gedrag per type agressie onder ambulancemedewerkers in 2011 in procenten. (Flight & Abraham, 2011)
verbale agressie fysieke agressie 2011
intimidatie Discriminatie sexuele intimidatie 0
20
40
60
80
100
Dit kan bijvoorbeeld een telefonische reactie of een brief zijn. Iets meer dan één op de tien voorvallen leidde tot een aangifte en in 12% is het wel gemeld bij de politie maar werd geen aangifte gedaan. Ambulancemedewerkers scoren in dit onderzoek voor het doen van aangifte hoger dan veel andere onderzochte beroepsgroepen. Dit is echter verklaarbaar gezien de aard van de voorvallen waarmee men te maken krijgt. Veel meer dan veel andere beroepsgroepen hebben ambulancemedewerkers te maken met geweldsdelicten wat een belangrijke reden blijkt te zijn om aangifte te doen. De redenen waarom geen aangifte wordt gedaan komen erg overeen met de redenen waarom ook niet wordt gemeld. In tabel 1 zijn deze redenen bij elkaar gezet met daarachter de percentages die bepaalde redenen scoorde. Tabel 1. Redenen om geen aangifte te doen met daarbij de percentages dat het antwoord werd genoemd, meerdere antwoorden mogelijk. (Abraham & Roorda, 2011, p. 69)
Reden om geen aangifte te doen Incident is niet erg genoeg Hoort bij het werk Aangifte kost me te veel tijd of is onpraktisch Voorval is ter plekke opgelost Er wordt toch niets mee gedaan Niet aan gedacht om aangifte te doen Wist niet dat het voor aangifte in aanmerking kwam De organisatie stimuleert het niet Angst voor represailles/ kan niet anoniem Ik schaam me er voor
percentage 54% 36% 36% 35% 21% 11% 10% 5% 4% 0%
14
Overigens geeft drie kwart van de ambulancemedewerkers aan dat het voorval geen gevolgen voor hen heeft gehad en in 17% van de gevallen geeft men aan dat men zich gespannen of gekwetst heeft gevoeld. Naar aanleiding van een voorval heeft één procent zich één of meer dagen ziek gemeld. Er is weinig onderzoek gedaan naar wat de kosten zijn van agressie en geweld. In 2007 werden de loonkosten voor de ambulancesector door ziekte en minder functioneren ten gevolge van ongewenst gedrag geschat op €2.260.000 (Sikkema et al., 2007). Een rapport uit 2009 van Berenschot onder vier Regionale Ambulance Voorzieningen in de Randstad en Utrecht waarbij is gekeken of medewerkers het meest recente voorval bij hun werkgever hadden gemeld en eventueel aangifte hadden gedaan geeft een vergelijkbaar beeld ten aanzien van het melden en aangiften doen bij politie (van Zanten, et al., 2009). Minder dan een vierde had hier het voorval gemeld. De helft van die groep heeft ook aangifte gedaan. Dus ook iets meer als 10%. Al deze opsommingen en feitelijkheden waarom geen aangifte is gedaan ten spijt zegt dit alles weinig over de aangiftebereidheid van ambulancemedewerkers. In de inleiding van dit onderzoek is de verwachting uitgesproken dat ambulancemedewerkers minder aangiftebereid zijn dan gewone burgers en dat ze in de afgelopen periode ook minder aangiftebereid zijn geworden. Uit deze literatuurverkenning is gebleken dat volgens het economische verklaringsmodel kosten versus baten een belangrijke determinant is voor aangiftebereidheid. Als het zo is dat ambulancemedewerkers minder aangiftebereid zijn (geraakt) kan de verklaring zijn dat de kosten versus baten meer dan bij de gewone burger negatief voor ze uitpakt. Dus dat aangifte voor hen meer kosten met zich mee brengt en minder baten. Volgens het psychologische verklaringsmodel is gebleken dat vertrouwen in vooral politie en justitie belangrijk is voor aangiftebereidheid. Uit onze oriënterende gesprekken met medewerkers van ambulancediensten weten we dat sommigen denken dat dit vertrouwen er niet (meer) is. Verklaart dit dan de vermeende geringere aangiftebereidheid? Of komt het door de (werk)omgeving van het slachtoffer, iets dat ook bepalend kan zijn voor de aangiftebereidheid. Er is nog amper onderzoek gedaan naar de aangiftebereid van ambulancemedewerkers. Het is dan ook zinvol om dit nu te doen. “Ik heb gemerkt dat de politie er niet altijd achter staat, in eerste instantie kreeg ik van hen het advies om geen aangifte te doen omdat de officier er "gehakt" van zou maken. Dat vergroot de aangiftebereidheid natuurlijk niet. Het was een forse fysieke mishandeling, dank zij collega's heb ik uiteindelijk wel aangifte gedaan maar de houding van de politie was eerst erg afhoudend.” Citaat uit de enquête
15
4
Methodologische verantwoording
In dit hoofdstuk wordt beschreven welke onderzoeksmethoden zijn gebruikt voor de beantwoording van de centrale onderzoeksvraag en de deelvragen. Eerst volgt een beschrijving van de data die is verzameld. Daarna worden de gebruikte begrippen gedefinieerd. Onder operationalisatie is beschreven hoe de data is gebruikt voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen.
4.1
Databeschrijving
Online survey Voor de beantwoording van onze onderzoeksvragen maken we vooral gebruik van de data die zijn verkregen uit een online survey die in de periode september tot en met november 2012 is uitgezet onder alle ambulanceverpleegkundigen en ambulancechauffeurs van vier van de vijf bij het onderzoek betrokken Regionale Ambulance Voorzieningen (RAV'en). De online survey is als bijlage bijgevoegd. Het ging daarbij om de RAV'en Gelderland-Midden, Gelderland-Zuid, Twente en IJsselland. De RAV Noord- en Oost-Gelderland wilde niet deelnemen aan de online survey omdat haar medewerkers in dezelfde periode werden benaderd voor een online survey vanuit het programma Veilige Publieke Taak. De afbakening tot deze vijf RAV'en heeft te maken met praktische redenen van bereikbaarheid en contacten voor de te houden interviews en de beperkte beschikbare tijd voor het uitvoeren van dit onderzoek. Onze online survey hebben we de Ambulance Aangiftemonitor genoemd, de AAM. Voor de gestructureerde vragenlijst is gebruik gemaakt van de online enquêtetool Survey Monkey (www.surveymonkey.com). Aan al de ambulanceverpleegkundigen en ambulancechauffeurs is gevraagd de enquête in te vullen. Het invullen van de vragenlijst duurde ongeveer 20 minuten. De deelnemers werden benaderd via een groepsmail met daarin een link naar de enquête. Aan de werkgever is gevraagd om tegelijkertijd ook via een algemene mail een oproep te doen aan het personeel om aan deze enquête deel te nemen. Na twee weken is een herinneringsmail verstuurd. Aan respondenten werden in totaal 4 blokken met vragen voorgelegd. Het eerste blok had betrekking op Individuele sociaal-demografische kenmerken. Het tweede blok had betrekking op hun houding ten aanzien van voorvallen die ze mogelijk als burger in de laatste twaalf maanden hadden meegemaakt of als burger in de komende twaalf maanden mee zouden kunnen maken. Blok drie ging over hetzelfde maar nu in hun functie als ambulancemedewerker. Het laatste blok bestond uit een aantal algemene vragen. Hieronder is kort beschreven wat bij de verschillende blokken aan de respondenten is gevraagd. Een meer gedetailleerde uitwerking is beschreven onder de resultaten. Onder de individuele sociaal-demografische kenmerken is de respondenten gevraagd naar geslacht, leeftijd, de ambulancedienst waar men werkte, hoe lang men hier werkte en de functie die werd uitgeoefend (ambulanceverpleegkundige of ambulancechauffeur). In het tweede blok is hen voor 6 type voorvallen (inbraak zonder schade, inbraak met schade, vernieling, mishandeling en bedreiging) gevraagd of ze deze als burger, dus niet in hun functie als ambulancemedewerker, hadden meegemaakt. Of ze daarvan melding dan wel aangifte bij politie hadden gedaan en waarom ze dit wel of niet hadden gedaan. Indien ze het hadden gedaan of ze tevreden waren over de inzet van de politie en of ze, wanneer het binnenkort (weer) zou gebeuren, (opnieuw) aangifte zouden doen. Ook daarbij werd weer de vraag gesteld waarom wel of waarom niet. Afhankelijk van de soort vraag kon gescoord worden in een vijfpuntenschaal die de houding aan gaf of kon gescoord worden op specifieke redenen. Omdat we deze vragen willen vergelijken met de uitkomsten uit de Veiligheidsmonitor 2011 van het CBS zijn onze vragen op deze zelfde wijze gesteld als in dat onderzoek. In het derde blok is respondenten gevraagd of ze één of meer van drie genoemde voorvallen hadden meegemaakt in hun functie als ambulancemedewerker. Het ging hierbij om voorvallen (bedreiging, mishandeling en vernieling) die ook in blok twee aan de orde waren gekomen Indien ze een voorval hadden meegemaakt is gevraagd of ze dit hadden gemeld bij de werkgever en / of politie en of ze aangifte hadden gedaan. Afhankelijk van de antwoorden is weer gevraagd wat redenen waren om wel of geen melding of aangifte te doen. De redenen werden gescoord naar belangrijkheid. Indien er aangifte is gedaan is ook gescoord hoe tevreden men was over politie en justitie. Respondenten is ook gevraagd of ze indien ze (opnieuw) te maken zouden krijgen met een voorval (weer) aangifte zouden doen. Ook hierbij konden redenen waarom wel of waarom niet in belangrijkheid gescoord worden. In het vierde blok is aan de respondenten een aantal beweringen voorgelegd met daarbij de vraag of deze hun aangiftebereidheid zouden bevorderen. Ook deze konden ze scoren in een vijfpuntenschaal op waarschijnlijkheid.
16
Daarnaast zijn in dit blok nog vragen gesteld over het beleid en afspraken met betrekking tot geweld en agressie binnen de eigen RAV en hun eigen bekendheid hiermee. Ook is gevraagd hoe groot ze het probleem van agressie en geweld zelf vinden. Als laatste is hen gevraagd of ze vinden dat hun eigen aangiftebereidheid de afgelopen 2 jaar is veranderd. Open interviews Verder is voor dit onderzoek nog een aantal open interviews aan de hand van niet-gestructureerde vragenlijsten gehouden met managementleden van de vijf RAV'en, die het onderwerp geweld en agressie tegen hulpverleners als aandachtgebied hebben. Ook deze zijn als bijlage toegevoegd. Aan hen zijn vragen gesteld over de aangiftebereidheid van hun personeel, het lokale beleid en hun rol als werkgever hierin. Telefonisch is ook nog een vijftal medewerkers geïnterviewd die te maken hebben gehad met een gewelds- of agressie- incident waarna aangifte heeft plaatsgevonden. Met hen is vooral gesproken over hun ervaringen en hoe ze hierop terugkijken. Is hun bereidheid om opnieuw aangifte te doen toe of afgenomen? Hoe denken zij dat hun collega’s er tegen aan kijken? Deze medewerkers zijn vooraf door hun werkgever benaderd met de vraag of ze hieraan mee wilden werken. De resultaten van de interviews zullen met name in de discussie worden meegenomen.
4.2
Begrippen
In deze scriptie wordt wisselend gesproken over online survey en enquête. Met beide wordt de vragenlijst bedoeld die door ambulancemedewerkers is ingevuld ten behoeve van dit onderzoek. Deze enquête hebben we de Ambulance Aangiftemonitor genoemd. In dit onderzoek wordt hij afgekort tot AAM. Met ambulancemedewerkers worden de verpleegkundigen en chauffeurs bedoeld die het ambulancevervoer uitvoeren. Alleen wanneer het relevant is om verschil tussen de beide groepen te maken zal dit worden gedaan. Aangezien het merendeel van de ambulancemedewerkers man is wordt in de tekst voor de mannelijke vorm gekozen. Hiermee worden echter ook vrouwen bedoeld. Onder aangifte wordt verstaan de melding van een strafbaar feit bij de politie die leidt tot een geschreven en getekende verklaring, het proces verbaal, met als doel strafrechtelijke vervolging van de dader. Met de term “aangiftebereidheid” wordt dan de wil van een persoon bedoeld om een strafbaar feit te melden bij de politie en een verklaring te ondertekenen met als doel om te komen tot een strafrechtelijke aanpak van de dader. Met “melding” wordt gedoeld op het melden van een voorval bij werkgever of politie met als doel dat er kennis van het voorval wordt genomen. Voor melding bij de politie betekent dit dat het voorval ook wordt geregistreerd. Er is echter nog geen sprake van aangifte. De term “voorval” wordt in het verdere vervolg van deze scriptie als algemeen begrip gebruikt voor delicten, misdrijven en incidenten van agressie en geweld die aangiftewaardig zijn. De reden hiervan is dat deze term ook consequent in de enquête is gebruikt. De ambulancesector heeft agressie en geweld gedefinieerd als ‘voorvallen waarbij de werknemer psychisch fysiek wordt lastig gevallen, bedreigd of aangevallen, onder omstandigheden die rechtstreeks verbandhouden met het verrichten van arbeid (AZN, 2011, p. 123) Binnen dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een wat bredere definitie die is ontleend aan het actieprogramma “Aanpak Agressie en Geweld Tegen Werknemers met Publieke Taken” van het ministerie van BZK (2006). Hierbij wordt onder agressie en geweld verstaan ‘Het welbewust verbaal uiten, gebruiken van fysieke kracht of macht, dan wel het dreigen daarmee, gericht tegen een werknemer, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het verrichten van de publieke taak, het geen resulteert of waarschijnlijk zal resulteren in een gevoel van bedreiging, materiële schade, letsel, de dood of psychische schade’. Hoewel met “agressie” over het algemeen de verbale uitingen van agressie en geweld worden bedoeld en met “geweld” de fysieke vormen, is dit onderscheid niet steeds toegepast. De term “agressie” kan ook duiden op fysiek geweld.
4.3
Operationalisatie
Hieronder wordt nu per deelvraag kort aangegeven hoe we die met de ons beschikbare data gaan beantwoorden. De eerste deelvraag over de bepalende factoren voor aangiftebereidheid is al beantwoord door middel van de literatuurstudie. Hierbij is gebruik gemaakt van de inzichten uit de criminologie en de sociologie. Beschreven zijn de gangbare theorieën. Ook is gekeken of er in de literatuur aanwijzingen zijn dat voor de onderzochte beroepsgroep misschien andere of bijkomende factoren een rol spelen.
17
De tweede deelvraag “Is er een verschil in aangiftebereidheid tussen ambulancemedewerkers in de vier oostelijke RAV'en en de Nederlandse burger” wordt beantwoord met behulp van de online survey. Dit wordt gedaan door een vergelijking van onze data met die uit de Integrale Veiligheidsmonitor 2011 (CBS, 2011). De Integrale Veiligheidsmonitor (IVM) is een landelijke en jaarlijks terugkerende online bevolkingsenquête onder de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder. In de IVM wordt onder andere ervaringen met veel voorkomende criminaliteit, en het oordeel van de bevolking over het optreden van de politie onderzocht. In 2011 is de willekeurige steekproef gehouden onder 220.000 respondenten. Binnen onze onderzoeksgroep en die van de IVM zijn respondenten die gelijkwaardige voorvallen als burger hebben meegemaakt. Zij zijn dus beide slachtoffer geweest. Door beide groepen te vergelijken op verschil in het doen van aangifte kunnen we zien of er verschillen zijn in hun houding. Ditzelfde is ook bekeken voor fictief slachtofferschap. Hiermee beantwoorden we deze deelvraag. Voor de beantwoording van de derde deelvraag “wat zijn belangrijke factoren waarom ambulancemedewerkers wel of geen aangifte doen?” zijn rechte tellingen verricht met de data uit ons onderzoek. Op verschillende momenten in het proces is gekeken hoe belangrijk bepaalde redenen waren voor onze respondenten om wel of geen aangifte te doen. In die redenen is vervolgens een rangorde aangebracht op basis van belangrijkheid. Voor de beantwoording van deze vraag zijn ook de antwoorden gebruikt op de enquêtevraag wat volgens de respondenten bij hen de aangiftebereidheid zou vergroten. Hiervoor kregen ze een aantal stellingen welke ze op belangrijkheid konden scoren. Ook de antwoorden op de vragen over de tevredenheid bij respondenten over de afhandeling van hun aangifte door de politie en justitie zijn meegenomen. Uiteindelijk is ook nog gekeken of functie, geslacht, RAV en herhaald slachtofferschap belangrijke factoren zijn bij deze deelvraag. De uitkomsten van de survey worden vervolgens nog gespiegeld aan de uitkomsten van de interviews. Ook de vierde deelvraag “verschilt de aangiftebereid van ambulancemedewerkers, in de vier onderzochte oostelijke RAV' en, die in functie te maken krijgen met een voorval ten opzichte van hun aangiftebereidheid wanneer een vergelijkbaar voorval hen treft als burger?” wordt beantwoord met behulp van een vergelijking tussen uitkomsten uit de online survey. Hiervoor vergelijken we de antwoorden van onze respondenten die ze gaven als burger over een bepaald voorval met de antwoorden die ze gaven vanuit hun functie als ambulancemedewerker ten aanzien van dit zelfde voorval. Het meest eenvoudig zou zijn door de antwoorden te vergelijken van de respondenten die beide vergelijkbare voorvallen hebben meegemaakt, zowel als burger en als ambulancemedewerker. Die groep is echter te klein. Daarom hebben we hiervoor ook de respons betrokken die we hebben gekregen op vragen over het opnieuw doen van aangifte na een eerder voorval en de verwachte aangifte op een fictief voorval. De vijfde deelvraag gaat over de vraag of er aanwijzingen zijn dat de aangiftebereidheid van de ambulancemedewerkers in de laatste jaren is afgenomen. Antwoord op deze vraag komt gedeeltelijk uit literatuuronderzoek. Hierbij zal vooral gebruik worden gemaakt onderzoeksrapporten die in opdracht van het ministerie van Binnenlandse zaken zijn gemaakt voor het programma Veilige Publiek Taak (VPT). Ook worden de uitkomsten van de interviews meegenomen bij de beantwoording van deze vraag. Daarnaast wordt de vraag beantwoord door verbanden te zoeken binnen de enquête. Bijvoorbeeld of eerdere ervaringen negatieve of positieve invloed hebben op aangiftebereidheid. Ook is de respondenten gevraagd of zijzelf vinden dat hun aangiftebereidheid is gewijzigd. De zesde en laatste deelvraag of er aanbevelingen te doen zijn die de aangiftebereidheid onder ambulancemedewerkers geconfronteerd met agressie of geweld kunnen verhogen, wordt beantwoord aan de hand van de antwoorden op onze eerdere deelvragen.
18
5
Resultaten
In Nederland werkten in 2011 in totaal 4163 personen als ambulancemedewerker (AZN, 2011). In tabel 2 is de verdeling naar functie en geslacht weergegeven. Tabel 2. Ambulancemedewerkers in 2011 verdeeld naar functie en geslacht (AZN, 2011, p. 17)
In de vier RAV'en die mee hebben gedaan aan de online survey zijn bij elkaar 658 personen werkzaam als ambulanceverpleegkundige of ambulancechauffeur. Dit is dus ongeveer 22% van alle ambulancemedewerkers in Nederland. Van deze benaderde groep hebben 334 respondenten (51%) de vragenlijst geheel (267) of gedeeltelijk (67) ingevuld. De reden dat respondenten de vragenlijst soms niet helemaal hebben afgemaakt is onbekend. Een oorzaak kan zijn dat de vragenlijst niet tussendoor gestopt kon worden om vervolgens later mee verder te gaan. Uit analyse van de IP-adressen blijkt dat meerdere enquêtes op dezelfde computer zijn ingevuld, dus waarschijnlijk op het werk. Wanneer ambulancemedewerkers acuut weg moeten konden zij de enquête later niet afronden. De data uit een enquête die tussendoor is gestopt, is wel opgeslagen maar geregistreerd als onvolledige enquête. Bij de analyse van de enquête is hiermee steeds rekening gehouden. Wanneer percentages worden genoemd in dit verslag gaat dit dus over het percentage in relatie tot het aantal respondenten dat deze vraag heeft beantwoord. De gemiddelde leeftijd van de vrouwelijke respondenten is 42,7 jaar die van de mannen is 45,7 jaar. In onderstaand tabel 3 is in de eerste kolom in absolute cijfers per RAV het totaal aantal benaderde medewerkers vermeld. In de tweede kolom is aangegeven hoeveel medewerkers uiteindelijk de online survey hebben ingevuld. In de overige kolommen is het totaal aantal respondenten onderverdeeld in geslacht en in functie. Tabel 3. Respondenten per RAV in absolute getallen
Door het verschil in respons, vooral Gelderland-Midden is ondervertegenwoordigd, kunnen de uitkomsten niet gegeneraliseerd worden voor alle vier de RAV'en. De steekproef is echter wel op basis van geslacht en functie en de combinatie van deze beide representatief voor alle RAV'en in Nederland. De resultaten zijn daarmee een goede indicator voor de stand van zaken ten aanzien van aangiftebereidheid binnen de beroepsgroep van ambulancemedewerkers. Aan de respondenten is gevraagd of ze de afgelopen vijf jaar, terwijl ze niet in functie waren als ambulancemedewerker slachtoffer zijn geweest van `een poging tot inbraak in hun woning zonder dat er iets was gestolen’, `een inbraak in hun woning waarbij wel iets was gestolen’, `een bedreiging met lichamelijk geweld’, `mishandeling’ en `vernieling van eigendom’. De wijze waarop de vragen zijn opgesteld is identiek aan de vragen uit de Integrale Veiligheidsmonitor 2011 waarmee onze uitkomsten zijn vergeleken.
19
Daarnaast is aan de respondenten gevraagd of ze slachtoffer zijn geweest terwijl ze wel in functie waren als ambulancemedewerker van `vernielen van materialen of verhinderen van werkzaamheden’, `fysieke agressie’ en `bedreigen en/of intimideren’. Voor al dit soort voorvallen is hen gevraagd of ze dit bij de politie hebben gemeld en of ze aangifte hebben gedaan. Bij de voorvallen in hun functie is ook gevraagd of het voorval is gemeld bij de werkgever. Aan de hand van deze vragen is de variabele “eerdere ervaringen burger” te construeren. Deze bestaat uit vijf categorieën: 1. geen slachtoffer afgelopen 5 jaar als burger 2. wel slachtoffer afgelopen 5 jaar als burger en geen melding gedaan bij politie 3. wel slachtoffer afgelopen 5 jaar als burger en melding gedaan bij politie 4. wel slachtoffer afgelopen 5 jaar als burger en geen aangifte gedaan bij politie 5. wel slachtoffer afgelopen 5 jaar als burger en aangifte gedaan bij politie. Ook is de variabele “eerdere ervaring ambulancemedewerker” geconstrueerd. Deze bestaat uit zeven categorieën: 1. geen slachtoffer afgelopen 5 jaar als ambulancemedewerker 2. één of meer keer slachtoffer geweest als ambulancemedewerker in de afgelopen vijf jaar maar niet gemeld bij werkgever 3. één of meer keer slachtoffer geweest als ambulancemedewerker in de afgelopen vijf jaar en gemeld bij werkgever 4. één of meer keer slachtoffer geweest als ambulancemedewerker in de afgelopen vijf jaar maar geen melding bij de politie 5. één of meer keer slachtoffer geweest als ambulancemedewerker in de afgelopen vijf jaar en melding gedaan bij de politie 6. één of meer keer slachtoffer geweest als ambulancemedewerker in de afgelopen vijf jaar maar geen aangifte gedaan bij de politie 7. één of meer keer slachtoffer geweest als ambulancemedewerker in de afgelopen vijf jaar en aangifte gedaan bij de politie. In de volgende paragrafen zullen achtereenvolgens de deelvragen twee tot en met vijf worden beantwoord.
5.1
Het verschil in aangiftebereidheid.
In deze paragraaf wordt de vraag beantwoord of er een verschil is in aangiftebereidheid tussen ambulancemedewerkers in vier oostelijke RAV'en en de Nederlandse burger. Om deze vraag te beantwoorden hebben we in ons onderzoek de melding van voorvallen en aangifte van voorvallen van onze controle groep, de burgers van Nederland uit de veiligheidsmonitor 2011, vergeleken met de meldingen en aangiften van onze respondenten uit de Ambulance Aangiftemonitor. De data hiervoor zijn gehaald uit de variabele “eerdere ervaring burger” en dan de categorie “wel slachtoffer afgelopen 5 jaar als burger en melding gedaan bij politie” en “wel slachtoffer afgelopen 5 jaar als burger en aangifte gedaan bij politie”. In onderstaande tabel 4 is in absolute aantallen per voorval vermeld hoe vaak onze totale groep van respondenten (334) in de afgelopen vijf jaar als burger betrokken zijn geweest bij bepaalde voorvallen. Ook is te zien hoe vaak ze deze voorvallen hebben gemeld bij de politie en daar ook aangifte van hebben gedaan. In de kolom “weer” is het aantal respondenten vermeld dat zegt opnieuw aangifte te doen als ze een zelfde voorval opnieuw in het komende jaar mee zouden maken. Tabel 4. Meegemaakte voorvallen als burger in absolute aantallen
20
Met behulp van het statistisch analyse programma SPSS is een vergelijking gemaakt tussen de uitkomsten. In tabel 5 is onder “p” in procenten te zien hoe vaak een bepaald type voorval is gemeld bij de politie door de burgers uit de veiligheidsmonitor en door onze respondenten. De marge in ons onderzoek, de mogelijke afwijking naar boven of beneden, is vrij hoog door het geringere aantal respondenten. In tabel 6 is dit zelfde te zien maar dan voor aangifte van deze voorvallen. Tabel 5. Vergelijking van meldingen bij de politie IVM met AAM
Tabel 6. Vergelijking van aangifte bij de politie tussen IVM en AAM
We zien hier dus dat zowel in het melden van delicten bij de politie als in de daadwerkelijke aangifte ambulancemedewerkers overall hoger scoren ten aanzien van alle vijf de onderzochte voorvallen. Voor de aangifte na poging tot inbraak en aangifte na vandalisme is dit verschil significant. Voor de drie overige onderzochte voorvallen is de verhoging niet significant, door de kleine groep respondenten, maar is het zeker een goede indicatie voor deze hogere aangiftebereidheid. De zelf verwachte aangiftebereidheid, dus of men denkt aangifte te gaan doen na een fictief voorval ligt ook hoog. Meer dan 95% geeft dit aan bij poging inbraak, Bij mishandeling zegt 91% aangifte te zullen doen. Bij inbraak waarbij iets gestolen is geeft zelfs 99% dit aan zeker te doen. Bij vernieling (85%) en bedreiging (80%) houden respondenten iets meer een slag om de arm, maar ligt het percentage ook nog zeer hoog. Wanneer we dit vergelijken met cijfers die we vonden in de literatuur en in de Veiligheidsmonitor 2011 scoren onze respondenten ook hiermee hoger dan gemiddeld. Conclusie De conclusie voor deze deelvraag is dat ambulancemedewerkers in hun rol als burger niet minder aangiftebereid zijn dan andere burgers, integendeel. Hun grondhouding tegenover aangifte is positief.
5.2
Wel of geen aangifte doen?
Factoren die aangiftebereidheid beïnvloeden Voor de beantwoording van de deelvraag, wat de belangrijkste redenen zijn waarom ambulancemedewerkers wel of geen aangifte doen, is aan onze respondenten gevraagd waarom ze wel of geen aangifte hebben gedaan als ze een voorval in hun werk hadden meegemaakt. Daarnaast is ze gevraagd of ze aangifte zouden doen als ze een bepaald voorval tijdens hun werk mee zouden maken. Het ging hierbij om drie (fictieve) voorvallen die te maken hadden met het vernielen van materialen, fysiek geweld en bedreiging. De exacte formulering was: bent u in de afgelopen vijf jaar in uw functie als ambulancemedewerker wel eens geconfronteerd met het vernielen van materialen en/of het verhinderen van het uitvoeren van uw werkzaamheden?
21
bent u in de afgelopen vijf jaar, in uw functie van ambulancemedewerker, wel eens geconfronteerd met fysieke agressie? bent u in de afgelopen vijf jaar in uw functie als ambulancemedewerker wel eens bedreigd en/of geïntimideerd? In tabel 7 is in absolute cijfers te zien hoe vaak de door ons geënquêteerde ambulancemedewerkers met dit soort voorvallen te maken hebben gekregen. Hoe vaak ze deze gemeld hebben bij hun werkgever en politie en hoe vaak ze aangifte hebben gedaan. Onder het kopje “weer” staat aangegeven of respondenten het voorval opnieuw zouden aangeven indien het zich in het komende jaar weer voor zou doen. Wat opvalt, is dat de respondenten veel vaker in hun functie als ambulancemedewerker geconfronteerd worden met voorvallen als bedreiging en fysieke agressie dan als burger. Ook in het theoretisch kader hebben we dit gezien (Goderie et al., 2003). Voor vernieling van eigendommen geldt dit overigens niet. Dit overkwam respondenten net zo vaak als burger dan in hun functie als ambulancemedewerker. Uit de vraag of medewerkers dit soort voorvallen altijd melden bij hun werkgever blijkt dat ze dit ten aanzien van vernielen van materialen en fysieke agressie in ruim de helft van de gevallen doen. Bedreigingen worden een stuk minder gemeld. Gemiddeld kunnen we zeggen dat 45% van de voorvallen bij de werkgever wordt gemeld. In het rapport “Agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak” komt men op een meldingscijfer van 30%. (Flight & Abraham, 2011). Ook meldings- en aangiftecijfers bij politie zijn bij onze respondenten hoger dan in dit onderzoek. Onze respondenten hebben volgens eigen zeggen in 32% van de gevallen melding gedaan bij de politie en in 17% ook aangifte. Landelijke cijfers spreken over 21% en 11%. Hierbij moet wel meegewogen worden dat in landelijke onderzoeken ook (seksuele)intimidatie als voorval is mee genomen, iets dat laag scoort als het om het doen van aangifte gaat. Ook wordt er in landelijke onderzoeken gesproken over verbaal geweld wat mogelijk breder en lichter wordt geïnterpreteerd dan bedreiging. Tabel 7. Meegemaakte voorvallen als ambulancemedewerker in absolute aantallen
Voor de drie onderzochte voorvallen is aan de respondenten, die een dergelijk voorval hadden meegemaakt en hiervan aangifte hadden gedaan, gevraagd hoe belangrijk een bepaalde reden was in hun besluit om aangifte te doen. Hiervoor werden hen acht mogelijke redenen voorgelegd die in een vijfpunten schaal konden worden gescoord van “zeer belangrijk” (1) tot “zeer onbelangrijk” (5). Per respondent werden de antwoordmogelijkheden ad random aangeboden. De redenen waarop kon worden gescoord zijn een vijftal algemene redenen die in het theoretisch kader naar voren gekomen als belangrijke determinanten waarom mensen aangifte doen. Daarnaast zijn er drie redenen die zich meer richten op het individu. In tabel 8 is te zien hoe hoog bepaalde redenen scoorde. Hoe dichter de aangegeven waarde bij 1 ligt hoe belangrijker de betreffende reden werd gevonden. Wanneer iedereen een reden unaniem “zeer belangrijk” zou vinden zou de waarde 1 zijn. Indien iedereen de reden als “zeer onbelangrijk” had gescoord zou de waarde 5 zijn. Achter het voorval is aangegeven hoeveel respondenten deze vraag hebben beantwoord.
22
Tabel 8. Reden om aangifte te doen als ambulancemedewerker (incident echt meegemaakt)
We zien dat vooral redenen als "ik wil dat de dader gestraft wordt”, "ik wil dat de dader gepakt wordt" en "om geweld en agressie te stoppen " hoog scoren. Ze worden richting “zeer belangrijk” ervaren door deze respondenten die echt aangifte hebben gedaan. Ook hoog maar wel iets minder hoog scoren "het voorkomen dat dit collega's overkomt”, "zorgen dat de politie op de hoogte is wat er gebeurd" en "inzicht krijgen in de problematiek". "Ik vind het mijn plicht" scoort aanmerkelijk lager maar wordt toch ook nog overwegend als belangrijke reden aangemerkt. Dat de werkgever aangifte van zijn werknemer verwacht, om verzekeringsredenen en het krijgen van een veiliger gevoel na aangifte scoren alle drie richting neutraal en lijken dus niet belangrijk in de overweging om aangifte te doen. Deze vraag is ook gesteld aan de respondenten die in de afgelopen vijf jaar een bepaald voorval niet hadden meegemaakt, maar die wel aan gaven dat ze aangifte zouden doen wanneer ze dat voorval in het komende jaar mee zouden maken. Hen is gevraagd hoe belangrijk een reden zou zijn in hun overweging om aangifte te doen. Ook hier werden de antwoorden gerandomiseerd aangeboden. In tabel 9 is dit op dezelfde wijze inzichtelijk gemaakt. Ook nu zien we dat dezelfde redenen (zeer) belangrijk worden gevonden. Een opvallend verschil tussen de twee groepen is dat bij deze groep van respondenten de reden "om verzekeringsreden of schadevergoeding" ruim een half punt hoger scoort. Dit is een groot verschil. Dezelfde redenen staan weer op nummer één, twee en drie waarbij opvalt dat nu “om geweld en agressie te voorkomen” net boven de andere twee scoort.
23
Tabel 9. Reden om aangifte te doen als ambulancemedewerker (incident fictief)
In onze survey is aan de respondenten, die geen aangifte hebben gedaan nadat zij te maken hadden gehad met een voorval, ook gevraagd naar de reden waarom ze dit niet hebben gedaan. Men kon hierbij kiezen uit 17 redenen die hen ad random werden aangeboden met de vraag deze weer te scoren op belangrijkheid. Ook hier geeft de score 1 aan dat een reden als “zeer belangrijk” werd gezien om geen aangifte te doen en 5 betekende dat de reden als “zeer onbelangrijk” werd beschouwd voor het maken van de keuze. In tabel 10 is de gemiddelde waarde per reden voor elk voorval weergegeven. Ook zijn de gemiddeldes over elk voorval berekend. Voor alle drie de voorvallen geldt dat de belangrijkste reden om geen aangifte te doen is dat men wilde voorkomen dat de dader de persoonsgegevens zou krijgen. Dus een belangrijke reden is de eigen anonimiteit. Dit zien we ook in de literatuur terug als een belangrijke reden waarom mensen geen aangifte doen. Tussen belangrijk en neutraal en daarmee opvallend hoog scoort de reden dat de dader onder invloed van alcohol of drugs was tijdens het voorval. Vooral bij het voorval “bedreigen en intimideren” scoort dit hoog. Hierbij moet wel vermeld worden dat het aantal respondenten in die groep erg laag is. Het is niet duidelijk of deze reden zo hoog scoort omdat respondenten denken dat onder die omstandigheden aangifte geen zin heeft of omdat men het als een excuus beschouwd voor het gedrag. Alle andere redenen scoren tussen neutraal en onbelangrijk. Respondenten lijken hiermee aan te geven dat er voor hen geen echt pregnante redenen zijn om geen aangifte te doen. Ook redenen die in de literatuur werden gevonden als belangrijke determinanten voor geringe aangiftebereidheid zoals, "aangifte helpt toch niet", "het kost me te veel tijd" en "het niet krijgen van een schadevergoeding " blijken geen belangrijke reden te zijn geweest om geen aangifte te doen. Maar ook de redenen die door de beroepsgroep naar voren worden gebracht waarom medewerkers geen aangifte doen zoals "het is mij ontraden door collega's”, "eerdere slechte ervaringen van mijzelf of collega's" en "incidenten horen bij het werk" spelen blijkbaar geen doorslaggevende rol. De reden dat aangifte mogelijk zou conflicteren met het beroepsgeheim speelt al helemaal geen rol. Deze keuze scoort tussen “onbelangrijk” en “zeer onbelangrijk”.
24
Tabel 10. Reden waarom geen aangifte is gedaan als ambulancemedewerker (incident echt meegemaakt)
Aan de respondenten die in de afgelopen vijf jaar geen voorval hadden meegemaakt is gevraagd of ze van een dergelijk voorval aangifte zouden doen als ze het in de komende twaalf maanden mee zouden maken. Aan de groep die aangaf dit misschien te doen of die het niet zou doen is gevraagd waarom ze dat (mogelijk) niet zouden doen. Er werden ad random 11 redenen gegeven die weer met “zeer belangrijk” (1) tot “zeer onbelangrijk” (5) konden worden gescoord. In tabel 11 is de score per reden bij elk voorval gemeld. Ook de gemiddelde score per reden voor de 3 voorvallen samen is gegeven. Wat op valt is dat over de volle breedte deze groep hoger scoort dan de groep die voorvallen echt heeft meegemaakt en geen aangifte heeft gedaan. Het lijkt er dus op dat de genoemde redenen voor hen belangrijker zijn. De scores zitten hier steeds tussen belangrijk (2) en neutraal (3). Ook bij deze respondenten scoort het risico dat ze niet anoniem blijven na een aangifte het hoogst. Bij beide groepen is dit wat betreft belangrijkheid ongeveer gelijk. Ook scoort “een eventuele straf stelt niets voor” hoog als reden om geen aangifte te doen. Hoewel marges soms erg klein zijn en het dus riskant is om er conclusies aan te verbinden valt voor de vergelijkbare redenen op dat deze respondenten geneigd zijn om een meer algemene reden en een reden die naar het proces kijkt, “aangifte helpt toch niets” en “het traject tot veroordeling duurt te lang” hoger te plaatsen dan de respondenten die iets echt hebben meegemaakt. Zij plaatsen de reden die naar het concrete voorval verwijzen hoger zoals, “aangifte zou toch niet tot vervolging leiden” en “politie zou weinig inspanning besteden aan mijn aangifte”. Ook voor deze respondenten is het argument dat dit soort incidenten nu een maal tot het werk hoort absoluut geen belangrijke reden om geen aangifte te doen. Hij scoort laag. Ook de reden dat respondenten geen schadevergoeding krijgen is volgens hen geen belangrijke reden om geen aangifte te doen.
25
“Ik heb een keer te maken gehad met bedreiging en agressie. Hiervan is door een collega aangifte gedaan. Daardoor is mijn naam als getuige in de aangifte gekomen, terwijl deze mensen mij hebben bedreigd. Dit kan nu niet meer veranderd worden. Later hoorde ik dat als dit een strafzaak wordt, mijn naam bekend wordt. Hierdoor ben ik bang om alleen thuis te zijn. Mijn werkgever neemt dit niet serieus. Bij navraag bij de politie, is hun reactie dat ik mijn deuren maar goed op slot moet doen. Ik voel me niet serieus genomen en heb weinig vertrouwen in de politie na deze opmerkingen. Ik heb ook het gevoel dat ik niks aan mijn werkgever heb en dus alleen sta met mijn angst. Dit is de reden waarom ik nooit meer aangifte zou doen, ik voel me niet veilig meer in mijn eigen huis.” Citaat uit de online enquête
Tabel 11. Reden waarom geen aangifte is gedaan als ambulancemedewerker (incident fictief)
Stimulerende maatregelen In het onderzoek is aan alle respondenten gevraagd om aan te geven wat hun aangiftebereidheid positief zou beïnvloeden. Hiervoor kregen ze ad random, per respondent in wisselende volgorde, elf maatregelen voorgelegd die ze konden scoren in een vijfpuntenschaal van “ja, zeer waarschijnlijk” (1) tot “nee, zeer onwaarschijnlijk” (5). De reden om ze ad random aan te bieden is een methodologische keuze. Wanneer de maatregelen in een vaste volgorde worden aangeboden kan deze volgorde de beantwoording beïnvloeden. De keuze van de maatregelen is gebaseerd op wat in de literatuur is gevonden als mogelijk acties om aangiftebereidheid te bevorderen. Er is daarbij een keuze gemaakt in maatregelen die materieel in de kosten baten sfeer lagen. Dus het slachtoffer wordt van de maatregel materieel gezien beter. Daarnaast zijn er maatregelen voorgelegd die emotioneel in de kosten-baten sfeer lagen, het slachtoffer heeft er dus misschien emotioneel voordeel van maar wordt er materieel niet wijzer van. Als laatste zijn er maatregelen voorgelegd die gaan over (vertrouwen in) het proces. In tabel 12 is te zien hoe deze stelling door de respondenten werden gewaardeerd. Als maatregel die de aangiftebereidheid het meest positief zal beïnvloeden wordt genoemd de garantie dat gedurende het gehele strafproces de anonimiteit van het slachtoffer 100 % gewaarborgd blijft. Dit wordt gevolgd door strenger straffen. Iets minder hoog scoort “als de straf voor daders van agressie en geweld altijd vrijheidsstraffen zouden zijn”. Dit zijn alle drie maatregelen die in de emotionele kosten baten sfeer liggen. Deze maatregelen scoren tussen “zeer waarschijnlijk” en “waarschijnlijk”. Ook de maatregelen die over het proces gaan zoals “altijd snelrecht bij dit soort voorvallen”, “goede informatie voorziening over het verloop van de zaak” en “maximale doorlooptijd van 6 maanden tussen aangifte en uitspraak” scoren gemiddeld iets
26
Tabel 12. Maatregelen die aangifte zouden stimuleren
minder hoog dan de anonimiteit en zwaardere straffen maar nog altijd tussen waarschijnlijk en neutraal. Veel minder scoren de materiele maatregelen in de kosten-baten sfeer. Over compensatie in tijd wordt neutraal gedacht. Maar het belonen van aangiftes stimuleert niet extra tot het doen van aangifte. Ook in de gesprekken met zowel medewerkers als managers voelde hier niemand iets voor en was men veelal zelfs uitgesproken negatief over dit idee. Vertrouwen in politie en justitie Vertrouwen in politie en justitie is een belangrijke determinant voor aangiftebereidheid. Als mensen vertrouwen hebben doen ze eerder aangifte. Gebleken is dat vertrouwen onder meer voortkomt uit de tevredenheid over de afhandeling van daadwerkelijke aangiftes. Daarom is bij de respondenten die aangifte hebben gedaan ook gekeken hoe tevreden ze zijn over de afhandeling van hun aangifte door politie en justitie. Het idee hierachter is dat hun ervaring mede bepalend kan zijn voor de aangiftebereidheid van anderen. Ook hier is weer gekeken naar de gemiddelde score op een vijfpuntenschaal, waarbij “zeer tevreden” 1 punt is en “zeer ontevreden” 5 punten. Tabel 13 geeft de tevredenheid weer. Tabel 13. Tevredenheid politie en justitie
De tevredenheid over de politie scoort tussen tevreden en neutraal, waarbij de tendens meer richting neutraal gaat. Wanneer iets meer op de getallen wordt ingezoomd valt op dat bij de voorvallen die gaan over vernielen één op de drie respondenten aangeeft “ontevreden” of “zeer ontevreden” te zijn over de afhandeling van hun aangifte door politie. Voor voorvallen die handelen om agressie is dit ongeveer één op de vier en voor voorvallen die gaan over bedreigen en intimideren is dit de helft. Men moet voorzichtig zijn met het verbinden van conclusies aan deze cijfers omdat het maar om de antwoorden van een gering aantal respondenten gaat. Het geeft echter wel aan hoe door onze respondenten teruggekeken wordt op de afhandeling door politie en is mogelijk een indicatie voor een algemener beeld. Dit beeld komt overeen met het geschetste beeld van de leidinggevenden waarmee is gesproken.
27
Ook zij geven aan dat er veel onvrede is over de afhandeling van aangiftes. Opvallend is wel dat in de door ons gehouden interviews met vijf slachtoffers die aangiften hadden gedaan over het algemeen positief over de politie werd gesproken. De tevredenheid over justitie was echter ook in die interviews minder. Dit komt ook terug in de enquête. De tevredenheid over de afhandeling door justitie scoort gemiddeld precies tussen neutraal en ontevreden. Wanneer we ook hier de cijfers iets preciezer bekijken valt op dat er bij alle voorvallen geen van de respondenten “zeer tevreden” heeft gescoord. Bij alle drie de voorvallen scoort één op de twee respondenten “ontevreden” of “zeer ontevreden”. Ook hier geldt dat dit niet meer is dan een serieuze indicatie voor het algemene beeld. Dit beeld wordt overigens ook bevestigd in de interviews. Vooral op de informatiedeling door justitie over het verloop van strafzaken wordt door zowel leidinggevende als slachtoffers geklaagd. Ook de geregeld erg lange doorlooptijd van zaken wordt als negatief ervaren. Over de strafmaat is men in de interviews minder negatief. Naast geïnterviewde die de strafmaat te licht vonden staan ook respondenten die hier tevreden over zijn. Het effect op de aangiftebereidheid, van dit niet zo positieve beeld over politie en vooral justitie in onze enquête, lijkt gering. Ondanks dat men vaak niet tevreden is zien we dat bijna alle respondenten die al eerder aangifte hebben gedaan dit opnieuw zouden doen als een voorval ze weer overkomt. Ook wanneer gevraagd wordt waarom men geen aangifte heeft gedaan of zou doen scoort de reden “slechte ervaringen van mijzelf of van collega’s” laag. Gezien de aanleiding van dit onderzoek is dit een verrassende uitkomst. “Gemerkt dat in eerste instantie politie ontraadt om aangifte te doen, daar het toch niet zal helpen. (drie keer meegemaakt!) Uiteindelijk eigen mening doorgevoerd bij rechter gelijk gekregen. Proces heeft wel 1 jaar geduurd voordat het voor kwam. Bovenstaande ervaring motiveert personeel niet om aangifte te doen!” Citaat uit online enquête
Conclusie Uit ons onderzoek blijkt de opvatting dat een dader straf verdient en dit ook moet krijgen een belangrijke reden is voor ambulancemedewerkers om aangifte te doen. Het is dan ook logisch dat uit de enquête blijkt dat zwaarder straffen de ambulancemedewerkers zal stimuleren om eerder aangifte te doen. Maar ook verbetering van het hele justitiële proces na de aangifte, zoals snelrecht en goed adequate informatie, zou hen stimuleren om aangifte te doen. Uit de antwoorden blijkt dat ze geweld en agressie absoluut niet zien als iets dat bij hun werk hoort. Ze doen daarom ook aangifte om te bereiken dat hiermee dit soort incidenten van agressie en geweld in de toekomst kunnen voorkomen. De belangrijkste genoemde reden om geen aangifte te doen is overduidelijk het risico dat persoonsgegevens bij de dader komen. Echter ook de reden dat daders vaak onder invloed van middelen of alcohol zijn scoort hoog. Negatieve beïnvloeding door ervaringen van collega’s komt niet naar voren als een duidelijke reden om geen aangifte te doen. Dat geldt ook niet voor eigen negatieve ervaringen. Ondanks het feit dat ambulancemedewerkers niet lovend zijn over politie en justitie lijkt dit hun aangiftebereidheid niet negatief te beïnvloeden. Ambulancemedewerkers die tijdens hun werk geen agressie hebben meegemaakt vinden redenen om geen aangifte te doen sneller belangrijk dan medewerkers die al wel ooit iets mee hebben gemaakt. Respondenten die al eerder slachtoffer waren hebben blijkbaar minder reden nodig om geen aangifte te doen. Dit bevestigt dat personen die al eerder slachtoffer zijn geweest minder aangiftebereid zijn dan personen die dit nog nooit zijn geweest. Dit zien we ook terug na analyse van onze data met een speciaal programma. Dit komt overeen met de uitkomsten uit het theoretisch kader. Ambulancemedewerkers zien aangifte doen niet als een plicht. Maar ook het gegeven dat hun werkgever dit wil is voor hen niet belangrijk. Dit scoort het laagst en lijkt te zeggen dat ze dit zelf wel beslissen. Hen hierop aanspreken zal ze dus waarschijnlijk niet stimuleren om meer aangifte te doen. Ook aangifte om daarmee de het probleem goed inzichtelijk te maken scoort niet hoog. Opvallend is ook dat materieel eigenbelang absoluut niet belangrijk blijkt. Het scoort laag wanneer dit gevraagd wordt als reden maar het scoort ook laag wanneer het als extra beloning wordt voorgesteld voor het doen van aangifte. Ook in de interviews werd hier afwijzend op gereageerd. Uit analyse van de data komt verder naar voren dat de RAV waarvoor men werkt, de functie die men heeft of het geslacht heeft geen invloed op de aangiftebereidheid. “Geen woorden maar daden!!! Ga nu mensen eens echt pakken en ze bestraffen dan alleen maar praten over dat het niet kan. Ik hoor Job Cohen nog zeggen dat geweld niet geaccepteerd word, maar dat is alweer een jaar of 2....3 terug maar ik heb nog niets zien veranderen. Dit geld overigens niet alleen voor ons, maar voor alle mensen die in hun werk te maken hebben met geweld of agressie.” Citaat uit online enquête
28
5.3
Meer aangiftebereidheid als burger of als ambulancemedewerker.
In deze paragraaf wordt de vraag beantwoord of de aangiftebereid van ambulancemedewerkers die tijdens hun werk te maken krijgen met een voorval afwijkt van hun aangiftebereidheid wanneer een vergelijkbaar voorval hen treft als burger. We hebben gezien dat ambulancemedewerkers als burger meer aangiftebereid zijn dan de gemiddelde burger. De vraag komt dan op of ze misschien minder aangiftebereid worden als ze in functie zijn. Om dit te onderzoeken is een vergelijking gemaakt tussen de antwoorden die respondenten gaven op de drie vragen over de voorvallen bedreiging, fysieke agressie en vernieling. Zowel in hun rol als burger als in hun functie van ambulancemedewerker is hen gevraagd hoe ze zouden handelen wanneer ze te maken kregen met deze voorvallen. Alle respondenten hebben in hun beide rollen de vraag moeten beantwoorden of ze indien een voorval (weer) in de komende 12 maanden mee zouden maken ze aangifte zouden doen. Hierop konden ze antwoorden in een vijf puntenschaal waarbij de 1 voor “ja, absoluut “ stond en de 5 voor “nee, absoluut niet”. Door per respondent de vergelijking te maken hoe zeker hij is dat hij in deze fictieve situatie aangifte doet kunnen we zien of de aangiftebereidheid in de functie als ambulancemedewerker anders is dan in zijn rol als burger. In tabel 14 is onder “gemiddelde” te zien wat per voorval de score is als burger en als ambulancemedewerker. Onder “n” staat het aantal respondenten wat deze vraag beantwoord heeft. Tabel 14. Vergelijking aangiftebereidheid in rol als burger en ambulancemedewerker
Vervolgens zijn met behulp van het statistisch analyse programma SPSS de respondenten vergeleken die beide vragen beantwoord hebben. In tabel 15 zijn deze zijn te zien onder “n”. In deze tabel is onder “verschil” aangegeven wat voor al deze respondenten het gemiddelde verschil is dat ze scoorden. Tabel 15. Verschil en significatie in aangiftebereidheid tussen burger en ambulancemedewerker (<0,05 = significant)
De significantie is berekend aan de hand van een pairwise T-test waar de nulhypothese is dat de aangiftebereid als burger lager is. Een significantie score (<0.05) betekent dus dat de nulhypothese verworpen wordt en dat de aangiftebereidheid als ambulancepersoneel lager is.
Conclusie De conclusie is dat ambulancemedewerkers niet minder aangiftebereid zijn als ze in functie worden geconfronteerd met bedreiging of vandalisme dan wanneer hen dat overkomt als burger. Er is geen verschil in hun reactie hierop. In beide rollen zijn ze even aangiftebereid. Dit staat haaks op de mening van onder andere de directeur van Ambulancezorg Nederland dat ambulancemedewerkers minder aangiftebereid zouden zijn (Website van Zorgvisie, 2012; Website van De Telegraaf, 2012). Ten aanzien van hun aangiftebereidheid bij het voorval mishandeling scoren de respondenten zowel als ambulancemedewerker en als burger hoog richting “ja absoluut”. Echter in de rol als burger ligt dit nog een
29
stuk hoger dan als ambulancemedewerker. Er is een duidelijk significant verschil. Dit betekent dat men in de functie van burger toch nog eerder aangifte zal doen dan in de functie van ambulancemedewerker. Ambulancemedewerkers zijn erg aangiftebereid wanneer mishandeling hen treft maar minder dan wanneer mishandeling hen treft als burger.
5.4
Vermindering aangiftebereidheid
In deze paragraaf wordt de deelvraag beantwoordt of er aanwijzingen zijn dat ambulancemedewerkers die geconfronteerd worden met agressie of geweld in de voorbije periode minder aangiftebereid zijn geraakt. Wanneer dat zo is dan betekent dit dat zij nu geen aangifte doen van voorvallen waarvan zij dit in het verleden wel zouden hebben gedaan. De vraag is of deze aanwijzingen er zijn. Op basis van bestaand onderzoek is hier weinig over te zeggen. De onderzoeken beschrijven vooral de incidentie van gebeurtenissen en de reactie die daarop is gevolgd. Dus het soort voorval, of er melding is gedaan, of registratie heeft plaatsgevonden en of aangifte is gedaan. In een vergelijkend onderzoek over zelf gerapporteerd slachtofferschap in de jaren 2007, 2009 en 2011 zien we dat ambulancemedewerkers iets meer aangifte zijn gaan doen (Flight & Abraham, 2011). Werd er in 2007 in acht procent van alle voorvallen aangifte gedaan in 2011 was dit in 11% van gevallen. Er is dus volgens dit onderzoek een toename van het aantal aangiften en dit suggereert meer aangiftebereidheid. Ook Ambulancezorg Nederland (AZN) brengt sinds 2008 in het ambulancesectorrapport “In-zicht” jaarlijks cijfers naar buiten over werk gerelateerde agressie en geweld. Tabel 16 laat zien hoeveel meldingen er volgens de sector zijn geweest in de jaren 2008 tot en met 2011 en tot hoeveel aangiften dit heeft geleid. In de derde kolom is aangegeven in hoeveel procent van de gevallen melding tot aangifte leidt. In kolom vier is aangegeven tot hoeveel strafrechtelijke consequenties (boetes, (taak)straffen) deze aangiften hebben geleid voor zover dit bekend is bij AZN. Voor haar informatie is AZN afhankelijk van de aangeleverde data door de RAV-en. Hoe goed elke RAV dit op orde heeft kan men zich afvragen. Ter illustratie kan vermeld worden dat van de 289 meldingen in 2011 er 171 van twee RAV-en (Haaglanden en Noord-Holland-Noord) kwamen. Ook de stijging tussen 2010 en 2011 is bijna volledig op het conto van deze diensten te schrijven Tabel 16. Geregistreerde meldingen en aangiften volgens branche organisatie AZN. (AZN, 2011, p. 123)
Als we naar deze cijfers kijken zien we in absolute aantallen wel een stijging maar procentueel een daling van 31 naar 22 procent. Dit suggereert een daling van de aangiftebereidheid. Al die cijfers in de verschillende rapporten zeggen echter weinig over de aangiftebereidheid. Wat ontbreekt, is een beschrijving van de voorvallen en de omstandigheden waaronder ze hebben plaatsgevonden. Beeld op basis van de interviews Ook de informatie die is verkregen in de gesprekken met de zes managementleden van de onderzochte RAV'en geeft geen eenduidig antwoord op de vraag. Het aantal aangiften in de afgelopen vijf jaar is hier zo klein dat er op basis daarvan geen oordeel is te geven over een ontwikkeling in de aangiftebereidheid. Het antwoord op de vraag berust bij hen dan ook vooral op een gevoel. Alle zes de respondenten geven aan dat ernstig geweld en agressie gelukkig maar sporadisch binnen de eigen RAV voorkomt. Met ernstig wordt door hen bedoeld ernstiger dan verbale agressie. Er is bij geen van allen in de afgelopen jaren een duidelijk stijgende lijn te zien waar het gaat om fysiek geweld of serieuze bedreiging tegen hun medewerkers. Wel hebben ze allemaal het beeld dat verbale agressie veel meer voorkomt dan een aantal jaren geleden.
30
Net als landelijk zien ze de laatste jaren een stijging in het aantal meldingen. Het gaat dan vaak nog om mondelinge meldingen. De stijging heeft volgens hen echter niet te maken met het vaker voorkomen van incidenten maar met een hogere meldingsdiscipline. Er is meer aandacht bij medewerkers dat incidenten gemeld moeten worden. Ook minder ingrijpende incidenten, zoals verbale agressie, worden sneller gemeld. Het daadwerkelijk registreren van de meldingen in een systeem is echter zeker nog geen gemeengoed. Alle RAV'en hebben wel een meldingsprotocol waarbij de afspraak is dat meldingen digitaal geregistreerd worden maar hier wordt door medewerkers vaak slecht gebruik van gemaakt. Het aantal geregistreerde meldingen in dit soort systemen is dus geen betrouwbare indicator voor de daadwerkelijke incidentie. Vaak wordt een melding pas in het systeem gezet op het moment dat er besloten wordt dat er vervolgstappen worden genomen. Zo worden dus alleen de ernstige incidenten geregistreerd. Veel incidenten die dus niet tot een vervolg leiden staan er niet in. Het gevolg is dat de RAV'en ook niet goed kunnen aangeven hoeveel incidenten er precies zijn geweest in de afgelopen jaren. Slechts één RAV heeft het melden van geweld en agressie sinds 2011 als verplicht veld gekoppeld aan het ritformulier. Dit heeft tot een uitzonderlijke stijging van het aantal registraties geleid en een goed inzicht hoe vaak het voorkomt en zal ook zeker weer tot een spectaculaire stijging van de landelijke meldingscijfers leiden. Gemiddeld hebben de RAV'en één tot vijf meldingen per jaar die aanleiding geven tot aangifte. Het gaat bijna altijd om fysieke agressie. Een enkele maal is ook aangifte gedaan van serieuze bedreiging of van het verhinderen van het uitoefenen van de werkzaamheden. Volgens alle zes zullen ambulancemedewerkers zelden tot nooit aangifte doen van verbale agressie zoals schelden, beledigen of spugen. Ook zijzelf zien weinig nut in het doen van aangifte bij dit soort incidenten. Zoals één van de managers het zegt: “De campagnes zijn erg gericht op handen af van onze helpers en daar gaat het ook om”. De keuze om aangifte te doen ligt bij het slachtoffer maar in een dergelijk geval zullen ze er zeker niet op aandringen. Dit soort incidenten wordt ook amper geregistreerd. De eigen aangiftebereidheid begint voor de managementleden bij fysieke agressie en bedreigen. Dit heeft voor alle zes ook te maken met het feit dat aangifte wel tot vervolging moet kunnen leiden. Aangifte enkel voor schelden leidt in principe niet tot vervolging of straf dus zou alleen uit het oogpunt van registratie nut hebben. Dit vindt geen van de zes een goede reden. Alle zes vinden dat bij fysieke agressie altijd aangifte zou moeten worden gedaan en zeggen dit ook uit te dragen. Ook het eigen beleid, dat alle vijf de RAV'en hebben op dit gebied, geeft aan dat aangifte moet worden gestimuleerd en gefaciliteerd. Op de vraag aan de zes managementleden of zij van mening zijn dat hun medewerkers minder aangiftebereid waren geworden in de afgelopen jaren, werd wisselend geantwoord. Twee van hen zijn er van overtuigd dat de aangiftebereidheid binnen de eigen RAV is gedaald. Een aantal negatieve ervaringen na het doen van aangiften, zoals onduidelijkheid bij sepots, een “onverklaarbare” vrijspraak, lage straffen, het lang moeten wachten op een schadevergoeding en een zaak die al drie jaar loopt, hebben volgens hen geleid tot een lagere aangiftebereidheid bij het personeel. Beide noemen ook als oorzaak ook de slechte informatievoorziening vanuit justitie. “Je hoort er niets van en het is niet te doen om iets te weten te komen”. Het vertrouwen in justitie is laag en daarmee ook het vertrouwen dat een aangifte tot het gewenste doel gaat leiden. De uitgedragen boodschap dat je altijd aangifte zou moeten (willen) doen verliest volgens hen daardoor haar kracht. Een van de managers noemt ook nog een ervaring waarbij een medewerker expliciet door de politie werd afgeraden aangifte te doen en zich bijna moest verdedigen dat hij dit toch wilde. Ook dit schaadt volgens hem de aangiftebereidheid. Volgens deze managers worden dit soort ervaringen breeduit besproken door het personeel binnen de RAV waardoor deze ervaringen de aangiftebereidheid van andere medewerkers negatief zullen beïnvloeden. Beide durven niet met zekerheid te stellen dat de aangiftebereidheid ook daadwerkelijk is gedaald maar hebben de indruk dat deze onder invloed van de campagnes na 2007 in eerste instantie is toegenomen maar daarna onder invloed van dit soort ervaringen weer is afgenomen. Het aantal voorvallen om dit daadwerkelijk te kunnen toetsen is te laag. In de interviews die werden gevoerd met medewerkers die aangifte hadden gedaan waren er ook enkele met dit soort slechte ervaringen. Bij hen is in tegenstelling tot de verwachting van de managers amper verandering in hun aangiftebereidheid zien. In de gesprekken zijn ze allemaal erg stellig dat ze bij een soortgelijk incident zeker weer aangifte zullen doen. Het mogelijke effect zou dan dus meer gelden voor collega’s waarmee ze over hun ervaringen spreken. Exact het tegenovergestelde wordt uitgedragen door twee andere managers. Zij hebben juist een aantal goede ervaringen na het doen van aangifte. Opvallend hierbij is dat zelfs een aangifte waarbij het kwam tot vrijspraak als positief wordt ervaren doordat er een uitgebreide motivatie werd gegeven tijdens de uitspraak waarbij het slachtoffer aanwezig was. Uit de gesprekken blijkt duidelijk dat deze beide RAV'en betere contacten hebben met het openbaar ministerie
31
waardoor ze beter worden geïnformeerd. Dit lijkt veel kou uit de lucht te halen. Beide managers denken dat deze positieve ervaringen bij hun medewerkers de aangiftebereidheid heeft bevorderd. Echter ook hier gaat het om het gevoel omdat ook hier amper incidenten hebben plaatsgevonden om dit te staven. Een van de managers denkt dat aangiftebereidheid wel is verandert ten opzichte van daders met een psychiatrische achtergrond. Werd in het verleden een dader met een psychiatrische achtergrond als vanzelfsprekend door het slachtoffer als niet toerekeningsvatbaar beschouwd, dus het voorval niet aangiftewaardig, nu is dit volgens hem geen automatisme meer. Volgens hem wordt minder dan in het verleden het psychiatrische beeld standaard geaccepteerd als een excuus voor een daad van agressie. Al de managers zijn er van overtuigd dat de mogelijkheid om echt anoniem aangifte te doen, bijvoorbeeld aangifte op nummer, de aangiftebereidheid positief zou beïnvloeden. Interessant is de opmerking van meerdere managementleden dat sommige incidenten wel vaak dezelfde medewerkers treffen. Bepaalde medewerkers krijgen er meer mee te maken dan anderen. Hierover zegt één van hen “sommige zijn nu eenmaal niet zo sociaal vaardig”. Dit suggereert dat het slachtoffer misschien zelf ook wel een schuld heeft aan het incident. Deze manier van denken komt vaker voor binnen sociale beroepen (Vink, 2011). Het impliceert dat men het incident eigenlijk aan had moeten zien komen en dat een goed professional het had kunnen voorkomen. Als je weet dat collega’s op deze manier naar je kijken vergroot dat waarschijnlijk niet de motivatie om aangifte te doen. Beeld op basis van de enquête In de enquête is aan de ambulancemedewerkers net als aan de managers in de interviews gevraagd of zij denken dat geweld en agressie de laatste 10 jaar binnen hun eigen RAV is toegenomen. Dertig procent denkt dat dit het geval is en evenveel heeft geen idee, 40 procent is van mening dat het hetzelfde is gebleven. Ook op de vraag of medewerkers geweld en agressie eigenlijk als een groot probleem ervaren zegt 32 procent het probleem “groot” of “zeer groot” te vinden. Ongeveer 48 procent vindt het geen groot maar ook geen klein probleem en twintig procent vindt een “klein” of “zeer klein” probleem. Zoals bij de beantwoording van de vorige deelvragen al is aangegeven is de aangiftebereidheid van de ambulancemedewerkers erg groot, ook wanneer hen iets overkomt in hun functie. Dit zegt echter niet of deze bereidheid in de afgelopen tijd is toegenomen, afgenomen of gelijk is gebleven. In de enquête is daarom aan de medewerkers gevraagd of zij van zichzelf vinden dat hun aangiftebereidheid in de afgelopen 2 jaar is gewijzigd. In tabel 17 is dit uitgewerkt per RAV. In de tabel is in absolute getallen en procenten aangegeven hoe de medewerkers zelf hun ontwikkeling in aangiftebereidheid beoordelen. De overgrote meerderheid (74%) van medewerkers vindt dat hun aangiftebereidheid niet is gewijzigd. Dat hun aangiftebereidheid is toegenomen vindt 19% en 7% vindt dat deze is afgenomen. Wanneer we dit uitsplitsen naar de verschillende RAV-en blijken de managementleden die er vanuit gingen dat de medewerkers minder aangiftebereid zijn geworden volgens hun personeel in ieder geval geen gelijk te hebben. Tabel 17. Zelf ingeschatte ontwikkeling aangiftebereidheid van medewerkers per RAV
Uit onze enquête blijkt wel dat herhaald slachtofferschap effect heeft op aangiftebereidheid. Ambulancemedewerkers die eerder een voorval hebben meegemaakt zijn een volgende keer minder bereid aangifte te doen. Dit is ongeacht of ze de eerste keer ook aangifte hebben gedaan. Dit komt overeen met wat we eerder vonden in de literatuur Conclusie De conclusie voor deze deelvraag is dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat de aangiftebereidheid van ambulancemedewerkers de laatste tijd minder is geworden. Men moet op passen met het gebruiken van eerdere onderzoeken om iets te zeggen over de ontwikkeling van aangiftebereidheid. De getallen lenen zich
32
voor verschillende interpretaties. Binnen de onderzochte RAV'en komen ernstige incidenten zo weinig voor dat naar aanleiding daarvan niets over aangiftebereidheid is te zeggen. Zowel de literatuur, de interviews en de enquête leveren ons geen duidelijke aanwijzingen op dat de aangiftebereidheid onder ambulancemedewerkers is verminderd. Eerder het tegenovergestelde lijkt het geval. De zelf gerapporteerde aangiftebereidheid is de afgelopen twee jaar gestegen. Het idee, door een aantal management leden uitgesproken, dat slechte ervaringen met aangiften van medewerkers de aangiftebereidheid bij de andere medewerker negatief beïnvloed zien we niet terug in de enquête. Ook andere frustraties zoals te laks optreden van justitie of te lage straffen lijken hierop van weinig invloed. Om echter goed te bepalen of de aangiftebereidheid van ambulancemedewerkers wijzigt zou een heel ander onderzoek wenselijk zijn. Een goede wijze van onderzoek zou zijn, om gedurende meerdere jaren, een representatieve groep ambulancemedewerkers identieke voorvallen voor te leggen en te vragen of ze onder de beschreven omstandigheden aangifte zouden doen. Dit geeft meer inzicht in de ontwikkeling.
5.5
Aanbevelingen om de aangiftebereidheid te verhogen
De laatste deelvraag is de vraag of er aanbevelingen zijn te doen die de aangiftebereidheid onder ambulancemedewerkers geconfronteerd met agressie of geweld kunnen verhogen. Dit wordt gedaan aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek. Hierbij wordt gefocust op belangrijkste algemene aanbevelingen. Concrete aanbevelingen richting werkgever staan beschreven in de conclusie. Eén van de belangrijkste drempels om aangifte te doen is de angst dat daders achter de persoonsgegevens van slachtoffers kunnen komen. Wanneer de anonimiteit van iemand die aangifte doet absoluut gewaarborgd kan blijven zal dit zeker de aangiftebereidheid verhogen. Vanaf oktober 2012 is aangifte onder nummer geïntroduceerd als mogelijkheid voor medewerkers met een publieke taak die aangifte willen doen van agressie (Opstelten, 2012). Dit maakt volgens de minister volledige anonimiteit in het strafproces mogelijk. Belangrijk is dat deze maatregel goed bekend wordt bij de ambulancemedewerkers. Zij staan nu nog vaak sceptisch tegenover het begrip anonieme aangifte omdat de anonimiteit niet gedurende het gehele strafproces gegarandeerd was. Ook politie zal de goed op de hoogte moeten zijn van het bestaan en de wijze van uitvoering van deze maatregel. Overigens blijft de vraag of deze absolute anonimiteit niet strijdig is met Europese wetgeving. Ambulancemedewerkers zijn kritisch over de politie en vooral het openbaar ministerie. Hoewel we niet aantonen dat dit tot minder aangiftebereidheid leidt zal verbetering waarschijnlijk wel tot meer aangiftes kunnen leiden. Het gaat dan om verbetering in het proces na de aangifte zoals een snellere doorlooptijd en bijvoorbeeld toepassing van snelrecht. Ook een betere informatievoorziening vanuit het openbaar ministerie zal positief kunnen bijdragen aan de aangiftebereidheid. Ook zwaarder straffen zal volgens de uitkomsten van dit onderzoek tot meer aangifte leiden. Respondenten geven aan dat ze vinden dat er zwaarder gestraft moet worden. Dit betekent in het licht van het theoretisch kader dat ze nog steeds de baten ten opzichte van de kosten te laag vinden. Hierbij is niet gekeken of ze ook daadwerkelijk goed op de hoogte zijn van de straffen die worden uitgesproken. Uit de gesprekken blijkt steeds dat ambulancemedewerkers niet het beeld hebben dat er zwaarder gestraft wordt. Uit onderzoek blijkt dat dit wel zo is. Belangrijk is dan ook dat de succesverhalen over vervolging en bestraffing veel beter worden uitgedragen. Het lijkt of alleen wat niet goed gaat wordt rond verteld. Conclusie De conclusie voor deze deelvraag is dat de belangrijkste algemene aanbevelingen voor het vergroten van de aangiftebereidheid van ambulancemedewerkers zijn; absolute anonimiteit voor het slachtoffer in het strafproces, procesmatige verbeteringen bij politie en justitie die het vertrouwen zullen verhogen en verhoging van de strafmaat. Daarnaast is van belang dat in communicatie veel beter wordt uitgedragen wat goed gaat.
33
6
Analyse en discussie
6.1
Analyse
In dit onderzoek hebben we de vraag proberen te beantwoorden in hoeverre de bereidheid onder ambulancemedewerkers om aangifte te doen wordt beïnvloed door factoren waar op de werkgever kan sturen. Dit is gebeurd aam de hand van zes deelvragen: Wat zijn de bepalende factoren voor de aangiftebereidheid van mensen na een delict? Is er een verschil in aangiftebereidheid tussen ambulancemedewerkers in vier oostelijke RAV-en en de Nederlandse burger? Wat zijn belangrijke factoren waarom ambulancemedewerkers in vier oostelijke RAV-en wel of geen aangifte doen? Verschilt de aangiftebereid van ambulancemedewerkers, in de vier onderzochte oostelijke RAV- en, die in functie te maken krijgen met een voorval ten opzichte van hun aangiftebereidheid wanneer een vergelijkbaar voorval hen treft als burger? Zijn er aanwijzingen dat ambulancemedewerkers in het algemeen en de onderzochte groep in het bijzonder, geconfronteerd met agressie of geweld, in de voorbije periode minder bereid zijn geraakt aangifte te doen? Zijn er aanbevelingen te doen die de aangiftebereidheid onder ambulancemedewerkers in oost Nederland geconfronteerd met agressie of geweld kunnen verhogen? In deze analyse zullen de uitkomsten van de deelvragen gespiegeld worden aan het theoretisch kader. De laatste deelvraag wordt beantwoord in het hoofdstuk conclusies en aanbevelingen. Uit de literatuurverkenning blijkt dat in veel onderzoek als bepalende factoren voor het doen van aangifte wordt uit gegaan van het economische verklaringsmodel (Goudriaan, 2006; Tolsma, 2011). In dit verklaringsmodel is de vraag of het doen van aangifte voor het slachtoffer wel de moeite waard is? Of een individu aangifte doet wordt vooral gezocht in het feit of de (verwachte) opbrengsten voor het slachtoffer wel op wegen tegen de (verwachte) kosten. Zijn de kosten hoog en de opbrengsten laag dan is er weinig reden om aangifte te doen. Opbrengsten en kosten liggen op materieel en immaterieel vlak. Materiele kosten zijn bijvoorbeeld de tijd die iemand kwijt is met het doen van aangifte en de inspanning die hij er voor moet leveren. Immateriële kosten zijn onder andere herkenning door de dader en de angst voor represailles. Materiele baten zijn bijvoorbeeld schadevergoeding en verzekeringsgelden. Immateriële baten zijn genoegdoening, of de inspanning door de politie. Ook psychische factoren spelen een belangrijke rol. Een heel belangrijke psychische factor is vertrouwen. De beslissing om aangifte te doen wordt sterk bepaald of een slachtoffer vertrouwen heeft in instituties zoals politie en justitie en vertrouwen in het systeem (Tolsma, 2011). Maar ook emoties als angst voor mogelijke represailles spelen een belangrijke rol. Als laatste spelen sociale factoren als de verwachtingen van de omgeving van het slachtoffer een belangrijke rol in de aangiftebereidheid. Daarnaast blijkt de ervaren ernst van een delict een belangrijke factor te zijn in het wel of niet doen van aangifte (Van Dijk & Steinmetz, 1979). We hebben in ons onderzoek laten zien dat ambulancemedewerkers in hun rol als burger niet minder aangiftebereid zijn dan de gemiddelde burger. Zelfs het omgekeerde blijkt waar, ze zijn meer aangiftebereid. Kijkend naar wat hierboven is beschreven is kan worden aangenomen dat ze vinden dat aangifte doen voor hen net zo lonend is als voor elke burger. Hun werk zorgt er dus niet voor dat ze als burger minder aangiftebereid zijn geworden en hun vertrouwen in instituties is blijkbaar niet zo geschaad dat dit leidt tot minder aangiftebereidheid. De reden waarom ze als burger eerder aangifte zouden doen is niet onderzocht. Mogelijk kan het verklaard worden uit bezorgdheid omdat ze in hun werk veel geconfronteerd worden met het onderwerp en het dus veel aandacht krijgt. In de literatuur vonden we dat aandacht voor het onderwerp en kennis over het gevoerde beleid de aangiftebereidheid vergroot (Goderie et al., 2003). Uit ons onderzoek is verder naar voren gekomen dat straf voor de dader een erg belangrijke reden is voor ambulancemedewerkers om aangifte te doen. Vergelding en genoegdoening spelen een belangrijke rol. Dit komt overeen met wat we zagen in de literatuur (De Keijser, 2005). Evenals het voorkomen dat dit soort incidenten in de toekomst ook anderen kan overkomen (Tolsma, 2011). Zwaarder straffen zal de aangiftebereidheid naar verwachting dan ook stimuleren. Dit zijn ook argumenten die we op tal van plaatsen ook in de literatuur terug zien komen maar ambulancemedewerkers lijken ze wel een prominentere plek te geven. Wat weinig van belang lijkt te zijn is de materiele beloning. In de literatuur vonden we dat dit de aangiftebereidheid kan stimuleren (Tolsma, 2011).
34
Hoewel de materiële schade bij voorvallen met ambulancepersoneel over het algemeen niet persoonlijk is , was de verwachting dat materiële compensatie belangrijk zou worden gevonden. Dit scoort in belangrijkheid echter laag. Voorstellen hier toe worden bijna als belediging op gevat. De belangrijkste reden waarom ambulancemedewerkers geen aangifte doen is dat men bang is dat persoonsgegevens bij de dader terecht komen (anonimiteit). Dit scoort zelfs hoger dan dat aangifte toch niet helpt. Dit zijn beide redenen die in het meeste onderzoek als meest belangrijk worden gegeven (Flight & Abraham, 2011; Groenhuijsen, 2011). Van deze twee scoort in ons onderzoek het probleem van de anonimiteit steeds het hoogst als reden om geen aangifte te doen. Ook te lage straffen voor daders wordt veel genoemd als reden om geen aangifte te doen. Op basis van de literatuur hadden we verwacht dat een laag vertrouwen in politie en justitie ook zou leiden tot een geringe aangiftebereidheid (Tolsma et al., 2011). Dit verband is echter niet zichtbaar. In ons onderzoek is men negatief over politie en justitie maar men is wel aangiftebereid. Dit neemt niet weg dat meer effectiviteit in het hele proces van aangifte tot veroordeling door bijvoorbeeld snelrecht en betere informatievoorziening door ambulancemedewerkers wordt genoemd als een verbetering die zeker bij zal dragen aan een hogere aangiftebereidheid. Ook dit zagen we in de literatuur waar wordt gepleit om het slachtoffer veel meer als een VIP binnen het strafproces te behandelen (Van Dijk, 2009). Dat plicht als reden om aangifte te doen niet als belangrijke factor door ambulancemedewerkers wordt onderschreven verwonderd ons niet. Ook in de literatuur komt het naar voren als reden die laag scoort (CBS, 2010). Het onderzoek laat een beeld zien van zelfbewuste ambulancemedewerkers die zelf bepalen waarom ze aangifte doen en zich daarin niet te veel laten sturen. Ook hebben we laten zien dat de aangiftebereidheid van ambulancemedewerkers die in hun beroep iets overkomt voor de twee voorvallen (bedreiging en vandalisme) niet afwijkt van hun aangiftebereidheid als burger. Als ze in hu n beroep te maken krijgen met fysieke agressie zijn ze iets minder aangiftebereid dan wanneer hen dat overkomt als burger. Een verklaring kan zijn dat bij fysieke agressie nog meer dan bij andere incidenten de angst speelt dat daders achter de persoonsgegevens kan komen van het slachtoffer. De dader heeft door zijn fysieke agressie al laten zien waartoe hij in staat is. Dit komt overeen met wat we vonden in het theoretisch kader waaruit blijkt dat angst voor represailles en gebrek aan anonimiteit de bereidheid om aangifte te doen negatief beïnvloed (Tolsma, 2011). Ook kan het zijn dat ze ten aanzien van dit voorval minder vertrouwen hebben in instituties als politie en justitie. Meer dan bij de andere voorvallen geldt hier namelijk dat slachtoffers met de aangifte ook vergelding willen bereiken (De Keijser, 2005). Indien slachtoffers het idee hebben dat deze vergelding er toch niet komt leidt dit tot minder aangiftebereidheid. De verklaring vanuit uit de literatuur is dan dus dat de baten lager zijn of de kosten hoger. Het is niet logisch dat de reden is dat men de ernst van het delict lichter in zou schatten want uit ons en ander onderzoek blijkt juist dat fysieke agressie als belangrijkste voorval naar voren komt om aangifte te doen (Flight & Abraham, 2011). Ambulancemedewerkers zien agressie niet als een persoonlijk falen en voelen zich daardoor niet geremd om aangifte te doen zoals bij andere vergelijkbare beroepen zoals artsen (Goderie et al., 2003). Ook zijn ze niet van mening dat dit soort incidenten nu eenmaal bij je werk hoort. In ons onderzoek hebben we ook de vraag proberen te beantwoorden of er aanwijzingen zijn dat ambulancemedewerkers in de laatste jaren minder aangiftebereid zijn geraakt. Dit naar aanleiding van opmerkingen uit het veld (Website van Zorgvisie, 2012; Website van De Telegraaf, 2012). Rapporten en onderzoeken van Ambulancezorg Nederland en het programma veilige publieke taak worden voor de onderbouwing van dit idee gebruikt. Volgens ons is dit niet terecht. De aangehaalde rapporten zeggen niets over de aangiftebereidheid maar enkel iets over de aangiftefrequentie. Onze enquête geeft eerder een tegenovergesteld beeld. Ambulancemedewerkers voelen zich niet minder aangiftebereid. De factoren die in ons onderzoek naar voren zijn gekomen als factoren die het meest de aangiftebereidheid zullen verhogen zijn ook factoren die we in het theoretisch kader hebben gevonden. Anonimiteit in het strafproces in het strafproces blijkt een zeer belangrijke factor (Tolsma, 2011; Goudriaan, 2006; Wittebrood, 2006). Ook voor ambulancemedewerkers was dit al aangetoond (Flight & Abraham, 2011; Jacobs et al, 2009; Sikkema et al., 2007). Ook in ons onderzoek komt het als pregnante reden naar boven. De wijze waarop er tegen politie maar vooral justitie wordt aangekeken duidt op gering vertrouwen. Het verbeteren van dit vertrouwen zou de aangiftebereidheid vergroten. Het gaat hier vooral om de wijze waarop het proces na de aangifte wordt afgehandeld. Wanneer dit beter, meer naar de wens van het slachtoffer, zou zijn zou dit de aangiftebereidheid verhogen. Het was bekend dat dit vertrouwen een belangrijk rol speelt (Tolsma, 2011; Goderie et al., 2003). Dat de zwaarte van de straf die een dader krijgt na een voorval de aangiftebereidheid zal vergroten is ook niet verassend. Vergelding is een belangrijke reden om aangifte te doen (Tolsma, 2011) (Goudriaan, 2006) (Wittebrood, 2006; De Keijser, 2005). Wat misschien daarin wel verassend is dat ondanks dat de afgelopen jaren de strafmaat al enkele malen fors is verhoogd dit in de ogen van de slachtoffers nog steeds niet voldoende is.
35
6.2
Discussie
In dit onderzoek is getracht een antwoord te vinden op de vraag wat de bepalende factoren zijn die de aangiftebereidheid van ambulancemedewerkers beïnvloeden en in hoeverre een werkgever hier invloed op uit kan oefenen. Dit laatste wordt in het hoofdstuk “conclusie en aanbevelingen” nog besproken. Het onderzoek is vooral kwantitatief van opzet. Deze manier van onderzoek maakt het mogelijk om grotere groepen te bevragen. Via de enquête zijn totaal 332 ambulancemedewerkers benaderd. We hebben hiermee een representatief beeld gekregen van een grote groep ambulancemedewerkers en hun houding als burger en als ambulancemedewerker ten aanzien van aangifte. Kwantitatief onderzoek leent zich echter minder voor verdieping. De “waarom” vraag is in dit onderzoek daarom beperkt aan bod gekomen. Daarom zou een aansluitend kwalitatief onderzoek dat zich meer op deze vraag richt nuttig zijn. De conclusie is dan ook dat wanneer we dit onderzoek kwalitatief hadden benadert we nu waarschijnlijk behoefte hadden gehad aan aanvullende kwantitatief onderzoek en nu we het vooral kwantitatief hebben aangepakt is er behoefte aan aanvullend kwalitatief onderzoek. Onze data zijn verkregen via de online survey in vier oostelijke RAV regio’s en gesprekken in vijf oostelijke RAV'en. Via analyse is aangetoond dat de enquête representatief mag worden genoemd voor wat betreft geslacht en functie voor alle ambulancemedewerkers in Nederland. Er zijn echter waarschijnlijk wel regionale verschillen tussen RAV'en op andere gebieden. Zo is geweld en agressie in het verstedelijkte westen een groter probleem dan het meer landelijke oosten. Dit onderzoek is dan ook vooral richtinggevend voor de ambulancesector als geheel maar niet maatgevend. Voor een maatgevend onderzoek zullen ook andere RAV'en aanvullend benaderd moeten worden. Zoals al eerder aangegeven denken wij dat meerjarig vergelijkend onderzoek een beter beeld kan geven over de ontwikkeling van de aangiftebereidheid bij ambulancemedewerkers. Men ontkomt er niet aan dat soms tijdens een onderzoek kennis wordt opgedaan die niet in het ontwerp van het onderzoek kan worden meegenomen. Bij een kwantitatief onderzoek is die nieuwe kennis vaak moeilijker in te passen dan bij een kwalitatief onderzoek. De enquête is bijvoorbeeld al weg. Zo ontdekte wij in de literatuur nog een theorie die in dit onderzoek niet is meegenomen maar wel van invloed kan zijn op aangiftebereidheid. Breakwell komt tot de conclusie dat mensen met sociale beroepen confrontaties met agressieve patiënten zien als een persoonlijk falen (Breakwell, 1997). Het slachtoffer verwijt zich dat hij, als professional, de situatie anders had in moeten schatten. Hiermee ligt een deel van de oorzaak dus bij zichzelf. Ook de eigen collega’s kijken vaak op deze wijze naar een voorval. Breakwell geeft aan dat veel mensen met een sociaal beroep een stereotiep beeld van een (collega)slachtoffer hebben. Ze zien het slachtoffer als provocerend, incompetent, autoritair, onervaren, veeleisend en inflexibel. Daarnaast vinden ze hen vaak onbekwaam om voorbodes van geweld op te merken. Het verrassende is dat de slachtoffers dit beeld vaak onderschrijven, hoewel ze vinden dat het niet voor henzelf geldt (Breakwell, 1997). Het incident wordt daarmee dus gezien als een brevet van onvermogen van het slachtoffer en dit belemmerd de bereidheid om een incident te melden of aangifte te doen. De verwijtbaarheid licht bij deze redenering namelijk gedeeltelijk bij het incompetente slachtoffer. De opmerking van de managementleden die we spraken in ons onderzoek en die zeggen dat het wel vaak dezelfde medewerkers zijn die iets overkomt, sluit aan op deze theorie. Echter tabel 1, blz. 9 waarin staat dat nul procent van de slachtoffers geen aangifte deed uit schaamte lijkt hen te weerspreken. Als slachtoffers namelijk bovenstaande theorie zouden onderschrijven zou je verwachten dat ze zich schamen als hen een voorval overkomt. We adviseren om in vervolg onderzoek deze theorie mee te nemen. “Agressie kan ook door ambulance hulpverlener worden uitgelokt door bepaalde opstelling of binnenkomst. Soms is agressie verkapt verdriet of onrust. Dat maakt het niet toegestaan maar hier kan mogelijk anders door ons mee worden omgegaan dan echte agressie." Citaat uit online enquête
In ons onderzoek zijn ook een aantal algemene vragen gesteld die niet van belang zijn voor de uitkomsten van dit onderzoek. Binnen de discussie kunnen ze echter worden genoemd. Op de vraag of voorvallen intern geregistreerd worden antwoordt 57% dat ze dit niet weten. Of ze het moeten melden weet 40% niet en hetzelfde percentage weet ook niet of daarvoor een systeem is. Ook op de vraag of er binnen de RAV een afspraak is dat er altijd aangifte wordt gedaan na geweld of agressie zegt 52% dat ze dit niet weet. Het is duidelijk dat bekendheid over beleid en afspraken nog aandacht verdient. Ook het sectorfonds ambulancezorg (SOVAM) komt tot deze conclusie (Peerdeman & Brouwer, 2007).
36
Tijdens het onderzoek is ook gebleken dat ambulancemedewerkers een beetje genoeg lijken te krijgen van al de aandacht voor dit onderwerp. Dit is verschillende keren uitgesproken. Het is voor hen de zoveelste keer dat ze over dit onderwerp bevraagd worden. Voor de onderzoeker is het een voordeel geweest dat hij in het verleden zelf in deze branche werkzaam was, waarschijnlijk was anders de respons veel lager geweest.
37
7
Conclusie en aanbevelingen
7.1
Conclusie
In dit onderzoek is gezocht naar het antwoord op de vraag in hoeverre de bereidheid onder ambulancemedewerkers om aangifte te doen van agressie en geweld tijdens het werk wordt beïnvloed door factoren die door de werkgever zijn te sturen. De reden voor het onderzoek ontstond doordat vooral binnen bepaalde delen van de beroepsgroep de mening werd geventileerd dat de aangiftebereidheid laag zou zijn en de laatste jaren ook nog minder was geworden. In het onderzoek hebben we gezien dat de door ons onderzochte ambulancemedewerkers in de vier oostelijke ambulanceregio’s bovengemiddeld aangiftebereid zijn. Dit geldt zowel voor voorvallen die hen treffen als burger als voor voorvallen die hen treffen in het werk. Voor het onderzochte voorval “mishandeling” geldt dat ze meer aangiftebereid zijn als hen dit als burger overkomt dan als ambulancemedewerker. Maar ook dan nog is de ambulancemedewerker bovenmatig aangiftebereid. Er zijn geen aanwijzingen dat de aangiftebereidheid onder ambulancemedewerkers de afgelopen jaren minder is geworden. De conclusie is dat het met de aangiftebereidheid van ambulancemedewerkers goed is gesteld vergeleken met de gemiddelde burger. De belangrijkste factoren die de aangiftebereidheid positief kunnen beïnvloeden zijn: anonimiteit van het slachtoffer in het gehele strafproces, zwaardere straffen voor daders, procesmatige verbetering bij politie en justitie, en communicatie over succes verhalen.
7.2
Aanbevelingen
De bovenstaande conclusies brengen ons tot de volgende aanbevelingen voor de werkgevers in de ambulancezorg. Op de factor anonimiteit voor het slachtoffer heeft een werkgever in de ambulancezorg weinig invloed. Beslissingen hierover worden in de politiek gemaakt. Zeer recentelijk is aangifte op nummer geïntroduceerd. Dit maakt de weg vrij voor gegarandeerde anonieme aangifte. Maar nog maar weinig ambulancemedewerkers weten dat aangifte op nummer vanaf 1 oktober ook daadwerkelijk mogelijk is. De rol van de werkgever voor beide factoren is vooral te zorgen dat de kennis bij het management en de werknemers wordt verbeterd. Dit leidt tot de volgende aanbeveling: 1. Draag zorg voor een goede kennis bij management en personeel over alle mogelijkheden van anonieme aangifte, waaronder aangifte op nummer. Ook op de factor zwaardere straffen heeft een werkgever weinig invloed. Mogelijk kan via de branche organisatie hier invloed op worden uitgeoefend. Maar ook hierin zijn de afgelopen jaren duidelijke keuzes gemaakt. De wettelijke strafmaat voor daders van geweld en agressie tegen medewerkers met een publieke taak zijn fors verhoogd. Veel ambulancemedewerkers denken dat van zwaarder straffen in de praktijk niets terecht komt. Uit onderzoek blijkt dat dit wel gebeurd (Bosmans & Pemberton, 2012). De verwachtingen zijn waarschijnlijk te hoog geweest. Dit brengt ons tot de volgende aanbeveling: 2. Communiceer dat straffen voor geweld tegen medewerkers met een publieke taak wel degelijk zwaarder zijn dan enkele jaren geleden en ook zeker zwaarder dan bij gelijkwaardige voorvallen tegen individuen zonder een publieke taak. De mogelijkheden voor een procesmatige verbetering bij politie en justitie ligt vooral bij die beide partijen. De rol van de ambulancewerkgever is om hier actief op aan te dringen. Dit kan zowel landelijk via bijvoorbeeld de branche organisatie maar ook lokaal door het maken van afspraken met politie en justitie. Het is van belang dat er korte afstemmingslijnen zijn tussen ambulancediensten en politie en justitie. Aan informatie is een grote behoefte. Korte afstemmingslijnen zorgen er voor dat deze informatie beschikbaar is. Dit zal bijdragen aan het vertrouwen in politie en justitie. Dit leidt tot de volgende aanbeveling: 3. Draag zorg voor goede lokale contacten met politie en justitie (openbaar ministerie). Neem zo nodig zelf actief initiatieven tot het verkrijgen van wederzijdse contactpersonen. Op de factor, communicatie over succes verhalen, heeft de werkgever directe invloed. Zowel de branche organisatie als de individuele werkgever kan veel meer doen om het positieve nieuws over de effecten van de verschillende campagnes onder de aandacht te brengen van de werknemers.
38
Ook de communicatie over afgeronde strafzaken en de positieve resultaten hiervan zouden veel meer met iedereen gedeeld moeten worden. Dit bewijst dat aangifte wel helpt. Hierin ligt volgens ons ook een taak voor de branche organisatie om deze verhalen te verzamelen. In onze opinie is er onevenredig veel aandacht voor wat er niet goed is gegaan. Dit leidt tot de volgende aanbeveling: 4. Zorg dat succesverhalen over vervolging en bestraffing van daders, ook van incidenten buiten de eigen regio, goed bekend worden gemaakt bij het personeel. Naast deze aanbevelingen op basis van de belangrijkste conclusies van dit onderzoek doen we nog een viertal algemene aanbevelingen: 5. Communiceer niet dat ambulancemedewerkers geen aangifte willen doen, dit blijkt uit niets. Communiceer juist dat ambulancemedewerkers erg aangiftebereid zijn. Dit werkt stimulerend op anderen. 6. Geef geen materiele beloning voor het doen van aangifte, maar compenseer wel de tijd die medewerkers kwijt zijn voor het doen van een aangifte. 7. Koppel de melding van incidenten en daarmee de registratie aan het elektronisch ritformulier. Dit vereenvoudigt het proces en maakt het probleem inzichtelijker. 8. Zorg dat het beleid over dit onderwerp beter bij medewerkers bekends is. Onderzoek toont aan dat kennis van het eigen beleid de aangiftebereidheid vergroot.
“Hulp bij aangifte voor hulpverleners door management of een collega die goed op de hoogte is van de procedures, zodat de aangifte op zich minder belastend is. Absoluut het incognito aangifte doen, d.w.z. anoniem blijven voor je eigen veiligheid. Serieus genomen worden door politie bij doen van aangifte” Citaat uit de online enquête
39
8.
Nawoord
Als afsluiting van dit onderzoek een kort nawoord. Dit onderzoek heeft mij de mogelijkheden geboden mezelf te verdiepen in een onderwerp dat me zeer aan het hart gaat. Ik vind het van groot belang dat agressie en geweld tegen hulpverleners nooit als iets vanzelfsprekends zal worden ervaren. Het is belangrijk dat de aangiftebereidheid onder hen dan ook maximaal blijft. Hopelijk levert dit onderzoek hieraan een bijdrage. Daarnaast heeft het schrijven van deze thesis mij veel kennis gebracht over het doen van onderzoek. Een vaardigheid die mij in mijn werk als beleidsmedewerker en adviseur goed van pas zal gaan komen. Het doen van onderzoek was toch nog een stuk ingewikkelder dan van te voren bedacht. Ik wil dan ook graag mijn begeleider Jaap Timmer bedanken voor zijn stimulerende ondersteuning. Ook Jochem Tolsma wil ik erg bedanken voor al zijn tijd die hij in mij heeft gestoken. De analyse van de enquête resultaten was zonder hem nooit gelukt.
40
Referenties (2012, januari 4). Opgeroepen op oktober 22, 2012, van Website van Zorgvisie: http://www.zorgvisie.nl/Personeel/13026/Misleidende-cijfers-over-geweld-tegen-hulpverleners.htm (2012, augustus 16). Opgeroepen op oktober 22, 2012, van Website van De Telegraaf: http://www.telegraaf.nl/binnenland/12767099/__Meer_geweld_bij_ambulance__.html Abraham, M., & Roorda, W. (2011). Tabellenboek agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak, metingen 2007 - 2009 - 2011. Amsterdam: DSP-groep. AZN. (2011). Ambulances In-zicht 2011. Zwolle: Ambulancezorg Nederland. Bosmans, M., & Pemberton, A. (2012). Straftoemeting bij geweld tegen kwalificerende slachtoffers: een replicatie studie. Tilburg: Intervict. Breakwell, G. (1997). Coping with aggressive behaviour. Leicester, UK: British Psycological Society. BZK. (2005). Actieve wederkerigheid. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. BZK. (2006). Actieprogramma Aanpak Agressie en Geweld Tegen Werknemers met Publieke Taken. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. CBS. (2010). Integrale Veiligheidsmonitor 2010. Den Haag: Centraal Bureau voor de statistiek. CBS. (2011). Integrale Veiligheidsmonitor 2011: landelijke rapportage. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek. De Keijser, J. (2005). Het relatieve draagvlak voor herstel. Tijdschrift voor herstelrecht, 35-39. Flight, S., & Abraham, M. (2011). Agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak. Amsterdam: DSP-Groep. Goderie, M., Janssen, U., Lünneman, K., & Nieborg, S. (2003). Geweldsmeldingen bij de politie, overwegingen van burgers om geweldsincidenten te melden. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Goudriaan, H. (2006). Reporting Crime: Effects of social context on the decission of victims to notify the police. Veenendaal: Universal Press. Goudriaan, H., Wittebrood, K., & Nieuwbeerta, P. (2004). Buurtkenmerken en aangiftegedrag van slachtoffers van criminaliteit: De effecten van sociaal-economische achterstand, informele sociale controle en vertrouwen in de effectiviteit van de politie. Mens & Maatschappij, 287. Groenhuijsen, M. (2011). Toegang tot he strafrecht - een slachtofferperspectief. Delikt en Delinkwent, 209-219. Jacobs, M., Jans, M., & Roman, B. (2009). Aard en omvang van ongewenst gedrag tegen werknemers met een publieke taak: een vervolg onderzoek. Tilburg: IVA. Opstelten, I. (2012, september 5). Brief aan 2e kamer over regeling aangifte onder nummer. Den Haag. Peerdeman, P., & Brouwer, E. (2007). Handreiking voor management en staf, aangifte doen bij de politie. Zwolle: Sovam. Sikkema, C., Abraham, M., & Flight, S. (2007). Ongewenst gedrag besproken. Amsterdam: DSP-groep. Skogan, W. (1984). reporting crimes to the police: the status of the world research. Journal of research in crime and delinquency, 113-117. Tolsma, J. (2011). Aangiftebereidheid: Welke overwegingen spelen een rol bij de beslissing om wel of niet aangifte te doen? Cahier Politiestudies. Tolsma, J., Blaauw, J., & Te Grotenhuis, M. (2011). When do people report crime to the police? Results from a factorial survey design in the Netherlands, 2010. Journal of Experimental Criminology, 1-18. Van Dijk, J. (2009). De komenden emancipatie van het slachtoffer: naar een verbeterde rechtspositie voor gedupeerden van misdrijven. Tijdschrift voor herstelrecht, 20-39. Van Dijk, J., & Steinmetz, C. (1979). De WODC-slachtoffer-enquètes 1974-1979. Den Haag: Staatsuitgeverij. Van Duin, M., Van der Torre-Eillert, T., Bergsma, H., & Van der Torre, E. (2010). Politie en Bestuur in de Bible belt een verkenning. Lokale Zaken, Politie&Wetenschap. van Zanten, P., Oostdijk, A., de Vries, B., Jonker, F., Hes, M., Sprenger, P., et al. (2009). Cameraregistratie op ambulances: tussen evaluatie van de pilot. Utrecht: Berenschot. Vink, E. (2011, augustus). Aaangifte doen van agressie en geweld door Spoedeisende Hulp-verpleegkundigen (masterscriptie criminologie). Universiteit Leiden. Wittebrood, K. (2006). Slachtoffers van criminaliteit. Feiten en achtergronden. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau.
41
Begrippenlijst AAM AZN BZK CBS IVM RAV SOVAM VPT
Ambulance Aangiftemonitor Ambulance Zorg Nederland Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Centraal Bureau voor de Statistiek Integrale Veiligheidsmonitor Regionale Ambulance Voorziening sectorfonds voor ambulancezorg Veilige Publieke Taak
42
Online enquête Dit is de word versie van de online enquête, de "ambulance aangifte monitor" (AAM). In deze word versie zijn al de mogelijke vragen die respondenten konden krijgen opgenomen. In de online versie is door vraaglogica gezorgd dat respondenten alleen vragen kregen die logisch aansloten op eerder gegeven antwoorden. In de online enquête was bij elke vraag steeds zichtbaar op welk type voorval de vraag betrekking had. In deze word versie is steeds bij de eerste vraag uit een serie in rood duidelijk aangegeven op welk type voorval de vragen betrekking hebben Inleiding Beste collega Deze vragenlijst gaat over uw aangiftebereidheid. Wanneer doet u wel of geen aangifte van een voorval? Er zullen eerst vragen gesteld worden over uw aangiftebereidheid als burger. Dus als een voorval plaatsvindt als u niet in dienst bent als ambulancemedewerker. In het tweede deel worden er vragen gesteld over uw aangiftebereidheid wanneer u in uw functie als ambulancemedewerker te maken krijgt met een voorval. Bovenaan elke bladzijde kunt u steeds zien over welk type voorval de betreffende vraag gaat. Onderaan elke pagina vindt u een knop [volgende] om naar de volgende bladzijde te gaan. Het meedoen aan deze enquête neemt ongeveer 15 minuten in beslag. De informatie uit deze dataset blijft mij als onderzoeker en zal niet beschikbaar worden gesteld aan derden. Over de resultaten van dit onderzoek zal ik u in maart 2013 informeren 1. Geslacht man vrouw 2. Wat is uw geboortejaar? 3. Werkzaam als ambulancemedewerker sinds 4. Werkzaam als ambulanceverpleegkundige ambulancechauffeur 5. Voor welke RAV werkt u? (indien u voor meerdere RAV-en werkt kies dan degene waar u over het algemeen de meeste uren bij werkt) Gelderland-Zuid Gelderland-Midden Twente IJsselland Vragen aangiftebereidheid algemeen Jaarlijks wordt in Nederland door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de veiligheidsmonitor afgenomen onder een representatieve groep Nederlanders. In dit onderdeel zullen een aantal vragen uit deze monitor aan u gesteld worden. Doel hiervan is om de groep van ambulancemedewerkers te vergelijken met een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking. 6. Is er in de afgelopen 5 jaar wel eens een poging tot inbraak gedaan in uw woning zonder dat er iets is gestolen? ja nee 7. Heeft uzelf of iemand anders het voorval bij de politie gemeld? ja nee 8. Heeft u uiteindelijk een aangiftekaart of proces verbaal ondertekend? ja nee
43
9. Wat was voor u de belangrijkste reden om dit voorval bij de politie aan te geven? de dader moet gepakt worden ik vond het mijn plicht ik vond dat de politie dit moest weten, het moet ophouden in verband met de verzekering geen van deze 10. Als u denkt aan alles wat de politie naar aanleiding van deze aangifte heeft gedaan ben u daarover dan zeer tevreden tevreden niet tevreden, niet ontevreden ontevreden zeer ontevreden 11. Als u opnieuw slachtoffer wordt van een inbraak waarbij niets wordt gestolen, gaat u dan aangifte doen bij de politie? ja absoluut ja waarschijnlijk misschien nee waarschijnlijk niet nee absoluut niet 12. Als het komende jaar in uw woning een poging tot inbraak wordt gedaan zonder dat er iets wordt gestolen, gaat u dan aangifte doen bij de politie? ja absoluut ja waarschijnlijk misschien nee waarschijnlijk niet nee absoluut niet 13. Wat is voor u de belangrijkste reden om dit voorval bij de politie aan te geven? de dader moet gepakt worden om gestolen goederen terug te krijgen ik vind het mijn plicht ik vind dat de politie dit moet weten, het moet ophouden in verband met de verzekering geen van deze 14. Wat was voor u de belangrijkste reden om het voorval niet te melden bij de politie? het helpt toch niets het was niet zo belangrijk het is opgelost dit is geen zaak voor de politie dan volgen er misschien represailles geen van deze 15. Wat was voor u de belangrijkste reden om geen proces verbaal of aangiftekaart te ondertekenen? het helpt toch niets het was niet zo belangrijk het is opgelost dit is geen zaak voor de politie dan volgen er misschien represailles geen van deze 16. Wat is voor u belangrijkste reden om (mogelijk) geen aangifte te doen? het helpt toch niets het is niet zo belangrijk dit is geen zaak voor de politie
44
dan volgen er misschien represailles geen van deze 17. Is er in de afgelopen 5 jaar wel eens iets gestolen uit uw woning? ja nee 18. Heeft uzelf of iemand anders het voorval bij de politie gemeld? ja nee 19. Heeft u uiteindelijk een aangiftekaart of proces verbaal ondertekend? ja nee 20. Wat was voor u de belangrijkste reden om dit voorval bij de politie aan te geven? de dader moet gepakt worden om gestolen goederen terug te krijgen ik vond het mijn plicht ik vond dat de politie dit moest weten, het moet ophouden in verband met de verzekering geen van deze 21. Als u denkt aan alles wat de politie naar aanleiding van deze aangifte heeft gedaan ben u daarover dan zeer tevreden tevreden niet tevreden, niet ontevreden ontevreden zeer ontevreden 22. Als u opnieuw slachtoffer wordt van een inbraak in uw woning waarbij iets wordt gestolen, gaat u dan aangifte doen bij de politie? ja absoluut ja waarschijnlijk misschien nee waarschijnlijk niet nee absoluut niet 23. Als het komende jaar in uw woning wordt ingebroken en er wordt iets gestolen, gaat u dan aangifte doen bij de politie? ja absoluut ja waarschijnlijk misschien nee waarschijnlijk niet nee absoluut niet 24. Wat is voor u de belangrijkste reden om dit voorval bij de politie aan te geven? ik vind het mijn plicht de dader moet gepakt worden om gestolen goederen terug te krijgen ik vind dat de politie dit moet weten, het moet ophouden in verband met de verzekering geen van deze 25. Wat was voor u de belangrijkste reden om het voorval niet te melden bij de politie? het helpt toch niets het was niet zo belangrijk het is opgelost dit is geen zaak voor de politie
45
dan volgen er misschien represailles geen van deze 26. Wat was voor u de belangrijkste reden om geen proces verbaal of aangiftekaart te ondertekenen? het helpt toch niets het was niet zo belangrijk het is opgelost dit is geen zaak voor de politie dan volgen er misschien represailles geen van deze 27. Wat is voor u de belangrijkste reden om (mogelijk) geen aangifte te doen? het helpt toch niets het is niet zo belangrijk dit is geen zaak voor de politie dan volgen er misschien represailles geen van deze 28. Bent u in de laatste vijf jaar wel eens bedreigd zonder dat u werd aangevallen of mishandeld, terwijl u NIET uw functie uitoefende als ambulancemedewerker (met bijvoorbeeld slaan, schoppen, een pistool, een mes of iets dergelijks)? ja nee 29. Heeft uzelf of iemand anders het voorval bij de politie gemeld? ja nee 30. Heeft u uiteindelijk een aangiftekaart of proces verbaal ondertekend? ja nee 31. Wat was voor u de belangrijkste reden om dit voorval bij de politie aan te geven? de dader moet gepakt worden om gestolen goederen terug te krijgen ik vond het mijn plicht ik vond dat de politie dit moest weten, het moet ophouden in verband met de verzekering geen van deze 32. Als u denkt aan alles wat de politie naar aanleiding van deze aangifte heeft gedaan ben u daarover dan zeer tevreden tevreden niet tevreden, niet ontevreden ontevreden zeer ontevreden 33. Als u opnieuw slachtoffer wordt van bedreiging met fysiek geweld, terwijl u niet uw functie uitoefent als ambulancemedewerker, gaat u dan aangifte doen bij de politie? ja absoluut ja waarschijnlijk misschien nee waarschijnlijk niet nee absoluut niet 34. Als u het komende jaar slachtoffer wordt van bedreiging met fysiek geweld, terwijl u niet uw functie uitoefent als ambulancemedewerker, gaat u dan aangifte doen bij de politie? ja absoluut ja waarschijnlijk
46
misschien nee waarschijnlijk niet nee absoluut niet 35. Wat is voor u de belangrijkste reden om dit voorval bij de politie aan te geven? ik vind het mijn plicht de dader moet gepakt worden om gestolen goederen terug te krijgen ik vind dat de politie dit moet weten, het moet ophouden in verband met de verzekering geen van deze 36. Wat was voor u de belangrijkste reden om het voorval niet te melden bij de politie? het helpt toch niets het was niet zo belangrijk het is opgelost dit is geen zaak voor de politie dan volgen er misschien represailles geen van deze 37. Wat was voor u de belangrijkste reden om geen proces verbaal of aangiftekaart te ondertekenen? het helpt toch niets het was niet zo belangrijk het is opgelost dit is geen zaak voor de politie dan volgen er misschien represailles geen van deze 38. Wat is voor u de belangrijkste reden om (mogelijk) geen aangifte te doen? het helpt toch niets het is niet zo belangrijk dit is geen zaak voor de politie dan volgen er misschien represailles geen van deze 39. Heeft iemand u in de laatste vijf jaar wel eens aangevallen of mishandeld, terwijl u NIET uw functie uitoefende als ambulancemedewerker (bijv. door u te slaan of te schoppen, of door een pistool, een mes, een stuk hout, een schaar of iets anders tegen u te gebruiken)? ja nee 40. Heeft uzelf of iemand anders het voorval bij de politie gemeld? ja nee 41. Heeft u uiteindelijk een aangiftekaart of proces verbaal ondertekend? ja nee 42. Wat was voor u de belangrijkste reden om dat voorval bij de politie aan te geven? de dader moet gepakt worden om gestolen goederen terug te krijgen ik vond het mijn plicht ik vond dat de politie dit moet weten, het moet ophouden in verband met de verzekering geen van deze 43. Als u denkt aan alles wat de politie naar aanleiding van deze aangifte heeft gedaan bent u daarover dan zeer tevreden
47
tevreden niet tevreden, niet ontevreden ontevreden zeer ontevreden 44. Als u opnieuw slachtoffer wordt van mishandeling, terwijl u niet de functie van ambulancemedewerker uitoefent, gaat u dan aangifte doen bij de politie? ja absoluut ja waarschijnlijk misschien nee waarschijnlijk niet nee absoluut niet 45. Als u het komende jaar wordt aangevallen of mishandeld, terwijl u niet uw functie als ambulancemedewerker uitoefent, gaat u dan aangifte doen bij de politie? ja absoluut ja waarschijnlijk misschien nee waarschijnlijk niet nee absoluut niet 46. Wat is voor u de belangrijkste reden om dit voorval bij de politie aan te geven? ik vind het mijn plicht de dader moet gepakt worden om gestolen goederen terug te krijgen ik vind dat de politie dit moet weten, het moet ophouden in verband met de verzekering geen van deze 47. Wat was voor u de belangrijkste reden om het voorval niet te melden bij de politie? het helpt toch niets het was niet zo belangrijk het is opgelost dit was geen zaak voor de politie dan volgen er misschien represailles geen van deze 48. Wat was voor u de belangrijkste reden om geen proces verbaal of aangiftekaart te ondertekenen? het helpt toch niets het was niet zo belangrijk het is opgelost dit was geen zaak voor de politie dan volgen er misschien represailles geen van deze 49. Wat is voor u de belangrijkste reden om (mogelijk) geen aangifte te doen? het helpt toch niets het is niet zo belangrijk dit is geen zaak voor de politie dan volgen er misschien represailles geen van deze 50. Is er de laatste vijf jaar wel eens iets van u moedwillig vernield of beschadigd, zonder dat daarbij iets is gestolen, terwijl u NIET uw functie uitoefende als ambulancemedewerker (denk bijvoorbeeld aan vernielingen aan uw tuin, aan de buitenkant van uw huis, of uw fiets)? ja nee 51. Heeft uzelf of iemand anders het voorval bij de politie gemeld?
48
ja nee 52. Heeft u uiteindelijk een aangiftekaart of proces verbaal ondertekend? ja nee 53. Wat was voor u de belangrijkste reden om dat voorval bij de politie aan te geven? de dader moet gepakt worden om gestolen goederen terug te krijgen ik vond het mijn plicht ik vond dat de politie dit moest weten, het moet ophouden in verband met de verzekering geen van deze 54. Als u denkt aan alles wat de politie naar aanleiding van deze aangifte heeft gedaan ben u daarover dan zeer tevreden tevreden niet tevreden, niet ontevreden ontevreden zeer ontevreden 55. Als u opnieuw slachtoffer wordt van vernieling van uw spullen, terwijl u niet uw functie van ambulancemedewerker uitoefent, gaat u dan aangifte doen bij de politie? ja absoluut ja waarschijnlijk misschien nee waarschijnlijk niet nee absoluut niet 56. Als het komende jaar iets van u moedwillig wordt vernield, terwijl u niet uw functie van ambulancemedewerker uitoefent, gaat u dan aangifte doen bij de politie? ja absoluut ja waarschijnlijk misschien nee waarschijnlijk niet nee absoluut niet 57. Wat is voor u de belangrijkste reden om dit voorval bij de politie aan te geven? ik vind het mijn plicht de dader moet gepakt worden om gestolen goederen terug te krijgen ik vind dat de politie dit moet weten, het moet ophouden in verband met de verzekering geen van deze 58. Wat was voor u de belangrijkste reden om het voorval niet te melden bij de politie? het helpt toch niets het was/ is niet zo belangrijk het is opgelost dit is geen zaak voor de politie dan volgen er misschien represailles geen van deze 59. Wat was voor u de belangrijkste reden om geen proces verbaal of aangiftekaart te ondertekenen? het helpt toch niets het was niet zo belangrijk het is opgelost dit was geen zaak voor de politie
49
dan volgen er misschien represailles geen van deze 60. Wat is voor u de belangrijkste reden om geen aangifte te doen? het helpt toch niets het is niet zo belangrijk dit is geen zaak voor de politie dan volgen er misschien represailles geen van deze Vragen over uw aangiftebereidheid indien u iets overkomt in uw functie als ambulancemedewerker. Het vervolg van deze vragenlijst gaat over uw aangiftebereidheid terwijl u WEL uw functie als ambulancemedewerker uitoefende. De vragen richten zich met name op vernielen/verhinderen, fysieke agressie en bedreigen/intimidatie. U kunt steeds in de titelbalk zien over welk onderwerp de vragen gaan. 61. Bent u in de afgelopen 5 jaar in uw functie als ambulancemedewerker wel eens geconfronteerd met het vernielen van materialen en/of het verhinderen van het uitvoeren van uw werkzaamheden (wanneer het vaker is gebeurd neem dan het meest recente voorbeeld)? ja nee 62. Hoe vaak is dit de laatste 5 jaar voorgekomen? 63. Heeft u het voorval bij uw werkgever gemeld? ja nee 64. Als u denkt aan alles wat uw werkgever naar aanleiding van uw melding heeft gedaan bent u daarover dan zeer tevreden tevreden niet tevreden, niet ontevreden ontevreden zeer ontevreden 65. Heeft uzelf of iemand anders het voorval bij de politie gemeld? ja nee 66. Heeft u uiteindelijk een aangiftekaart of proces verbaal ondertekend? ja nee 67. U kunt verschillende redenen hebben waarom u bij de politie aangifte heeft gedaan. Geef aan hoe belangrijk een reden voor u was. zeer belangrijk belangrijk niet belangrijk, niet onbelangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk -
hiermee kan ik voorkomen dat het ook mijn collega’s overkomt mijn werkgever verwacht dit van mij ik vind dat de politie dit moet weten, het moet ophouden om agressie en geweld tegen hulpverleners te stoppen de dader moet gepakt worden om inzicht te krijgen hoe vaak dit soort delicten voorkomen ik voel me veiliger als ik aangifte heb gedaan
50
-
ik wil dat de dader gestraft wordt aangifte is mijn plicht om verzekering redenen of schadevergoeding
68. Als u denkt aan alles wat de politie naar aanleiding van uw aangifte heeft gedaan bent u daarover dan zeer tevreden tevreden niet tevreden, niet ontevreden ontevreden zeer ontevreden 69. Als u denkt aan alles wat justitie (openbaar ministerie en rechterlijke macht) naar aanleiding van uw aangifte heeft gedaan bent u daarover dan zeer tevreden tevreden niet tevreden, niet ontevreden ontevreden zeer ontevreden 70. Als u opnieuw slachtoffer wordt van het vernielen van materialen en/of het verhinderen van het uitvoeren van uw werkzaamheden, in uw functie van ambulancemedewerker, gaat u dan aangifte doen bij de politie? ja absoluut ja waarschijnlijk misschien nee waarschijnlijk niet nee absoluut niet 71. Als u het komende jaar geconfronteerd zou worden met het vernielen van materialen en/of het verhinderen van het uitvoeren van uw werkzaamheden, in uw functie van ambulancemedewerker, gaat u dan aangifte doen bij de politie? ja absoluut ja waarschijnlijk misschien nee waarschijnlijk niet nee absoluut niet 72. U kunt verschillende redenen hebben om dit voorval bij de politie aan te geven. Geef aan hoe belangrijk een reden voor u is. zeer belangrijk belangrijk niet belangrijk, niet onbelangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk -
om verzekering redenen of schadevergoeding ik vind dat de politie dit moet weten, het moet ophouden hiermee kan ik voorkomen dat het ook mijn collega’s overkomt aangifte is mijn plicht mijn werkgever verwacht dit van mij de dader moet gepakt worden ik wil dat de dader gestraft wordt om agressie en geweld tegen hulpverleners te stoppen om inzicht te krijgen hoe vaak dit soort delicten voorkomen ik voel me veiliger als ik aangifte heb gedaan
73. U kunt verschillende redenen hebben waarom u het voorval niet bij de politie heeft gemeld. Geef aan hoe belangrijk een reden voor u was. zeer belangrijk
51
belangrijk niet belangrijk, niet onbelangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk -
de dader was onder invloed van alcohol en/of drugs het traject van melding tot een veroordeling duurt veel te lang de politie zou weinig inspanning besteden aan de melding ik vond melding doen te belastend eerdere slechte ervaringen met meldingen van mijzelf de tijd die ik er in moet investeren is het mij niet waard dit soort incidenten hoort nu eenmaal bij het werk ik verwacht niet dat ik een schadevergoeding zal krijgen ik wil niet het risico lopen dat de dader mijn persoonsgegevens krijgt een melding helpt toch niets ik was bang mijn beroepsgeheim te breken de dader was niet toerekeningsvatbaar ik heb er gewoon niet aan gedacht melding te doen eerdere slechte ervaringen met meldingen van mijn collega’s melding werd me ontraden door collega's of leidinggevende(n)
74. U kunt verschillende redenen hebben waarom u geen aangiftekaart of proces verbaal heeft ondertekend. Geef aan hoe belangrijk een reden voor u was. zeer belangrijk belangrijk niet belangrijk, niet onbelangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk -
ik heb er gewoon niet aan gedacht aangifte te doen aangifte werd me ontraden door collega's of leidinggevende(n) een aangifte helpt toch niets de tijd die ik er in moet investeren is het mij niet waard het traject van melding tot een veroordeling duurt veel te lang ik was bang mijn beroepsgeheim te breken de dader was onder invloed van alcohol en/of drugs de dader was niet toerekeningsvatbaar eerdere slechte ervaringen met aangifte van mijn collega’s een eventuele straf stelt toch niets voor zeer belangrijk de politie zou weinig inspanning besteden aan mijn aangifte ik vond aangifte doen te belastend dit soort incidenten hoort nu eenmaal bij het werk ik verwacht niet dat ik een schadevergoeding zal krijgen eerdere slechte ervaringen van mijzelf met aangifte aangifte zou toch niet tot vervolging leiden ik wil niet het risico lopen dat de dader mijn persoonsgegevens krijgt
75. U kunt verschillende redenen hebben waarom u (mogelijk) geen aangifte zou doen. Geef aan hoe belangrijk een reden voor u is. zeer belangrijk belangrijk niet belangrijk, niet onbelangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk -
dit soort incidenten hoort nu eenmaal bij het werk het voorval is niet erg genoeg een aangifte helpt toch niets aangifte zou toch niet tot vervolging leiden de politie zou weinig inspanning besteden aan deze aangifte
52
-
een eventuele straf stelt toch niets voor het traject van aangifte tot veroordeling duurt veel te lang de tijd die ik er in moet investeren is het mij niet waard ik verwacht niet dat ik een schadevergoeding zal krijgen ik wil niet het risico lopen dat de dader mijn persoonsgegevens krijgt eerdere ervaringen van mij of mijn collega’s
76. Bent u in de afgelopen 5 jaar, in uw functie van ambulancemedewerker, wel eens geconfronteerd met fysieke agressie? (wanneer het vaker is gebeurd neem dan het meest recente voorbeeld) ja nee 77. Hoe vaak is dit de laatste 5 jaar voorgekomen? 78. Heeft u het voorval bij uw werkgever gemeld? ja nee 79. Als u denkt aan alles wat uw werkgever naar aanleiding van uw melding heeft gedaan bent u daarover dan zeer tevreden tevreden niet tevreden, niet ontevreden ontevreden zeer ontevreden 80. Heeft uzelf of iemand anders het voorval bij de politie gemeld? ja nee 81. Heeft u uiteindelijk een aangiftekaart of proces verbaal ondertekend? ja nee 82. U kunt verschillende redenen hebben waarom u bij de politie aangifte heeft gedaan. Geef aan hoe belangrijk een reden voor u was. zeer belangrijk belangrijk niet belangrijk, niet onbelangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk -
hiermee kan ik voorkomen dat het ook mijn collega’s overkomt mijn werkgever verwacht dit van mij ik vind dat de politie dit moet weten, het moet ophouden om agressie en geweld tegen hulpverleners te stoppen de dader moet gepakt worden om inzicht te krijgen hoe vaak dit soort delicten voorkomen ik voel me veiliger als ik aangifte heb gedaan ik wil dat de dader gestraft wordt aangifte is mijn plicht om verzekering redenen of schadevergoeding
83. Als u denkt aan alles wat de politie naar aanleiding van uw aangifte heeft gedaan bent u daarover dan zeer tevreden tevreden niet tevreden, niet ontevreden ontevreden zeer ontevreden
53
84. Als u denkt aan alles wat justitie (openbaar ministerie en rechterlijke macht) naar aanleiding van uw aangifte heeft gedaan bent u daarover dan zeer tevreden tevreden niet tevreden, niet ontevreden ontevreden zeer ontevreden 85. Als u opnieuw slachtoffer wordt van fysieke agressie, in uw functie van ambulancemedewerker, gaat u dan aangifte doen bij de politie? ja absoluut ja waarschijnlijk misschien nee waarschijnlijk niet nee absoluut niet 86. Als u het komende jaar wordt geconfronteerd met fysieke agressie in uw functie als ambulancemedewerker, gaat u dan aangifte doen bij de politie? ja absoluut ja waarschijnlijk misschien nee waarschijnlijk niet nee absoluut niet 87. U kunt verschillende redenen hebben om dit voorval bij de politie aan te geven. Geef aan hoe belangrijk een reden voor u is. zeer belangrijk belangrijk niet belangrijk, niet onbelangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk -
om verzekering redenen of schadevergoeding ik vind dat de politie dit moet weten, het moet ophouden hiermee kan ik voorkomen dat het ook mijn collega’s overkomt aangifte is mijn plicht mijn werkgever verwacht dit van mij de dader moet gepakt worden ik wil dat de dader gestraft wordt om agressie en geweld tegen hulpverleners te stoppen om inzicht te krijgen hoe vaak dit soort delicten voorkomen ik voel me veiliger als ik aangifte heb gedaan
88. U kunt verschillende redenen hebben waarom u het voorval niet bij de politie heeft gemeld. Geef aan hoe belangrijk een reden voor u was. zeer belangrijk belangrijk niet belangrijk, niet onbelangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk -
de dader was onder invloed van alcohol en/of drugs het traject van melding tot een veroordeling duurt veel te lang de politie zou weinig inspanning besteden aan de melding ik vond melding doen te belastend eerdere slechte ervaringen met meldingen van mijzelf de tijd die ik er in moet investeren is het mij niet waard dit soort incidenten hoort nu eenmaal bij het werk
54
-
ik verwacht niet dat ik een schadevergoeding zal krijgen ik wil niet het risico lopen dat de dader mijn persoonsgegevens krijgt een melding helpt toch niets ik was bang mijn beroepsgeheim te breken de dader was niet toerekeningsvatbaar ik heb er gewoon niet aan gedacht melding te doen eerdere slechte ervaringen met meldingen van mijn collega’s melding werd me ontraden door collega's of leidinggevende(n)
89. U kunt verschillende redenen hebben waarom u geen aangiftekaart of proces verbaal heeft ondertekend. Geef aan hoe belangrijk een reden voor u was. zeer belangrijk belangrijk niet belangrijk, niet onbelangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk -
ik heb er gewoon niet aan gedacht aangifte te doen aangifte werd me ontraden door collega's of leidinggevende(n) een aangifte helpt toch niets de tijd die ik er in moet investeren is het mij niet waard het traject van melding tot een veroordeling duurt veel te lang ik was bang mijn beroepsgeheim te breken de dader was onder invloed van alcohol en/of drugs de dader was niet toerekeningsvatbaar eerdere slechte ervaringen met aangifte van mijn collega’s een eventuele straf stelt toch niets voor zeer belangrijk de politie zou weinig inspanning besteden aan mijn aangifte ik vond aangifte doen te belastend dit soort incidenten hoort nu eenmaal bij het werk ik verwacht niet dat ik een schadevergoeding zal krijgen eerdere slechte ervaringen van mijzelf met aangifte aangifte zou toch niet tot vervolging leiden ik wil niet het risico lopen dat de dader mijn persoonsgegevens krijgt
90. U kunt verschillende redenen hebben waarom u (mogelijk) geen aangifte zou doen. Geef aan hoe belangrijk een reden voor u is. zeer belangrijk belangrijk niet belangrijk, niet onbelangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk -
dit soort incidenten hoort nu eenmaal bij het werk het voorval is niet erg genoeg een aangifte helpt toch niets aangifte zou toch niet tot vervolging leiden de politie zou weinig inspanning besteden aan deze aangifte een eventuele straf stelt toch niets voor het traject van aangifte tot veroordeling duurt veel te lang de tijd die ik er in moet investeren is het mij niet waard ik verwacht niet dat ik een schadevergoeding zal krijgen ik wil niet het risico lopen dat de dader mijn persoonsgegevens krijgt eerdere ervaringen van mij of mijn collega’s
Vragen over bedreigen/ intimideren in uw functie als medewerker van een ambulancedienst Bedreiging/intimidatie: (gezinsleden) bedreigen, stalken, achtervolgen, chanteren, onder druk zetten of sturen van een dreigbrief.
55
91. Bent u in de afgelopen 5 jaar in uw functie als ambulancemedewerker wel een bedreigd en/of geïntimideerd? (wanneer het vaker is gebeurd neem dan het meest recente voorbeeld) ja nee 92. Hoe vaak is dit de laatste 5 jaar voorgekomen? 93. Heeft u het voorval bij uw werkgever gemeld? ja nee 94. Als u denkt aan alles wat uw werkgever naar aanleiding van uw melding heeft gedaan bent u daarover dan zeer tevreden tevreden niet tevreden, niet ontevreden ontevreden zeer ontevreden 95. Heeft uzelf of iemand anders het voorval bij de politie gemeld? ja nee 96. Heeft u uiteindelijk een aangiftekaart of proces verbaal ondertekend? ja nee 97. U kunt verschillende redenen hebben waarom u bij de politie aangifte heeft gedaan. Geef aan hoe belangrijk een reden voor u was. zeer belangrijk belangrijk niet belangrijk, niet onbelangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk -
hiermee kan ik voorkomen dat het ook mijn collega’s overkomt mijn werkgever verwacht dit van mij ik vind dat de politie dit moet weten, het moet ophouden om agressie en geweld tegen hulpverleners te stoppen de dader moet gepakt worden om inzicht te krijgen hoe vaak dit soort delicten voorkomen ik voel me veiliger als ik aangifte heb gedaan ik wil dat de dader gestraft wordt aangifte is mijn plicht om verzekering redenen of schadevergoeding
98. Als u denkt aan alles wat de politie naar aanleiding van uw aangifte heeft gedaan bent u daarover dan zeer tevreden tevreden niet tevreden, niet ontevreden ontevreden zeer ontevreden 99. Als u denkt aan alles wat justitie (openbaar ministerie en rechterlijke macht) naar aanleiding van uw aangifte heeft gedaan bent u daarover dan zeer tevreden tevreden niet tevreden, niet ontevreden ontevreden
56
zeer ontevreden 100. Als u opnieuw slachtoffer wordt van bedreiging en/of intimidatie in uw functie als ambulancemedewerker, gaat u dan aangifte doen bij de politie? ja absoluut ja waarschijnlijk misschien nee waarschijnlijk niet nee absoluut niet
101. Als u het komende jaar wordt geconfronteerd met bedreiging en/of intimidatie in uw functie van ambulancemedewerker, gaat u dan aangifte doen bij de politie? ja absoluut ja waarschijnlijk misschien nee waarschijnlijk niet nee absoluut niet 102. U kunt verschillende redenen hebben om dit voorval bij de politie aan te geven. Geef aan hoe belangrijk een reden voor u is. zeer belangrijk belangrijk niet belangrijk, niet onbelangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk -
om verzekering redenen of schadevergoeding ik vind dat de politie dit moet weten, het moet ophouden hiermee kan ik voorkomen dat het ook mijn collega’s overkomt aangifte is mijn plicht mijn werkgever verwacht dit van mij de dader moet gepakt worden ik wil dat de dader gestraft wordt om agressie en geweld tegen hulpverleners te stoppen om inzicht te krijgen hoe vaak dit soort delicten voorkomen ik voel me veiliger als ik aangifte heb gedaan
103. U kunt verschillende redenen hebben waarom u het voorval niet bij de politie heeft gemeld. Geef aan hoe belangrijk een reden voor u was. zeer belangrijk belangrijk niet belangrijk, niet onbelangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk -
de dader was onder invloed van alcohol en/of drugs het traject van melding tot een veroordeling duurt veel te lang de politie zou weinig inspanning besteden aan de melding ik vond melding doen te belastend eerdere slechte ervaringen met meldingen van mijzelf de tijd die ik er in moet investeren is het mij niet waard dit soort incidenten hoort nu eenmaal bij het werk ik verwacht niet dat ik een schadevergoeding zal krijgen ik wil niet het risico lopen dat de dader mijn persoonsgegevens krijgt een melding helpt toch niets ik was bang mijn beroepsgeheim te breken de dader was niet toerekeningsvatbaar ik heb er gewoon niet aan gedacht melding te doen
57
-
eerdere slechte ervaringen met meldingen van mijn collega’s melding werd me ontraden door collega's of leidinggevende(n)
104. U kunt verschillende redenen hebben waarom u geen aangiftekaart of proces verbaal heeft ondertekend. Geef aan hoe belangrijk een reden voor u was. zeer belangrijk belangrijk niet belangrijk, niet onbelangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk -
ik heb er gewoon niet aan gedacht aangifte te doen aangifte werd me ontraden door collega's of leidinggevende(n) een aangifte helpt toch niets de tijd die ik er in moet investeren is het mij niet waard het traject van melding tot een veroordeling duurt veel te lang ik was bang mijn beroepsgeheim te breken de dader was onder invloed van alcohol en/of drugs de dader was niet toerekeningsvatbaar eerdere slechte ervaringen met aangifte van mijn collega’s een eventuele straf stelt toch niets voor zeer belangrijk de politie zou weinig inspanning besteden aan mijn aangifte ik vond aangifte doen te belastend dit soort incidenten hoort nu eenmaal bij het werk ik verwacht niet dat ik een schadevergoeding zal krijgen eerdere slechte ervaringen van mijzelf met aangifte aangifte zou toch niet tot vervolging leiden ik wil niet het risico lopen dat de dader mijn persoonsgegevens krijgt
105. U kunt verschillende redenen hebben waarom u (mogelijk) geen aangifte zou doen. Geef aan hoe belangrijk een reden voor u is. zeer belangrijk belangrijk niet belangrijk, niet onbelangrijk onbelangrijk zeer onbelangrijk -
dit soort incidenten hoort nu eenmaal bij het werk het voorval is niet erg genoeg een aangifte helpt toch niets aangifte zou toch niet tot vervolging leiden de politie zou weinig inspanning besteden aan deze aangifte een eventuele straf stelt toch niets voor het traject van aangifte tot veroordeling duurt veel te lang de tijd die ik er in moet investeren is het mij niet waard ik verwacht niet dat ik een schadevergoeding zal krijgen ik wil niet het risico lopen dat de dader mijn persoonsgegevens krijgt eerdere ervaringen van mij of mijn collega’s
106. Geef aan in hoeverre onderstaande beweringen er voor u toe bijdragen dat u eerder aangifte gaat doen bij de politie wanneer u in uw functie als ambulancemedewerker geconfronteerd wordt met geweld en/of agressie zeer waarschijnlijk waarschijnlijk niet waarschijnlijk, niet onwaarschijnlijk onwaarschijnlijk zeer onwaarschijnlijk -
als u een vergoeding zou krijgen voor het doen van de aangifte van €100 als u zeker weet dat uw anonimiteit tijdens het gehele strafproces 100% gewaarborgd blijft
58
-
als de tijd tussen aangifte en veroordeling maximaal 6 maanden mag zijn als u zeker weet dat u goed op de hoogte wordt gehouden over het verloop van de strafzaak als bij dit soort zaken altijd snelrecht zou worden toegepast als straffen voor geweld en agressie tegen hulpverleners verder worden verhoog als u als aangever een vergoeding van €50 zou krijgen voor het doen van een aangifte als de straf voor daders van geweld en agressie tegen hulpverleners altijd een vrijheidsstraf is als de tijd die u met aangifte kwijt bent 100% wordt gecompenseerd in vrije tijd of in loon als de tijd die u met een aangifte kwijt bent met 150% wordt gecompenseerd in vrije tijd of loon
-
ik zal hoe dan ook geen aangifte doen
De enquête is bijna afgerond. Hieronder volgen nog een aantal algemene vragen 107. Beschouwt uzelf geweld en agressie tegen ambulancemedewerkers als een groot probleem? ja, een zeer groot probleem ja, een groot probleem niet groot, niet klein nee, een klein probleem nee, een zeer klein probleem 108. Is volgens u, binnen de regio waar u werkt, de laatste 10 jaar geweld en agressie tegen ambulancemedewerkers toegenomen? ja toegenomen gelijk gebleven nee afgenomen weet ik niet 109. Welke vorm(en) van agressie is (zijn) volgens u binnen uw regio toegenomen? meerdere antwoorden mogelijk verbale agressie bedreiging/intimidatie fysieke agressie seksuele intimidatie verhinderen van het uitvoeren van mijn werk discriminatie 110. Heeft de RAV waar u werkt beleid ten aanzien van agressie en geweld tegen ambulancemedewerkers? ja nee weet niet 111. Is er binnen uw RAV de afspraak dat wanneer u wordt geconfronteerd met agressie en geweld in uw functie als ambulancemedewerker dit altijd intern dient te worden gemeld? ja nee weet ik niet 112. Is er binnen uw RAV een interne afspraak of procedure voor het melden van incidenten met betrekking tot agressie en geweld? ja nee weet ik niet 113. Volgt u deze procedure of afspraak ook altijd? ja nee 114. Kunt u hieronder aangeven waarom u dat niet doet (meerdere antwoorden mogelijk) soms vind ik het feit niet ernstig genoeg dan meld ik het niet het meldingssysteem is niet gebruiksvriendelijk
59
ik weet niet hoe ik het precies moet melden ik vergeet het soms gewoon ik heb geen zin in de vervolgprocedure die er aan vast zit ze doen toch niets met die meldingen op die manier wordt een klein probleem allen maar groter sommige dingen horen nu eenmaal bij dit werk ik meld alleen echt serieuze zaken 115. Is er binnen de RAV waar u werkt de afspraak dat bij agressie of geweld tegen u als ambulancemedewerker altijd aangifte wordt gedaan bij de politie? ja nee weet ik niet 116. Worden incidenten van geweld en agressie tegen medewerkers binnen uw RAV intern geregistreerd? ja nee weet ik niet 117. Wordt er naar uw gevoel binnen de RAV waar u werkt voldoende aandacht besteed aan het onderwerp geweld en agressie tegen ambulancemedewerkers. te veel aandacht voldoende aandacht niet voldoende, niet onvoldoende aandacht onvoldoende aandacht veel te weinig aandacht 118. Bent u tevreden over de wijze waarop uw werkgever om gaat met incidenten van geweld en agressie tegen ambulancemedewerkers? zeer tevreden tevreden niet tevreden, niet ontevreden ontevreden zeer ontevreden 119. Is bij u de bereidheid om aangifte te doen van een incident van geweld of agressie in relatie tot uw functie als ambulancemedewerker de afgelopen 2 jaar veranderd? nee die is ongewijzigd ja, de bereidheid om aangifte te doen is toegenomen. ja, de bereidheid om aangifte te doen is afgenomen 120. Heeft u zelf nog ideeën hoe de aangiftebereidheid onder ambulancemedewerkers vergroot kan worden dan kunt u deze hieronder in het tekstvak vermelden. Ook andere opmerkingen m.b.t. dit onderwerp of deze enquete kunt u hieronder vermelden. Einde van de enquete Hartelijk dank voor de medewerking aan deze enquête. Over de resultaten van dit onderzoek zal ik u in maart 2013 informeren. Daarbij zal niets tot individuele personen herleidbaar zijn. Indien u nog vragen heeft over dit onderzoek kunt u mailen naar
[email protected] Vriendelijke groet Mark de Laat
60
Vragen open interviews managementleden Opzet: Voorafgaand aan het interview wordt geïnventariseerd wie zich binnen het management van de RAV bezig houdt met de problematiek van geweld en agressie tegen ambulancemedewerkers. Met deze persoon wordt een afspraak gemaakt voor een interview over de dit onderwerp met speciale aandacht voor aangiftebereidheid. In principe is het een open gesprek dat op een geluidsdrager wordt opgenomen en achteraf wordt uitgewerkt. In het gesprek moeten de vragen zoals hieronder aangegeven aanbod komen. Respondenten krijgen een samenvating van het gesprek toegestuurd met het verzoek het verslag te fiatteren. Het interview is in principe niet anoniem. Vragen personalia: Naam van geïnterviewde? Functie? Werkzaam bij welke RAV? Jaren in dienst van de organisatie?
Vragen algemeen: Is geweld en agressie tegen ambulancemedewerkers een probleem binnen de eigen RAV? Hoe vaak komt geweld en agressie tegen ambulancemedewerkers voor binnen de eigen RAV? Is het de laatste jaren volgens u toegenomen, gelijk gebleven of minder geworden?
Vragen m.b.t. beleid: Heeft de RAV beleid/ protocol m.b.t. geweld en agressie tegen ambulancemedewerkers? Zijn er afspraken over melden van incidenten? Hoe zien die eruit? Zijn er afspraken over registratie van incidenten? Hoe zien die eruit? Zijn er afspraken over aangifte bij politie van incidenten? Hoe zien die eruit?
Vragen m.b.t. aangiftebereidheid Hebben medewerkers de afgelopen 5 jaar incidenten van agressie en geweld bij de RAV gemeld? Hebben medewerkers van uw ambulancedienst de afgelopen 5 jaar aangifte gedaan bij politie? Heeft u als werkgever de afgelopen 5 jaar aangifte gedaan namens een medewerker of namens de RAV n.a.v. incidenten m.b.t. agressie en geweld? Zijn er aanwijzingen dat de aangiftebereidheid bij ambulancemedewerkers afneemt? Kost het meer of minder moeite mensen te bewegen aangifte te doen na incidenten? Zijn uw medewerkers volgens u meer aangifte bereid wanneer ze beroepsmatig met delicten in aanraking komen dan als burger? Is de aangifte bereidheid van uw medewerkers de afgelopen vijf jaar terug gelopen en zo ja hoe komt dit?
61
Welke maatregelen zijn er binnen uw organisatie de afgelopen vijf jaar ondernomen om de aangiftebereidheid te verhogen? Welke maatregelen zou u als werkgever nog kunnen nemen om de aangiftebereidheid te vergroten? Zouden volgens de respondent de volgende opties de aangiftebereidheid verhogen a)
Indien aangever 100% verzekerd zou zijn dat zijn identiteit gedurende het gehele strafproces absoluut anoniem zou blijven.
b) Indien de straffen voor geweld en agressie tegen hulpverleners verder zouden worden verhoogt c)
Indien er altijd vrijheidstraffen (dus geen werkstraf of boete) zouden staan op geweld en agressie tegen hulpverleners.
d) Indien er duidelijke terugkoppeling zou zijn vanuit het openbaar ministerie richting slachtoffers over het verloop van een strafzaak e)
Indien iemand zeker weet dat het juridische traject (van aangifte tot een eventuele veroordeling) binnen een termijn van 6 maanden is afgehandeld
f)
Indien de tijd die iemand met een aangifte kwijt is 100% wordt gecompenseerd in vrije tijd of in loon.
g)
Indien de tijd die iemand met een aangifte kwijt is 150% gecompenseerd wordt in vrije tijd of in loon.
h) Indien de aangever een vergoeding zou krijgen voor het doen van de aangifte van €50 i)
Indien de aangever een vergoeding zou krijgen voor het doen van de aangifte van €100 Welke optie zou volgens u het meest effectief zijn om de aangifte bereidheid te verhogen? Zijn hierbij opties waarvan u vindt dat de werkgever hierin een rol kan spelen (bijv vergoeding, vrije tijd)?
Persoonlijke mening: Ervaart u zelf geweld en agressie tegen ambulancemedewerkers als een serieus probleem? Vindt u aangiftebereidheid zelf belangrijk en waarom wel of niet? Zou u zelf altijd aangifte doen van een aangiftewaardig incident als medewerker van een ambulancedienst? Vindt u dat de aangifte bereidheid moet worden verhoogd? Hebt u zelf vertrouwen in de juridische afhandeling (van aangifte tot aan uitspraak) van de aangifte? Wat zou de aangiftebereidheid van ambulancemedewerkers volgens u kunnen verhogen? Wat vindt u de rol van de leidinggevende in dezen?
62
Plan van Aanpak
63
Onderzoek onderwerp Agressie en geweld tegen personen “die er niet om gevraagd hebben”, lees hulpverleners, zoals medewerkers van politie, brandweer en ambulance is een veel besproken onderwerp. Wanneer het gebeurd kan het rekenen op brede maatschappelijke verontwaardiging. Vrijwel iedereen vindt geweld tegen hulpverleners onacceptabel. De overheid, politiek, justitie, media en de beroepsgroep zelf besteden veel aandacht aan het onderwerp. De roep om een harde aanpak van zowel het probleem als van de daders is luid. Er zijn landelijke programma’s gericht op werkgevers, werknemers, maatschappij en daders om dit soort agressie en geweld terug te dringen. Het is de afgelopen jaren mogelijk gemaakt dat extra hoge straffen worden geëist en bij veroordelingen ook worden uitgesproken. Er is discussie of er (nog steeds)sprake is van een stijgende lijn in geweld en agressie tegen hulpverleners. Lijkt dit enkel zo omdat het onderwerp zoveel aandacht krijgt waardoor er ook beter en efficiënter wordt geregistreerd, of is het ook zo? Waar Sire in spotjes ons laat geloven dat het geweld nog steeds toeneemt, geven cijfers van de overheid juist een dalende tendens weer. Feit is dat er bijna dagelijks artikelen over het onderwerp staan in de kranten en het is een dankbaar onderwerp voor actualiteitenrubrieken. Volgens sommigen zou de dalende lijn, geconstateerd door het programma Veilige Publieke Taak van het ministerie van Binnenlandse Zaken, onder ambulancemedewerkers veroorzaakt worden door de lage bereidheid tot aangifte bij deze beroepsgroep. Er zou zelfs na een aanvankelijke stijging nu steeds meer sprake zijn van een dalende aangiftebereidheid.(VK.nl 09/01/12/ Smeekes in Zorgvisie). Wanneer dit zo is, zou dit een zorgelijke ontwikkeling zijn. Het sluit ook niet aan bij de wens die wordt uitgesproken in tal van beleidsnotities en het overheid streven (o.a. programma Veilige Publieke Taak) dat de aangiftebereidheid juist moet worden bevorderd. Aangifte wordt om meerdere redenen belangrijk gevonden. Ten eerste maakt aangifte het probleem inzichtelijk, het geeft een beeld van de aard en omvang. Daarnaast wordt beleid en opsporingsprioriteiten vaak beïnvloedt door aangiftecijfers. Dus om te zorgen dat het onderwerp zijn prioriteit houdt is aangifte van belang. Voor politie en het Openbaar Ministerie is een aangifte een noodzaak om een strafrechtelijke aanpak van de daders op te kunnen starten wat vaak ook weer van belang is voor het rechtvaardigheidsgevoel en de verwerking bij slachtoffers. Zonder aangifte is de kans groter dat daders zonder straf wegkomen. Ook vanuit oogpunt van preventie is dit onwenselijk. Het is dus belangrijk dat de beroepsgroep geweld en agressie als onacceptabel ziet en daar ook tegen op wil treden. Een belangrijke stap is daarin de bereidheid tot aangifte tegen daders. Zoals hierboven aangegeven is dit in de praktijk mogelijk een probleem. De redenen waarom ambulancemedewerkers geen aangifte willen doen kunnen divers zijn. Mogelijk zit het in de mensen en is de beroepsgroep minder aangiftebereid dan de “gemiddelde” burger. Of misschien vindt men de agressie zelf niet van dien aard dat er aangifte moet worden gedaan en wordt het gewoon als een beroepsrisico beschouwd. Ook vraagstukken als anonimiteit en represailles na aangiften kunnen mogelijk aangifte belemmerend werken. Of men ziet op tegen de rompslomp die een aangifte met zich meebrengt. Een andere belangrijke reden zou kunnen zijn dat de slachtoffers geen vertrouwen hebben in de juridische afhandeling van de aangifte. In gesprekken hierover wordt nogal eens gesuggereerd dat zaken toch worden geseponeerd, aangifte tot niets leidt of dat de dader er met een lichte straf afkomt en van zwaarder straffen niets terecht komt. Dat duidt op een negatief beeld over de afwikkeling van dergelijke aangiften. In dezelfde gesprekken lijkt soms ook het vertrouwen te ontbreken dat aangifte daadwerkelijk bij zal dragen aan het terug dringen van geweld en agressie tegen hulpverleners. Dit soort signalen zullen de bereidheid om aangifte te doen eerder doen dalen dan wordt bevorderd zoals de overheid wenst. Om meer inzicht te krijgen wat ambulancemedewerkers mogelijk belemmerd bij het doen van aangifte zal in dit onderzoek worden gekeken naar de aangiftebereidheid van ambulancemedewerkers in vijf oostelijke veiligheidsregio’s. Is hun aangiftebereidheid gelijk aan die van de gemiddelde burger in Nederland en hoe staan ze tegenover het doen van aangifte als hen in hun werk iets overkomt. Vervolgens wordt gekeken of er op basis van de bevindingen aanbevelingen te doen die hun aangiftebereidheid kan vergroten? Beantwoording van deze vragen zou mede richting kunnen geven aan toekomstig beleid.
Probleem- en vraagstelling Bovenstaande inleiding brengt mij tot de volgende probleemstelling:
64
De bereidheid bij ambulancemedewerkers om aangifte te doen van agressie of geweld tijdens hun werk is laag en lijkt eerder af dan toe te nemen ondanks het overheidsbeleid dat aangifte doen moet bevorderen. Het is wenselijk dat deze tendens wordt gekeerd. De oplossing van dit probleem draagt immers bij aan iets wat in menig beleidsdocument wordt onderschreven en uitgedragen "het vergroten van de aangifte bereidheid na daden van agressie en geweld tegen personen met een publieke taak". De praktijkdoelstellingen die hier uit voort komt luiden dan ook: 1.
2.
Inzicht verkrijgen inde factoren die bij ambulancemedewerkers belemmerend werken op het besluit om aangifte te doen bij de politie nadat ze geconfronteerd zijn met geweld of agressie tegen hun persoon terwijl ze in functie waren als ambulancemedewerker. Bijdragen aan een zo groot mogelijke aangiftebereidheid bij ambulancemedewerkers die geconfronteerd zijn met een daad van agressie of geweld tegen hun persoon door na te gaan wat hun aangiftebereid kan vergroten.
Om deze probleemstelling en de gewenste situatie te onderzoeken is onderstaande vraagstelling geformuleerd: Wat is de mate van aangifte bereidheid bij ambulancemedewerkers in vijf oostelijke Regionale Ambulance Voorzieningen (RAV-en) die zijn of worden geconfronteerd met agressie of geweld tijdens het werk en welke factoren kunnen deze aangiftebereidheid vergroten? De bovenstaande vraagstelling kan worden beantwoord met de volgende deelvragen: 1. Wat zijn de bepalende factoren voor de aangiftebereidheid van mensen in het algemeen? 2. Is er een verschil in aangiftebereidheid tussen ambulancemedewerkers in vijf oostelijke RAV-en en de Nederlandse burger? 3. Verschilt de aangiftebereid van de ambulancemedewerkers, in de vijf oostelijke RAV-en, die in functie te maken krijgen met een voorval ten opzichte van hun aangiftebereidheid wanneer een vergelijkbaar voorval hen treft als burger? 4. Zijn er aanwijzingen dat ambulancemedewerkers in het algemeen en de onderzochte groep in het bijzonder geconfronteerd met agressie of geweld in de voorbije periode minder bereid zijn geraakt aangifte te doen? 5. Zijn er aanbevelingen te doen die de aangiftebereidheid onder ambulancemedewerkers in oost Nederland geconfronteerd met agressie of geweld kunnen verhogen?
Onderzoeksopzet Dit onderzoek kent een kwalitatief en een kwantitatief deel. Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen wordt eerst een beschrijvend (kwantitatief) en vervolgens verklarend (kwalitatief) onderzoek gedaan. Uitvoering: Deelvraag: 1. Wat zijn de bepalende factoren voor de aangiftebereidheid van mensen in het algemeen? Operationalisatie Deelvraag 1 zal aan de hand van literatuur uit vooral de criminologie en psychologie beantwoordt worden. Tijdsinvestering: 70 uur
Deelvragen: 2. Is er een verschil in aangiftebereidheid tussen ambulancemedewerkers in vijf oostelijke RAV-en en de Nederlandse burger? 3. Verschilt de aangiftebereid van de ambulancemedewerkers, in de vijf oostelijke RAV-en, die in functie te maken krijgen met een voorval ten opzichte van hun aangiftebereidheid wanneer een vergelijkbaar voorval hen treft als burger? zal beantwoord worden door middel vaneen online survey en mondelinge interviews Operationalisatie
65
Door middel van een online survey zal de gehele groep van ambulanceverpleegkundigen en ambulancechauffeurs van de vijf oostelijke veiligheidsregio’s bevraagd worden over hun aangiftebereidheid. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van de vragen van de slachtoffer enquêtes zoals gebruikt door CBS, die zijn uitgewerkt in de Veiligheidsmonitor. De vragen beschrijven een aangiftewaardig voorval. Vervolgens wordt gevraagd of de respondent het voorval heeft meegemaakt en of hij hiervan aangifte heeft gedaan. Wanneer dit zo is wordt gekeken waarom hij dit heeft gedaan en hoe tevreden de respondent over het verdere verloop is. Wanneer hij geen aangifte heeft gedaan wordt gekeken wat de redenen zijn die hem hiervan weerhielden. Wanneer de respondent het incident in de afgelopen vijf jaar niet heeft meegemaakt wordt hem gevraagd of hij denkt dat hij aangifte zal doen als hem in het komende jaar het voorval overkomt. De vergelijking van de resultaten met de uitkomsten uit de veiligheidsmonitor zal een goed beeld geven of de aangiftebereidheid van deze ambulancemedewerkers afwijkt van dat van de Nederlandse burger. Vervolgens worden vergelijkbare vragen gesteld maar dan over incidenten die de respondent overkomen in het werk als ambulanceverpleegkundige of ambulancechauffeur. Door deze antwoorden te vergelijken met de eerder gegeven antwoorden wordt een antwoord op vraag 3 verkregen. Ook zal de online survey enkele vragen bevatten Wanneer op grond van de antwoorden blijkt dat men geen aangifte zou richt de vragenlijst zich op de vraag of er factoren zijn die de aangiftebereidheid positief kunnen beïnvloeden. Indien mogelijk worden daarnaast enkele medewerkers geïnterviewd die te maken hebben gehad met geweld en agressie en besloten hebben hiervan geen aangifte te doen. Hen zal gevraagd worden wat hierbij hun overwegingen waren. Tijdsinvestering: 100 uur
Deelvraag: 4. Zijn er aanwijzingen dat ambulancemedewerkers in het algemeen en de onderzochte groep in het bijzonder geconfronteerd met agressie of geweld minder bereid zijn geraakt aangifte te doen? zal deels worden beantwoord via literatuurstudie, deels via interviews en via een online survey. Operationalisatie Het antwoord op deze vraag zal gegeven worden via literatuuronderzoek, de online survey en open interviews (kwalitatief) met managementleden van de betrokken RAV-en binnen de vijf oostelijke veiligheidsregio’s die zich bezig houden met de zorg voor medewerkers die geconfronteerd zijn met geweld en agressie. In deze laatste interviews komt de vraag aan de orde of het hen moeite kost om de medewerkers te motiveren om aangifte te doen en of zij een daling zien in de aangiftebereidheid? Daarnaast wordt er geprobeerd enkele ambulancemedewerkers te interviewen die in het verleden aangifte hebben gedaan na een incident van geweld en agressie tegen hun persoon in hun functie als hulpverlener. Zouden zij in een vergelijkbare situatie wederom aangifte doen? Of heeft de afhandeling van hun aangifte geleid tot een verminderde aangiftebereidheid? Het idee hierachter is dat zij de ambassadeurs zouden moeten zijn van aangiftebereidheid. Bij beide groepen zal aandacht zijn voor de vraag hoe volgens hen de aangiftebereidheid is te verhogen. In de online survey worden vragen opgenomen of ambulancemedewerkers zelf de indruk hebben dat hun aangifte bereidheid de afgelopen jaren is afgenomen, gelijk gebleven of is toegenomen Tijdsinvestering: 100 uur
Deelvraag: 5. Zijn er aanbevelingen te doen die de aangiftebereidheid onder ambulancemedewerkers in oost Nederland geconfronteerd met agressie of geweld kunnen verhogen? zal beantwoord worden door een verbinding te maken tussen de uitkomsten van het literatuuronderzoek, interviews en de online survey Uit de literatuurstudie zullen een aantal factoren worden verzameld die de aangiftebereidheid mogelijk kunnen beïnvloeden. Hierin zal een keuze worden gemaakt voor factoren die door de werkgever
66
beïnvloedbaar zijn en welke een redelijke kans hebben om geïmplementeerd te worden. Deze zullen in de gesprekken met management vertegenwoordigers van de RAV-en worden besproken op hun haalbaarheid. Deze factoren zullen vervolgens in de online survey onder ambulancemedewerkers worden meegenomen om te beoordelen of ze daadwerkelijk hun aangiftebereidheid zouden verhogen.
Tijdsinvestering: 30 uur Totale tijdsinvestering: 300 uur Planning • • • • • • • • • •
Ontwerp van het onderzoek Literatuurstudie, verslag in hoofdstuk 1 Ontwikkelen online survey Literatuurstudie, verslag in hoofdstuk 2,3 en 4 interviews, uitzetten online survey online survey, interviews, verslag in hoofdstuk 6 Uitwerking, verslag Conclusies, aanbevelingen, verslag in hoofdstuk 7 Concept Masterthesis gereed Definitief
april mei –juni juli, augustus juli-augustus september september - oktober november- december december december december
67